Report plenary meeting
Report
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het ontwerp van decreet betreffende de organisatie en ondersteuning van het geestelijke gezondheidsaanbod.
De algemene bespreking is geopend.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Voorzitter, ik wil namens mijn fractie zeker even het woord nemen. Het ontwerp van decreet dat hier vandaag voorligt, is namelijk een belangrijk ontwerp van decreet. Het is belangrijk wegens de steeds groeiende nood aan zorg voor onze mentale gezondheid, maar ook omdat er nood is aan een hervorming. Zowel lokale, Vlaamse, als internationale evoluties stellen en stelden heel wat uitdagingen aan onze Vlaamse geestelijke gezondheidszorg. De zesde staatshervorming zorgde voor een cascade aan hervormingen en de langverwachte terugbetaling van de psychologische zorg is er eindelijk ook.
Een sterk geestelijk gezondheidsbeleid focust op vele facetten: medisch, sociaal, cognitief enzovoort. En daarom was de allesomvattende aanpak nodig die we middels dit ontwerp van decreet voorzien. Er is een behandeling en zorg voor de patiënt, maar er zijn ook maatregelen om de geestelijke gezondheid van de hele bevolking te bevorderen. Dit beleid start met preventie en zet heel sterk in op destigmatisering.
Zo’n aanpak vraagt natuurlijk een heel duidelijk kader, met garanties naar het nieuw te ontwikkelen zorgaanbod. We richten ons naar bestaande en nieuwe doelgroepen. We zullen trachten de zorg evenwichtig te spreiden over die doelgroepen, maar ook over verschillende Vlaamse regio’s, met duidelijke criteria.
Minister, dit ontwerp van decreet komt geheel tegemoet aan de nieuwe visie rond geestelijke gezondheid. Het vormt een stevig fundament voor de toekomstige organisatie ervan.
Met deze manier van werken stappen we resoluut af van het voortbouwen op wat er was, maar we kijken heel gericht hoe we meer geestelijke gezondheidszorg sneller bij meer mensen kunnen laten toekomen.
De CD&V-fractie vindt hierin een aantal belangrijke bouwstenen terug. We willen af van het taboe. We willen de psychologische kwetsbaarheid sneller bespreekbaar maken. En we willen vroeger tussenkomen en problemen oplossen vooraleer ze toenemen.
We willen starten vanuit zelfzorg, bekijken wat er mogelijk is in informele buurtzorg en eerstelijnszorg, en dan pas evolueren naar intensieve en gespecialiseerde zorg. Die keuzes houden een ingrijpende verandering in. Maar we beseffen dat dit noodzakelijk is om die continuïteit van zorg op maat te kunnen bieden.
Met dit ontwerp van decreet stappen we definitief af van het blijven verdergaan op hoe het altijd ging en focussen we echt op samenwerking.
Dat is samenwerking tussen de gemeenschappen, de gewesten en ook de federale overheid, maar ook samenwerking met andere sectoren waar veel mensen met zorg- en gezondheidsvragen komen. Want het taboe dat nog steeds rust op psychische en psychiatrische problemen is en blijft hardnekkig. Onbegrip, onwetendheid en misverstanden ‘all over the place’. Dit stigma, vaak onbedoeld, weerhoudt mensen ervan om hulp te zoeken.
Een betere kennis inzake geestelijke gezondheid is dan ook cruciaal. Het verhogen van de publieke kennis erover staat daarom in het ontwerp van decreet beschreven als een expliciete opdracht van alle organisaties die met geestelijke gezondheid aan de slag gaan. We richten ons dus op iedereen, zo werken we preventief én zetten we de boodschap kracht bij dat mentale problemen iedereen kunnen treffen en dat het belangrijk is hierover te praten, een voor ons waardevol onderdeel van dit ontwerp van decreet.
Ook opvallend en positief: er wordt sterk ingezet op werken met ervaringsdeskundigen, mensen die vanuit eigen ervaringen en beleving weten wat het is om opgenomen te worden, om therapie te krijgen, om patiënt te zijn. Deze mensen kennen de zorg van binnenuit. Die bijzondere positie maakt hen uitermate geschikt om in dialoog te gaan met patiënten en cliënten, hulpverleners, directie en bestuurders.
