Report plenary meeting
Report
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het ontwerp van decreet betreffende de onderwijsdoelen voor de eerste graad van het secundair onderwijs.
De algemene bespreking is geopend.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Ik wil toch nog een korte reactie geven op een niet-onbelangrijk ontwerp van decreet, met name het ontwerp van decreet dat de nieuwe eindtermen voor de komende jaren en dus de inhoud van ons onderwijs zal bepalen.
Hoewel we vrij lang zeer constructief zijn geweest en we daarna toch aan de kant gezet zijn, kunnen we toch wel toegeven dat er, zeker tot op het moment dat we meegewerkt hebben, maar ook daarna, echt wel goede elementen in het nieuwe ontwerp van decreet gekomen zijn. Ik denk dat er inhoudelijk sterke elementen in het ontwerp van decreet zitten die ervoor kunnen zorgen dat ons onderwijs effectief inhoudelijk zal moderniseren en dat er nieuwe elementen in gebracht zullen worden. De klemtonen zullen worden verlegd, waardoor er op een aantal competenties toch wel stappen worden gezet naar modern onderwijs. Ik denk daarbij aan zaken als burgerschap, de digitale competenties, Science, Technology, Engineering and Mathematics (STEM) en aan economische en financiële geletterdheid.
Even belangrijk is dat zaken als weerbaarheid en mentale gezondheid in de vernieuwde eindtermen sterker naar voren komen. Ik denk dat we tevreden kunnen zijn met de zestien sleutelcompetenties die uiteindelijk in dit ontwerp van decreet een vertaling hebben gekregen.
Er zijn echter een aantal zaken waarbij we ons nog vragen stellen. Dit ontwerp van decreet moest bijzonder snel worden behandeld. Door het aanvankelijk lange dralen in verband met het kaderdecreet moest de ontwikkeling van de eindtermen plots in een heel snelle stroomversnelling terechtkomen. Die eindtermen zullen ook zeer snel moeten worden uitgerold. Dat zal het werk voor de mensen op het werkveld er zeker niet gemakkelijker op maken.
Om dit te laten slagen, zal een zekere mildheid dan ook nodig zijn wanneer de eindtermen worden opgevolgd en de realisatie wordt gecontroleerd. Er zal ook voldoende ondersteuning moeten zijn. Het implementatietraject is een belangrijk punt waarvoor de Vlaamse Regering aandacht zal moeten hebben. Er zullen voldoende vorming, ondersteuning, middelen en infrastructurele aanpassingen moeten zijn. Het is goed te stellen dat we een pak meer zullen inzetten op digitale competenties omdat we dit belangrijk vinden, maar als daar geen middelen tegenover staan en indien de scholen het moeten doen met de infrastructuur die nu beschikbaar is, zal het een heel grote uitdaging worden. Om dit voort te zetten, zal het meer dan nodig zijn tijdens het implementatietraject in de nodige ondersteuning te voorzien.
Dit ontwerp van decreet is verbonden met de modernisering van het secundair onderwijs. Die modernisering is ooit begonnen onder de heer Monard. Ook toen werd al naar meer dan enkel een modernisering, een structuurhervorming en een aanpassing van de inhoud gekeken. Ook toen werd al gezegd dat een lerarenloopbaanpact nodig zal zijn. Als we een modernisering van het onderwijs willen en als we een inhoudelijke vernieuwing willen doorvoeren, zullen we ook moeten nadenken over de wijze waarop dit in de klas pedagogisch zal worden aangepakt. Daarvoor zullen we onze leerkrachten moeten ondersteunen en zullen we het beroep van leerkracht moeten herbekijken.
Dat zijn elementen die hier niet inzitten, maar die toch bijzonder nodig zijn. Ik vind het bijzonder jammer dat die koppeling is losgelaten en ik hoop dat hier toch voldoende aandacht aan zal worden gegeven. Dat zijn natuurlijk de mensen die het moeten uitrollen. In theorie is het zeer mooi te stellen dat met deze nieuwe eindtermen meer vrijheid wordt gegeven, dat leerkrachten veel meer zeggenschap krijgen en dat leerkrachten meer betrokkenheid krijgen bij de leerstof die ze zullen moeten geven. Ze zullen het echter ook moeten kunnen doen. Dat is de discussie die daarnet is gevoerd. Op dit moment is er bijzonder weinig ruimte om met veel nieuwe zaken aan de slag te gaan en ik zou daar echt aandacht voor willen vragen.
Ik vind het ook goed dat het mogelijk zal zijn vakoverschrijdend te werken. De koppeling tussen vakken en inhouden wordt in het onderwijs losgelaten. Dat projectmatig zal kunnen worden gewerkt, is ook een uitdaging die een nieuwe werkwijze vraagt. Ik denk dat dit het voor leerlingen eindeloos interessanter zou kunnen maken om verbanden tussen vakken te zien, maar dit vraagt de nodige ondersteuning.
Ik vind het jammer dat het om de eerste graad van het secundair onderwijs gaat. Enigszins uit tijdnood zijn we begonnen met de eindtermen voor de eerste graad van het secundair onderwijs te ontwikkelen. Natuurlijk zal wat hierop volgt, belangrijk zijn. De leerlijn en de coherentie zijn bijzonder belangrijk. Aangezien het snel moest gaat, is het nu niet gelukt dit hierin op te nemen. We kijken hier naar uit en we zullen erover waken dat dit in orde komt.
