Report plenary meeting
Actuele vraag over het stijgend aantal slachtoffers van tienerpooiers
Actuele vraag over de aanpak van tienerpooiers
Actuele vraag over de aanpak van tienerpooiers
Report
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Voorzitter, we hebben hier al een aantal keren gestaan met betrekking tot deze problematiek. De voorbije drie jaar zien we elkaar geregeld in dit verband en helaas blijft dat nodig. Ik zou zeggen dat het meer dan ooit nodig is, want er zijn steeds meer nieuwe slachtoffers van tienerpooiers en de gekende slachtoffers geraken maar niet uit de klauwen van de pooiers. Er wordt ons gemeld dat die pooiers ook steeds driester te werk gaan. Steeds meer kinderen in Vlaanderen ondergaan die gruwel.
Minister, u hebt de afgelopen jaren weliswaar een paar initiatieven genomen, maar we merken dat die initiatieven niet afdoende zijn. Die kinderen blijven slachtoffers en de slachtoffers die we al een hele tijd kennen, blijven in hun klauwen.
Minister, er zijn twee concrete manieren waarop u daar snel en op korte termijn vanuit uw bevoegdheden iets aan kunt doen. Twee keer hebt u daarvoor uw administratie nodig, die toch wel dwars lijkt te liggen, en ik begrijp niet goed waarom.
Eén: er is centrale opvolging nodig. U weet dat dit niet louter een therapeutisch en welzijnsverhaal betreft, er is ook een belangrijk juridisch luik. Payoke en andere centra voor slachtoffers van mensenhandel vragen dat melding wordt gemaakt van elk slachtoffer, elk geval, elke gekende dader. Meer nog, het is verplicht bij koninklijk besluit om die melding te doen. Uw administratie meldt geen meisjes aan. Het zicht op de problematiek ontbreekt, de gecoördineerde aanpak is op die manier onmogelijk.
Twee: wat u ook kunt doen, is de slachtoffers op een gespecialiseerde en aangepaste manier opvangen. Ook daar weer wil uw administratie kost wat kost elk van de slachtoffers in de bestaande voorzieningen van jeugdhulp duwen, terwijl ze een heel andere vorm van hulpverlening nodig hebben. U stopt mensen die drugsverslaafd zijn ook niet in die instellingen, u behandelt hen apart omdat ze een andere aanpak nodig hebben. Hetzelfde geldt – dat zegt Child Focus u al jaren – voor slachtoffers van tienerpooiers. Mijn tweede voorstel is dan ook om dringend shelters op te richten voor kleinschalige opvang, waar u in aangepaste manieren kunt voorzien om deze meisjes uit de klauwen van de pooiers te houden. (Applaus bij sp.a)
De heer Parys heeft het woord.
Minister, bijna drie jaar geleden stond ik hier om u te feliciteren met het feit dat u iets wilde doen aan de slachtoffers van tienerpooierschap. Anderhalf jaar geleden stond ik hier ook om te zeggen dat onder andere Child Focus in een rapport zei dat uw aanpak niet werkt. Vandaag sta ik hier om te zeggen dat de organisaties die die aanpak op het terrein moeten uitrollen, ons vertellen dat de bijsturing die u hebt beloofd, geen meter vooruitgaat en dat het resultaat is dat slachtoffers die verschillende keren op een dag worden verkracht, worden opgesloten om hen te beveiligen en dat de daders van die verkrachting vrij rondlopen.
Minister, twee punten om te illustreren wat de situatie vandaag is. Iedereen zegt en de kranten schrijven dat er een groeiend aantal slachtoffers is van tienerpooierschap. Als ik dat probeer te staven met cijfers, blijkt dat onmogelijk omdat er nergens wordt bijgehouden hoeveel slachtoffers er nu zijn en welke dossiers met elkaar overlappen.
Minister, in maart hebt u beloofd een stuurgroep op te richten. Die komt in september bij elkaar om een aantal bijsturingen te doen. Daar wordt beslist om een werkgroep op te richten. In die werkgroepen moet een draaiboek worden gemaakt over de samenwerking tussen de verschillende diensten. Vandaag is het november en niemand heeft al een uitnodiging voor zo'n werkgroep ontvangen.
