Report plenary meeting
Report
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Minister, ik heb in de commissie al aangegeven dat ik geen enkele kans onbenut zal laten om hoogbegaafdheid onder de aandacht te brengen en te houden. Vandaag doe ik dat naar aanleiding van een krantenartikel van enkele dagen geleden.
Wanneer het over hoogbegaafdheid gaat, weten we dat de cognitieve competenties van hoogbegaafde leerlingen altijd deel uitmaken van wetenschappelijk onderzoek. De sociaal-emotionele competenties worden echter vaak verwaarloosd. Het onderzoek waarvan sprake heeft daar specifiek de aandacht op gericht.
We lezen in de krant dat 86 procent van de hoogbegaafden zich verveelt op school, 64 procent van de hoogbegaafden is schoolmoe en 43 procent van de hoogbegaafden heeft psychologische klachten. We lezen verder dat het doorzettingsvermogen van hoogbegaafde leerlingen sterk afneemt naarmate de schoolcarrière vordert en dat dit zich al heel erg manifesteert in de lagere school. We lezen tot slot ook dat 95 procent van de leerkrachten aangeeft dat zij weinig of geen kennis hebben van hoogbegaafdheid en niet goed weten wat ze ermee aan moeten. De conclusie is dan ook duidelijk: er is te weinig kennis bij onze leerkrachten over hoogbegaafdheid en er gaat te veel hoogbegaafd potentieel verloren doordat er te weinig rekening wordt gehouden met de sociaal-emotionele component, die ook veel te weinig wordt ondersteund.
Minister, het is heel belangrijk dat we inzetten op de ondersteuning van hoogbegaafden. U hebt ook aangegeven dat te zullen doen. Hebt u er al zicht op welke actie u daartoe zult ondernemen?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik zal beginnen met wat er vandaag al bestaat, namelijk de mogelijkheid inzake flexibele trajecten. Dat komt erop neer dat de scholen de autonomie hebben om leerlingen samen te voegen, een jaar te laten overslaan, zowel in het basis- als in het secundair onderwijs. We stellen echter vast dat er meer ondersteuning nodig is. Ik heb dan ook een budget uitgetrokken van een half miljoen euro, een beperkt budget, waarmee we er in de eerste plaats voor willen zorgen dat er zo vroeg mogelijk nog meer herkenning is. Er moet dus nog vroeger gesignaleerd worden welke kinderen hoogbegaafd zijn en hoe daarmee moet worden omgegaan. We willen dat budget volgend jaar spenderen in termen van materiaalontwikkeling om leerkrachten te ondersteunen. Dat is een eerste opstap maar ik hoop dat we meer zullen kunnen doen.
Anticiperend op een mogelijke vraag daarover hebben we vooral de ambitie om ervoor te zorgen dat die kinderen blijvend terechtkunnen in ons huidige onderwijs. We moeten trachten hen zoveel mogelijk op maat op te vangen en te begeleiden. Ik hoop met dat opstapje van een half miljoen euro iets te kunnen doen voor de uitrol van een specifiek beleid voor hoogbegaafden in ons Vlaamse onderwijs.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik denk dat professor Venderickx u daar zeker in volgt. Zij geeft ook heel sterk aan dat we veel kansen missen op het preventieve domein, waardoor kinderen vaak toch naar aparte scholen gaan of thuisonderwijs volgen omdat ze helemaal uitgeblust zijn en wij niet hebben gezien dat zij bepaalde noden hadden en bepaalde uitdagingen nodig hadden en in aanmerking kwamen om bijvoorbeeld in een kangoeroeklas te functioneren. Het is dan ook zeer belangrijk om op die preventie in te gaan en in te zetten op de kennis van leerkrachten zodat zij sneller kunnen inspelen op de noden van die kinderen.
We mogen toch niet onderschatten dat Vlaanderen een kenniseconomie is. In de PISA-resultaten (Programme for International Student Assessment) hebben we gezien dat het aantal toppresteerders tussen 2003 en 2018 met 15 procent gedaald is. Er is dus echt werk aan de winkel. We moeten ervoor zorgen dat die kinderen worden gestimuleerd in hun strategisch denken, in hun probleemoplossend handelen, in hun relationele vaardigheden, in hun sociale vaardigheden. We moeten echt inzetten op die kinderen, zodat zij zich wel kunnen thuis voelen in ons onderwijs. En als dat niet zo zou zijn, moeten we inderdaad de mogelijkheid bieden om een versnellingstraject of dergelijke op te zetten.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Mevrouw Krekels, u hebt die vraag de voorbije jaren al verschillende keer gesteld, zowel in de commissie als in de plenaire vergadering. Het is een belangrijke vraag. Maar je kunt die vraag niet loskoppelen van het begeleidingsdecreet dat op ons afkomt. Voordien was er het M-decreet, nu is dat het begeleidingsdecreet. Daarin wil de regering werk maken van het op maat werken, het efficiënt ondersteunen van de leerlingen, zodat ze allemaal gelijke kansen krijgen, op maat van de leerkracht, op maat van de school en dicht bij de leerkrachten. Dat heb ik allemaal gelezen. Die losse vraag moet daarin worden bekeken.