Minister, met dit ontwerp van decreet stomen we de sector klaar om meer geestelijke gezondheidszorg sneller en bij meer mensen te brengen. We informeren actief het grote publiek over geestelijke gezondheidszorg en we willen dat meer mensen toegang vinden tot de zorg, dit ondersteund door ervaringsdeskundigen die weten wat het is om patiënt te zijn. U weet, minister, – want dat bleek uit het voorstel van resolutie dat we hier eerder indienden en dat door dit parlement voltallig werd aanvaard – dat wij de belangrijke bouwstenen daarin terugvinden, en daarom vond ik het belangrijk middels deze tussenkomst aan te geven dat wij als CD&V-fractie dit ontwerp van decreet met overtuiging zullen goedkeuren.
De heer Anseeuw heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, ik spreek namens de N-VA als ik zeg dat ik heel erg tevreden ben dat dit ontwerp van decreet er nog voor het eind van de regeerperiode is. We hebben ons de voorbije jaren en maanden meermaals voorstander getoond van een grondige hertekening van de geestelijke gezondheidszorg. Dit ontwerp van kaderdecreet is daar het startpunt van.
De laatste jaren wordt de impact van psychische problemen op de gezondheid en het welbevinden van heel wat Vlamingen steeds duidelijker. Meer dan ooit is een toegankelijke, betaalbare, beschikbare en bereikbare geestelijke gezondheidszorg broodnodig.
Dit ontwerp van decreet is natuurlijk ook het gevolg van de zesde staatshervorming. Het is niet onbelangrijk om toch nog eens aan te stippen dat de complexe bevoegdheidsverdeling als gevolg van die zesde staatshervorming het er echt niet gemakkelijker op maakt. Dat zeggen wij niet alleen, dat blijkt ook uit het advies van de Raad van State.
Heel wat staat of valt met de uitvoering van dit ontwerp van decreet. Zo is het nu echt nodig dat we de psychische zorgnoden in Vlaanderen nu eindelijk eens kunnen objectiveren. Vandaag is het onvoldoende bekend wie welke zorg wanneer nodig heeft, zeker wanneer het gaat over vroegdetectie en -interventie. Zonder die kennis is het heel erg moeilijk om het geestelijke gezondheidslandschap te hertekenen op een goede en adequate manier. Objectivering van de zorgnood is echt nodig, preventie moet een speerpunt blijven. Dat is ook zo in dit ontwerp van decreet.
De N-VA is heel erg tevreden dat geestelijke gezondheidszorg voortaan wordt aangeboden op plaatsen waar mensen om andere redenen naartoe gaan. De gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg wordt mobieler, aanklampender en bereikbaarder. Bij de uitvoering van het ontwerp van decreet moeten er maatregelen genomen worden. Het is een werk van lange adem. Er moeten blijvend maatregelen worden genomen om het stigma dat nog altijd kleeft op geestelijke gezondheidsproblemen zoveel mogelijk weg te werken. Het bespreekbaar maken van psychische problemen is eigenlijk de eerste stap naar meer psychisch welbevinden voor alle Vlamingen.
Populatiegerichte acties spelen hierin een belangrijke rol. Ervaringsdeskundigheid is daar onlosmakelijk mee verbonden. De N-VA zal het ontwerp van decreet vanzelfsprekend goedkeuren en de uitvoering in de toekomst met argusogen volgen.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
De geestelijke gezondheidszorg zit zowel op het niveau van de gemeenschap als op het federale niveau. Er is heel wat aandacht naar dit onderwerp gegaan. Dat was ook nodig aangezien we gedurende heel wat decennia aandacht gehad hebben voor onze lichamelijke gezondheid maar niet voor ons mentaal welzijn, terwijl die toch onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Het ontwerp van decreet probeert structuren te steken in die bevoegdheden van Vlaanderen op het vlak van geestelijke gezondheidszorg. Zeker na de overdracht van een aantal bevoegdheden was dat niet onbelangrijk.
Vanuit mijn eigen ervaring ben ik overtuigd dat, naast behandeling, er vooral aandacht moet gaan naar preventie. De destigmatisering is toch een basisvoorwaarde om vooruitgang te boeken op het vlak van vroegdetectie en vroegbehandeling. In die zin is de aandacht voor gezondheidswijsheid toch zeer belangrijk om Vlamingen op het vlak van geestelijke gezondheidszorg de nodige kennis en het nodige inzicht te geven, zodat zij minder vrees hebben voor die psychische problemen en het dus natuurlijk ook taboedoorbrekend is. Het zal mensen ook het inzicht geven dat psychische problemen niet anders bekeken moeten worden dan lichamelijke aandoeningen.
