Report plenary meeting
Report
Mevrouw Vanwesenbeeck heeft het woord.
Minister, u weet het al een tijdje, want u wordt er geregeld op aangesproken in de commissie: de vacatures van onze bedrijven raken zeer moeilijk ingevuld. We hebben nog nooit zo'n groot aantal vacatures gehad. Een van de oorzaken, vooral bij laaggeschoolden, is de financiële inactiviteitsval. Dat wil zeggen dat het verschil tussen de uitkering en de laagste lonen te klein is, waardoor mensen moeilijk worden overtuigd om weer aan het werk te gaan.
Er is nog een tweede oorzaak. We spreken heel vaak over die 4 procent werklozen, maar als we naar de Vlaamse actieve bevolking kijken, zijn 72 procent daarvan mensen tussen 20 en 64 jaar. 4 procent is werkloos, en dan heb je nog een stille reserve van 22 procent: langdurig zieken, mensen die met brugpensioen zijn, huismoeders, leefloners en zo verder. Misschien moeten we ook eens naar die groep kijken, om die meer te activeren.
Voka heeft heel recent een aantal suggesties gedaan. De meest opvallende was een jobstimulans. Dat was een beetje een knipoog naar de jobkorting van destijds. Wat ons een beetje verbaasde, was dat u niet echt de hand reikte. Waarom wees u die waardevolle beleidsvoorstellen af?
Minister Muyters heeft het woord.
Mevrouw Vanwesenbeeck, u hebt het juist geschetst. Voka heeft vooral de assumptie gemaakt dat er heel wat mensen zijn die werkloos zijn of niet aan het werk zijn, omdat het verschil tussen het loon en een uitkering te klein is. Ik denk dat dat juist is. Bij een aantal – lang niet bij iedereen, dat wil ik duidelijk naar voren brengen – zal dat wel het geval zijn.
Er zijn natuurlijk wel een aantal maatregelen genomen ten aanzien van die mensen. We hebben een zeer grote taxshift gehad, een van de grootste taxshifts die we in België hebben gekend. Onze federale collega's hebben daar fantastisch werk gedaan. Binnen die taxshift, waarvan we eigenlijk kunnen zeggen dat het een ‘tax cut’ is, een verlaging van de belastingen, zijn het vooral de mensen met een laag loon die daarvan hebben kunnen profiteren. Het is vooral nu dat dat aan bod komt. Bij mensen die aan het werk zijn en een laag loon hebben, is het vooral nu dat die opslag naar voren komt.
Er is deze zomer ook een arbeidsdeal gekomen, waarin men heeft gezegd: laat ons de werkloosheidsuitkering in het begin wat hoger zetten, maar ze dan sneller laten zakken, om sneller naar een minimum te komen. Het verschil tussen werken en een werkloosheidsuitkering zal op die manier stijgen. We hebben daar dus zeker al een aantal maatregelen genomen.
Volgens mij zijn er wel andere redenen dan het verschil tussen loon en uitkering waarom een job niet ingevuld wordt. Soms zit het aan de kant van de werkgever. Een van de punten die in de Voka-nota staan, is dat de loonkost vaak te hoog is. Daar hebben we voor een jobkorting gezorgd. We gaan die jobkorting nog met 70 miljoen euro verhogen vanaf 1 januari 2019, net om ervoor te zorgen dat de kost die een werkgever heeft om mensen in een job aan te nemen, lager wordt. Daarnaast heb je natuurlijk bij de werknemers zelf ook een heel aantal drempels: het feit dat mensen niet meer bij zijn qua kennis, het feit dat de mensen geen arbeidsattitude meer hebben, het feit dat mensen lange tijd niet hebben gewerkt. Wij zijn met het Versnellingsplan, met de individuele beroepsopleiding (IBO) en met een hele hoop maatregelen daaraan aan het werken.
Alles bij elkaar hebben we een goede aanpak voor de krapte op de arbeidsmarkt. De aanpak op het federale niveau is vooral gericht op het loon. Het is ook het best dat dat daar gebeurt. Er zijn nog veel andere maatregelen voor de krapte op de arbeidsmarkt. Sommige moeten nog worden ingevoerd, zoals op federaal niveau de daling van de werkloosheidsuitkeringen. Of er zijn er die nog van kracht moeten worden, zoals op het Vlaamse niveau de extra jobkorting. En er zijn er die nog maar net van kracht zijn. Mijn voorstel is: laat ons nu eerst de nieuwe maatregelen of de maatregelen die uitgerold worden, van kracht laten worden. Laten we daarna bekijken of er nog iets extra nodig is en op welk niveau we wat het beste doen.
Mevrouw Vanwesenbeeck heeft het woord.
