Report plenary meeting
Report
Dames en heren, aan de orde is het actualiteitsdebat over de doorlichting van het Agentschap Integratie en Inburgering.
Het debat is geopend. De spreektijd per fractie bedraagt zeven minuten. Als eerste fractie komt sp.a aan bod.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Waarde collega’s, vanochtend konden we zwart op wit in de kranten lezen wat wij eigenlijk al lang wisten, namelijk dat het compleet misloopt bij het Agentschap Integratie en Inburgering. Als we diezelfde kranten mogen geloven, is het rapport van het Rekenhof over het agentschap ronduit vernietigend. Ik lees dat er wordt gesproken over ‘ernstig mismanagement’, ‘onverantwoord personeelsbeleid’ en ‘een compleet ontoereikende aanpak van de wachtlijsten’.
Met andere woorden, waarde collega's, deze meerderheid, met N-VA, Open Vld en CD&V, heeft er een compleet boeltje van gemaakt. En weet u wat het extra pijnlijk maakt? Dat het rapport van het Rekenhof eigenlijk enkel bevestigt wat wij al een aantal jaren aan het zeggen zijn. We hebben de hele voorbije legislatuur aan de alarmbel getrokken over een resem problemen bij het agentschap: over de wachtlijsten, over het management, over het personeelsbeleid en over de financiering.
En jullie, waarde collega's van de meerderheid, hebben die problemen toen altijd ontkend. Meer nog, onze vraag naar een audit werd keer op keer weggewuifd door de meerderheid: dat was helemaal niet nodig, er was helemaal niets aan de hand. Onze vraag werd weggewuifd en ook weggestemd, minister Somers, ook door uw eigen partij, met uzelf op de eerste rij. Er waren immers – laat mij daarmee beginnen – zogezegd geen wachtlijsten bij het agentschap, zoals mevrouw Homans vijf jaar lang is blijven beweren. Maar natuurlijk zijn die er wel.
Ik heb onlangs de cijfers nog eens opgevraagd. In 2018 waren er 1841 inburgeraars die niet aan een cursus maatschappelijke oriëntatie konden beginnen wegens geen passend aanbod. Vandaag, lieve collega's, zijn dat er nog steeds 1764, zo blijkt uit de recente cijfers die ik opvroeg. Dat is dus duidelijk een wachtlijst.
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Mevrouw Goeman, die discussie over de wachtlijsten...
Ik heb precies een flashback. U kunt er natuurlijk niets aan doen dat u die debatten in de vorige legislatuur niet hebt kunnen volgen, maar het is wel kiezen of delen. Ofwel kies je ervoor dat je die maatschappelijke oriëntatie geeft in de contacttaal, dat je die geeft op het moment dat de inburgeraar tijd heeft – als hij gaat werken, geef je dat 's avonds, en omgekeerd – en dat je dus die maatschappelijke oriëntatie op maat geeft. Ofwel zeg je: we gaan dat niet doen, we gaan ervoor zorgen dat mensen geen week moeten wachten, dat zij onmiddellijk kunnen instappen. Maar dan ga je kiezen voor een systeem waarbij je zegt dat alle inburgeraars naar een centraal punt moeten komen, waarschijnlijk Brussel, en dat ze de lessen allemaal in het Engels of het Frans moeten volgen. En voilà, ‘that’s it’. Is dat de keuze die jullie maken? Dat is duidelijk een keuze die ik niet maak. Als inburgeraars daardoor een aantal weken zullen moeten wachten om de gepaste cursus in hun eigen taal en in hun eigen buurt te kunnen volgen, dan kies ik heel duidelijk voor het tweede punt.
Mevrouw Sminate, ik vind het interessant dat u de debatfiche van de N-VA duidelijk goed hebt gelezen. (Applaus bij sp.a)
Ik wist natuurlijk ook al dat dit antwoord zou komen, want dat was ook het argument dat minister Homans altijd gebruikte, namelijk dat sommige nieuwkomers inderdaad niet aan de cursus konden beginnen omdat er niet voldoende lesgevers werden gevonden om die cursus maatschappelijke oriëntatie (MO) in hun eigen taal te geven. Ik heb dus ook de cijfers daarvan eens opgevraagd. Daaruit blijkt dat van de belangrijkste groepen van mensen die vandaag op een wachtlijst voor de cursus MO staan, 218 personen Arabisch spreken, 68 Koerdisch, 97 Spaans, en 70 Turks. Mevrouw Sminate, dat lijken me toch geen grote groepen die een uitzonderlijk specifieke taal spreken.
Wel, en als die 218 personen die Arabisch spreken, toevallig allemaal overdag moeten werken? Of als ze een woonplaats hebben die te ver is van de plek waar de cursus wordt gegeven? Als ze er dan voor kiezen om op een later tijdstip in te stappen, moedig ik hen alleen maar aan.
Mevrouw Sminate, uit de cijfers blijkt dat er mensen zijn die al meer dan een jaar wachten op hun cursus maatschappelijke oriëntatie. Dan gaat het niet meer over het feit dat mensen van slechte wil zijn, maar dan gaat het wat mij betreft over een slechte organisatie vanuit de overheid.
En dat brengt mij bij mijn volgende punt, namelijk het feit dat die wachtlijsten niet opgelost geraken. Dat zijn allemaal duidelijke indicaties dat het agentschap de voorbije jaren compleet niet de mensen of middelen had om zich te organiseren naar de noden op het terrein die u hier zonet zo mooi beschreven hebt.
Maar, waarde collega's, dat hoeft eigenlijk ook niet echt te verbazen, als we kijken naar zowel de personeelsaanpak als de financiering van het agentschap. En ook daarover hebben wij de voorbije legislatuur meermaals aan de alarmbel getrokken in het parlement. Want we vonden het eigenlijk onbegrijpelijk dat minister Homans in 2017 170 mensen op straat wilde zetten, zogezegd omdat de instroom van asielzoekers ...
Excuseer, mevrouw Homans ...
Mevrouw Goeman, wilt u stoppen met mij aan te spreken? Want ik mag niets zeggen. Dank u.
Oké, excuseer. (Opmerkingen)
Al die beweringen dat de asielinstroom gedaald was en dat er daarom mensen moesten vertrekken, bleken niet te kloppen. Want we hebben toen meermaals, tot vervelens toe, aangetoond dat de grootste instroom van nieuwkomers kwam van EU- migranten en gezinsherenigers en helemaal niet van asielzoekers. Bovendien moet ik nu nog eens lezen dat veel van de mensen die aanvankelijk waren aangenomen om die asielpiek op te vangen, een vast contract hebben gekregen, hoewel ze tijdelijk aan het werk moesten, met een compleet onverantwoorde uitbetaling van ontslagvergoedingen tot gevolg. Om dan nog maar te zwijgen over het verlies aan expertise, over de vertrouwensbreuk met de directie en de complete malaise die zich installeerde in nasleep van die ontslagronde, met acties en daarbovenop het vrijwillige vertrek van nog eens een resem mensen tot gevolg, omdat zij het complete mismanagement aan de top niet meer konden aanzien.
Al is het wat ons betreft ook wel te gemakkelijk om het disfunctioneren van het agentschap compleet af te schuiven op mismanagement. Er is ook gewoon een structureel probleem met de financiering van het agentschap. Tijdens een werkbezoek in de vorige legislatuur kreeg mijn collega Kherbache te horen dat het aantal trajecten die binnen de basisdotatie van het agentschap worden gefinancierd, politiek is afgetopt op 11.000, terwijl er de voorbije jaren meer dan 15.000 inburgeringscontracten per jaar werden afgesloten. Het was een politieke beslissing die de werkdruk bij het agentschap compleet uit de hand heeft doen lopen, wat de malaise alleen heeft vergroot en veel goede mensen heeft doen afhaken.
Minister Somers, wat we nu in de krant lezen is dus ‘a chronicle of a crisis fortold’. En natuurlijk komt u nu zeggen dat u liever naar de toekomst wilt kijken dan naar het verleden. Maar misschien had u toch wat eerder achterom moeten kijken. Ik kan het eigenlijk amper geloven wanneer u nu in de krant beweert dat u uit de lucht bent komen vallen en dat u het rapport nog maar een week geleden hebt gezien.
Minister, ik richt mij tot u in uw nieuwe bevoegdheid als minister. Maar eigenlijk is dit rapport vooral een blamage en een bijzonder pijnlijke affaire voor uw coalitiepartner, de N-VA. Want de N-VA zit al vijftien jaar in de Vlaamse Regering en is al tien jaar rechtstreeks bevoegd voor de inburgering: eerst met de heer Bourgeois en dan met mevrouw Homans als ministers, met de voormalige adjunct-kabinetschef van minister Bourgeois als directeur van het agentschap en tot 2017 met mevrouw Demir als voorzitter van de raad van bestuur.
En dan minstens even lang profileert de N-VA zich als de partij van inburgering en integratie in Vlaanderen, met het agentschap als paradepaardje van dienst. Dat maakt het natuurlijk alleen maar extra beschamend dat we vandaag zwart op wit moeten vaststellen dat dat paradepaard compleet mank loopt en dat de N-VA als grote roerganger van het inburgeringsbeleid er niet eens in slaagt om het deftig te organiseren. Dat is een overheid niet alleen onwaardig, erger nog, dat brengt bovendien de uitrol van een succesvol inburgeringsbeleid in gevaar.
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Collega Goeman, uw reactie is er een van politieke recuperatie die ik zelden in dit parlement gezien heb. Ik hoor en lees ook van collega's van de oppositie beschuldigingen zoals verrottingsstrategie, het bewust in de soep laten draaien enzovoort. Het cynisme druipt ervan af. Die beschuldigingen staan haaks op de realiteit en houden geen rekening met de moeilijke ontstaansgeschiedenis van het agentschap. Ik ben samen met een aantal collega's hier in het parlement – ik zie ze niet meteen zitten – het levende bewijs dat inburgering en integratie voor onszelf of voor onze ouders heel belangrijk geweest is. U hier dan horen zeggen dat wij bewust – bewust! – ervoor gezorgd hebben dat het agentschap niet functioneert? Ik kan jullie zeggen, collega's: dat doet pijn. Jullie zijn degenen die bewust verzwijgen in welke moeilijke omstandigheden het agentschap heeft moeten werken. Het gaat hier over een bijzonder jong agentschap, ongeveer vijf jaar oud, dat ontstaan is uit een twintigtal vzw’s, die allemaal op een heel andere manier aan het werken waren. Op het moment dat zij gefusioneerd zijn, brak er een enorme asielcrisis uit. Die hebben wij toen moeten tackelen. Dat is na hard werken gelukt. Dat was een huzarenstukje. Nu komen zeggen dat het agentschap niet werkt op basis van een studie die is uitgevoerd vlak na die asielcrisis, vind ik een bijzonder zwakke reactie. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Mevrouw Sminate, u moest zich schamen. U moest zich schamen. De waarheid heeft ook haar rechten. Ik was er de voorbije zes jaar. Wat hebben we gezien? Dat er heel veel waardevolle tijd is verloren gegaan. Wat er vandaag zwart op wit is bewezen, wordt al jaren gezegd. En niet alleen door ons, niet alleen door sp.a, maar ook door Open Vld en door CD&V. Ere wie ere toekomt. Maar er was een partij die consequent stokken in de wielen heeft gestoken. Er waren signalen genoeg: 170 mensen op straat, stakingen, begrotingen in het rood. Vier partijen, waarvan twee meerderheidspartijen, die aan uw deur zijn komen kloppen om te zeggen: ‘Doe iets, er is mismanagement, er zijn begrotingen in het rood, er zijn wachtrijen, het lukt niet in het agentschap.’ Maar u bleef ontkennen dat er een malaise was, dat er een mismanagement was.
Collega’s, dan is de vraag die ik wil stellen: hoe is het zover kunnen komen? Hoe kan het dat één partij, ondanks de andere meerderheidspartijen, het beleidsdomein Inburgering en Integratie heeft kunnen gijzelen? Dan moeten we kijken naar de raad van bestuur en de politisering. Alle sleutelfuncties waren de voorbije jaren in handen van de N-VA. Dan gaat het over de voorzitter van de raad van bestuur, over de directeur van het agentschap, over de bevoegde minister, over de minister-president. Dat is de enige reden waarom we nu vandaag, zwart op wit, bewijzen hebben dat het al jaren rammelt terwijl er al tal van signalen uit de maatschappij, uit de politiek en uit het parlement kwamen dat het gewoon niet ging. Als één partij elke functie in handen heeft, dan kan die partij elkaars fouten toedekken. Dat is net de politiek waarvan de Vlaming genoeg heeft. Als ik en mijn partij een oproep willen doen, dan is het: stop met de politisering van de raad van bestuur. Minister, depolitiseer die, want daar zit een heel belangrijke hefboom om een goedwerkend beleidsveld Integratie uit te bouwen. (Applaus bij Groen, sp.a en PVDA)
Minister Somers heeft het woord.