Mijn collega’s van de commissie Welzijn weten dat ik het zeer belangrijk vind om van jongs af aan al te investeren in het mentaal kapitaal van onze kinderen. Projecten als ‘Rust in de klas’, maar ook andere vormen, zijn belangrijk om vanaf de kleuterleeftijd kinderen te leren even tot rust te komen, om hen te leren omgaan met stress, maar ook om problemen in perspectief te leren plaatsen waardoor ze opnieuw beheersbaar worden. Ik heb niet de illusie te denken dat we daarmee alle geestelijke gezondheidsproblemen zullen oplossen, maar wel dat we heel wat mensen psychisch weerbaarder zullen maken en zullen voorkomen dat een aantal mensen geestelijke gezondheidsproblemen zullen ontwikkelen.
In de afgelopen jaren zijn er onmiskenbaar heel wat inspanningen gedaan op het vlak van geestelijke gezondheidszorg, en niet alleen hier maar ook op het federale niveau. Positief was zeker dat is samengewerkt om de vermaatschappelijking van de zorg gestalte te geven. Dat neemt natuurlijk niet weg dat op beide niveaus nog heel wat werk op de plank ligt en dat we op beide niveaus toch nog altijd kampen met een probleem van toegankelijkheid.
Die toegankelijkheid is toch een belangrijke randvoorwaarde voor het slagen van dit ontwerp van decreet. Ik heb in de commissievergadering ook gewezen op de vaststelling die tijdens de hoorzittingen werd gedaan, dat er naast onderconsumptie ook overconsumptie was. Een overbehandeling van 20 procent is toch niet gering. Die volledig wegwerken is allicht niet mogelijk, maar we moeten toch ook in de spiegel durven te kijken en nagaan wat we hieraan kunnen doen, en tot een betere allocatie tussen zorg en middelen komen.
Deze legislatuur is ook beheerst geweest door discussies rond dwang in de geestelijke gezondheidszorg, een pleidooi voor een centralere rol van de patiënt en zijn zelfzorg en ook voor de meerwaarde en de inbreng van ervaringsdeskundigen. Dit ontwerp van decreet besteedt hier aandacht aan.
We voelen wel dat er bij de basis toch wat bezorgdheid heerst over het groeiende aantal netwerken. Ook dit ontwerp van decreet creëert een nieuw type van netwerk. Ik pleit ervoor dat we de komende jaren zeker en vast gaan evalueren hoe we die netwerken zien ontwikkelen, verder zien functioneren, en hoe zorgverleners in al die netwerken verder functioneren en hopelijk toch niet afhaken wegens de complexiteit. Overleg is daarin natuurlijk ook heel belangrijk, maar de finaliteit mag nooit uit het oog worden verloren, en dat is juist de meerwaarde voor de patiënt.
Ten slotte zal het belangrijk zijn dat de samenwerking tussen de gemeenschappen en de federale overheid voort kan verlopen in een positieve sfeer omdat permanente afstemming natuurlijk aan de orde is. Voor de patiënt is het echt wel irrelevant welk beleidsniveau bevoegd is, voor hem of haar is het gewoon belangrijk dat de zorg toegankelijk is en dat er zorgcontinuïteit is.
Het ontwerp van decreet voorziet dat er meer aandacht zal zijn voor het verzamelen van data. Dat is belangrijk voor de toekomst omdat er toch een evidence based beleid gevoerd moet worden. Het is nu zaak die data ter beschikking te stellen voor het wetenschappelijk onderzoek, om de kwaliteit van de zorg te verbeteren en een goede allocatie van middelen mogelijk te maken.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Ik zeg het niet vaak, maar ik wil de collega’s die niet van de commissie Welzijn zijn uitnodigen om dit ontwerp van decreet ook echt te lezen. Er staat in het begin een mooie, sterke analyse in, en om inzicht te krijgen in onze geestelijke gezondheidszorg loont het de moeite om het te lezen. Ik herhaal het, we zeggen dat niet vaak over Welzijnsdecreten, die soms nogal technisch kunnen lijken. Dat is belangrijk, want ik denk dat we allemaal veel meer oog moeten hebben voor geestelijke gezondheidszorg, en dat we allemaal moeten beseffen dat dat bovenal ook een politiek thema is.
