Report plenary meeting
Actuele vraag over de organisatie van opvang en onderwijs tijdens de coronapandemie
Actuele vraag over de opstart van de lessen op school
Report
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, het is al even duidelijk dat de organisatie van de heropstart van de scholen, het eerste, tweede en zesde leerjaar, in combinatie met de noodopvang voor de kinderen in de andere leerjaren en in combinatie met voor- en naschoolse opvang geen evidentie is. En het zorgt voor heel wat organisatorische problemen, zowel op het vlak van infrastructuur als qua personeel.
De Vlaamse Regering heeft gisteren beslist om steden en gemeenten te laten bijspringen, en ze voorzien daarvoor zelfs een bedrag van 30 euro per leerling per dag. Dat lijkt mij een zeer royaal bedrag, dat is ook goed. Maar ik vrees dat daarmee nog niet alle problemen zijn opgelost. Je blijft met het probleem zitten dat je contactbubbels moet behouden voor voorschoolse en naschoolse opvang, voor kinderen die les hebben, en voor kinderen die in de noodopvang zitten. Je mag die niet mengen, dus het probleem van personeel en ruimte is eigenlijk nog niet opgelost. Dat blijft hetzelfde.
De Vlaamse Regering heeft dat ook ingezien, en houdt een slag om de arm. Zij zeggen: scholen kunnen uiteindelijk ook nog wel beslissen om niet of gedeeltelijk open te gaan. Dat is natuurlijk voor heel wat ouders bijzonder moeilijk. Zij gaan bij wijze van spreken tot de laatste dag in onzekerheid zitten. Ze moeten zelf gaan werken, ze zitten op hun tandvlees en toch is niet duidelijk of hun kind naar school of naar de opvang zal kunnen gaan. Kan het in de na- en voorschoolse opvang terecht? Want voor sommigen is dat natuurlijk ook heel belangrijk, want niet iedereen heeft om vier uur gedaan. Er zijn dus nog altijd heel veel vragen.
Wat ook ontbreekt, minister, en er zijn heel wat organisaties die daarover aan de alarmbel trekken, is het kindperspectief. Hoe gaan kinderen dat ervaren, hoe zit het met hun mentaal welzijn in de omgeving waarin ze zullen terechtkomen? Ze weten nog niet bij welke juf of welke vriendjes ze terechtkomen, hoe ze kunnen spelen. Dat perspectief ontbreekt volledig.
Minister, we hebben een draaiboek van Onderwijs, maar daar tegenover staat een draaiboek van Kind en Gezin. Dat gaat over opvang, en de noodopvang die steden en gemeenten zullen organiseren valt daar eigenlijk onder. Daar staan richtlijnen in die helemaal anders zijn dan de richtlijnen in Onderwijs.
En uw vraag luidt?
De richtlijnen over afstand zijn bijvoorbeeld helemaal anders, net zoals de richtlijnen over de mondmaskers.
Dat is geen vraag.
Ook de richtlijnen over de oppervlakte en de sociale bubbels zijn anders.
Collega Meuleman?
De vraag luidt: hoe is het mogelijk dat je twee verschillende draaiboeken krijgt, enerzijds van opvang en Kind en Gezin, en anderzijds van Onderwijs, die niet op elkaar afgestemd zijn? Kunt u die op elkaar afstemmen, zodat duidelijk wordt welke richtlijnen men moet volgen?
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Vorige week gaf ik het al aan: onze directeurs zijn ware acrobaten. Ze slagen er perfect in om alle borden die ze voorgeschoteld worden, in de lucht te houden. En die directeurs en schoolbesturen zijn nu volop aan het rekenen. Hoeveel vierkante meter hebben we nodig? Hoeveel kinderen kunnen er in een klas? Hoeveel personeelsleden hebben we nodig om zowel de leerlingen van het eerste, tweede als het zesde leerjaar te ontvangen? En vooral: hoe kunnen we onze personeelspuzzel het best leggen om zowel de preteaching als de opvang in goede banen te leiden?
Het wordt duidelijk dat de economie opnieuw mag opstarten, met toch heel veel ondersteuning van de Vlaamse overheid. Dat betekent ook dat meer ouders mogen gaan werken en er dus meer opvang nodig is. En opnieuw gingen die acrobaten, die directeurs aan het rekenen. Plots kwamen ze tot de constatatie dat ze eigenlijk andere normen moesten gebruiken voor de opvang die ze ook moeten organiseren, vergeleken met de eerder gebruikte normen.