Voorzitter, collega's, ik had me voorgenomen om pas op het einde tussen te komen, maar ik vind de toonzetting vanuit de oppositiebanken hemeltergend. Integratie en samenleven is een ongelooflijk belangrijke uitdaging en een heel complex iets. Hier een karikaturale voorstelling van maken, louter partijpolitieke analyses maken, waarbij de ene partij alle verantwoordelijkheid zou dragen en andere partijen niet, vind ik eigenlijk heel flauw en kort door de bocht.
Ik kan getuigen dat ook mijn voorganger zich daadwerkelijk en actief heeft ingezet om van dat inburgeringsbeleid iets te maken. Het is evident dat er altijd verbeteringen mogelijk zijn en we moeten die ook nastreven maar u maakt hier even een voetnootje van het feit dat we een grote asielcrisis hebben gekend, u vergeet te zeggen dat Geert Bourgeois als minister het agentschap tot stand heeft gebracht en u vergeet ook absoluut mijn goede collega Marino Keulen die bij het inburgeringsbeleid betrokken was. Het is een traject van vele jaren waar veel partijen aan gewerkt hebben in een moeilijk domein waar het inderdaad nog veel beter kan, maar afdoen alsof één partij hier alles heeft geblokkeerd en alle andere partijen van goede wil waren, is een karikaturale voorstelling waartegen ik protesteer. (Applaus bij de meerderheid)
Minister, het siert u dat u deels mee de verantwoordelijk voor de complete malaise bij het agentschap op uw schouders wilt nemen want de waarheid blijft natuurlijk wat ze is, namelijk dat het agentschap op dit moment wordt geconfronteerd, zo blijkt uit dat rapport, met een hele resem problemen en dat wij de hele voorbije legislatuur, bij monde van Yasmine Kherbache, samen met een aantal andere partijen, daarop zijn blijven wijzen. Ook toen al hadden wij die doorlichting gevraagd maar die is unilateraal door de meerderheid weggestemd. Dus ja, er is tijd verloren gegaan die niet verloren had moeten gaan.
Wat mij heel erg stoort, is dat u nu probeert de indruk te wekken dat inburgering ons niet interesseert, wat compleet niet klopt, wij zijn evengoed voorstander van verplichte inburgering, van een verhaal van rechten en plichten voor nieuwkomers. Maar het is ongelofelijk schrijnend dat de overheid nu net blijkt te verzaken aan haar plicht om die inburgeringstrajecten deftig georganiseerd te krijgen, zeker, minister, op een moment dat u nu ook nog eens van plan bent om ze betalend te maken. Nog los van het feit dat wij dit een bijzonder slecht idee vinden, vragen we ons af wie er wilt betalen voor slechte service.
Minister, mijn vragen aan u zijn even simpel als duidelijk: wanneer bent u precies op de hoogte gebracht dat dat rapport? In hoeverre waren de raad van bestuur en de voorzitters van die raad van bestuur op de hoogte van het mismanagement waarvan sprake in dat rapport van het Rekenhof? Was de toenmalige minister op de hoogte van het mismanagement? Geeft het rapport van het Rekenhof een inzicht in eventuele acties die in het verleden zijn genomen om dat mismanagement aan te pakken? Op welke manier heeft het mismanagement een geslaagd inburgerings- en integratiebeleid in de weg gestaan? Welke lessen trekt u nu eigenlijk uit dat rapport? (Applaus bij sp.a, Groen en de PVDA)
De heer Janssens heeft het woord.
Voorzitter, het is een beetje verbazingwekkend op welke manier de N-VA en Open Vld op dit moment blijkbaar de handen in elkaar proberen te slaan voor een integratiebeleid dat moet worden uitgevoerd door Bart Somers. Niemand vraagt zich blijkbaar af waarom wij vandaag dit debat over het agentschap voeren. Wij voeren dat debat omdat in een bepaald dagblad vandaag een artikel is verschenen dat vernietigend is over het agentschap en de werking en financiering daarvan.
Hoe is dat artikel nu verschenen? Het Rekenhof heeft een vertrouwelijk rapport overgemaakt aan de bevoegde minister. Ik citeer uit de brief van 28 januari 2020, gericht door het Rekenhof aan minister Somers. Het Rekenhof, viceminister-president legt u vertrouwelijk het ontwerpverslag voor van het onderzoek dat het heeft gevoerd naar de efficiëntiewinsten en herstructurering bij het Agentschap Integratie en Inburgering. Er wordt dan aan de minister gevraagd om een reactie op dat rapport te geven zoals gebruikelijk is, waarna dan, zoals eveneens gebruikelijk is, het Rekenhof dat rapport ook aan het Vlaams Parlement kan overmaken. Maar blijkbaar heeft de bevoegde minister het niet nodig geacht om de gewone procedure te volgen om het ontwerprapport van het Rekenhof in ontvangst te nemen, daarop zijn reactie te geven waarna het Rekenhof een definitief rapport kan maken en overmaken aan het Vlaams Parlement. Neen, de minister heeft het nodig geacht om dat rapport bewust te lekken met één reden, met name om de voorgaande minister van Integratie en Inburgering die niet toevallig een N-VA’er was, zwart te maken en daarmee het hele beleid dat door de N-VA-fractie inzake inburgering en integratie is gevoerd. Dus als de N-VA vandaag graag de pijlen richt op de linkse partijen, dan denk ik dat ze in eerste instantie eens moet kijken naar de linkse partij in haar regering, naar de bevoegde minister die vertrouwelijke rapporten van het Rekenhof lekt, alleen maar met de bedoeling om zijn eigen coalitiepartner te schaden. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Minister Somers heeft het woord.
Collega van het Vlaams Belang, ik wil daar heel duidelijk over zijn. Ik heb dat rapport op geen enkele manier gelekt. Ik heb wel een jaar moeten wachten op dat rapport en dat heeft mij enorm geïrriteerd. Vanzelfsprekend heb ik heel veel gesprekken gevoerd met de mensen van de raad van bestuur, met de waarnemend directeur, met de onafhankelijke bestuurders, want mijn voorganger heeft heel wat onafhankelijke bestuurders in die raad van bestuur gestoken, mensen uit het bedrijfsleven zonder partijpolitieke banden, om het niveau van die raad van bestuur te versterken.
Op basis van al die gegevens maak je op een zeker moment een foto die je nodig hebt om het ambitieuze beleid van deze regering te voeren. Ik zal straks ingaan op de verschillende elementen die uit die foto blijken en waarin wij verbetertrajecten kunnen ontwaren. Het is de taak van een minister om dat in alle transparantie, duidelijkheid en objectiviteit te doen. Daarbij is het absoluut belangrijk om te blijven onderlijnen dat ook mijn voorgangers zich in dit dossier zeer sterk hebben gesmeten, en zich zeer sterk hebben geëngageerd.
Iedereen in deze zaal weet dat integratie, inburgering en samenleven in diversiteit een van de moeilijkste en grootste uitdagingen is waar we voor staan, en waarvoor deze regering een heel ambitieus programma heeft. Om dat te kunnen realiseren, heb je een ambitieus en goed functionerend agentschap nodig dat performant is. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Van Rooy heeft het woord.
Voorzitter Homans, mijn lieve fractiegenoten, ambtsgenoten, het Agentschap Integratie en Inburgering van de Vlaamse overheid is een zootje ongeregeld. Bevoegd minister Somers vat het vandaag in de krant samen als mismanagement. Concreet gaat dat over slechte inburgeringscursussen, te veel personeel en onterechte ontslagvergoedingen. Er zijn simpelweg geen cursussen maatschappelijke oriëntatie. Ik citeer uit wat ik vandaag heb gelezen: “Er wordt blind gewerkt en niemand weet wat die inburgeringscursussen opleveren.”
Tien jaar lang was de N-VA rechtstreeks verantwoordelijk voor inburgering, en tien jaar lang heeft ze die ellende binnen het agentschap gewoon laten aanslepen. Beste N-VA, uw verantwoordelijkheid hiervoor is verpletterend.
Dit is niet minder dan een crisissituatie, want vandaag blijkt dat de Vlaamse Regering al jaren het belastinggeld van de hardwerkende Vlaming onder het mom van integratie en inburgering door ramen en deuren gooit. Dat betekent dat de Zweedse coalitie van de N-VA, Open Vld en CD&V verantwoordelijk is voor tienduizenden islamitische asielzoekers en vreemdelingen die de voorbije jaren niet ingeburgerd zijn en die vandaag dus bezig zijn met in onze wijken en in onze scholen onze samenleving islamitischer te maken. Proficiat.
Dit probleem gaat natuurlijk een pak dieper. Sinds de jaren 60 al heeft de Belgische regering onze grenzen opengezet. Wij hebben de facto geen grenzen meer. Iedereen op deze aardbol die dat wenst, kan onze samenleving legaal of illegaal binnenkomen. Als het niet via gezinshereniging is, dan is het via arbeidsmigratie. Is het niet via arbeidsmigratie, dan is het als asielzoeker. Is het niet als asielzoeker, dan is het illegaal. De facto is er totaal geen controle over wie dit land allemaal binnenkomt, laat staan dat er een strenge selectie aan de poort zou plaatsvinden volgens de sociaal-economische, culturele en religieuze achtergrond van de migrant.
Een land zonder grenzen is geen land. Een samenleving zonder grenzen is geen samenleving, minister van Samenleven, Bart Somers. Wat een onzintitel die dus niks betekent, nul, nada. Het gemiddelde jaarlijkse migratiesaldo van de laatste twintig jaar is ongeveer 50.000 migranten. Dat betekent dat er in België 1 miljoen migranten bij zijn gekomen op twintig jaar tijd. Dat is twee keer een stad als Antwerpen. Resultaat: één op acht Vlamingen heeft ondertussen een niet-Europese achtergrond en maar liefst 90 procent van de bevolkingsgroei in dit land is het gevolg van immigratie.
Die bevolkingsgroei is – dat zeg ik niet, dat zegt mijn partij niet, dat zegt een rapport van de economen van de bank ING – niet kwaliteitsvol en maakt onze steden jaar na jaar armer. In mensentaal betekent dit, voor de vele kijkers thuis, dat de overheid vooral armoezaaiers en achterlijke, incompatibele culturen in onze samenleving binnenhaalt. Voor de poging tot inburgering van deze talloze kansarmen betalen de Vlamingen ondertussen al vele jaren honderden miljoenen euro’s.
Wat heeft het opgeleverd? Ga de straten op en bezoek onze scholen. Dat heeft wijken opgeleverd waar men zich niet meer in Vlaanderen of Europa waant, maar in Somalië, Marokko, Pakistan, Turkije of een mengeling ervan.
Het mag voor iedereen duidelijk zijn dat wij de verkiezingen hebben gewonnen met de slagzin ‘Eerst onze mensen’, maar deze verliezingsregering, deze verliezingscoalitie van de N-VA, Open Vld en CD&V, heeft daar blijkbaar nog altijd niets uit geleerd. Nog altijd betalen de hardwerkende Vlamingen duizenden euro’s per inburgerende vreemdeling, terwijl veel van onze gehandicapten, ouderen en andere zorgbehoevenden in Vlaanderen niet de hulp en de steun krijgen waar ze recht op hebben en die ze verdienen. Concreet kan voor de prijs van een inburgeringstraject voor een vreemdeling de maandfactuur van een rusthuis voor twee van onze ouderen worden betaald. De Vlaamse Regering voert geen ‘Eigen volk eerst’-beleid, een beleid waar wij al veertig jaar om vragen, maar een ‘Eigen volk laatst’-beleid.
Samengevat heeft de Vlaamse Regering de afgelopen jaren honderden miljoenen euro’s aan belastinggeld verspild aan een inburgeringsbeleid dat helemaal geen inburgeringsbeleid is. De komende vijf jaar wil de Vlaamse Regering daar nog eens 400 miljoen euro aan uitgeven. Stel u voor.
Voor mijn partij, het Vlaams Belang, moet er nu maar één zaak gebeuren, namelijk de massa-immigratiestroom stoppen. De enkele migranten die we wel nog zouden toelaten, moeten een hoogwaardige sociaal-economische en culturele achtergrond hebben, zodat ze niet eens een inburgeringscursus nodig hebben. Mocht een cursus toch nodig zijn, betalen ze die uiteraard volledig zelf. Ik heb een goede opvoeding gehad en ik heb altijd geleerd: voor wat, hoort wat.