De geestelijke gezondheidszorg is nog te vaak een bijzaak, maar dit moet een essentieel onderdeel van onze gezondheidszorg zijn. Er gaat slechts 6 procent van de middelen voor de gezondheidszorg naar ons mentaal welzijn en naar onze geestelijke gezondheidszorg. Dat is ongelooflijk jammer en echt een miskenning van het belang van hierop in te zetten. Ik erken dat er stappen worden gezet.
Uit de analyse blijkt dat er ook een keerzijde is. Op heel veel vlakken beschikken we niet over goede cijfers. We hebben eigenlijk geen analyses waarin staat hoe vaak welke geestelijke problemen en psychische aandoeningen voorkomen en welk aanbod we nodig hebben. Het is jammer dat we geen goede prevalentiecijfers hebben, want we hebben dat nodig om een beleid uit te stippelen. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat er voldoende zorg voor de mensen is als we niet weten waarvoor er zorg moet zijn? We hebben geen analyse van de noden in de samenleving om het aanbod op af te stemmen. In die zin ontbreekt een belangrijke pijler.
Ik heb in de commissie al verklaard dat het goed is dat dit ontwerp van decreet hier werk van wil maken, maar eigenlijk had die stap al moeten worden gezet. Dit had de fundamentele bouwsteen van het ontwerp van decreet moeten zijn. We zouden nu al moeten kunnen zien waar het aanbod moet verschuiven en waar we meer aanbod moeten creëren. Het zal er vooral om gaan meer aanbod te creëren, want slechts 6 procent van onze gezondheidszorgmiddelen gaat naar de geestelijke gezondheidszorg.
Iedereen die iemand kent met geestelijke gezondheidsproblemen of zelf geestelijke gezondheidsproblemen heeft, weet hoe moeilijk het is de juiste en gepaste hulp te vinden. Zelfs voor iemand die het taboe overwint, erkent dat hij problemen heeft en de stap naar hulp zet, is het ongelooflijk moeilijk om die hulp te vinden. Dat geldt vooral voor jongeren en adolescenten die in wachtkamers terechtkomen. Die jongeren hebben zeer verregaande problemen en suïcidale gedachten, maar krijgen de boodschap dat ze binnen enkele maanden maar eens moeten terugkomen. Dat kunnen we in onze samenleving niet aanvaarden. Hetzelfde geldt voor ouderen. We moeten erkennen dat heel veel ouderen met geestelijke gezondheidsproblemen kampen.
Ik denk dat we hier meer op moeten inzetten. We moeten ervoor zorgen dat we onze geestelijke gezondheidszorg ernstig nemen. We moeten de taboes wegwerpen, dit laagdrempelig maken en preventief aan de slag gaan. Zal dit met dit ontwerp van decreet allemaal gebeuren? Ja en neen, want het is eigenlijk een ontwerp van kaderdecreet. Het is een ontwerp van decreet over de organisatie van de structuren. We kunnen de beste structuren op poten zetten, maar als daaronder niet het juiste aanbod zit, zullen we er natuurlijk niet komen.
We kunnen beslissen dat we in iedere eerstelijnszone een eerstelijnspsycholoog willen, maar die psycholoog moet er dan ook zijn. We moeten ervoor zorgen dat de terugbetaling van psychologen, die de federale overheid een beetje op een kier heeft gezet maar waarvoor nog een lange weg moet worden afgelegd, afdoende is om dit te kunnen waarmaken. We moeten de engagementen in dit ontwerp van decreet kunnen uitvoeren. Op dat vlak houd ik mijn hart vast. Ik zie momenteel geen inspanningen van de Vlaamse Regering of van de Federale Regering om dit echt waar te maken.
Mevrouw Saeys, een ander punt heeft betrekking op wat u over netwerken hebt gezegd. Het is goed netwerken in te zetten en regionaal af te bakenen, maar waarom moet die afbakening elke keer anders zijn? We hebben regionale ziekenhuisnetwerken, federale ziekenhuisnetwerken, netwerken voor de geestelijke gezondheidszorg en eerstelijnszones voor de jeugdhulp. We hebben zoveel structuren en netwerken, maar de geografische afbakeningen verlopen elke keer anders.