Minister, elke dag komen er gruwelverhalen bij over slachtoffers van tienerpooierschap. Hoe komt het dat het allemaal zo lang duurt voor we effect zien op het terrein?
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Collega's, jongeren en tieners die worden verleid door criminele figuren, die van hen afhankelijk worden gemaakt en zo in de prostitutie worden gelokt: het zouden onze kinderen kunnen zijn, onze zonen en onze dochters. Het gaat om jongeren die bijvoorbeeld op Tinder zitten, die daar een naaktfoto geven – ze weten dat het niet mag, maar het gebeurt – en daardoor worden gechanteerd, en zo komen ze stap voor stap in de prostitutie terecht. Dit zijn geen fictieverhalen, het zijn geen slechtefilmverhalen, het is de realiteit in ons land.
Het is ook de realiteit in Nederland. De mensen van Nederland trekken aan de alarmbel, want ze zeggen dat de jongeren en kinderen die in Nederland worden gerekruteerd, steeds vaker in Belgische bordelen terechtkomen. Waarom? Omdat de overheid hier minder streng is. We zijn te laks. Wat is het verschil tussen België en Nederland? Waar maakt Nederland het verschil? Dat is in de samenwerking. Organisaties op het terrein, hulpverlening, justitie, politie werken slagvaardig samen.
Minister, dat hebben we hier ook nodig. We hebben dit debat al gehad, zelfs meerdere keren. Dadelijk gaat u zeggen dat het niet alleen uw bevoegdheid is. U gaat zeggen dat de federale ministers Geens en Jambon mee bevoegd zijn, op het federale niveau. Dat is waar, daar hebt u gelijk in. Die mensenhandelaars, die pooiers trekken zich echter geen zier aan van wat federaal en wat Vlaams is. Die slachtoffers hebben geen sikkepit aan de boodschap wiens bevoegdheid het is. U moet samenwerken, hand in hand. Uw organisaties op het terrein moeten samen met politie en justitie aan de slag om hiermee voort te gaan.
U zult ook zeggen dat u een actieplan hebt, en dat u het zult updaten. Dat is waar en daar verdient u, voor alle duidelijkheid, lof voor. Maar we weten dat dat actieplan momenteel niet doet wat het moet doen, dat het te weinig is. Minister, wat gaat u doen om schot in de zaak te brengen, om hier stappen vooruit te zetten?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, collega’s, in 2016 werd er naar aanleiding van een rapport van Child Focus, dat toen de problematiek in de actualiteit bracht, een actieplan opgemaakt. Het steunt op vier pijlers: preventie, bescherming, vervolging en samenwerking. U hebt in het kader van dat actieplan heel wat acties uitgerold. Die werden in deze plenaire vergadering en in de commissies al meermaals uitvoerig besproken.
Een tijdje geleden kondigde u aan dat er een actualisering van het actieplan zou komen. Dat is nodig want net deze week konden we in de pers lezen dat de Nederlandse ngo Terre des Hommes aan de alarmbel trekt en zegt dat er een stijgend aantal slachtoffers van tienerpooiers is in Nederland maar ook in Vlaanderen, en dat de modus operandi continu verandert. Men heeft het dan over het op heel korte termijn in de prostitutie dwingen van de meisjes, over het steeds vaker gebruiken van het internet, en over het feit dat men de slachtoffers, de jonge meisjes, van Nederland naar Vlaanderen overbrengt, wat de detectie en de opvolging bemoeilijkt en hen nog veel meer isoleert.
Minister, kloppen deze beweringen over de explosieve stijging die wij lezen in de kranten? Hoe kan het geactualiseerde actieplan daarop inspelen? Wat is de timing?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega’s, het is inderdaad een heel belangrijk thema. Slachtoffers van tienerpooiers vormen een heel ernstig fenomeen, er is echt alle reden om prioritair samen te werken in de strijd tegen de mensenhandel en in de begeleiding van de slachtoffers. Dat was de reden waarom het eerste actieplan er is gekomen. Ik durf in alle bescheidenheid te zeggen dat het door Vlaanderen is dat er ook in België aandacht werd gevraagd voor een coherent beleid. Dat moet uiteraard worden gevoerd door de verschillende betrokken instanties. Er is ondertussen een verhoogde gevoeligheid en aandacht om op dat fenomeen in al zijn verscheidenheid in te werken. De verschillende componenten van dat actieplan hebt u trouwens ook benoemd.