Als in ons West-Europa een 16-jarig meisje, de moedige lesbienne Mila, door duizenden moslims, die zogenaamde jongeren, met de dood en verkrachting wordt bedreigd, is dat een gevolg van het soort integratiefalen dat de Vlaamse Regering al jarenlang laat zien. De politici die daarvoor verantwoordelijk zijn en nu stoer ‘Je suis Mila’ rondtoeteren, zijn hopeloos hypocriet. Mila moet nu onderduiken, heeft politiebeveiliging nodig en kan niet meer naar school. Daar zijn de traditionele partijen in heel West-Europa en ook hier verantwoordelijk voor.
Er is echter ook goed nieuws. De N-VA, Open Vld en CD&V kunnen hun hypocrisie goedmaken. De Vlaamse Regering moet slechts één beslissing nemen, namelijk stoppen met deze krampachtige en peperdure pogingen om vreemdelingen in te burgeren en alleen nog maar op uitburgering focussen en inzetten. Die figuren, het moslimtuig dat meisjes als Mila bedreigt, beschimpt en gewelddaden aandoet, moet eindelijk uit onze samenleving worden uitgeburgerd en verbannen. Want vergis u niet – en ik weet dat vaak uit eerste hand, maar dat blijft helaas vaak onder de radar –, er zijn in onze samenleving helaas nog tienduizenden Mila’s, en daar zouden alle traditionele politici zich voor moeten schamen! (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Voorzitter, dat we hier vandaag een actualiteitsdebat voeren op basis van een rapport dat nog niet beschikbaar is, bewijst voor mij dat het hier om de waan van de dag gaat. Een parlement dat zichzelf serieus neemt, zou op zijn minst over het volledig rapport moeten beschikken, zou dan het Rekenhof uitnodigen om een debat daarover te voeren en zou dan met de betrokken minister in debat gaan.
Maar nu ten gronde. Ik lees in de persberichten dat men kritiek heeft op het feit dat het agentschap vijf jaar na haar oprichting niet performant genoeg is. Dat er efficiënter gewerkt kan worden, dat klopt, ik denk dat we dat met z’n allen moeten toegeven. Maar we moeten ook eens kijken wat daar precies aan de hand was. Het agentschap is ontstaan uit de fusie van twintig vzw’s, twintig organisaties die allemaal een andere manier van werken hadden, die allemaal een andere loonschaal hadden, die allemaal andere gebouwen in het bezit hadden, enzovoort. Op het moment dat die fusie gaande was, werden we in 2015 geconfronteerd met een van de grootste asielcrisissen in ons land. Op dat moment hadden we de keuze: ofwel gaan we ons bezighouden met het gebouwenbeheer, met het informaticabeheer, met personeelsmanagement, dat was een keuze geweest, ofwel gaan we ervoor zorgen dat al die duizenden extra inburgeraars op een traject kunnen rekenen. Welke keuze, collega’s van de oppositie, hadden jullie op dat moment gemaakt? Wij hebben gekozen voor het tweede. Wij hebben een heel duidelijke keuze gemaakt om op heel korte termijn in een extra aanbod te voorzien. Daar zijn heel wat middelen naartoe gegaan. In 2016 ging dat over 11 miljoen euro, in 2017 over 6,6 miljoen euro en in 2018 nog 3,2 miljoen euro. Naast de asielmiddelen is het reguliere budget ook nog eens gestegen, van 35 naar ongeveer 44 miljoen euro. Op het moment dat duidelijk werd dat er een tekort is ontstaan, heeft de toenmalige minister onmiddellijk actie ondernomen. Er werd een evaluatie opgestart en er werden bijkomende middelen vrijgemaakt om die gevraagde efficiëntiemiddelen te bekomen.
Wat is nu precies de kritiek van het Rekenhof? Dat je de middelen moet afstemmen op de reële personeelsbehoeften en dat je de verhoging van de middelen van de asielcrisis eerder structureel moet gaan inbouwen. Ik ben het daar fundamenteel mee oneens. Ten eerste omdat je als regering eerst gaat onderzoeken en bepalen binnen welk budget de noden gelenigd moeten worden en je je als organisatie daarop moet structureren. En ten tweede, als er dan extra noden zijn, in dit geval die asielcrisis, ga je die uiteraard ondersteunen. Maar structureel bijkomend budget voorzien, zonder dat die noden er zijn, daar ben ik het absoluut niet mee eens, dat is voor mij geen teken van goed bestuur.
De geschiedenis is wat ze is. De asielcrisis heeft effectief de modernisering van het agentschap doorkruist, een agentschap dat nog maar vijf jaar oud is, laat ons dat absoluut niet vergeten. Ondanks die onvoorziene omstandigheden zeggen wij zeker niet dat het werk af is, of dat er geen ruimte is voor verbetering binnen het agentschap. Vandaar ook dat in het verleden die evaluatie besteld is, vandaar ook dat er in het verleden sterk is ingezet op innovatie en aanbod op maat – we hebben het daar al over gehad. Zo zijn er trajecten opgezet specifiek voor laaggeletterde moeders, specifiek ook voor heel jonge nieuwkomers, maar ook voor hoogopgeleide nieuwkomers. En dit allemaal, voor de duidelijkheid, buiten het budget van het agentschap om.
In de commissie hebben we het met minister Somers al vaak gehad over de digitalisering. Dat is een traject dat opgestart is in 2017 en dat nu uitgerold zal worden door de minister. Ik hoor in de debatten die we daarover met minister Somers al vaker gehad hebben, dat hij verder wil ingaan op de ingeslagen weg, dat hij een plan van aanpak heeft, dat hij een nota heeft. Minister, u kunt daarin bij ons een partner vinden. Ik vind het jammer dat we het vandaag niet hebben over die nota die u hebt aangekondigd, maar dat we hier de debatten moeten voeren op basis van een Belgabericht. Dat is absoluut de verkeerde weg. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Sminate, ik vind het werkelijk hemeltergend dat u opnieuw begint over die vluchtelingencrisis als reden waarom we vandaag in deze situatie zitten. De vluchtelingencrisis is niet de reden waarom het agentschap vandaag niet werkt. Uw bewering is dus ten eerste feitelijk onjuist. U moet mij niet op mijn woord geloven: het staat in het advies van het Rekenhof. Daar staat letterlijk in dat de lessen niet georganiseerd werden op basis van het aanbod. Dat is precies een van de problemen die minister Somers wil rechttrekken. Ze werden niet georganiseerd op basis van het aanbod.
Ten tweede: al die miljoenen waarover u spreekt, zijn naar die databank gegaan. Er staat hier in het Rekenhofrapport dat die databank nog altijd niet actief is. Dat is dus feitelijk onjuist. U gebruikt dus andermaal migratie om uw eigen falend beleid te verhullen. (Applaus bij Groen)
Want u bent bij de grootste partij. U hebt tien jaar lang de minister van Integratie geleverd, alsook de minister-president, alsook de directeur van de raad van bestuur enzovoort. Dat alles heb ik zonet al aangeklaagd. Wel, dat zorgde er wel voor dat u alle macht had. U had alle macht. U had alle hefbomen. U had alles in handen om dat integratiebeleid te doen werken.
Ten derde hebt u het zelf opgericht. U zegt dan: ‘ja, er zijn natuurlijk veel miljoenen teloorgegaan want zo’n fusie is niet gemakkelijk’. En wie heeft dat gezegd? In 2014 heeft het Rekenhof al een verslag uitgebracht waarin het u gewaarschuwd heeft dat zo’n fusie niet realistisch is en niet efficiënt. Maar u, en uw partij, hebt tegen alle adviezen in, ook van het Rekenhof, toch doorgezet. Dat is wat er gebeurd is. Wat me ongelooflijk stoort, zijn dus uw feitelijke onjuistheden, waarmee u uw falend beleid verhult.
U zet andermaal mensen tegen elkaar op door altijd migratie als excuus te gebruiken. Stop daarmee, neem uw verantwoordelijkheid en voer beleid! (Applaus bij Groen, sp.a en de PVDA)
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Mevrouw Sminate, ik ga eerst in op uw opmerking dat we hier vandaag het debat voeren op basis van een rapport dat nog niet afgerond is. Wij kunnen ook alleen maar vaststellen dat er vandaag iets in de krant staat en dat de minister daarop gereageerd heeft. Het hoeft u dus toch niet te verbazen dat wij daar dan in het parlement vragen over stellen, omdat we ons al jaren zorgen maken over wat er allemaal aan de hand is bij het Agentschap Integratie en Inburgering.
Ten tweede zegt u: we moeten kiezen en we hebben ingezet op extra plaatsen op het moment van de asielcrisis. Sorry, maar dat staat trouwens ook in wat ik al gelezen heb van dat rapport: zelfs daar zijn jullie niet in geslaagd, want de wachtlijsten zijn een realiteit. Niet iedereen heeft een plaats gekregen.
Ten derde zegt u: dat was een moeilijke reorganisatie en daarvoor moet begrip opgebracht worden. Sorry, maar we staan ondertussen zeven jaar verder en de malaise wordt er steeds maar groter op en is nu ook geculmineerd in het ontslag van de directeur. Dus wat mij betreft is er meer dan genoeg tijd over gegaan om daar iets aan te kunnen doen.
Ik heb nog een vraag voor de minister. U zegt hier nu: ik kan er toch ook niet aan doen dat ik dat rapport nu pas krijg, ik heb daar heel lang op moeten wachten. Ik kan alleen maar vaststellen, minister, dat wij vorige legislatuur gevraagd hebben om een audit van het Rekenhof, en dat u dat voorstel toen – ik heb het nog eens opgezocht – weggestemd hebt. U had dat dus al veel vroeger kunnen weten.
Ik heb nog een vraag over het budget. U spreekt over 10 miljoen euro extra voor het agentschap. Mijn collega Kherbache heeft een heel mooi dossier achtergelaten over haar werk in het parlement. Daarin zegt zij dat er eigenlijk helemaal geen 10 miljoen extra was voor het agentschap. Ze zegt: een deel van die middelen zijn gebruikt om de financiële put te dempen die er was, de middelen zijn gebruikt voor de herstructurering, en bovendien was het geen verhoging maar een inkankering van verschillende budgetten, onder andere subsidies voor het Huis van het Nederlands, de index-, regularisatie-, gesco- en VIA-middelen en een aantal eenmalige middelen. Dus ik zou graag eens horen hoe u uitlegt dat er 10 miljoen extra bij is gekomen voor het agentschap. (Applaus bij sp.a)
De heer Rzoska heeft het woord.
Mevrouw Sminate, ik zal de tussenkomst van collega Moerenhout niet herhalen, maar ik heb toch één vraag voor u. U veegt hier eigenlijk voor een stuk de oppositie de mantel uit omdat dit debat hier plaatsgrijpt. U bent uw tussenkomst daarmee begonnen. Ik hoop dat uw tussenkomst eigenlijk bedoeld was voor een van uw regeringspartners, want u moet de historiek van dit debat, de manier waarop het is tot stand is gekomen goed in het achterhoofd houden. Er verschijnt een artikel, er is een reactie van een minister, er is een fractie die vraagt om een actualiteitsdebat te houden, en de logische vraag is of we het rapport kunnen krijgen. De eerste reactie van het Rekenhof, die ik zeer goed snap, is dat het rapport nog niet af is en ons niet kan worden bezorgd. Ik geef u gelijk: de manier waarop we nu dit rapport behandelen is beneden alle peil. Ik heb me dan gericht tot de voorzitter. Omdat ik daar niet over beschikte en het nodig vond dat het debat toch op niveau zou kunnen worden gevoerd, heb ik dan inderdaad gevraagd of we als parlement dan ten minste de voorlopige versie, waar een journalist blijkbaar wél over beschikt, zouden kunnen krijgen, in functie van dit debat. De voorzitter is daarop ingegaan en heeft inderdaad de voorlopige versie naar het parlement gebracht. Dat is de historiek.
U bent daarnet begonnen met het uit de mantel vegen van een deel van het parlement, dat deel van het parlement dat heeft geijverd om toch ten minste iets als basis te hebben, en geen Belgabericht, om dit debat te voeren. Uw eerste opmerking, uw historiekje daar met de pers, wat u hebt gelezen bij Belga: ik vermoed dat dat een vraag was aan minister Somers.