Iets nieuws dat wordt ingevoerd, is het concept van de basisgeletterdheid. De eindtermen moeten normaal op populatieniveau worden bereikt. We streven ernaar die eindtermen met zo veel mogelijk leerlingen te bereiken. De invoering van het concept van de basisgeletterdheid betekent dat alle leerlingen over een bepaalde minimumlat moeten. Dit is leerlinggebonden, wat wij altijd hebben verdedigd. We vinden het een goed idee, maar we denken dat het ook belangrijk is waar die lat dan wordt gelegd. De lat moet zeker voldoende hoog worden gelegd, maar het moet ook realistisch zijn. Dat is iets wat we in het oog moeten houden en wat zeker een evaluatie zal vragen.
Ik denk dat dit ontwerp van decreet bijzonder goede zaken bevat, maar er zijn toch ook zaken die we nauw in het oog moeten houden. Hoe zit het met die basisgeletterdheid? Is zoiets haalbaar?
Zijn er niet nog steeds te veel eindtermen? Komen die transversale competenties in die eindtermen ook voldoende aan bod? Zullen ze niet verloren gaan bij die eindtermen waar ze integraal deel uitmaken van de inhoudelijke competenties? Ligt op alles voldoende nadruk? Er zijn opmerkingen gekomen van onder andere de Vlor en de SERV die vonden dat bepaalde zaken nog meer hadden kunnen worden uitgewerkt. Dit is een ‘work in progress’, het is een goede eerste stap, maar het is nog niet volledig voldragen en af. Om die reden gaan we ons onthouden.
De heer Janssens heeft het woord.
Drie belangrijke elementen zullen onze stemverhouding straks bepalen. Voor onze fractie zullen scholen ten gevolge van deze eindtermen al te zeer instellingen worden die in de eerste plaats moeten zorgen voor het psychosociale welzijn van kinderen. Vanzelfsprekend is dat heel belangrijk, maar ik vrees dat de in dit ontwerp van decreet geformuleerde competenties zoals lichamelijke, geestelijke en emotionele gezondheid, sociaal-relationele competenties, zelfbewustzijn en expressie mogelijk te veel de aandacht zullen afleiden van de werkelijke kerntaak van ons onderwijs, namelijk kennis en cultuuroverdracht. Nu al wordt vastgesteld dat de kennis van de leerlingen op veel vlakken achteruitboert. Wij vrezen dat deze eindtermen die negatieve evolutie alleen maar zullen versnellen.
De eindtermen bevatten ook nogal wat verwijzingen naar de houding die leerlingen zouden moeten leren aannemen tegenover de aanwezigheid van andere, vreemde culturen in ons land. Het gaat erover dat men leerlingen wil aanzetten tot een beter begrip en respect voor andere culturen en zogenaamde stereotypes wil tegengaan, dat men onze eigen culturele identiteit wil doen nuanceren en leerlingen zelfs wil opleggen dat ze de onverdraagzaamheid en discriminatie in de samenleving kunnen toelichten. Ik vrees dat met deze eindtermen kinderen misschien nog meer dan tot op heden gebeurde, positieve meningen over massa-immigratie en multicultuur zullen worden opgedrongen, waarbij elke kritische ingesteldheid wordt verboden.
Ten slotte is het duidelijk en helder formuleren van eindtermen natuurlijk een zaak, maar de controle of de eindtermen wel degelijk worden bereikt, is een andere. Eindtermen worden in bepaalde scholen massaal niet bereikt, en toch worden er vlot diploma's afgeleverd. Er schort dus wat ons betreft ook wel wat aan de finaliteit.
Uiteraard vinden wij niet alleen negatieve elementen in dit ontwerp van decreet, maar ik heb deze drie elementen eruit genomen om straks onze stemhouding te bepalen, en dat zal uiteindelijk een onthouding zijn op dit ontwerp van decreet.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega's, ik weet niet of iedereen het beseft, maar het ontwerp van decreet dat hier nu voorligt, is eigenlijk een cruciaal decreet, zowel inhoudelijk, maar ook voor dit parlement. Het is namelijk de basis, waarvoor we als volksvertegenwoordigers hier zitten, om mee te bepalen, om vast te leggen wat het minimum is dat onze Vlaamse leerlingen leren op school. En dat is cruciaal.
Ik wil eerst en vooral iedereen bedanken die hieraan heeft meegewerkt, want hier zijn hele processen aan voorafgegaan. Er zijn groepen scholieren en allerlei werkgroepen aan voorafgegaan. Ook de mensen uit de oppositie hebben hieraan meegewerkt, met ook een bijzondere reis in Denemarken. Ze hebben er net ook naar verwezen dat op dat vlak, op minimumdoelen, we eigenlijk moeten proberen om een zo groot mogelijke consensus te realiseren.
Collega’s, in dit decreet staat het antwoord dat u binnenkort moet geven op het nieuwjaarsdiner wanneer iemand van uw familie vraagt: “Hoe komt het nu toch dat ze dat niet leren op school?” Collega’s, ik raad u aan het ontwerp van decreet mee te nemen. U kunt er allicht het antwoord in vinden, zodat u kunt zeggen: “Excuseer, ze moeten dat wél leren op school.” Dat is de kern van dit ontwerp van decreet.