Child Focus heeft niet gezegd dat het niet werkt, maar wel dat er een aantal dingen beter kunnen. Na een aantal jaren werking suggereren ze ook om die dingen beter te doen. Ik maak opnieuw een voetnoot. Het is duidelijk dat in het zuiden van het land die problematiek op een heel andere manier leeft of niet leeft. Het is in elk geval duidelijk dat Vlaanderen daarin een trekkersrol speelt.
Eerst een punctueel punt. Naar aanleiding van de artikelen in de krant over het nieuwe grensoverschrijdende fenomeen waarnaar u in de vragen verwees, heb ik uiteraard contact genomen met federaal minister van Justitie Geens. Hij heeft contact opgenomen met het Nederlandse ministerie van Veiligheid en Justitie, met de prostitutieambtenaar van de stad Antwerpen en uiteraard met de referentiemagistraat Mensenhandel van het parket van Antwerpen. Geen van die instanties bevestigt wat de kranten lieten verschijnen. Integendeel. Ik neem nu het verslag over van het federale niveau. Men bevestigt daar niet de informatie die werd beschreven in de kranten. Men ziet ook geen nieuw grensoverschrijdend fenomeen. De instanties die bevoegd zijn voor het strafrechtelijk beleid, zijn uiteraard bereid om informatie uit te wisselen maar zien op dit moment geen aanleiding om te spreken van een nieuw grensoverschrijdend fenomeen.
Tweede punt. Uiteraard hebben we gedaan wat we hebben afgesproken. Wij hebben dat actieplan geëvalueerd. Er zijn uiteraard bijsturingen, die nu moeten worden uitgevoerd.
Ik kijk even naar het federale niveau. En ik ga mij daar niet achter verschuilen, mevrouw Van den Brandt, maar de waarheid is natuurlijk wel dat, als je over een coherent strafrechtelijk vervolgingsbeleid wilt spreken, dat je dan inderdaad bij het openbaar ministerie moet zijn. Op de laatste vergadering van het College van procureurs-generaal hebben we vragen gesteld – ook via de minister-president, aan wie ik toen ook gevraagd heb om dat te doen namens Vlaanderen – om naar een centrale opvolging te gaan: een centrale melding en coördinatie van het opsporings- en vervolgingsbeleid met betrekking tot mensenhandelaars – want zo zouden we de tienerpooiers toch het best blijven noemen.
Ik vind dat belangrijk. Ik denk dat alle hulpverleners het er ook mee eens zijn, ook Child Focus, dat je een gecoördineerde actie nodig hebt. En het is niet omdat het parket Antwerpen excelleert – als ik dat zo mag zeggen – en daar echt goed werk doet, dat het niet nodig is om daar een Belgisch helikopterzicht op te hebben. Want die mensen verplaatsen zich. Je moet dat internationaal ook in de samenwerking kunnen blijven volgen. Die vraag van ons is er dus, en die is ook aan het College van procureurs-generaal gesteld. En ik verwacht uiteraard dat de minister van Justitie daar ook een opvolging aan kan geven.
De tweede vraag die wij gesteld hebben, en waarmee ook rekening werd gehouden bij de bijsturing van het federale actieplan mensenhandel, heeft te maken met het statuut ‘slachtoffer mensenhandel’. Ik denk dat we naar aanleiding van de evaluatie allemaal tot het besef zijn gekomen dat ook minderjarigen in dat statuut zouden moeten kunnen terechtkomen. Dat statuut, dat op Belgisch niveau vorm moet krijgen, is op dit moment een statuut voor volwassen slachtoffers van mensenhandelaars, en geven bepaalde gevolgen die belangrijk zijn, ook voor minderjarigen. Een belangrijk gevolg is automatisch recht op juridische bijstand, om maar een voorbeeld te geven. De minister van Justitie heeft zich ook akkoord verklaard, en hij werkt nu aan zo’n statuut ‘slachtoffer mensenhandel minderjarigen’.