Ik zal straks in algemene termen reageren, maar ik had toch graag gereageerd op de tussenkomst van mevrouw Moerenhout. Zij zegt op basis van een rapport van het Rekenhof van 2014 dat minister Bourgeois toen werd gewaarschuwd om die vijftien lokale en regionale vzw’s en die vijf Huizen van het Nederlands niet in te kantelen. Dat is iets dat ik niet begrijp. Ik denk dat het absoluut noodzakelijk was dat die werden ingekanteld. Die kwamen elk vanuit een bepaalde traditie, vanuit vrijwilligheid, het middenveld. Elk had met heel veel engagement iets opgebouwd, maar er was geen sterk en robuust Vlaams agentschap dat dat integratie- en inburgeringsbeleid kon dragen. Iedereen die aan dat proces begon, wist en weet dat het verschrikkelijk moeilijk is om dat te doen, maar als ik nu de Groenfractie hoor, dan lijkt het wel alsof ze de klok wil terugdraaien en eigenlijk liever vandaag nog met vijftien onafhankelijk van elkaar werkende agentschappen en vzw’tjes had gezeten, die elk met veel goede bedoelingen en met veel engagement en goede wil op het terrein het inburgeringsbeleid moesten invullen. Ik denk dat dat een totaal foute keuze zou zijn geweest. Onze partij, mijn partij zat niet in de meerderheid op het moment dat minister Bourgeois die keuze heeft gemaakt, maar ik zeg u: het was de juiste keuze. Het was een moeilijke keuze, een moedige keuze, maar de juiste keuze. (Applaus bij de meerderheid)
Minister, ik ben verrast door het feit dat u zo denigrerend spreekt over de vijftien vzw’tjes die ingekanteld ... (Rumoer)
Ja, u mag er het verslag op nalezen. U hebt het gehad over de vijftien “vzw’tjes” die werden ingekanteld.
U hebt me woorden in de mond gelegd. U zat op dat moment inderdaad niet in de Vlaamse Regering, maar het Rekenhof heeft zoveel jaren geleden gewaarschuwd dat de raming van die Vlaamse Regering ondermaats was, dat ze niet zou toekomen. Dat hebben we jaar na jaar gecontroleerd vanuit het parlement. Ook uw partij heeft haar job goed gedaan, bij monde van mevrouw Van Volcem, die dat goed heeft opgevolgd. Ze heeft de bevoegde minister daar toen over ondervraagd en gevraagd dat bij te sturen. Dat is niet gebeurd. Dan vind ik het uw taak als minister om dat op zijn minst te erkennen.
Een van de redenen, overigens, waarom de fusie vandaag niet goed is afgelopen, is dat die vijftien vzw’tjes heel veel expertise en ervaring hadden bijeengesprokkeld in de jaren ervoor, want het integratiebeleid was verbrokkeld, maar was heel sterk uitgebouwd. Er was heel veel engagement, met heel veel energie en tijd van heel wat mensen. Het is de expertise van al die mensen die toen door een overhaaste, slecht geplande fusie overboord is gegooid. Dat is een van de redenen waarom we vandaag hier staan. Ik had van u als minister, en tot een paar minuten geleden had ik een hoge pet op van u, meer verwacht, en meer kennis van zaken! (Applaus bij Groen, sp.a en de PDVA)
Mevrouw Moerenhout, ik betreur uw tussenkomst, en ik zal u uitleggen waarom. Als wij een debat over integratie moeten voeren waarbij men permanent probeert mensen in een hoek te duwen en karikaturen maakt van wat mensen zeggen, dan zullen we er niet geraken. Ik zeg daarjuist dat ik heel veel respect heb voor en heel veel engagement zie bij die mensen. Dat afschilderen alsof ik denigrerend doe, vind ik flauw. Als ik spreek over vijftien vzw'tjes, dan bedoel ik daarmee dat dat vijftien regionaal ingeplante, en geen Vlaamse, structuren zijn, die elk vanuit hun eigen historiek werken. Dat afdoen als denigrerend doen over personeelsleden waar ik net een hele hoge pet van opheb, vind ik het debat niet waardig.
Wat ik het debat ook niet waardig vind en ook weinig zinvol vind, is dat we heel veel projecteren naar het verleden. Ik heb tot nu toe heel goed geluisterd naar de oppositie. Ik zal straks tussenkomen en uitleggen wat we gaan doen, maar ik heb tot nu toe nog niet veel constructieve en concrete voorstellen gehoord van hoe we aan de slag moeten gaan met het inburgerings- en integratiebeleid. Dat is de essentie van wat een parlement moet doen. We kunnen aan geschiedschrijving doen. We moeten een nulmeting maken. Maar we moeten vooral naar de toekomst kijken en zien met welke instrumenten, met welke hefbomen, met welke verbeteringen we er concreet voor kunnen zorgen dat die plusminus 20.000 tot 25.000 mensen die elk jaar in Vlaanderen komen, hier ingeburgerd worden, Nederlands leren, maatschappelijke oriëntatie krijgen, aan de slag gaan op de arbeidsmarkt en hoe we dat performanter en beter kunnen doen. Ik sta open voor elk voorstel en elk idee, maar ik heb nog niets gehoord. (Applaus bij de meerderheid)
Minister, ik ben historica van opleiding. Ik kan er dus niet aan doen dat ik naar het verleden kijk. Ik kan alleen maar vaststellen – en dat is wat ons hier vandaag heel erg irriteert – dat de problemen bij het Agentschap Integratie en Inburgering veel te lang onder de radar zijn gebleven, veel te lang zijn ontkend, waardoor ze vandaag alleen maar zijn geëscaleerd. Niemand hier twijfelt aan de toewijding van het personeel. Niemand hier twijfelt aan het feit dat er grote uitdagingen zijn op het vlak van samenleven. U hebt de verantwoordelijkheid om die problemen op te lossen, en ze hadden absoluut niet zo groot moeten zijn. Dat is het punt dat we hier vandaag willen maken. (Applaus bij sp.a, Groen en de PVDA)
Ik weet niet of ik mevrouw Goeman goed heb begrepen en of ze ‘historica’ of ‘hysterica’ zei. (Gelach)
Dat is me even ontgaan. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Zeer laag, echt zeer laag. Zo typisch rechts, een misogyne opmerking. (Rumoer)
De heer Janssens heeft het woord. (Rumoer. Opmerkingen)
Voelt iedereen zich aangesproken?
De heer Janssens heeft het woord.
Voorzitter, omdat men het zo vriendelijk vraagt, wil ik niet in het verleden blijven hangen maar eens kijken naar de toekomst.
Mevrouw Sminate, ik heb dan een vraag voor u. U hebt gezegd dat deze minister voor zijn beleid een partner, een bondgenoot kan vinden in de N-VA. Ik lees vandaag in een artikel in De Standaard: “Bart Somers zegt dat het Agentschap Inburgering belangrijker wordt, maar zich moet aanpassen.” Wat is blijkbaar een van de aanpassingen die hij beoogt? Dat staat in hetzelfde artikel: “Los van het inburgeren moet het AgII vooroplopen bij de creatie van een draagvlak voor diversiteit, een traditioneel pijnpunt in Vlaanderen. Dat vereist een stevige reorganisatie.”
Mevrouw Sminate, dan heb ik toch een vraagje voor u. Is dat waar u met de N-VA, met deze Vlaamse Regering, met dit integratie- en inburgeringsbeleid in Vlaanderen naartoe wil: de omgekeerde integratie, de Vlaming die zich aanpast aan de diversiteit in plaats van de vreemdeling in Vlaanderen die zich aanpast aan de Vlaamse waarden en normen? Als dat de weg is die u samen met ministers Somers wilt bewandelen, dan moet u zich toch eens afvragen of dat inderdaad de weg is die ook de Vlaming uitgestippeld heeft op 26 mei vorig jaar. Als u de Vlaming nog meer de diversiteit wilt opdringen, samen met uw minister van Diversiteit, dan zult u niet alleen de Vlaming maar zeker ook het Vlaams Belang op uw weg vinden. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mijnheer Janssens, u moet mijn woorden natuurlijk niet verdraaien. Ik had het op dat moment over de modernisering van het agentschap. Ik had het ook over innovatieve projecten, zoals digitalisering van Inburgering. Daar had ik het over!
Collega Rzoska, het is wel degelijk uw buurvrouw op de eerste rij die dit debat heeft aangevraagd, op basis van een Belgabericht. U hebt dan inderdaad het fatsoen gehad om het voorlopige rapport te gaan opvragen. Ik heb er veel respect voor dat u dat hebt gedaan. Maar we hebben dat net voor de start van deze plenaire vergadering pas gekregen, waardoor het onmogelijk kan leiden tot een goed en grondig debat. Dat is het debat dat ik heb willen voeren.
Collega’s Goeman en Moerenhout, ik kan natuurlijk nog eens gaan uitleggen wat de redenen zijn waarom het agentschap op dit moment nog niet zo efficiënt werkt als we zouden willen. Maar als je natuurlijk keer op keer blijft weigeren om naar die argumenten te luisteren, dan zal het niet veel zin hebben, vrees ik. Wij ontkennen helemaal niet dat er ruimte is voor verbetering. Maar wij hebben een duidelijke keuze gemaakt; we hebben ervoor gekozen om te voorzien in extra trajecten voor asielzoekers.
U kunt nu opnieuw gaan ontkennen dat die asielzoekers er waren, maar de cijfers zijn wat ze zijn. Ik verdedig hier die vele nieuwkomers in Vlaanderen die vandaag de dag heel vlot zijn ingeburgerd, en heel goed Nederlands spreken. En dat is mijn taak hier. (Applaus bij de N-VA)
De heer D’Haese heeft het woord.
Voorzitter, ik wil vragen dat de opmerkingen van de heer Janssens ten aanzien van mevrouw Goeman uit het verslag worden geschrapt. Dit is een platte, seksistische opmerking die nergens thuishoort, en al zeker niet in een parlement. Trek die opmerking terug, mijnheer Janssens. (Opmerkingen bij Vlaams Belang. Applaus bij de PVDA, Groen, sp.a en Open Vld)
Collega D’Haese en andere collega’s, we kunnen het erover eens of oneens zijn, maar het is natuurlijk wel het recht van de heer Janssens om hier in het parlement de woorden te gebruiken die hij heeft gebruikt.
Mevrouw Partyka heeft het woord.
Collega’s, het Vlaams inburgeringsbeleid is ondertussen een flinke puber van 16 jaar. Het is een beetje symbolisch, de cirkel is bijna rond. Het was minister-president Somers die, samen met de eerste functioneel bevoegde minister, Marino Keulen, op 1 april 2004 het eerste inburgeringstraject boven de doopvont hield. De cirkel is bijna rond; zij kunnen de flinke puber nu begeleiden naar een nieuwe levensfase: een volwaardig, volwassen Vlaams inburgeringsbeleid met een nieuwe doelgroep en inhoud.
Het is er nog niet over gegaan, maar ik maak graag van de gelegenheid gebruik om toch te zeggen dat in het regeerakkoord – dat is bijzonder goed, zeker wat dit stuk betreft – een volledig nieuw traject op poten staat, een inburgering 2.0. Het Nederlands is primordiaal, uiteraard, maar het gaat ook over de kansen op werk: iedere nieuwkomer wordt door VDAB naar een arbeidsperspectief geleid. Maar er is ook een volwaardige nieuwe poot: naast het traject maatschappelijke oriëntatie is er ook een maatschappelijke stage van veertig uur, een buddyproject. Het gaat om een stage bij een organisatie, bedrijf of vereniging, op maat van de nieuwkomer.
Uit heel dat regeerakkoord spreekt een ambitie, een ambitie om iedere nieuwkomer bij de hand te nemen, en hem mee te helpen zoeken naar een plaats in onze Vlaamse samenleving. Dat is een huizenhoge ambitie: een traject op maat van iedere inburgeraar, een traject dat efficiënter en effectiever wordt, resultaatsgericht, digitaal, met verschillende niveaus, inburgering 2.0.
Het hoeft uiteraard geen betoog dat dat hele traject moet worden uitgerold door een performant agentschap. En dat gaat heel breed. Duizenden, tienduizenden inburgeraars in heel Vlaanderen, dat vergt een performante overheid.
Maar daartegenover, tegenover die huizenhoge ambitie, staat een iets minder ambitieuze realiteit: nieuwkomers hebben het in Vlaanderen moeilijk om een dak boven hun hoofd te vinden, 35 procent van de kinderen van nieuwkomers loopt achterstand op in het lager onderwijs en tot wel 40 procent van de kinderen van nieuwkomers slaagt er niet in om het secundair onderwijs af te ronden. Dat zijn hallucinante cijfers.