De voorschriften zijn verschillend, mevrouw Meuleman gaf het ook al aan. Een aantal directeurs klopten bij mij aan, en zeiden mij letterlijk dat ze niet meer wisten hoe ze het moeten uitleggen dat kinderen ’s morgens in de buitenschoolse opvang zitten, daarna in een andere bubbel in de klas, daarna in de noodopvang, waar er misschien ook kinderen uit de klasbubbel zitten, en dan opnieuw naar de buitenschoolse kinderopvang gaan.
Er was bijvoorbeeld ook een juf die mij belde. Zij geeft les in het zesde leerjaar, maar ze moet ook in de noodopvang staan. In de ene rol moet ze constant een mondmasker dragen, en in de opvang is dat alleen nodig bij het halen en brengen van kinderen. Ze vroeg om haar dat uit te leggen. En zo zijn er nog wel een aantal voorbeelden.
Onze directeurs kunnen geen tien borden in de lucht houden als ze tussendoor ook nog eens het servies moeten afwassen. Minister, steunt u ons pleidooi? Zult u de initiatieven nemen om tot een zo groot mogelijke eenduidigheid te komen over de veiligheidsvoorschriften voor de personeelsleden die de komende weken in welke rol dan ook zullen instaan voor de opvang of het onderwijs van onze kinderen?
De heer D'Haese heeft het woord.
Minister, sinds 20 april, na de paasvakantie, moeten leerkrachten opnieuw preteaching aanbieden. Sinds begin deze week moeten ze de kinderen opvangen van ouders die weer moeten gaan werken. Vanaf 18 mei moeten ze bovendien opnieuw les gaan geven in de school, in de klas. Ondertussen is het heel belangrijk dat zij zeer veel aandacht hebben voor leerlingen in kwetsbare situaties en ervoor zorgen dat ze die meekrijgen. Veel werk op de plank.
En wat doet u ondertussen? U lijkt wel bezig met het wereldkampioenschap ballonnetjes oplaten of zo. Ik snap echt niet waarom het nu nodig is om midden in de aanpak van de coronacrisis, terwijl iedereen zich de benen van onder het lijf loopt, het ene na het andere ideetje te lanceren over de loopbaan van de leerkracht en wat weet ik allemaal, zonder enig overleg. Blabla. U noemt dat zaadjes planten of blabla. Ik noem dat profileringsdrang, terwijl op het terrein directies en leerkrachten keihard aan het werken zijn om hun leerlingen vooruit te krijgen.
Ik weet niet of u het vanuit de tv-studio's merkt, minister, maar op het terrein zitten de mensen in de scholen met de handen in het haar. Ik had gisteren nog een leerkracht aan de lijn die 22 leerlingen heeft, die hij allemaal persoonlijk via de telefoon probeert vast te krijgen. Dat is al een dagtaak op zich, zegt hij. Daarnaast moet hij preteaching voorzien, is hij zijn lessen aan het voorbereiden voor wanneer de scholen heropstarten en terwijl nu ook wordt gezegd dat hij nu ook opvang zal moeten organiseren. Een mens vraagt zich af of die ministers denken dat het een of andere superman is of zo.
Het is niet zo heel moeilijk om te begrijpen. Het had een rekensommetje uit de lagere school kunnen zijn. Als de helft van de klassen weer les moeten krijgen, en die klassen moeten in tweeën gesplitst worden, dan moet je geen genie zijn om uit te rekenen dat je met de klassen en de leerkrachten niet genoeg hebt om dan ook nog preteaching en opvang te voorzien. Dat wordt nu ook duidelijk.
Er wordt nu ook naar oplossingen gezocht. Maar u speelt de bal terug naar de scholen en zegt dat als het niet lukt, men later kan openen of niet openen. Minister, probeer u eens in te leven in wat ouders vandaag meemaken. Zij zitten al wekenlang thuis met hun kleine mannen, preteaching te geven tussen het telewerken door. Ze moeten binnenkort misschien opnieuw gaan werken. Ze hadden gehoopt dat hun kind misschien weer les zou krijgen of op zijn minst opvang zou krijgen.
En uw vraag luidt?
Nu wordt dat allemaal op losse schroeven gezet omdat u moet terugkrabbelen omdat het niet goed doordacht was. Mijn vraag is: kunt u garanderen dat zowel de preteaching, de opvang, als de lessen op school in veilige omstandigheden zullen kunnen gebeuren zoals gepland?