Maar dat belet natuurlijk niet dat wij ondertussen ook onze dingen doen, en onze verantwoordelijkheden moeten nemen. En dan ga ik meteen in op de twee suggesties van mevrouw Van den Bossche. Ik ben het met de twee suggesties eens, en er is daar budgettair in de begroting van 2019 ook ruimte voor gemaakt.
De eerste suggestie is dat er duidelijk op het niveau van de referentiecentra mensenhandel – Payoke, en de collega’s van Brussel – een financiering moet komen die hun moet toelaten – en we moeten zorgen dat die afspraak ook in Vlaanderen in onze bevoegdheden gerespecteerd zal worden – om vermoedens van slachtofferschap en van mensenhandel centraal te melden, waardoor daar ook onmiddellijk een aantal acties aan gekoppeld kunnen worden. Er moet een behoorlijk assessment kunnen komen, je moet die slachtoffers ter plaatse kunnen gaan bezoeken, je moet kunnen vaststellen of dat inderdaad effectief slachtoffers zijn van mensenhandel, en je moet dan ook onmiddellijk een aantal maatregelen kunnen nemen die te maken hebben met de begeleiding van de betrokken jongeren in politionele, strafrechtelijke onderzoeken, met de eerste ambulante vormen van hulpverlening, en met de traumabegeleiding. Er zijn een aantal zaken die snel moeten kunnen, en waarvoor we, denk ik, nu weten dat ook de hulpverleners op het terrein – want ook dat heeft wel wat tijd gekost – het erover eens zijn dat we dat het best centraliseren en financieren, in hoofde van de referentiecentra mensenhandel. We hebben dus aan de betrokkenen gevraagd om een concreet voorstel te doen, en dat voorstel hebben we ook ontvangen. We gaan dit soort centrale opvolging dus ook effectief in Vlaanderen operationaliseren.
Wat het tweede voorstel betreft: er moet aan het palet van hulpverlening, dat ondertussen is uitgebouwd naar aanleiding van het eerste actieplan, namelijk aangepaste setting in de gemeenschapsinstellingen, beveiligde of besloten opvang aangepast in het private aanbod, en onthemingstrajecten, nog een component toegevoegd worden. Dit is wat u ‘shelter’ noemt. We hebben het over kleinschalige, huiselijke, maar ook geborgen vormen van opvang. We zijn het daar ook over eens. We hebben ook gevraagd aan een aantal mensen die zich daar in het bijzonder in engageren, om daar voorstellen rond te doen. Ook dat gaan we effectief organiseren, omdat het nodig is.
En over het laatste punt: ook hierover hebben we afgesproken om dit te doen. Ik denk dat ik hier in de commissie trouwens al een stand van zaken over heb gegeven. Er moet dus een algemeen kwaliteitskader komen waarin we alle acties plaatsen, zodat ook iedereen – vanuit dezelfde ambities en dezelfde verwachtingen naar wat goede, kwaliteitsvolle hulpverlening is – zich inzet in deze ketenaanpak, waar de continuïteit van de hulpverlening belangrijk is. Dit is ook iets wat ons agentschap in het bijzonder moet bewaken. En dat kwaliteitskader is, zo zegt men mij, zo goed als klaar. Het is ook in belangrijke mate geïnspireerd op het Nederlandse voorbeeld, en dat zal dan ook gebruikt om aan al die initiatieven ook een gemeenschappelijk referentiekader te bieden.
Samengevat: de evaluatie van dat plan heeft plaatsgevonden. De conclusies zijn, wat mij betreft, wel bekend. De begrotingsmiddelen zijn daarvoor beschikbaar, en met de partners is er nu afgesproken dat zij daaromtrent voorstellen doen, zodat we dat ook effectief in nieuwe initiatieven kunnen omzetten, die structureel gefinancierd zijn.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, ik ga even in op datgene wat onder uw bevoegdheid valt. Ik ben blij dat u die referentiecentra ook zult financieren op een manier die toelaat dat zij alles centraliseren. Zo zorgen we ervoor dat er één duidelijk traject is voor elk slachtoffer, dat het slachtoffer zowel therapeutisch als juridisch op de juiste manier wordt begeleid en dat het ook snel gebeurt. Daar ben ik erg blij om.