Wat baten politieke retoriek en politieke afrekeningen, als er op het einde van de rit duidelijk maar één kind van de rekening is? Die politieke afrekening brengt niet veel zoden aan de dijk. We hebben het rapport van het Rekenhof een halfuur geleden binnen gekregen. Er is een audit geweest door het Agentschap Binnenlands Bestuur en zoals dat hoort in een democratie, komt het Rekenhof rekenschap afleggen aan het parlement. We zullen met de commissievoorzitter zeker afspraken kunnen maken over de manier waarop we dat debat kunnen houden en dat onderzoek van het Rekenhof kunnen bespreken in de commissie.
Wanneer we dat debat voeren, mogen we echter niet vergeten dat we het dan ook hebben over zevenhonderd mensen die op dagelijkse basis het beste van zichzelf geven. Dat zijn zevenhonderd werknemers van wie de minister terecht zegt dat ze in de maatschappelijke frontlinie staan. Dat zijn zevenhonderd mensen die hun werk met de beste bedoelingen en naar hun beste vermogen hebben gedaan. Wil dat zeggen dat we de fouten uit het verleden onder de mat moeten vegen? Absoluut niet, we moeten ze in de ogen kijken, maar dan wel op een ordentelijke manier en met het oog op de toekomst. We moeten lessen trekken uit het verleden en we moeten eruit leren hoe het beter kan in de toekomst. Dat is nu het belangrijkste punt en we hebben het er in de commissie al enkele keren over gehad. We kijken dan ook uit naar de plannen van de minister, want de essentiële vraag is hoe we goed en snel uitvoering gaan geven aan het regeerakkoord, hoe we dat ambitieuze beleid op poten gaan zetten en – vooral – hoe we daar een agentschap voor gaan uitbouwen dat goed bestuurd is en zelf ook goed kan aansturen en zo vorm en ruggengraat kan geven aan dat beleid, in heel Vlaanderen.
Mevrouw Goeman, ik ben ook historica en ik wil graag afsluiten met een mooi citaat van Harry Mulisch: “Politiek is vloeibare geschiedenis. Geschiedenis is gestolde politiek.” (Applaus bij de meerderheid)
De heer Ongena heeft het woord.
Geachte voorzitter, lieve collega’s, mijnheer Van Rooy, … (Gelach bij het Vlaams Belang)
Mijnheer Van Rooy, u doet Vlaanderen onrecht aan. Vaak horen we hier dat we met Vlaanderen altijd maar naar het noorden moeten kijken, maar wat inburgering betreft, collega’s, hoeven we dat niet te doen. Wat inburgering betreft is Vlaanderen geen volger, maar – en daar mogen we eigenlijk wel trots op zijn – koploper. Ja, dat gaat met horten en stoten en met vallen en opstaan, maar we mogen trots zijn. Op dit vlak mag het noorden naar ons komen kijken.
Het was onder de eerste Vlaams minister bevoegd voor de inburgering, Marino Keulen, dat op 1 april 2004 de verplichte inburgering van kracht werd. Vlaanderen was daarmee een absolute pionier in Europa. We zijn nu vijftien jaar verder en vijftien jaar na de invoering ervan, moeten we nog maar weinig mensen overtuigen van het belang van inburgeringstrajecten – gelukkig maar. Die trajecten zijn essentieel om nieuwkomers in onze samenleving de vaardigheden te geven die ze nodig hebben om hier te leven en werken.
En toch mogen we niet blind zijn voor de tekortkomingen en het feit dat nog te weinig inburgeraars vlot doorstromen naar een job. We mogen ook niet blind zijn voor de vaststelling dat we nog te vaak naast elkaar en te weinig met elkaar leven. We moeten dus trots zijn op de afgelegde weg, maar we moeten ook de wil hebben om het nog beter te doen. Dat is wat deze Vlaamse Regering wil doen met haar inburgeringsbeleid.
Het akkoord is daarom ook zeer ambitieus. Bestaande pijlers worden aangescherpt. Nederlands leren is en blijft de allereerste opdracht, want zonder kun je gewoon niet functioneren in onze samenleving.
Ook voor het luik maatschappelijke oriëntatie gaat de lat naar omhoog. Met centraal georganiseerde toetsen bewaken we de kwaliteit en garanderen we dat nieuwkomers niet alleen weten hoe ze een tram moeten nemen, maar ook welke onze maatschappelijke spelregels zijn, onze fundamentele rechten en vrijheden, die ook zij moeten respecteren.
Meer dan ooit wordt het inburgeringstraject ook een traject naar werk. Elke nieuwkomer wordt verplicht om zich binnen de twee maanden aan te melden bij VDAB. We doen dat niet alleen omdat we van nieuwkomers verwachten dat ze ook bijdragen aan onze samenleving. We doen dat ook – laat ons er eerlijk in zijn – uit puur eigenbelang. We gaan – en ik weet dat niet iedereen er altijd van overtuigd is – ze allemaal nodig hebben om de krapte op onze arbeidsmarkt op te lossen, om ervoor te zorgen dat onze bedrijven en onze economie blijven draaien. Zo kunnen we onze welvaart, onze gezondheidszorg, onze pensioenen veiligstellen.
Er komt een nieuwe vierde pijler: een traject naar participatie, naar netwerk, kortom een traject naar meer ‘samenleven’. Via een buddyproject, een stage, vrijwilligerswerk willen we nieuwkomers helpen om sneller te integreren, een inspanning die trouwens niet alleen van hen moet komen maar van ons allemaal.
De ambities zijn dus groot. Collega Partyka, u was me voor, maar na de kinder- en de puberjaren, die altijd een tijd zijn van groeipijnen en experimenteren, van vallen en opstaan, ondanks de inspanningen van alle ministers die het hebben gedaan, wordt het inburgeringstraject in Vlaanderen nu stilaan volwassen.
Collega's, deze ambities kunnen we maar waarmaken als we natuurlijk een performant agentschap hebben. Daar wringt – en daar moeten we eerlijk in zijn – vandaag het schoentje. De voorbije jaren voer het agentschap in woelig water. Welke de oorzaken zijn, wie de verantwoordelijke is, daar spreek ik me niet over uit. Daarvoor wachten we misschien ook best het definitieve rapport af, dat we dan in de commissie kunnen bespreken en waaruit we dan lessen kunnen trekken. Ik ga hier niet de grootinquisiteur worden van het agentschap.
Voor mij is het veel belangrijker dat we vooruit kijken. Zoals ik al zei, zijn de ambities groot en ligt er veel werk op de plank. De minister gaf al enkele lijnen aan en hoe hij die ambities wil realiseren: door resoluut te kiezen voor een nieuwe aanpak met inzet van nieuwe digitale lestechnieken en door te kiezen voor meer maatwerk. We bieden de nieuwkomer een doelgerichter project aan, rekening houdend met zijn of haar vaardigheden en capaciteiten. Want, collega's, dit is nodig. Al te vaak zien we nog dat nieuwkomers niet kunnen gaan werken omdat ze een cursus moeten volgen. Dat is absurd. Inburgering moeten een motor zijn naar een job, niet een rem.
Open Vld is daarom alvast vragende partij om nog meer in te zetten op flexibele en geïntegreerde projecten waarbij we mensen een traject op maat geven zodat ze Nederlands leren en werken, of inburgeren en onderwijs volgen. Een nieuwere en efficiëntere aanpak dus, die alleen maar voordelen heeft. Het leertraject wordt korter, de doorstroming naar werk of opleiding kan sneller en het aanbod wordt groter, waardoor we misschien ook een einde kunnen maken aan de eindeloze discussies rond het al dan niet bestaan van wachtlijsten.
Dit wordt, wat ons betreft, de uitdaging voor het agentschap en zijn zevenhonderd medewerkers, die we daarvoor ten volle moeten ondersteunen.
Collega's, vandaag gaat het Vlaanderen economisch voor de wind. Nooit waren er meer mensen aan het werk en nooit was de levensstandaard bij velen van ons zo hoog. Maar toch is er onbehagen. Mensen zijn bang om die hoge welvaart te verliezen, bang dat hun kinderen het minder goed gaan hebben dan zij. Het is een angst die – laat ons maar eerlijk zijn – door sommigen onder ons wordt aangewakkerd en omgezet in haat en afgunst.
Deze regering wil daar resoluut tegen ingaan en kiest resoluut voor hoop. Ze doet dat met een stevig plan, waarbij we inspanningen vragen van iedereen: nieuwe en oude Vlamingen, van de lokale voetbalclub, de jeugdbeweging, het wijkschooltje, het gemeentebestuur en ook het Agentschap Integratie en Inburgering. We leggen de lat voor iedereen hoger: voor nieuwkomers, voor ons en voor het agentschap, omdat we goed genoeg beseffen dat we in dezen niet mogen mislukken. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Minister, ik heb in de krant gelezen dat u naar de toekomst wilt kijken. Dat is goed. Het is goed dat u naar de toekomst wilt kijken, maar de waarheid heeft ook haar rechten. De waarheid is dat er jarenlang, te lang, weggekeken is van de problemen. De geschiedenis is hier wel degelijk van tel. Er is daarnet gezegd dat de geschiedenis hier niet van tel is, maar natuurlijk is die van tel. Want als we leren van de geschiedenis, dan kunnen we die toekomst, die u zo graag wilt uitbouwen, beter uitbouwen. Ik ga niet herhalen wat er allemaal gezegd is het debat, maar de geschiedenis is wel van tel. Neem die ter harte en leer ervan. Het advies van het Rekenhof is niet mals. Het zegt heel duidelijk waar de klepel hangt. Neem dat alstublieft mee.
Als er één oproep is vanuit onze fractie, dan is dat: stuur bij. U wilt bijsturen. Dat is goed. Maar doe dat grondig genoeg, want we hebben ondertussen veel te veel waardevolle tijd verloren. Ik heb gelezen dat u wilt inzetten op een visitatiecommissie en een nieuwe directeur. Dat is goed. Dat steunen we. Maar onthoud dat de noden veel breder zijn dan dat.
U vroeg mij daarnet naar constructieve maatregelen. Wel, bij dezen. Ten eerste: het agentschap heeft nooit gewerkt omdat de fundamenten van bij de start al fout zaten. De expertise, de begeleiders, het middenveld: hun stem is niet genoeg gehoord. Die moeten een plek vinden in heel die organisatie, want die hebben waardevolle expertise opgebouwd. Betrek die, geef die een centrale plaats in het nieuwe integratiebeleid, een volwaardige plaats.
Ten tweede: zet in op het aanbod ’s avonds en tijdens het weekend. Vandaag moeten nieuwkomers nog steeds kiezen of ze Nederlandse les gaan volgen, of dat ze normen en waarden gaan bijleren in maatschappelijke oriëntatie, of dat ze gaan werken. Dat is ongelooflijk zonde. Iedereen in de samenleving vraagt: laat ze Nederlands leren, laat ze werken. Zorg inderdaad voor gecombineerde trajecten. Zorg ervoor dat ze niet moeten kiezen, zoals nu wel het geval is.
Ten derde, een vraag die ook al jaren gesteld wordt, dus leer ook hier alstublieft van de geschiedenis: zet in op persoonlijke trajecten op de werkvloer. Niet alleen wij zijn daar al jaren vragende partij voor, maar ook het agentschap en VDAB. VDAB vraagt al jaren om daarop in te zetten. Er bestaan een aantal schitterende trajecten, waarbij nieuwkomers op hetzelfde moment Nederlandse les krijgen, bijvoorbeeld in de voormiddag, en dan in de namiddag stage gaan lopen in een bedrijf en daar de theorie in praktijk kunnen omzetten. Na x-aantal maanden zijn er heel wat werkgevers die die stagiairs aannemen als werknemer, omdat ze op een heel laagdrempelige en positieve manier kennis hebben kunnen maken met de kwaliteiten van de nieuwkomers. Die proefprojecten dateren al van acht jaar geleden, maar vandaag zijn die nog steeds niet uitgerold, of toch niet op een brede manier. Zet daarop in. Dat is zo'n succesvol project. Iedereen vraagt daarnaar. Het is ongelooflijk goed voor de samenleving. Het is eigenlijk onbegrijpelijk dat daar vandaag nog niet massaal op is ingezet.
