Report plenary meeting
Report
De heer Bertels heeft het woord.
Minister, wij hebben in 2016 een goede gezondheidsconferentie gehad. Een van de resultaten van die conferentie was één overkoepelende gezondheidsdoelstelling ‘De Vlaming leeft gezonder in 2025’. Een deel van de uitrol van die overkoepelende doelstelling was dat we gezonder zouden leven op het vlak van voeding, van lichaamsbeweging en sedentair gedrag, van zitten, met andere woorden. De uitrol zou gebeuren via ‘health in all policies’ en voornamelijk ook via het preventief gezondheidsbeleid.
De doelstelling is oké en we zijn er altijd mee akkoord gegaan, maar we moeten hier en daar wel een tandje bij steken. Uit een recente bevraging blijkt immers dat de cijfers op het vlak van overgewicht en obesitas in het algemeen wel stabiel blijven, maar toch nog zeer hoog zijn: 34 procent heeft overgewicht en 18 procent heeft obesitas. Er is echter een piek bij adolescenten en jongvolwassenen: van de 18- tot 34-jarigen heeft 41 procent overgewicht en 15 procent risico op obesitas. Dat resultaat is te wijten aan onder meer te weinig beweging en deels ongezonde voeding tijdens de jeugdjaren. 18 jaar is een kantelmoment, een scharniermoment.
Minister, we werken met specifieke targets binnen het uitwerken van de gezondheidsdoelstellingen. Moet er geen bijzondere actie worden ondernomen naar de jeugd met betrekking tot het promoten van gezonde voeding en het tegengaan van sedentair gedrag?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Dit is een belangrijk issue, zeker in het kader van onze preventieve bevoegdheden. Ik zal mijn antwoord in drie schuifjes geven.
Ik begin met de cijfers. Ik heb getracht om te achterhalen waar deze cijfers vandaan komen om te weten op welke wetenschappelijke analyse ze zijn gebaseerd. Na de bevindingen van de administratie zeg ik toch dat we voorzichtig moeten zijn met deze cijfers. Er is blijkbaar een iVOX-peiling geweest voor een bedrijf dat ook dieetproducten verkoopt. Ik zeg niet dat dit juist of niet juist is, maar ik ben al wel enigszins op mijn hoede om onmiddellijk en zeer concreet massief te zeggen dat hier snel op gereageerd moet worden. Maar goed, die cijfers zijn er en ik zeg niets over de validiteit ervan, maar u begrijpt dat ik toch probeer te weten of er wetenschappelijk onderbouwde cijfers zijn die deze bevindingen kunnen bevestigen.
Er zijn drie bronnen die we kunnen consulteren. Er is de Gezondheidsenquête 2013. Ik zal me beperken tot de leeftijdscategorie van de jongadolescenten van wie 2 procent obesitas heeft en wat hogere cijfers op het vlak van overgewicht. Er is ook een duidelijk verschil tussen jongeren die opgroeien in een gezin met ouders die hoger onderwijs volgden. Zij hebben minder vaak te kampen met overgewicht dan jongeren uit andere gezinnen. Er is ondertussen wel een nieuwe Gezondheidsenquête gebeurd, maar die resultaten zullen pas in 2020 verschijnen. Een tweede bron is de Voedselconsumptiepeiling 2014. Bij de Belgische kinderen zie je daar bij 17-jarigen 12 procent met overgewicht en 5,4 procent met obesitas. Dan is er nog de HBSC-studie (Health Behaviour in School-aged Children) waaruit cijfers kunnen worden afgeleid, namelijk 10 procent van de jongens en meisjes tussen 11 en 18 jaar heeft overgewicht en 5 tot 6 procent obesitas.
Die cijfers zijn belangrijk en duiden op een problematiek – dit is trouwens geen unieke problematiek voor ons land –, maar zijn van een andere orde dan wat ik heb begrepen uit de cijfers die nu zijn verschenen.
Uiteraard moeten daar zeer specifieke acties op gericht worden. Dat is trouwens ook de kern van de nieuwe strategie, namelijk dat we kijken naar de levensdomeinen. Onderwijs, gezinnen en lokale gemeenschappen zijn drie specifieke categorieën of levensdomeinen waarvoor er acties zijn. Ik heb de lijst bij van alle acties die op de specifieke doelgroep worden gericht, allemaal vanuit de redenering dat we universeel moeten zijn maar ook specifieke aandacht moeten hebben voor mensen uit de meest kwetsbare groepen.