Minister Weyts heeft het woord.
Het is een vaststelling dat de scholen het vandaag al druk hebben. We hebben ervoor gezorgd dat op 15 mei een aantal leerjaren kunnen opengaan. Dan zal het nog drukker worden. Dat zou betekenen dat men op dat moment maar liefst drie taken moet combineren: organisatie van het afstandsonderwijs, verzorgen van opvang en het geven van les aan de leerjaren die opengaan. Dat is voor heel wat scholen gewoon te veel. Daarom hebben we in de schoot van de Vlaamse Regering daarvoor een oplossing voorzien. We proberen altijd zo maximaal mogelijk te zorgen voor oplossingen voor praktische problemen. Dan hoor ik altijd dat het te veel is, te weinig, te laat. Dat zal allemaal wel zijn, maar we doen het maar, hé. We doen dat als Vlaamse Regering, als team. Dit is een akkoord dat we gesloten hebben met minister Beke en minister Somers.
Dat is een goed akkoord, waarbij we ervoor zorgen dat als dat nodig is, een taak wordt weggenomen van bij de scholen, wat absoluut zal zorgen voor een verlaging van de druk op die scholen. Ik ben heel dankbaar dat we dat akkoord bereikt hebben. We voorzien inderdaad een royale vergoeding. Het is eigenlijk een cascade van beslissingen. Wanneer een school zegt dat ze die drie taken niet aankan, dan kan men zich richten tot de lokale besturen die vervolgens opvang kunnen organiseren, al dan niet samen met een externe partner, ook altijd met betrokkenheid van de school, al was het maar om dat afstandsonderwijs te organiseren. Net zoals we dat doen in de Vlaamse Regering, pakken we dat lokaal samen aan. We voorzien concrete problemen van concrete oplossingen door samen te werken en met enig begrip, met enige soepelheid. Maar het werkt wel.
Omdat we op 18 mei volop starten, kunt u dan wel zeggen dat dat wel vroeger had gekund. Dat is allemaal juist. Maar de oplossingen zijn er wel. En we zorgen ook voor een concrete financiering voor die scholen. We hebben onze draaiboeken, we verfijnen die constant en vullen die altijd aan met heel praktisch gerichte antwoorden op heel praktische problemen.
En wees ook daar intellectueel eerlijk, mensen. We moeten constant de evenwichtsoefening maken: enerzijds moet het maximaal doenbaar zijn en anderzijds maximaal veilig. We zoeken steeds dat optimum. Daarom hebben we ook besloten dat het draaiboek inzake preventie en veiligheid voor de scholen overeind blijft. Wat betreft de organisatie van de opvang buiten de scholen kijken we in eerste instantie naar het draaiboek dat is uitgewerkt voor de buitenschoolse opvang. Daar zit enige ratio in. Ook dat zullen we finetunen.
De verschillen ter zake zijn beperkt. Blaas ze alstublieft niet op! Het verschil inzake mondmaskers bijvoorbeeld is 4 mei en 15 mei. Waarom is het in het draaiboek voor onderwijs op 15 mei? Omdat op dat moment de nieuwe leerjaren opengaan en er effectief les wordt gegeven. Dat is een andere toestand dan enkel het voorzien in opvang. Dat vloeit daaruit voort.
We maken de moeilijke oefening om het optimum te zoeken tussen veiligheid en haalbaarheid. We willen dat een lokale vertaalslag geven. Dat is de bedoeling. Dus ja, er zijn regels. We maken een onderscheid tussen maatregelen/verplichtingen en richtlijnen/aanbevelingen om ervoor te zorgen dat het én veilig én doenbaar is.
Minister, er zitten toch grote verschillen in die draaiboeken. Het draaiboek van het agentschap Opgroeien van Kind en Gezin zet naast veiligheid toch ook wel echt het welbevinden van kinderen en ouders centraal, en ik vind dat niet onbelangrijk.
U zegt dat we het niet moeten opkloppen, maar ik zou de verschillen ook niet minimaliseren. Inzake social distancing gaat het in het draaiboek van Kind en Gezin over volwassenen en kinderen ouder dan 12 jaar. Dat maakt natuurlijk een groot verschil voor scholen. Mondmaskers moeten enkel bij volwassenen onderling. Als kinderen niet moeten kijken naar een leerkracht met een mondmasker aan, dan kan er veel expressiever les worden gegeven. Dat maakt toch wel een groot verschil.