En ten vierde: depolitiseer de raad van bestuur. We zijn zoveel kostbare jaren verloren doordat alle belangrijke postjes in handen waren van één en dezelfde partij: de directeur, de voorzitter van de raad van bestuur, de bevoegde minister, de minister-president. En zo kon het gebeuren dat die partij het hele mismanagement zoveel jaren in de doofpot heeft gehouden. We mogen dat geen tweede keer meer laten gebeuren, want de Vlamingen zijn die manier van aan politiek doen echt grondig beu. En geef ze eens ongelijk. Dus haal de politiek uit de raad van bestuur en laat die leiden door externe experten. Er zitten inderdaad een aantal experten in, maar ten eerste: het zijn er niet genoeg. En ten tweede: breng daar experten in met kennis van zaken, zodat het agentschap op een degelijke, technische manier goed begeleid kan worden.
Tot slot stel ik mij vragen bij het betalend maken van de taaltesten. U weet dat ik daar inhoudelijk een aantal problemen mee heb, omdat ervaring in het buitenland heeft aangetoond dat dat niet werkt en dat de slaagkansen halveren als je taaltesten betalend maakt. Er is ook een open brief geweest van de integratiesector zelf, met de vraag om dat alstublieft niet te doen, omdat het contraproductief is. Vandaag zitten we bovendien in de situatie dat we een agentschap hebben dat slecht functioneert. U hebt nu de uitdaging om dat de komende jaren weer op de rails te zetten. Nog los van de inhoudelijke bezwaren, vind ik het principieel niet juist en onrechtvaardig dat u nieuwkomers geld wilt aanrekenen voor een traject bij een agentschap dat vandaag eigenlijk slecht wordt gerund. Het zou van fatsoen getuigen dat u eerst de puinhopen van de N-VA opruimt en het agentschap weer op de rails krijgt, alvorens extra verplichtingen en extra bedragen te vragen aan de inburgeraars.
Want, minister, in uw beleidsnota staat te lezen: ‘Voor wat, hoort wat.’ De samenleving verdient inderdaad nieuwkomers die vlot Nederlands spreken, die snel Nederlands leren spreken. Maar de nieuwkomers die verdienen óók iets. Zij verdienen degelijke, werkende trajecten, zodat ze op zijn minst de kans krijgen om te inburgeren en te integreren. Voor wat, hoort wat, maar dan mag het minstens in twee richtingen gelden. (Applaus bij Groen, sp.a en de PVDA)
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Het is vreemd dat we vandaag blijkbaar niet mogen spreken over de verantwoordelijken van het slecht organiseren van een agentschap. Twee legislaturen en tien jaar heeft de N-VA het Agentschap Inburgering en Integratie onder haar minister gehad. Tien volle jaren. En wat zien we vandaag? Het is een puinhoop. En het Rekenhof getuigt ervan.
Dat kan tellen voor een partij die godganse dagen loopt te spreken over de plichten van de nieuwkomers. Mensen moeten zich integreren, mensen moeten zich aanpassen. Maar bij het Agentschap Integratie en Inburgering draait het vierkant. Er ontstaan wachtlijsten, waarover vandaag blijkbaar nog steeds niet mag worden gesproken. En het personeel wordt te pas en te onpas aangeworven en vervolgens weer ontslaan, met blijkbaar foutieve ontslagvergoedingen. Dat is erg pijnlijk en dat kan toch wel tellen voor een overheidsagentschap.
Er is een wachtlijst om te integreren en dat noemen wij blijkbaar ‘Vlaamse excellentie’. En ik geef toe, collega's, wachtlijsten zijn stilaan een Vlaamse traditie geworden: voor sociale woningen, voor mensen met een handicap, voor scholen, voor de psycholoog, voor schuldhulpverlening. Dat blijkt hoofdstuk zeven te zijn van de Vlaamse canon. Misschien is dat een deel van de inburgeringscursus: nieuwkomers op een wachtlijst plaatsen om hen voor te bereiden op het leven in onze excellerende regio.
Jaren van mismanagement en achtergehouden wachtlijsten moeten nu worden rechtgetrokken door de minister. Dat is ook het minste wat we kunnen verwachten van een overheidsagentschap, aangezien de Vlaamse overheid dat vandaag ook van allerlei andere culturele en sociale organisaties vraagt.
Collega's, een cursus maatschappelijke oriëntatie en taal is erg belangrijk. En bepaalde parlementsleden zouden die cursus blijkbaar het best nog eens volgen, want voor seksisme is er in onze samenleving geen plaats, mijnheer Janssens. Maar na die cursus is er ook verdere opvolging nodig. Leren zwemmen stopt niet na de watergewenning, want dan verdrink je. Er werd hier voorheen ook al gesproken over het belang van opvolging. De maximale dossierlast van de trajectbegeleiders van het agentschap is 125 dossiers. Dat zou het maximum moeten zijn. Maar vandaag zien we dat heel veel trajectbegeleiders tot 200 mensen moeten begeleiden: naar een opleiding, naar de arbeidsmarkt, voor kinderopvang, voor school, voor huisvesting. Begeleiding stopt niet na het inschrijven bij VDAB. En zo'n opvolging is een voorwaarde voor een geslaagde integratie.
Mevrouw Vandecasteele, mag u worden onderbroken?
Liever niet.
Nadien dan.
Nadien, oké.
Maar ook de kostprijs is, zoals collega Moerenhout al zei, een probleem. Je leert ook niet zwemmen door het examen betalend te maken. Vandaag kost een inburgeringscursus 360 euro. Maar heel wat van de mensen die vandaag een inburgeringscursus volgen, doen dat op vrijwillige basis. EU-burgers zijn niet verplicht om een inburgeringscursus te volgen. Het is dus maar de vraag of zij vrijwillig zo'n traject zullen volgen wanneer zij daarvoor moeten betalen. Een paar honderd euro is dat, 360 euro, als je slaagt voor alle examens. Dat lijkt eerder een afradingsbeleid dan een integratiebeleid. Het is een creatieve oplossing voor wachtlijsten, maar het zal de integratie niet bevorderen. Van de totale groep EU-burgers die niet verplicht zijn om in te burgeren, doet een klein derde dat vandaag. 29 procent kiest voor vrijwillige inburgering. We zullen zien wat dat in de toekomst zal geven met het betalend maken van deze cursus, wat een slecht idee is.
Maar niet enkel de kostprijs voor inburgering gaat omhoog, ook de kostprijs van de tolken gaat omhoog. Sociale tolken kosten tegenwoordig 48 euro per uur, terwijl dat voorheen 8 euro per uur was.
Als een nieuwkomer vandaag een sociale tolk wil betalen, kan hij maar beter een ministerloon verdienen. Dat is misschien ook meteen een manier om de mensen voor te bereiden op het leven in ons Vlaanderen en hoofdstuk 12 van de Vlaamse canon, de factuurregering, te leren kennen. Wat Vlaanderen doet, doet het liefst veel duurder. Maar dat wil concreet het volgende zeggen voor de mensen. Ik ondervind dat zelf aan den lijve als huisarts. Als mensen vroeger naar mij kwamen voor een moeilijk gesprek en ze spraken moeilijk de taal, dan konden wij heel gemakkelijk gebruikmaken van een telefoontolk. Het is zeer laagdrempelig, zeer gemakkelijk en heel aangenaam, ook voor de patiënt, zeker als het gaat over moeilijke onderwerpen, wanneer je een tolk kunt gebruiken in plaats van dat kinderen of familie zo een moeilijk gesprek moeten gaan vertalen. Voor een medisch gesprek of een juridisch gesprek komen er vandaag voor de nieuwkomers heel wat meer kosten bij kijken.
Minister, we hebben dus echt nood aan een performant, kwaliteitsvol agentschap Integratie, waar de medewerkers niet met een enorme dossierlast te maken krijgen. We hebben een integratiebeleid nodig dat geen extra drempels toevoegt maar net drempels probeert weg te werken. Daarvoor hebben wij een politiek nodig waarbij we geen nationalistische oogkleppen op hebben maar waar we meewerken met de expertise die er in het middenveld bestaat. Zo kunnen wij bouwen aan een toekomst met iedereen, want er is geen tijd te verliezen. (Applaus bij de PVDA)
Mevrouw Vandecasteele, ik heb een heel concrete vraag voor u. Als PVDA’ster beseft u wel dat je een euro maar één keer kunt uitgeven. Elke euro die de overheid uitgeeft, moet toch wel tien keer worden omgedraaid, zou ik denken, zeker in tijden van besparingen. Er wordt zowat op elke sector bespaard, niet in de laatste plaats de welzijnssector. Ik geef dus aan u de keuze: ofwel betaalt u de maandfactuur van een rusthuis voor twee van onze ouderen, om die toch een zetje te geven, want die hebben het zeer moeilijk, ofwel betaalt u de inburgeringscursus van één vreemdeling. Wat kiest u?
Mijnheer Van Rooy, als u wilt dat de mensen die hier komen wonen, gaan werken en bijdragen tot de samenleving, waardoor we met veel meer mensen een sterke sociale zekerheid kunnen betalen, dan kunnen wij perfect de facturen van de rusthuizen betalen. Maar als u wilt dat die mensen niet integreren en niet kunnen gaan werken, dan gaan we daar veel meer kosten aan maken. Dus, ja, ik wil dat mensen kunnen integreren, kunnen werken en kunnen deelnemen aan de samenleving en belastingen kunnen en mogen betalen. (Applaus bij de PVDA en Groen)
Dat is eigenlijk geen antwoord. Het stelt me eigenlijk teleur. Nogmaals, ik heb u de keuze gegeven. Waarvoor kiest u? U weet zeer goed dat met de huidige financiële toestand, de sociaal-economische toestand van ons Vlaanderen en België, het niet mogelijk is om beide te doen. Dat is gewoon niet mogelijk. Ik wil gewoon niet dat er nog veel meer vreemdelingen komen die moeten inburgeren en die dus 4000 euro per vreemdeling per cursus aan de Vlamingen kosten. Voor dat bedrag kunnen wij, nogmaals, de huurprijsfactuur van twee ouderen betalen. Maar u kiest dus voor de vreemdeling, neem ik aan?
Mijnheer Van Rooy, ik herhaal, als u een sterke sociale zekerheid in België wilt, en ik hoop dat u dat wilt, als u veel mensen wilt hebben die werken en die bijdragen aan een sterke sociale zekerheid, waarbij de kosten voor het welzijn van de mensen betaalbaar kunnen worden gemaakt, dan moeten we met veel mensen zijn die werken en moeten wij werk maken van integratie. (Applaus bij de PVDA en Groen)
Minister Somers heeft het woord.
Voorzitter, collega's, eerst en vooral wil ik de interveniënten danken voor de tussenkomsten. Sommigen zegden dat we dit debat misschien niet moeten voeren. Het is mijn overtuiging dat we over belangrijke maatschappelijke uitdagingen in dit parlement veel moeten praten, discussiëren en van gedachten wisselen. Hoe we nieuwkomers integreren, hoe we als samenleving omgaan met diversiteit, is een van de grootste maatschappelijke uitdagingen waar wij in Vlaanderen en in de rest van Europa mee worden geconfronteerd.
Als u naar ons Vlaams regeerakkoord kijkt, dan ziet u dat daar ook heel veel aandacht aan wordt besteed. We hebben daar een heel ambitieus programma in neergeschreven, en dat is terecht, we moeten daar niet omheen draaien of van wegkijken, want er leeft in onze samenleving heel veel onbehagen over de manier waarop Vlaanderen de voorbije decennia is verkleurd. Er is, ik las het onlangs bij Paul Scheffer, een gedeeld gevoel van verlies, gedeeld door alle mensen in de samenleving, of ze nu autochtone of allochtone roots hebben, een gevoel van vervreemding, van zich moeten aanpassen aan diepgaande veranderingen, cultureel onbehagen bij de ene, achterstelling en gebrek aan gelijke kansen bij een andere, te veel segregatie, isolement, onbegrip.
In het verleden is daar al hard op ingezet. Wij hebben in Vlaanderen een beleid ontwikkeld dat eigenlijk op het vlak van inburgering een internationale toets kan doorstaan. Het beleid is begonnen bij minister Marino Keulen die eigenlijk voor de eerste keer een geïntegreerd inburgeringsbeleid in Vlaanderen op poten heeft gezet. Daarna kwam minister Bourgeois die de moeilijke uitdaging op zijn schouders heeft genomen om ervoor te zorgen dat er in Vlaanderen ook een agentschap kwam dat gestructureerd en geïntegreerd dat inburgeringsbeleid op het terrein waarmaakte. Daarna kwam minister Homans aan zet die geconfronteerd werd met een zeer zware asielcrisis en die al het mogelijke heeft gedaan om daar, net als de federale overheid dat op haar domein moest doen, een antwoord op te bieden en ervoor te zorgen dat mensen die in die asielcrisis naar Vlaanderen kwamen, Nederlands konden leren en zich konden inpassen in de samenleving.