Collega’s van het Vlaams Belang, ik weet niet welke tekst jullie hebben gelezen. Ik kan alleen maar vaststellen dat kennis bij elke eindterm expliciet is opgenomen in dit ontwerp van decreet. Iedereen in dit parlement vindt dat kennis een belangrijk gegeven is. Het is manifest onjuist dat het er niet in zou staan. Het staat bij elke eindterm. Ik meen mij zelfs te herinneren dat sommige mensen het er niet volledig mee eens waren dat kennis er expliciet in staat.
Voor de N-VA en voor velen hier aanwezig was burgerschap een belangrijk item. We moeten meegeven hoe onze Vlaamse samenleving draait, hoe ze in elkaar zit en wat de basis is. Dat staat erin. De Vlaamse symbolen staan er letterlijk in. De gelijkheid van man en vrouw, de mensenrechten, de vrije meningsuiting: het staat er allemaal letterlijk in. Het is pagina 350, voor het geval u het zou zoeken.
Collega’s, ik heb al gezegd dat de kennis er letterlijk in staat. Dat is een cruciaal houvast voor onze leerkrachten. Ze kunnen nu bij de minimumdoelen die we als overheid stellen letterlijk zien wat de overheid vraagt. Ze kunnen nu ook tegen alles en iedereen die zegt “Dit moet” zeggen: “Neen, dít moet.” We hebben er niet alleen voor gepleit, maar we hebben het ook in dit parlement goedgekeurd dat die eindtermen letterlijk bij de betrokken doelen in de leerplannen komen. Daar is geen discussie over. Minister, ik ben zeer blij dat u in de commissie zeer duidelijk heb gezegd dat er geen leerplannen zullen worden goedgekeurd als ze niet voldoen aan het ontwerp van decreet, namelijk als de eindtermen niet in een of andere concordantietabel achteraan in een leerplan worden opgenomen.
Collega’s, er is veel te doen geweest om basisgeletterdheid: die eindtermen waarvan we zeggen dat alle leerlingen ze moeten bereiken. De discussie die dan telkens opnieuw oplaait, is: “Ja maar ja, als we nu van al die eindtermen basisgeletterdheid maken, dat zou toch geweldig zijn, want dan moeten al die leerlingen dat kennen!” Collega’s, er is een groot gevaar dat je de eindtermen dan minder ambitieus kunt formuleren. Als je wilt dat iedereen ze haalt, en als iemand een eindterm niet haalt op een school betekent dat de financiering en de erkenning van die school in het gedrang komen, dan zitten we met een probleem. Daarom werd de keuze gemaakt tussen enerzijds basisgeletterdheid, waar we zeggen wat de minima zijn, en anderzijds de eindtermen die we hebben geformuleerd.
Collega’s, we hebben het hier met heel wat collega’s al eens gehad over de eindtermen, omdat we signalen kregen dat bepaalde eindtermen onvoldoende ambitieus zouden geformuleerd worden. Onder andere de talen waren daar bij. Ook was er wat debat over geschiedenis en aardrijkskunde. Wel, collega’s, daar is gevolg aan gegeven. In deze eindtermen zijn ze ambitieus geformuleerd.
Mevrouw Meuleman zei terecht dat het hier enkel over de eerste graad gaat. De N-VA roept op om de eindtermen voor taal voor de tweede en derde graad die er nog zullen komen, ook ambitieus te formuleren. Diegenen die de leerplannen maken en er de uren in zetten, moeten daarvoor ook in voldoende uren voorzien. Wij kunnen in dit parlement wel ambitieuze eindtermen opleggen, maar ze moeten natuurlijk wel worden gerealiseerd, en dat kan alleen als in die leerplannen voldoende tijd wordt gestoken.
Collega’s, iets opmerkelijks moet mij en mijn fractie nog van het hart. Ik heb het over de tegenstelling tussen de Vlor en de SERV. De Vlor zegt dat je deze eindtermen niet kunt gebruiken voor kwaliteitszorg en kwaliteitsbeleid. Het is opmerkelijk dat het orgaan dat advies geeft over onderwijs stelt dat de minimumdoelen niet de basis mogen vormen voor de kwaliteit van onderwijs. Dat is zeer opmerkelijk. De SERV daarentegen heeft het op dat vlak beter begrepen en zegt: “We hebben eindelijk een manier om de kwaliteitszorg af te stemmen op het minimumniveau in Vlaanderen.” In het debat daarnet bij de actuele vraag over toetsen ging het ook over waar we nu in Vlaanderen staan, wat we moeten bijsturen, en dergelijke meer.
– Wilfried Vandaele, ondervoorzitter, treedt als voorzitter op.
Collega's, de kern was: de ambitie moet omhoog. Voor al degenen onder jullie die de moeite gedaan hebben om die eindtermen eens door te nemen – en dat zijn jullie uiteraard allemaal: die eindtermen zijn ambitieus. Ik denk dat we niet kunnen zeggen dat de minimumdoelen in Vlaanderen die eraan komen in de eerste graad secundair onderwijs, niet ambitieus geformuleerd zouden zijn. Dat wil natuurlijk wel nog zeggen dat we de leerkrachten in de klas, degenen die de eindtermen en de minimumdoelen gaan geven, ruimte moeten geven om aan de slag te gaan. De grootste vakbond, de Christelijke Onderwijscentrale (COC), heeft de directies opgeroepen om hun leerkrachten actief te betrekken bij de uitwerking van die eindtermen. Wij denken dat dat belangrijk is, dat de leerkrachten zich eigenaar weten over die eindtermen.