Rond het tweede punt voel ik al een stukje toenadering. U zegt dat u wel openstaat voor de shelters, voor de kleinschalige opvang, maar u vermeldt tegelijkertijd ook nog altijd de gemeenschapsinstellingen en het private aanbod. Ik denk dat u toch misschien eens zou moeten heroverwegen om de gemeenschapsinstellingen in te zetten voor andere jongeren. Dit is geen context voor slachtoffers van tienerpooiers. Ze worden daar niet op de gepaste manier begeleid en geholpen. Meer nog, er worden precies daar andere, nieuwe meisjes, kwetsbare meisjes, geronseld door de slachtoffers. Ik denk dus dat u niet enkel extra aanbod zult moeten verstrekken, maar ook een shift in het aanbod. U moet er niet meer van uitgaan dat gemeenschapsinstellingen een goede plek zijn voor die meisjes, maar werkelijk op aparte plaatsen kleinschalig, gespecialiseerd aanbod voor hen mogelijk maken.
Ik ben wel blij dat u op die twee domeinen de zaken gaat aanpassen. Dat is exact wat wij denken dat nodig is om daar een beetje verandering in te brengen.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, ik vond uw antwoord concreet en ik vond het goed dat u zegt dat u inderdaad centraal gaat registreren. Ten tweede, dat er huiselijke opvang komt zoals de partners op het terrein voorstellen, is ook positief. Maar, inderdaad, als je naar de partners luistert, zeggen zij dat een gemeenschapsinstelling de slechts mogelijke plek is om slachtoffers van tienerpooierschap op te vangen. Dus ook daar hetzelfde pleidooi: dat is niet de geschikte plek om kinderen naartoe te sturen.
Ik wil even terugkomen op het statuut. U zegt dat u dat belangrijk vindt, en dat is ook zo. Als je vandaag kijkt naar een 18-jarig Nigeriaans slachtoffer van mensenhandel, dan heeft dat recht op psychologische bijstand, op shelter, op medische bijstand, op juridische bijstand. Maar een meisje van 17 van bij ons dat slachtoffer is van tienerpooierschap, heeft dat vandaag niet. Om dat statuut te kunnen maken hebt u uw collega minister Geens nodig – u hebt hem daarnet vermeld. Maar u hebt natuurlijk ook uzelf nodig. U hebt beloofd om die werkgroepen bijeen te roepen, u bent de voorzitter van die stuurgroep en u laat nu al bijna twee maanden na om de werkgroep die net over dat statuut moet gaan reflecteren, bijeen te roepen. Minister, ik vraag u dus nog eens om daar alstublieft snel werk van te maken, want het maakt een heel groot verschil op het terrein.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Minister, u hebt zelf bij Child Focus in 2016 een rapport hierover besteld. Wij hebben u toen daarvoor complimenten gegeven, omdat dat het probleem in de ogen kijken is, wat nodig is, maar niet overal in het land gebeurt. Toen al stond er heel duidelijk dat we de krachten moesten bundelen, dat we moesten samenwerken, dat we centraal moesten ageren. Toen al stond erin dat we aparte opvang nodig hebben, los van alle andere opvang, afgelegen, op plekken waar de meisjes niet gemakkelijk te vinden zijn, waar ze niet gemakkelijk terug geronseld kunnen worden, waar ze heel gespecialiseerde hulp krijgen. Dat stond er toen in.