Vandaag staan we aan een nieuw hoofdstuk en we willen de lat gevoelig hoger leggen, voor nieuwkomers aan wie we meer zullen vragen, maar ook voor de ontvangende samenleving. Wij willen dat mensen in de toekomst beter Nederlands leren, een beter inzicht krijgen in onze maatschappij want dat is nodig, sneller aan de slag gaan, bijdragen aan onze economie en welvaart. We willen hen netwerken aanreiken zodat ze niet langer gesegregeerd moeten leven. We willen een nieuwkomersverklaring waarin we vanaf het begin duidelijk maken in welke samenleving ze terechtkomen. En dat zal geen inspanningsverbintenis maar een resultaatsverbintenis zijn met examens. We stellen onszelf dus veel nieuwe taken en opdrachten.
Tegelijkertijd, en dat is het tweede spoor, willen we een samenleving waarin we meer met elkaar en minder naast elkaar leven, waar er minder segregatie is en meer gelijke kansen. Het Agentschap Integratie en Inburgering is voor de Vlaamse Regering en voor mij als bevoegd minister het eerste en belangrijkste instrument om dit nieuwe beleid mogelijk te maken. Elke jaar ontvangt het 20.000 tot 25.000 nieuwe mensen, het gaat dan over een zeer divers publiek, met verschillende redenen hier aangekomen. Daarvan bestaat 15 procent uit vluchtelingen, 45 procent komt in het kader van huwelijksmigratie, nog andere komen hier werken of studeren, ook uit de EU+-landen.
Om dat goed te doen moet het agentschap zich aanpassen. En nogmaals, ik heb een ongelofelijke bewondering voor de mensen die in dat agentschap werken, dat zijn mensen die in de frontlijn van een van de moeilijkste uitdagingen van onze samenleving staan. Velen onder ons praten veel over inburgering, Nederlands leren en waarden delen, zij werken er elke dag aan in vaak moeilijke omstandigheden maar op een gedreven en geëngageerde manier.
Maar we moeten beter, we moeten performanter, ambitieuzer en scherper zijn en daarom heb ik een visitatiecommissie geïnstalleerd bestaande uit een aantal professoren die de verschillende deeldomeinen goed kennen. Tegen eind deze maand moeten ze mij een rapport bezorgen, een foto van vandaag, want je kunt niet bouwen als je niet weet wat de fundamenten zijn. Daar zitten ongelofelijk veel goede elementen in maar ook zaken, we moeten daar niet flauw over doen, die beter kunnen.
Ze moeten vooral een traject naar de toekomst aanreiken, een transitieplan over hoe we van nu naar het ambitieniveau van morgen kunnen gaan. In alle eerlijkheid, daarbij interesseert het verleden mij eigenlijk heel matig of bijna niet. Ik kijk naar de toekomst. Ik heb verschillende interveniënten voorstellen horen doen, interessante voorstellen. Ik heb verschillende interveniënten horen vertellen wat er vandaag al goed werkt. Spijtig genoeg heb ik sommige collega's ook zwartepieten horen uitdelen. Daar heeft geen enkele nieuwe Vlaming een boodschap aan. Daarmee geraken we geen millimeter verder.
Het interesseert me niet om een proces te maken van het verleden, maar wel een project te maken voor de toekomst. En we kunnen beter. We moeten een kwantumsprong maken, niet alleen omdat we verbetering kunnen boeken, maar omdat we heel ambitieus zijn. In ons Vlaams regeerakkoord hebben we geschreven dat we kijken naar de Hanzelanden. Mijn ambitie ligt veel hoger. Ik wil dat binnen vijf jaar de Hanzelanden hier komen kijken hoe wij inburgeren en integreren. Dat is een ambitieus Vlaanderen. (Applaus bij Open Vld en CD&V)
Dat het beter kan, dat is een feit, dat is trouwens altijd zo. ‘Plus est toujours en nous’. Altijd kunnen dingen beter. Mijn voorganger heeft daar trouwens heel hard aan gewerkt. Dat wil ik ook heel duidelijk zeggen. Er was onverwacht een asielcrisis, maar ze heeft de middelen en de mensen gevonden om dat op te vangen. Bovendien heeft zij de eerste belangrijke stappen gezet naar digitalisering, waarop ik als opvolger nu kan voortbouwen en dat ik in een hogere versnelling kan brengen. Dat is de taak van de volgende minister.
Zij was ook niet blind voor de problemen en moeilijkheden. Ze heeft zelf een studie besteld bij IDEA Consult om te kijken waar de problemen en de moeilijkheden zitten. Ook daar moeten we ernstig in zijn. Die moeilijkheden zijn er. Ik heb gepraat met heel veel spelers op het terrein, met de voorzitter, met de leden van de raad van bestuur, met de waarnemend directeur. Er is het Rekenhof, er is IDEA Consult, er zijn de personeelsleden, er zijn de antwoorden op vragen. Ik vind dat een minister en een parlement en een samenleving, als ze worden geconfronteerd met moeilijkheden, niet mogen wegkijken. Dat is niet mijn stijl. We moeten het hoofd niet in het zand steken, maar de uitdagingen in de ogen kijken en aanpakken.
Als ik zeg dat er winst te boeken valt, dan is dat ook zo. Er is daar een heel groot verloop van leidinggevende functies. Zes directeurs weg, vier provinciale managers. Op het moment dat er tijdelijke invulling moest worden gegeven aan posities zijn er contracten van onbepaalde duur aangereikt. Er is het probleem dat er op een zeker moment een plan was om maatschappelijke oriëntatie op peil te brengen voor het jaar 2019, maar de eerste aanwervingen zijn gebeurd in november 2019.
Er is de vaststelling dat men soms niet heeft aangeworven op basis van behoeften, maar op basis van beschikbare middelen. Als ik vraag aan de voorzitter van de raad van bestuur hoeveel een inburgeringstraject nu effectief kost, dan moet die zeer gedreven voorzitter van de raad van bestuur zeggen: dat is een probleem dat we hebben, we hebben geen goed cijfermateriaal.
Er zijn wachtlijsten voor maatschappelijke oriëntatie. Als je daar in de diepte naar vraagt, is het onduidelijk hoe, wat en hoeveel. Als men tegen mij soms zegt dat bepaalde talen van mensen hier moeilijk te vinden zijn, en het blijkt over Spaans, Arabisch en Turks te gaan – zelfs de heer Van Rooy zal akkoord gaan dat die mensen in onze samenleving niet zo moeilijk te vinden zijn –, dan is er een probleem.
Er is onduidelijkheid over de doorlooptijd van zo'n cursus. Als ik dan vraag hoe we dat gaan opvangen, dan krijg ik een plan dat we die achterstand binnen twee jaar zullen hebben ingelopen. Dat mogen we niet aanvaarden. Als ik vraag om het model van Denemarken, dat ons interesseert, eens concreet uit te leggen, dan krijg ik te weinig feedback of niet genoeg gestructureerd.
Er kunnen heel wat dingen beter. Nogmaals, dat is geen verwijt aan het personeel, dat is zelfs geen verwijt aan de raad van bestuur, het is geen verwijt aan welke politieke partij ook. Het is een foto van de actualiteit ten aanzien van een enorme uitdaging waar we voor staan. Wat we nodig hebben, is focus, visie en de wil om vooruit te gaan, zonder heilige huisjes en zonder angst voor verandering.
Ik heb gesproken tijdens de nieuwjaarsreceptie van het agentschap. Daar waren honderden ambtenaren, excuseer, personeelsleden van het agentschap. Ik heb het engagement gevoeld, maar ik heb een boodschap gegeven. We kunnen ons geen angst voor verandering permitteren. Het ongemak van het status quo is groter dan de angst voor verandering. Dat is het omgekeerde van wat een sociaaldemocraat in Nederland ooit heeft gezegd. De angst voor verandering mag niet groter zijn dan het ongemak van het status quo.
Hoe zullen we dat doen? We hebben een sterk Vlaams regeerakkoord en ik wil zes trajecten verduidelijken.
Eerst en vooral wil ik, in navolging van wat mijn voorgangster is gestart, om verschillende redenen resoluut op digitalisering inzetten. We geven cursussen maatschappelijke oriëntatie. In die cursussen zijn velden en doelstellingen bepaald, maar er zijn geen volledig uitgewerkte cursussen die in meer dan honderd talen worden gegeven. We moeten die mensen soms zoeken en opleiden. Dat zijn mensen van goede wil, maar we moeten in honderd verschillende talen uitleggen wat de gelijkheid van man en vrouw in onze samenleving betekent en hoe we openstaan ten aanzien van genderdiversiteit of, bijvoorbeeld, seksuele diversiteit.
Ik wil dat die cursussen worden gedigitaliseerd en op een correcte manier worden vertaald, voor mijn part in meer dan honderd talen. We moeten zeker zijn dat de boodschap met de moderne technologie helder en duidelijk wordt gemaakt. Moeten we die mensen nog klassikaal opvangen in meer dan zeventig verschillend gebouwen in Vlaanderen? Is dat het Vlaanderen van de 21e eeuw? Kunnen we dat niet performanter maken, zodat die mensen niet alle lessen allemaal samen moeten volgen, maar sommige lessen ook thuis kunnen volgen op het moment waarop dat voor hen past en gemakkelijk is? Dat zal niet voor iedereen kunnen, maar wel voor een heel grote groep. We mogen niet vergeten dat het een zeer divers publiek is. Het gaat om 5 procent analfabeten en 20 procent traaglerenden, maar dus ook om 75 procent andere mensen die in onze samenleving komen en waarmee we veel performanter kunnen werken.
We moeten integratie en werk veel meer laten samenvallen. In het agentschap in Antwerpen zijn er goede projecten en in Nederland staan ze een stuk verder. Mensen moeten onmiddellijk op de arbeidsmarkt aan de slag kunnen en tegelijkertijd Nederlands kunnen leren. We hebben daar belang bij. Het Nederlands zal sneller worden verworven en ze zullen sneller tot onze samenleving kunnen bijdragen.
In De Standaard van 3 februari stond een heel mooi artikel, een getuigenis van iemand die in een kaasfabriek is beginnen te werken en daardoor zijn lessen Nederlands niet langer kan volgen. Dat moet met digitale middelen beter kunnen. Mijn schoonvader van 93 jaar en mijn moeder van 82 jaar leren nu Engels met Duolingo. Waarom zouden die nieuwkomers dat niet kunnen? Dat is een paternalistische houding, alsof die nieuwkomers een bende kleuters zijn die niet in staat zijn tot onafhankelijk denken of handelen. Ik heb veel meer respect voor die nieuwkomers. Ik denk dat we die mensen op een heel andere manier kunnen bejegenen en benaderen.
Het tweede spoor houdt in dat we die mensen binnen twee maanden bij VDAB moeten krijgen. Als we dat willen, zullen we werken veel centraler moeten plaatsen als een hefboom naar netwerken, naar begrip van onze samenleving en naar de verwerving van het Nederlands. We moeten dat goed laten samenlopen met de cursussen maatschappelijke oriëntatie en Nederlands.
Het derde spoor betreft de buddytrajecten. Ik heb onlangs de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) in Parijs bezocht. Ik heb daar gesproken met ministers uit Duitsland, Zweden, Denemarken en Finland. Ik heb me overal laten uitnodigen en ik ben overal welkom. Dat is al een geruststelling. Sommigen willen ook naar hier komen. Ik heb over dat buddyproject verteld en ze zijn gefascineerd. Ze geloven dat daar ongelooflijk veel winst in zit. We praten met veel burgemeesters en we moeten dat samen met de gemeenten uitrollen.
Waarom is dat project zo belangrijk? Professor Phalet van de KU Leuven heeft dit onderzocht, en heeft berekend dat de aanwezigheid van één persoon van buiten de etnisch-culturele kring in de persoonlijke relaties de kansen op de arbeidsmarkt en de woningmarkt verdubbelt.
We willen hier allemaal één Vlaamse gemeenschap. Sommigen zullen de nadruk wat meer op de diversiteit en anderen wat meer op het Vlaams aspect leggen, maar we willen één gemeenschap zijn. Dat doen we alleen door samen te leven en door mensen netwerken te geven. Op die manier zullen we ook veel sneller waarden doorgeven aan een vrouw uit een cultuur waar de man-vrouwrelatie niet dezelfde is of aan een bruid uit een derde land.