Er zijn geen maximumaantallen en er zijn geen oppervlaktebeperkingen. In hetzelfde gezin kan een broertje of zusje onder een andere regeling vallen als het in de noodopvang zit of op school. Dat is toch absurd, temeer omdat de regels van onderwijs bijzonder moeilijk te handhaven zijn en ervoor zorgen dat het in de praktijk, ondanks de premie van 30 euro, nog altijd moeilijk realiseerbaar zal zijn om in voldoende ruimte en personeel te voorzien. Kunt u de regels toch niet afstemmen, want dat is noodzakelijk om duidelijkheid te verschaffen op het terrein en om de organisatie op 15 en 18 mei haalbaar te maken.
Minister, ik dank u voor uw antwoord, maar – met alle respect – het gaat niet enkel over intellectuele eerlijkheid. U zegt dat het maximaal doenbaar en veilig moet zijn, en iedereen gaat daarmee akkoord, maar deze zaken zijn moeilijk uit te leggen op het terrein. Ik kreeg heel veel vragen van scholen, maar ook van lokale besturen die zich nu moeien met de opvang omdat ze de richtlijnen hebben gelezen. Ze stellen zich ook de vraag hoe het kan dat die zaken zo verschillend zijn. Een begeleider in de opvang moet geen mondmasker dragen, maar een leerkracht moet wel lesgeven met een mondmasker. Dat is heel moeilijk uit te leggen. Kunnen we dit beter op elkaar afstemmen, met het idee van haalbaarheid en veiligheid in het achterhoofd?
De heer D’Haese heeft het woord.
Minister, u bent de minister die hier heeft gezegd dat u niet altijd een maar twee stappen vooruitdenkt. We horen hier nu al twee weken wat een fantastisch plan u hebt uitgewerkt voor de heropening van de scholen. We hebben gezegd dat daar zeker goede stukken in zitten, maar nu zegt u dat wat u gepland hebt, voor heel veel scholen te veel is. Het is wel het een of het ander natuurlijk. Uw eigen coalitiepartner zegt dat het tijd wordt dat u niet de minister van aankondigingen wordt maar de minister van oplossingen. Voor één keer kan ik een van uw coalitiepartners bijtreden. Dat is effectief dringend nodig.
U zegt dat er oplossingen zijn maar niet in alle scholen. Er zullen scholen zijn die het recht hebben om niet te openen of later te openen. Ouders die er dan voor kiezen om hun kinderen nog verder thuis op te vangen en er op die manier voor zorgen dat uw plan niet volledig in het water valt, mogen dat niet in hun portefeuille voelen. Dat is nu wel het geval. Met de ouderschapsverlofregeling zoals die vandaag is afgesproken, verliezen mensen met een gemiddeld inkomen de helft van hun loon. Ik weet dat dit niet uw bevoegdheid is, maar aangezien uw plan niet verder kan helpen, kunt u dan niet aandringen bij uw federale collega's om ervoor te zorgen dat die mensen dat niet in hun portefeuille voelen?
De heer Laeremans heeft het woord.
Mijn vrouw ziet op haar school ook hoe moeilijk het is om die drie taken te combineren. Je moet dan kunnen toveren. Het is goed dat de Vlaamse Regering daar een oplossing probeert aan te geven. Het is me toch niet helemaal duidelijk of het aanbevelingen zijn of richtlijnen. U zegt: ‘Men kan zich richten tot het lokale bestuur en die kunnen dan ...’ Dat is veel kunnen. Moeten zij dat of niet? Dat is niet duidelijk.
Ik sluit me aan bij de vraag van anderen: opvang en onderwijs praktisch meer op elkaar afstemmen zodat het voor de kinderen duidelijker zal zijn en ook voor mensen die van het ene naar het andere zullen moeten hoppen, zowel leerkrachten als andere mensen van bijvoorbeeld een cultureel centrum die opeens opvang van kinderen gaan doen.
De heer Schiltz heeft het woord.
Minister, ik ben het helemaal met u eens. Het is door samen te werken dat we uit deze crisis komen – dat is al ten overvloede gezegd –, maar het blijft natuurlijk als een paal boven water staan. Als scholen de opvang niet aan kunnen, dan kunnen zij – kunnen, collega Laeremans – zich richten tot de lokale besturen om in te springen. Dat is een mooie manier om aan te geven hoe er kan worden samengewerkt.