Ik ben blij dat u vandaag zegt dat u op beide pistes wilt inzetten. Maar ik reken erop, minister – u hebt nog een half jaar te gaan – dat dat deze legislatuur vorm krijgt, dat u de komende maanden alles op alles zet om die centrale aanpak waar te maken, samen met uw collega’s van de federale overheid, samen met de lokale diensten, samen met het werkveld dat er is en tentakels heeft, en dat u een aparte shelter maakt zoals die waartoe u zich nu engageert, en niet in de gemeenschapsinstellingen, maar echt apart, zoals het in het eigen rapport van Child Focus al twee jaar wordt herhaald.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Ik wil nog graag op twee elementen even ingaan. Ten eerste weten we dat er heel wat slachtoffers zijn die we niet kennen. We moeten absoluut proberen om die op het spoor te komen, natuurlijk ook de daders, maar zeker ook de slachtoffers. Dat betekent dat we moeten sensibiliseren maar dat we natuurlijk ook de aangiftebereidheid moeten verhogen. In die zin is het statuut alleszins ook al een heel goede stap. We weten dat die slachtoffers vaak ook heel angstig zijn, heel geïsoleerd zijn.
Ten tweede, wat betreft het strafrechtelijke, is de vervolging een van de elementen van het actieplan – vanzelfsprekend is dat een federale component. Maar we dreigen dan eigenlijk heel vaak vooral te focussen op de daders zelf. Maar het gaat natuurlijk om meer dan die daders zelf en het optreden van parket en justitie tegen die daders. Er zijn ook de klanten. Ik vraag u toch ook om dat element mee te nemen in de besprekingen met uw federale collega. Hoe kan daartegen opgetreden worden? En hoe kunnen bijvoorbeeld ook onze lokale besturen, onze burgemeesters meer alert gemaakt worden over de problematiek, om daar waar zij kunnen ook op te treden, bijvoorbeeld inzake locaties enzovoort.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Tienerpooierschap is natuurlijk een zeer ernstig probleem. Ik denk dat er twee zaken zeer belangrijk zijn. Enerzijds is er het centrale registratiesysteem, zodat we de zaken zeer goed in kaart kunnen brengen en monitoren. Als blijkt dat er een stijging is, kunnen we nagaan hoe dat komt. En anderzijds is er natuurlijk de samenwerking. We zien inderdaad dat het over de grenzen heen een problematiek is. We weten dat meisjes uit Nederland hier tewerkgesteld worden. Het is dus essentieel om samen te werken met Nederland. Zij hebben ook heel goede voorbeelden en succesfactoren waar wij van kunnen leren. Daarnaast is er natuurlijk samenwerking binnen ons eigen land. U hebt het zelf aangehaald. Informatie-uitwisseling met het federale niveau is ook essentieel.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega's, in het eerste actieplan werd er uitdrukkelijk voor gepleit om in aangepaste vormen van opvang en begeleiding te voorzien. En dan is uit dat actieplan voortgevloeid dat we onze infrastructuur en onze inzet in de gemeenschapsinstellingen specifiek zouden moeten maken, en er ook iets voor zouden moeten doen om de competenties te verhogen. Ten tweede zou er in het private gesloten aanbod capaciteit moeten worden gecreëerd. En ten derde – en dat is dan ook een beetje gebeurd in lijn met de financiering van het nieuwe aanbod in private voorzieningen – moesten er vormen van ontheemding mogelijk zijn. Die dingen zijn uitgevoerd, collega's, in uitvoering van het eerste plan.
Wat is nu gebleken? Dat het niet allemaal de beste of de goede oplossingen zijn, of zeker niet voor de lange duur goede oplossingen zijn. Er zijn opvattingen die zeggen dat je niet moet denken dat dat allemaal beslecht kan worden of dat de juiste setting de gemeenschapsinstelling is. Dat is de reden waarom in de evaluatie gezegd is dat er ook andere vormen van opvang zijn die dat pallet moeten vervolledigen en die kleinschalig moeten zijn en die aan een bepaald aantal verwachtingen rond huiselijkheid en geborgenheid moeten kunnen beantwoorden.
Ik ga dus niet akkoord als men vraagt: gaat u nu eindelijk doen wat toen is gezegd? Neen, wat toen is gezegd, is ook gebeurd. Maar uit de evaluatie is gebleken dat het niet goed of niet goed genoeg was en dat het minstens ook een aanvulling verdient. Die aanvulling gaan we dus ook organiseren en – voor zover daar twijfel over is – uiteraard nog deze legislatuur, wat mij betreft.