We moeten ook niet te veel onrust zaaien. De voornaamste tip die we leerkrachten kunnen geven, is: “neem uw huidige manier van werken. Kijk wat je al geeft. Kijk wat je in uitbreiding al geeft en wat vandaag in de doelstellingen zit, in de minimumdoelen, in de eindtermen. Dan heb je eigenlijk al wat je vandaag doet. En kijk dan wat er nog bij is gekomen.” Ik denk dat dat de beste manier is om op dat vlak geen onrust te zaaien.
Collega's, wat komt er nog verder? Het is niet onbelangrijk om dat hier mee te geven. Dit is voor de eerste graad. Wij zullen dit als N-VA met veel ambitie goedkeuren, omdat dit een basis legt om iets te zeggen over de eindtermen van de tweede en de derde graad, en ook over de specifieke eindtermen van de tweede en de derde graad. En het zegt ook iets over de eindtermen die we nog zullen maken voor het basisonderwijs. Dit is het richtsnoer. Staat dit nu voor eeuwig en altijd in steen gebeiteld? Neen, ik kan u geruststellen, collega's: het parlement kan te allen tijde, als er wordt vastgesteld dat er iets moet worden gewijzigd, hiermee aan de slag gaan om dat bij te sturen.
Ik zou het ontwerp onrecht aandoen als ik zou beginnen op te sommen welke eindtermen wij met onze fractie allemaal belangrijk vinden. Want het onrecht is dan dat we andere niet gaan opsommen. Als ik zou zeggen dat we het heel goed vinden dat digitale competenties erin gaan zitten, zouden mensen zeggen: je zegt niets over Nederlands. Dat zullen we dus niet doen. Het is het geheel van alle eindtermen die er staan, die voor ons als partij belangrijk zijn.
Collega's, in de toekomst gaan we wel van heel nabij opvolgen hoe er aan de slag wordt gegaan met curriculumdossiers, namelijk, hoe die eindtermen worden vertaald in de verschillende studierichtingen. We zullen ook kritisch blijven ten opzichte van de eindtermen van de tweede en de derde graad in het basisonderwijs, zodat hetzelfde ambitieniveau daarin behouden blijft.
Afsluitend, voor ons als N-VA is ook de bekwaamheid van de leerkrachten die dit gaan geven, cruciaal, en dus de koppeling aan een vak, de koppeling aan de vakbekwaamheid van een leerkracht. Er staat in dat men kan clusteren, maar er staat niet in dat men moet clusteren. Onze oproep aan scholen is dan ook: behoud alstublieft de vakexperten die leerkrachten zijn, om hen die eindtermen en die inhouden te laten geven die ze absoluut beheersen, en niet te gaan clusteren om één iemand die er in het beste geval iets van kent, dat te laten geven. Het vak ‘Project Algemene Vakken (PAV)’ is er het voorbeeld van dat dat niet altijd optimaal verloopt. En de leerlingen zijn daar het slachtoffer van.
Ik rond af, collega's. Dit is volgens ons, als N-VA, een sterk ontwerp van decreet, met sterke inhoud, sterke focus op kennis, sterke focus op vaardigheden, met een heel hoog ambitieniveau, en bovendien ook een heel sterke onderbouwing naar burger worden in de Vlaamse maatschappij, met de arbeidsmarkt als een uitgangspunt. We zullen dit dan ook goedkeuren. Ik dank u. (Applaus bij de meerderheid)
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, collega's, het ontwerp van decreet dat nu voorligt, heeft een lange voorgeschiedenis. Er ging een maatschappelijk debat aan vooraf over wat in ons onderwijs aan bod moet komen. Ik wil hier onze waardering uitdrukken voor iedereen die een rol heeft gespeeld bij het tot stand komen van de eindtermen die hier vandaag voorliggen.
Na het maatschappelijke en politieke debat keurde dit parlement begin dit jaar een kaderdecreet goed, dat zorgde voor een nieuwe architectuur van onze onderwijsdoelen en dat ook in een nieuwe procedure voorzag voor de ontwikkeling ervan. Dat kaderdecreet gaat ervan uit dat de eindtermen geformuleerd worden op basis van zestien sleutelcompetenties, die ervoor moeten zorgen dat jonge mensen gevormd worden om de uitdagingen van de 21ste eeuw aan te kunnen, en riep ontwikkel- en valideringscommissies in het leven die ze tot stand moesten brengen. Via een goede taakverdeling zijn het die commissies die samen met de onderwijsdiensten hebben gezorgd voor het kwaliteitsvolle resultaat dat vandaag voorligt. Ook hen wil ik daarvoor uitdrukkelijk bedanken.
De eindtermen zijn, zoals het kaderdecreet voorziet, niet onderverdeeld in vakgebonden doelen, maar worden geformuleerd los van de vakken. Daarmee krijgt het onderwijsveld ruimte voor eigen keuzes om ze te realiseren. In hun leerplannen kunnen de onderwijsverstrekkers zelf kijken hoe ze, vertrekkend van de eindtermen, verbindingen leggen.
