Report plenary meeting
Report
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, ik denk dat er gisteren heel veel mensen zullen hebben geslikt toen ze de documentaire van Hilde Van Mieghem zagen. De drie afleveringen staan nu online. Ik heb ze alle drie bekeken, u waarschijnlijk ook.
Er zullen ook heel veel mensen gebeurtenissen hebben herbeleefd, want dit betreft ook heel veel mensen. Er is in Vlaanderen eigenlijk weinig objectief onafhankelijk onderzoek, maar internationaal wordt er geschat dat het, wat ernstig misbruik betreft, gaat om 3 procent van alle kinderen en jongeren. Dat betekent in Vlaanderen ongeveer 46.000 kinderen en jongeren. Dat is een stad ter grootte van Dendermonde. Dat is waar we naar kijken. Peter Adriaenssens zei: eentje in elke klas. En heel vaak – ik heb het nu over ernstig misbruik – wordt die mishandeling ook gebagatelliseerd. Tegenwoordig, wordt er gezegd, gaat het veel vaker over emotioneel misbruik. En dat wordt in Vlaanderen heel vaak weggeveegd.
We hebben het er ook op een bagatelliserende manier over. Er rust een heel groot taboe op een pedagogische tik, wat uiteindelijk kinderen slaan is. Dat wordt ook nog altijd weggeveegd.
Minister, ik zou het willen hebben over dat taboe. Het zorgt ervoor dat er op dit moment op de maatschappelijke agenda nog altijd niet over kindermishandeling wordt gesproken. Er is ook geen lotgenotenvereniging die ervoor zorgt dat dit op de maatschappelijke agenda komt.
Wat er ook echt nodig is, is degelijk onderzoek in Vlaanderen om te weten waar we precies staan, waar we tegen aankijken. Wat er ook door slachtoffers, specialisten en hulpverleners wordt gevraagd, is dat er echt een kindreflex komt op het terrein op een heel brede manier, dat er van onderwijs tot cultuur, van jeugdhulp tot jeugdwerk wordt gezorgd dat mensen niet alleen bij een blauwe plek kijken naar wat ze voor dat kind of de jongere kunnen doen, maar dat er ook wordt gekeken naar signalen van ander misbruik, totdat er voor slachtoffers en plegers hulp komt die ze nodig hebben, want heel vaak zitten ze allemaal te wachten op langdurig herstel.
Minister, op welke manier gaat u ervoor zorgen dat het slachtoffer centraal staat en dat we dit taboe doorbreken? (Applaus bij Groen, sp.a en de PVDA)
Minister Beke heeft het woord.
Veel mensen hebben waarschijnlijk net als ikzelf gisteravond met verwondering naar die uitzending op tv gekeken. Ik wil hulde brengen aan de makers van de reportage, maar vooral ook aan diegenen die de moed hebben gehad om na jarenlang zwijgen en het voor zich houden of misschien alleen delen met een partner, ervoor uit te komen. We kunnen niet genoeg inschatten op welke manier ze vandaag voor zovele anderen een voorbeeld zijn. Ze zijn een voorbeeld omdat ze zien dat daarover spreken helpt.
1712 is de hulplijn, en voor en na de uitzending werd er een pancarte getoond om de mensen daarmee op weg te helpen. Vandaag heeft die lijn letterlijk niet stilgestaan, integendeel. Het heeft ongelooflijk veel teweeggebracht en op zich is dat goed. Zoals u terecht hebt gezegd, is het misschien een van de laatste taboes in Vlaanderen, maar voor velen is het nog altijd wel een taboe. Vlamingen zijn ‘binnenfretters’, zegt men weleens, maar als het gaat over kindermishandeling, dan moeten we dat taboe weten te doorbreken.
In de professionele hulpverlening hebben we de voorbije jaren veel geïnvesteerd. Het budget voor de vertrouwenscentra kindermishandeling is gestegen van 5,5 miljoen euro in 2013 naar 6,7 miljoen euro in 2020. Daarnaast hebben we dit jaar ook nog 3000 euro extra geïnvesteerd in de chatbox ‘Nu praat ik erover’. Met een bedrag van 82.000 euro willen we de mensen mee op weg helpen.