Er zijn heel wat beproefde preventieve methodieken uitgerold voor de scholen. U hebt er onlangs nog kennis mee kunnen maken, toen we het hadden over hoe je gezonde broodjes maakt. Dat was iets heel specifieks. Er zijn ook afspraken met de voedingssector gemaakt om alternatieven te organiseren. Er zijn afspraken gemaakt – uiteraard met tussenkomst van minister Crevits – over drankautomaten in scholen. Er zijn een hele lijst specifieke acties op schoolniveau georganiseerd. Er zijn ondertussen ook specifieke acties voor de kinderopvang en voor het kleuter- en lager onderwijs. Die moeten natuurlijk regelmatig opnieuw onder de aandacht worden gebracht. En dan heb ik het nog maar alleen over de dingen die gebeuren vanuit de samenwerking met het Vlaams Instituut Gezond Leven. Uiteraard zijn er nog een aantal andere actoren, die ook consequent inzetten op het promoten van gezonde voeding en van meer beweging, en op de strijd tegen sedentair gedrag. Kind en Gezin doet dat consequent, de Huizen van het Kind doen dat uiteraard ook, www.eetexpert.be doet dat. Heel wat organisaties zijn daarin, elk vanuit een eigen invalshoek, actief. De strategie is juist om die acties op elkaar af te stemmen. We moeten dezelfde basisboodschap overal en consequent brengen. Ik denk, eerlijk gezegd, dat het actieplan ‘De Vlaming leeft gezonder in 2025’ een heel goede strategie is, die ons trouwens ook internationaal toch wel enige waardering oplevert. Het is onze bedoeling om in 2019 binnen dat actieplan ook de concrete specifieke acties voort te zetten.
Minister, dat actieplan ‘De Vlaming leeft gezonder in 2025’ is een goede aanzet, dat is juist. Ik ben begonnen met te zeggen dat de cijfers de aanleiding vormden voor mijn vraag. De cijfers worden iets anders gepresenteerd. Het effect van je levensgedrag vóór je 18 jaar heeft een invloed op je kans op obesitas of overgewicht tien jaar later. Daarom vroeg ik naar bijkomende maatregelen, die niet betuttelend zijn, modern, educatief, pedagogisch en sensibiliserend voor die adolescenten.
De cijfers worden niet tegengesproken. Het is een gegeven dat obesitas een ‘chronische ziekte’ is met gevolgen op iets langere termijn. De jongeren moeten daarop aangesproken worden.
U hebt gelijk, er worden een aantal maatregelen uitgevoerd in de scholen. Maar in de sportsector moeten we ook maatregelen activeren om de beweging, die nu te weinig gebeurt, bij jongeren te stimuleren en educatief goed voor te stellen. Mijn vraag blijft dan ook of we in 2019, met de tussentijdse rapportage en de tussentijdse doelstellingen voor ogen, geen tandje bij moeten steken. Ik denk van wel.
Mevrouw Godderis heeft het woord.
Minister, de problematiek van het overgewicht wordt in Vlaanderen vaak onderschat. Voorbodes van obesitas moeten tijdig worden aangepakt. Ook hier geldt: ‘beter voorkomen dan genezen’. Uit het evaluatierapport ‘Bewegen op verwijzing’ blijkt dat jongeren een moeilijk te bereiken doelgroep vormen. Daarom, minister, moet ‘Bewegen op verwijzing’ beter worden bekendgemaakt bij jongeren. Daar moeten we vooral op inzetten.
Het voordeel bij kinderen en jongeren is dat zij nog moeten groeien. We moeten enkel focussen op hun lichaamsgewicht, om hun body mass index (BMI) te laten zakken.
Ik wil een suggestie meegeven. Het Jeroen Bosch Ziekenhuis in Nederland sleepte onlangs een prijs in de wacht omdat het met verschillende partners een mobiele app ontwikkelde voor de jongeren. Zo konden ze, onder begeleiding van de verpleegkundigen, hun gewicht onder controle houden. Wij kunnen misschien dit mooie voorbeeld overnemen in Vlaanderen.
