Report plenary meeting
Report
Dames en heren, aan de orde is het actualiteitsdebat over de aanpak van de coronacrisis.
Het debat is geopend.
We beginnen met het thema Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding.
Mevrouw Verheyen heeft het woord. U hebt zes minuten, mevrouw Verheyen.
Dank u wel, voorzitter.
Beste collega’s, geachte minister, dat het hier vandaag opnieuw over woonzorgcentra gaat, zal weinigen verbazen. Ongeveer de helft van de dodelijke slachtoffers van het coronavirus lijkt zijn oorsprong te vinden in de woonzorgcentra en de teller in de woonzorgcentra heeft gisteren officieel de kaap van duizend vermoedelijke slachtoffers overschreden. Dat zijn vreselijke cijfers, cijfers die ons allemaal ongetwijfeld diep raken. Over de woonzorgcentra heb ik dan ook concrete vragen voor u, minister. Mijn eerste vraag: wordt vandaag in alle woonzorgcentra in cohorten gewerkt, waarbij er een onderverdeling wordt gemaakt tussen besmette en niet-besmette bewoners? Een bijkomende vraag: wat moeten woonzorgcentra die niet in cohorten werken, doen met patiënten die ze weer hebben moeten opnemen uit ziekenhuizen? Kan deze Vlaamse Regering dit ook opleggen?
Mijn tweede vraag gaat over het dreigend tekort aan zuurstof waar sommige woonzorgcentra gewag van maken. Zuurstof wordt er gebruikt bij palliatieve verzorging. Om het dreigend tekort op te lossen, zouden concrete contacten gelegd worden om zuurstof waar mogelijk aan te leveren vanuit ziekenhuizen. Hoever staat het hiermee? Is dit probleem ondertussen van de baan?
Zoals we allemaal weten, werden er vorige week 11.000 testen uitgevoerd in de Vlaamse woonzorgcentra. Een deel daarvan werd voorbehouden voor de rusthuizen met vermoedelijk veel besmette bewoners en personeelsleden en een deel voor rusthuizen zonder of met vermoedelijk zeer weinig besmettingen. Via de media sijpelen de eerste cijfers nu binnen, maar hebt u al zicht op de globale uitslag van deze testen, minister? Wat leert die uitslag ons? Welke conclusies kunt u trekken over beide groepen rusthuizen die ondertussen getest werden?
Het is ook al meermaals aangehaald dat er in de rusthuizen een personeelstekort is. Er zijn vandaag al veel initiatieven: de medische reserve, ‘Help de helpers’, de samenwerking met studenten geneeskunde, de thuisverpleging die wordt ingezet in de woonzorgcentra enzovoort. Vandaag wordt ook gekeken om verplegend personeel en artsen uit ziekenhuizen in te schakelen in de woonzorgcentra. Dat was vandaag normaal gezien een agendapunt tijdens de interministeriële conferentie (IMC), als ik me niet vergis. Wat is er hierover uit de bus gekomen, minister, en wat is het standpunt dat u daar hebt ingenomen? Gaan we personeel over de bevoegdheden heen kunnen uitwisselen? Wie draagt hier de kosten van?
Dan, de noodkreten van voorzieningen voor personen met een beperking klinken steeds luider. Welke lessen hebben we geleerd uit de situatie die zich voordoet in de woonzorgcentra? Hoe gaat u ervoor zorgen dat de situatie in die voorziening niet ontspoort, minister?
Ook in dergelijke voorzieningen kunnen testen helpen om de situatie in kaart te brengen. Vlaanderen krijgt meer dan 120.000 testkits voor zowel de woonzorgcentra als andere residentiële voorzieningen en kan zelf over de verdeling beslissen. Kunt u meer toelichting geven over die verdeling? Hoe zal de verdeling verlopen tussen voorzieningen voor personen met een beperking onderling? Met welke criteria wordt er rekening gehouden?
Sinds 30 maart moeten voorzieningen rapporteren over het aantal vermoedelijke besmettingen bij het personeel en de bewoners. Ook het aantal vermoedelijke coronaoverlijdens moet gerapporteerd worden. Maar, welke tendensen kunnen we op basis van deze cijfers waarnemen? Hoe verhouden deze cijfers zich procentueel ten opzichte van het totale aantal besmettingen en overlijdens in Vlaanderen? Op welke manier wordt hierop ingespeeld? Is het nodig om de aanpak te herzien?
Minister, vrijdag maakte u een beslissing inzake flankerende maatregelen voor de zorgsector bekend, iets waarnaar we reeds meerdere malen hadden gevraagd. U investeert hier 130 miljoen euro in, een duwtje in de rug dat meer dan nodig is. Kunt u voor alle deelsectoren even aangeven wat deze maatregelen juist inhouden?
Nog inzake die flankerende maatregelen wil ik even wat dieper ingaan op de sector voor personen met een handicap. Budgethouders zouden 8,5 procent extra budget ontvangen, als ze meer zorg inkopen ten gevolge van de coronamaatregelen. Voor familieleden die een persoon met een handicap thuis moeten opvangen, bijvoorbeeld door het sluiten van een daginstelling, is dit een geruststelling. Voorzieningen krijgen hun subsidies gewaarborgd. Deze flankerende maatregelen zijn nodig, maar voorlopig lijkt de informatie daarover niet tot bij de mensen te komen en de maatregelen blijven ook onduidelijk voor voorzieningen en voor personen met een beperking. Er weerklinkt een schreeuw om duidelijke communicatie.
Kunt u ons wat meer duidelijkheid geven over hoe dit er voor de voorzieningen van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) nu concreet uitziet en wat dit inhoudt? Wanneer zal die concrete communicatie gebeuren, aan de voorzieningen en aan de personen met een handicap?
Minister, ten slotte kampt ook de jeugdhulp met een aantal vragen. In hun kot blijven, is voor die jongeren vaak geen eenvoudige opdracht, als ze al een thuis hebben dat die naam waardig is. De sector mag dus zeker niet worden vergeten. Minister, welke tendens inzake besmettingen is waarneembaar in de voorzieningen binnen de integrale jeugdhulp? Mijn vraag gaat dus ruimer dan enkel de gemeenschapsinstellingen. Vorige week hebben we het hier al even over gehad in de commissie. Toen werden enkel de cijfers aangehaald binnen die gemeenschapsinstellingen, maar we kennen graag de cijfers voor alle voorzieningen binnen de jeugdzorg. Blijven die min of meer stabiel? Worden er momenteel testen gedaan? Hoe is het ziekteverzuim van de personeelsleden? Kan de continuïteit van die werkingen worden gegarandeerd?
Momenteel zien we in de gerapporteerde cijfers van de hulplijnen, zoals Hulplijn 1712 en nupraatikerover.be, een stijging van het aantal meldingen. Op zich is dat een heel goed teken, want het wil zeggen dat de mensen hun weg vinden en een luisterend oor krijgen. Maar we kunnen ons voorstellen dat dit niet altijd voldoende is en dat er soms toch moet worden ingegrepen.
Kunt u afronden alstublieft? (Opmerkingen van Katja Verheyen)
Nee, u moet nu afronden.
Ja, ik rond af.
Voor de lockdown werd ook vermoed dat de opnames in het kader van gerechtelijke beslissingen, opnames van kinderen in bijzonder onveilige situaties, in stijgende lijn gingen. Minister, is deze voorspelling een realiteit geworden in de praktijk? En hoe wordt hierop geanticipeerd in de voorzieningen? Er geldt officieel een opnamestop, maar wordt die ook gehandhaafd?
Collega's, bij aanvang van de vergadering ben ik iets vergeten te vermelden. U weet dat de minister-president normaal gezien altijd aanwezig is tijdens de actualiteitsdebatten. Maar vandaag wordt hij uiteraard verwacht op de Nationale Veiligheidsraad. Bij dezen is hij dan ook verontschuldigd.
De heer Sintobin heeft het woord.
Voorzitter, minister, vorige week hadden we hier een toch nogal scherp en stevig debat. Ik denk dat dat nodig was. Ik denk dat er in dit parlement een schokeffect moest zijn, zeker wat betreft de situatie in onze woonzorgcentra.
Vandaag wil ik me vooral focussen op uw tienpuntenplan en op de uitrol daarvan. Ik zal me focussen op een aantal zaken. Ik heb een aantal vragen, bemerkingen en suggesties. Veel van die vragen en bemerkingen zijn ook belangrijk voor de jeugdinstellingen, voor instellingen waar mensen met een beperking verblijven, voor andere vormen van residentiële zorg en uiteraard ook voor de thuiszorg.
Algemeen vond ik dat uw tienpuntenplan niet veel nieuws inhield. Dat heb ik vorige week al gezegd. Het bevat allemaal zaken die in feite, althans volgens mij, al voor een stuk moesten zijn uitgerold. Het enige nieuwe dat ik erin heb teruggevonden, was de oprichting van een taskforce en het aanstellen van een crisismanager. Daaruit blijkt natuurlijk dat het duidelijk om een crisis gaat die moest worden gemanaged en waarin tal van zaken verkeerd liepen.
In vijf punten wil ik een aantal zaken aanhalen. Ten eerste, wat betreft de communicatiecijfers. Ik heb gisteren met stijgende verbazing een journalist bezig gehoord over de rapportering van de cijfers en het feit dat wij ook overlijdens zouden rapporteren waarvan het niet 100 procent zeker is dat ze te wijten zijn aan COVID-19. Hij stelde dat dat slecht is voor het imago van België. Ik moet zeggen dat er volgens mij andere zaken zijn die veel slechter zijn voor het imago van België. Ik vind het echt onwaardig dat een journalist dergelijke zaken kan vertellen. Want het gaat hier tenslotte om mensenlevens. En voor ons is ieder mensenleven het waard om te worden gered.
Minister, ik heb verder een aantal vragen over iets waarover nog altijd discussie bestaat. Hoeveel residenten werden er in de afgelopen weken eigenlijk overgebracht naar ziekenhuizen? Hoeveel residenten werden er ondertussen, hersteld, van de ziekenhuizen teruggebracht naar de woonzorgcentra? Hoeveel residenten hebben er zelf voor geopteerd om in het woonzorgcentrum te blijven? Ik lees dat sommige families hun ouderen terughalen uit de woonzorgcentra. Hebt u er een idee van om hoeveel residenten dat gaat? Gisteren zei een geriater dat er in dit land al veel mensen gestorven zijn die misschien niet hadden moeten sterven. Dat vind ik toch een bijzonder straffe uitspraak, die ons allemaal tot nadenken moet stemmen.
Hoe zit het met de cohortering van de residenten? Zijn er woonzorgcentra waar er praktische problemen zijn? Ik kan me voorstellen dat het niet overal evident is om de besmette en niet-besmette residenten van elkaar te scheiden. Hoe zit het met de schakelzorgcentra? Worden die centra eventueel ingezet om niet-besmette residenten op te vangen?
Vandaag of gisteren is het voorstel gelanceerd om per resident een familielid in het woonzorgcentrum toe te laten. Het gaat dan om niet-besmette residenten. Ik ben dat voorstel genegen, want mits de nodige afspraken worden gemaakt, zou dit goed zijn voor het welzijn van de residenten en van de familie. Die familieleden kunnen dan, net zoals de mantelzorgers en de vrijwilligers dat doen, een aantal taken van het zorgpersoneel overnemen.
Minister, wat het personeel betreft, blijf ik bij mijn stelling van vorige week. Er is te weinig personeel en het is te weinig geschoold. Stel u voor dat u elke dag angstig naar het werk zou moeten gaan. Zo voelen veel personeelsleden zich vandaag.
Hoeveel verpleegkundigen zijn ondertussen in de werking van de woonzorgcentra ingeschakeld? Klopt het dat er momenteel ziekenhuispersoneel is dat technisch werkloos is en dus thuis zit? Hoe zit het met een tijdelijk tewerkstellingsinitiatief voor die mensen? Hoe zit het met de medische reserve die al een tijdje geleden is aangekondigd? U had het toen over een paar duizend mensen, maar hoeveel van die mensen zijn al effectief in een woonzorgcentrum ingezet? Hoe zijn die mensen opgeleid?
Ik heb gelezen dat een woonzorgcentrum in Aalst de hulp van het ministerie van Defensie zal krijgen. Wie heeft dat beslist? Wie kan hierover beslissen? Kan dit ook voor andere woonzorgcentra? Hoe kunnen we, bijvoorbeeld, de Civiele Bescherming in de woonzorgcentra inschakelen?
Mijnheer Sintobin, kunt u afronden?
Minister, ik wil het ook nog hebben over de mondmaskers en het beschermingsmateriaal. Wat is de stand van zaken? Er zijn nog heel wat problemen, zeker met de testkits. Wanneer zullen alle residenten en personeelsleden in de woonzorgcentra getest zijn?
Mevrouw Jans heeft het woord.
Voorzitter, heel veel mensen hebben heel veel vragen, over de verre en nabije toekomst, maar ook over het heden. Hoe kunnen we deze crisis het best het hoofd bieden en hoe kunnen we onze toekomst het best voorbereiden?
Een week voor ons land in lockdown ging, gingen onze woonzorgcentra in lockdown. Er kwam geen pedicure of tandarts meer over de vloer, er werd niet langer meer zomaar samen gegeten of de krant gelezen. Er was geen animatie, geen bezoek en geen afleiding. Onze gedachten zijn nu, meer dan ooit, bij die mensen, die vaak eenzaamheid, angst en gemis voelen, en bij de mensen die er werken. Zij worden meer dan ooit en zeer terecht op handen gedragen. Ze zorgen dan ook voor die mensen op hun kwetsbaarst, gedurende de laatste maanden en jaren van hun leven. Ik heb de afgelopen dagen en het afgelopen weekend gesprekken met hen gevoerd. De manier waarop zij de kracht vinden om er elke dag opnieuw het beste van te maken, is bijzonder indrukwekkend.
Minister, met uw tienpuntenplan hebt u de 130.000 mensen die in een woonzorgcentrum wonen of werken duidelijk gemaakt dat ze niet alleen staan. Het plan is positief onthaald en ik sluit me aan bij de vragen om een stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van dat plan.
Ik wil het ook met u hebben over de mensen met een handicap. Velen wonen thuis, anderen verblijven in een voorziening en nog anderen combineren dagopvang met hulp aan huis. In het begin van de lockdown moest iedereen een keuze maken. Blijft mijn gehandicapte broer, zus of kind in de voorziening waar hij of zij woont of kan ik hem of haar naar huis halen en daar de nodige zorg bieden? Dat was een onverwachte vraag en een heel ingrijpende beslissing die snel moest worden genomen. Voor sommige mensen is die keuze ondertussen niet de juiste gebleken. Het is goed dat u het mogelijk hebt gemaakt nu op die beslissing terug te komen. Mijn vraag is of iedereen dat weet. Hebt u overleg gepleegd met de sector en de gebruikers, met de mensen met een handicap, de voorzieningen en de verzorgers?
Minister, ik weet dat u zeer begaan met de sector, en ik wil dan ook onze oprechte dank uitspreken voor de beslissingen die u vorige vrijdag hebt genomen en voor de middelen die deze regering heeft vrijgemaakt. Mensen met een handicap, mensen die hen helpen, hun gezin, zij worden gecompenseerd voor de gemaakte meerskosten. Dat is belangrijk omdat u de mensen op die manier duidelijk maakt dat zij er niet alleen voor staan.
Tot slot wil ik hier namens mijn partij opnieuw een belangrijke bezorgdheid in het debat brengen, namelijk het mentaal welzijn van iedereen. We mogen de impact van deze crisis niet onderschatten, die zal nog lang nazinderen. De zieken van vandaag zitten letterlijk thuis, mensen piekeren zich een ongeluk, zekerheden vallen weg, structuur verdwijnt, depressies en angststoornissen nemen toe. De verschillende telefoon- en chatlijnen voor psychische ondersteuning werden al versterkt. Dat zijn goede maatregelen, dank u daarvoor, want een luisterend oor, ook al is het op afstand, is van levensbelang.
We roepen iedereen op om in zijn kot te blijven, maar wat als dat kot niet de veilige haven is die het moet zijn? Wat als het een plek is van geweld, incest, misbruik, verwaarlozing, agressie, verslaving? Nu de scholen gesloten zijn, verdwijnen kwetsbare kinderen en jongeren letterlijk van de radar. Kwetsbare jongeren en mensen met psychische problemen missen hun begeleiding, therapie, sociaal contact en opvolging, met alle gevolgen van dien.
Achter de dagelijkse cijfers schuilt veel verdriet. Mensen leven in een isolement, maken zich zorgen, vragen zich af of ze straks nog een baan hebben en hoe ze facturen zullen betalen. Die tsunami aan psychologische problemen en vragen moeten we samen opvangen. Daarvoor moeten we alle krachten mobiliseren om die mensen bij te staan en hun opnieuw veerkracht en veiligheid te geven.
Wat die veerkracht betreft, maakt niet alleen corona maar ook eenzaamheid mensen ziek. Wanneer een viroloog op tv zegt dat bezoek in de woonzorgcentrum het best tot aan het eind van het jaar kan worden vermeden, is dat voor zoveel mensen een mokerslag. Daarmee ontneem je hun alle hoop en perspectief. Ik wil dan ook actief oproepen om dat niet te laten gebeuren. Mensen hebben hoop nodig om te leven, om solidair te zijn en sterk te worden. Daarom onze vraag om zodra de nodige beschermingsmaatregelen voorhanden zijn en dit toelaten, bij de exitstrategie rekening te houden met het terugdraaien van die maatregelen die tot sociaal isolement leiden. Mensen leven op hoop, laten we dat toch ook niet vergeten.
De heer Rzoska heeft het woord.
Ik ben het eens met wie zegt dat dit parlement vorige week eigenlijk wel terecht de kat de bel aanbond en vroeg naar een taskforce en een noodplan. Minister, ook vanuit mijn fractie zal elke week de vraag weerklinken om te rapporteren over de uitvoering van dat noodplan. Het is goed dat we nu een plan hebben, maar er zijn nog heel wat problemen op het terrein die een antwoord verdienen. Wat die elfduizend tests betreft, zien we in de krant regelmatig cijfers opduiken. Het is voor dit parlement van belang de totaliteit te zien en het beeld dat die eerste tests opleveren.
Tweede vraag is hoe u die teststrategie verder zult ontwikkelen. Ik hoor nu al vragen van woonzorgcentra die met heel wat problemen worden geconfronteerd en die op korte termijn opnieuw zouden moeten kunnen testen.
Daarnaast wil ik het nog hebben over die andere sectoren. We hebben het daar vorige week even over gehad in de marge van de uitslaande brand in de woonzorgcentra. U hebt er ook zelf naar verwezen dat nog een aantal andere sectoren wachten op tests. Ik lees vandaag in de krant dat de volgende teststrategie in de gehandicaptenzorg zou worden toegepast, alsook in de jeugdzorg, thuishulp enzovoort. Kunt u daar wat meer toelichting over geven zodat het parlement kan volgen wat er gebeurt inzake testen?
In uw noodplan is ook sprake van het beschermingsmateriaal. Hoe zit het met de vele vragen die er waren vanuit de verschillende centra? Worden die opgevolgd? Is het op dit moment bijvoorbeeld duidelijk dat iedereen kan beschikken over het materiaal dat hij of zij nodig heeft?
Tot slot wil ook ik een lans breken voor het mentale welzijn. We voelen stilaan in de samenleving dat mensen op grenzen beginnen te botsen, zeker zij die al lang alleen zitten. Het mentale welzijn is voor mijn fractie dan ook een belangrijk aandachtspunt.
Ik wil ook even stilstaan bij uw andere bevoegdheid, namelijk Armoedebestrijding. Het is een paar weken geleden dat Decenniumdoelen het voorstel naar voren heeft geschoven om een sociaal noodfonds op te richten. In de media verschenen er de voorbije dagen steeds meer tekenen aan de wand dat die groep vaak wordt vergeten. Huurders en eigenaars hebben voor het eerst sinds lang samen gecommuniceerd. Heel wat mensen zitten momenteel in de problemen en kunnen hun huur niet betalen. We hebben een paar weken geleden, toen er hier voor het eerst over sociale maatregelen beslissingen zijn genomen, amendementen op de tafel gelegd om daaraan te verhelpen. Die zijn toen van tafel geveegd. Minister, ik richt mij tot u om dat sociaal noodfonds opnieuw te bekijken en na te gaan hoe we huurders die het al moeilijk hadden voor de coronacrisis kunnen helpen, bijvoorbeeld met het opnieuw activeren van een huurpremie. De cijfers waarover in het Vlaams Huurdersplatform sprake is, spreken tot de verbeelding. Het gaat om honderdduizenden mensen die in de problemen zitten.
Een tweede voorstel dat we op de tafel leggen en dat vanuit een sociaal noodfonds zou kunnen worden ondersteund, is de sociale toelage van het groeipakket binnen de kinderbijslag. Zou het niet interessant zijn dat we de gezinnen die het moeilijk hebben, die het kwetsbaarst zijn en onderaan de kinderbijslag zitten, versterken vanuit zo’n sociaal noodfonds? We lezen verhalen in de kranten over jongeren die thuiszitten, over gezinnen die in de problemen zitten, en we moeten die op de een of andere manier kunnen helpen. Wordt het geen tijd dat we, naast alle middelen die we terecht vrijmaken voor bedrijven en andere zaken, extra ondersteuning geven vanuit de Vlaamse Regering en samen met het Vlaams Parlement aan die groep die vaak wordt vergeten in de samenleving?
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik wil even reageren op de voorstellen die de heer Rzoska doet inzake de kinderbijslag en sociale toeslag. Ik heb wel sympathie voor het idee, maar we moeten de totaliteit aan maatregelen zien die zowel de Vlaamse als Federale Regering neemt om gezinnen te ondersteunen.
U weet dat in de huidige hervormde kinderbijslag en de sociale toelage de basisbedragen werden verhoogd. De sociale toeslag werd ook rechtvaardiger gemaakt en de inkomensgrens werd opgetrokken. Dat betekent dat meer mensen die sociale toeslag kunnen krijgen. Die sociale toeslag werd ook nog eens verhoogd. Voor gezinnen met meer dan twee kinderen is de inkomensgrens ook nog eens hoger. We hebben het systeem transparanter gemaakt en er staat een evaluatie van het systeem op de agenda. We moeten ervoor opletten dat we het naar aanleiding van corona niet opnieuw complexer maken met allerlei bijgebouwen en Vlaamse koterijen. Dat lijkt ons niet zinvol. We moeten wel de totaliteit van de gezinnen in ogenschouw houden.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Ik sluit me aan bij de oproep van de heer Rzoska met betrekking tot de huursubsidies. Er gebeurt van alles voor de eigenaars, maar veel te weinig voor de huurders, waardoor ze massaal in de problemen geraken. We kunnen er niet naast kijken dat voor de eerste maal de organisaties van zowel de huurders als de verhuurders unisono oproepen om actie te ondernemen. Wat ons betreft mag de Vlaamse Regering daar niet doof voor blijven.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Onze fractie heeft alle begrip voor de problematiek die het Vlaams Huurdersplatform heeft aangehaald, maar we hebben daar eveneens enkele bedenkingen bij, ook bij het voorstel dat hier op de tafel wordt gelegd, niet alleen inzake het budgettaire aspect van de coronahuurtoelage, maar ook inzake het tempo waarmee het er vandaag komt. We moeten er ons voor behoeden om niet te driest te werk te gaan en overal dubbelop premies toe te kennen. Vanuit de Vlaamse en de Federale Regering zijn er maatregelen genomen om maximaal in alle behoeften van de Vlamingen te voorzien. Ik kan de reactie van minister Diependaele van vandaag alleen maar bijtreden om even de voet van het gaspedaal te halen maar toch ruimte te laten voor eventueel overleg hierover. De minister heeft de genomen maatregelen opgesomd. Mensen kunnen niet meer uit huis worden gezet en het Fonds ter bestrijding van uithuiszettingen zal versneld in gang worden gezet. Dat is de beste aanpak.
De heer Schiltz heeft het woord.
Collega's, vandaag is het al Welzijn wat de klok slaat. In een korte stand van zaken over de afgelopen week merk ik veel discussies over de maatregelen die zijn genomen om de volksgezondheid te beschermen. Er dreigt zich een soort vermoeidheid te nestelen, een soort gelatenheid ook af en toe. In het begin waren we allemaal flink en fors en we bleven in ons kot. Er blijkt een beetje stress te komen: het wordt moeilijker en moeilijker om het vol te houden. Op zo'n moment is het ook onze taak om hoop en vooruitzichten te blijven geven, en dan komt de exitstrategie op de proppen om dat vooruitzicht te bieden.
Ik kom bij de cijfers. Het wordt voor een leek bijzonder moeilijk om een duidelijk zicht te krijgen op wat die cijfers vertellen. Zijn ze goed, zijn ze slecht? We doen flink ons best en blijven in ons kot. Onze economie bloeit, de schulden nemen toe. We financieren dit allemaal samen, maar werkt het dan wel? Het blijkt dat er onduidelijkheid is omdat er te veel getallen uit de woonzorgcentra worden bij geteld. Dat is heel kwalijk. Als je afziet en moet volhouden, dan komt er een moment dat je een steuntje nodig hebt en dat je moet voelen dat het werkt, dat je iets kunt bijdragen aan de vooruitgang.
Het is mijn bezorgdheid om over de cijfers in de woonzorgcentra duidelijkheid te krijgen zodat de cijfers iets accurater naar voren worden geschoven. Nu lijkt het alsof België het slechtste land ter wereld is wat het aantal doden per inwoner betreft. In eerste instantie schrok ik daar enorm van. Je moet echt doorlezen om de genuanceerde realiteit erachter te vinden.
Achter cijfers zitten natuurlijk mensen. Het zijn tragische toestanden: afscheid moeten nemen zonder afscheid te kunnen nemen. Ik maak me ook zorgen over hoe het nadien moet. Hoe moet je rouwen zonder afscheid te hebben kunnen nemen? Hoe kunnen we die klap nadien opvangen? Ik weet wel dat het nu niet anders kan, maar we moeten ons voorbereiden.
Om het aantal sterfgevallen in woonzorgcentra te beperken, hebt u een aantal maatregelen afgekondigd. De taskforce is opgezet en het is nu zaak om die maatregelen uit te rollen. Het materiaal komt meer en meer toe. Er zijn vrijwilligers die bijspringen. Ik hoop dat ook zij zullen worden beschermd, en niet alleen het personeel, en mogelijk ook zullen worden getest.
Daarnaast is er het welzijn bij de burgers. Ik verneem dat het aantal gevallen van huishoudelijk geweld enorme proporties aanneemt. Gelukkig is het bij mij thuis relatieve peis en vree. Ik ben er niet mee geconfronteerd, en anders zou de apotheker het wel weten. Ik maak me er wel ernstig zorgen over. De vrederechters krijgen tal van zaken, nog nooit zoveel gevallen van huishoudelijk geweld. Opnieuw, het lijkt erop dat de maatregelen hun vruchten beginnen af te werpen, maar om vol te kunnen houden, moeten we ook daaraan iets kunnen doen.
En dan zijn er de recente confrontaties met jongeren die nog moeilijker in hun kot te houden zijn. Collega's, ik denk dat het in een crisis zeker geen tijd is voor Rambogedrag, noch door burgers, noch door politici, noch door politie. Als politici is het onze taak om aan de politie, aan de lokale besturen duidelijk mee te geven dat men moet optreden met menselijkheid, kordaat, maar menselijk. Heb ook begrip voor de moeilijke situaties waarin ieder zit. Uiteraard is het ook bij uitstek een moment om de politie en het gezag te respecteren. Dat is het enige dat ons door deze crisis kan krijgen.
Ik heb minister Weyts zien rondlopen. Vooruitzicht, niet alleen in die zaken, maar ook vooruitzicht wanneer de kinderen misschien terug naar school zouden kunnen gaan of gerustgesteld zijn dat het geen verloren jaar zal zijn. Enkele indicaties waar we naartoe gaan: daar is ook nood aan.