Dan is er de kwalificatie ‘mensenhandel’. Ook dat was een optie, trouwens op suggestie van Child Focus, uit het eerste actieplan. Het is een heel belangrijke, voor sommigen misschien wat theoretische beschouwing, maar ze is wel juridisch bijzonder relevant. Want zodra je de kwalificatie ‘mensenhandel’ kunt gebruiken, kunnen daar een aantal juridische gevolgen aan verbonden zijn. Je kunt dan bijvoorbeeld internationaal, vanuit de samenwerking die er internationaal is rond het fenomeen van mensenhandel, die netwerken inzetten en mobiliseren als het gaat over de strijd tegen tienerpooierschap. Je kunt bijvoorbeeld ook kijken – maar dat is een Belgische bevoegdheid – of je een soortgelijk statuut ‘slachtoffer mensenhandel’ kunt creëren voor minderjarigen.
Mijnheer Parys, ik begrijp dat u suggereert dat het geven van dat statuut ook zou kunnen betekenen, ook met betrekking tot het verblijfstatuut, dat je daar, zoals voor de volwassen slachtoffers, bepaalde gevolgen aan verbindt. Dat is uiteraard geen bevoegdheid van Vlaanderen. We hebben dat gevraagd op federaal niveau, en de collega's hebben dat in een addendum bij het federale Actieplan Mensenhandel opgenomen. Er is dus een politiek akkoord, neem ik aan, dat dat statuut wordt uitgewerkt. Wij kunnen natuurlijk benaarstigen dat die werkgroep bijeenkomt, maar u zult wel begrijpen dat het niet aan ons is om de federale contouren daarvan tot het niveau van een KB of een wetgevend initiatief te brengen.
We gaan daar niet op wachten. Het is belangrijk om dat nog eens te benadrukken. Want we weten wel dat juridische bijstand een issue is voor die meisjes. Als het minderjarigen zijn, dan zit je in de verontrusting en de integrale jeugdhulp, en dat is dan een ander soort juridisch kader om te redeneren dan het kader ‘volwassenen mensenhandel’. Voor de slachtoffers is dat natuurlijk niet relevant. En dus gaan we zeggen: wij zullen met de referentiecentra mensenhandel eigen financiële afspraken maken, waardoor zij in staat zijn om die centrale registratie te doen, maar vooral ook om het assessment te doen, te zorgen voor de nodige bijstand in de vorm van vertrouwenspersonen, juridische bijstand als het gaat over politionele verhoren en de strafrechtelijke vervolging, de nodige vaststellingen die moeten worden gedaan in een aantal gevallen, hoe delicaat ook.
We gaan er ook voor zorgen dat van daaruit het instrumentarium voorhanden is om, als er een federaal statuut slachtoffer mensenhandel minderjarigen zou komen, het assessment aan te kunnen leveren. Het is ook niet de hulpverlening die zal bepalen of men al dan niet het statuut krijgt. Als men de regels volgt zoals voor de volwassenen, dan zal het parket dat statuut moeten geven.
Dit is de redenering en het signaal dat we niet zullen wachten op het statuut om een aantal dingen die we moeten doen, ondertussen ook te doen.
Nogmaals, dit is correct in uitvoering van een bijsturing van dat plan. Wat ons betreft, is dit geconcretiseerd. Dat heeft ook zijn vertaling gekregen in de begroting voor volgend jaar. We zullen daarvoor dus de nodige middelen ter beschikking kunnen stellen. Idem voor de kleinschalige opvang en de versterking van de referentiecentra met nieuwe taakstelling: dit zal ook budgettair kunnen worden geoperationaliseerd volgend jaar.
Minister, er gebeuren inhoudelijk een aantal bijsturingen die wij heel erg verwelkomen, maar snelheid zal van belang zijn. Er worden elke dag in Vlaanderen kinderen verkracht tegen betaling. We krijgen maar geen grip op het fenomeen. Vlaanderen faalt in zijn taak om die kinderen in bescherming te nemen.