In het werken met de eindtermen beperken we ons niet tot een inspanningsverbintenis, maar moeten er ook resultaten gehaald worden. Een van de belangrijkste doelstellingen bij het vaststellen van de eindtermen was soberheid: minder, maar helder en duidelijk, competentiegericht en evalueerbaar. Onderwijs is een samenspel van kennis, vaardigheden, inzichten en attitudes, waarbij elk element cruciaal is. Het is dan ook goed dat in het ontwerp van decreet nieuwe keuzes worden gemaakt, die onze jongeren voorbereiden op het zelfstandig functioneren in de samenleving – vandaar ook de specifieke aandacht voor basisgeletterdheid. Het is zeer belangrijk om aan te geven wat echt door alle jongeren minimaal moet worden bereikt binnen het onderwijs. Daarbij moet wel de haalbaarheid in het oog worden gehouden.
Voor het eerst liggen eindtermen voor de B-stroom voor die door zoveel mogelijk leerlingen bereikt moeten worden. En dit wordt een extra uitdaging voor de leerkrachten. Ook voor die eindtermen moet de lat op de juiste hoogte gelegd worden. Ze moeten voldoende uitdagend zijn, maar nog steeds haalbaar.
Zinvol is ook dat scholen en leerkrachten nog voldoende ruimte krijgen voor bijkomende doelen om vanuit hun eigen pedagogisch project met professionele passie ons onderwijs vorm te geven.
Voorzitter, onderwijs is nooit af. Samen met het werkveld zullen de volgende stappen gezet worden. Daarbij hebben we een groot vertrouwen in de deskundigheid en de betrokkenheid van de experts in de scholen: de leerkrachten. Die moeten zich gaandeweg eigenaar weten worden van de eindtermen, en ze vertalen naar de realiteit van de school, de klasgroep, en de leerling.
Daarbij worden ze geholpen door pedagogische begeleiding, en zullen ze feedback krijgen in samenwerking met de vernieuwde onderwijsinspectie. Diezelfde dynamiek zal ook spelen bij de eindtermen van de andere graden en onderwijsniveaus.
Graag spreek ik hier nu mijn vertrouwen uit in al wie het goed meent met ons onderwijs, en wie zich er dag in dag uit deskundig en creatief voor inzet. Door hen zullen we met deze eindtermen, in een productief samenspel tussen autonomie en dialoog, ons onderwijs in de 21e eeuw realiseren. Collega’s, het gaat er hem immers niet enkel om dat we leerlingen vormen die voorbereid zijn op de maatschappij, het gaat er hem om dat we leerlingen vormen die ook de evolutie in de maatschappij vorm kunnen geven. (Applaus bij CD&V).
De heer De Ro heeft het woord.
Mijnheer Janssens, uw eerste opmerking verbaasde mij een beetje. Dit huis heeft hier op een bepaald moment gastheer mogen spelen voor meer dan duizend Vlamingen: leerlingen, leerkrachten, betrokken ouders, Vlamingen die graag hun zeg wilden doen over wat er in de toekomstige eindtermen moest staan.
En tot de verbazing van menig collega, was er in de vier groepen die ik beschrijf, telkens een thema, een groep competenties, dat als eerste naar voren kwam. En dat staat ook in de volgorde van de competenties en de uitgewerkte eindtermen op één – niet omdat dat het belangrijkste is, maar het is wel mooi dat dat er zo in staat: de competenties op vlak van lichamelijk, geestelijk en emotioneel bewustzijn.
– Jan Peumans, voorzitter, treedt als voorzitter op.
En iedereen die ook een beetje de commissie Welzijn volgt, of evoluties in onze maatschappij volgt, beseft waarom zowel jongeren, hun ouders, hun leerkrachten als mensen uit het onderwijs dit belangrijk vinden. Je moet er de cijfers over de geestelijke gezondheid bij jongeren of de suïcidale gedachten bij jongeren maar eens bijnemen om te weten dat dit niet ver van hun bed is, noch van mensen die in het onderwijs staan, noch van de leerlingen.
Eenzelfde punt kun je maken rond EHBO, waarover in dit parlement tijdens verschillende legislaturen opmerkingen gemaakt zijn over de grenzen van partijen en van meerderheid en oppositie heen. Voor onze fractie is het heel belangrijk dat er rekening is gehouden met die inbreng van Vlaanderen.
Een tweede belangrijk punt betreft, in algemene termen, de voorliggende eindtermen. Onze studiedienst heeft alle eindtermen hoofdstuk per hoofdstuk opgelijst. Als je alle wetgevende ballast eraf haalt, kun je enkel vaststellen dat dat een zeer helder geformuleerde tekst is. En ik sluit ik mij aan bij de collega’s die voor mij spraken en die vaststelden dat de eindtermen zeer ambitieus zijn, op heel wat terreinen: technologie, exacte wetenschappen, talen, mediawijsheid.
Het is in deze tijden niet onbelangrijk – ik heb het deze ochtend nog in de commissie voor de bestrijding van gewelddadige radicalisering gezegd en twee weken geleden in de commissie Onderwijs – dat de ambities die we erin steken en de formulering van de eindtermen rond burgerschap cruciaal zijn voor een Vlaanderen 2.0, een maatschappij van de toekomst. Daar zit een preventieve reflex in, maar vooral een samenlevingsreflex. Mensen die dat inkleuren als een soort aanval op onze waarden, stel ik voor om die competenties en die eindtermen toch eens te lezen. Ze kunnen zich misschien eens de vraag stellen of het spektakel dat we de afgelopen 48 uur hebben gezien, nog op die manier zou zijn gevoerd, mochten al die volwassenen die de afgelopen dagen zijn tekeergegaan die eindtermen hadden bereikt in het verleden.