Natuurlijk, scholen kunnen onder druk komen te staan: er is niet enkel lesgeven en opvang, maar ook preteaching. Minister, graag kreeg ik van u verduidelijking waar de nadruk vandaag moet liggen: is het op de preteaching of is het op de opvang? Evident hoop ik dat het het tweede is. De kleuterscholen en het bijzonder onderwijs hebben het al ten overvloede aangehaald: mensen hebben opvang nodig om opnieuw aan de slag te kunnen gaan en zo de economische kraters die in hun portefeuille worden geslagen, zoveel mogelijk te beperken.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Minister, ik ben hier al drie weken aan het waarschuwen dat de opvang een probleem gaat worden. Als straks steeds meer mensen gaan werken, zal de vraag naar opvang alleen maar blijven stijgen. Scholen geven nu al aan dat ze het eigenlijk niet gebolwerkt krijgen: de combinatie van preteaching, fysiek lesgeven en dan nog opvang. Daar is extra personeel en ruimte voor nodig, om nog maar te zwijgen over de vraag hoe de contactbubbels moeten worden gerespecteerd.
U zoekt naar concrete oplossingen, en dat had misschien iets vroeger gemogen en u had misschien iets voorzieniger mogen zijn. We zijn blij dat u aan de slag bent gegaan met de suggestie om onder meer met de lerarenopleidingen samen te werken en om met de lokale besturen aan tafel te zitten. Mijn concrete vraag is met hoeveel lokale besturen er op dit moment al contact is gelegd. Weten zij wat van hen wordt verwacht? Geldt de 30 euro enkel voor opvang die buiten de school wordt georganiseerd?
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega's, de bezorgdheid van wat er gaat gebeuren op 15 en 18 mei, van hoeveel mensen er opvang zullen nodig hebben, van wie er nog gaat telewerken, is een bezorgdheid van onze fractie, van alle ouders, van alle leerkrachten, van alle directies. Dat spreekt voor zich. Ik ga het nog eens zeggen: we zouden niet liever hebben dan dat we gewoon kunnen zeggen dat de school open is voor alle leerjaren, gewoon in de klas. Opgelost. Maar, er is één boosdoener die dat verhindert, collega's, en dat is corona.
Alles wat we dus proberen uit te werken, is suboptimaal. Het is niet optimaal, maar suboptimaal. We kunnen allemaal samen gaan zoeken naar die dingen die niet lopen, maar als een school erin slaagt om de opvang te organiseren, doet ze dat. En als dat niet lukt, richt ze zich tot de lokale besturen. Een theaterzaal, de sporthal, eventueel gemeentepersoneel: het zal van de creativiteit van het moment afhangen om het suboptimale samen te organiseren. Ik stel voor dat we daar maximaal op inzetten, en niet proberen iedereen nog meer op te draaien, want iedereen loopt al op de tippen van zijn tenen.
Ja, het zal niet evident zijn, absoluut, daar moeten we niet over liegen. Maar ik ben blij dat die cascade er is. En ja, graag dat iedereen die bevoegd is binnen de kinderopvang probeert na te gaan dat de maatregelen en richtlijnen op elkaar zijn afgestemd zodat we ons daar al niet in moeten verliezen.
Minister, u hebt nu zelfs zeven minuten. Het wordt beter en beter.
Minister Weyts heeft het woord.
Het zal niet nodig zijn, voorzitter.
Vorige week werd hier de vraag op tafel gelegd: ‘Keigoed dat opnieuw leerjaren opengaan, maar veroorzaak je dan niet teveel druk en last op de scholen? Moeten we niet dringend gaan kijken naar een oplossing voor de opvang?’ Nog geen week later hebben we met de Vlaamse Regering die oplossing uitgewerkt. Ze ligt nu op tafel. In deze tijden vragen dringende problemen dringende maatregelen, die altijd een verfijning zullen vergen.
De oplossing die we nu op tafel leggen, is een escape voor scholen, een mogelijkheid, een optie. Als zij zeggen dat ze die drie taken niet kunnen combineren, dan kunnen we dat proberen op te lossen, in samenwerking met de lokale besturen en externe partners. In Vlaanderen is dat geen novum, we doen al aan kwaliteitsvolle opvang. In combinatie met het afstandsonderwijs, is het doenbaar, zeker als we samenwerken met de lokale besturen en eventuele derde partners.
