Report plenary meeting
Report
De heer Ronse heeft het woord.
We zijn 2020 gestart met een bijzonder boeiend inzicht met dank aan de UGent. Ze deden een heel interessant onderzoek naar de achterliggende redenen voor de iets lagere aanwervingskansen voor 50-plussers. Ze hebben er een viertal gevonden. Ze hebben onderzoek gedaan bij verschillende selectieverantwoordelijken.
Men is tot de vaststelling gekomen dat 50-plussers in een selectie geconfronteerd worden met een aantal vooroordelen: een, dat ze minder makkelijk opleidbaar zijn; twee, dat ze fysiek iets minder makkelijk mee kunnen; drie, dat ze minder thuis zijn in alles wat met technologie te maken heeft; en vier, het meest pertinente vooroordeel, dat men dacht jongere collega’s minder graag met hen zouden samenwerken. Of die vooroordelen ook kloppen in de realiteit of niet kunnen we hier, en dat kan de UGent ook niet, bevestigen. Men heeft gepeild louter naar de vooroordelen.
Onze kennis van die vooroordelen is wel bijzonder nuttig. Die vooroordelen kennen, laat ons toe om 50-plussers meer te coachen om in hun cv zaken anders en beter te accentueren zodat de vooroordelen overwonnen kunnen worden, want we zien dat de 50-plussers het beter en beter doen op onze arbeidsmarkt. VDAB heeft cijfers uitgebracht waaruit bleek dat bij 50-plussers van 50 tot 54 het aantal niet-werkende werkzoekenden met 10,5 procent is afgenomen. Dat is vrij straf. Van 55 tot 59 jaar is het nog straffer, daar is het aantal niet-werkende werkzoekenden met bijna 16 procent afgenomen. Er zit dus zeker perspectief in.
Minister, een eerste vraag is: hoe gaat u aan de slag met die vrij heldere inzichten die ons door de UGent worden aangereikt?
Minister Crevits heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, eerst en vooral voor iedereen een gelukkig nieuwjaar.
Mijnheer Ronse, ik voel me natuurlijk zeer aangesproken door uw vraag als 50-plusser. Ik hoop oprecht voor alle 50-plussers in dit halfrond dat ze de komende jaren blijk kunnen geven van gezondheid en flexibiliteit en dat de jongeren graag met ons blijven werken. (Applaus)
Anders zou ik het triestig vinden.
Ik wil daar nog een positieve boodschap aan toevoegen, collega Ronse. De rector van de KU Leuven, Luc Sels, heeft een tweet gemaakt. Hij vroeg zich af waar de tijd was dat we 45-plussers al oud vonden. Wie had ooit gedacht dat we meer dan 50 procent 55-plussers aan het werk zouden hebben? Vroeger zei men dat dat gek was. Nu is dat ‘bon ton’ geworden. Eigenlijk is dat goed nieuws. De leeftijdsbarrière op de arbeidsmarkt is opgeschoven naar 60 jaar, en dat is een goede zaak. Maar dat neemt niet weg dat het onderzoek van de UGent zeer goede inzichten geeft en verrijkend kan zijn.
We hebben met VDAB contact opgenomen om te zien of ze hun contactstrategie daaraan kunnen aanpassen. Er zijn bijvoorbeeld uitzendbureaus in Vlaanderen die specifiek focussen op 50- en 55-plussers om te kijken waar de barrières zitten om aan werk te geraken. Hoe kan je opstarten? We gaan daar zeker mee aan de slag, maar deze inzichten mogen ook geen afbreuk doen aan het goede nieuws, namelijk dat de leeftijdsbarrière heel fel opgeschoven is.