Als we die een buddyproject kunnen geven, bijvoorbeeld met een koppel, een man en een vrouw van hier, veertig uren samen optrekken, samen Nederlands spreken, uitleggen hoe onze samenleving werkt, ben ik ervan overtuigd dat dat veel efficiënter is om mensen uit het isolement te krijgen, om mensen te emanciperen, en om mensen helderduidelijk te maken wat het in onze samenleving betekent, die gelijkheid van man en vrouw, een huwelijksrelatie waar man en vrouw gelijken zijn en de een niet naar de ander moet luisteren en gehoorzamen. Daar zit veel meer potentieel in en het zal ook verrijkend zijn voor de buddy van Vlaamse roots, want hij zal op een andere manier die diversiteit leren kennen en begrijpen, die diversiteit die een realiteit is in zijn leven, want 37 procent van de kinderen in Vlaanderen hebben een migratieachtergrond.
Dat moeten we uitrollen, en daarvoor hebben we een performant agentschap nodig. We willen af van de vrijblijvendheid. We willen examens, die georganiseerd moeten worden op een correcte en eerlijke manier, mensen moeten de kans krijgen om die opleiding te volgen, we gaan mensen vragen om een bijdrage te betalen, dat moet goed georganiseerd zijn, helder, duidelijk.
Nog een belangrijk onderdeel: als mensen hun Nederlandse taal verworven hebben en op het niveau A2 geraakt zijn, wat een basiskennis is van het Nederlands, een zeer elementair Nederlands, en als die mensen al twee jaar niet gedurende een half jaar gewerkt hebben of een opleiding gevolgd, vragen we van hen dat dat niveau hoger komt, niet om hen te pesten, neen, maar om hen te emanciperen. De kans is immers inderdaad groot dat het mensen zijn die geïsoleerd in onze maatschappij staan en eigenlijk de gevangene zijn van hun onmogelijkheid om Nederlands te spreken. Dat vraagt een andere organisatie.
Mijn volgende punt: 35 procent van de mensen bij het agentschap werkt in de backoffice, in de ondersteunende diensten. 35 procent! Ik wil graag een goede personeelsdienst, een goede ICT-dienst, maar ik wil niet dat daar 35 procent van de mensen zit. Ik wil dat terugbrengen naar een normaal niveau van 15 à 20 procent, zodat er capaciteit vrijkomt.
Ik wil een shift maken naar de tweede opdracht van het agentschap. Het agentschap is immers niet alleen verantwoordelijk voor het inburgeren, het is ook uitdrukkelijk verantwoordelijk voor de organisatie van de samenleving. Het moet lokale besturen bijstaan in integratie- en samenlevingsprojecten, een ander belangrijk onderdeel van ons akkoord. Vandaag werken daar 71 mensen op, dat is veel te weinig, en dat is in alle eerlijkheid ook niet goed georganiseerd, ik kan u dat getuigen als burgemeester. De personeelsleden zijn gemotiveerde mensen, geëngageerd, ze komen langs op het stadhuis, ze willen een gesprek met de burgemeester en hebben een aantal ideeën over hoe we projecten zouden kunnen organiseren. Als ik vraag of dat robuuste projecten zijn, blijft men het antwoord schuldig. ‘Hoeveel mensen bereikt u daar mee?’ ‘Het ene project 15, het andere project 20, misschien 25’ ‘Worden de effecten nadien berekend?’ ‘Dat kunnen we moeilijk.’ ‘Wordt dat overal uitgerold?’ ‘Neen.’
Daar geraken we niet verder mee. In onze steden staan onze integratiediensten, onze samenlevingsdiensten verder dan die mensen, omdat die mensen niet genoeg ondersteuning hebben. Wat we nodig hebben, zijn robuuste programma’s die een verschil maken in Vlaanderen, programma’s zoals ‘School in zicht’, waarbij men op basis van vrijwilligheid mensen in eenzelfde buurt aanmoedigt en uitnodigt om naar een school te gaan van de buurt, een school die kwaliteitswinsten kan maken.
In verschillende steden in Vlaanderen – ongeacht welke kleur daar burgemeester is – zien we dat het projecten zijn die een verschil kunnen maken. Het gaat over Sint-Niklaas, het heeft in Antwerpen al gewerkt, men doet het in Gent, men doet het in mijn stad, men doet het in Lokeren. Als men in Leuven in de lerarenopleiding een systeem inschrijft waarbij iemand in de lerarenopleiding aangemoedigd wordt om één persoon die in kansarmoede leeft, allochtoon of autochtoon, dat interesseert ons niet, in zijn huistaakbegeleiding bij te staan, is dat goed voor die toekomstige leerkracht, want die ziet misschien een milieu dat hij niet kent, maar is dat vooral kansen geven aan jongeren in onze samenleving. Het zijn zulke robuuste programma’s die het agentschap moet uitbouwen. Daar hebben we meer mensen voor nodig, dus we moeten die verschuiving doen, van dat klassikaal lesgeven naar samenleven.
En ten slotte moeten we meer meten, meer effecten meten, meer verantwoording kunnen afleggen. We leven in een samenleving waarin het maatschappelijke debat hierover zeer emotioneel gevoerd wordt. Men vraagt terecht: welk effect heeft het? Welke evolutie is er? Wij moeten meer cijfermatige, meer rationele elementen in het debat krijgen, om het debat zuiverder te kunnen voeren. Er is dus kennisopbouw nodig. We moeten weten wat er in het buitenland gebeurt. We moeten, bijvoorbeeld voor het redden van de Nederlandse taal, intensief samenwerken met onze universiteiten, want die Nederlandse taal is cruciaal. In hogescholen, expertisecentra en dergelijke ontdekt men nieuwe inzichten om mensen sneller een taal bij te brengen. We moeten dat daarin brengen.
Collega’s, ik ben ervan overtuigd dat Vlaanderen dat kan. Ik ben ervan overtuigd dat Vlaanderen daarin kan vooroplopen. Zal dat alle problemen oplossen? Absoluut niet. Maar het is wel een belangrijke hefboom voor vooruitgang. Er is iets dat ik liever doe dan alleen maar rekeningen vereffenen over het verleden of in het riedeltje blijven hangen van ‘we moeten de problemen benoemen’. We doen al twintig jaar niks anders dan de problemen benoemen. Als ik de sociale media bekijk, zie ik niks anders dan problemen die benoemd worden. Ik denk dat we moeten zoeken naar wegen voor het vinden van en werken aan oplossingen.
Ik zou daarvoor een oproep willen doen over de grenzen van meerderheid en oppositie heen in dit parlement. Daar wil ik mee eindigen. Ik zou jullie willen uitnodigen om mee na te denken over die oplossingen. Het probleem is te cruciaal, het is te brandend, te belangrijk om te vervallen in partijpolitieke spelletjes. Ik heb een aantal goede suggesties gehoord. Ik neem die mee. Ik sta ook in onze commissie open om daar hard aan te werken. Ik maak er een erezaak van dat er hier een verschil wordt gerealiseerd. Ik weet, als we daar samen aan werken, dat we Vlaanderen beter kunnen maken voor iedereen. Ik dank u. (Applaus bij de meerderheid)
Minister Somers, u hebt een lange en bevlogen speech gehouden, zoals u wel vaker doet. Ik heb u op een gegeven moment het zinsdeel horen uitspreken “respect voor nieuwkomers”. U bent geëindigd met te verwijzen naar dit parlement en naar goede suggesties. Wel, ik zou u een suggestie willen doen, minister Somers: breng ook eens respect op voor de autochtone Vlaming in plaats van voor die nieuwkomers, want dat hoor ik u nooit zeggen.
Ik zou willen wijzen op twee citaten van u waarvan ik graag zou hebben – en ik denk heel wat N-VA’ers en zeker kiezers van mijn partij – dat u die intrekt. U moet die intrekken als u het meent dat u niet alleen respect hebt voor nieuwkomers maar ook voor de autochtone Vlaming. U hebt namelijk gezegd dat wij Vlamingen: ‘moeten integreren in deze diverse samenleving’. Dat getuigt niet van respect voor de autochtone Vlaming. Sterker nog, dat bewijst eigenlijk dat u het ook niet meent met uw integratiebeleid. Want wie moet er hier integreren in welke samenleving? Wij, autochtone Vlamingen, moeten niet integreren. Nieuwkomers moeten integreren. Dus dan moet u dat citaat intrekken.
Het tweede citaat dat u zou moeten intrekken, is misschien nog wel erger: “Wie zich niet aanpast aan de multiculturele realiteit, is even conservatief als Islamitische Staat”. Dat hebt u gezegd. Staat u daar nog altijd achter, minister Somers, want u beseft dat u met dat citaat niet alleen onze partij maar ook de N-VA en de N-VA-kiezers en talloze Vlamingen schoffeert? Bovendien geldt ook daar: als u het meent met integreren, dan betekent dat de facto dat u niet zegt dat men zich moet aanpassen aan de multiculturele realiteit, want die multiculturele realiteit is een ramp en is een realiteit die op de schop moet. Wij moeten gaan naar een monoculturele, Vlaamse realiteit. Dat moet uw inburgeringsbeleid zijn. (Applaus bij het Vlaams belang)
Ik ga niet in op de retoriek, omdat de retoriek ons niet veel verder helpt. U vraagt mij naar de superdiverse samenleving. Is dat een succes? Neen, dat is geen succes. Is dat een mislukking? Neen, dat is geen mislukking. Dat is gewoon een realiteit. En met die realiteit moeten we werken. Sommigen proberen de samenleving wijs te maken dat we weg kunnen gaan van die realiteit. Die realiteit is er en we moeten daar een succes van maken.
Ik heb twee dimensies in mijn opdracht ter zake. De eerste dimensie is dat ik ervoor moet zorgen dat nieuwe mensen die hier binnenkomen, zo snel mogelijk alle hefbomen hebben om een goede Vlaamse burger te kunnen zijn. Dat betekent: onze taal kennen, een goed inzicht krijgen in onze maatschappij en zo snel mogelijk een plaats krijgen op de arbeidsmarkt. De tweede opdracht die ik heb, is nog veel complexer. In onze samenleving zijn heel veel mensen geboren en opgegroeid met migratieroots. Mijnheer Van Rooy, of u dat nu graag hoort of niet, die zijn evenveel Vlaming als u en ik. Die zijn deel van onze samenleving! (Applaus bij Open Vld)
We moeten ervoor zorgen dat we één gemeenschap worden, door niet in getto’s naast elkaar te leven, maar samen burgers van Vlaanderen te zijn. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Minister Somers, ik hoor het u graag zeggen, dat mensen van de tweede en de derde generatie evenveel Vlaming zijn als wij. Wilt u dat eens uitleggen aan bijvoorbeeld een kleuterjuffrouw wier gezag kleine jongetjes weigeren te aanvaarden omdat ze een vrouw is, aan die mensen die een vrouwelijke dokter de hand weigeren te schudden? Links staat op de achterste poten als collega Janssens een grapje maakt. Ik ben ook historica. Jullie zien het echte probleem niet. Het is echt niet extreemrechts dat vrouwonvriendelijk is. Het is niet extreemrechts dat onze vrouwenrechten ondergraaft. (Opmerkingen)
Wij gaan naar een tijd waarin mijn dochters minder rechten zullen hebben dan ik heb gehad omdat men jarenlang de immigratiekraan heeft laten openstaan en heeft geweigerd die mensen fatsoenlijk in te burgeren. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Ik vind het heel straf dat u hier nu uitspraken komt doen over respect voor vrouwen na de uitspraken van uw fractieleider van zo-even.
Ik wil gewoon in algemene termen zeggen dat het mijn overtuiging is dat, hoe diverser een samenleving is, hoe belangrijker het is dat je de spelregels en de grondwaarden van die samenleving moet bewaken en verdedigen. Het is altijd mijn overtuiging geweest, ook toen ik lokale verantwoordelijkheid had, dat regels niet vrijblijvend zijn, want die garanderen de vrijheid van iedereen. Het is evident en ik denk dat niemand in deze zaal ontkent dat er mensen zijn die zich niet aan die spelregels houden. U hebt daar een voorbeeld van gegeven. Ik heb gisteren de eer gehad om in de commissie ook de heer Van Langenhove te mogen citeren. Hij zei dat de rol van de vrouwen zich moest beperken tot braaf zijn, er goed uitzien en ervoor zorgen dat ze een goede moeder zijn. Einde citaat. (Applaus bij de meerderheid)
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
Wenst iemand tot besluit van dit actualiteitsdebat een motie of een motie van wantrouwen in te dienen?
– Het Vlaams Belang kondigt aan een motie te zullen indienen.
De motie moet uiterlijk om 16.15 uur zijn ingediend.
Het parlement zal zich daarover straks uitspreken.
Het debat is gesloten.