Collega's, samengevat denk ik dat het belangrijk is een oproep te lanceren aan ons, politici, aan u, regering, om zoveel mogelijk bij te dragen aan helderheid, aan het uitbrengen van voorzichtige vooruitzichten die misschien op middellange termijn kunnen liggen. Geen toonbeelden, maar wel heldere en concrete vooruitzichten om ons aan op te trekken, zodat we het kunnen volhouden. We moeten ervoor zorgen dat wie wil helpen, kan helpen. De maatregelen zijn ingezet. Graag een stand van zaken van uw tienpuntenplan, zodat ook meer handen het leed nog kunnen verlichten. Verder, collega's, een oproep om menselijkheid, hoop en gezond verstand vandaag hoog in het vaandel te dragen.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Ook ik wil deze week beginnen – hoe kan het ook anders – met de situatie in de woonzorgcentra. Het blijft er bijzonder dramatisch. Sinds dit weekend heeft het coronavirus al meer mensenlevens in de Vlaamse woonzorgcentra geëist dan in de ziekenhuizen. De eerste resultaten van de grootschalige test van vorige week voorspellen helaas nog meer slecht nieuws. Marc Van Ranst heeft het zelfs over ‘redden wat er te redden valt’. Dat is een complete nachtmerrie voor mensen die vandaag in een woonzorgcentrum zitten en voor hun familie.
Vorige week kondigde u een taskforce en een noodplan aan, vier weken na het afsluiten van de woonzorgcentra. Dat was absoluut nodig, maar wat ons betreft rijkelijk laat. Alsof u op een of andere manier bent blijven geloven dat een preventieve aanpak wel zou volstaan. Waarom hebt u zo lang gewacht om veel directer in te grijpen toen het aantal vermoedelijke besmettingen hoog werd, in de tweede helft van maart? Veel meer hands-on ondersteuning vanuit het agentschap, technisch advies en hulp om isolatie-afdelingen te organiseren, concrete voorstellen om personeel in te zetten, bijvoorbeeld vanuit ziekenhuizen: richtlijnen genoeg, hoor ik mensen op het terrein zeggen, maar die blijven heel abstract. Verder moeten directies het zelf maar zien uit te zoeken. ‘Bouw een isolatieafdeling.’ Ja, begin er maar aan. Ik heb al verschillende directeurs gesproken die zeggen dat het contact met Vlaanderen voor frustratie zorgt. Dat zou toch niet mogen. Om nog maar te zwijgen over het feit dat we ons ook bij sommige richtlijnen vragen stellen, zoals het feit dat nog niet al het personeel in de woonzorgcentra een mondmasker moet dragen, waar ook het ACV zich deze week druk over maakte, of het feit dat de officiële richtlijn nog altijd is dat vermoedelijk niet-besmette bewoners beter niet op hun kamer kunnen worden geïsoleerd. Ik hoor daar graag uw mening over.
Al die vragen worden trouwens nog een pak acuter nu er eindelijk een brede testing komt. Dat is natuurlijk goed, maar het zal de situatie in de woonzorgcentra nog meer onder druk zetten want de eerste resultaten liegen er niet om: 16 procent van het personeel en 20 procent van de bewoners is besmet. Minister, het zal dus heel snel moeten gaan om woonzorgcentra waar dat nog niet gebeurd is, logistiek te organiseren om nieuwe besmettingen te vermijden en tegelijk de boel draaiende te houden. Ik vrees dat je er toch rekening mee moet houden dat het personeel dat positief test, thuis zal blijven, nieuwe richtlijnen daarover ten spijt. Kleine woonzorgcentra, met of zonder een sterk managementteam, weten compleet niet hoe te beginnen aan het organiseren van die cohortezorg, als het al technisch mogelijk is. Staat het agentschap klaar om alle woonzorgcentra met raad en vooral ook daad bij te staan? Ligt er vanuit uw taskforce een strategie klaar om besmettingshaarden in te dijken met heel concrete ondersteuning wanneer straks alle resultaten binnenlopen? Dat zal nodig zijn, want er lopen vandaag nog allerlei zaken fout.
Een eerste voorbeeld is het organiseren van de testings. Het begon al niet goed met de levering van keel- in plaats van neusswipes en een verkeerde handleiding. Kunt u nog eens uitleggen hoe dat precies is gebeurd? Los daarvan, hoe verwacht u dat het overwerkte zorgpersoneel straks in alle woonzorgcentra zonder extra ondersteuning op een correcte manier tests moet afnemen bij alle bewoners, met coördinerend en raadgevende artsen (CRA’s) die nu al compleet overwerkt zijn, als er al een is? Is het niet mogelijk om swipeteams op te richten vanuit het agentschap? Dat zou een ongelooflijke hulp zijn.
Een tweede voorbeeld is de levering van het materiaal. Daar moet ik week na week op terugkomen, want er is nog altijd een tekort. Hoe zit het daar nu mee? Welke leveringen vanuit Vlaanderen mogen onze woonzorgcentra nog verwachten: mondmaskers, blouses, handgels, stuurstof? Dat zou een gigantische hulp zijn.
Een derde voorbeeld is de inzet van personeel. Er wordt nu al een hele tijd gesproken over het inzetten van ziekenhuispersoneel. Dat is een geweldig idee dat in steden als Leuven en Gent zijn meerwaarde bewijst, alleen gebeurt dat nu vooral omdat lokale overheden en koepels het initiatief en de coördinatie op zich nemen, terwijl het voor mij toch echt een rol voor het agentschap is: contact leggen met de ziekenhuizen, bekijken en onderhandelen op basis van jullie besmettingscijfers waar er eerst en dringend personeel moet worden ingezet en meteen goede afspraken maken over wie dat extra ziekenhuispersoneel gaat betalen. Gebeurt dat vandaag?
Minister, die extra handen zijn dringend nodig. Het personeel zit op zijn tandvlees. Vandaag wordt pijnlijk duidelijk hoe diep de besparingen van de voorbije jaren hebben gesneden. Want als er normaal bijvoorbeeld maar één zorgkundige is die 's nachts twee verdiepingen in het oog moet houden, hoe moet dat dan nu als er een isolatieverdieping komt en een gewone verdieping? Die persoon kan zich toch moeilijk in twee splitsen? Dat is echt de realiteit van het terrein. Ik hoop dat u even overtuigd bent dat het zo niet verder kan, dat we de personeelsnormen moeten herbekijken en dat de besparingen moeten worden stopgezet.
Al de bemerkingen die ik hier heb gemaakt, gelden natuurlijk ook voor alle andere Vlaamse zorginstellingen. De eerste cijfers van het VAPH zijn opnieuw zorgwekkend. Ik hoop dat u lessen trekt uit wat er gebeurt in de woonzorgcentra en dat u ook met een actieplan komt vanuit de taskforce voor de andere instellingen.
De heer D'Haese heeft het woord.
Voorzitter, ik wil me in de eerste plaats verontschuldigen voor mijn laattijdige binnenkomst. Ik zat namelijk vast door mijn eerste coronacontrole op de weg. Mijn excuses.
Men heeft u toch nog doorgelaten?
Ze zochten staatsgevaarlijke individuen, maar ze hebben me toch niet tegengehouden. (Gelach)
Alle mopjes zijn voor straks. Nu genoeg gelachen. Minister, ik heb een aantal vragen over de rusthuizen, de woonzorgcentra. De eerste 11.000 tests zijn nu afgenomen. Het verbaast me, neen, het verbaast me eigenlijk niet dat we daar een week voor nodig hadden doordat we dat niet deftig hebben georganiseerd.
Nu gaan we 120.000 bijkomende tests organiseren, wat natuurlijk een goede zaak is. Vorige week hebben we onze hulp aangeboden, zonder dat we daarvoor een vraag kregen. Nu krijgen we vragen van rusthuizen die gisteren om 16 uur tests binnenkregen en die morgenvroeg moeten opsturen, waarbij aan een coördinerend en raadgevend arts wordt gezegd: doe het maar, trek uw plan.
Minister, ik herhaal mijn vraag. We komen heel graag helpen op het terrein en in dat concrete rusthuis gaan we waarschijnlijk ook effectief helpen, maar als ik hoor dat Erika Vlieghe zegt dat experts twee maand geleden al voorstelden om testteams in te zetten in de rusthuizen, dan vraag ik me af waar het plan blijft om versterking te bieden. Wat is het plan om te zorgen dat al die rusthuizen kunnen worden getest? Of gaan we dat, zoals u vorige week hebt gezegd, gewoon overlaten aan de coördinerend en raadgevend arts die maar hulp moet gaan zoeken?
Als u wilt, minister, wij hebben die protocollen klaarliggen, we hebben die ook al aan Artsen zonder Grenzen en het Rode Kruis doorgegeven. Ik kan die ook naar u opsturen als u dat interesseert.
Inzake de versterking op het terrein wordt er heel veel gepraat over de medische reserve. Dat is een goede zaak en dat hebben we al vaak gezegd, maar we krijgen steeds meer berichten van dokters en verpleegkundigen die ons vragen of ze ergens kunnen helpen omdat ze van u geen antwoord krijgen. We krijgen berichten van studenten die op lijsten staan en die niet worden opgeroepen, maar die op oude stageplaatsen of thuis blijven zitten. Hoeveel mensen van die medische reserve worden dagelijks ingezet op dit moment? Zitten we nog steeds in het stadium dat instellingen om hulp moeten vragen voor er versterking komt of gaat u dat centraal aanpakken, kijken waar hulp nodig is, wie in de reserve zit en hoe we die daar krijgen?
Gisteren belde ik met Gaby, een vriend uit Genk. Hij heeft een dochter met een verstandelijke handicap. Ik kan me niet inbeelden wat ze vandaag moeten doormaken. Deze week hebben ze haar verjaardag gevierd, voor het eerst zonder dat ze haar ouders kon zien. Iedereen kan zich indenken hoe hartverscheurend dat is, en uiteraard zijn ze niet alleen. Heel veel mensen hebben ervoor gekozen om hun kinderen met een handicap in een instelling te laten verblijven om hun veiligheid te kunnen garanderen. Uitgerekend in de instelling waar de dochter van Gaby nu verblijft, is een uitbraak van het coronavirus vastgesteld. Niet alleen moet Gaby vandaag zijn dochter missen en zij hem, ze moeten nu ook nog eens in de onzekerheid leven of ze wel veilig is in de instelling waar ze op dit moment verblijft.
De situatie in instellingen voor personen met een handicap lijkt jammer genoeg heel sterk op die van de woonzorgcentra. Niemand mag daar vandaag nog binnen of buiten, en terecht. Mensen zitten geïsoleerd in een poging het coronavirus buiten te houden. Er zitten heel veel kwetsbare mensen die je bovendien heel moeilijk kunt isoleren of beademen omdat communicatie niet altijd gemakkelijk is. Toch zien we vandaag ook de eerste uitbraken in een kwart van de instellingen die rapporteren.
Minister, we krijgen telefoons van directies in tranen. Ze vragen of we iets kunnen doen om beschermingsmateriaal tot bij hen te krijgen. Onze dokters van Geneeskunde voor het Volk zijn vanmorgen nog duizend mondmaskers gaan afgeven aan een instelling voor personen met een handicap in Antwerpen omdat de tekorten zo groot waren. In bijna alle instellingen waar vandaag een uitbraak is vastgesteld, vraagt men mondmaskers en schorten omdat er te kort zijn. Er is ook een tekort aan handschoenen, aan alcoholgels, aan brillen, zelfs aan thermometers.
Het personeel doet vandaag wat het kan. Het is ongelooflijk om te zien wat die mensen doen. Er is heel veel engagement, er worden enorm veel overuren gedraaid, maar we kunnen van hen niet verwachten dat ze die medische noodsituatie de baas kunnen. Ze zijn daar gewoon niet voor opgeleid. Ook daar is nood aan versterking op het terrein door mensen met medische kennis.
Minister, laten we er alles aan doen om in de instellingen voor personen met een handicap niet ook drie weken te wachten tot het te laat is, niet ook drie weken te verliezen. Als het coronavirus daar vaste grond onder de voeten krijgt, dan zijn de gevolgen moeilijk te overzien.
Ik denk dat we nu alles moeten doen om te zorgen voor beschermingsmateriaal, voor tests en voor hulp op de vloer.
Ik heb nog een specifieke vraag over de thuiszorg. Heel wat mensen met een handicap zitten thuis en kopen met een persoonlijkeassistentiebudget (PAB) of een persoonsvolgende financiering thuisverpleging in. Ook daar is er heel veel nood aan test- en beschermingsmateriaal. Thuisverplegers gaan nu van gezin tot gezin, zonder mondmasker als ze er niet voor een bevestigde besmetting zijn, en zonder ander beschermingsmateriaal. Ik kreeg vandaag nog een getuigenis van iemand die elke week negen mensen in huis heeft voor de zorg, en die zegt dat die negen mensen dagelijks bij twintig andere gezinnen binnenkomen, maar ze dragen geen mondmasker en zij hebben geen beschermingsmateriaal. Als die mensen zich niet kunnen beschermen, kan dat virus zich ongelooflijk gemakkelijk verspreiden. Zijn er plannen om daar in materiaal te voorzien en de richtlijnen aan te passen, zodat de mensen steeds een mondmasker dragen bij contact met de mensen die zij verzorgen?
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Het zal u niet verbazen dat de toestand voor mensen met een beperking mij ook na aan het hart ligt. Ik moet wel zeggen dat voorzieningen voor mensen met een beperking de eerste zijn waar er maatregelen zijn getroffen. Al van bij het begin van de coronaperiode werden daar leefgroepen van elkaar gescheiden, is de dagopvang gesloten, en zijn de kinderen van mensen die thuisverzorging komen doen, bij de ouders gegaan. Zeggen dat er niets is gebeurd, is dus niet waar.
Ik sluit mij aan bij de bezorgdheden die er zijn, zowel ten aanzien van mensen die nu thuiszorg doen als ten aanzien van de voorzieningen zelf. Minister Beke, u hebt in uw tienpuntenplan een aantal maatregelen aangekondigd die zeer goed zijn, onder andere de overschrijding met 8,5 procent op het budget. Wanneer wordt dit gecommuniceerd via het VAPH naar zowel de voorzieningen als naar de mensen die nu de thuiszorg op zich nemen en die zich inderdaad afvragen wat ze tijdens deze moeilijke periode nog mogen uitgeven?
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, het tienpuntenplan waaraan de taskforce uitvoering geeft, onder leiding van Karine Moykens, is een tienpuntenplan voor mensen in residentiële woonvormen, in de gehandicaptensector, in de woonzorg en in de jeugdhulp. Het is dus een breed en uitgebreid plan.
Ik hoor hier zeggen dat het te laat is gekomen. Ik hoor u dat zeggen, mevrouw Goeman. Wanneer is Brussel met een plan gekomen? Wanneer is Wallonië met een plan gekomen? Ik zal de laatste zijn om een steen te gooien. Ik kom er straks op terug, want de situatie is te ernstig. Ik zou dit soort zaken voor andere momenten voorbehouden.
Ik wil beginnen met een citaat van Steven Van Gucht, dit weekend in De Tijd: “(…) er zijn ook al vroeg plannen gemaakt voor de woon-zorgcentra. Het niet meer toestaan van bezoek was een van de eerste maatregelen die werd genomen.” Misschien was het ook wel een van de moeilijkste maatregelen voor de mensen zelf. “Ik weet niet of we zoveel meer hadden kunnen doen. Natuurlijk had het personeel vanaf dag één maskers moeten kunnen dragen, maar dan moeten die beschikbaar zijn. En ook die bieden niet de garantie dat we het virus uit de woon-zorgcentra hadden kunnen houden.”
Laat mij beginnen met een update te geven van de situatie op het terrein. Volgens de zelfrapportering die wij sinds 18 maart elke dag opnieuw vragen aan onze woonzorgcentra, worden in 47 procent van onze woonzorgcentra geen besmettingen gemeld. In 31 procent worden besmettingen gemeld, minder dan 10 procent. In 22 procent van onze woonzorgcentra worden we met meer dan 10 procent besmettingen geconfronteerd. We hebben een testingstrategie opgezet waarvan de eerste fase achter de rug is en waar we intussen ook de eerste gedeeltelijke cijfers van hebben: 7000 op de 11.000. We hebben in onze testingstrategie gezegd dat we het zouden doen op een dubbele manier. In de 55 woonzorgcentra waar op het ogenblik dat we die foto hebben genomen en we die 11.000 testen moesten verdelen, hadden we met een uitbraak te maken. In 30 andere hadden we niet met een uitbraak te maken, en deden we tests om te peilen wat nu de reële situatie op het terrein was.
De cijfers op dit ogenblik laten ons nog niet toe om die twee verschillende groepen van elkaar te onderscheiden. Dat is wel belangrijk voor de interpretatie van de cijfers. We zullen dat doen, maar we hebben die cijfers nog niet op die manier gekregen. We zullen dat doen, en vanaf het ogenblik dat we de resultaten hebben, ben ik graag bereid om daarover tekst en uitleg te geven.
In 22 procent van onze woonzorgcentra wordt meer dan 10 procent besmettingen vastgesteld. Wat leren nu de testen die zijn afgenomen, met alle voorbehoud van dien dat ik daarnet heb gemaakt? Daaruit leren we dat ongeveer een op de twee mensen in woonzorgcentra met symptomen ook positief op COVID-19 test. Dat wil zeggen dat een op de twee met symptomen niet positief op COVID-19 test, maar wel in onze cijfers door de woonzorgcentra als vermoedelijk positief wordt geduid. Vandaag zitten we in de woonzorgcentra aan ongeveer vijfduizend registraties, over wie de directeurs zeggen dat ze vermoeden dat die mensen positief zijn. Ik heb al vanaf de eerste dag gezegd dat we dat op deze manier registreren. Ik kom daar straks nog op terug. Dus de helft is positief, de andere helft niet. Als dat geldt voor diegenen die vandaag getest zijn, zegt dat wellicht ook iets over het aantal mensen dat de voorbije weken is overleden en op wie men het label COVID-positief heeft geplakt. Daarnaast test op dit ogenblik 13 procent van de mensen die zeggen dat ze geen symptomen hebben, positief op COVID-19, met het voorbehoud dat we nog niet over de hele set data beschikken.
Als we naar het personeel kijken, dan zien we dat 16 procent positief test, waarbij een op de vier symptomen heeft en drie op de vier niet. Dat zegt misschien iets over de manier waarop dat virus in onze samenleving aanwezig is. Dat is een vraag voor de specialisten en virologen. Het geeft misschien een doorsnede van de aanwezigheid van het virus? Dat is de reden waarom ik twee weken geleden heb uitgelegd waarom we ook in dertig woonzorgcentra waar er geen uitbraak werd vastgesteld, toch zouden testen – net om te weten wat daar nu heel precies aan de gang is. Meten is weten. Die 16 procent stemt ongeveer overeen met de resultaten van een recent Duits onderzoek waaruit bleek dat ongeveer 15 procent van de bevolking allicht COVID-positief is of drager is van het virus.
De beschikbaarheid van het beschermingsmateriaal is natuurlijk een probleem. Dat wisten we vanaf het begin en dat wisten de woonzorgcentra ook vanaf het begin. Vanaf het ogenblik dat de koepels ons gevraagd hebben om daar iets aan te doen, zijn we in gang geschoten, maar ik vind het wel een klein beetje te makkelijk om alleen naar de overheid te kijken. Ook werkgevers hebben wettelijke verplichtingen. De wet over preventie en bescherming op het werk telt ook voor hen. Ik heb er alle begrip voor dat men zegt dat men dit als werkgeversorganisatie niet had zien aankomen, maar ik heb er iets minder begrip voor wanneer men zegt dat de overheid dat wel had moeten zien aankomen. Dat was inderdaad niet zo in Vlaanderen, maar ook niet in Brussel of Wallonië, mevrouw Goeman, noch in onze buurlanden of Amerika. Later kunnen we daar allerlei zaken over zeggen, maar dat brengt ons vandaag niets bij.
Vandaag moeten we allemaal samen zorgen dat we dat virus kunnen bestrijden. En daarbij moeten we niet proberen de een en de ander tegen elkaar op te zetten, wat de voorbije weken al iets te veel is gebeurd, maar moeten we zorgen dat we aan hetzelfde touw trekken.
Collega’s, ik ben niet op zoek naar schuldigen – wie had wat moeten doen – maar naar bondgenoten: bondgenoten in deze regering, bondgenoten in dit parlement, bondgenoten op het federale niveau, en bondgenoten bij werknemers- en werkgeversorganisaties. Ik zoek bondgenoten binnen de Federale Regering om te vragen dat zij ons zouden steunen in de teststrategie. Ik zoek bondgenoten als het gaat over hoe we ziekenhuispersoneel kunnen inzetten in onze woonzorgcentra en andere residentiële voorzieningen. Daar hebben we deze morgen op de interministeriële conferentie met de ministers van Volksgezondheid ook een akkoord en een kader voor afgesloten.
In ruil begrijp ik dat men zegt dat de regio’s hun ding moeten doen. Vlaanderen doet dat als eerste regio. Vijf schakelzorgcentra hebben we intussen geactiveerd. Vijf. Mevrouw Goeman, ik pik het eigenlijk niet dat u mij hier elke week opnieuw de les komt spellen, terwijl u in een regio woont waar de problemen minstens zo groot zijn, en waar u mee in de regering zit – in Wallonië en in Brussel.
Ik ga geen steen gooien naar de andere collega’s, want iedereen doet daar zijn best. Collega Alain Maron doet zijn best; collega Christie Morreale doet haar best. Maar dan, zoals vorige week, komen zeggen dat ik het virus niet heb kunnen tegenhouden? Hoe goedkoop is dat eigenlijk. Hoe goedkoop is dat. Wij werken samen, en we doen dat op vele vlakken. Dat is ook de enige manier om inderdaad erger te voorkomen.
Velen zullen zich inderdaad vragen stellen over wat we anders hadden kunnen doen. Dat zijn zinvolle vragen, en daar zullen we het bij tijd en wijle ook over hebben. Moeten we niet denken aan de kwaliteitscriteria in de woonzorgcentra? Moeten we niet spreken over welk type personeel we waar moeten hebben in de woonzorgcentra? Ik ben absoluut bereid om daarover te spreken. Ik ben absoluut bereid om te kijken welk brandblusmateriaal we nodig hebben. Maar vandaag moeten we wel zorgen dat die branden worden geblust. Dat is vandaag het allerbelangrijkste. En dat is wat we doen.
En dan kom ik nog even terug op die cijfers. Ik heb gelezen dat we met onze cijfers misschien te eerlijk, te transparant, of zelfs te naïef zijn geweest. Vorige week is mij gezegd dat ik cijfers achterhield. Collega’s, Sciensano bevestigt – ik heb het rapport hier liggen – dat Vlaanderen de regio is geweest die als eerste is beginnen te rapporteren, en ook de regio is die het beste rapporteert. Wij hebben niets tegengehouden, niets ingehouden. Wij zijn van in het begin gestart met rapporteren, maar we zijn niet beginnen te rapporteren met het oog op hoe we internationaal wetenschappelijk onderzoek moeten fourneren. Wij zijn vanaf dag een beginnen te rapporteren met één oogmerk: goed weten wat er gebeurt op het terrein. Hoeveel mensen vallen er ziek? Hoeveel worden er overgebracht naar de hospitalen? Hoeveel mensen zijn er waarvan de coördinerend en raadgevend arts zegt dat ze vermoedelijk COVID-19-positief zijn? En ja, hoeveel mensen zijn er waarvan we denken dat ze vermoedelijk aan het coronavirus zijn overleden?
Al op 1 april – ik heb het verslag bij – is er op de interministeriële conferentie (IMC) gezegd dat wij onze cijfers overmaken, dat is geen enkel probleem. Maar Sciensano moet daar op een goede manier over rapporteren. Dat mag u mij niet verwijten, dat mag u ons niet verwijten. Ik heb dat vanmorgen ook op de IMC aan bod laten komen. De collega’s zijn het er allemaal over eens: we zullen een andersoortige rapportering moeten doen.
Om vandaag een juist beeld te krijgen over hoeveel overlijdens er zijn, is er maar één manier om dat echt in beeld te kunnen brengen: dan moeten we kijken naar de oversterfte op dit ogenblik. Als ik dan het rapport van Sciensano van vandaag lees, staat daar dat de voorbije drie weken – van 16 tot 22 maart, van 23 tot 29 maart en van 30 maart tot 5 april – de oversterfte tot nu toe het meest uitgesproken is in Brussel, en het minst in Vlaanderen.
Maar eigenlijk maakt dat niet uit. Voor de mensen op het terrein maakt het niet uit of men sterft aan COVID of aan iets anders. De mensen gaan dood. En het maakt niet uit op welke manier ze worden geregistreerd. Maar elke dode is er wel één te veel. Want achter elke dode staat er ook een familie, die op dit ogenblik geen afscheid kan nemen zoals ze dat zou willen.
Vandaag las ik een dagboek waarin een directeur van een woonzorgcentrum schrijft dat er misschien meer mensen zijn die sterven aan eenzaamheid dan aan COVID, dat er misschien meer mensen sterven aan eenzaamheid dan aan corona. Er spelen zich drama's af, ook in de gehandicaptensector. Want u hebt gelijk: ook daar hebben we maatregelen moeten nemen die hard waren. We hebben die al versoepeld sinds 1 april. Daar kan men weer naartoe gaan als men thuiszat, onder een aantal voorwaarden, of omgekeerd. We hebben dat versoepeld en aangepast, omdat we zagen dat het nodig was.
Ik ben als eerste vragende partij om te kijken hoe we welzijn en volksgezondheid kunnen weten te verzoenen. Dat is op dit ogenblik een ongelooflijk spanningsveld, en dat zal het gedurende heel die crisis zijn. En toch zullen we in dat moeilijke spanningsveld niet anders kunnen dan dat proberen te doen.
Collega's, vanmorgen hebben we op de interministeriële conferentie afgesproken om samen naar een andersoortige rapportering te kijken. Maar daar zijn we vandaag op zich niet veel mee. De situatie in onze woonzorgcentra, in Vlaanderen, in Brussel, in Wallonië, maar ook in onze buurlanden, is natuurlijk een gigantische uitdaging. Ik zal niet spreken over Spanje of Italië, over Ierland, Frankrijk, Canada, Duitsland. In Nederland is men zelfs nu pas begonnen met rapporteren over mensen die niet in ziekenhuizen zijn overleden. Sommigen hebben tot nu toe niet willen of niet durven zien welke impact dat virus had op het terrein. Wij hebben daar als eerste maatregelen rond genomen.
U zegt dat er weinig verrassende punten zaten in het tienpuntenplan. Het was ook niet de bedoeling om met iets nieuws te komen. Het was de bedoeling om onder datgene waar we weken en weken aan gewerkt hadden en waarmee we in uitvoering zaten, nu met die groep van alle verantwoordelijken samen de schouders onder te zetten en ervoor te zorgen dat dat verder uitvoering zou kunnen krijgen. Ik zal daar zo meteen ook heel concreet een stand van zaken over geven. Die groep is aan de slag gegaan en die vergadert: vrijdag, zaterdag, zondag, maandag, dinsdag, woensdag, elke dag opnieuw. Er is een projectgroep rond het materiaal, een projectgroep rond testing, een projectgroep rond richtlijnen voor de sector, de cijfers en de monitoring en hoe daarmee om te gaan. Wat is nu de komende teststrategie? Dat zal in verschillende fasen gebeuren. Ik kom daar zo meteen nog op terug. Er is een projectgroep rond psychosociaal welzijn en ook een projectgroep met externe partners.