U weet dat de Vlaamse Regering een moeilijke keuze gemaakt heeft om de doelgroepkorting op te schuiven naar 58 jaar. Als we nu de cijfers zien, lijkt het wel een goede keuze geweest te zijn. Alleen zullen de kortingen in de toekomst op maat moeten zijn en zullen we met die groep oudere werknemers absoluut rekening moeten houden. Als we willen dat mensen langer werken, dan moeten de vooroordelen weg, maar moeten ook de mogelijke echte hinderpalen verdwijnen. Als er bijvoorbeeld iets minder kennis is van technologie, moet je de kans geven om dat bij te spijkeren. Dat zijn zaken waarmee we met die inzichten zeker aan de slag zullen gaan.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Ik ben blij dat u met die inzichten aan de slag gaat. Dat zal de aanwervingskansen van 50-plussers alleen maar verbeteren. We stellen wel iets opvallends vast in de VDAB-cijfers: de werkloosheid daalt significant bij de 50- tot 54-jarigen en nog sterker bij de 55- tot 59-jarigen, maar we zien dat die bij 60-plussers ondanks die arbeidskrapte eigenlijk zeer fel is toegenomen, met meer dan 25 procent. Dat heeft volgens ons – niet geheel toevallig – misschien wel iets te maken met die aangepaste beschikbaarheid. Vanaf 60 jaar geniet men van die aangepaste beschikbaarheid, wat betekent dat men volledig wordt vrijgesteld van de zoektocht naar werk, dat men niet meer actief op zoek moet gaan naar werk. Zal ook over die zaken met het federale niveau worden gesproken? Trouwens, de VDAB-topman, en ook u, op een iets genuanceerdere manier, bij schriftelijke vragen, heeft aangegeven dat die aangepaste beschikbaarheid contraproductief is.
Zijn er collega’s die zich daarbij willen aansluiten?
De usual suspects, uiteraard.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Voorzitter, ik zal het als positief zien dat u mij als een usual suspect beschouwt in dezen. Het is immers inderdaad een bijzonder belangrijk debat: mensen langer aan de slag houden, mensen kansen geven om langer aan de slag te zijn. We zien dat werkgevers ter zake inderdaad een switch aan het maken zijn, dat ze ook 50-plussers kansen geven op de arbeidsmarkt, en hen ook langer aan de slag proberen te houden. Dat is een goede zaak, maar we hebben meer nodig dan wat we vandaag doen. De grens is aan het opschuiven van 45-plus naar 50-plus naar 55-plus, maar ook mensen die 55-plusser zijn, hebben nog een bepaalde achterstand als het gaat over het aanbod vanuit de Vlaamse overheid. We zien bijvoorbeeld dat hun deelname aan loopbaanbegeleiding heel laag is. We zien dat hun opleidingsdeelname heel laag is. Minister, daarom deze bijkomende vraag: houd alstublieft rekening met de specificiteit van deze groep. Die 55-plussers hebben specifieke noden, en hebben niet alleen aangepaste beschikbaarheid, maar vooral aangepaste begeleiding nodig, een aangepast aanbod inzake levenslang leren, een aangepast aanbod inzake loopbaanbegeleiding. Zorg ervoor dat ze op die manier langer aan de slag kunnen blijven.
De heer Pieters heeft het woord.
Minister, we hebben het hier toch al regelmatig gehad over werkbaar werk, en zo hoort dat ook. Als men eenmaal 50-plusser is, hoort men ook een beetje van het leven te genieten, dus daar moet men ook wat meer tijd voor krijgen. In welke mate wilt u verder inzetten op werkbaar werk?
De heer Ongena heeft het woord.
Collega Ronse, dank u voor de interessante vraag. Ik denk immers dat we elke gelegenheid met beide handen moeten grijpen om aan die toch nog altijd 41.000 55-plussers die werk zoeken, een duidelijk signaal te geven dat we hen niet afschrijven voor onze arbeidsmarkt, integendeel, dat we die mensen nodig hebben. Het is hier al vaak gezegd: de krapte op onze arbeidsmarkt is heel groot. Het zou dus al te dom zijn, mochten we dat potentieel van 40.000 mensen links laten liggen. We moeten dat net aanboren. Ik denk dat we dus ook heel duidelijk een signaal aan werkgevers moeten geven. Uit die studie blijkt immers dat er toch vooroordelen zijn. We moeten hun duidelijk maken dat ze in het vervolg het liefst aanwerven op basis van potentieel en capaciteiten, en zeker niet op basis van vooroordelen.