U hebt zelf gesproken over de kindreflex. Op het vlak van preventie is dat belangrijk. Het is een tool die we hebben ontwikkeld en die we verder zullen uitrollen. De middelen die we hebben gevraagd van de provinciale vertrouwenscentra, zullen we de komende twee jaar gebruiken om die kindreflex met de centra algemeen welzijnswerk (CAW‘s), maar ook samen met de spoeddiensten – ik ben in overleg met minister Demir om dat ook in de justitiehuizen te doen – verder te ontwikkelen.
Het is inderdaad een belangrijk instrument voor hulpverleners om te kijken hoe ze met ouders hierover kunnen spreken, en hoe de kinderen zelf en diegenen die ermee worden geconfronteerd, dit op een juiste manier een plaats te kunnen geven. Dus ja, we zullen die kindreflex de komende jaren verder ontwikkelen voor diegenen die het nodig hebben om dat laatste taboe, misschien een van de laatste taboes in Vlaanderen, mee te helpen doorbreken.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, ik hoor u spreken over verschillende zaken. Dat is een van de punten die de slachtoffers zelf net aanhalen. Ik heb gisteren eens doorgeklikt op de pancarte die werd getoond naar aanleiding van de hulpverlening. Wat gebeurt er nu als we zelf een melding doen, als we zelf zoeken naar informatie? Wel, binnen de paar minuten had ik acht tabbladen openstaan. Ik deed het er niet om, ik stelde dat tot mijn verbazing vast. Allemaal verschillende initiatieven in verschillende organisaties. Dat is een van de punten die worden aangehaald: zorg voor een coherent beleid. Dit is niet denken vanuit slachtoffers.
In de tweede aflevering, die ook online staat, is er een rechter die zegt: ‘Als ik een kind voor mij krijg dat hulp nodig heeft, dan is het eerst twee weken wachten op crisishulp. Daarna is het twee maanden wachten op een observatiecentrum. Als het kind psychiatrische hulp nodig heeft, dan moet ik twee jaar wachten.’
Minister, als wij plegers en slachtoffers eindelijk zo ver krijgen dat ze de moed hebben om naar het beleid te stappen, en u geeft dit als antwoord, dan is dat pure versnippering, terwijl wij een Expertisecentrum Kindermishandeling hebben. Waarom geeft u dat geen breder mandaat om ervoor te zorgen dat, wanneer slachtoffers en plegers naar de hulpverlening stappen, zij coherente hulp krijgen? (Applaus bij Groen en de PVDA)
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Voorzitter, minister, het is heel belangrijk dat er voor deze slachtoffers hulp is en komt. Hoe vroeger kindermishandeling voorkomen of gestopt wordt, hoe minder schade kinderen oplopen en hoe meer kansen op herstel er in het gezin zijn. Minister, ik hoorde u net nog zeggen over het nummer 1712, dat het een nummer is voor alle vormen van geweld, dus ook voor kindermishandeling. Dat nummer heeft vandaag nog niet stilgestaan. Ik heb gisteren in de commissie een vraag om uitleg gesteld over de bereikbaarheid van dat nummer, want het is ’s avonds en tijdens het weekend niet bemand. Minister, bent u bereid om te onderzoeken of er geen gelijkwaardige vrijwilligersstructuur zoals bij de Zelfmoordlijn 1813 kan worden uitgewerkt zodat de hulplijn 1712 ook ’s avonds en in het weekend bereikbaar is voor de slachtoffers?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, bij het zien van een documentaire zoals die van gisteravond, worden we allemaal stil. Ik heb heel veel appreciatie voor de mensen die daar vaak na jaren eindelijk over durven te praten. Dan is de vraag hoe we dat in de toekomst kunnen voorkomen en hoe we zo preventief mogelijk kunnen werken. Hoe kunnen we mensen die iets zien, ertoe bewegen om dat te melden? We zien dat zowel bij gewone mensen als bij hulpverleners er op dat vlak vaak terughoudendheid is. Het is van belang om mensen ervan te doordringen dat we allemaal een stuk verantwoordelijkheid dragen, iedereen die ook maar iets ziet. We leggen de puzzelstukjes veel te weinig bij elkaar. Ook hulpverleners doen dat. Scholen, CLB’s, OCMW’s, kinderopvang en dergelijke meer zien vaak maar een heel klein stukje en grijpen daarom niet in. Hoe kunnen we hen er in godsnaam van doordringen dat je beter veel meldingen doet zonder dat ze nodig zijn dan een keer te laat? Daar moeten we samen echt werk van maken.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Het is hier al heel vaak gegaan over kindermishandeling, en terecht. Als je de cijfers ziet, val je letterlijk van je stoel. De campagne van 1712 is zeer goed. Ik denk niet dat het bij een eenmalige campagne moet blijven, maar dat ze elk jaar moet worden herhaald.