Op het terrein betekent dit dat de Vlaamse overheid bij wijze van spreken een aantal medewerkers van een centrum algemeen welzijnswerk (CAW) subsidieert om de helft van hun tijd in netwerken te overleggen. Die netwerken zijn altijd anders en het zou veel efficiënter kunnen. We moeten een grondige oefening maken om al die netwerken in elkaar te laten inpassen. Het moet een lappendeken zijn die klopt en die, met betrekking tot welzijn en gezondheid, op alles is afgestemd. Eigenlijk zou het om alle Vlaamse bevoegdheden moeten gaan. Ook de mobiliteitsregio’s zouden met de woonzorgregio’s moeten samenvallen, zodat het ouderenbeleid met het mobiliteitsbeleid kan samenvallen. Hierdoor zouden we een visie krijgen op hoe ouderen zich kunnen verplaatsen.
Ook in dit ontwerp van decreet komt die kakofonie van netwerken en structuren weer voor. Dit ondermijnt een efficiënt en slagkrachtig beleid. We kunnen dat in Vlaanderen een pak beter doen.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Voorzitter, ik wil iedereen bedanken, niet enkel voor de toespraken hier, maar ook voor de toespraken in de commissie, en niet enkel naar aanleiding van dit punctuele ontwerp van decreet maar ook voor het algemeen belang dat in de commissie herhaaldelijk is gehecht aan de ontwikkelingen in de geestelijke gezondheid en gezondheidszorg. Zoals ik al een aantal keren tijdens plenaire vergaderingen heb gezegd, deel ik de mening dat de toekomstige hervormingen en investeringen in de geestelijke gezondheid en gezondheidszorg in dit land, waarmee ik de verschillende bevoegde bestuursniveaus bedoel, in mijn ogen echt een prioriteit zijn.
We moeten een historisch tot stand gekomen zorglandschap eigenlijk voor een deel heroriënteren – meer in de richting van mentale fitheid en van betere toegang tot geestelijke gezondheidszorg. Die is geografisch niet overal in dezelfde mate aanwezig, en ze is bovendien nog altijd erg gericht op de intramurale geestelijke gezondheidszorg – ondanks de inspanningen van de huidige federale minister van Volksgezondheid en haar voorganger. Die zorg is op zichzelf natuurlijk nodig, maar er moet ook meer ambulante zorg komen.
Vlaanderen heeft daar de laatste jaren ook een bijdrage in geleverd en heeft geïnvesteerd in die vormen van nulde- en eerstelijnspsychologische functies, in outreach en in de mogelijkheden rond jeugdinstellingen. Ik kan een hele lijst van investeringen opsommen, maar het is duidelijk dat er een momentum komt waarop de grondige hertekening van de geestelijke gezondheidszorg aangebroken is.
Dit voorstel van decreet legt daarvoor in Vlaanderen de basis. Het bouwt verder op ons actieplan dat de regering heeft goedgekeurd, en het integreert ook een aantal zaken. Ik ben het ook eens met een aantal kritische beschouwingen die hier nog werden gemaakt. We moeten die netwerken optimaal op elkaar afstemmen, zodat ze ook veel eenduidiger worden en de dingen niet altijd herhalen.
Netwerken zijn wel nodig, want in de geestelijke gezondheidszorg bijvoorbeeld is de continuïteit van zorg – de trajectbenaderingen – zeer essentieel. Maar het is duidelijk dat er nog optimalisatie mogelijk is. Dit voorstel van decreet zal ook toelaten om die optimalisaties met de nodige incentives na te streven, vermits je dan ook kunt sturen op het niveau van het netwerk. En dat moet op Vlaams en federaal niveau natuurlijk zo eenduidig mogelijk zijn.
Ik ben er echt wel van overtuigd dat dit voorstel van decreet in lijn ligt met de noodzakelijke ontwikkelingen van de volgende jaren op dit terrein. Ik hoop natuurlijk dat we die samenwerking op federaal en Vlaams niveau de volgende jaren kunnen doorzetten. Want dat is absoluut nodig. Een goede volksgezondheid betekent ook aandacht voor mentale fitheid, het doorbreken van het stigma en hooggespecialiseerde intensieve vormen van ondersteuning.
Er zijn nog stappen te zetten. We hebben al een stuk van de weg afgelegd, maar dit voorstel van decreet verankert ongetwijfeld de richting waarin we de volgende jaren moeten gaan.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2018-19, nr. 1840/1)
– De artikelen 1 tot en met 57 worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.