Ik geef een paar voorbeelden van die eindtermen: de leerlingen gaan respectvol en constructief om met individuen en groepen in een diverse samenleving; de leerlingen hanteren strategieën om respectvol en constructief om te gaan met individuen en groepen in een diverse samenleving; de leerlingen lichten organismen van vooroordelen, stereotypering, machtsmisbruik en groepsdruk toe. En, ten slotte, 7.5: de leerlingen hanteren strategieën om tot constructieve oplossingen voor conflictsituaties te komen.
Dit zijn zeer, zeer ambitieuze maatschappelijke eindtermen voor de groep 12 tot 14-jarigen. Ik kan namens mijn fractie alleen maar hopen dat ook heel veel volwassenen, die niet meer de kans hebben, voorzitter, om in de eerste graad secundair onderwijs te zitten, die eindtermen toch eens ter hand nemen en zien dat ze er zelf uit zouden kunnen leren. Ik dank u. (Applaus bij CD&V en Open Vld)
Mevrouw Gennez heeft het woord
Voorzitter, collega's, de actualisering van de eindtermen en onderwijsdoelen voor de eerste graad van het secundair onderwijs maakt inderdaad deel uit van een belangrijk Onderwijsdecreet. Want de eindtermen en de onderwijsdoelen definiëren inderdaad de inhoud van ons onderwijs. En als we relevant willen zijn in ons onderwijs – en die ambitie hebben we, omdat onderwijs een belangrijke emanciperende factor is in onze samenleving – dan is het ook goed dat die eindtermen actueel zijn. Ze zijn al iets meer dan twintig jaar oud. De samenleving is de laatste twintig jaar ontzettend snel veranderd. En dan is het maar evident dat alle geledingen in dit parlement, alle partijen de verantwoordelijkheid hebben opgenomen om die actualisering zo bijdetijds en ambitieus mogelijk mee te realiseren.
Het is sowieso belangrijk dat kennis, vaardigheden en attitudes in gelijke mate als belangrijk naar voren worden geschoven in dit ontwerp van decreet. Het is belangrijk dat we ons inderdaad in een internationale context positioneren en dat we de zestien Europese sleutelcompetenties in ons Vlaams onderwijs als richtinggevend meenemen.
Vanuit sp.a vinden we het belangrijk – ik heb het al heel vaak gezegd – dat de lat in ons onderwijs hoog ligt, dat we ambitieus zijn en dat we er voor zorgen dat elk kind gelijke kansen heeft in ons onderwijs. Want het belangrijkste om je toekomst te bepalen, zijn je talenten en je interesses en mag nooit je afkomst zijn. Daarom hebben er heel erg voor gepleit – dat is opgenomen in het uiteindelijke ontwerp van decreet – dat het behalen van eindtermen die minimumdoelen zijn, niet contextgebonden mag zijn. Afhankelijk van het onderwijsniveau en de studiekeuze is het uiteraard belangrijk dat de context niet bepalend is voor het halen van de eindtermen.
Wat we minder evident vinden, is dat we eindtermen inderdaad definiëren als te bepalen op populatieniveau. En een populatie is 100 procent, dat zijn alle kinderen, maar de vraag is: wanneer evalueer je het overbrengen van kennis, vaardigheden en attitudes als succesvol? Als 30 procent van de kinderen de eindtermen behaald hebben? 40 procent? 50 procent? 90 procent? We weten dat eigenlijk niet. En we gaan dit op basis van dit nieuwe kaderdecreet en deze concrete eindtermen ook nog altijd niet weten, en dat vinden we een gemiste kans, omdat eindtermen minimumdoelen blijven die ook belangrijk zijn om de kwaliteitstoetsing van ons onderwijs aan te kunnen doen. Dan is het vreemd dat we ons neerleggen bij een deel van de populatie die die eindtermen behaalt.
Het debat is daarover zeer uitvoerig gevoerd. Wij zijn inderdaad voorstander van het feit dat elk kind de minimumdoelen in ons onderwijs haalt: dat zou van een gezond ambitieniveau getuigen. Maar we hebben dat helaas niet kunnen halen. We stuiten daar op weerstand van de politieke meerderheidspartijen, maar blijkbaar ook van het onderwijsveld zelf. We denken dat we in een volgende ronde daar nog verder over moeten discussiëren.
Wat we ook een minpuntje vinden, is het gebrek aan transparantie in het geheel. Als eindtermen minimumdoelen zijn, is het vreemd dat we nog een nieuw concept invoeren middels basisgeletterdheid. Dat is een concept dat voor ons iets te veel tendeert naar de lat lager leggen, omdat dat een soort van minimum-minimorumdoelstellingen worden die dan wel door elke leerling moeten worden behaald. Dus het argument dat het onmogelijk is om scholen te evalueren en scholen de boodschap te geven dat elk kind elke eindterm moet behalen, maar dat dan wel mogelijk zou moeten zijn voor basisgeletterdheid dat elk kind dan moet behalen, is een beetje een gebrek aan transparantie, die het geheel en de voorspelbaarheid en het inzicht in de inhoud van onze eerste graad en het secundair onderwijs niet makkelijker maakt. Dat vinden we spijtig.
Wat we positief vinden, is dat eindtermen ook vakoverschrijdend geïnterpreteerd kunnen worden. We denken dat dat bijvoorbeeld voor de toch wel belangrijke STEM-eindtermen essentieel is, omdat technologie, toegepaste wetenschappen alsmaar belangrijker worden in een snel evoluerende samenleving.