Gisteren hebben we ook gezien dat volwassenen die als kind mishandeld zijn, ook noden hebben. Zij hebben nood aan zorg, nood aan ondersteuning en een vraag naar lotgenotengroepen. Die komen blijkbaar heel moeilijk van de grond. Vanuit Welzijn hebben we daar nog wel wat huiswerk te doen. Minister, wat bent u van plan om hierrond te ondernemen?
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, een aantal collega's, waaronder mevrouw Schryvers, zeggen terecht dat mensen sneller een melding zouden moeten doen of misschien eens zouden moeten gaan praten over indrukken die ze krijgen wanneer ze zien dat kinderen zich plots anders gaan gedragen of wanneer ze zich zorgen maken. We hopen allemaal dat die tv-reeks mee zal zorgen voor een ander soort bewustzijn bij mensen, dat mensen sneller hulp zullen zoeken en melding zullen maken.
Minister, u hebt bespaard op de vertrouwenscentra en op het Expertisecentrum Kindermishandeling.
Indien het zo zou zijn dat meer mensen hun toevlucht zoeken tot die centra, met hun bezorgdheden, met hun vragen om hulp, dan mag ik toch aannemen dat u bij de begrotingscontrole de budgetten zodanig zult aanpassen dat die mensen niet hoeven te wachten tot er een plekje is, maar meteen gehoord kunnen worden.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Ik wil me aansluiten bij mevrouw Groothedde en de andere collega’s die hier gesproken hebben. Het is inderdaad belangrijk dat er een grondige aanpak komt, naar aanleiding van die tv-reeks. Het is enorm belangrijk dat de openbare omroep zo’n reeks maakt. Nog belangrijker is dat de mensen die getuigen – dat is zeer moedig omdat er nog een enorm taboe rond heerst – dat taboe proberen te doorbreken en dat maatschappelijk debat op gang proberen te brengen. Ik maak mij zorgen omdat er vandaag net op de vertrouwenscentra kindermishandeling (VK’s) bespaard wordt, terwijl we tegelijkertijd ook hopen dat zo’n reeks voor een maatschappelijk debat zorgt, dat meer mensen naar buiten durven te komen met hun verleden van kindermishandeling en kindermisbruik en dat mensen sneller aan de alarmbel zullen trekken als zij signalen zien van kindermishandeling.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, een van de getuigenissen van gisterenavond die is bijgebleven, is toch wel die van een meisje dat, als ze wordt opgenomen omdat ze aan anorexia lijdt, vertelt dat ze zich zorgen maakt over haar zus en de thuissituatie waarin zij zich bevindt. Pas op dat ogenblik wordt er gekeken naar wat er bij haar thuis eigenlijk gebeurt. U zegt dat u de Kindreflex, die vandaag in de geestelijke gezondheidszorg (ggz) al is uitgerold, wilt uitbreiden naar spoedafdelingen, CAW’s en justitiehuizen. Dat is goed. Daar staan wij achter, maar er is ook nog heel veel werk om die Kindreflex binnen de integrale jeugdhulp zelf uit te rollen. Maak daar alstublieft werk van, minister.
Dan wil ik nog een tweede punt maken. In de reeks getuigt een kinderarts dat heel veel ouders in de vrijwillige hulpverlening willen blijven en dat ze daarom een aantal feiten toegeven. Door een soort quid pro quo wordt er dan niet naar het parket gestapt. Ik denk dat wij onze hulpverleners toch ook moeten duidelijk maken dat het niet alleen de ouders zijn die kunnen beslissen of ze in de vrijwilligheid blijven, ja dan neen. Ik zou u willen aansporen, minister, om die handelingsverlegenheid te overwinnen en af en toe gedwongen hulp in te zetten, en om hiervan werk te maken bij onze hulpverleners.
