Report plenary meeting
Report
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Bon, ik had hier vandaag liever niet gestaan met een vraag over een thema waar ik het de vorige keer ook al over had – het feit dat de poetsvrouwen hun 1,1 procent loonsverhoging nog altijd niet gekregen hebben –, maar de poetsvrouwen hadden vandaag waarschijnlijk liever niet gestaakt voor die 1,1 procent loonsverhoging, die nog steeds niet is toegekend. Dat betekent dat het toch wel een belangrijk probleem is. Poetsvrouwen gaan niet voor niets staken. Het zijn vrouwen die hard werken, zeer weinig verdienen en recht hebben op die verhoging. Er is al verschillende keren over gesproken in de commissies en het is al een aantal keer behandeld in de plenaire vergadering van dit parlement. Dan wordt vaak gezegd dat het een belangrijk probleem is en dat poetsvrouwen een loonsverhoging zouden moeten kunnen krijgen, maar dat er nu eenmaal een probleem is met de rentabiliteit van de sector. (Opmerkingen bij het Vlaams Belang)
Collega’s, collega Vandecasteele heeft het woord.
Maar dan lees ik dat een poetsbedrijf, een groot poetsbedrijf, twee van zijn aandeelhouders een dividend uitkeert van 6,8 miljoen euro. Met dat bedrag zou het bedrijf zijn achtduizend poetsvrouwen maar liefst vijf keer de loonsverhoging kunnen toekennen waar die poetsvrouwen eigenlijk recht op hebben en die het eigenlijk zou moeten doorvoeren conform de gesloten akkoorden.
Minister, u zei de vorige keer dat het sociaal overleg bezig is en dat u dat moet afwachten.
Mevrouw de minister, excuseer.
Zeg maar ‘Hilde’.
Hilde, … (Gelach)
Dat lijkt me toch wel normaal, dat u zo’n groot bedrijf, dat ook bij Federgon op de rem staat om de loonsverhoging door te voeren, op het matje roept en zegt: ‘U werkt mee in het systeem, u kunt die dividenden uitkeren door het belastinggeld dat u ontvangt. Gelieve dan ook mee te werken aan de loonsverhoging voor de poetsvrouwen, die er vandaag toch echt moet komen.’ De poetsvrouwen kunnen geen dag langer wachten op die loonsverhoging.
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega.
Collega’s, het is spijtig genoeg de derde keer dat we hier in dit parlement over deze problematiek spreken. Dat toont het grote belang ervan aan. Daar ben ik het absoluut mee eens. Collega Vandecasteele, het toont ook aan dat wat ik aangekondigd heb, namelijk dat mijn administratie een rendabiliteitsdoorlichting aan het doen is van de ondernemingen, echt noodzakelijk is.
Ik heb het voorbeeld dat u aanhaalt, ook gelezen. Wij zijn dat aan het bekijken. Het bedrijf verdedigt zich nu en zegt: dat geld wordt in andere zaken gestoken. We zijn dat effectief aan het onderzoeken. Maar dit doet natuurlijk het hele dossier geen goed, omdat je zo de indruk krijgt dat er blijkbaar bedrijven zijn met een grote rendabiliteit en bedrijven met verlies. Het is dus van belang dat we dat in kaart brengen. Ik hoop daar op relatief korte termijn een goed beeld van te hebben en dan met de sector aan tafel te kunnen gaan zitten om te bekijken op welke manier we kunnen zorgen dat daar wat gelijkheid in komt.
Wat het basisprobleem betreft, die loonsverhoging met 1,1 procent, moet ik blijven bij mijn antwoord van de vorige keer: alle sectoren kunnen de lonen met 1,1 procent laten stijgen. Dat moet onderhandeld worden binnen de sector, tussen werkgevers en werknemers. Ik ga ervan uit dat men dit nu ook binnen de sector verder zal doen.