Daarom heeft onze fractie aan de minister gevraagd: maak werk van dat begeleidingsdecreet. Schep daar snel duidelijkheid in. Want leerkrachten en scholen zijn daarover ongerust. Het M-decreet was al geen gemakkelijke oefening. Nu gaan we naar het begeleidingsdecreet. Leerkrachten willen duidelijkheid wat dat betreft.
Minister, daarom herhaal ik mijn oproep. U bent nu definitief goed gestart. Maak daar een van uw prioriteiten van. Geef de scholen en leerkrachten duidelijkheid en transparantie over hoe er zal worden gewerkt, wat er van de leerkrachten en de scholen zal worden verwacht. En dat punt, mevrouw Krekels, kunt u daarin dan perfect integreren.
De heer De Witte heeft het woord.
Minister, beste collega's, ook wij zijn voor meer ondersteuning van hoogbegaafde kinderen, maar dan wel in een visie van inclusie. Want dat is het beste voor die kinderen, die vroeg of laat terechtkomen in een samenleving die zeer divers is. Inclusief onderwijs indien mogelijk, apart onderwijs indien nodig. Dat is ons devies en blijkbaar ook het uwe.
Maar de mogelijkheid tot inclusie hangt natuurlijk wel heel sterk af van de omkadering en de begeleiding die we kunnen bieden in de scholen. En daar knelt het schoentje. Uw regering bespaart sterk op de pedagogische begeleiding. U knipt 11 miljoen euro weg tegen 2024. Honderdvijftig pedagogische begeleiders verdwijnen. En daarmee maakt u die inclusie natuurlijk veel moeilijker of zelfs onmogelijk. Niet alleen voor de hoogbegaafde kinderen, maar voor alle kinderen met zorgnoden. Daarom vraagt onze fractie: voeg alstublieft de daad bij het woord en schrap die besparingen op de pedagogische begeleiding.
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Eerst en vooral moet het niveau van het onderwijs terug omhoog. Dat kan het probleem misschien al voor een deel oplossen. In datzelfde artikel stond dat de lerarenopleiding een ander groot probleem vormt. Het is belangrijk dat we ook in de lerarenopleiding leerkrachten laten kennismaken met het ‘probleem’ van die hoogbegaafde kinderen.
Er is ook een verschil tussen hoogbegaafde en zeer hoogbegaafde kinderen. Ik wil er dan ook voor pleiten om eventueel na te denken over de oprichting van speciale scholen, zogenaamde topsportscholen voor hoogbegaafde kinderen. Want ik denk dat zij daar absoluut baat bij zouden kunnen hebben.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, collega's, voorzitter, er zijn een aantal acties die ook wij willen ondersteunen, zoals de opbouw van kennis, omdat we ervan uitgaan dat dat het belangrijkste is. De leerkrachten moeten de signalen leren herkennen van leerlingen die snel leren en hoogbegaafd zijn. We willen die leerkrachten heel veel ondersteuning geven op de werkvloer. Dat er materiaal zal worden uitgewerkt, vinden wij alvast een heel goede zaak.
Ik val even in herhaling. Want we kunnen niet genoeg benadrukken dat de flexibiliteit die er nu al is al heel veel mogelijkheden biedt voor leerlingen die gemakkelijk leren. De ‘good practices’ die er zijn, kunnen misschien ook worden gedeeld.
Het is al aangehaald: bij de uitwerking van het nieuwe model voor de ondersteuning van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften vragen wij heel expliciet aandacht voor die snel lerende kinderen en cognitief hoogbegaafden. Want dat zijn ook leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. Zij moeten kunnen rekenen op redelijke aanpassingen op hun maat. En als er dan wordt verwezen naar specifieke onderwijssettings, zijn wij ervan overtuigd dat we die het best ontwikkelen in bestaande campussen, bij het gewone onderwijs. Liever daar dan in fysiek afgezonderde locaties. Ik dank u.
De heer De Gucht heeft het woord.