En drie, wat is de beperking in vergelijking met het precoronatijdperk? Dat is net corona. En dat maakt dat het altijd een evenwichtsoefening is: het moet veilig zijn, maar ook doenbaar. We zullen nog verder verfijnen en de draaiboeken maximaal op elkaar proberen af te stemmen. Maar het is nu eenmaal zo dat verschillende omstandigheden – namelijk in de school of buiten de school opvang voorzien – verschillende maatregelen vergen, ook op het vlak van veiligheid. En ik vind dat niet uit. Het is niet zo dat wij vanuit de politiek die preventiemaatregelen opleggen. Dat gebeurt natuurlijk in samenspraak met de experten, de virologen, die zeggen: ‘In die omstandigheid is er meer ruimte voor enige soepelheid dan in het geval van een schoolomstandigheid.’ En dat begrijp ik ook. We proberen daar maximaal op in te spelen. Dat leidt er inderdaad toe dat sommige elementen in veiligheidsdraaiboeken anders zijn in het kader van opvang dan in het kader van onderwijs. Maar dat is net zo vanuit die permanente bezorgdheid om een optimaal evenwicht te vinden tussen veiligheid en doenbaarheid.
Collega Daniëls, het zal altijd suboptimaal zijn. Dat beseffen wij ook. Maar ik zou u dan toch willen vragen, minister: wees niet koppig en neem die maatregelen en richtlijnen die inderdaad de veiligheid vooropstellen, maar toch ook het kind centraal stellen, het perspectief van het kind zo goed mogelijk meenemen, het welzijn van het kind vooropstellen. En dat betekent dat er soms bijsturingen nodig zijn. Wij helpen hier ook week na week oplossingen te zoeken. We hebben er al een aantal aan de hand gedaan. Nog een mogelijke oplossing die naar voren wordt geschoven, is inderdaad om eventueel te kijken of er niet toch meer uitgebreid kan worden getest, ook op scholen. In bepaalde scholen in steden met een kwetsbaar publiek, zouden we bijvoorbeeld kunnen proberen om substantieel te testen, zodat de kinderen ook naar school kunnen. Ik denk dat we voortdurend allemaal constructief mee proberen oplossingen te zoeken die de scenario's beter maken. Het is jammer dat u dan altijd nogal boos reageert en die van tafel schuift, want wij proberen constructief mee te denken.
Minister, duidelijkheid brengt rust, zeker in tijden van crisis. We blijven vragen naar die duidelijkheid. Maar we willen ook de hand reiken, samenwerken en zoeken naar constructieve voorstellen. En dat deed ik ook, samen met mijn collega Katrien Schryvers. We lanceerden het voorstel om buddygezinnen te installeren, waarbij gezinnen kinderen van een ander gezin in hun eigen bubbel kunnen opvangen.
Ik wil eindigen met een hart onder de riem te steken van iedereen die zich momenteel bezighoudt met puzzelen, rekenen, en borden in de lucht houden om ons onderwijs zo goed mogelijk te kunnen opstarten. Want er is geen simpel antwoord op corona. Of toch misschien: een vaccin. Laat ons hopen dat die wetenschappers dan vlug een vaccin of een oplossing vinden. En wie vormt die wetenschappers? Juist ja, het onderwijs, de leerkrachten, de docenten. Vandaar dat mijn geloof in het onderwijs altijd groot zal zijn en dat het steeds ‘top of mind’ moet blijven, ook in deze crisis en hopelijk ook na deze crisis.
Ja, minister, vorige keer was het ‘njèh, njèh, njèh’, nu is het ‘blablabla’. Ik vind dat eigenlijk geen houding voor een minister. (Opmerkingen)
Ja, mocht het eens van ‘boemboemboem’ komen, zou dat inderdaad mooi zijn.
Minister, ik denk dat u onderschat hoeveel kwaad bloed u zet in de scholen met uw voortijdige aankondigingen en het oplaten van het ene ballonnetje na het andere.
Twee weken geleden, toen u uw plan hebt aangekondigd, heb ik gezegd dat ik vond dat het goede elementen bevat. Maar ik heb, in debat met collega Daniëls, meteen de vraag gesteld: ‘Hoe zult u dat oplossen? Leerkrachten uit drie, vier en vijf moeten bijspringen in andere jaren. Hoe zullen zij nog preteaching doen voor hun eigen leerlingen?’ En dan horen we dat het twee weken duurt voordat er een oplossing wordt gevonden voor het probleem.
Minister, ik wil u ertoe oproepen om, zeker in deze crisis, samen te werken met de mensen op het terrein in plaats van uw eigen communicatie te verzorgen.
De actuele vragen zijn afgehandeld.