Het is goed dat we het over de grenzen van allerlei partijen eens zijn over wat er bijkomend moet gebeuren en in de plaats van wat al is gebeurd, maar kunt u er alstublieft alles aan doen om dat binnen de kortste keren te doen? We laten kinderen trauma's oplopen die quasi onherstelbaar zullen zijn. In alles wat u doet, neem uw tijd. Maar wat dit dossier betreft, alstublieft focus erop, neem een aantal dagen of weken, maar zorg ervoor dat het allemaal echt gebeurt. U hebt nu de budgetten. Niets houdt u nog tegen. Ik verwacht echt, minister, dat het nu razendsnel gaat. (Applaus bij sp.a)
Minister, ik begrijp dat het soms ironisch is dat u de eerste minister bent in dit land die effectief iets doet aan deze problematiek en dat wij u dan zeggen dat we niet akkoord gaan met een aantal dingen die u doet. Ik heb daar begrip voor. Aan de andere kant maakt u het zichzelf soms wel ontzettend lastig. Ik bedoel daarmee dat we toch geen drie jaar moeten wachten om tot het inzicht te komen dat een centrale registratie essentieel is om te weten hoe groot het probleem is, wat we er aan moeten doen en welke middelen we daarvoor moeten vrijmaken? Waarom moeten we twee jaar wachten nadat Child Focus kritiek geeft en zegt dat de opvang in de gemeenschapsinstellingen niet werkt?
Minister, hulde voor het feit dat u actie onderneemt. We verwelkomen ook dat u bijsturingen doet, maar we vragen dat u het zichzelf niet zo moeilijk maakt. Wees sneller, speel korter op de bal, want het is inderdaad belangrijk in de levens van heel veel jonge meisjes. (Applaus bij de N-VA)
In uw antwoord zei u dat er is gebeld naar Antwerpen, van Antwerpen naar Nederland en van Nederland naar het federale niveau. Er is dus een hele carrousel van mensen die contact nemen en dat is goed en nodig, maar het toont aan hoe log de instellingen en overheden zijn. Die criminele netwerken gaan zoals het water en nemen de weg van de minste weerstand. We moeten dus ongelooflijk slagkrachtig samenwerken.
Ik hoop dat wat u aankondigt het beoogde effect zal hebben. Ik reken daarop, want er is geen andere optie.
U zegt dat er een eerste plan is geweest dat zal worden bijgestuurd. De kritieken die we vandaag geven, zijn kritieken die er in 2016 al heel duidelijk stonden. De aanpassingen die u nu doet, zijn aanpassingen die van in het begin in het actieplan hadden moeten staan. Dan hadden we nu geen bijsturingen nodig gehad en hadden we hopelijk stappen gezet. We zijn dus te traag en te log geweest, maar we zijn ook te blind.
Collega’s, het siert de minister dat hij dit probleem heeft benoemd. Ik wil dat blijven herhalen, maar er zijn nog heel veel netwerken waar we blind voor zijn. Ik wil er één noemen, namelijk de niet-begeleide minderjarigen. Vorig jaar zijn er meer dan tweehonderd verdwenen. We weten niet waar ze zijn. We kunnen allemaal denken dat ze gezellig terug bij hun ouders in een betere wereld zijn, maar we weten dat ook deze jongeren gerekruteerd worden door malafide netwerken. Er zijn nog heel veel stappen te zetten om al onze jongeren te beschermen. (Applaus bij Groen)
Vrouw & Maatschappij voert deze week haar jaarlijkse Witte lintjesactie. Dat is een jaarlijkse actie tegen geweld op vrouwen. Net dit jaar staat die in het teken van ‘Stop tienerpooiers’.
Het is hiermee ook weer aangetoond dat dit een heel belangrijk thema is. We moeten krachtdadig en onversaagd de strijd aangaan met iedereen die misbruik maakt van jonge meisjes. Minister, u hebt daar een actieplan voor en ik wil u vragen om dat krachtdadig verder uit te voeren en ook continu te evalueren. We weten namelijk dat de modi operandi van daders en netwerken ook continu wijzigen. Het is heel belangrijk dat we daar continu op inspelen, net om de strijd tegen dit misbruik verder te kunnen voeren. (Applaus bij CD&V)
De actuele vragen zijn afgehandeld.