De heer Annouri heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ook van mijnentwege de beste wensen voor 2020. Collega Ronse, ik ben het met u eens: het is een heel goede zaak dat de werkloosheid bij de 50-plussers is afgenomen. Het is problematisch hoe hard dat stijgt bij de 60-plussers. Ik deel de analyse die de afgelopen dagen in de kranten stond. Enerzijds heb je een groep 50-plussers die verouderden, die 60-plusser zijn geworden, die in die groep zijn terechtgekomen en nu nog moeilijker aan de bak komen. Anderzijds is er natuurlijk ook de vraag geweest aan die groep om langer beschikbaar te zijn. Ze zijn beschikbaar. Je ziet dat zij op dit moment minder gemakkelijk aan de bak komen.
Ik denk dus dat de opmerking van collega Bothuyne klopt: er moet meer worden ingezet op specifieke begeleiding. Ik denk echter ook dat het gesprek moet worden gevoerd met de werkgevers om die groep mensen te zien als een capabele groep mensen, die heel graag aan de slag willen gaan. Want het is natuurlijk onzinnig om aan die mensen te vragen langer beschikbaar te zijn als ze geen kansen krijgen op die arbeidsmarkt.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Minister, hier is kamerbrede steun voor meer doelgerichte vacatures voor 55-plussers. Maar wat zien we? VDAB blijft daar nog in gebreke. Daarom roep ik u ertoe op om die doelgroep meer te benaderen.
Het is gezegd door de collega’s: uit de studie van de UGent blijkt dat mensen van 55 jaar en ouder minder makkelijk kans maken om te worden uitgenodigd op een sollicitatie. Dat soort leeftijdsdiscriminatie moet natuurlijk verdwijnen van onze arbeidsmarkt. Dat bewustzijn moet zowel bij VDAB als bij de werkgevers sterker worden gemaakt.
De heer D’Haese heeft het woord.
Mijnheer Ronse, ik kan bijna niet meer bijhouden hoe vaak u hier al bent komen oproepen om mensen die geen werk vinden te activeren. We hebben de SWT’ers (stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag) gehad, de gepensioneerden met flexi-jobs, en ik dacht even dat het er vandaag niet van zou komen, maar gelukkig, op het einde waren daar de 60-plussers.
Dus toen ik 2 weken geleden in de krant las dat iemand zonder werk en met een uitkering van 100.000 euro niet van plan was om op zoek te gaan naar een job – want op 61-jarige leeftijd is het sowieso niet gemakkelijk om opnieuw in het arbeidscircuit te stappen – dacht ik: aha, daarover zal Axel Ronse zeker iets te zeggen hebben. Maar neen hoor, geen woord van onze vertegenwoordiger van de activeringsmaatregelen. Waarom niet? Omdat het ging over een lid van uw eigen partij, de N-VA. Een parlementslid dat niet herverkozen geraakt, een uittredingsvergoeding van 100.000 euro opstrijkt en niet van plan is om naar een job te zoeken, maar een sabbatjaar inlast. Want na 25 jaar in de politiek is het tijd voor wat rust.
Mijnheer Ronse, een goede raad voor 2020: als ik u was, zou ik wat minder hoog van de toren blazen. Om 60-plussers die hard zoeken, maar geen werk vinden, aan de bak te krijgen...
Uw vraag luidt?
Zelfs uw eigen collega’s zeggen dat het als 60-plusser moeilijk is om een job te vinden, terwijl zij ondertussen rustig kunnen uitbollen, op kosten van de belastingbetaler.
Uw vraag luidt?
Het is geen vraag, maar een goede raad.
Collega’s, in het kader van het begin van het jaar en de goede voornemens, zal ik misschien starten met te zeggen dat, als je het mij, een 50-plusser, vraagt, werken echt gezond is. Dat werkt emanciperend, is goed voor je zelfvertrouwen en kan je motivatie aansterken.
Ik vind het echt belangrijk, collega’s, dat ook mensen die 60-plusser zijn en van wie we verwachten dat ze blijven werken, de waardering, het respect en de kansen krijgen om dat te doen. Als er gebreken zijn waardoor het niet lukt, dan moeten we daaraan werken. En die gebreken kunnen, collega Annouri, werkgevers zijn, die denken: oei, ze zijn niet meer flexibel of ze zullen niet mee kunnen met de moderne tijden. Quod non, want ik ken heel veel gepensioneerden die aan een razend tempo van niets naar heel veel evolueren.