Minister, dit is een uitgelezen kans om Vlaanderen nog sterker naar voren te laten komen. Ik heb gesproken over de financiële inactiviteitsval, maar er is ook zoiets als een niet-financiële inactiviteitsval. Dat is bijvoorbeeld het niet kennen van een taal, de mobiliteit… Dat zijn allerlei redenen waarom mensen toch niet terug aan de slag kunnen gaan.
Dat zijn allemaal Vlaamse bevoegdheden. Met die financiële inactiviteitsval kan Vlaanderen daar ook een antwoord op geven. Ik geef u een voorzichtige suggestie mee: misschien kunt u via de Bijzondere Financieringswet vanuit Vlaanderen een korting geven op de personenbelasting.
Minister, ik wil het ook nog even hebben over de stille reserve. Mevrouw Talpe heeft meermaals gevraagd om de VDAB meer aan te sporen om die stille reserve meer te activeren en dus op zoek te gaan naar waar ze zitten, zodat we ze misschien toch terug op de arbeidsmarkt krijgen. Ik begrijp uit uw beleidsbrief dat dat voor u niet echt een prioriteit is. Misschien heb ik dat verkeerd afgeleid, maar u zegt dat u eerst een analyse gaat doen. Wanneer zal die analyse er komen? Hoe snel gaat u daar actie in ondernemen?
De heer Ronse heeft het woord.
We zijn het met ons allen eens dat de loonkost te zwaar wordt belast, zowel voor de werkgever als voor de werknemer. Het betoog van het Vlaams netwerk van ondernemingen (Voka), een werkgeversorganisatie, is bijzonder moedig. Voka zegt dat we niet alleen de loonkost voor werkgevers moeten verminderen, maar ook dat we de nettolonen voor de werkenden moeten optrekken, in het bijzonder voor diegenen met de laagste lonen, om die inactiviteit weg te werken.
Ik ben het niet eens met het Voka om dat te doen via een soort van jobkorting of jobstimulans, want dat betekent een extra koterij bijbouwen op het Vlaamse niveau, namelijk een soort van premie, terwijl al die hefbomen op het federale niveau zitten. Dat is trouwens ook niet rechtvaardig, want als wij op het Vlaamse niveau inactiviteit wegwerken, betekent dat op het federale niveau minder uitgaven voor werkloosheidsuitkeringen. Vlaanderen moet die baten hebben, net om meer te kunnen investeren in activering op de arbeidsmarkt.
Mevrouw Vanwesenbeeck, ik stel voor dat we in mei 2019 gezamenlijk voor een confederaal model gaan waarin Vlaanderen voor alles bevoegd is. Dan kunnen we ervoor zorgen dat er een serieuze extra nettogroei komt. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Minister, het staat vast dat we gerichte maatregelen moeten nemen als we de laaggeschoolde werkzoekenden beter aan het werk willen helpen. De vorige jobkorting was lineair en daarom niet effectief. Maar wat het Voka aangeeft, is wat eigenlijk al herhaaldelijk wordt benadrukt, namelijk dat je met gerichte maatregelen werken beter moet belonen. Er is een doelgroepenbeleid op het Vlaamse niveau. Met de nieuwe bevoegdheid zijn er nieuwe koterijen bij gebouwd, zoals de aanwervingspremie, die voor geen meter werkt.
Een maatregel die wel werkt, is het rechtstreeks ondersteunen van loonkost in de algemene zin. Dit zorgde ook voor meer dan tienduizend effectieve tewerkstellingen. Maar dat heeft men afgebouwd. Dit is dan wel het moment om na te denken over hoe de niet-werkende maatregelen van het nieuwe doelgroepenbeleid worden geheroriënteerd naar iets dat beter functioneert.
De heer Annouri heeft het woord.
Het algemene plaatje is: een periode van krapte op de arbeidsmarkt en werkgevers die zelf vragen om meer te ondersteunen zodat ze gemakkelijker mensen kunnen vinden om jobs in te vullen. Minister, een algemene opmerking is dat u samen met mevrouw Vanwesenbeeck al een paar maatregelen hebt opgenoemd die kunnen worden genomen inzake lonen, enzovoort.
Wat de doelgroepenkortingen betreft, zien we echter dat bepaalde groepen nog steeds een zekere afstand tot de arbeidsmarkt hebben. Enkele weken geleden heeft een studie nog eens duidelijk gemaakt dat mensen met een migratieachtergrond of Vlamingen met allochtone roots in onze centrumsteden nog een zekere afstand tot de arbeidsmarkt hebben. Hetzelfde geldt voor mensen van oudere leeftijd. Indien we de krapte willen oplossen, moet daar meer en specifieker op worden ingezet. Ik herhaal dan ook mijn pleidooi om het doelgroepenbeleid te herzien. Op die manier kunnen we die mensen gemakkelijker aan jobs helpen en komen we ook gedeeltelijk tegemoet aan de vragen van de werkgevers en de werkzoekenden.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Voorzitter, ik wil hier even op reageren. Toen we het voorstel van Voka lazen, hadden we daar onmiddellijk sympathie voor. Ik denk dat we elk initiatief dat werken lonend moet maken, moeten toejuichen en omarmen.