Collega’s, er zijn vragen gesteld over de inzet van materiaal, over de inzet van personeel. Wanneer moet ze beschermend materiaal hebben? Mogen mensen die COVID-positief testen maar geen symptomen hebben, gaan werken? Onder welke omstandigheden, op welke manier? We hebben vanmorgen op de interministeriële conferentie afgesproken dat we wat Sciensano en de Risk Management Group (RMG) hebben beslist, de richtlijnen die ze sinds vrijdag op de website hebben staan, in alle regio's samen zullen uitvoeren, op een gelijke en gelijkwaardige manier. En dat is natuurlijk geen gemakkelijk verhaal. Daar hebben we vorige week ook met de werkgevers- en werknemersorganisaties over gesproken.
Ik besef heel goed dat dat op het terrein voor sommigen geen gemakkelijke boodschap zal zijn, maar het is wel een noodzakelijke boodschap als we ervoor willen zorgen dat diegenen die het meest kwetsbaar zijn in die woonzorgcentra, nog kunnen gaan werken of de nodige zorgen zullen kunnen krijgen.
Misschien even door het tienpuntenplan gaan. Het eerste punt is de lockdown. Diverse maatregelen, bijvoorbeeld ook in de woonzorgcentra, lopen sinds het ogenblik dat de Nationale Veiligheidsraad die heeft afgekondigd op 18 maart. De werkgroep zal mee bekijken hoe die moeten worden voortgezet of aangepast als de Veiligheidsraad dat eenmaal heeft beslecht. Wat de voorzieningen van het VAPH betreft, die hebben we sinds 1 april al aangepast, zoals ik hier vorige week al heb gezegd.
Voor de voorzieningen met een uitbraak van het virus hebben we de outbreakteams. Die bestaan op dit ogenblik al. Die zijn bezig. Dat wordt voortgezet, ook met de CLB-artsen, waarvoor dank aan collega Weyts. Die zijn nu ook verder mee operationeel. Dat gaat om informatie verzamelen. Vervolgens probeert de afdeling Infectieziekten de meer risicovolle voorzieningen telefonisch te ondersteunen. Indien dat niet lukt, dan gaat men ook langs in de voorzieningen. Indien een voorziening het niet alleen aankan, en zo zijn er inderdaad, mevrouw Goeman, dan kunnen ze, zo heeft de regering beslist, externe managementondersteuning krijgen. Dat kan iemand van een ziekenhuis zijn. Dat kan iemand van een ander woonzorgcentrum zijn. Als je in een woonzorgcentrum zit dat met drie, vier, vijf, zes of tien centra onder een grotere entiteit valt, dan is dat gemakkelijker dan als je alleen staat. We hebben dus toegelaten dat men in die omstandigheden ook die externe hulp kan inroepen wanneer het nodig is, en daar is ook al dankbaar van gebruikgemaakt.
Punt drie betreft de monitoring van de pandemie. Ik heb u daarnet de cijfers gegeven. De taskforce zal een voorstel doen met betrekking tot de vraag hoe we in de komende periode moeten omgaan met die 120.00 tests die er voor Vlaanderen zullen zijn. Zij vergaderen vandaag. Intussen hebben we ook al 9000 extra tests gekregen, voor gisteren, vandaag en morgen. Die worden voor ongeveer 75 procent ingezet in woonzorgcentra en voor 25 procent in gehandicapteninstellingen. Die gaan naar 33 woonzorgcentra waar we intussen ook een uitbraak hebben vastgesteld en naar 9 voorzieningen met het hoogste aantal vermoedelijke besmettingen. Fase 3 gaat normaal gezien vanaf morgen van start. In de komende 2-3 weken zal dan stelselmatig het aantal tests per dag aan ons worden overgemaakt, en dan zullen we die verder uitvoeren volgens het plan dat de taskforce zal bespreken.
Ik wil wel even meegeven dat intussen, naast die 11.000 tests, de tests die regulier via de ziekenhuizen, via de triagecentra verlopen, ook in gehandicapteninstellingen en woonzorgcentra worden gebruikt. We hebben dus ook een bevraging opgestart om te weten te komen waar er nog tests zijn gebeurd, naast die 85 waar al is getest en die 33 waar de komende dagen nog zal worden getest. In tientallen en tientallen woonzorgcentra heeft men via het andere circuit bottom-up ook al getest, in sommige gedeeltelijk, in sommige volledig. Het zou een goede zaak zijn als we die informatie van onderuit ook krijgen, omdat dat ons een nog veel vollediger beeld zal geven.
We zien dat de uitval van personeel de voorbije vijf, zes weken sinds de uitbraak eigenlijk nogal constant is gebleven, rond 5 procent.
Maar er zijn natuurlijk wel grote verschillen. Een aantal woonzorgcentra met uitbraken hebben met manifest meer uitval te maken gekregen dan andere. Er zijn woonzorgcentra die geen uitval hebben, er zijn er die een grote uitval hebben. Vorige week heb ik al gezegd dat we daar al verschillende initiatieven rond hebben genomen en die ook verder versterken. 4111 hebben zich aangemeld als medisch reservist en er zijn al 598 vacatures geplaatst, waarbij instellingen zeggen: ‘Dit is het profiel waarnaar we op zoek zijn’. De match monitoren we op dit moment niet, maar we hebben gevraagd – en we zullen het opnieuw vragen – aan diegenen die dit voor ons organiseren om dat mogelijk te maken.
Vanmorgen hebben we tijdens de IMC beslist dat de burgerlijke aansprakelijkheid van vrijwilligers verzekerd zal worden over de verschillende regio’s heen.
Op dit moment zijn er in 170 woonzorgcentra allemaal samen al meer dan 200 studenten geneeskunde aan de slag. Die zitten bij wijze van spreken op dit ogenblik aan het front. Werkgevers- en werknemersorganisatie hebben een protocol afgesloten om samen personeel te kunnen verdelen over de sectoren heen. Daar wordt voorlopig weinig gebruik van gemaakt en ik roep de werknemers en werkgevers dan ook op om dat akkoord, dat ze samen hebben afgesloten, ook uit te voeren.
Eén maatregel alleen zal de personeelsuitval niet oplossen. Onze strategie is net geweest om een veelheid aan maatregelen te nemen. Zo betrekken we én de stagiairs én de vrijwilligers én het bestaande personeel dat ergens anders beter ingezet kan worden, bij een mogelijke oplossing. Last but not least: deze morgen hebben we binnen de IMC een overeenkomst afgesloten die ziekenhuispersoneel toelaat om advies te gaan geven of ziekenhuizen toelaat om personeel ter beschikking te stellen, wanneer dat nodig is. Het is de veelheid aan maatregelen die we nemen, die de personeelsuitval zoveel mogelijk moet helpen oplossen.
Ook de kwestie van het beschermingsmateriaal is een continu proces. Zoals ik vorige week heb gezegd, hebben we een tijdje terug een bestelling geplaatst van 9 miljoen maskers, waarvan het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten (FAGG) er vorige week een kleine 2 miljoen heeft goedgekeurd. Er zouden opnieuw 7 miljoen maskers zijn aangekomen in ons land; nu wachten we nog op de kwaliteitscontrole van het FAGG. Ik ga dus nog geen grote aankondigingen doen. Eerst wil ik zeker zijn. Maar die maskers zouden dus klaar liggen. Er is vandaag ook een lading faceshields en schorten geleverd; die zullen verder verdeeld worden. De handgels zijn twee weken geleden al verdeeld onder de instellingen.
We hangen ook posters op en posten e-learningvideo’s over de manier waarop al die zaken gebruikt moeten worden. Goed gebruik van het beschermingsmateriaal is minstens even belangrijk als het gebruik van het beschermingsmateriaal zelf. Verkeerd gebruik van het materiaal kan ontzettend contraproductief werken. Op heel veel plaatsen wordt het materiaal correct gebruikt, maar op sommige plaatsen is er een zeker nonchalance, misschien onbewust, maar wel een nonchalance die op het terrein ongelooflijke repercussies kan hebben. Ik zou hier dan ook willen oproepen om het beschermingsmateriaal niet alleen te gebruiken, maar ook om dat goed te doen. Dat is absoluut noodzakelijk.
Eerder werd hier al de vraag gesteld of het agentschap wel voldoende geanticipeerd heeft. Wel, eind vorig jaar al werden er provinciale sessies georganiseerd over de manier waarop handhygiëne in woonzorgcentra gewaarborgd kan worden. Niet alle woonzorgcentra hebben aan die sessies deelgenomen, maar die sessies werden wel georganiseerd om de mensen ervan bewust te maken dat handhygiëne noodzakelijk is.
Er zijn hier vragen gesteld over de cohortzorg. Cohortzorg bestaat, maar natuurlijk niet overal. Waar er geen uitbraken zijn, hebben we geen cohortzorg nodig. Die cohortzorg wordt georganiseerd en zullen we vanaf morgen ook operationeel maken met de gezinszorg en de thuiszorg. Dat gebeurt niet alleen in de woonzorgcentra, maar ook voor diegenen die thuiszitten. Ook dat was een vraag. Ook mensen in een residentiële voorziening of mensen die gewoon klant zijn en COVID-positief zijn, zullen via cohortzorg worden ondersteund. Er is de voorbije weken hard gewerkt om dat in de juiste plooi te krijgen en de neuzen in de juiste richting te krijgen. Het wordt vanaf morgen uitgerold.
Het achtste punt ging over de ondersteuning van de ziekenhuizen. Ook dat is een belangrijk punt. De interministeriële conferentie van vanmorgen was belangrijk op dat vlak, om datgene wat op het terrein hier en daar – op vele plaatsen, eigenlijk – al op vrijwillige basis gebeurde, nu een duidelijk kader van afspraken te geven. Ik ben blij dat we ook op dat vlak alle neuzen in de juiste richting hebben gekregen.
Het negende punt ging over de financiële compensaties. Ook daaraan hebben we meteen uitvoering gegeven. De Vlaamse Regering heeft daarvoor inderdaad in een non-paper 130 miljoen euro voorzien. Als we de kinderopvang erbij nemen, gaat het over 180 miljoen euro. Die 180 miljoen euro zal in een besluit van de Vlaamse Regering worden gegoten en daarna zal dat onmiddellijk uitvoering krijgen. En ja, we zullen dat snel aanpakken. Ik begrijp dat men zich op het terrein afvraagt wat dat nu concreet betekent. We zullen dat dus snel aanpakken en dan voorleggen aan de Vlaamse Regering.
Het gaat over 44 miljoen euro aan compensaties in de kinderopvang en 22 miljoen euro voor de aankoop van beschermend materiaal. Er wordt 24 miljoen euro uitgetrokken voor het opvangen van de kosten die de ziekenhuizen hebben gemaakt op het vlak van infrastructuur – en hetzelfde geldt voor de woonzorgcentra –, maar ook voor kosten die ze hebben gemaakt, bijvoorbeeld in gehandicapteninstellingen of woonzorgcentra, om maskers, handgels enzovoort aan te kopen. Er is 3 miljoen euro compensatie voor de gezinszorg en 3,5 miljoen euro voor de schakelzorgcentra. Er wordt 7 miljoen euro voorzien voor de thuisverpleging, die federaal wordt betaald, wanneer wij die mee in onze instellingen zouden brengen. Verder wordt er 10 miljoen euro voorzien voor de personen met een handicap.
Dat wordt nu verder uitgerold. Ik zal daar zo snel mogelijk mee naar de Vlaamse Regering gaan, om op die manier duidelijkheid te geven aan de mensen op het terrein. We begrijpen die bezorgdheid. We hebben daaraan ook onmiddellijk uitvoering gegeven. Dat wordt nu heel concreet naar voren gebracht.
Tenslotte haal ik nog een laatste punt aan, over het welzijn van de mensen. Ik heb het dan over het welzijn van de werknemers in de instellingen, van de mensen die daar verblijven, maar eigenlijk ook over het welzijn van de 6,5 miljoen Vlamingen. Niet al die 6,5 miljoen Vlamingen hebben professionele hulp nodig. Het gros van die 6,5 miljoen Vlamingen wil waarschijnlijk vooral een perspectief krijgen, op een of andere manier. Ze willen weten dat datgene wat ze nu moeten en dat ze in overgrote mate ook doen … En we weten welke inspanningen ze daarvoor leveren. U verwees naar een gezin met een paar kinderen dat op een appartement woont. Het is op een mooie paasdag dan niet eenvoudig om op dat appartement te blijven. Dat is absoluut niet eenvoudig. Het is nog veel moeilijker wanneer je een gehandicapt kind hebt. Het is nog veel moeilijker wanneer je op dat ogenblik je vader of moeder mee moet opvangen en niet weet hoelang dit allemaal nog zal duren. En misschien moet je dat dan nog combineren met je werk. We vragen ongelooflijk veel inspanningen van de mensen.
Dat is voor de bestrijding van dat vies beest waarmee heel de wereld wordt geconfronteerd.
Er is natuurlijk een hele groep mensen die met kindermishandeling, met problemen thuis en met moeilijke opvoedingssituaties worden geconfronteerd en waarvoor we een actieplan moeten opstellen. De Vlaamse Regering heeft dit besproken. We trekken daarvoor alles samen 18 miljoen euro uit. Ik heb hier in het parlement al gezegd dat we hierover gesprekken voeren met experts. We hebben hier gisteren nog over vergaderd. We zullen dat de komende dagen en weken verder uitrollen.
Daarnaast is hier geroepen om een sociaal noodfonds. (Opmerkingen)
Neen, er is niet geroepen. Het was heel vriendelijk deze week.
Ik heb tijdens de eerste weken al gezegd dat ik me niet in een bedrag wil opsluiten. We zullen doen wat noodzakelijk is om de kosten te compenseren, en we komen ons woord na. We zullen doen wat noodzakelijk is op het vlak van welzijn en we zullen dat uitrollen. In de begrotingswijziging hebben we hiervoor middelen ingeschreven, maar we zullen dat ook doen op andere vlakken.
Afgelopen vrijdag heeft de Vlaamse Regering principieel beslist een taskforce voor kwetsbare gezinnen op te richten. Die taskforce zal de problemen op het terrein mee detecteren en de situatie monitoren. Op die manier zullen we nagaan welke bijkomende inspanningen we moeten leveren.
De begrotingscontrole is goedgekeurd. Er is daarstraks al gesproken over de kinderbijslag en de vraag gesteld of we dit niet moeten bijsturen. Naast 180 miljoen euro voor coronacompensaties en 18 miljoen euro aan bijkomende middelen voor Welzijn, heeft de begrotingscontrole nog eens 77 miljoen euro aan bijkomende middelen voor Welzijn opgeleverd.
Daarvan gaat 63 miljoen euro naar het groeipakket, in belangrijke mate naar de selectieve participatietoeslagen. We hebben dit automatisch gemaakt, wat betekent dat 40 procent van de gezinnen op dit ogenblik de automatische participatietoeslag krijgt. In plaats van hier een nieuwe bovenbouw aan te geven, is het belangrijk dat iemand krijgt wat hij automatisch moet krijgen. In het verleden, onder het oude regime, zouden te veel mensen die hier recht op hadden, door de mazen van het net zijn gevallen. Dit zou om een of andere reden niet bij hen toekomen. Maar we hebben besloten die mazen dicht te trekken. Die mensen moeten dat automatisch krijgen en mogen niet het slachtoffer van een mattheuseffect worden. We hebben dat gedaan, en dat heeft een kostprijs van 63 miljoen euro. Die 63 miljoen euro gaat naar de kwetsbare gezinnen.
Daarnaast is er nog bijna 5 miljoen euro meer voor de pleegzorg, 5 miljoen euro meer voor de basisondersteuning en 4 miljoen euro meer voor de woonzorgcentra. Als ik die 77 miljoen euro optel bij de bedragen van 180 miljoen euro en 18 miljoen euro, betekent dit 275 miljoen euro meer voor Welzijn. Van mij mag daar de strik van een sociaal noodfonds rond. Dat maakt mij niet uit. Mij gaat het erom wat we op het terrein kunnen doen. Ik denk dat we hiermee de komende periode heel wat bijkomende vragen op het terrein zullen en kunnen aanpakken.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Minister, u hebt met betrekking tot een aantal vragen toelichting en duiding gegeven. Een aantal zaken zijn me nog niet duidelijk of zijn gewoon nog niet duidelijk. Ik zal dit verder opvolgen en eventueel volgende week in de commissie ter sprake brengen.
Maar ik wil wel van deze gelegenheid gebruikmaken en oproepen om goed bij te houden welke maatregelen, zowel goede als minder goede, zijn genomen en welke problemen zich sectorbreed hebben voorgedaan, zodat wij een goed overzicht hebben en ons kunnen voorbereiden op een – laat ons hopen dat dat niet gebeurt – eventueel tweede besmettingsgolf.
Dat we worden geconfronteerd met onvoorziene maatregelen is helaas eigen aan een crisis. U hebt net zelf gezegd dat we niet alles kunnen voorzien. Maar dat mag ons niet beletten om daar intussen lessen uit te trekken en ons te wapenen tegen om het even welke volgende crisis, los van een diepgaande evaluatie die er wellicht voor het hele land zal komen.
De heer Sintobin heeft het woord.
Minister, u bent begonnen met een citaat, en ik zal hetzelfde doen. Ik heb dat ook daarnet gedaan, maar misschien is het niet doorgedrongen. Het is een citaat van topdokter Ann Vandenbroucke, tevens geriater: “Er zijn al veel mensen in dit land die misschien niet hadden moeten sterven.”
Minister, ik vond het eerste deel van uw antwoord bijzonder bedroevend. U bent in een egelstelling gekropen en u vond het nodig om uzelf te verdedigen. U hebt tot drie- of viermaal toe verwezen naar de situatie in Brussel en Wallonië. Alsof een zwaar zieke resident of patiënt of om het even wie geïnteresseerd is in het feit dat het er in Brussel en Wallonië nog slechter aan toe gaat. Niemand in Vlaanderen is daarin geïnteresseerd.
U wijst de werkgevers van de woonzorgcentra zelfs met de vinger en u verwijst ook meermaals, zoals u ook vorige week al hebt gedaan, naar de federale overheid en Sciensano. Maar u hebt wel gekozen voor die ministerpost en voor het beleidsdomein Welzijn, dus u hebt de eindverantwoordelijkheid. En anderen, onder wie de werkgevers, zullen inderdaad ook wel fouten maken, maar aan het einde van de rit bent u verantwoordelijk.
U hebt een aantal van mijn vragen beantwoord. De vragen waar ik geen antwoord op kreeg zal ik opnieuw stellen in de commissie. Op één vraag wil ik nu wel een antwoord omdat veel residenten en hun familie daarmee begaan zijn, namelijk: wat vindt u van het idee om per resident één familielid toe te laten in een woonzorgcentrum? Ik heb het dan natuurlijk over residenten die niet besmet zijn.
De andere vragen zal ik volgende dinsdag opnieuw stellen, onder meer over de nieuwe manier van rapporteren. Ik vind het eigenaardig dat we onder druk van journalisten en virologen op een andere manier rapporteren. Hoe zult u dat overbrengen bij de bevolking? Dat zal sowieso wantrouwen wekken. Ik vind dat we de huidige rapportering moeten behouden. Er zijn trouwens woonzorgcentra die correct rapporteren en die patiënten of residenten die zijn overleden, niet meetellen in de cijfers wanneer ze denken dat ze niet zijn overleden aan COVID-19.
Ik nodig u uit om de situatie in te schatten. We zitten in een oorlogssituatie in die woonzorgcentra. Er is een woonzorgcentrum in Brugge, in mijn stad, waar 70 procent van de residenten besmet is, waar een op de drie personeelsleden besmet is. Waar zijn we dus over bezig? De antwoorden die u geeft op mijn vragen, zijn dezelfde als vorige week en de week voordien; we komen geen stap verder.
Voorzitter, ik richt me tot u. Ik weet dat het nu niet het moment is, we zitten in een oorlogssituatie en we moeten samen de vijand verslaan, maar na deze crisis zal mijn fractie een onderzoekscommissie vragen naar het reilen en zeilen in de woonzorgcentra tijdens de afgelopen maanden.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw zeer uitgebreide toelichting en heel veel informatie, cijfers en een accurate stand van zaken. Ik voel hier en wanneer ik een dergelijk debat voorbereid dat dit een heel emotioneel geladen debat is. Wat we nu meemaken, gaat over onze gezondheid, over leven en dood. Maar toch vind ik het ook heel erg sterk dat de ministers en de meeste van de collega’s hier daarover op een serene en constructieve manier debatteren. Het is nodig dat we dat doen in onze functie.
Ik vind het goed dat u zich niet laat verleiden tot allerlei gekibbel en reacties op bewuste provocaties die ik hoor, zie of lees. Ik neem aan dat u daarvoor ook geen tijd hebt en dat u andere katten te geselen hebt want u staat er midden in. Ik vond het heel sterk dat u zei: “Ik zoek nu geen schuldigen maar bondgenoten.” Dat lijkt mij de perfecte manier om op dit moment te doen wat nodig is.
Als ik lees wat er op dit moment gebeurt, als ik kijk naar hoe de koepels en de directies op dit moment omgaan met de informatie die ze krijgen aangereikt en als ik zie dat ze de testresultaten kunnen gebruiken om te bepalen welke strategie ze moeten opzetten, dan denk ik dat al het mogelijke wordt gedaan – we moeten dat natuurlijk blijven doen – om de crisis aan te pakken.
Als ik u heb beluisterd over een toekomstig actieplan inzake mentaal welzijn of mentaal welbevinden, waarvoor u nu al de nodige lijnen uitzet en middelen vrijmaakt, dan pakken we niet alleen de crisis vandaag op ons best aan, maar bereiden we ook de toekomst voor met grote aandacht voor het mentaal welzijn. Dat komt tegemoet aan onze vraag.
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, u vroeg naar bondgenoten op het federale niveau en in dit parlement om dit samen aan te pakken. In onze fractie is onze positie niet gewijzigd: van bij het begin hebben wij gezegd dat we dit schouder aan schouder willen aanpakken. Ik zou collega's die af en toe de nood voelen om te steken… U geeft dan een steek terug. U hebt vorige week terecht gezegd dat we hier geen communautair spel van mogen maken. U moet dat dan misschien vandaag ook niet doen. We weten allemaal dat het op het terrein moeilijk is. U hebt verwezen naar minister Maron. Er mag dan ook eens gezegd worden dat hij met mondmaskers over de brug is gekomen richting Vlaamse rusthuizen die hun vraag verkeerd hadden gericht. Hij heeft aan twee van de acht mondmaskers geleverd. Het maakt niet uit vanwaar het komt. We staan er samen voor en we moeten het samen aanpakken. Laat ons dat dan ook in dit halfrond doen.
Ik ben deels tevreden met uw antwoorden. We zullen de meer technische vragen houden voor de commissie van volgende week. Ik ben tevreden met uw taskforce kwetsbare gezinnen. U noemt dat zo, ik zou liever een sociaal noodfonds zien. Maar goed, u hebt een aantal bedragen opgelijst en u komt daar tot een stevig bedrag, en dat is nodig. Voor mensen die momenteel in armoede zitten en al voor corona in armoede zaten, is dit geen evidente situatie. We zien dat ook in de cijfers van mensen die steun vragen aan het lokale OCMW. In de media zien we het versnipperd over verschillende krantenkolommen. Dit neemt week na week toe.
Leden van de N-VA, als fracties voorstellen op tafel leggen in deze situatie, is het misschien beter om ze eerst technisch te bekijken vooraleer ze zomaar van de tafel te vegen. Als u zegt van de huurtoeslag dat het een tijdelijke maatregel en koterij is, dan had ik evengoed met een slecht karakter kunnen zeggen dat we hier twee weken geleden een tijdelijke energietoeslag hebben goedgekeurd die ook als een koterij, als een tijdelijke maatregel kan worden bekeken. Toch hebben we gezegd dat het belangrijk is om daarin tussen te komen. Ik zou dit inzake de huurtoeslagen toch ook nog eens goed bekijken. Als eigenaars en huurders samen communiceren – wat een vrij uitzonderlijke situatie is – dat ze structurele problemen zien op de huurmarkt, dan is het niet meer dan logisch dat een parlement in overleg met de Vlaamse Regering zoekt hoe daaraan tegemoet te komen. Daar beginnen problemen op te duiken die, zoals mevrouw Jans zei, zullen nazinderen en doorwerken in de samenleving. Het is dan ook aan ons om daar een oplossing voor te zoeken. Ik neem het u in dezen niet kwalijk, maar misschien is het toch goed om nog eens te kijken hoe we ervoor kunnen zorgen dat iedereen door deze crisis geraakt en dat we niemand achterlaten.
Als ik de cijfers van minister Diependaele zie – op dit moment 2,5 miljard euro coronasteun, waar we met z'n allen achterstaan –, dan is er zonder veel omhaal – en terecht – op dit moment ongeveer 2 miljard euro geïnvesteerd in het economische weefsel, 2 miljard euro extra waar niemand op had gerekend. Ik ben dan blij dat er een minister is die zegt: Ik heb geen som, ik wil kijken naar de noden.’ Laat ons dat dan met open blik doen, want anders gaan we er niet geraken.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Collega's, ik schaam me vaak een beetje over de manier waarop we in deze tijden aan politiek doen.
Ik was de afgelopen weken vrijwilliger in een woonzorgcentrum, en ik kan u zeggen dat het personeel echt fantastisch is. Ze hebben maar één bezorgdheid en dat is de gezondheid van hun bewoners en van henzelf. Collega Goeman, weet u waar die mensen niet van wakker liggen? Van wie wat heeft gezegd de voorbije weken, wie er weer een zoveelste uithaal in de pers heeft gedaan, van al die klassieke partijpolitieke spelletjes, van elke dag – of elke week, in uw geval – een nieuwe schuldige: de minister, de experten. Te veel cijfers, te weinig cijfers, zeggen dat we doden onder de mat schuiven en elke dag beweren dat we een soort van derdewereldrampgebied zijn. Niemand, buiten uw eigen partij misschien, heeft daar een boodschap aan. Tegelijk ontkent ook niemand dat de uitdagingen voor de woonzorgcentra groot zijn. Niemand zegt dat er geen extra maatregelen nodig waren voor mensen met een beperking. Er wordt gehandeld. Het is voor u te laat en te weinig, maar er wordt iets gedaan. En ja, dat is niet simpel, en er is tegenslag, zoals bij de mondmaskers. Als we alles wisten wat we vandaag weten, dan hadden we een aantal dingen compleet anders gedaan. Als u daar een mea culpa voor wilt, akkoord, maar er wordt gehandeld en dag en nacht gewerkt, door politici, door mensen op het terrein en door die honderden mensen in de zorgcentra.
Ik vraag me af of het echt het moment is – in ons ‘hour of need’ – om die klassieke partijpolitieke spelletjes te blijven spelen alsof het een gewone woensdag is. Zijn we daarvoor in de politiek gegaan, hebben we daarvan al die moeite gedaan om op een zetel te zitten waar misschien tienduizend mensen op willen zitten? Ik vraag me dat echt af: is dat de essentie van politiek? Ik zou willen vragen om gewoon naar de essentie te gaan: help ons vooruit en stop die partijpolitieke spelletjes.
Minister, ik heb nog een concrete vraag over die 8,5 procent voor de mensen die thuis zijn en budgethouder zijn van een budget voor mensen met een beperking. Kunt u mij zeggen wanneer ze zekerheid krijgen dat ze effectief die 8,5 procent kunnen besteden? Want op dit moment moeten de mensen natuurlijk de kosten maken. Er zijn heel veel mensen die schrik hebben om uitgaven te doen, ook al hebben ze die nu nodig, voor hun kinderen bijvoorbeeld. Het VAPH zou hierover duidelijkheid moeten geven. Ik kan begrijpen dat het nog niet onmiddellijk kan worden uitgekeerd, maar de modaliteiten zouden alleszins duidelijk moeten zijn. Ik denk dat er enige urgentie op het terrein is.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Voor iemand die vindt dat er geen stenen moeten worden gegooid, vliegen er hier natuurlijk wel een aantal door de kamer.