Iemand had kritiek op VDAB. Ik ben nu een paar maanden bevoegd voor VDAB. Ik leer het bedrijf kennen als een bedrijf in transitie. We hebben daar een nieuwe contactstrategie uitgewerkt, die veel meer individueel, op maat van de werkzoekende, zal werken. Dat betekent, collega’s, dat wie 55- of 60-plusser is en werk zoekt, sneller moet worden doorverwezen naar aangepaste vormingen als dat nodig is. Zo kunnen de zaken die mogelijk belemmerend zijn, worden weggewerkt. We gaan daar absoluut mee aan de slag.
Er is, collega’s, zelfs een sensibiliseringscampagne gepland, specifiek gericht op 55-plussers en aan de slag blijven. Want ik ben het absoluut oneens met de perceptie die uit het onderzoek blijkt – ik vind de perceptie fout, maar het onderzoek niet – dat een 55- of 60-plusser geen absolute meerwaarde kan zijn in een bedrijf. Ze beschikken over de ervaring, hebben al veel meegemaakt. Maar het moet misschien wel werk zijn – en dan kijk ik ook naar onze werkgevers – dat een beetje is aangepast en dat hen laat renderen op de plaats waar dat het beste kan.
Collega Ronse, u had het over SWT. Ik weet niet meer precies wie van de collega’s de opmerking maakte. Maar we hebben de toegang net moeilijker gemaakt, waardoor meer mensen in de werkloosheid terechtkomen. Dat vraagt dan natuurlijk een specifieke verantwoordelijkheid van onze werkgevers.
Collega Pieters, u legt terecht de nadruk op werkbaar werk. Daar is veel rond te doen. Ik heb u in de commissie al een paar keer aangegeven dat ook Vlaanderen absoluut actie onderneemt. Ik heb u hierrond al voorbeelden gegeven. Maar werkbaar werk betekent ook dat je op bepaalde momenten in je loopbaan misschien eens moet switchen. Die loopbaanbegeleiding, die actieve loopbanen, dat je niet meer 25 of 30 jaar dezelfde job uitoefent, maar de houding aanneemt om te kunnen switchen, dat vraagt een cultuur van levenslang leren en intersectoraal overleg. Op dat vlak is er nog werk aan de winkel. Daarover zullen we zeker de gesprekken aangaan.
Laat ons het nieuws over de drempels, collega Ronse, ombuigen tot positief nieuws. De arbeidsmarkt in Vlaanderen doet het nog altijd goed. De 55-plussers zijn massaal aan de slag, maar aan de 60-plussers is er absoluut nog werk. Ik ga niet culpabiliseren, wat sommigen hier blijkbaar wel willen doen in het begin van het jaar, maar wel zoeken naar hefbomen om zo veel mogelijk mensen aan de slag te houden, in liefst zo duurzaam mogelijke jobs.
Voorzitter, het is mij een heel voorrecht en een hele eer om de eerste actuele vraag van dit decennium te mogen stellen in dit halfrond, en zeker over dit thema. Ik ben vooral blij dat we hier in het parlement allemaal het decennium gestart zijn met onze expliciete steun voor 50-plussers. Elke fractie, met uitzondering van de radicaal-linkse communisten, heeft gebruikgemaakt van het momentum om te zeggen dat 50-plussers niet mogen worden afgeschreven.
Ik kijk even naar mijn eigen achtergrond. Mijn moeder is door omstandigheden buiten haar wil opgeleid als laborante. Tien jaar later, toen ze 50-plus was, heeft ze een opleiding gevolgd tot immomakelaar, als bediende in een kantoor. Ze heeft dat tot haar 65e met heel veel enthousiasme verder kunnen doen. Als je kijkt naar de grootste democratie in de wereld, de Verenigde Staten, dan zie je dat heel wat van de presidentskandidaten niet alleen 50-plus en 60-plus zijn, maar zelfs 70-plus. Ik laat in het midden of dat voorbeeldige figuren zijn, maar je ziet wel dat er in 50-plus nog veel energie zit. Laat ons op die manier het decennium starten. (Applaus bij de N-VA en Open Vld)
De actuele vraag is afgehandeld.