Wat we daarnaast belangrijk vinden, is dat de leerplannen voor leerkrachten hanteerbaar blijven. Sommige leerplannen zijn vandaag echt wel heel dikke boeken die niet noodzakelijk voor leerkrachten goed hanteerbaar zijn om zich te beperken tot de essentie van wat de eindtermen zijn. Wij hebben afgesproken in het decreet dat de eindtermen letterlijk in de leerplannen terug te vinden zijn. De minister heeft zich daarvoor ook geëngageerd, we vinden dat positief. Maar een leerplan zou eigenlijk niet veel meer mogen zijn dan een instrument voor een leerkracht waarin hij heel duidelijk als onderwijsprofessional aangegeven krijgt: de overheid verwacht a, b en c van u, en we hebben daar een aantal pedagogisch-didactische wenken bij vanuit de onderwijskoepel of het leerkrachtenteam, die wij zinvol vinden om die effectief te kunnen bereiken. Dit is ook een oproep aan de onderwijsverstrekkers en de inrichtende machten. Meer zou er in een leerplan niet mogen staan, laat staan een hertaling van eindtermen die geobjectiveerd zijn. Dat zou er ook niet in terug te vinden mogen zijn.
Tot slot hebben leerkrachten belang bij transparante en hanteerbare eindtermen, maar ook bij levenslang leren. We denken dat het belangrijk is dat ook met die component bij de uitvoering van de nieuwe eindtermen en de implementatie van de nieuwe leerplannen voldoende rekening gehouden wordt: dat leerkrachten ondersteund worden, versterkt worden in die toch uitdagende sleutelcompetenties voor de 21e eeuw met zin voor kritisch burgerschap en met zin voor vrije meningsuiting en vooral creativiteit en zelf nadenken. Dat is belangrijk en kan alleen maar onze jongeren versterken.
Onze fractie zal zich onthouden voor dit ontwerp van decreet net zoals voor het ontwerp van kaderdecreet.
Collega's, ik weet dat het voor ons nuchtere Vlamingen een uitspraak is die we niet snel in de mond nemen, maar ik zal het voor deze ene keer toch doen. Ik vind dat wij vandaag geschiedenis schrijven. Ik hoop dat we straks met heel veel een heel bijzonder ontwerp van decreet ter versterking van de kwaliteit van het Vlaams onderwijs zullen goedkeuren.
Collega's, het is een ontwerp van decreet dat niet alleen staat. Collega Meuleman heeft er al naar verwezen. Toen zoveel jaren geleden er verslagen werden gemaakt, onder andere door de heer Monard en zijn experten, over alles wat het secundair onderwijs nodig heeft, waren er een aantal elementen die deel zijn gaan uitmaken van een ‘masterplan secundair onderwijs’. Intussen hebben we deze legislatuur de hervorming en modernisering van het onderwijs goedgekeurd, hebben we het decreet betreffende het duaal leren goedgekeurd, hebben we de hervorming van de lerarenopleiding goedgekeurd en is er ook een collectieve arbeidsovereenkomst afgesloten ter versterking van de positie van de leraar. Dit vormt samen met het ontwerp van decreet over de nieuwe eindtermen een schitterend klavertje vijf, voor zover dat bestaat.
Met de definitieve goedkeuring van deze eindtermen voor de eerste graad van het secundair onderwijs zullen we hebben vastgelegd wat de komende generaties jonge Vlamingen minstens zullen leren op de schoolbanken. We zijn hierbij niet over één nacht ijs gegaan. Ik heb aan het parlement gevraagd om een breed maatschappelijk debat te houden over wat we als samenleving mogen verwachten van het onderwijs. Het was een zeer boeiend debat met leerlingen, met leerkrachten, met onderwijsverstrekkers, met het middenveld, met de bedrijfswereld. Het is een debat geworden dat de essentie raakt van wat goed onderwijs moet zijn.
Het kaderdecreet ‘onderwijsdoelen’ van januari 2018 was er het eerste resultaat van. Ik weet dat dit wat rimpelingen heeft teweeggebracht tijdens een buitenlandse missie, maar ik ben er echt van overtuigd dat je soms door een beetje storm moet als je iets goeds wilt maken. Collega's, de rimpelingen nemen we er graag bij als je weet dat je uiteindelijk tot een kwaliteitsvol werkstuk kunt komen.
We vullen nu de eerste graad in. Het mooie aan het geheel is dat in de commissie die de nieuwe eindtermen heeft gemaakt, er voor het eerst ook leraars in betrokken waren. We hebben dat netjes vastgelegd. We hebben gezien dat het een echte meerwaarde is als je – naast de experten – ook input krijgt vanuit de lerarenteams zelf.
Snelheid en kwaliteit kunnen best wel hand in hand gaan, blijkt uit het advies van de SERV die zijn waardering uitspreekt over de grondigheid waarmee aan de nieuwe onderwijsdoelen is gewerkt. Ook de Vlaamse Onderwijsraad geeft aan dat het voorliggende pakket heel interessante nieuwe elementen bevat die lerarenteams in staat moeten stellen om kwaliteitsvol en eigentijds onderwijs aan te bieden aan leerlingen.
Ook de Strategische Adviesraad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media verwelkomt het ontwerp van decreet en apprecieert de inspanningen die zijn gedaan om binnen een heel complexe materie een werkbaar kader te definiëren dat ten goede komt van leerlingen, leerkrachten, scholen en de samenleving.