Inderdaad, niemand heeft op dit moment een boodschap aan welke regio het het best doet, noch aan politieke spelletjes, mijnheer Vande Reyde, maar dan moet je ze natuurlijk zelf ook niet spelen. Ik zit hier om mijn rol te spelen als Vlaams fractieleidster, en dat betekent dat ik de zorgen en de noden van de mensen die we elke dag op het terrein horen, aan de minister voorleggen. Dat is mijn taak als parlementslid. Ik kan alleen maar vaststellen dat die zorgen en bezorgdheden nog altijd zeer groot zijn, dat er nog altijd veel problemen zijn. Dus vind ik het niet meer dan normaal dat ik ze hier elke week aankaart zodat er zo snel mogelijk een oplossing komt. Dat zullen we ook blijven doen, tot deze crisis hopelijk zo snel mogelijk voorbij is.
De heer Schiltz heeft het woord.
Mevrouw Goeman, ik wil wel, maar er is vooral één fractie die het toch niet kan laten om constant op de man te spelen, en dat is uw fractie. Uw collega Rzoska was vorige week loeihard, maar toch correct en op het juiste moment ingehouden zodat we er iets mee konden doen. Er wordt verwezen naar een voorstel rond huurtoelagen en er wordt bij ons over gesproken. Mercedes Van Volcem pikt daar op in. Het is dus niet zo dat sommigen niet mee willen. Er wordt keihard gewerkt en er wordt ook geluisterd naar de oppositie. Als het enkel is: ‘gij zijt slecht bezig en ge hebt nog niet door hoe groot de brand buiten is’, dan krijg je dit. Ik ben zeer blij dat mijn collega Maurits Vande Reyde op die manier de vinger op de zere wonde bij uw fractie legt, want dit is geen fijne manier om samen te werken.
De heer D’Haese heeft het woord.
Er zijn hier vreemde allianties.
Ik wil een ding duidelijk maken: hoewel het duidelijk is dat ik veel kritiek heb op wat er vandaag gebeurt, heb ik nooit gezegd dat er niets gebeurd is. Dat zult u mij ook nooit horen zeggen. Ik heb ook nooit gezegd dat het buiten houden van de besmetting mislukt is of een persoonlijk falen is van u, minister. Dat is een vaststelling. Ja, die had waarschijnlijk vertraagd kunnen worden als we sneller waren geweest met het beschermingsmateriaal. De grote kritiek die wij hebben, is dat er geen plan B was of veel te weinig plan B. Ik vind het toch ook wel heel pijnlijk dat u zich achter Brussel verstopt, dat u zelfs de oversterftecijfers van Vlaanderen en Brussel tegen elkaar afzet. Minister, ik vind dat niet kies. Dat heeft niets te maken met mijn oppositierol of wat dan ook, maar ik vind het niet kies om dergelijke cijfers tegen elkaar af te zetten om te proberen uw eigen beleid te rechtvaardigen. Want dat niemand dat had zien aankomen, is natuurlijk niet correct. In 2009 hebben experts gewaarschuwd om op te passen met de strategische reserve van mondmaskers. Ik weet dat dat niet op het Vlaamse niveau ligt, maar u was partijvoorzitter toen de regering werd samengesteld die die stock heeft laten vernietigen. Het is dus niet zo dat niemand dat heeft zien aankomen, het is niet zo dat er niemand heeft gewaarschuwd. Dat was wel zo maar er is niet naar gehandeld.
Opnieuw, ik wil dat gerust herhalen: er gebeuren goede dingen in de hele lijst die u opnoemt. Maar wat ik blijf missen, is het tekort aan aansturing. De generaal die de troepen overschouwt en ervoor zorgt dat er versterking wordt gestuurd naar waar die nodig is. Ik heb u de vraag gesteld – ik denk niet dat ik er een antwoord op heb gekregen – hoe we die 120.000 testen gaan organiseren. Ik heb u vorige week hier de vraag gesteld – ik heb er toen ook geen antwoord op gekregen – hoeveel testen in de komende 24 uur zouden plaatsvinden. Ik vroeg u dat omdat ik de indruk had dat u dat niet wist, omdat u gewoon testen opstuurt naar woonzorgcentra en het niet in handen neemt hoe die zullen worden uitgevoerd. 2 dagen later wisten we dan dat de verkeerde handleidingen waren meegestuurd en zijn we effectief in de problemen geraakt. Nu zijn er steeds meer woonzorgcentra die ons telefoneren en vragen of we kunnen komen helpen met testen want ze krijgen het zelf niet rond. Wel, wij willen heel graag helpen en we gaan dat ook doen, maar het is uw job om te zorgen dat het overal gebeurt, in al die woonzorgcentra waar nog getest moet worden. Dat ontbreekt vandaag. Als drie vierde van het personeel dat besmet is, geen symptomen vertoont, dan hoop ik dat we wel verder PCR-testen gaan uitvoeren bij het personeel, en ik begrijp dat dat het geval is. Vorige week hebt u nog gezegd dat dat geen enkele zin heeft, maar ik ga ervan uit dat we dat toch verder gaan doen. Dit is gewoon een begripsvraag want ik heb begrepen dat die in die 120.000 vervat zitten.
Wat het personeel betreft, zegt u dat u een veelheid aan initiatieven probeert te nemen. Dat is uiteraard goed. Er zijn heel veel mensen die op verschillende plaatsen zitten: studenten, mensen uit ziekenhuizen, vrijwilligers enzovoort die kunnen komen helpen. Maar ik mis opnieuw de centrale aansturing, het matchen van de noden en de vrijwilligers. Dat kan je toch niet gewoon aan een website overlaten? Als ik uw cijfers hoor, namelijk 4000 mensen die zich hebben opgegeven en amper 600 vacatures waar tot nu toe iemand is geplaatst, terwijl we weten dat er enorme tekorten zijn op het terrein: waarop wachten wij om die mensen daarnaartoe te sturen, minister? Waarom wachten wij tot de vraag komt van mensen die formuliertjes op de website invullen? U zegt dat de mensen worden ingeschakeld, maar hoe komt het dan dat verpleegkundigen, artsen en studenten bij ons aankloppen en vragen: ‘Waar kunnen wij helpen? We staan op een lijst maar we worden niet opgeroepen.’ Dat klopt toch niet? Het klopt toch niet wanneer er op het terrein zo’n enorme noden zijn, dat die mensen thuis moeten blijven zitten?
Wat betreft opleiding: sinds de eerste commissie die wij over corona hebben gehad op 10 maart heb ik gezegd dat video's en e-learning goed zijn maar niet volstaan. U blijft vandaag vasthouden aan video’s en e-learning terwijl iedereen op het terrein zegt: ‘Kom met mensen naar het terrein om die opleiding te geven.’ Ook de heer Cappelier die mee die video's heeft gemaakt, zegt dat. Ik hoor van mensen die in woonzorgcentra werken dat dat niets te maken heeft met nonchalance maar met een gebrek aan opleiding. De heer Vande Reyde heeft gelijk: er is een ongelooflijk groot engagement bij het zorgpersoneel dat in de woonzorgcentra werkt, maar ze hebben simpelweg de opleiding niet om deze crisis aan te kunnen en daarvoor moeten we hen op het terrein gaan ondersteunen.
Ik heb proberen over te brengen dat het personeel en de ouders van de mensen in de instellingen voor personen met een handicap op dit moment schreeuwen om beschermingsmateriaal. U mag mij verbeteren als ik verkeerd ben, maar als ik u hoor, gaat daar niets aan veranderen, zal men de richtlijnen die er tot nu toe zijn, blijven volgen en blijven de tekorten daar bestaan. U zegt dat de handgels twee weken geleden werden geleverd. Waarom blijft dan dag na dag uit de instellingen voor personen met een handicap de kreet komen dat er een tekort is aan handgels? Ik snap niet hoe die twee zaken met elkaar te matchen zijn.
En om af te sluiten, de situatie in de woonzorgcentra is effectief uit de hand kunnen lopen en het zou goed zijn om, als deze crisis gaat liggen, een onderzoekscommissie te organiseren om na te gaan hoe het is kunnen mislopen en hoe we dat in de toekomst kunnen voorkomen.
Minister Crevits heeft het woord.
Verschillende mensen hebben hier vragen gesteld over de toekomst en wat als dit nog eens gebeurt. In Vlaanderen hebben we schitterend wetenschappelijk onderzoek. Vorige zaterdag heb ik de opdracht gelanceerd om 2,5 miljoen euro te besteden aan onderzoek dat specifiek is gericht op corona en om dat heel snel uit te voeren. Het gaat over het ontwikkelen en testen van vaccins en antivirale middelen, waarin onze bedrijven en onderzoeksinstellingen mee aan de top staan.
Het gaat over datagedreven modellen. Aan de hand van data die worden verzameld, kunnen we nu terugkijken naar hoe het virus zich heeft verspreid. Wij vechten hier tegen iets wat we wereldwijd niet kennen en dat hoor ik hier veel te weinig. We kunnen wel vragen of het zich zo of zo verspreidt, en wat een goede of wat een slechte maatregel is, maar er is niemand die het echt weet.
De opdracht is nu in de markt gezet om aan de hand van alle data die zijn verzameld, na te gaan hoe we modellen kunnen maken voor de toekomst. Wat zijn goede scenario's? Wat als je in een lockdown zit? Hoe kun je geleidelijk aan terug vrijgeven? Hoe doe je dat, mensen vertrouwen geven om zich terug te bewegen? Het zijn allemaal vragen waar we nu voor staan en waarvoor niemand de kennis en de wijsheid heeft. Dat onderzoek wordt nu op heel korte termijn gelanceerd opdat we binnen een paar maanden al resultaten zouden hebben.
Dat is ook een stuk lessen trekken. Je kunt het hebben over onderzoekscommissies en dat soort zaken, maar voor mij is het ook van belang dat we een wetenschappelijke basis leggen met de expertise die we hier hebben om daarmee aan de slag te gaan.
We hebben vandaag in Vlaanderen vastgesteld – dat stelt heel Europa vast – dat we heel weinig voorraad hebben aan mondmaskers. Meer nog, het is vandaag onmogelijk om FFP2-maskers te laten certificeren in Vlaanderen omdat er geen instantie is die dat doet. De Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) heeft nu een goedkeuring aangevraagd om die erkenning te kunnen doen, en zal dat hopelijk heel binnenkort ook kunnen doen. Zo moeten we in de komende maanden in staat zijn om in de toekomst eigen productiecapaciteit te hebben en eigen voorraden aan te leggen. Dat zal de problemen van minister Beke ook al een stuk gemakkelijker maken. Een crisis als deze maakt pijnlijk duidelijk hoe belangrijk het is dat je goed nadenkt over wat essentieel is bij grote crisissen en hoe belangrijk het is dat je dan eigen capaciteit in gang kunt steken.
We lezen allemaal artikels over wie er allemaal aan de slag zal gaan met grote bestellingen. Iedereen kampt met hetzelfde probleem om goedkeuring te krijgen voor textiel of voor kunststof, afhankelijk van het type masker. Als we dat hebben opgelost, kunnen we effectief voor de productie zorgen, maar vandaag is niemand in staat om voor die productie te zorgen omdat er ook op de markt van de grondstoffen grote problemen zijn.
Dank u wel.
Minister Beke heeft het woord.
Collega's, ik heb absoluut geen steen gegooid naar de andere regio's, integendeel. Waals minister Morreale doet wat ze kan en meer, Brussels minister Maron doet wat hij kan en meer, zoals ik doe wat ik kan en meer dan dat. Dat doen we allemaal. Er zijn honderd-en-een redenen en mogelijkheden, elke dag opnieuw, om politieke spelletjes te spelen, om de ene tegen de andere proberen op te zetten. Dat is niet zo moeilijk, dat kan elke dag opnieuw, maar we doen dat niet, we vermijden dat. We proberen stelselmatig stappen te zetten naar hoe we de zaak verder in de juiste plooi kunnen krijgen. Dat is volgens mij de enige manier van werken, de enige aanpak die zal werken.
Ik ben blij dat de collega's van het Vlaams Belang zeggen: of het nu iemand in Wallonië is die sterft, of het iemand in Brussel is die sterft, of iemand in Vlaanderen die sterft, het zijn allemaal Belgen die sterven. Zeer goed. (Opmerkingen van Stefaan Sintobin)
Het zijn inderdaad telkens mensen die sterven. Mij gaat het er niet om of de ene beter is dan de andere. Ik zeg alleen dat dit een gigantische uitdaging is waar we allemaal voor staan. In die zin is dit een oproep aan u, mevrouw Goeman, om te stoppen met te vragen: waar blijft dit, waar blijft dat? We zijn er vanaf dag één mee bezig geweest, net zoals de andere collega's. Als u vraagt waarom ik niet vroeger met mijn plan ben gekomen, dan zeg ik: waarom is dat dan niet ook zo in de andere regio's?
Dus, geen twee maten en geen twee gewichten, alstublieft.
Ik werp dus naar niemand een steen. (Opmerkingen)
Wel, dat is goed. We zullen eens zien volgende week.
Collega’s, er is gevraagd of we de rapportering op dezelfde of op een andere manier gaan doen. Waarom hebben we het vroeger zo gedaan, en zijn we nu in staat om het op een andere manier te doen? Daar is een heel simpele reden voor. Op dat ogenblik waren we niet bezig de woonzorgcentra systematisch en grootschalig te testen. Aanvankelijk was dat voorbehouden voor de ziekenhuizen en voor wie in de triagecentra met zware symptomen werd getest. Nu is de testcapaciteit opgedreven en kunnen we nadenken over de manier waarop we de registraties gaan doen en hoe we dat performanter kunnen doen. Maar dat gaat natuurlijk niets veranderen aan het aantal overlijdens. Daarvoor zullen we in eerste instantie de oversterfte moeten bekijken, om dan retroactief te bekijken waar we zo ongeveer staan.
Er is hier opgeroepen om snel duidelijkheid te geven over de financiële compensaties. Dat zullen we doen. Ik hoop dat we dat volgende week aan de Vlaamse Regering kunnen voorleggen. Die vraag is terecht: de mensen moeten duidelijkheid hebben, personen, families, maar ook de organisaties. Dat zullen we dus absoluut doen. Daaraan zijn we met man en macht aan het werk.
Men vraagt mij of ik vind dat mensen in een residentie toch nog bezoek moeten kunnen krijgen van één persoon. Ik sta daar absoluut voor open. Dat is het moeilijkste evenwicht waarnaar ik op dit ogenblik zoek: hoe kunnen we tegelijk zorgen voor de volksgezondheid en aan de andere kant ook voor het welzijn van de mensen? Ik sta daarvoor open. Als we dat op een goede manier kunnen organiseren, zodat het virus dat buiten de instellingen is buiten blijft, en waar het in de instellingen is daardoor niet nog meer wordt verspreid, als we daarrond een goede manier van werken vinden, ben ik zeker vragende partij om dat op een juiste manier te doen.
Collega D’Haese, u had het over de strategische stocks en de fouten van het verleden. Gisteren las ik in de krant dat Wouter Beke beter een Waal was geweest. Want in Wallonië zeggen ze dat er maar één grote fout is gemaakt, en dat is: Maggie De Block met de stocks. Ik vind dat eigenlijk op dit ogenblik totaal geen discussie. Denkt u dan nu discussies te gaan voeren over strategische stocks en hoe en wat en wie en wanneer? Denkt u nu dat we daarmee vandaag op het terrein iets gaan kunnen verhelpen? Ik doe die politieke dingen niet. Als men daar later analyses over wil maken, mag men dat doen, geen enkel probleem. Maar we moeten nu vooral de hand aan de ploeg slaan, en dat moeten we samen doen.
Het is inderdaad de bedoeling om het personeel te testen. Ik heb vorige week gezegd dat een eenmalige PCR-test geen zin heeft. Het is een foto van een moment. Daarvoor hebben we andersoortige testen nodig. Maar de bedoeling is wel om die testen eenmalig te doen en dan te bekijken wat ons dat oplevert.
Wat zijn de richtlijnen voor het personeel in verband met de mondmaskers? Er is een advies van de RMG, waar alle overheden van ons land zich toe richten, dat diegenen die met mensen en met zorgpersoneel aan de slag zijn, mondmaskers moeten kunnen krijgen. Maar er zijn verschillende soorten mondmaskers. Voor een aantal situaties volstaan gewone, zelfgefabriceerde mondmaskers. Er zijn ziekenhuizen die zelf mondmaskers fabriceren. Voor andere situaties heb je andersoortige mondmaskers nodig. De vraag is dus eerder wie welke soort mondmaskers nodig heeft, dan of diegenen die instaan voor kwetsbare mensen, zeker in residenties, een mondmasker moeten hebben. Daar zullen wij met alle overheden ons best voor doen, om de komende weken nog meer aankopen te doen en ook te beleveren, en daar zullen de werkgevers hun best voor doen, daar zullen we allemaal samen meer dan ons best voor doen om dat ook op het terrein waar te maken.
Voorzitter, tot daar nog een aantal aanvullingen.
Dan beginnen we nu met het thema Brussel.
De heer Dewinter heeft het woord.
De vraag, voorzitter, minister en collega’s, is wat de coronacrisis en de rellen van vorige week in Anderlecht met elkaar te maken hebben. Volgens de bevolking helemaal niets, maar volgens ministers en politici, een ras apart, dat weten we, blijkbaar heel veel. Minister Dalle, u liet via Facebook weten dat het verhaal in Anderlecht niet zwart-wit is. U stelt dat veel jongeren dubbel getroffen worden door de coronamaatregelen, jongeren die opgroeien in armoede, in veel te kleine appartementen zonder tuinen, zonder toegang tot het internet en al te vaak ook zonder perspectief. Er heerst diepe frustratie en woede. Veel jongeren voelen zich vergeten. Tot daar een deel van de verklaring die u, als minister verantwoordelijk voor Brussel, geeft.
Volgens de Brusselse staatssecretaris Pascal Smet was het in feite de schuld van de politie. Hij voegde er, naast een aantal vragen over het politieoptreden, ook aan toe dat wanneer tientallen jongeren zich tegen de politie keren, er iets anders aan de hand is: een vertrouwensbreuk, afstand, onbegrip en zelfs regelrechte haat aan beide kanten, zowel bij de politie als bij de jongeren. Zijn die rellen dan niet eerder een schreeuw om aandacht?
Zoals wel vaker het geval is, worden door u, minister, maar ook door staatssecretaris Pascal Smet, de feiten genuanceerd, geminimaliseerd, geduid en in de praktijk natuurlijk vergoelijkt. Zoals zo vaak het geval is, moet er een politiek correct excuus gevonden worden voor de rellen die, zeker in deze coronatijden, ongeloof en frustratie hebben opgewekt bij de publieke opinie. U staat er blijkbaar niet bij stil dat u hiermee ernstige feiten van wapendiefstal, brandstichting, plundering en vandalisme legitimeert.
Minister, dat u met uw uitleg ook de bestrijding van het coronavirus en het beleid ter zake in het gedrang brengt, komt blijkbaar niet in u op. Doordat u de feiten minimaliseert en, zoals altijd, het gebrek aan kansen, de kleine behuizing, onvoldoende ontspanningsmogelijkheden, uitsluiting en een gebrek aan perspectief als reden voor de rellen naar voren schuift, lacht u de gewone Vlaming uit die nauwgezet de coronaregels toepast en respecteert. U moet me eens vertellen hoe een bejaard koppel met een klein pensioentje, dat toevallig te dicht bij elkaar op een bank zit en bestraft wordt met een boete van 250 euro per persoon, zich moet voelen wanneer ze ’s avonds op televisie zien dat relschoppers en straatcriminelen in Brussel een dag en een nacht lang alle regels aan hun laars lappen en daarenboven nog eens ongestoord de politie mogen uitdagen en provoceren. Hoe moeten de Vlamingen in Antwerpen, Gent, Roeselare, Kortrijk en ook in Brussel zich voelen, die opgroeien in armoede, in veel te kleine appartementen, zonder tuinen en zonder internet, mensen die zich wel strikt aan de coronamaatregelen houden, niet rebelleren of politiecombi’s met stenen bekogelen?
Ik vraag me trouwens af, minister, of deze jongeren, van wie er een kleine honderd administratief werden gearresteerd, ook een GAS-boete zullen krijgen wegens het overtreden van de coronamaatregelen?
Minister, iedere vorm van vergoelijking of nuancering is op dit moment totaal ongepast, ook uw nuancering, ook die van staatssecretaris Smet, omdat het een aanfluiting is van de gewone Vlaming die zich aan de coronaregels houdt en omdat het een slag is in het gezicht van de politiediensten, ambulanciers, hulpdiensten en brandweermannen die in dezen uiteindelijk ook geviseerd worden. Zeker vandaag moeten zij kunnen rekenen op de steun van de overheid en van de regering, maar zij kunnen dat niet, zeker niet als het over Brusselse ministers gaat die altijd veel meer bekommerd zijn over hun eigen electorale achterban, en dat zijn nu eenmaal die allochtonen die relschoppen en hun families en hun vrienden, dan over de politiemensen, brandweermensen en ambulanciers.
En wat er ook van zij, minister, in de islamitische concentratie- en gettowijken van onze grootsteden worden de coronaregels – het mag niet gezegd worden, want het is zeker niet politiek correct – anders en vooral lakser toegepast dan elders. En de enige mogelijkheid bestaat erin om politie, ordehandhavers, brandweer en ambulancepersoneel onvoorwaardelijk te steunen. Want hun gezag wordt in deze wijken, en specifiek en uitdrukkelijk in deze wijken, in vraag gesteld – zeker vandaag –, en bijna dagelijks op de proef gesteld.
Minister, er mag en er kan geen sprake zijn van twee maten en twee gewichten. En die indruk hebt u op zijn minst gewekt met uw uitspraak, die tot veel verontwaardiging heeft geleid in Vlaanderen. De lat moet voor iedereen, maar dan echt voor iedereen, gelijk liggen: allochtoon en autochtoon, Vlaming en Marokkaan, van allochtone of autochtone origine. De lat moet voor iedereen gelijk liggen, en dat is niet zo wanneer het gaat over de rellen in Anderlecht. Dat is niet zo wanneer het gaat over het toepassen van de coronamaatregelen in de gettowijken van onze steden. Dat hebben de Vlamingen goed begrepen. Excuses van u zouden zeker op hun plaats zijn.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Minister Dalle, het was het voorbije weekend voor iedereen een ongewone Pasen. Maar in Brussel verliep het paasweekend helemaal in mineur. Anderlecht werd opgeschrikt door het veel te vroege overlijden van Adil. Het jammerlijke incident werd al snel gevolgd door oproepen tot protest, en zelfs door rellen, vernielingen en brandstichting.
Ik wil eerst en vooral namens mijn fractie mijn oprechte medeleven betuigen aan de familie van Adil, en hen veel sterkte wensen in deze moeilijke periode. Maar dit tragisch overlijden praat in geen geval goed wat er nadien is gebeurd. Daar bestaan geen verzachtende omstandigheden of excuses voor. Dit kan gewoon niet. Justitie moet streng optreden tegen deze relschoppers, tegen deze criminelen. Want dat zijn ze. Een hard lik-op-stukbeleid is hier op zijn plaats. Geen enkel te klein appartement, geen enkel gebrek aan internet, geen enkel gebrek aan open ruimte aanvaarden we vandaag als excuus voor wat er afgelopen weekend heeft plaatsgegrepen. Net op een moment dat we de hulpdiensten keihard nodig hebben, worden zij aangevallen.
Net op een moment dat de politie een erg moeilijke taak te vervullen heeft, en dag en nacht in de weer is om de coronamaatregelen te handhaven, zijn er amokmakers die net het omgekeerde doen, en het principe van social distancing en een samenscholingsverbod aan hun laars lappen. Dit is bovendien wraakroepend voor alle gezondheidswerkers die, vooral in het zwaar getroffen Brussel, hemel en aarde bewegen om deze coronacrisis te overwinnen. Vandaag wordt iedereen meer dan ooit op zijn burgerplichten gewezen, dit in het belang van onze hele samenleving. En deze plichten gelden voor iedereen.
In een dergelijke situatie mag men van verantwoordelijke politici verwachten dat ze alle steun en respect uitspreken voor het erg moeilijke werk dat onze veiligheidsdiensten in deze moeilijke tijden verrichten. Niet zo in Brussel. Staatssecretaris Pascal Smet trok het harde werk van deze mensen in twijfel, en voedt hiermee verder het wantrouwen ten aanzien van de politie. Dit was zowat de enige reactie die er kwam vanuit de Brusselse Regering. Dat is een regelrechte schande, gewoon te gek voor woorden.
Minister, straatgeweld in Brussel is een oud zeer, een weerkerend fenomeen. Er was het vandalisme op de oudejaarsnachten van 2019 en 2020, met tal van brandende voertuigen. Er waren de rellen aan Lemonnier in 2017. Telkens opnieuw treedt de Brusselse Regering niet op, en kijk waar we nu staan. Het is duidelijk: hun traditionele beleid van ‘laisser faire, laisser passer’ draagt niets bij aan een oplossing.
Ik ben het eerlijk gezegd echt beu dat de Brusselse Regering telkens aan struisvogelpolitiek doet. Het is alsof men de uitdagingen en het sociaal weefsel van Brussel niet ernstig neemt. Als politica, als Vlaming die in onze hoofdstad woont, vraag ik dat we de blik niet afwenden van wat gebeurt, maar dat we gaan voor structurele oplossingen.
Mijnheer Dewinter, of u het nu wilt of niet, die jongeren zijn hier geboren en opgegroeid. Zij maken deel uit van de Brusselse samenleving. Ik zeg het nog eens: ik hoop dat justitie haar werk doet. Ik herhaal het graag: een lik-op-stukbeleid is hier op zijn plaats.
Het is duidelijk dat we niet de kant kiezen van crimineel straatgeweld. Maar daarna moeten we wel met deze jongeren aan de slag. De Brusselse beleidsmakers mogen niet blijven wegkijken. En de jongeren mogen zich op hun beurt niet wegstoppen achter zelfbeklag en slachtofferrollen. Ze moeten hun rol in onze samenleving ten volle opnemen. Dat is de uitdaging: een verhaal van rechten en plichten, van vrijheid en verantwoordelijkheid.
Minister, als we geen herhaling van de feiten in Anderlecht willen, dan is er een structureel plan van aanpak nodig, met aandacht voor activering van jongeren naar de arbeidsmarkt, voor het onderwijs, maar ook voor een echt veiligheids- en inburgeringsbeleid. Ik vraag me vaak af of er bij de Brusselse Hoofdstedelijke Regering dan geen enkele sense of urgency is. Willen ze dit eigenlijk wel aanpakken? Moeten wij Vlamingen toekijken hoe de Brusselse machtsbastions alles op zijn beloop laten en verder laten verrotten?
Minister, welke concrete acties zult u ondernemen om voor die sense of urgency bij de Brusselse Hoofdstedelijke Regering te zorgen? Zult u bij hen pleiten voor een overkoepelend en geïntegreerd plan van aanpak, om samen met de gemeenschappen deze problematiek ten gronde aan te pakken? Zult u er bij de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en de Franse Gemeenschap op aandringen om eindelijk werk te maken van noodzakelijke investeringen in onder andere onderwijs en veiligheid?
U bent ambassadeur van Vlaanderen in Brussel en van Brussel in Vlaanderen. De gebeurtenissen in Anderlecht zijn jammer genoeg geen goede reclame voor Brussel, uw, mijn en onze hoofdstad. Wij maken ons echt zorgen over het imago van de stad. En u staat mee in voor een positieve uitstraling. Welke stappen zult u concreet ondernemen om het imago van Brussel op een positieve manier te beïnvloeden?
Kunt u tot slot toelichten hoe het Vlaams-Brusselse jeugdnetwerk inspeelt op de unieke coronasituatie?