Mevrouw Franssen heeft het woord.
Minister, ik sluit mij graag aan bij deze vraag omdat het strategisch plan ‘De Vlaming leeft gezonder in 2015’ ook een aantal principes heeft. Principe 8 heeft altijd zeer sterk mijn aandacht getrokken. Het gaat over de specifieke doelgroepen en meer bepaald het terugdringen van de gezondheidsongelijkheden of de gezondheidskloof, die er in het kader van de preventieve gezondheid toch wel is. Het is goed dat dit werd opgenomen in dit strategisch plan. Daartoe zou een stuurgroep worden opgericht. Wat is de stand van zaken van die stuurgroep? Welke maatregelen zijn er al genomen in dit kader?
Collega's, ik zal het antwoord op een paar vragen samenvatten. Dat strategisch plan zegt inderdaad dat je per levensdomein moet zoeken naar de verzameling van de stakeholders om op dat terrein actief te kunnen zijn. De heer Bertels vraagt of er nieuwe acties in het kader van dat plan worden genomen. Ja, het is de bedoeling dat dat strategisch plan telkens opnieuw met nieuwe acties wordt gevoed die dat plan kunnen versterken, in functie van gekozen levensdomeinen.
Een van de meest recente inspanningen is een afspraak die is gemaakt met de VVSG, en dat is een besluit dat door de Vlaamse Regering definitief is goedgekeurd en in uitvoering is. Daarin wordt de VVSG een bedrag ter beschikking gesteld waarbij ze een oproep moeten doen naar die lokale besturen, wat ons betreft het liefst ook lokale besturen die in een eerstelijnszone willen samenwerken, om preventieve acties te ondernemen ten aanzien van specifieke doelgroepen. Met die doelgroepen worden in het bijzonder de meest kwetsbaren bedoeld. Wat betreft een gezonde levensstijl weten we allemaal dat er bijzondere aandacht moet gaan naar de doelgroepen die we moeilijk bereiken. Met die actie krijgt de VVSG de kans om lokale bestuurders daarin te ondersteunen. We gaan samen met de lokale besturen ook met de partners die de methodieken hebben ontwikkeld, aan de slag.
Dit is de strategie: een strategisch kader, dan per levensdomein stakeholders zoeken, dan proberen om met hen parameters voor na te streven objectieven af te spreken en dat voortdurend voeden met de uitrol van methodieken die ondertussen beproefd zijn en niet meer ontwikkeld moeten worden. Meer tijd steken in de implementatie is nu de boodschap. Daarin zit uiteraard ook alles wat je met apps en met gevalideerde apps kunt doen. Het is belangrijk dat we daar de kwaliteit van bewaken.
Als u de inventaris zou zien, zult u merken dat daarin wel degelijk een aantal acties zijn opgesomd zowel voor de groep waar de heer Bertels naar verwijst als voor de lokale overheid als mogelijke partner.
Ik dank de collega's die effectief aangeven dat overgewicht en het risico op obesitas een belangrijke maatschappelijke problematiek is, zeker ook bij jongeren die dat nog heel lang kunnen meenemen in hun leven. Voorkomen is beter dan genezen, dat adagium huldigen we allemaal. We moeten daar meer op inzetten want er is verwezen naar de bewegingscoaches na een verwijzing van de huisarts, buiten de school dus. Er wordt impliciet verwezen naar de gezondheidscoaches in de bedrijven. Maar het is correct wat door de collega's gezegd wordt: die spreken de jongeren niet of onvoldoende aan. We hebben andere en moderne technieken nodig, niet betuttelend – ik leg de nadruk daarop: niet betuttelend – om jongeren aan te spreken op hun levensgedrag, want – dan kom ik in een andere situatie – de gezondheidskloof is ook daar al aanwezig. Het risico op overgewicht of obesitas na tien jaar bijvoorbeeld, kan je ook afleiden uit sociaal-economische factoren bij zestienjarigen. Minister, ik hoop dat u in het kader van de tussentijdse indicatoren en de tussentijdse doelstellingen die bijgesteld worden, daar bijzondere aandacht aan geeft in 2019 want dat is op het terrein absoluut nodig. (Applaus bij sp.a en Groen)
De actuele vraag is afgehandeld.