Mijnheer Ronse, ik viel een beetje van mijn stoel toen ik de reactie van de N-VA op dit voorstel hoorde. Er is een tijd geweest waarin de N-VA voor de maximale invulling van de Vlaamse bevoegdheden pleitte. Nu doet de Vlaamse werkgeversorganisatie Voka een voorstel om op basis van de nieuwe Vlaamse bevoegdheden ten aanzien van de doelgroepen specifieke loonkostmilderende maatregelen te nemen. Vlaanderen heeft die bevoegdheid. Als we daar slim mee omgaan, kunnen we dat. De reactie van de N-VA is echter dat dit meer iets voor de Federale Regering is. (Rumoer)
Minister, ik ben het eens met wat u hebt gezegd. De Vlaamse Regering en de Federale Regering hebben met de taxshift, de versterkte degressiviteit en de eigen Vlaamse activeringsmaatregelen een sterk beleid gevoerd. We mogen echter niet bang zijn van onze eigen schaduw en van onze eigen bevoegdheid. We mogen dit niet in een communautair gehakketak laten verzanden. We moeten werk maken van deze suggestie en werken effectief lonend maken. (Applaus bij CD&V)
Mijnheer Bothuyne, mijnheer Annouri, ik denk dat jullie niet helemaal mee zijn. Het gaat niet om de loonkosten, want dat doen we met ons doelgroepenbeleid. Jullie hebben net gezegd dat ik de loonkost kan veranderen. Het gaat echter niet om de loonkost, maar om een verhoging van het nettoloon van de mensen. (Applaus bij de N-VA)
Ik ben vragende partij om het nettoloon te verhogen. Wij zijn allemaal voorstander van een belastingverlaging door middel van een federale verlaging van de kosten. Op die manier kunnen de belastingen dalen, maar we moeten dit niet doen met een Vlaamse compensatie voor de federale kosten die nog steeds te hoog zijn.
We moeten onze bevoegdheden in Vlaanderen maximaal inzetten. Ik heb daar geen enkel probleem mee. We moeten echter nagaan waar we dat het efficiëntst kunnen doen. Volgens mij heeft de Federale Regering met de taxshift een heel goede maatregel genomen met betrekking tot het nettoloon. Hierdoor is de koopkracht, vooral voor de mensen met een laag loon, met 9 procent gestegen. We moeten bekijken welk effect dit heeft en dan inzetten op die plaatsen en die manieren waar die mensen het meest aan hebben. Het gaat dan om het opdoen van werkervaring en het krijgen van een opleiding. In een industrie 4.0 en met de gewijzigde samenleving die we hier nu kennen, zijn opleidingen fundamenteel.
We zouden voor deze maatregel 500 miljoen euro nodig hebben. Ik ga ervan uit dat de Vlaamse overheid dit geld met onderzoek en ontwikkeling, met innovatie en met opleidingen voor de mensen op een efficiëntere manier kan inzetten. Dat zal de Federale Regering niet voor ons kunnen doen. Dat moeten we zelf doen. (Applaus bij de N-VA)
Ik wil echter rustig afsluiten. (Gelach)
Ik ben het eens met de analyse van Voka. Het nettoloon is te laag ten opzichte van de huidige brutoloonkost. Dit is een van de maatregelen die we kunnen nemen om de krapte op de arbeidsmarkt op te vangen. Ik denk echter dat de Vlaamse Regering juistere beslissingen kan nemen om de krapte op te vangen met het bedrag van 500 miljoen euro dat die maatregel zou kosten. Ik hoop dat we tijdens de vorming van de volgende Vlaamse Regering en de volgende Federale Regering allemaal vragende partij zullen zijn om de belastingen te verminderen en om verder in te zetten op opleiding, vorming en innovatie in Vlaanderen. (Applaus bij de N-VA)
Minister, ik denk dat we de essentie van dit debatje een beetje vergeten, namelijk dat de werkgeversorganisaties echt vragen aan de politici, zowel de Vlaamse als de federale, om een oplossing te zoeken voor het invullen van de vacatures want de economie begint stil te vallen omdat er geen oplossing voor komt.
Ik volg collega Bothuyne: of het nu op het Vlaamse of federale niveau is, de ondernemers – en u weet dat ik zelf een ondernemer ben – liggen daar niet van wakker.
Minister, ik wil niet vervallen in gehakketak over wie het is, maar als u Vlaamse bevoegdheden hebt, en u hebt ze, en als u de middelen hebt om alsnog de vacatures in te vullen, doe het dan alstublieft. (Applaus bij Open Vld en CD&V)
De actuele vraag is afgehandeld.