Als u me vraagt naar mijn persoonlijke mening, ik heb ze al gegeven: ik vind uiteraard dat, als alle ambtenaren en alle sectoren die 1,1 procent loonsstijging krijgen, dat ook in de dienstenchequesector moet gebeuren. Uit de voorbeelden die ik zie, leid ik af dat er toch op bepaalde plaatsen geen rendabiliteitsproblemen zijn. Dus ik sta zeker aan de kant van de poetsvrouwen voor die 1,1 procent loonsverhoging. Ik heb aangekondigd dat we initiatieven nemen in Vlaanderen om de werkbaarheid te verhogen. Ik heb u en andere collega’s daar ook deelachtig van gemaakt. Na de resultaten van het rendabiliteitsonderzoek zullen we zeker bekijken of we al dan niet op een of andere wijze extra moeten investeren in de sector. Maar het voorbeeld dat u aanhaalt, toont aan dat het echt van belang is dat we de moeite doen om te kijken hoe het hier gesteld is en wat bijvoorbeeld de verschillen zijn tussen de publieke en de private sector. Dat werk gebeurt nu dus. We laten dat niet liggen. We doen daar echt snel aan voort. Zodra ik daar meer nieuws over heb, zal ik uiteraard u en het hele parlement daarover informeren.
Waar ik moeite mee heb: er zijn problemen in die sector en problemen bij bepaalde bedrijven qua rendabiliteit. Maar dat probleem bestaat al langer en werd door de vorige regering ook niet aangepakt. Men wacht al jaren met het aanpakken van dat probleem, met dat in kaart te brengen. Maar die poetsvrouwen kunnen ondertussen jammer genoeg geen brood extra kopen met uw sympathie. De bedrijven maken winst en geven geen loonsverhoging. Dat gaat om winst en het uitbetalen van aandeelhouders met ons belastinggeld. Ik denk dus echt wel dat u hen op het matje kunt roepen en hun kunt zeggen: ‘Kijk, als jullie verder willen werken in dit systeem van dienstencheques met Vlaams belastinggeld, dan zullen jullie bepaalde dingen moeten doen, bijvoorbeeld een loonsverhoging toepassen voor de huishoudhulpen.’ En dan kunt u verder onderzoek doen naar werkbaar werk en naar rendabiliteit, maar die loonsverhoging, daar kunnen de poetsvrouwen geen dag langer op wachten.
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, collega’s, ik vind het pijnlijk om vanmorgen alweer getuigenissen te moeten lezen van mensen uit de poetssector die aangeven waarom ze staken: mensen die voor een heel laag loon heel ondankbaar werk moeten doen, werk waar we allemaal op rekenen. Die mensen komen soms in heel onrespectvolle situaties terecht. Ze begrijpen niet waarom ze die simpele 1,1 procent loonsverhoging niet krijgen. Ik moet eerlijk toegeven: ik begrijp dat ook niet, minister.
Ik hoop echt dat die doorlichting van de rendabiliteit er zo snel mogelijk op zit, want ik deel de mening van de collega van de PVDA: de mensen op de werkvloer hebben daar geen boodschap aan op dit moment. Ze blijven op straat komen, hun werk wordt er niet lichter op, hun loon gaat er niet op vooruit. Wij hebben als politici de verantwoordelijkheid om die knoop door te hakken. Er zijn drie opties: ofwel legt de overheid meer geld bij, ofwel de sector zelf, ofwel zullen de gebruikers meer moeten betalen. Maar er moet een keuze gemaakt worden, want we zijn het er allemaal over eens dat de poetshulpen meer verdienen dan wat ze vandaag de dag krijgen. (Applaus bij Groen)
De heer Vanryckeghem heeft het woord.
Wij roepen iedereen op om het sociaal overleg te respecteren, zeker degenen die het sociaal overleg in dit land belangrijk vinden. Er is een interprofessioneel akkoord (IPA) tussen de federale sociale partners dat stelt dat in alle sectoren de mogelijkheid bestaat om 1,1 procent loonsverhoging te geven. De dienstenchequesector moet dat echter zelf overleggen tussen werkgevers en werknemers. Zo werkt nu eenmaal het model van sociaal overleg.