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Er zijn dit weekend twee drama’s gebeurd in Anderlecht, collega's: de zinloze dood van een jonge gast en het zinloze geweld van een drieste, asociale bende relschoppers. Beide zijn in handen van het parket en worden onderzocht. En dat vind ik niet meer dan normaal. De familieleden van die jongen hebben recht op duidelijkheid. Degenen die zinloos gewelddadig zijn geweest en daarmee ook nog eens onze veiligheid en gezondheid op het spel hebben gezet, moeten gestraft worden.
Laat er dus geen twijfel over bestaan, waarde collega's: sp.a veroordeelt dit geweld en wij vragen heel veel respect voor de politie, die vandaag in moeilijke omstandigheden moet werken om de gezondheid en de veiligheid van ons allemaal te waarborgen.
Minister Dalle heeft het woord.
Collega's, dank u voor de vragen over onze hoofdstad. Het is misschien ook niet slecht dat dat hier even aan bod komt in het kader van de coronacrisis. Er is al herhaaldelijk verwezen naar de goede contacten met de Franse Gemeenschap en met de Brusselse collega's. Ik ben natuurlijk niet als dusdanig bevoegd in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, collega Tavernier, maar het spreekt voor zich dat wij goede contacten hebben met de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, en in het bijzonder ook met de drie Collegeleden van de Vlaamse Gemeenschapscommissie.
Ook op het niveau van de voltallige Vlaamse Regering zijn er goede contacten. Eind vorig jaar bijvoorbeeld was er een zeer vruchtbare ontmoeting tussen de twee ministers-presidenten, Vervoort en Jambon, waar ik ook bij aanwezig was. We hebben toen verschillende belangrijke dossiers behandeld die relevant zijn voor de twee gewesten. Het imago van de hoofdstad was er daar een van, maar ook mobiliteit en aspecten van veiligheid. Het is effectief een zorg die ons zeer na aan het hart ligt.
Het imago van Brussel wordt natuurlijk geschaad door dit soort incidenten. Dat is zeer jammer. Vanuit de Vlaamse Gemeenschap proberen we positief bij te dragen aan dat imago, door de verschillende instellingen die wij ondersteunen. Ik denk aan Muntpunt, het Huis van het Nederlands, BRUZZ. Maar uiteraard lijden ook zij vandaag onder die coronacrisis. Muntpunt is bijvoorbeeld gesloten vandaag.
U vroeg ook hoe het jeugdwerk in Brussel daarop inspeelt. De verschillende jeugdorganisaties staan ook onder mijn verantwoordelijkheid, in partnership met de Vlaamse Gemeenschapscommissie. We hebben heel goede contacten – denk aan organisaties als JES en D'Broej – om hen verder te ondersteunen om dit ook waar te maken. Ik heb net ook een besluit getekend om middelen toe te kennen aan D'Broej voor het ondersteunen van kwetsbare jongeren, onder meer via laptops. Collega Weyts heeft daar ook al verschillende initiatieven genomen ten aanzien van het onderwijs. Dat is essentieel. Aanvullend daarbij proberen we dat ook via het jeugdwerk te ondersteunen. Dat is dus zeker een absolute prioriteit.
Maar ook bijvoorbeeld onze jeugdhuizen, via Jeugdhuizen Ondersteuning Brussel (JHOB) en Toestand, hebben vandaag belangrijk werk wat het ondersteunen van jongeren in de hoofdstad betreft. Uiteraard zijn de maatregelen vanuit de Vlaamse Gemeenschap ook toepasselijk in Brussel. Er zijn heel belangrijke maatregelen genomen die ook voor de hoofdstad bijzonder relevant zijn. Denk aan het toegankelijk maken van de vrijwilligersverzekering voor alle individuen die zich vrijwillig inzetten. Dat is een initiatief van onder meer collega Somers, dat ook toepasselijk is in Brussel. Denk aan de initiatieven van collega Beke inzake kinderopvang, en ook de opvang in de paasvakantie, die met collega Weyts, collega Beke en collega Somers is uitgewerkt. Ik denk inderdaad ook aan de ondersteuning van het jeugdwerk. Ook inzake het mediabeleid zijn er diverse maatregelen die ook in de hoofdstad een impact hebben.
Dan kom ik tot de feiten van dit weekend. Ik heb zondag op mijn website en mijn sociale media een paasboodschap gebracht. Dat is ook een beetje de aanleiding van dit debat, denk ik. Die paasboodschap had eigenlijk drie elementen. Het eerste punt was de vaststelling dat er een 19-jarige jongeman, Adil, overleden is in jammerlijke omstandigheden. Collega Tavernier heeft het daar ook uitgebreid over gehad. Dat was een jongeman die actief was in Anderlecht. Hij was vrijwilliger bij het slachthuis van Anderlecht, bij Abattoir. Ik denk dat het inderdaad gepast was om mijn medeleven bij dat overlijden ook mee te geven, vooral met de familie van de jongeman.
Het tweede element van mijn paasboodschap was het zeer uitdrukkelijk veroordelen van het geweld dat daar is gebeurd. Die relschoppers hebben misbruik gemaakt van het jammerlijke overlijden van Adil. De familie heeft ook uitdrukkelijk gezegd dat ze daar niets mee te maken wil hebben, dat dat geweld absoluut niet kan. Geweld kan niet, en al zeker niet tegen de politiediensten. Uiteraard moeten ook de coronaregels worden gerespecteerd, door iedereen, van welke oorsprong men ook is. Ook dat heb ik heel uitdrukkelijk gezegd in die paasboodschap. Mijnheer Dewinter, ik heb zelf ook tien jaar in Sint-Jans-Molenbeek gewoond. Ik stel vast dat in de Brusselse wijken met een vrij diverse samenstelling, ook met mensen met een Maghrebijnse achtergrond, die coronaregels in de regel eigenlijk zeer goed worden gerespecteerd. Uiteraard zijn daar, net zoals in heel het land, ook mensen die zich daar niet aan houden. Dat moet uiteraard zeer strikt worden nageleefd. Dan moeten er sancties volgen. Wat die rellen betreft: die relschoppers zijn ook opgepakt door de politie, en ik ga ervan uit dat de justitie hard zal optreden.
Dan is er het derde element. Collega’s, het was een paasboodschap. Ik heb ook een boodschap willen meegeven van hoop en perspectief, hoop en perspectief voor alle Belgen, alle Vlamingen en ook alle Brusselaars, en in het bijzonder voor de jongeren en de kwetsbare jongeren die het vandaag bijzonder moeilijk hebben.
Ik heb dan nadien die namiddag de persberichtgeving daarover gelezen. Ik ben minister van Media. Ik ben ook bijzonder fier over de wijze waarop onze media zich in deze crisis gedragen. Ze berichten inderdaad bijzonder accuraat over heel de coronacrisis en alles wat daarbij komt kijken. Er was alleen één persbericht, van een medium dat SCEPTR heet, dat als volgt titelde: “CD&V neemt het op voor allochtone relschoppers: ‘Voelen zich vergeten’”. Dat was de titel van dat bericht op SCEPTR. Het staat er nog altijd op. U kunt het raadplegen, mocht u dat willen. Dat is natuurlijk foutief. Ik heb heel duidelijk gezegd dat wij ons kanten tegen die relschoppers, dat dit onaanvaardbaar is en dat politie en justitie daar adequaat moeten optreden, hetgeen ook gebeurt, zoals ik het begrijp.
Mijn woordvoerder heeft onmiddellijk een rechtzetting gevraagd van dat bericht, zowel via e-mail als via Twitter. Daar is geen reactie op gekomen. Ik heb dan ook klacht ingediend bij de Raad voor de Journalistiek wegens schending van de journalistieke code, op een drietal punten: artikel I.1., over het waarheidsgetrouw berichten, artikel I.3., over het verdraaien van feiten, en artikel I.6., dat stelt dat men onjuist weergegeven feiten moet rechtzetten wanneer men dat te weten komt.
Mijnheer Dewinter, ik begrijp dat u dat nieuwsmedium SCEPTR ook graag consulteert, en met hetgeen u hier naar voren hebt gebracht, hebt u ook aangetoond dat u dat soort fakenieuws ook graag gebruikt om uw politieke tegenstrevers aan te vallen en vooral om uw haatboodschap te verspreiden. Het valt me trouwens op dat zodra dat artikel online stond, en het is ondertussen ongeveer 50.000 keer gedeeld, zowel ikzelf als mijn medewerkers honderden haatberichten hebben ontvangen, via social media, via mail en op andere wijzen.
En ik moet zeggen: als minister van Media til ik daar bijzonder zwaar aan. Wij hebben een zeer sterke en kwaliteitsvolle mediasector in ons land. Elke journalist of elk nieuwsmedium moet de journalistieke code naleven. In dit geval zal de Raad voor de Journalistiek nagaan of dat ook gebeurd is. Maar laat mij zeer duidelijk zijn: wij staan aan de kant van de ordediensten en de politiediensten, die hun werk vandaag in zeer moeilijke omstandigheden moeten doen. Zij verdienen al onze steun en respect.
Wij staan eveneens aan de kant van de jongeren, zeker ook de kwetsbare jongeren, die vaak in moeilijke omstandigheden thuis zitten, op een kleine oppervlakte. Wij staan ook aan de kant van de jeugdwerkers, die hard werk leveren om ervoor te zorgen dat jongeren vandaag perspectief behouden. En wij staan vooral ook aan de kant van de tienduizenden jongeren en hun organisaties die zich vandaag veerkrachtig tonen en zich vaak ook vrijwillig inzetten voor hun medeburger.
Mijnheer Dewinter, wij kiezen niet voor uw haat en polarisering. Wij zullen deze crisis samen met de jongeren overwinnen, en daar zullen u, uw partij en de vele haatzaaiers op sociale media niets maar dan ook niets aan veranderen.
De heer Dewinter heeft het woord.
Dank u, voorzitter.
Minister, ik weet niet waarom u begint over een of andere nieuwssite, SCEPTR, en uw klacht daartegen. Ik citeer uw Facebookpagina. Heb ik u verkeerd geciteerd?
Ja.
Ja? Ik heb uw Facebookpagina hier voor mij. Mag ik nogmaals letterlijk citeren? “Het verhaal is niet zwart-wit. Veel jongeren worden dubbel getroffen door de coronamaatregelen.” Dat is in het kader van wat in Anderlecht gebeurd is. “Jongeren die opgroeien in armoede, in veel te kleine appartementen, zonder tuinen, zonder toegang tot internet, al te vaak ook zonder perspectief. Er heerst diepe frustratie, woede ook. Veel jongeren voelen zich vergeten. Niet gehoord.” Enzovoort enzovoort. Dat is wat ik geciteerd heb.
U vergeet de relevante passages, mijnheer Dewinter.
Oké, maar ik heb vijf minuten spreektijd, minister, u een uur. Ik mag hier geen uren praten, dus ik kan niet uw hele Facebookpagina voorlezen. Dat mag ik tot nader order niet, tenzij de voorzitter …
Neen, dat mag u inderdaad niet.
Voilà, ik citeer dus deze passage uit uw paasboodschap, die over de rellen in Anderlecht ging en de dood van die jonge allochtoon, een dood die tot nader order een ongeluk is en geen bewuste daad van de politie of een moord, zoals sommigen beweren. Integendeel, het onderzoek zal dat verder uitwijzen. Nu doen alsof de betrokkenen en zijn broers heilig zijn, klopt ook niet: het strafblad van de betrokkenen spreekt wat dat betreft meer dan boekdelen en misschien moeten we dat ook maar eens op Facebook zetten. Maar dat is een ander paar mouwen.
Wat ik zeg, minister, is dat dit soort van zogenaamd genuanceerde boodschappen, uiteindelijk altijd door de betrokkenen worden geïnterpreteerd als een aanmoediging of als een uitleg van waarom zij gelijk hebben, als het goedpraten van de feiten. ‘Het is omdat ze te kleinbehuisd zijn.’ ‘Het is omdat ze onvoldoende kansen hebben.’ ‘Het is vanwege het gebrek aan perspectief.’ ‘Het is omdat ze geen toegang hebben tot het internet of op te kleine appartementen wonen.’ Er zijn honderdduizenden mensen in dit land die op te kleine appartementen wonen en die de coronamaatregelen wél strikt toepassen. Er zijn tienduizenden of honderdduizenden mensen die geen toegang hebben tot het internet en die de maatregelen toepassen, die niet met stenen gooien of wagens van het Rode Kruis of politiecombi’s in brand steken. Er zijn honderdduizenden mensen die het moeilijk hebben en die weinig kansen hebben, maar dit soort feiten nooit plegen. Het respect dat u hebt voor dit soort mensen is niet noodzakelijk, maar ongepast. Het toont aan dat u alles altijd probeert goed te praten of te minimaliseren en dat u ondertussen de overheid of de samenleving culpabiliseert vanwege zogenaamd racisme, wegens het feit dat we hun onvoldoende kansen geven, wegens het feit dat we hun de mogelijkheid niet bieden om door te groeien, om werk te vinden, om onderwijs te genieten enzovoort.
Dat wordt door hen uiteindelijk op een omgekeerde manier geïnterpreteerd en zorgt ervoor dat de rellen zich alsmaar weer zullen herhalen.
Zeker in deze coronatijden is er maar één duidelijke boodschap mogelijk, minister: het ondersteunen van de hulpdiensten die het moeilijk hebben, van de politie, van de brandweer, van de ambulanciers, van al die mensen die in die wijken, telkens opnieuw, het mikpunt zijn van de agressie van een kleine groep hardnekkige straatcriminelen die, geïnspireerd door de radicale islam, het gezag aanvallen, de overheid aanvallen en een mikpunt vinden in de politie, in de brandweer, in het Rode Kruis, in al diegenen die paraat staan voor de samenleving, zeker in deze coronatijden.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoorden. Het is al jaren bewezen en uw antwoord bevestigt het opnieuw: Vlaanderen doet in Brussel meer dan wat het zou moeten doen. Vlaanderen bokst er op het vlak van inspanningen – en dus ook op het vlak van financiële middelen – boven zijn gewicht. En de Brusselse, en specifiek de Franstalige, partners blijven achter.
Als we taferelen zoals afgelopen weekend in Anderlecht in de toekomst willen vermijden, moeten we echt af van het ‘laisser faire, laisser passer’-beleid. Minister, ik hoop dat u vanuit uw positie nog intenser en nog directer in overleg zult gaan met uw Brusselse partners. U moet het gesprek met de Brusselse en Franstalige politici blijven aangaan. Er is een nieuwe dynamiek nodig in onze hoofdstad. We moeten vanuit Vlaanderen duidelijk aangeven dat een verrottingsstrategie geen oplossing is. Vlaanderen was en is bereid om zijn verantwoordelijkheid op te nemen in Brussel. Ik roep alle andere actoren ertoe op om dat eindelijk ook eens te doen. Brussel verdient beter. Ik dank u.
Mevrouw Goeman, ik wil u nog graag iets zeggen. Bij de jongste verkiezingen bent u, samen met staatssecretaris Pascal Smet, opgekomen in Brussel. De boodschap van Pascal Smet was heel duidelijk. Bovendien vindt hij het blijkbaar moeilijk om sorry te zeggen. In juridische termen heet dit ‘geen schuldinzicht hebben’.
Mevrouw Goeman, u noemde de gebeurtenissen van dit weekend zonet een tragedie. Maar wat is het nu? Kunt u uzelf verduidelijken? Staat u achter de uitspraken van de staatssecretaris inzake het politieoptreden in Anderlecht? Of volgt u nu uw voorzitter, collega Rousseau, die het geweld van het voorbije weekend helder en eenduidig heeft veroordeeld? Of steunt u uw Brusselse collega, die de aanpak van de Brusselse politie aanvalt? Bent u nu one.brussels of sp.a?
Collega Tavernier, u wordt verondersteld om geen collega's, maar wel de minister te interpelleren.
Voorzitter, ik ben altijd zeer gretig om het debat aan te gaan, ook als het onder collega's kan zijn.
Maar wat heb ik hier nu gehoord? Er wordt gesproken over het lakse beleid van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering. Er wordt hier in het Vlaams Parlement gepeild naar wat de Brusselse Hoofdstedelijke Regering moet doen. Prima. Mocht dat omgekeerd gebeuren, zou het kot hier te klein zijn. En aan de andere kant wordt er vooral een poging gedaan om te bewijzen dat er weer een racistisch motief achter zit: ‘Het zijn weer mensen met een islamachtergrond. En degenen die onterecht worden beboet, dat zijn de blanke bommaatjes die op een bankje gaan zitten.’ De schendingen van de maatregelen, Dewinter, zijn er in alle geledingen, in alle geloofsgemeenschappen, in alle etnische gemeenschappen. We kunnen die voor niemand tolereren. Dat is hier door iedereen, ook door de minister, onderschreven.
Maar wat aan dit debat zal ons helpen om die crisis te bevechten? Wat? (Opmerkingen van Filip Dewinter)
Niks kop in de grond. Er is gezegd: respect voor de politie staat boven alles. Er is ook al gezegd: de politie moet niet zonder huiszoekingsbevel, met een stormram, tweedeverblijvers traceren. Er is hier al van alles gezegd. Maar één ding heb ik gehoord: we moeten de crisis samen aanpakken. Uw eigen fractie heeft dat ook al gezegd: samen de crisis aanpakken. Maar wat u hier nu loopt te zeggen, heeft daar niets mee te maken. Niets.
Minister Dalle heeft het woord.
Ik heb nog een opmerking, puur op de feiten. Het stoort mij enorm dat dit gaat over een boodschap waarvan u, als u die volledig zou hebben gelezen, mijnheer Dewinter – spreek ik u dan aan? –, zou hebben gemerkt dat die bijzonder evenwichtig is en heel duidelijk een standpunt bevat ten aanzien van de relschoppers, ten aanzien van geweld, en in steun van onze diensten die het beste van zichzelf geven.
Mijnheer Dewinter, ik wil daar gewoon een bijzonder relevant citaat uit halen dat om een of andere reden in uw betoog geen aandacht heeft gekregen: “Laat me duidelijk zijn. Geweld tegen de politie kan niet, niet in coronatijden, niet naar aanleiding van een overlijden, nooit. De politie moet kordaat optreden tegen dit geweld en de daders moeten vervolgd worden.” Ik denk dat ik niet duidelijker kan zijn.
Ik vind het bijzonder jammer dat het in deze tijden blijkbaar niet meer mogelijk is om een zo evenwichtige boodschap te brengen. Dit wordt onmiddellijk opgepikt door zogenaamde nieuwssites als SCEPTR. Op sociale media worden we gematrakkeerd. Ik wil u de berichten aan mijzelf en mijn medewerkers echt niet tonen. Ik denk dat een aantal van strafrechtelijke aard is. Dat is heel het weekend lang gebeurd en ik vind het bijzonder jammer dat we op die manier een debat moeten voeren.
Mijnheer Schiltz, u hebt helemaal gelijk: het moet vandaag gaan om de aanpak van de coronacrisis en om de wijze waarop we dat kunnen doen in Vlaanderen en samen met partners als het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
De heer Dewinter heeft het woord.
Minister, er is uiteraard altijd het fameuze alibi. Uiteraard is er altijd een zinnetje om duidelijk te maken dat het evenwichtig en genuanceerd is, maar in de praktijk tellen die zinnen niet voor de betrokken jongeren. Ze lezen alleen wat u schrijft ter vergoelijking, ter zogenaamde nuancering en ter duiding van de problematiek. Dat is voor hen het enige wat telt en een aanzet om verder te doen. U geeft hun hiertoe alle kansen.
In plaats van hun altijd opnieuw een alibi te geven om zich in die slachtofferrol te kunnen wentelen, zou u beter voor één keer iets minder genuanceerd zijn in Brussel, niet aan uw eigen electorale achterban denken en durven zeggen dat wie dit doet, zich buiten onze samenleving plaatst. Wie dit doet, heeft hier geen plaats meer. Wie zich in deze coronatijden bezondigt aan deze rellen tegen verplegend personeel, tegen politiepersoneel, tegen ambulanciers en tegen brandweermannen, gaat er onvoorwaardelijk uit. Die boodschap zou wel aankomen, en u zou voor één keer worden gehoord. U durft dat niet omdat u electoraal schatplichtig bent aan diegenen die de rellen dit weekend in de praktijk hebben gebracht.
Dames en heren, we gaan over tot het thema Onderwijs.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Voorzitter, wie zelf ouder, pleegouder of voogd is, weet als geen ander dat de zorg om onze kroost in deze coronatijden onze grootste zorg is. Nu experts eraan denken een mogelijke datum vast te pinnen zodat de schoolpoorten opnieuw kunnen worden geopend, zijn veel ouders angstig.
Minister, u ontvangt de vele vragen wellicht ook. Kan de school ervoor zorgen dat de kans op besmetting zo minimaal mogelijk is? Zullen de kinderen slagen voor de examens op het einde van het schooljaar? Ouders vragen duidelijkheid en rust. We kunnen hun die duidelijkheid en vooral die rust geven.
Veel ouders, bijvoorbeeld, weten niet dat alle eindtermen pas op het einde van het zesde leerjaar moeten worden bereikt. U hebt er bij de aankondiging van de aanpassing van het ingangsexamen voor artsen en tandartsen al naar verwezen. We hebben toen ook om pragmatisme en flexibiliteit gevraagd. Ook het voorstel van decreet over maatregelen in het hoger onderwijs voor het academiejaar 2019-2020 als gevolg van de coronacrisis waarover we straks zullen stemmen, heeft tot doel rust te brengen.
Mensen zijn echter ook sociale wezens. Ze zijn niet enkel bekommerd om hun eigen kroost, maar ze stellen ook vragen over anderen die zich tijdens deze crisis in moeilijke omstandigheden moeten beredderen.
Uw oproep om laptops te verzamelen, loopt, en mijn fractie hoopt dat alle Vlaamse leerlingen op die manier toegang tot preteaching krijgen. Hebt u al meer zicht op de effectieve organisatie van het uitdelen? Zullen de laptops na de paasvakantie bij onze leerlingen geraken?
We krijgen nog veel vragen over de nood aan laptops van onze lagereschoolkinderen. Er zijn ook heel wat lokale initiatieven. Kunt u, samen met de onderwijsverstrekkers, nagaan hoe goede praktijken kunnen worden gedeeld om leerlingen ook langs andere wegen te bereiken? Hoe loopt de samenwerking met de OCMW’s en de centra voor leerlingenbegeleiding (CLB’s) om de kwetsbare leerlingen te bereiken?
Ik heb de reactie van de Vlaamse Vereniging van Studenten (VVS) gezien. De boodschap is dat de VVS ervan is geschrokken hoeveel studenten geen laptop hebben. We moeten hier rekening mee houden. Ik heb ook de oproep vanuit de basiseducatie gezien. Zij werken met de meest kwetsbaren onder ons. U hebt die oproep ontvangen. Hoe kunnen we het leerrecht van die mensen garanderen?
In postcoronatijden moeten we nadenken over de mogelijkheden om te digitaliseren. We moeten die mogelijkheden nog verder verkennen. Dat heel wat mensen zich zorgen maken om de leerlingen die niet worden bereikt, toont net aan dat de school niet enkel een plek is om samen te leren, maar ook om samen te leven en te leren samenleven.
En voor wie daar nog aan twijfelde: als één ding duidelijk zal zijn na deze coronacrisis, dan is het dat zorgen voor gelijke onderwijskansen een multidimensionaal issue is waarvan de thuistaal slechts een aspect is.
Minister, ik verwees eerder in de commissie al naar het memorandum en de vraag van de Vlor om een grondig conceptueel debat te voeren over het gelijkeonderwijskansenbeleid, en ik herhaal die vraag hier graag. School is het symbool van de normaliteit van onze samenleving, en als de school opengaat, is het gewone leven gestart, hoewel er nu toch ook veel mensen aan het werk zijn. We merken niet alleen angst bij leerlingen en ouders maar ook bij leerkrachten. Zij stellen zich de vraag hoe ze onderwijs kunnen organiseren zonder hun eigen gezondheid in gevaar te brengen. In welke beschermingsmaterialen moeten ze voorzien? Moeten er poetsschema’s en looproutes worden opgemaakt?
Er was al de vraag over risicoanalyses. Minister, hoe denkt u de scholen te ondersteunen om die analyses te maken?
Verder is er ook het lerarentekort. Veel directeurs vragen zich af hoe ze het tekort aan leerkrachten, onder meer door ziekte, kunnen opvangen. Bestaat de mogelijkheid dat u in gesprek gaat met de lerarenopleiding om eventueel studenten in te zetten in die scholen waar de nood het hoogst is?
En als we de scholen dan opnieuw openen, wie start er dan? De jongsten, zodat de ouders opnieuw kunnen gaan werken? Of bent u de piste genegen om bijvoorbeeld de praktijkklassen in bso, tso, de centra leren en werken en het buitengewoon onderwijs open te zetten? Want vaak worden die klassen ook net gesplitst als praktijkvak.
Die vraag bereikt me via allerlei scholen, net omdat ze zorg dragen voor hun leerlingen die ze niet altijd kunnen bereiken. Het aanleren van een aantal competenties kan men nu eenmaal niet aanleren via afstandsonderwijs. Ziet u het gedifferentieerd openen van scholen zitten?
U gaf in de commissie al aan dat het deeltijds kunstonderwijs wellicht niet mee zal starten met het leerplichtonderwijs, dat is al een vorm van gedifferentieerd starten.
Tot slot wil ik iedereen een hart onder de riem steken die het onderste uit de kast haalt om in deze moeilijke omstandigheden onze leerlingen en studenten te ondersteunen in hun recht op leren.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Het einde van de paasvakantie nadert inderdaad en het is onwaarschijnlijk dat de scholen op 20 april opnieuw open zullen gaan. Scholen en leerkrachten bereiden zich dan ook voor op een periode van preteaching: het aanbrengen van nieuwe leerstof die dan later in de klas zal worden herhaald. Een serieuze uitdaging. Wij bedanken alle leerkrachten die dit met veel inzet hebben voorbereid en dus de voorbije weken allesbehalve in lockdownvakantie zijn geweest.
Sommige leerkrachten stonden, vaak zonder beschermingsmateriaal, gedurende drie schoolweken in een beurtrol paraat en waren tijdens de paasvakantie op vrijwillige basis aan de slag. Ook zij zijn helden, minister.
We maken ons echter nog altijd grote zorgen over die kinderen die opgroeien in kwetsbare thuissituaties, die kinderen die niet het materiaal, de ruimte en de begeleiding hebben die nodig is om de stap naar die preteaching te zetten. Daar zijn dringend inspanningen voor nodig. Wij stellen met de Groenfractie een aantal oplossingen voor.
Ten eerste moet er extra worden geïnvesteerd in tablets en pc’s. Ondanks uw inspanningen zijn er nog veel tablets en computers nodig, minister. En in heel wat gezinnen met meerdere kinderen zijn er onvoldoende computers om alle kinderen de onlinelessen te laten volgen. Investeringen in tablets en pc’s blijven nuttig, ook na deze periode. Ons onderwijs liep hopeloos achterop op het vlak van digitalisering door een gebrek aan investeringen. Minister, bent u bereid om hier nu extra in te investeren?
Ons tweede voorstel is om de schoolse opvang voor kwetsbare kinderen uit te breiden naar onderwijsbegeleiding. Kinderen uit kwetsbare gezinnen waren de voorbije weken een van de groepen die welkom waren in de opvang. Dat is goed, maar er is meer nodig dan het vrijblijvend welkom zijn in de opvang. De Groenfractie stelt dan ook voor om vanaf maandag niet alleen te voorzien in opvang maar ook in een volwaardige onderwijsbegeleiding op school of thuis. Elk kind dat we kunnen bijwerken, is er eentje gewonnen. Dat geeft meer ruimte om nadien tijd te maken voor andere kinderen. Wilt u scholen en lokale besturen hierin ondersteunen?