Minister Beke heeft het woord.
Hier zijn veel terechte opmerkingen gemaakt. U hebt over het landschap gesproken, de provinciale vertrouwenscentra of VK’s en het Vlaams Expertisecentrum Kindermishandeling (VECK). We hebben daarnaast ook nog de ondersteuningscentra jeugdzorg (OCJ’s). Ik denk dat het juist is dat we moeten zorgen dat we in het landschap van die hulpverlening de best mogelijke organisatie hebben die het meest openstaat voor diegenen die die hulp nodig hebben. Dat is ook het traject, de oefening die we zullen volgen.
Als we het over de Kindreflex hebben, dan zullen we die via het VECK, dat pas is opgericht, verder uitrollen. Dat zal, wat mij betreft, in de toekomst daarin een belangrijke rol moeten spelen. Hier is gesproken over de besparingen. Het voorbije jaar is in die zin meer dan een vijfde van het budget naar die vertrouwenscentra gegroeid. We hebben inderdaad een inspanning gevraagd en het is met die inspanning dat we die Kindreflex met het VECK kunnen ontrollen, omdat het zo belangrijk is dat we dit naar de hulpverleners en de ouders toe bespreekbaar kunnen maken. Die middelen zullen daarvoor ingezet worden.
De lotgenotengroepen vormen een belangrijk thema. De vraag over wat nu de precieze rol is die de overheid daarin moet spelen, zal ik samen met de verschillende partners bespreken. Ik zit rond de tafel met het VECK en met de verschillende experten om te kijken hoe we in het landschap, in de verhouding tussen de OCJ’s, de VK’s en het VECK, ervoor kunnen zorgen dat die beter op elkaar afgestemd worden, want dat kan. Ten tweede is er de vraag welke specifieke ondersteuning we op dat vlak aan lotgenotengroepen kunnen geven.
Last but not least is er, zoals mevrouw Schryvers heeft gezegd, een rol weggelegd voor de samenleving. Dat is de eerste belangrijke rol: het bespreekbaar maken. De hulpverlening moet er zijn. We zullen daar in de toekomst nog verder in investeren. We hebben 60 miljoen euro in de jeugdhulp, die we de volgende jaren zullen uitrollen.
Dus wanneer daar extra middelen naartoe moeten gaan, dan zullen we dat doen, als we eenmaal alles goed op een rijtje hebben gezet, en wat mij betreft liever vandaag dan morgen. Maar bovenal – en daarom zijn deze reportages ook zo waardevol – is het een zaak van de samenleving, is het een zaak van ons allemaal. Als we zien – in onze families, bij de buren, op school, in de vereniging of waar dan ook – dat er dingen zijn waarvan we voelen dat het niet klopt, dan moeten we dat aanpakken, dan moeten we dat aankaarten en dan moeten we ervoor zorgen dat de slachtoffers daarvoor de juiste weg weten te vinden.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, er is veel waarop u niet hebt geantwoord. U hebt het niet gehad over onderzoek in Vlaanderen, wat nochtans heel erg nodig is. U hebt het gehad over investeren in organisaties, maar waarover u het niet hebt gehad – nochtans hebben we daar hier al over gedebatteerd – is de 92.000 euro die bespaard wordt op de vertrouwenscentra. (Opmerkingen van minister Wouter Beke)
U hebt het niet gehad over de CAW’s, waarop u bespaart, waar nochtans laagdrempelige hulp wordt geboden aan slachtoffers en aan plegers. U hebt het niet gehad over de centra geestelijke gezondheidszorg, die 1,4 miljoen euro moeten besparen, waardoor daar in 2020 tweeduizend kinderen en jongeren minder aan de slag zullen kunnen gaan. Dat zijn nochtans laagdrempelige plekken waar hulp kan worden geboden.
Minister, u hebt nu een mandaat. U hoeft niet in retoriek op te gaan. U hoeft niet via steekvlampolitiek te werken. U moet nu echt dringend aan de slag. Want er zijn heel veel mensen in de maatschappij die op dit moment achter u staan. U hebt een momentum. Gebruik het! (Applaus bij Groen en de PVDA)
Collega Groothedde, mag ik ook u feliciteren met uw eerste actuele vraag op dit spreekgestoelte. (Applaus)
De actuele vraag is afgehandeld.