Met die eindtermen komen we in het hart van het onderwijs. Ik ben er echt trots op dat we een evenwicht hebben gevonden tussen de ruimte geven aan leraren in scholen enerzijds en duidelijk aangeven wat onze minimale verwachtingen zijn anderzijds.
Collega De Roo heeft al verwezen naar een aantal specifieke interessante eindtermen. Ik zou voor hen die twijfelen aan de sterke ambitie en de sterke basis die wordt gegeven, er eentje willen meegeven die voor mij belangrijk is. Het is eindterm 4.7: Leerlingen onderbouwen een eigen mening over maatschappelijke gebeurtenissen, thema's en trends met betrouwbare informatie en geldige argumenten. Betrouwbare informatie, geen fake news dus.
Zo leren zij het onderscheid maken tussen feiten enerzijds en opinies en meningen anderzijds. Voor wie twijfelt of het mogelijk is in ons onderwijs om een eigen mening te vormen, blijkt hier wel zeer duidelijk dat dat absoluut een van de basisdoelstellingen is.
Het is door verschillende collega's aangehaald dat de eindtermen ambitieus zijn. Ze zijn ambitieus omdat ze nieuwe thema's bevatten. Ze zijn ambitieus omdat elke eindterm duidelijk de kennis bevat die we verwachten en een heel expliciet beheersingsniveau omschrijft. Ze zijn ook ambitieus omdat ze allemaal te bereiken zijn.
In een advies dat de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) zopas nog gaf, lees ik dezelfde ambitie over de operationalisering van het begrip populatieniveau, mevrouw Gennez. De Vlor heeft daar duidelijk gesteld dat het onderwijs een maatschappelijke opdracht heeft om een brede vorming van alle lerenden te bewerkstelligen en dat aan iedere lerende, iedere jongere, maximale vormingskansen moeten worden geboden. Een percentage plakken op populatie wil men liever niet omdat men vreest dat dit op een aantal plaatsen zou leiden tot een verlaging van de pedagogische ambitie in scholen en klassen of ten opzichte van sommige leerlingen. Ook dat is een uiting van ambitie, namelijk een stevige basis bieden aan iedereen.
Zo kom ik bij het begrip basisgeletterdheid, de lat waar iedereen sowieso over moet. De redenen waarom we dit invoeren, collega's, is jullie wel bekend. Als jullie de resultaten van de PISA-testen (Programme for International Student Assessment) hebben bekeken, dan zullen jullie gemerkt hebben dat één op vijf van onze jongeren op 15 jaar de basislat om normaal te kunnen functioneren in onze samenleving vandaag niet haalt. Wel, collega's, dit is een echte schande. Het is dus hoog tijd om daar op in te grijpen.
Waar doe je dat het best? Uiteraard vanaf de kleuterklas, maar zeker bij de hervorming van de eindtermen van de eerste graad. Jongeren die na het lager onderwijs een aantal basiszaken niet mee hebben, mogen we niet in de steek laten. We moeten ervoor zorgen dat in de eerste graad de basislat effectief wordt bereikt. Uiteraard zal nauwgezet worden gekeken hoe scholen omgaan met die basisgeletterdheid, maar de tijd was er echt rijp voor om hier met dit nieuwe begrip aan de slag te gaan.
Collega's, de kleutertjes die vandaag hun eerste stappen op onze speelplaatsen zetten, studeren af in het jaar 2033. Onze eindtermen dateren grotendeels van 1991. Dat is een tijd waarin smartphones, sociale media of elektrische auto's grotendeels onbestaande waren. Vandaag is dat al bijna dertig jaar geleden en tegen 2033 zal dat bijna een halve eeuw geleden zijn. Het was dus hoogdringend om onze eindtermen in een nieuw jasje te stoppen.
We leggen, zoals sommigen al zegden, de lat hoog. De lat wordt hoog gelegd voor wiskunde, talen en wetenschappen. Er komen eindtermen voor STEM, met dank aan de collega's die daar hun appreciatie voor uitdrukken. We voorzien in eindtermen rond burgerschap, financiële kennis, EHBO en reanimatie, stuk voor stuk competenties waarvan we vinden dat ze vandaag essentieel zijn om sterk in de samenleving te staan. En we voorzien voor het eerst in een set eindtermen voor de B-stroom en basisgeletterdheid voor iedereen.
De eindtermen moeten onze jongeren de noodzakelijke rugzak meegegeven om sterk, kritisch en weerbaar in de samenleving te staan, om zich persoonlijk te ontwikkelen, om gewapend te zijn voor hoger onderwijs, of voor de arbeidsmarkt, of voor beiden, op weg naar een succesvolle carrière op de arbeidsmarkt of een succesvolle levensloopbaan, en liefst beide.
Collega's, ik ben bijzonder blij dat dit ontwerp van decreet vandaag ter stemming voorligt. Ik hoop dat het de basis kan zijn voor heel veel leerkrachten om met zeer veel enthousiasme opnieuw aan de slag te gaan. Collega's, besef dat jongeren die vandaag naar school gaan, zouden moeten weten dat je niet voor de school leert maar dat je leert voor het leven. Dat is wat onze eindtermen ook uitstralen. (Applaus bij de meerderheid)
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2018-19, nr. 1752/1)
– De artikelen 1 tot en met 5 worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.