Ons derde voorstel is te zorgen voor een taal- en leesactieplan om taalachterstand te voorkomen. Studies tonen aan dat kinderen uit kwetsbare gezinnen tijdens de zomervakantie telkens opnieuw een leer- en taalachterstand oplopen, en die zal nu mogelijk nog groter zijn.
Wij stellen voor dat u een taal- en leesactieplan opzet, in het bijzonder voor die kinderen die opgroeien in een taalarme omgeving. De school of gemeente brengt in kaart wie hiervoor in aanmerking komt, er wordt in geschikte educatieve software voorzien, vrijwilligers worden ingezet voor leesmomenten, er komt een mobiele bibliotheek of zelfs boekencheques te besteden in de lokale boekhandel. Dat is altijd beter dan tweedeverblijfcheques. We moeten er alles aan doen om de taalachterstand te beperken en daarvoor moet een plan komen. Bent u bereid om op korte termijn een lees- en taalactieplan uit te rollen?
Ten vierde, monitor de ondersteuning van kinderen met leerproblemen of een beperking in het gewoon onderwijs. We maken ons ook zorgen om die kinderen in het gewoon onderwijs met een beperking of leermoeilijkheden die recht hebben op verhoogde of uitgebreide zorg via de zorgcoördinator of het ondersteuningsnetwerk. Hoe zit het daarmee? Worden die kinderen voldoende bereikt? Krijgen ze de extra ondersteuning waar ze nood aan hebben? We stellen voor dat u deze groep zeker opvolgt en monitort.
Minister, vier oplossingen om de dreigende schoolachterstand bij kwetsbare kinderen tegen te gaan. Dat is prioritair voor onze fractie en we hopen dat u onze voorstellen ter harte neemt.
Ik heb vervolgens nog een aantal bijkomende vragen. Moet de gefaseerde heropstart van scholen niet overwogen worden? Voor bijvoorbeeld kinderen in het buitengewoon onderwijs en hun ouders zijn dit extra moeilijke tijden, maar ook voor kinderen in het zesde of eerste leerjaar staat er extra veel op het spel. Overweegt u een dergelijke piste indien dit wordt ondersteund door de Nationale Veiligheidsraad?
We vragen ons samen met heel wat ouders, jongeren en leerkrachten af hoe het einde van het schooljaar zal verlopen. In de Franse Gemeenschap werd vorige week al beslist dat er geen examens zullen zijn, behalve voor de laatstejaars. Hoe zit het bij ons? Ook bij ons is een kader nodig. Welke richtlijnen geeft u mee over evaluaties en examens? Wanneer verschaft u hier duidelijkheid over? Hier zit iedereen echt op te wachten.
Ten slotte willen wij ook duidelijkheid over de besparingen. U zult de besparingen op de pedagogische begeleidingsdiensten terugschroeven maar de middelen elders halen, zo zei u in de commissie. Waar zult u die middelen halen? Waar zult u dan wel besparen? Kunt u duidelijkheid geven over de geplande 20 miljoen euro besparingen in het secundair onderwijs die gepland waren voor september dit jaar? Dit lijkt ons op dit moment totaal onhaalbaar. Zult u afzien van deze onrealistische besparingen?
De heer Daniëls heeft het woord.
Vanuit de N-VA-fractie willen we starten met absolute dank aan iedereen in het onderwijs, van kleuteronderwijs tot en met universiteiten, voor de inspanningen die ze nu doen, ook in de paasvakantie. Het is geen ‘lockdownvakantie’ maar keihard ‘lockdownwerken’ in het onderwijs om de preteaching op te starten. Ook een grote dank aan de ouders. Ik heb zelf ervaren dat dit een zeer rustig bureau is. Ik ben zelf naar de slaapkamer mogen verhuizen en mijn kinderen hebben mijn bureau ingenomen. Het zijn ook de ouders die een deel van de begeleiding meedoen.
Op dit moment is de Nationale Veiligheidsraad aan het bekijken wat er zal gebeuren. Een aantal vragen zal dus beantwoord worden. We ondersteunen absoluut de oproep van de minister om voldoende tijd te geven aan de scholen om de heropstart werkelijk waar te maken. Geef voldoende tijd om die opstart te doen.
We willen ook vermijden dat leerkrachten en leerlingen een soort van testcasus zijn. Denemarken gaat ons voor, maar we willen wel zeker zijn dat het zowel voor leerlingen als voor personeel veilig is. Zit een al of niet gefaseerde opstart er in? Hoe zal die eruitzien? Hoe zal dat gebeuren? Welke preventieve maatregelen zijn er nodig of mogelijk, want op dit moment is onderwijspersoneel niet opgenomen in de prioritaire groep voor bijvoorbeeld mondmaskers? Daar zijn andere noden, zoals we daarnet al hebben besproken. We willen wel dat kinderen die in precaire situaties zitten of leerkrachten die een risicoprofiel hebben de nodige bescherming hebben, want in scholen is het niet altijd mogelijk om de sociale afstand te realiseren. In scholen met heel veel leerlingen is er bijvoorbeeld veel passage op de trap. Hoe kunnen we dat aanpakken?
We willen ook terug meer mensen aan het werk als het kan en als het veilig is, maar hun kinderen moeten natuurlijk wel ergens heen. Op dit moment is de opvang op school enkel voor de cruciale sector, buitengewoon onderwijs of kinderen in een kwetsbare situatie.
Minister, het is de vraag of ook kinderen van ouders die gaan werken in de bouw of in de wegenbouw als die weer opstart, er terecht kunnen, al dan niet met enige begeleiding want ook preteaching is voor hen van toepassing.
Minister Beke is weg, maar de Vlaamse Regering had aangekondigd dat de organisatoren van die opvang een compensatie zouden krijgen. Het blijkt nu dat de locatie gekoppeld moet zijn aan een erkende locatie van Kind en Gezin. Scholen zijn dat niet en zien dus die compensatie niet komen. Het is mijn vraag om dat eens te bekijken.
Tijdens de paasvakantie zijn veel leerkrachten bezig met preteaching en met de nieuwe leerstof. Scholen hebben heel wat vrijheid, en dat is ook goed, collega's. Begin maar als minister of als parlement te zeggen hoe het in de derde graad bso verzorging moet verlopen, hoe het in de eerste graad Latijn moet gaan of in de kleuter- of lagere school. Het zou een wirwar van richtlijnen zijn.
Collega's, ik denk wel dat we moeten oproepen om te focussen, focussen op bepaalde leerstof – de tijd is beperkt en men gaat niet alles meer kunnen doen – en dus transparant zijn voor leerkrachten en leerlingen. Als men dat in vakken houdt, is het ook volgbaar voor ouders. Ik hoop dus dat niet alles door elkaar wordt gegooid want dan wordt het wel heel moeilijk volgbaar voor leerlingen, leerkrachten en ook die ouders die begeleiden.
Onze fractie roept dus op – het is logisch dat in de scholen die oefening gebeurt – om de onderwijstijd nuttig te gebruiken. Er zijn nogal wat scholen die facultatieve verlofdagen hebben. Als ze die willen schrappen – wat ze willen doen – dan moeten ze langs schoolraden en zo passeren. Minister, er is straks een voorstel van decreet waarin een aantal aanpassingen gebeuren in het hoger onderwijs. Ik weet dat er ook wordt gekeken naar een decreet om aanpassingen te doen in het leerplichtonderwijs zodat zulke administratieve mallemolens niet meer mogelijk zijn.
Praktijkvakken in bso, tso maar ook kunstvakken in het kso zijn niet zo evident om met preteaching te doen. We zien wel wat video-opnames verschijnen om dat te doen. Zijn daar specifieke richtlijnen over om ook die competenties te realiseren?
De laptops zijn al aangehaald. U hebt een nieuwe oproep gedaan en nu gaat u na hoe men dat kan uitrollen voor het lager onderwijs. Ik vraag me af of preteaching moet gebeuren op het moment dat de leerkracht het uitzendt, dan wel of het ook op andere momenten kan gebeuren. Zo kan de laptop in een gezin op meerdere momenten worden gebruikt. Onze fractie wou dit even aanhalen want zo kunnen we de middelen die er zijn in de gezinnen op een goede manier gebruiken.
En uw besluit luidt? Ik had u verwittigd.
Scholen zijn vrij in het bepalen van hun evaluaties en de evaluatieperiode. Onze fractie roept wel op om enige evaluatie te doen om te vermijden dat leerlingen hun motivatie zouden kwijt zijn en om als school toch nog enig zicht te hebben.
Minister, we kijken uit naar wat de Nationale Veiligheidsraad beslist en we zijn bereid mee te werken aan decretale initiatieven die eventueel nodig zijn voor een evaluatieperiode.
De heer Janssens heeft het woord.
Voorzitter, minister, op dit moment komt de Nationale Veiligheidsraad samen en zal er een beslissing worden genomen over de scholen. De eerste vaststelling daarbij is toch dat de officiële communicatie wel erg laat gebeurt, slechts enkele dagen voor het einde van het eerste pakket coronamaatregelen die lopen tot en met zondag. Intussen weten de scholen en de mensen in het onderwijsveld nog altijd niet waar ze aan toe zijn.
Er doen allerlei scenario’s de ronde gaande van onmiddellijke heropening tot heropening van de school half mei, tot zelfs helemaal geen fysiek onderwijs meer dit schooljaar. Er is dus veel onzekerheid en een grote vraag naar duidelijkheid. Die duidelijkheid moet er vooral komen van u, de Vlaamse minister van Onderwijs. Het is een oproep aan u, niet alleen aan u maar bij uitbreiding aan de hele Vlaamse Regering: wij verwachten van u een veel prominentere rol in dezen. Wetenschappers geven advies maar het zijn ministers en de regering die beslissingen nemen en het zijn ook de ministers die bevoegd zijn, die ook over die beslissingen moeten communiceren, niet zoals nu waarbij telkens het omgekeerde gebeurt.
En als we dan nadenken over een eventuele strategie naar heropening, dan is onze eerste bekommernis de veiligheid van de leerkrachten en de leerlingen. Elke beslissing die genomen wordt door welk niveau dan ook, moet dat als doel hebben. Enkel als er voldoende garanties zijn voor de veiligheid en de gezondheid van allen, kan er wat ons betreft sprake zijn van een heropening van de scholen.
Tegelijkertijd is er ook de bedenking dat als we in mei niet gaan evolueren naar een heropening, het wel heel moeilijk wordt om dit schooljaar nog examens georganiseerd te krijgen. Vanuit die pistes wil ik in het kader van zowel educatieve als veiligheidsvoorzorgen een aantal voorstellen aan u voorleggen, als vraag ook naar uw appreciatie daarvan.
Ten eerste, voorzie een periode van een tot twee weken tussen een duidelijke daling van de viruscurve en de eventuele aankondiging van de heropening van de scholen. Zo kunnen we een veiligheidsbuffer inbouwen voor leerlingen en leerkrachten, maar hun tegelijkertijd ook voldoende tijd geven om die heropstart te organiseren en lessen voor te bereiden.
Ten tweede, laat de instappers in de kleuterklassen niet onmiddellijk instappen na de paasvakantie of wanneer men gaat heropenen, maar stel dat uit naar september. Het gaat om de allerjongsten, kleuters van 2,5 jaar, die vaak letterlijk en figuurlijk nog bij de hand moeten worden genomen, en dus is fysiek afstand houden bij hen onmogelijk. Ik doe dus de oproep om de instappers pas vanaf volgend schooljaar te laten instappen.
Ten derde, vindt u het een piste om voor de heropening van de scholen over te gaan tot allerlei steekproeven om de besmettingssituatie vast te stellen, om te kijken via coronatesten, via immuniteitstesten, in welke regio, welke scholenkoepel, welke provincie men eventueel kan overgaan tot de heropening van de scholen op basis van die testen om zo het risico op verdere verspreiding van het virus tegen te gaan? De hamvraag bij dit alles is: hoe garanderen we de veiligheid van iedereen wanneer de scholen opnieuw opengaan?
Ten vierde, maak duidelijke richtlijnen over hoeveel leerlingen in een lokaal mogen zitten. Het is vanzelfsprekend dat, wanneer de scholen heropenen, klaslokalen waarbij 20, 25 of meer leerlingen samenzitten, totaal onzinnig zijn. Dat zal betekenen dat we misschien naar een tijdsspreiding moeten gaan, waarbij bijvoorbeeld de schoolpopulatie verdeeld wordt, en de ene helft in de voormiddag en de andere helft in de namiddag naar de school gaat, daaraan gekoppeld ook de piste van het afstandsonderwijs.
Ten vijfde, wat betreft het lerarentekort: uiteraard zullen leerkrachten ook getroffen zijn door deze ziekte of een gezinslid hebben dat corona heeft, waardoor men niet naar school zal kunnen gaan en niet aan de slag kan gaan. Onze vraag is of u het een mogelijkheid vindt om daarvoor laatstejaarsstudenten van de lerarenopleiding te laten inspringen om die leerkrachten te vervangen? Op die manier kunnen de studenten hun stagetijd inhalen en kunnen we ook de onderwijskansen van iedere leerling blijven garanderen.
Ik heb nog een specifieke vraag over de preteaching. Minister, kan er in de preteaching al een inhoudelijke of formele evaluatie plaatsvinden die ook mag worden meegenomen naar deliberaties in juni? We krijgen immers wel wat vragen van leerkrachten die in de veronderstelling zijn dat zolang de scholen niet fysiek open zijn, ze ook geen evaluaties mogen uitvoeren.
Voorzitter, minister, we hebben het al vaak gehad over de leerlingen die in een kwetsbare thuissituatie zitten, die heel moeilijk kunnen worden bereikt. Uiteraard is dat een bekommernis van ons allen. Om daar een beter en preciezer beeld van te kunnen krijgen: kunt u een inschatting geven van hoeveel leerlingen moeilijk kunnen worden bereikt? Kunt u daar een aantal op kleven om te weten in welke mate dat probleem zich stelt?
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Minister, we staan een aantal dagen voor het einde van de paasvakantie. Ouders en leerkrachten willen weten waar ze aan toe zijn. Als de scholen binnenkort opengaan, hoe garanderen we dan de veiligheid van kinderen en leerkrachten? Welke leerstof moet prioritair aan bod komen? Als ze niet opengaan, komen er dan nog examens of worden de kinderen op een andere manier geëvalueerd? Er is van alles gebeurd, maar wij verwachten dat u nu snel met een concreet plan van aanpak komt, rekening houdend met verschillende scenario's. We hebben zelf wel een aantal ideeën maar dat zal voor in de commissie zijn.
Ik wou vandaag gewoon speciale aandacht vragen voor al de kinderen en jongeren die uit de boot dreigen te vallen, want ik vrees dat we er met een computer alleen niet gaan geraken. Ik vraag dan ook om in dat plan zeker maatregelen te stoppen om de kinderen echt heel persoonlijk te bereiken en te ondersteunen.
De heer D'Haese heeft het woord.
Er zijn heel veel punten die we in de commissie zullen bespreken, maar ik heb nu nog een heel dringende vraag. Ik las een redelijk verontrustend bericht dat er voor het omschakelen naar preteaching drie medewerkers bezig zijn om zeshonderd scholen te begeleiden. Ik vraag me af of dat cijfer klopt. Kunt u bevestigen dat daar drie mensen mee bezig zijn of is dat van een totaal andere grootteorde? Het lijkt me redelijk essentieel om zeshonderd scholen om te schakelen.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik wil eerst even schetsen hoe we de coronacrisis hebben proberen aan te pakken in het onderwijsveld en hoe we dat nu nog steeds doen. De autonomie van scholen, de grondwettelijke autonomie van de organisatie van het onderwijs is toch iets heel specifieks. Er zijn verschillende koepels, er is het gemeenschapsonderwijs, er zijn de verschillende CLB's, de verschillende pedagogische begeleidingsdiensten en vanzelfsprekend ook de verschillende onderwijsvakbonden. Het is een ongelooflijke rijkdom van verschillende visies en meningen, maar daartegenover staat de roep naar stabiliteit, naar eenduidigheid, naar wat houvast. Dat vraagt iedereen.
Ik heb dus geprobeerd om steeds zo maximaal mogelijk de neuzen in dezelfde richting te krijgen, om zoveel mogelijk de gelederen gesloten te houden. Op dat vlak hebben we tot op heden een goed parcours gereden in het onderwijsveld. We hebben altijd unisono gecommuniceerd. Gisteren is dat blijkbaar wat fout gelopen. Men heeft verschillende vakbonden gevraagd naar hun meningen en standpunten, en men kreeg evenveel meningen en standpunten als er vakbonden zijn. Dat was wat minder, maar het illustreert dat de aanpak die we tot op heden hebben gevolgd, werkt.
Verschillende standpunten, verschillende scenario's, verschillende visies: daar hebben we nu echt niet de luxe voor. We moeten geen meningen of standpunten communiceren, we moeten beslissingen communiceren. Dat vergt een specifieke aanpak, ook van mezelf, om zo maximaal mogelijk eenduidige boodschappen te brengen. Dat vergt veel dialoog en gesprekken, minstens één keer per week, met een heel ruime groep aan partners uit het onderwijsveld. Meestal zitten we met een dertig- à veertigtal mensen, virtueel dan wel fysiek, samen aan tafel, om te proberen zoveel mogelijk praktische problemen aan te pakken – dat zijn er tonnen –, maar ook om de grote strategische beslissingen mee te nemen.
Dat brengt het onderwijsveld dichter bij elkaar. Er is heel veel begrip voor elkaars positie, er is veel samenwerking en heel veel goede wil. Je moet ook in een plas water de zon zien schijnen, en in dit geval is dat zo. Het is alleszins een positief gevolg voor ons onderwijsveld dat corona heeft gezorgd voor een beetje meer maïzena, een beetje meer bindmiddel.
Dat is het eerste element van aanpak. Het tweede element van aanpak is dat we altijd proberen twee stappen vooruit te denken. Soms krijgen we het verwijt dat we te vroeg communiceren met maatregelen, anderen zeggen dat we te laat communiceren met maatregelen. We proberen gewoon altijd twee stappen op voorhand te denken.
Heel concreet betekent dit dat we weken voor de paasvakantie het scenario voor de paasvakantie al hadden bediscussieerd, en ook gecommuniceerd. Vlak voor de paasvakantie hebben we de richtlijnen gecommuniceerd, die we grondig hadden bediscussieerd, over de periode na de paasvakantie, dus over het preteachingtijdperk. Tijdens de paasvakantie zijn we bezig met het uitwerken van de postcoronamaatregelen. Vervolgens gaan we ook de stap zetten naar het exitscenario. We proberen dus altijd twee stappen, twee periodes vooruit te denken.
Over het postcoronatijdperk zijn we nu bezig met een werkgroep met pedagogen, de onderwijsinspectie en de vertegenwoordigers van de pedagogische begeleidingsdiensten, om zo maximaal mogelijk richtlijnen te formuleren rekening houdende met de autonomie van de scholen. Vervolgens moeten we dat inkantelen in dat brede overleg, afzegenen, bediscussiëren en dan communiceren.
We willen aan het eind van de vakantie klaar zijn met een draaiboek voor het postcoronatijdperk, met een menu van richtlijnen voor verschillende scholen, verschillende onderwijsvormen, verschillende leerlingenpopulaties en verschillende leeftijden. De stap daarna is het exitscenario.
Ik weet dat er veel concrete vragen zijn over dat postcoronatijdperk, de heropstart van scholen en het exitscenario. Ik ga opnieuw niet voor mijn beurt spreken. De aanpak is altijd: eerst een voorstel uitwerken, vervolgens het voorstel aftoetsen en uitdiscussiëren met het onderwijsveld, en dan eensgezind en eenduidig beslissingen communiceren. Niet de virologen hebben die beslissing gecommuniceerd, we hebben dat zelf gedaan. We hebben dat eendrachtig gedaan.
De volgende stap is hopelijk het uitdiscussiëren van het exitscenario. Ik zou die stap volgende week willen zetten vanuit mijn ratio om altijd twee stappen vooruit te denken. De grootste vraag waarmee de mensen en de scholen kampen is de datum: wanneer kunnen we starten met de heropening?
De afgelopen periode hebben wij altijd gezegd dat wij onze beslissingen altijd eerst zouden baseren op de adviezen van de virologen en van de Veiligheidsraad. Nu zie je dat we tegen de limieten van dat systeem aanbotsen omdat de virologen wat beginnen te twijfelen, en omdat de Veiligheidsraad ook meer naar Onderwijs zelf kijkt, als het over de datum van de heropstart van de scholen gaat. Dat is een moeilijke beslissing. Je voelt toch een beetje de twijfel. Dat is absoluut geen verwijt. Ze zullen een heel moeilijke beslissing moeten nemen. Mijn mailbox zit vol met alle scenario’s. Noem ze, en ze zitten in mijn mailbox, allemaal, met heel verbeten voor- en tegenstanders. Het ene extreem zegt: ‘Nu onmiddellijk open, morgenvroeg!’ Het andere zegt: ‘Ik weet niet of 1 september zal lukken.’
We zullen daarin wel onze verantwoordelijkheid nemen. Ik denk dat we de zaken wat moeten omdraaien en dat we het heft in handen moeten nemen en die twijfel moeten beantwoorden. Daarom wil ik volgende week een interministeriële conferentie organiseren met mijn collega’s van Onderwijs om te bekijken wat het maximaal mogelijke is om gemeenschappelijk te kunnen beslissen. Ongetwijfeld zullen we van elkaar afwijken. Dat is dan ook genoteerd, dat is niet erg. Maar mochten we qua datum, qua moment van wederopening, overeenstemming bereiken, dat zou al mooi zijn. Dan krijg je toch meer houvast, meer zekerheid. Over de modaliteiten van een en ander kun je dan nog discussiëren en er een onderling afwijkend beleid op na houden.
Ik zou toch wel die moeilijke afwegingen willen maken – met aan de ene kant perspectief bieden, hoop op het heropnemen van de draad van ons leven en onze economie. Onderwijs is cruciaal in heel de ketting. Als het onderwijs niet heropstart, kan de economie niet heropstarten. Dat is simpel. Anderzijds is er in de afweging natuurlijk de bekommernis omtrent de veiligheid van de leerkrachten en de kinderen. Een heropstart mag, wat ons betreft, nooit een maatregel op zich zijn, maar moet deel uitmaken van een set van maatregelen. Onze scholen zijn geen laboratoria, en onze leerkrachten en kinderen zijn geen proefdieren. We gaan niet even bekijken met de scholen hoe het zit en ‘dan zien we wel’. Dat gaan we niet doen. Het moet deel uitmaken van een set van maatregelen.
Ik wil dus volgende week met de collega’s van de andere gemeenschappen proberen om tot een datum te komen, om tenminste een perspectief te hebben op de geleidelijke heropening van de scholen. Het zal niet zijn met een aan- en uitknop. Niet open of toe. We hebben de toegang geleidelijk afgebouwd. We zullen ook geleidelijk moeten opbouwen.
Dan denk je natuurlijk, ook op basis van praktische overwegingen, op de eerste plaats aan de heropstart van het lager onderwijs.
Waarom? Bij kleuters zit je met het probleem van social distancing. Dat is voor hen heel moeilijk. In het secundair onderwijs zitten leerlingen die zelfstandig kunnen werken en vanaf een bepaalde leeftijd ook alleen thuis kunnen blijven en zichzelf kunnen beredderen. Dat is niet zo voor kinderen in het lager onderwijs. Bovendien liggen de scholen voor lager onderwijs vaak dichtbij en zo vermijd je een transportstroom via het openbaar vervoer met overvolle bussen. Dat zullen, denk ik, de pistes zijn. Ik zal dit draaiboek binnen het onderwijsveld zoveel mogelijk proberen af te toetsen.
Op pedagogisch vlak moeten we bekijken wat men nog moet bieden. Wat zijn op dat vlak de richtlijnen? We werken met vier soorten beslissingen. Je hebt ten eerste de uitgangspunten, de brede basisprincipes. Ten tweede heb je de maatregelen van overheidswege waarvan je niet kunt afwijken. Ten derde heb je de richtlijnen waarbij we aangeven hoe de scholen het ongeveer moeten doen, maar ze zijn wel autonoom, dus de overheid kan hen niet verplichten. Zo is preteaching een richtlijn. We respecteren daarbij de autonomie van de scholen, maar geven wel aan hoe men het zou kunnen doen. Als wij communiceren dat kinderen bij preteaching maximaal vier uur met leerstof en taken moeten bezig zijn, is dat geen wet van Meden en Perzen. Die richtlijn geldt natuurlijk niet voor elke leeftijd. Leerkrachten mogen dit wat aanpassen, ze mogen daar soepel mee omspringen, want zij kennen hun eigen leerlingenpopulatie het best. Op voorwaarde dat men er wel voor zorgt dat er iemand voor de coördinatie zorgt en een helikopterzicht behoudt, iemand die weet hoeveel elke leerkracht van de leerlingen vraagt, en hoe groot de belasting van de leerlingen en ouders is. Ten vierde hebben we ook de ondersteunende vragen. We helpen de scholen met een soort checklist waarin wordt gevraagd of ze over bepaalde dingen op school al hebben nagedacht. De algemene uitgangspunten blijven daarbij altijd dat de gezondheid en veiligheid van de leerkrachten en leerlingen vooropstaan. Scholen zijn geen laboratoria.
Daarnaast moeten we ervoor zorgen dat dit geen verloren leerweken zijn en dat het zeker geen verloren schooljaar wordt. We zullen ervoor zorgen dat er een raamwerk is voor een faire evaluatie. In de Franse Gemeenschap zegt men dat er geen examens worden afgenomen, dat vind ik nogal verregaand. Scholen zijn autonoom op het vlak van evaluatie, maar ik denk dat er andere mogelijkheden zijn dan een tabula rasa en helemaal geen examens. Er zijn mogelijkheden om beperktere leerstof te evalueren en te examineren. We moeten er wel voor zorgen dat we de tijd die ons rest om te kunnen lesgeven – en als we volgende week en datum hebben, kunnen we die tijd veel beter inschatten – maximaal benutten. Het is eerder een tijd van leren dan van evalueren. Die tijd moeten we niet spenderen aan allerhande examens, maar we moeten vooral proberen om zoveel mogelijk lestijd in te vullen en daar kunnen we nog een bepaalde evaluatie aan vastkoppelen. Belangrijk is dat we meegeven dat de scholen de eerste regisseur van dit proces zijn. We zullen hen maximaal ondersteunen met pedagogische begeleiding en alle andere richtlijnen en draaiboeken die we kunnen aanreiken, maar uiteindelijk zijn zij het wel, net als bij preteaching, die het op het terrein moeten doen en het ook goed moeten kunnen doen.
Zoals mevrouw Vandromme opperde, bekijken we ook de inzet van extra handen. We willen gepensioneerde leerkrachten en studenten inzetten. Het kan een win-winsituatie zijn omdat studenten van de lerarenopleiding te weinig stage-uren hebben gelopen nu de scholen dicht zijn en omdat men in de scholen verlegen zit om extra handen. We zijn daarover al in gesprek met de hogescholen. Maar zoals ik al zei, we nemen geen bruuske maatregelen.
Het is punctueel misschien, wat u allemaal vraagt. Mijn excuses, u overlaadt mij met suggesties. We nemen die mee. Van de input die wordt geleverd en de voorstellen die op tafel worden gelegd, klinken veel zaken mij goed in de oren. En we zijn daar ook mee bezig.
Preteaching is een belangrijke bezorgdheid die ik deel. Iedereen zegt dat preteaching een heel goed initiatief is, om te vermijden dat dit verloren weken zijn. ‘Maar zorg er dan voor dat je maximaal iedereen kunt bereiken, doe daarvoor je uiterste best’, klinkt het. Wel, we hebben dat ongelooflijk gedaan. Je probeert de mazen in het net zo klein mogelijk te houden, zodat niemand erdoor valt. We ondersteunen de scholen daar ook in. We hebben de jobs veranderd van 120 schoolinspecteurs. We hebben gezegd dat zij de scholen moeten bijstaan in die moeilijke weken, ook in het kader van de preteaching en alles wat daarna komt. Zij geven nu advies en verlenen pedagogische ondersteuning aan de scholen.