Er is al veel gezegd, maar als je naar het geheel kijkt, merk je dat de rol van de ouders sterk naar voren komt en dat leerkrachten soms te lang aarzelen om door te verwijzen naar het centrum voor leerlingenbegeleiding (CLB) om te bekijken wat de mogelijkheden zijn. Als je dat koppelt aan het feit dat ouders uit kansengroepen nog minder geneigd zullen zijn om die stap te zetten en als je de PISA-resultaten en ook die van ons ministerie van Onderwijs erbij neemt, die aantonen dat er regelmatig een verkeerde oriëntatie is van kinderen met een migratieachtergrond of uit kansengroepen, is mijn vraag ook op welke manier u ervoor gaat zorgen dat die kinderen toch extra aandacht krijgen, zodat zij ook een juiste oriëntatie krijgen, wetende dat we daar achterlopen wat leerkrachten betreft en wetende dat de ouders minder de stap zullen zetten, in tegenstelling tot de bevoorrechten in deze samenleving. We moeten daar dan ook een duidelijke beleidskeuze maken.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, er zijn al een aantal stappen vooruit gezet. Vroeger was er heel weinig bewustzijn rond hoogbegaafde kinderen, men dacht dat die het gemakkelijk hadden en dat men daar dus niet al te veel aandacht aan moest besteden. Gelukkig ligt dat achter ons en zijn er heel veel scholen die daar wel bewust mee bezig zijn. Maar het kan echt nog een stuk beter. Het feit dat de nood nog gevoeld wordt om aparte scholen op te richten waar mensen van kilometers ver naartoe gaan, betekent dat er nog onvoldoende aandacht is voor die kinderen in het gewone onderwijs. Dat zou echt in de breedte uitgebouwd moeten worden en een onderdeel moeten zijn van het basiszorgbeleid in elke school. Ik denk dus dat daar echt nog wel wat aandacht voor nodig is. Ik zou zeker geen voorstander zijn van aparte scholen die nu opgericht worden, waar leerlingen dan wel niet geweigerd worden – dat mag immers niet –, maar toch sterk afgeraden wordt om binnen te komen, als ze niet hoogbegaafd zijn. We zitten daar met een systeem dat toch een beetje de grenzen aftast. Ik vind dat geen goede zaak en ik denk dat we moeten kijken naar een plek voor die kinderen in het gewone onderwijs.
Ik wil inpikken op wat collega De Gucht zei over de sociaal-economische achtergrond. Het is net de bedoeling om de scholen betere ondersteuning en omkadering te geven om net die hoogbegaafde kinderen te kunnen detecteren, ongeacht hun sociaal-economische achtergrond of andere kenmerken. Net daarom doen we die investering. We hebben daarvoor vandaag ook al wel middelen. Mevrouw Vandromme heeft gelijk, maar ik heb het niet vermeld: het handelingsgericht diagnostisch protocol via het CLB bijvoorbeeld, waarbij men wel aanduidt hoe je zulke kinderen kunt detecteren. Er is dus wel wat waarop we kunnen voortbouwen, maar die extra impuls is absoluut nodig.
Die extra impuls is ook mogelijk, mijnheer De Witte, net dankzij bepaalde efficiëntieoefeningen die we doen. Voor alle duidelijkheid, er komen extra onderwijsmiddelen bij: volgend jaar 362 miljoen euro. Dat is geen besparing, dat zijn extra middelen. Soms doen we echter inderdaad bepaalde efficiëntieoefeningen. Op de pedagogische begeleidingsdiensten hebben we twee audits uitgevoerd die keer op keer vaststelden dat de middelen van overheidswege niet goed, niet efficiënt besteed werden. Hoeveel audits hebt u nodig, vooraleer we gaan optreden? We zeggen eenvoudigweg dat daar een efficiëntieoefening mogelijk is en daardoor kunnen we net extra middelen geven, bijvoorbeeld voor hoogbegaafden. Dat is optreden als een goede huisvader in plaats van dat inefficiënt werk gewoon maar te laten betijen. Dat gaan we niet doen. We gaan daarop ingrijpen en ervoor zorgen dat we de middelen die we dan winnen, kunnen besteden aan nieuwe beleidsprioriteiten, zoals bijvoorbeeld hoogbegaafden.
Minister, dank u wel voor uw antwoorden. Het is inderdaad een heel goede zaak dat het Begeleidingsdecreet ook aandacht heeft voor de hoogbegaafden, daar waar het M-decreet dat eigenlijk niet had. We moeten ook veel aandacht hebben voor het brede spectrum van hoogbegaafdheid, van de zeer gemakkelijk lerenden tot de uitzonderlijk hoogbegaafden. Ik ben heel blij dat er eindelijk ook effectief centen zijn ingezet voor dit gegeven, dat er ondertussen kamerbreed ook het bewustzijn is dat het geen luxeprobleem is, maar dat er echt aandacht aan besteed moet worden.
Ik ben dan ook heel blij dat onze resolutie, die we vorige legislatuur goedgekeurd hebben, met heel veel aandacht bekeken is geweest en opgenomen is in het regeerakkoord. Ik hoop dus echt, minister, dat u de minister van Onderwijs kunt zijn die voor deze kinderen het verschil kan maken. Dank u wel. (Applaus bij de N-VA)
De actuele vraag is afgehandeld.