Kort voor Kerstmis is dit al aan bod gekomen in de plenaire zitting bij de actuele vragen van collega's Gennez en Ronse. Sindsdien is er door de feestdagen waarschijnlijk nog niet veel tijd geweest om een doorbraak te forceren. Er werd een sociaal bemiddelaar aangesteld om het overleg vlot te trekken.
Collega Vandecasteele, ik neem aan dat ook uw partij ons sociaal overlegmodel genegen is op de manier waarop CD&V dat sociaal overlegmodel absoluut respecteert. We moeten opletten dat de politiek zich niet gedraagt als een olifant in een porseleinwinkel.
Het sociaal overleg verloopt inderdaad niet zo gemakkelijk. Werknemers in de dienstenchequesector vragen net zoals in andere sectoren boter bij de vis en dat is absoluut geen onredelijk standpunt. De werkgevers in de sector oordelen dan weer dat de rentabiliteit van de dienstenchequebedrijven precair is. De minister heeft al voor Kerstmis gezegd dat ze die rentabiliteitskwestie in kaart zal brengen.
Ten slotte, los van de kwestie van loonsverhoging, vragen we aan de Vlaamse Regering om de sectoren te ondersteunen inzake werkbaarheid van het beroep door middel van de ESF-oproep (Europees Sociaal Fonds) rond werkbaar werk, want poetshulp is inderdaad een lastig beroep.
De heer Ronse heeft het woord.
Misschien eerst een oproep. Dit is een heel gevoelig debat, laat ons dat dan ook voeren op basis van feitelijkheden en geen zaken vertellen die niet kloppen. Het bedrijf waar mevrouw Vandecasteele van de communisten naar verwees, heeft geen dividend uitgekeerd, maar een kapitaalvermindering uitgevoerd. Dat is iets helemaal anders. Zeker in zo'n gevoelige discussie is het belangrijk om op basis van juiste informatie met elkaar te spreken in dit halfrond, en geen fake news te verspreiden.
Wat onze fractie betreft, verdienen poetshulpen loon naar werken. Ook wij zijn de 1,1 procent loonsverhoging meer dan genegen. Meer nog, we hebben een Vlaams regeerakkoord opgesteld waarin we ook een jobbonus voorzien. Niet alleen voor de poetshulpen die aan minimumlonen werken, maar voor iedereen die aan een minimumloon werkt is er een loonsverhoging gepland van 50 euro netto per maand. Dat is 600 euro per jaar die via de jobbonus wordt uitgewerkt.
Minister, wij roepen u verder op om het sociaal overleg te respecteren en de rentabiliteit ten gronde door te lichten zoals in het regeerakkoord staat. Alle begrip en alle respect voor de poetshulpen die loon naar werken verdienen. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Gennez heeft het woord.
De poetshulpen verdienen onze steun. Ze hebben recht op die loonsverhoging. Vanop deze tribune wil ik een oproep lanceren aan Federgon. Stop die discussies, geef dat minimum minimorum van 12 eurocent per uur aan alle poetshulpen in de dienstenchequesector.
De Vlaamse Regering kan ook haar verantwoordelijkheid nemen. We besparen 70 miljoen euro door de fiscale aftrekbaarheid te verhogen. Die 70 miljoen euro moet dringend worden geherinvesteerd in de sector om de rentabiliteit te versterken, vooral van de organisaties in de non-profit, en om werkbaar werk en een eerlijk loon voor al die tienduizenden poetshulpen in Vlaanderen eindelijk te realiseren. (Applaus bij sp.a)
De heer Ongena heeft het woord.
We hebben het al regelmatig gehad over deze problematiek, ook in de commissie. Na de debatten is er een grote consensus dat de vele poetsvrouwen en -mannen zeker onze beloning verdienen. Er is ook een consensus dat hun vraag voor de 1,1 procent een zeer redelijke vraag is. We willen allemaal dat daar iets van in huis komt.