We hebben 320 mensen in de pedagogische begeleidingsdiensten. We hebben dus wel wat volk opgetrommeld, we hebben wel wat volk met de nodige capaciteiten. We organiseren webinars voor de leerkrachten. We overladen hen altijd met concrete draaiboeken en richtlijnen via Schooldirect. We hebben de leerkrachten vlak voor de paasvakantie ook gevraagd om gebruik te maken van die vakantie om de leerlingen die je niet kunt bereiken, of die je niet hebt gehoord, alsnog te bereiken. Bel ze of schrijf ze, wat dan ook. Dan kom ik terug tot het verhaal van de mazen in het net, en die zo klein mogelijk te maken.
Zeker voor het secundair onderwijs is het niet zo moeilijk om te weten wie niet participeert. Want we bereiken met Smartschool 97 procent van alle leerlingen. En dan kunnen we ook weten wie we niet bereiken. Er is zelfs een tool op Smartschool, Smartschool Analytics, waarmee scholen kunnen zien wie ze niet bereiken. We kunnen dat dus nagaan, zeker in het kader van het secundair onderwijs, waar Smartschool voor 97 procent is uitgerold. Ga dus in contact, in dialoog met die ouders.
Daarom voel je rond die hele communicatie en de ruchtbaarheid rond preteaching dat ook heel wat mensen in gang zijn geschoten, ook ouders. Er zijn ouders die vaststellen dat ze nog niets hebben vernomen van de school, en dan vernemen ze iets over preteaching. Ze worden dan wat nerveus. Maar dat is goed; we geven hun mee dat er nieuwe lesinhoud komt, en het telt mee. Doordat we die boodschap ook hebben meegegeven, maken we toch ook iets los, hoor ik.
We gaan de campagne ook nog versterken door ook die lokale netwerken in te schakelen – de OCMW’s, de buurtwerking – om te proberen die laatste personen die we niet kunnen bereiken, alsnog te bereiken, via dat lokale netwerk. Het gaat dan dikwijls over de steden.
De operatie met de laptops is een succes, in die zin dat we hadden vooropgesteld om tienduizend laptops te vinden, vooral vanuit de bedrijfswereld. Dat zijn laptops die boekhoudkundig zijn afgeschreven, wat wil zeggen dat ze een jaar of drie oud zijn, maar nog in perfecte staat. Die worden vervolgens gerefurbisht en opnieuw uitgerust, om dan zo goed als nieuw te worden afgeleverd. Dat heeft een beperkte kostprijs van ongeveer 90 euro per laptop die op die manier moet worden herwerkt. We hadden toen als doelstelling vooropgesteld dat we een laptop zouden leveren aan tienduizend jongeren die thuis geen enkele toegang hebben tot een pc.
En de respons was groot. We hebben dat georganiseerd met Digital for Youth, een vzw, en Close the Gap, die op dat vlak wel al wat expertise hebben. We hebben vervolgens de koepels gecontacteerd, en via die weg de vraag aan de scholen gesteld. Want zij kennen het best hun eigen leerlingen en hun thuissituatie. Zij konden dan een aanvraagdossier bezorgen. Zo hebben we 18.000 aanvragen gekregen.
Dan zitten we met twee praktische moeilijkheden. Ten eerste: de financiering. Reken zelf maar uit, aan 90 à 100 euro per laptop. Ten tweede zitten we met het probleem van het aantal laptops. Het aantal laptops van de bedrijven, dat komt wel goed, maar we zitten vooral met een probleem wat betreft de verwerkingscapaciteit door die vzw. Concreet gaat het dan om het wissen van die pc's. Vervolgens was er ook een probleem met de licenties van de software. Daar wordt nieuwe software op geplaatst. En het laatste probleem gaat over de distributie. Ook de distributiesector kampt natuurlijk met coronaproblematieken, net zoals verschillende andere sectoren.
Er zijn er al een duizendtal geleverd en er worden er nu nog duizend geleverd. Tegen eind deze week zouden we dus aan tweeduizend moeten zitten. Begin volgende week volgen er nog eens drieduizend. Dan zitten we al aan vijfduizend. Dat is het eerste werkschema dat men mij bezorgd heeft.
Ik heb ook gevraagd om tandjes bij te schakelen. Het financieringsprobleem hebben we zelf aangepakt. We hadden daar 200.000 euro voor voorzien. Dankzij de Vlaamse Regering is dat 1 miljoen euro geworden. Wij willen er daarbij vooral voor zorgen – en opnieuw: in een plas water moet je de zon kunnen zien schijnen – dat we aan deze crisis toch ook positieve gevolgen overhouden. De focus ligt nu in eerste instantie op het secundair onderwijs, maar we willen de ambitie hebben om er als beschaafde samenleving voor te zorgen dat elk kind dat in Vlaanderen schoolloopt, over een computer kan beschikken, zowel in het secundair als in het basisonderwijs. Dat is een mooie ambitie die we vooropstellen. Wij doen nu in eerste instantie de oefening voor het secundair onderwijs, vervolgens voor het zesde leerjaar basisonderwijs, en dan zo doorrollen. Want we krijgen natuurlijk ook vanuit het basisonderwijs heel wat vragen. Ik vind het wel leuk dat we hier niet alleen voor het heden, maar vooral ook voor de toekomst echt een positief verhaal van kunnen maken. En ik dank ook de collega’s in de Vlaamse Regering daarvoor.
Ik had ook de oefening gedaan richting de hogescholen en universiteiten. Ik heb hun gevraagd of daar enige nood was. Het antwoord was daar eigenlijk ‘neen’. Men heeft daar een eigen systemen van solidariteit. Ze hebben ook gezien dat onze campagne geleid heeft tot het verhogen van de vragen die ze gekregen hebben. Maar de hogescholen en universiteiten hebben meestal via hun studentenvoorzieningen zelf wel de nodige mogelijkheden. Meestal is dat de kosteloze huur van een computer of laptop. Ik heb de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) en de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) dus bevraagd, en hun antwoord was dat ze daar niet onmiddellijk extra ondersteuning in nodig hebben en dat wij ons mogen concentreren op het secundair onderwijs.
Het leesbevorderingsplan komt eraan. Ik heb ook, tussen de soep en de patatten en het vele werk dat we al verricht hebben en nog moeten doen, een campagne op poten gezet met Boek.be, met beperkte middelen, via sociale media, om ook in de paasvakantie toch iets te bieden te hebben. We hebben dat vlak voor de paasvakantie gelanceerd: ‘Verspreid het leesvirus’. Op verspreidhetleesvirus.be hebben we het aanbod, ook op het vlak van kortingen, en enkele campagnes rond jeugdboeken samengebracht. Vervolgens trachten we via de sociale media rechtstreeks, met een aan ons doelpubliek aangepaste boodschap, de jongeren te bereiken met een concreet aanbod aan boeken, die ook dikwijls een korting hebben.
Tot slot is er het legistieke aspect. Vandaag nemen jullie belangrijke beslissingen met betrekking tot een nooddecreet voor het hoger onderwijs, maar jullie zijn ook nog nodig voor nog andere aanpassingen die we zullen moeten doen. Ik heb in eerste instantie het onderwijsveld zelf bevraagd. We hebben namelijk in decreten en vooral in heel wat besluiten en reglementen allerhande binnen de onderwijswereld heel wat termijnen die in die reglementering en regelgeving vervat zitten, en die we vandaag, door de maatregelen en het opschorten van de lessen, niet kunnen respecteren.
Die zullen we dus wel moeten aanpassen. Ik heb dus gevraagd om twee oefeningen te doen, een vanuit de administratie en een vanuit de praktijk, waarbij ik aan de onderwijspartners heb gevraagd welke problemen zij zien. Als ze ons die bezorgen, zorgen we ervoor dat we dat matchen. Die oefeningen, enerzijds de screening van heel de reglementering die de administratie heeft gedaan om te zien waar moet worden ingegrepen, en anderzijds hetgeen ons is aangebracht door het onderwijs zelve, zijn we nu in elkaar aan het passen. We zullen wel diverse zaken moeten aanpassen, dus ik kom nog terug naar u.
Grosso modo heb je eigenlijk drie pijlers. Een eerste pijler gaat over zaken die dringend zijn. Dat is meestal technisch van aard. Dat gaat over regels inzake aanmelden en inschrijven, over een procedure voor de aanvraag van de erkenning van een nieuwe school, over de financiering en de subsidiëring die daarmee gepaard gaan. Dat is een lijst van een zestal zaken waarin we toch wel dringend legistiek moeten optreden.
Dan heb je de situatie post corona. Dat is afhankelijk van de beslissing die we nemen over bijvoorbeeld de evaluaties. Je hebt schoolreglementen waarin concrete afspraken staan tussen de leerling, de ouders en de school, ook op het vlak van examinering, op het vlak van evaluatie. Daar zullen we ook wel op moeten ingrijpen, maar dat is natuurlijk afhankelijk van het kader van richtlijnen dat we tegen eind deze week zullen uitwerken.
Tot slot zijn er dan ook nog bepalingen met betrekking tot financiële gevolgen, maar dat kunnen we nog achteraf bekijken, dat is niet zo dringend.
Dat zijn grosso modo de drie pijlers op grond waarvan we wel legistiek zullen moeten ingrijpen, al dan niet bij decreet dan wel via een ministerieel besluit of een besluit van de Vlaamse Regering.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoorden. Ik heb in mijn betoog vooral benadrukt dat we rust en duidelijkheid moeten creëren, zowel ten overstaan van ouders als van leerkrachten, directeurs en eigenlijk iedereen die bekommerd is over het onderwijs. U haalde ook de vrijheid van onderwijs aan. Ik denk dat we die net moeten koesteren en dat dat ook net een van onze mogelijkheden kan zijn om rust te brengen, als we benadrukken hoe goed ons onderwijsstelsel wel is en welke mooie kansen daar ook liggen, dat dat eigenlijk wel een mooie uitdaging kan zijn. Dat is al een eerste punt.
Het tweede punt is dat dit geen verloren jaar is. We doen er alles aan om iedereen mee te nemen.
Het derde punt is dat iedereen unisono probeert te spreken. Ik ondersteun u daarin. U gaf ook een heel stappenplan van hoe u de komende weken en maanden wilt werken. Ik denk dat onze fractie in elk geval een partner kan zijn om daaraan mee te werken en om uw suggesties en die van het veld te bekijken, en ook de nodige initiatieven daartoe te nemen.
Verder denk ik dat we ook moeten benadrukken dat we vertrouwen moeten hebben in onze leerkrachten, die zich vol professionaliteit iedere dag inzetten voor onze leerlingen. Dat brengt ook rust. Er is zeker ook de onzekerheid bij ouders. Het mag dat je eventueel eventjes niet weet hoe je bepaalde zaken moet oplossen of hoe je bepaalde bewerkingen moet uitvoeren. Dat ervaar ik zelf, trouwens.
Wat de kwetsbare jongeren betreft, is men hier ook unisono geweest. Die zorg wordt door alle partijen gedeeld, zowel voor kwetsbare jongeren die specifieke onderwijsbehoeften hebben als voor kwetsbare jongeren die in kwetsbare omgevingen wonen. U geeft aan dat men ermee moet spreken. Ik denk dat het inderdaad belangrijk is dat er proactief wordt gewerkt. Dat moet gezamenlijk gebeuren, met de lokale partners, zoals het OCMW, maar ook met het jeugdwerk en eigenlijk iedereen die die kinderen en jongeren kan aanspreken. In tijden van corona is het niet altijd gepast om uitdrukkingen als ‘schouder aan schouder’ en ‘hand in hand’ te gebruiken, maar ik denk dat het in dezen wel noodzakelijk is. U haalde ook aan dat er veel goede wil is binnen het onderwijs om dat net op die manier te doen.
Collega Vandromme, kan dat volstaan? U moet immers echt wel afronden.
Nog twee punten.
Nog één, kort. Dat krijgt u nog cadeau van mij.
Dank u wel. Het is goed dat er extra middelen zijn voor ICT, maar ik wil vragen om toch nog een tandje extra bij te zetten, net voor die jongeren die het echt wel nodig hebben, zodat we aan die tienduizenden geraken.
En dan nog is er nog de vraag rond risicoanalyse …
U had er eentje cadeau gekregen. Goed geprobeerd, mevrouw Vandromme.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, u zegt dat u altijd twee stappen vooruit kijkt. U was bezig met de paasvakantie en met de periode erna, die van de preteaching. Ik weet niet of u een wandelaar bent, maar wandelaars kijken meestal meer dan twee stappen vooruit en hebben ook het doel voor ogen. Voor veel leerkrachten en jongeren is het einddoel het moment van de eindexamens, van de evaluatie, van de afronding van het jaar. Op dat vlak zit men met heel veel vragen, en ik denk dan ook dat u de blik wat verder vooruit moet werpen en daar een kader en duidelijkheid rond moet creëren. Dat is belangrijk. Ik zeg zeker niet dat we moeten overnemen wat in de Franse Gemeenschap is voorgesteld, ik wil alleen maar hun verdienste duidelijk maken, namelijk het feit dat er daar al een kader is, dat die duidelijkheid er daar al is. Ik denk dat u daar niet lang meer mee mag wachten, want dat is de houvast die leerkrachten en leerlingen nodig hebben. Dat is mijn eerste punt.
Mijn tweede punt is dat u zeker die maatregelen die wij voorstellen voor kwetsbare jongeren en kinderen, nog eens moet bekijken. Ik voel bijval om meer te investeren op het vlak van ICT, want die nood is er nog altijd. Een taalactieplan kunt u toch ook niet ongenegen zijn, dus ik zou u willen vragen om ook dat zeker te bekijken.
Een derde punt is er een dat u altijd omzeilt, namelijk de vraag naar de besparingen. Kunt u vandaag duidelijkheid geven en zeggen dat het op dit moment niet realistisch is om van scholen te vragen 20 miljoen euro te besparen? Kunt u me vandaag bevestigen dat u dat laat vallen? Dat zou een mooi einde zijn van deze vergadering.
Zover zijn we nog niet, collega Meuleman. (Gelach)
Dat zou een mooi einde zijn van het blokje Onderwijs, excuseer. (Gelach)
Zelfs dat nog niet. Er staat nog een voorstel van decreet op de agenda.
De heer Daniëls heeft het woord.
Wat die scenario’s betreft: het verbaast mij altijd hoeveel mensen iemand kennen binnen de Veiligheidsraad en mij dan zeggen: ‘Ik heb horen zeggen dat dit het scenario wordt voor het onderwijs en wij zijn ons erop aan het voorbereiden.’ Minister, het is inderdaad goed dat we wachten en dat u een interministeriële conferentie wilt houden om samen duidelijkheid te verschaffen over wat het scenario wordt. Graag!
En als u dan toch samenzit met uw collega-ministers, zou het handig zijn om ook afspraken te maken over stages – en ik neem die binnen verpleegkunde als voorbeeld – die bij koninklijk besluit zijn vastgelegd en verwijzen naar een richtlijn, zodat we kunnen bijsturen.
Collega’s, ik hoor jullie zeggen dat het eind van het schooljaar en hoe dat eruit zal zien, van de volgende weken zal afhangen, maar ik wil er toch even op wijzen dat we ook al zes maanden gewoon onderwijs hebben gehad. Dat zijn zes maanden met dagelijks werk en met examens in december of net voor de sluiting. Dat zogenaamde eindexamen is niet alles; er is ook het dagelijks werk. Er zijn slechts weinig scholen waar het eindexamen in juni allesbepalend is. Het is wel, nogmaals, een oproep aan leerlingen om zich ook nu in te zetten, maar ik blijf vanuit onze fractie toch ook vragen om de evaluatie van kernvakken te blijven doen en voorop te stellen, zodat leerlingen gemotiveerd blijven en er zicht is op vooruitgang.
En dan heb ik nog een laatste punt, minister.
Een kort weliswaar.
Absoluut. Het betreft de laptops die verdeeld worden. Vanuit de Vlaamse Regering zijn er middelen, op uw initiatief, maar er zijn ook lokale besturen die initiatief nemen. Ik zie bedrijven die via hun werknemers initiatieven nemen en ik zie ook ouders die zelf hun smartphone of laptop ’s avonds afgeven aan de kinderen. Dat zijn ook mogelijkheden die leerlingen toelaten lessen te volgen en die we maximaal moeten benutten. Maar dat is waarschijnlijk een open deur intrappen.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, ik wil vooreerst ook een woord van dank en sympathie uitspreken voor iedereen in het onderwijsveld die zijn uiterste best doet om alles zo gestroomlijnd mogelijk te laten verlopen in moeilijke omstandigheden. Als ik zeg “iedereen in het onderwijsveld”, dan bedoel ik daarmee uiteraard ook u, maar dat belet mij niet om toch een aantal bedenkingen te formuleren op de antwoorden die u hebt gegeven.
Vooreerst, de Veiligheidsraad komt op dit moment samen. Aangezien u daar nog niets over hebt gezegd, neem ik aan dat u zelf nog niet op de hoogte bent van welke beslissing er zal worden genomen over het onderwijs of dat u daarover op dit moment nog niet kunt communiceren.
Maar tegelijk hebt u ook gezegd: ‘We denken altijd twee stappen vooruit.’ Er is in het weekend al gezegd – niet door de Vlaamse minister van Onderwijs, maar wel door een viroloog – dat de scholen in elk geval nu maandag nog niet zullen opengaan. U zegt dat u probeert alles zo ver mogelijk vooruit te plannen. Dan heb ik een heel concrete vraag, die mij ook door heel wat mensen, leerkrachten en ouders met kinderen thuis, wordt gesteld: wat dan voor volgende week? Als er eensgezindheid is – en die lijkt er te zijn – over het feit dat de scholen maandag nog niet opengaan, hoe ziet de volgende week er dan uit voor die vele leerkrachten en vele leerlingen in het onderwijs? Daarover moet u toch al een eensgezinde beslissing hebben genomen, met alle mensen in het onderwijsveld? Hoe ziet de volgende week eruit, hoe ziet de week nadien eruit, als de scholen nog niet opengaan?
Dat was een zeer concrete vraag. En dat was het? (Opmerkingen van Chris Janssens)
Kort dan, alstublieft.
Minister, waar ik u wél in steun, is dat u zegt: geen alles-of-nietsscenario. Het lijkt me evident dat we gaan naar een geleidelijke opening van de scholen. En uiteraard moet er op het einde van het schooljaar, zoals anders ook het geval is, een faire evaluatie gebeuren. Er kan daarbij rekening worden gehouden met de omstandigheden, maar er moet natuurlijk wel een lat zijn waar men over moet om naar een volgend schooljaar te kunnen gaan.
Minister, ik heb nog twee heel korte en concrete vragen.
Eén, ik begrijp dat u nog geen timing kunt plakken op de heropening van de scholen. Maar aan welke voorwaarden moet er voldaan zijn om daarover te kunnen beslissen?
Twee, ik heb het daarnet gevraagd, maar er nog geen antwoord op gekregen: kunt u een inschatting geven over hoe groot de groep van kwetsbare of moeilijk bereikbare leerlingen is? Over welk percentage van de leerlingen in het leerplichtonderwijs gaat het? Hoe groot is die groep moeilijk bereikbare leerlingen ongeveer?
Mijnheer D’Haese, u hebt het woord. Maar zeker heel kort, want u was niet ingeschreven als spreker.
Ik houd het absoluut heel kort.
Minister, ik heb begrepen dat u het antwoord niet kent op de vraag die ik heb gesteld. Maar dat is geen probleem, ik zal die vraag opnieuw stellen in de commissie. Ik vroeg u hoeveel mensen er bezig zijn met het uitrollen van die preteaching. U hebt gezegd hoeveel mensen er aan de slag zijn in de pedagogische begeleidingsdiensten. Maar dat is nog iets anders, natuurlijk.
Ik heb twee heel concrete vragen. Ten eerste, het initiatief rond de laptops is een heel mooi initiatief. Maar als ik uw cijfers hoor, lijken er mij toch losse eindjes te zitten. U zegt dat u 19.000 aanvragen hebt ontvangen en dat er tegen het einde van deze week 2000 laptops geleverd zullen zijn en begin volgende week nog 3000. Dan schieten er dus nog 14.000 aanvragen over, terwijl de preteaching volgende week moet beginnen. Hoe lossen we dat op?
Ten tweede, ik vind het een beetje vreemd dat het voorzien van die laptops vastloopt op de capaciteit van een vzw. Het kan toch niet dat de Vlaamse overheid geen oplossing kan vinden om de capaciteit van een vzw of naast een vzw te vergroten?
Minister Weyts heeft het woord.
De acties die de lokale besturen en bedrijven ondernemen rond de laptops, vormen een perfecte aanvulling, omdat zij zich vooral richten op het basisonderwijs. Dat is heel goed, want het is een perfecte aanvulling op onze actie die zich in eerste instantie focust op het secundair onderwijs.
Mijnheer D’Haese, het is altijd weer te lang of te kort. Het is altijd iets. Wel, we hebben een gigantische operatie op poten gezet, met 10.000 laptops die we zullen kunnen beleveren. Logistiek is dat een ongelooflijk huzarenstukje. We doen het maximaal mogelijke. We maken gebruik van een vzw, omdat we dan gemakkelijk kunnen werken en geen werk moeten maken van de wet op de overheidsopdrachten. Daarom gebruiken we dat ook. Want anders moeten we dat in de markt zetten, een hele marktbevraging organiseren en publiceren in het aanbestedingsblad en dan zouden we weken, maanden verder zijn. Daarom doen we dat zo, met creativiteit. Het blijft een ongelooflijk huzarenstukje dat we moeten realiseren. Ik zit alle betrokkenen achter de veren, geloof mij vrij. Zij schakelen conculega’s in, om die extra capaciteit qua verwerking – het leegmaken en ‘refurbishen’ van die laptops – te kunnen verzorgen.
Daarnaast is er de problematiek van de softwarelicenties. Ik hoop dat dit nu opgelost is. Het gaat goed en we zijn een beetje het slachtoffer van ons eigen succes. Ik heb het liever zo dan anders.
Mijnheer Janssens, de situatie na Pasen heb ik net uitgelegd. We hebben het er vorige week in de commissie uitvoerig over gehad. Voor de paasvakantie hebben we de scholen via Schooldirect een uitgebreid draaiboek met richtlijnen bezorgd. We hebben gecommuniceerd met de ouders, maar vooral rechtstreeks met de scholen. We hebben ondersteuning verleend. We volgen het scenario van de preteaching en we zijn voorbereid. We zijn klaar, maar natuurlijk zal de ene school het anders aanpakken dan de andere school. Dat is inherent aan heel ons onderwijsveld. Sommigen zien dat als een beperking, maar het is ook een rijkdom die ons onderwijsveld typeert en voor kwaliteit zorgt.
De voorwaarden voor heropening heb ik al vermeld. Ik heb aangegeven dat het belangrijkste een heel moeilijke afweging is. Enerzijds moeten we hoop en perspectief bieden om de draad van ons leven op te nemen. De heropening van de scholen is daarvoor essentieel. Anderzijds is er de heel grote bezorgdheid om de veiligheid van onze kinderen en leerkrachten. Dat is het belangrijkste waaraan we een concrete invulling moeten geven. We moeten heel open zijn over het risico, want zonder risico is het nooit. Vandaag doen heel veel mensen hun werk niet zonder risico.
Tot slot is er nog de vraag naar ondersteuning. Er zijn 120 onderwijsinspecteurs die, normaal gezien, bezig zouden moeten zijn met de doorlichting van scholen, maar nu bezig zijn met de coaching en de pedagogische ondersteuning van scholen. Daarnaast hebben we 320 mensen die, normaal gezien, voor pedagogische begeleiding zorgen en die nu de pedagogische begeleiding van scholen verzorgen, ook op het vlak van preteaching.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, ik heb nog steeds geen antwoord gekregen op mijn vraag over de besparingen in het secundair onderwijs.
Mevrouw Meuleman, u hebt die vraag al in de commissie gesteld. Ik kom hier nog op terug. We zullen een begroting indienen. Dit is geen parlement dat niet over de begroting stemt. U zult die documenten krijgen. In het programmadecreet zal u de nodige toelichting worden verschaft.
Minister, begrijpt u niet dat het onderwijsveld die duidelijkheid wil en verontrust is omdat dit perspectief er nog steeds is? U zou het onderwijsveld kunnen geruststellen indien u nu zou kunnen zeggen dat u daar niet mee zult doorgaan.
Mevrouw Meuleman, binnenkort volgt de begrotingscontrole. Ik stel voor dat we dit debat dan voeren.
Dames en heren, we gaan over naar het thema Economie en Werk.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Voorzitter, ik heb mijn toespraak de titel ‘Een gezond evenwicht tussen economie en gezondheid’ gegeven. De COVID-19-crisis heeft een grote impact op onze samenleving, zowel op menselijk als op economisch vlak. We leven in een onuitgegeven periode. De uitdagingen waar we voor staan, waren niet te voorzien, maar bieden de mogelijkheid om onze veerkracht, creativiteit en innovatiezin te tonen. De welvaart van veel mensen staat op het spel, maar tegelijkertijd moeten we een gezond evenwicht tussen gezondheid en economie vinden.
Tijdens de vorige plenaire vergadering zijn sommigen voorzichtig en met schroom gestart met de gedachtewisseling over de relance. We moeten nochtans geen schroom hebben om hierover te debatteren. Onze manier van denken, werken, ondernemen en leven zal zo drastisch veranderd zijn dat een tijdige gedachtewisseling op zijn plaats is. Omdat we niet moeten wachten om plannen te maken, wil ik een aantal micro- en macro-economische bemerkingen naar voren brengen en oproepen doen. Ik vat het samen in drie puntjes.
Ten eerste moeten we werk maken van de slimme heropstart van de economie. De ondernemingen die niet verplicht gesloten zijn, maar vanwege de corona-aanpak toch om een of andere reden gesloten zijn, willen heropstarten, maar ze hebben schrik. Het is begrijpelijk dat mensen schrik hebben, maar we moeten die angst wegnemen en vertrouwen geven. Dat is een taak van de overheid, samen met de sociale partners en de beroepsfederaties.
Deze stakeholders kunnen heel wat in beweging krijgen door werken binnen de bestaande richtlijnen aan te moedigen. Zij geven het signaal om activiteiten maximaal verder te zetten met respect voor social distancing. En uiteraard zullen er bij de praktische uitwerking problemen boven komen. Hoe pak je iets aan? Hoe doe je dat in de praktijk? Wij Vlamingen zijn echter een veerkrachtig en creatief volk en blijven dus niet bij de pakken zitten, we zoeken altijd wel naar oplossingen.
We moeten samen met deze stakeholders protocollen uitwerken met concrete en uitgewerkte richtlijnen om veilig te kunnen herstarten of verder te werken. Zo is er in Nederland een protocol gesloten met de bouwsector en is er de oproep van de Foodservice Alliance voor een protocol in de horeca. Mijn oproep is om vanuit de overheid deze aanpak te faciliteren en aan te moedigen. We zullen de angst echter niet wegnemen wanneer we blijven focussen op de negatieve verhalen en de slechte voorbeelden, zoals de berichtgeving afgelopen weekend over bedrijven die de regels inzake social distancing en preventie op het werk niet respecteren. Het was 85 procent van de klachten, niet 85 procent van de ondernemingen. We moeten focussen op de goede praktijken en de stimulerende voorbeelden en die in de verf zetten.
Ten tweede roep ik echt op om snel werk te maken van een Vlaams structureel bankenoverleg, waarbij de departementen Economie en Financiën en Begroting betrokken zijn. Beide zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Onze ondernemingen zitten met heel wat vragen. Gezonde ondernemingen kunnen in betalingsproblemen komen omdat zij wel willen betalen maar hun klanten wachten. En hier spelen de banken een cruciale rol. Het laatste wat we willen, is dat gezonde ondernemingen overkop gaan door een acuut liquiditeitsprobleem. Daarom is er nood aan dit structureel overlegplatform waar de vragen van Vlaamse ondernemingen inzake kredietverstrekking, waarborgen en andere maatregelen structureel moeten worden besproken.
En inderdaad, sinds zaterdag is er een federaal bankenakkoord over de uitwerking van deze bankendeal. Geen dag te vroeg trouwens. Ook de banken hebben hier een cruciale rol te spelen.
Maar ook Vlaanderen springt in de bres voor de Vlaamse ondernemingen met waarborgregelingen en achtergestelde leningen, en dus is ook hier een structureel bankenoverleg zeer nuttig. Immers, ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV) zal het niet alleen doen, maar in samenwerking met de banken.
Ten derde, bescherm onze kroonjuwelen, laat ze niet overkopen en zet ze niet in de solden. We zien vandaag een aantal ondernemingen die de switch maken naar bijvoorbeeld de productie van beschermingsmateriaal, die investeren in artificiële intelligentie of zelfs superbrains bouwen om sneller het virus te detecteren enzovoort. Dat is hoopgevend, want dit zijn de bedrijven van de toekomst.
Ook de bestaande start-ups, scale-ups en de vele kleine en middelgrote innovatieve bedrijven zijn van essentieel belang voor een zeer exportgerichte regio als Vlaanderen. Zij zorgen voor innovatie en creëren heel wat nieuwe jobs. Ze zijn cruciaal voor een regio die haar toekomstige welvaart en haar toekomstig welzijn veilig wil stellen.
De snelheid en wendbaarheid die zo kenmerkend zijn voor deze bedrijven, hebben zij ook nodig om te kunnen overleven. Tal van hen hebben tijdens deze crisis hun verantwoordelijkheid genomen door oplossingen mee te helpen ontwikkelen. De uitdaging voor hen vandaag is liquiditeit. De liquiditeitsproblemen waarmee hun ecosysteem wordt geconfronteerd, worden veroorzaakt door risicoaversie, onzekerheid en angst, waardoor klanten afhaken, contracten worden uitgesteld en investeerders op de rem staan.
Tegelijkertijd zien we in bepaalde Europese landen een aantal vooral grotere ondernemingen belangrijke kredietlijnen vastleggen en dit onder gedeeltelijke staatsgarantie. Met andere woorden: zij bouwen een echte oorlogskas op. Vele kleine bedrijven bij ons zullen, als ze al overleven, erg verzwakt uit deze crisis komen. En dat geldt in de eerste plaats voor onze groeibedrijven, die meestal niet over de sterkste balansstructuur beschikken en cashmatig heel snel kopje onder kunnen gaan. En dat zijn net de juweeltjes waar de grote jongens maar al te graag hun oog op laten vallen. Voor hen is de jacht op bijzonder lucratieve solden langzaam maar zeker open. (Opmerkingen van Chris Janssens)
Neen, dat is míjn tussenkomst, die ik zelf geschreven heb, geachte collega. Ik vind dat echt een flauwe opmerking van u.
Zijn onze reeds genomen maatregelen qua waarborg en achtergestelde lening dan voldoende en doortastend? Moeten we bijvoorbeeld niet nadenken over een verdere uitbreiding van de Winwinlening, over een vernieuwde Vlaamse wet-Cooreman-De Clercq, waarmee we burgers motiveren om ook in te stappen in kapitaal van Vlaamse ondernemingen, direct of via fondsen? Moeten we, om innovatie niet te fnuiken, bestaande regels niet durven evalueren en vooral vermijden dat we allerhande nieuwe regels opleggen? Ook al is de Vlaamse overheid een voorbeeld als het gaat over snel betalen, moeten we niet alle publieke overheden en instellingen oproepen om de leveranciers sneller te betalen? Dit brengt gigantisch veel liquiditeit in de markt en kost niets, gewoon het versnellen van procedures. Laat ons daarom ook kijken hoe we via de taskforce Vlaanderen Helemaal Digitaal digitale oplossingen kunnen aanreiken om de uitdagingen die ontstaan door deze crisis aan te gaan.
Collega's, ik herhaal nog eens mijn drie oproepen en vragen. We moeten vooral niet wachten om plannen te maken en werk te maken van een slimme heropstart van de economie. Start zo snel mogelijk een Vlaams structureel bankenoverleg op waar vragen van ondernemingen, overheid en banken met een open vizier kunnen worden besproken. Bescherm onze kroonjuwelen. Zet ze niet noodgedwongen in de etalage. Ze zijn de toekomst van onze welvaart en ons welzijn.
Bij dezen wil ik ook iedereen bedanken die meehelpt de crisis te bestrijden, die meehelpt te zoeken naar een gezond evenwicht tussen economie en gezondheid. Onze fractie roept dan ook de regering op om ondernemingen die geen sluitingsverbod hebben hun medewerkers zoveel en zo veilig mogelijk verder te laten werken of de heropstart te faciliteren. We vragen om te pleiten in de Nationale Veiligheidsraad voor een slimme en transparante exitstrategie, maar dat is de evidentie zelve.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Ik wil zeggen dat ik enorm trots ben op onze bedrijven en enorm dankbaar. Ik heb van alles gezien. Ik heb bedrijven gezien die hun hele productieproces omgooien om handgels, mondmaskers en beschermend materiaal te maken, kmo's die laptops uitdelen aan kwetsbare leerlingen en lokale ondernemers die gaan werken in de horeca van ziekenhuizen. We mogen echt enorm dankbaar zijn voor wat ondernemers allemaal doen. Het bewijst dat de steunmaatregelen zeker op hun plaats zijn.
Ik kom meteen tot mijn vragen. Hoe wordt de economische impact beschouwd in de exitstrategie die volop gaande is op federaal niveau? Welke input geeft Vlaanderen daarin? Hoe zullen we de relance voorbereiden? U weet uit de commissie dat dat een beetje mijn dada is. Ik denk dat we het parlement daarin volop moeten betrekken. Het is altijd leuk en tof om te laten zien dat er bekende economen meewerken, dat die advies leveren en dat we daar als parlement over kunnen praten, maar dat is een beetje de klassieke manier. Het is beter als we parlementsleden aan tafel zetten met economen en mensen uit het ondernemersveld om grondig na te denken over waar we naartoe willen met Vlaanderen. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat onze lokale winkels versterkt worden tegenover Bol.com en Zalando? Hoe kunnen we onze zorg versterken waar het nodig is? Hoe kunnen we onze structuren efficiënter maken, de kerntaken van de overheid en al dat soort zaken? We hebben een grondig relanceplan nodig. Laat parlementsleden – misschien deze zestien – mee in de kern zitten en niet achteraf via een verslagje dat dan in een schuif verdwijnt. Dat hebben we al te vaak gezien.
U hebt een regeling uitgewerkt waarbij technisch werklozen kunnen bijverdienen in de landbouw. U hebt er alleszins een platform voor opgericht. Is die maatregel al voor 100 procent afgestemd met het federale niveau? Geldt dat voor elke beroepscategorie? Kan elke technisch werkloze dat doen? Dat was me niet helemaal duidelijk.
Welke maatregelen liggen er eventueel nog in het verschiet voor een aantal sectoren die een langdurige malaise tegemoetgaan? Ik denk in de eerste plaats aan de eventsector die een hele zomer door de neus geboord ziet. Zijn er dingen die Vlaanderen nog extra kan doen?
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, kort en concreet over de hinderpremie. Voor de periode tot en met 5 april krijgen de zelfstandigen die verplicht moeten sluiten 4000 euro. Sinds 6 april krijgt men 160 euro per sluitingsdag. Ik heb een vraag over wat ik een beetje vreemde modaliteiten vind van de uitbetaling daarvan. Er is gezegd dat men pas op het einde van de rit, wanneer de sluitingsmaatregelen worden opgeheven, de uitbetaling gaat doen. Ik vind dat een beetje vreemd omdat die mensen nu kosten hebben, nu betalingsproblemen hebben. Als ze weer open mogen en er weer geld binnenkomt, gaat men pas die premie krijgen. Minister, zo staat het op de website: ‘Als de verplichte sluitingsmaatregelen worden opgeheven, wordt de rekening gemaakt en wordt het bedrag tot het einde van de maatregelen in één keer betaald.’ Dat wil dus zeggen dat men pas op het einde van de rit het geld gaat krijgen, terwijl heel veel ondernemingen... Ik zie aan uw non-verbale communicatie dat u daarop gaat reageren.
De minister zal dadelijk antwoorden.
Als het is zoals het staat op de website van de coronahinderpremie op www.vlaanderen.be, vind ik dat een zeer bizarre regeling.
Collega Deckmyn heeft vorige week vragen gesteld over de transportsector, over de overtredingen in verband met de cabotagerichtlijn en over Oost-Europese chauffeurs die hier blijkbaar transport aan het doen zijn terwijl heel veel van onze chauffeurs technisch werkloos zijn. U hebt gezegd dat u dat met collega Peeters zou opnemen en nagaan welke controle we zouden kunnen uitoefenen en welke gepaste sancties of maatregelen we kunnen nemen.
Er is een inconsequentie in een aantal maatregelen. Ik zou deze vraag in de commissie gesteld hebben als er morgen een zou zijn. Ik geef toe dat het geen ‘first world problem’ is voor iedereen maar wel voor de betrokkenen. Kijk naar de ijssalons en de ijswagens. IJssalons mogen open zijn en mensen staan te drummen in rijen om een ijsje te halen. IJswagens mogen niet rondrijden om hun ronde in Vlaanderen te doen en eigenlijk met een veel beperkter publiek aan klanten zouden worden geconfronteerd. Ik vind het een zeer inconsequente maatregel: groepjes mensen op een locatie mag, maar ijswagens die rondrijden en een veel beperkter publiek bedienen, mag niet. Wilt u dat meenemen naar de Nationale Veiligheidsraad om toch een andere beslissing te nemen? Er zijn er nog een aantal, maar door de beperkte spreektijd, zal ik die voor een andere keer laten.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega's, ik ben blij dat het na drie uur en veertig minuten debat ook eventjes over economie kan gaan. Voorzitter, ik zal proberen kort te zijn, al is dat moeilijk als je drie uur en veertig minuten hebt geluisterd.
Collega Gryffroy, we waren aan het gniffelen en dat had niets te maken met de vraag of u uw tekst al dan niet zelf had geschreven, maar met het feit dat iedereen in zijn wilde fantasie dacht aan uw kroonjuwelen die u beschermd wilde zien. U kon er niet mee lachen, maar iedereen had het begrepen en u zat heel ernstig en kwaad te kijken. Ik wil het misverstand uit de wereld helpen en geen kwaad woord over uw kroonjuwelen, uiteraard. (Gelach)
Collega's, ik denk dat het heel nuttig en belangrijk is dat we het debat de komende periode ook zullen voeren. Collega Vande Reyde, ik ga kijken op welke manier het parlement bij de hele discussie kan worden betrokken, maar we zitten niet stil. Ik wil dat even meegeven. Collega Gryffroy en collega Vande Reyde, het is goed dat u vandaag vragen stelt. Volgende week donderdag is er een commissie Economie gepland. Ik heb begrepen dat er niet wordt gewerkt met vragen om uitleg, maar dat er een debat zal zijn rond corona. Ik zou het een goede zaak vinden mochten we een gedachtewisseling houden over de exitstrategie, over de relance. Collega Janssens, uiteraard kunt u punctuele vragen stellen, maar het gaat voor een stuk over ideologie, maar voor een stuk hebben we ook dezelfde bezorgdheid.
Wat is mijn eigen opzet om het aan te pakken? Ten eerste, denk ik dat het belangrijk is dat we een loadmap maken om Vlaanderen te begeleiden van crisis naar economisch herstel. Het eerste wat je moet doen als er heel grote problemen zijn, is zorgen dat de samenleving op een of andere manier kan blijven functioneren, dat de economie ook blijft draaien en dat onze gezonde bedrijven door de crisis niet in onoverkomelijke problemen komen. Dat is de reden waarom we met de regering heel snel hebben ingegrepen. Je moet proberen faillissementen te vermijden, maar ook een inkomen verzekeren aan zij die het nodig hebben.
Collega’s, u kent onze maatregelen. Het is een vierluik. Je hebt de hinderpremie, de compensatiepremie, het pakket maatregelen rond waarborgen die we geven en de punctuele ondersteuning.
De vraag van collega Janssens over de ijswagen kan ik spijtig genoeg niet zelf beantwoorden. Ik zie wel meer dergelijke inconsistenties. Dat gaat naar de Nationale Veiligheidsraad en kan worden opgelost in een Q&A. Er zijn zo al een aantal zaken opgelost, bijvoorbeeld of je met een paard mag rijden of niet. Ik krijg elke dag berichten van mensen die onder de compensatiepremie vallen maar die vinden dat ze onder de hinderpremie moeten vallen. Voor Vlaanderen is de lijn duidelijk: wie verplicht moet sluiten, valt onder het ene, wie niet verplicht moet sluiten, valt onder de compensatiepremie als je omzetverliezen hebt. Wat daaronder valt, beslist de Nationale Veiligheidsraad. Ik heb weinig interpretatiemarge. Als de suggestie is om dat mee te nemen: dat doen we zeker de komende dagen. We hebben trouwens al een hele lijst maatregelen meegenomen. Mijnheer Janssens, over het specifieke voorbeeld dat u geeft, hebt u een punt, vind ik.
De eerste fase is dus overleven. De tweede fase, de fase van de heren Gryffroy en Vande Reyde, is hoe je gaat werken aan die snelle en krachtige sociaal-economische relance. Ik heb aan mijn administratie gevraagd om een eerste oefening te maken. Wat zullen we nu doen? Het eerste wat je moet kunnen realiseren, is angst bij mensen wegnemen. We hebben dat gezien naar aanleiding van de maatregelen die ik zelf heb genomen in de dienstenchequesector en de sector van de sociale economie. Als men open mag blijven, dan moet je duidelijk kunnen maken aan mensen welk beschermingsmateriaal ze nodig hebben en moet je ook een stukje impuls geven om dat te voorzien. Ik heb me niet in de plaats van de werkgevers gesteld en gezegd dat ik dat voor hen zou kopen. We hebben gezegd wat we denken dat nodig is om op te starten en ze krijgen ook een budget.
Wat zal VLAIO nu doen? Wij zijn een aantal richtlijnen aan het opmaken over hoe bedrijven veilig aan het werk kunnen gaan, hoe ze regels van social distancing tussen werknemers kunnen organiseren, hoe personeelsleden waarvan huisgenoten ziek waren weer aan het werk kunnen, om zo good practices te kunnen verzamelen. We zien immers op vele plaatsen in Vlaanderen dat men aan de slag is met respect voor de regels van social distancing, ook al moeten ze niet gerespecteerd worden. Al die good practices worden verzameld en we proberen daar een richtlijnenbundel van te maken die zeer snel kan worden gebruikt.
Het is ook van belang, maar het is hier nog niet aan bod gebracht, om een ketenbenadering te doen. Als je een sector wilt proberen te openen, maar je ziet dat onderaannemers nog allemaal dicht zijn, dan zal het natuurlijk niet werken. VLAIO gaat een ketenbenadering volgen. Je start met een bepaalde sector, je kijkt wie er allemaal toeleverancier is en je probeert zo de hele keten op een veilige wijze open te krijgen. Het is wel belangrijk dat je het op deze wijze doet. We doen dat onder andere voor de logistieke keten in samenwerking met het Vlaams Instituut voor de Logistiek. We hebben daar heel wat expertise zitten.
Dus, collega's, we maken echt wel werk van dat geleidelijk aan zoeken hoe je weer kunt opengaan. Maar alles staat of valt met vertrouwen. Als er geen vertrouwen is, dan zal het moeilijk lukken. Het is aan ons om mee dat vertrouwen te geven.
Ik kom tot de vragen die collega Gryffroy stelt rond het budgettaire. Het bankenoverleg doen we zeker. Ik heb vorige week in de commissie gezegd dat ik het van belang vond dat de federale overheid eerst duidelijk maakte hoe dat kader in elkaar zat en dat het, van zodra we dat hadden, nuttig is om ons eigen bankenoverleg op te starten. Zij gaan tot twaalf maanden, wij nemen de periode daarna. Wij horen steeds meer bedrijven die zeggen dat ze meer dan twaalf maanden nodig zullen hebben. Er zal dus wel wat overleg nodig zijn om te kijken wie wat doet en waar het zwaartepunt ligt. Wij hadden eigenlijk de bedoeling om de gezonde bedrijven, die ofwel niet het kapitaal hadden ofwel meer tijd nodig hadden, vooral in ons steunpakket te stoppen, maar er zal dus zeker overleg nodig zijn. Sinds we federaal duidelijkheid hebben, is het nu het momentum om dat overleg te hebben.
Met onze achtergestelde leningen spelen wij vooral in op de specifieke noden van start-ups. U hebt een zeer groot pleidooi gehouden om die start-ups en scale-ups te beschermen. Dat willen we absoluut doen.
Dat is niet alleen een kwestie van geld, het is ook een kwestie van maatregelen nemen. We zijn in overleg met de federale overheid over mededinging om te kijken wie het contactpunt is, want er zitten natuurlijk een aantal belangrijke bevoegdheden bij ons en het is ook aan ons om bepaalde maatregelen te nemen.
U had de Winwinlening voorgesteld. Vandaag kun je 50.000 euro uitlenen, maar een onderneming kan zelf al 200.000 euro ophalen met die Winwinlening. Daarop is er ook 30 procent waarborg. Ik ben zeker bereid om te kijken of het nodig is om dat uit te breiden. Er werd nu al gevraagd om soepel te zijn in de periode waarin dat geldt. Dat willen we zeker ook mee bekijken.
PMV heeft voor haar leningen drie maanden uitstel gegeven. Op dit ogenblik genieten daarvan al 860 kmo's, en dat is goed. Ze proberen ook proactief te zijn.
Collega Janssens, ik heb geen pokerface, dat weet iedereen. Dat heeft voor- en nadelen: als het mij niet aanstaat, dan zie je het direct. Mocht uw opmerking juist zijn geweest, dan zou ik dat vervelend vinden. VLAIO start op 19 april met de uitbetaling van de dagpremies. Dat is heel binnenkort. Op het einde zal er natuurlijk wel een afrekening worden gemaakt. De eerste dagpremies worden vanaf volgende week dus al betaald. Als dat zo op de website staat, dan is dat omdat men duidelijk wil maken dat er op het einde zal worden afgerekend. Je kunt niet dag per dag betalen, dat is niet mogelijk.
Uw vraag over de logistiek heb ik doorgegeven aan minister Peeters. We zullen u daar een gezamenlijk antwoord op bezorgen. Uw bezorgdheid was terecht en dat heb ik vorige week ook erkend, maar ik kan nu geen aanvullend antwoord geven.
Collega Vande Reyde, u had het over de sectoren die in een langdurige malaise terecht zullen komen. Wat we nu aan het doen zijn, is nagaan hoe we op een objectieve manier schade kunnen opmeten. Voor de sierteeltsector is dat helemaal anders dan voor de eventsector. Ofwel wordt een event afgelast, ofwel wordt het uitgesteld. Dat is ook weer een verschil en dat bekijken we. Als we die schade in beeld hebben gebracht, moeten we uitzoeken hoe we een stukje van die schade kunnen vergoeden, want alles vergoeden kunnen we natuurlijk niet. Daarnaast zal het van de exitmaatregelen afhangen hoe snel we weer evenementen zullen kunnen laten plaatsvinden. Ik neem uw opmerking en zeker uw bezorgdheid mee.
Over de tijdelijk werklozen is er vorige zaterdag een beslissing genomen. Het is een principiële beslissing. Er is een advies gevraagd aan de Raad van State. In principe komt iedereen aan bod, en kan dus iedereen die in tijdelijke werkloosheid zit, zich bij de landbouw aanmelden om mee te helpen met het binnenhalen van de oogst. De scope is daar de werkzoekenden, jobstudenten, gepensioneerden, wijkwerkers en mensen die onvrijwillig technisch werkloos zijn. Het besluit moet nog formeel worden genomen, maar het licht staat op groen en het staat op de website van VDAB. Dat is een super initiatief en we kregen ook heel veel reacties van mensen die willen helpen. Ik zie ook schitterende initiatieven van burgemeesters die jobstudenten die ze kennen, verzamelen om mee te helpen in de landbouw. VDAB is niet het unieke platform, maar het is wel nodig dat we daar werk van maken.
Collega Vande Reyde, bij de relance gaan we sowieso een aantal lessen moeten trekken uit de crisis. Er zijn ook positieve lessen. We maken nu heel veel gebruik van digitale tools. Het is eindelijk gelukt om een eigen Vlaams platform Koop Lokaal op te zetten. Er is heel veel te doen geweest over de vraag of het wel zou lukken en of het beter kan, maar ze werken nu samen. Dat is voor mij al een grote stap voorwaarts en daar kunnen misschien nog mooie bloemen op groeien.
We zien een toename van onlineleren en heel veel mensen zien ook de belangrijke waarde van nabije productie en lokale economie. Ik hoor veel hoevewinkels zeggen dat ze nog nooit zoveel mensen hebben gezien. Dat moeten we vasthouden. Het is ook goed dat mensen ontdekken dat ze lokale seizoensgroenten en -fruit kunnen kopen. Ik zal alles doen wat ik kan om dat ook vast te houden in de komende jaren, zodat we al die nieuwe consumenten niet verliezen.
Collega's, dat zijn heel veel lessen. Ik wil nog een kanttekening maken over het relanceplan. We moeten dat relanceplan sowieso aangrijpen om een aantal maatschappelijke transities te versnellen.
Ik hoor heel veel mensen zeggen, ook de voorzitter van de commissie: ‘Grijp de kans om ook onze groene economie aan te zwengelen.’ Ik ben het daar au fond mee eens, maar de problemen die er vroeger al waren blijven ook bestaan. Wij hebben een inclusieve arbeidsmarkt nodig. Wij moeten de digitale sprong maken. Er moet CO2-reductie komen. Laat ons ook de circulaire economie veel dichter bij ons koesteren. Er waren al zoveel problemen in de lokale bedrijven in de kernen – je moet vandaag eens door Brussel lopen: alles is dicht. De vraag hoe we de kernen opnieuw moeten activeren zal natuurlijk nog veel meer op tafel liggen. Er is niet alleen het relanceplan. Het zal ook alle uitdagingen waarvoor we stonden mee in zich moeten dragen, zodat we deze op een moderne manier kunnen meenemen.
De heer Gryffroy heeft het woord.
We houden hier een actualiteitsdebat. We hebben het niet over schriftelijke vragen of kleinere vragen om uitleg. Het gaat inderdaad over wat op een ander niveau, in een andere entiteit wordt beslist.
Ik vond het belangrijk om een aantal krijtlijnen uit te zetten. Minister, u hebt er op het laatst nog een interessante meegegeven. We zitten inderdaad in een disruptief model. We kunnen alles opnieuw ter discussie stellen. Ook bestaande regels. Als we een nieuwe economie willen aantrekken, moeten we er zelfs voor opletten dat we er plots niet allerlei regeltjes beginnen op te plakken waardoor je dan opnieuw die innovatie gaat fnuiken. Als het over het klimaatbeleid gaat, was het antwoord van minister Demir vanmorgen heel duidelijk: met het relancebeleid zijn er opportuniteiten voor het klimaatbeleid, die je maximaal moet benutten. Maar het is ook breder dan de green deal. We zitten in dat disruptief model. U hebt het terecht over een circulaire economie. We zullen in de toekomst meer telewerken. We zullen een andere mobiliteit zien. We zullen heel wat zaken anders bekijken. Dat moeten we inderdaad omarmen. Daar kunnen we over debatteren. Het mag een ideologisch debat zijn. Dat kan verrijkend zijn. Dat debat kunnen we inderdaad volgende week in de commissie voortzetten.
Minister, ik ben heel blij met uw boodschap over het heropstarten. Die is volledig in lijn met onze boodschap. Ik ben ook blij dat u pleit voor een structureel bankenoverleg. In het verleden is dat ook gebeurd. Dat was een nuttige oefening.
Ik weet niet of je de Winwinlening moet verbreden en verdiepen. Je hebt twee soorten methodes om de liquiditeit van een probleem te verhelpen. Ofwel verhoog je het vreemd vermogen, en dan ga je naar een win-winsysteem. Ofwel verhoog je het eigen vermogen, en dan ga je naar een systeem om te participeren in kapitaal. Beide zouden kunnen op de een of andere manier. Zoals de win-win een belastingkrediet geeft, zou je ook een systeem kunnen uitwerken voor het verhogen van het kapitaal in bedrijven, ook met een belastingkrediet.
Daarom wil ik, met de bril open, zonder een paardenbril op te zetten, hierover kunnen discussiëren. We moeten niet altijd bekijken wat we kunnen krijgen vanuit het federale niveau. We kunnen heel veel dingen zelf doen. De Winwinlening is daarvan een perfect voorbeeld: hoe je zelfs belastingkredieten, die een federaal gegeven zijn maar toch een verrekening tussen het federale en het Vlaamse niveau, kunt doortrekken naar andere zaken. We moeten maken dat we de mensen meekrijgen in een nieuw economisch verhaal, zowel over het activeren van het kapitaal als over het opnieuw vooruithelpen van innovatieve bedrijven.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Minister, bij wijze van korte slotbeschouwing kom ik terug op wat u in het begin van het debat zei: dat we heel onwetend zijn over deze crisis, en dat we meer data nodig hebben om te weten welke modellen werken en wat we in de toekomst moeten doen om hiermee om te gaan. U maakte daar een heel pertinent punt. Ik had het er daarnet nog over met mijn fractieleider: het voelt als politicus heel onwezenlijk aan om niet te weten wat je moet doen. Je moet dingen doen, maar je weet niet goed wat. Ik ben er zeker van: we weten niet wat we moeten doen maar we hebben op Vlaams niveau vooral op het vlak van de economie en de zorg enorm veel gedaan. Ik denk dat de geschiedenisboeken daar toch gunstig over zullen oordelen.
Minister Crevits heeft het woord.
Mijnheer Gryffroy, het bankenoverleg is in 2010 door de voormalige minister-president Kris Peeters in het leven geroepen. Het doet me plezier dat jullie daar veel belang aan hechten.
Ik neem alle suggesties die hier werden gedaan absoluut mee.
Ik wil ten slotte nog iets opmerken over wat de heer Vande Reyde net zei. We zullen het achteraf wel weten en dat is waar, maar dat is net de reden, en ik herhaal dit nogmaals, waarom ik zoveel belang hecht aan ons fundamenteel en toegepast wetenschappelijk onderzoek. We zullen ongetwijfeld niet alles perfect hebben gedaan. Er zal vast nog een debat komen over de vraag of onze hinderpremie of compensatiepremie de juiste maatregel was of uit het juiste bedrag bestond. Ik sta voor alles open, maar we moeten bereid zijn om daar lessen uit te trekken en er ook onderzoek op los te laten. Er zijn veel slimme mensen die dat onderzoek kunnen voeren. Dat is de reden waarom we daar nu ook middelen voor vrijmaken. Ze zullen niet direct tot resultaten leiden, maar ons later heel veel stof voor de geschiedenisboeken kunnen opleveren. Door nu feiten te verzamelen en ze wetenschappelijk te bestuderen, kunnen we later die boeken schrijven. Dat wilde ik nog eens benadrukken.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
In het Uitgebreid Bureau is eenparig afgesproken om tot besluit van dit actualiteitsdebat geen moties in te dienen.
Het debat is gesloten.