Mevrouw Vandecasteele, elk verhaal heeft natuurlijk twee kanten. We mogen ook niet doof en blind zijn voor de vele waarschuwingen die vanuit de sector, vanuit vele grote en kleine bedrijven, komen dat als we dat blindelings doorvoeren zij wel in de problemen zouden kunnen komen. De 1 miljoen gezinnen en oudere mensen die rekenen op de hulp van de poetshulpen gaan we ook geen dienst bewijzen als veel van die bedrijven morgen hun boeken moeten sluiten. Daar moeten we ook waakzaam voor zijn.
Collega Ongena, ik wil bevestigen dat het inderdaad over poetsmannen en -vrouwen gaat. Bij ons op het kabinet is er al vele jaren een poetsman en die doet dat fantastisch. Bij deze, alle mannen die beledigd zijn omdat ze niet werden vermeld, het gaat natuurlijk over beiden.
Collega Gennez, we hebben het er al vaker over gehad. U zegt dat we de besparing moeten herinvesteren. Maar u weet dat de inkomsten daarvan maar bij ons binnenkomen eind 2021, begin 2022 omdat pas vanaf 1 januari de aftrek vermindert en dat gaat verrekend worden in de belastingbrief. Ik kan niet zomaar zeggen: investeer dat nu.
Ik zou collega Vanryckeghem willen bijtreden dat we het sociaal overleg moeten respecteren. Dat is natuurlijk de moeilijke positie waarin ik me bevind. De federale overheid heeft het mogelijk gemaakt in het kader van de loonwet om 1,1 procent opslag te geven. Dat moest sectoraal worden onderhandeld. Die onderhandelingen gebeuren. Dat men dan kijkt naar de overheid en zegt: u moet dit en u moet dat doen, dat vind ik niet helemaal correct. Dat neemt niet weg dat ik wel oog en oor heb voor de problemen in de sector, daarom doen we dat rentabiliteitsonderzoek.
Collega Ronse, we moeten de dingen bij naam noemen, maar ik hoor ook van bedrijven die een auto kunnen meegeven aan het personeel. Dat schept wel wat wrevel. De sector zegt dat ze het niet meer aankunnen, dat ze niet rendabel zijn, en op bepaalde plaatsen kan het wel. Heeft dat met de schaalgrootte te maken? Met de manier van werken? Dat brengen we nu in kaart. We bekijken waar het rentabiliteitsprobleem zit. Eigenlijk staat dat los van de gerechtvaardigde vraag naar 1,1 procent. Daar bestaat een kamerbrede consensus over. Het is belangrijk dat de poetshulpen gewaardeerd worden, net zoals alle andere sectoren in Vlaanderen die in de voorbije periode die 1,1 procent gekregen hebben. Op dat vlak spreken we hier allemaal uit één mond.
Ik volg de problematiek zeker verder op. Zodra de resultaten bekend zijn van het rentabiliteitsonderzoek, zal ik dat met jullie delen, en ga ik ook met de sector rond de tafel zitten.
Ik blijf me zorgen maken over de timing. Die vrouwen en mannen – voornamelijk vrouwen, de SERV heeft dat onderzocht – vragen al zes maanden een loonsverhoging van ocharm 1,1 procent. De Vlaamse overheid organiseert een systeem waar heel veel subsidiegeld mee gemoeid is, dan is het niet abnormaal, en zelfs logisch, dat u als minister zou zeggen dat u daar voorwaarden gaat opleggen. U kunt het systeem goed vinden – om onder andere het zwartwerk tegen te gaan – maar wel een deftig loon betalen aan de poetshulpen.
Het is goed dat u onderzoek doet naar werkbaar werk, naar rentabiliteit, maar we kunnen echt niet wachten op die 1,1 procent loonsverhoging, en daar hebt u juist een verantwoordelijkheid als minister om dat wel te eisen van die bedrijven die enkel en alleen kunnen functioneren via het Vlaams belastinggeld.
De actuele vraag is afgehandeld.