Report plenary meeting
Report
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Dat gezondheidsapps steeds belangrijker worden in de gezondheidszorg, dat weten we. En dat ze steeds geavanceerder worden, is nog maar eens bewezen met de nieuw ontwikkelde chatbot Emma.
Emma is een digitaal platform, waarbij mensen medische gegevens, zoals hun gewicht of leeftijd, kunnen ingeven en waarbij ze ook vragen kunnen beantwoorden over hun mentale gezondheid, omtrent hun voedingsgewoonten, omtrent beweging. Ze kunnen ook resultaten van een bloedanalyse ingeven. Op basis van die resultaten wordt een risicoberekening gedaan, waarbij mensen een persoonlijk advies krijgen. Die aanbevelingen worden gestuurd via sms, via mail of via chatbot. Dat maakt natuurlijk dat het laagdrempelig is.
De mensen die dat ontwikkeld hebben, willen het eerst uitrollen binnen bedrijven en willen het ook nog finetunen. De privacy van de mensen is gegarandeerd. De bedoeling zou zijn om het breed te gaan uitrollen en het ook te implementeren binnen de eerstelijnszorg.
De gezondheidsapps zijn laagdrempelig en toegankelijk en geven meer autonomie. Daar zijn we het, denk ik, allemaal over eens. Wij zijn bevoegd voor preventie, voor levensstijl, en daarin kunnen die een belangrijke rol spelen. Beter voorkomen dan genezen, natuurlijk. Maar we hinken in Vlaanderen toch wel wat achterop op dat vlak.
Daarom mijn vraag: hoe gaat u deze ontwikkeling, die nieuwe gezondheidsapps en platforms implementeren in het Vlaamse gezondheidsbeleid?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Dit is een heel belangrijke ontwikkeling. In het Strategisch Plan ‘De Vlaming leeft gezonder in 2025’, dat door dit parlement is goedgekeurd, staat nadrukkelijk ingeschreven dat een van de werven de communicatie met het brede publiek is, en dus ook alles wat aan laagdrempelige online applicaties beschikbaar is. Wij moeten daarin investeren. Dat is geen eenvoudige kwestie, omdat er natuurlijk heel veel issues aan de orde zijn.
Wat dit concrete project betreft, is er met het kabinet nog geen overleg geweest. Ik heb begrepen dat men een kort contact heeft gehad met onze administratie. Wij hebben de indruk dat er toch nog een heleboel vragen moeten worden beantwoord, rond de privacy, zoals u terecht aangeeft, rond de veiligheid van het systeem, en noem maar op. Er zal zeker nog een stuk ontwikkeling aan te pas komen, maar hoe dan ook zijn dat ontwikkelingen die we onder ogen moeten nemen. De boodschap die wij voor ons meenemen, is dat we moeten kijken hoe we dat een plaats geven in het gezondheidspromotie- en ziektepreventiebeleid. We denken niet dat het een substitutie kan zijn voor andere initiatieven. Er zijn trouwens ook een aantal andere initiatieven die voor de huisartsen beschikbaar zijn en die met andere beroepsgroepen worden ontwikkeld, bijvoorbeeld ‘Halte diabetes’ en nog andere tools of applicaties waar we zeker ook naar kijken en die al wetenschappelijk gevalideerd zijn en waarvan de vraag tot uitrol zeker voorligt. We gaan moeten kijken hoe we daar vanuit de regelgeving over de bevolkingsonderzoeken mee omgaan.
Op het meer technische vlak is er de kwestie of we zoiets kunnen valideren of niet. Het zou ondoenbaar zijn om over alle apps die rond gezondheid verschijnen, te zeggen dat Vlaanderen ze moet valideren. We zijn toch aan het kijken hoe bijvoorbeeld de toegang tot Vitalink gekoppeld kan worden met een zekere screening en validatie van wat er zich als gezondheidsapp aanbiedt.
Concreet, in 2018 hebben wij gevraagd aan imec om voor ons na te kijken of we een kader kunnen creëren rond minstens de architectuur, de veiligheid, de privacy en een aantal technische aspecten die aan zo’n app verbonden zijn. Imec heeft die opdracht van ons gekregen en is bezig om te kijken of we rond interoperabiliteit met Vitalink, rond de veiligheidsstructuur van die toepassingen, enzovoort, een aantal kaders kunnen maken die ontwikkelaars de mogelijkheid bieden om na te gaan of hun applicaties daaraan voldoen. Het is ons gevoel dat, als we toegang geven tot Vitalink, en dat zouden we toch graag doen, we dan ook kunnen kijken of we daarvoor een aantal kwaliteitsgaranties kunnen inbouwen.
Wat het laatste betreft, denk ik niet dat het verstandig is dat we op Vlaams niveau denken dat we over al die apps de validatie kunnen ontwikkelen. We kijken bijvoorbeeld ook of we niet kunnen samenwerken met andere landen waar dit soort zaken ook aan de orde zijn.
Kort samengevat: een ontwikkeling die in ons strategisch plan zit, een opdracht van imec om op het vlak van ontwikkeling en de randvoorwaarden op het vlak van privacy, informatie, veiligheid, enzovoort, te kijken welke tools wij kunnen aanleveren en waaraan we ook de dingen kunnen toetsen, en vooral ze bereikbaar maken of aansluiten op Vitalink. Wat de concrete toepassing betreft, hebben wij het gevoel dat er toch nog een weg af te leggen is. We zullen daarover uiteraard met de betrokkenen contact nemen.
Het is inderdaad niet zo, en ik heb dat ook niet beweerd, dat gezondheidsapps als substituut moeten dienen. Het is een zeer belangrijke aanvulling, omdat ze precies zo laagdrempelig en toegankelijk zijn, waardoor we doelgroepen kunnen bereiken die we op andere manieren veel moeilijker zouden bereiken.
De privacy en het juridisch kader van gezondheidsapps moeten inderdaad nog worden bekeken. Ik dacht dat op federaal niveau minister De Block daarin wel al stappen heeft gezet, dat ze al 3,25 miljoen euro heeft uitgetrokken om proefprojecten te organiseren omtrent de gezondheidsapps en om te kijken of er een juridisch kader en regelgeving omtrent gecreëerd kan worden.
De heer Persyn heeft het woord.
Ook onze fractie hecht veel belang aan het optimaal implementeren van alle mogelijkheden van ICT-toepassingen. U spreekt over apps, maar er is ook de online ondersteuning en talloze nieuwe vormen van laagdrempelige hulpverlening die een groot publiek kunnen bereiken. Wij delen de bezorgdheden over de bescherming van de privacy en over de kwaliteitsbewaking, dus over heel het onderdeel van validatie.
Ik heb nog een bijkomende zorg. Als zaken fout lopen of uit de hand lopen in een gezondheids- of ziektetraject, kunnen er dan ook met de huidige reguliere zorgverlening afspraken worden gemaakt over de opvolging en de nazorg?
De heer Bertels heeft het woord.
We moeten de nieuwe technieken en tools voor innovatie en zorginnovatie omarmen. We moeten dat op een positieve manier doen en met een zekere bedachtzaamheid wegens de risico’s die er zijn. We moeten dit ook doen in het kader van gezondheidspromotie en gezondheidspreventie. Minister, ik heb begrepen dat het ook uw insteek is dat we niet mogen vergeten dat de persoonlijke relatie tussen arts en patiënt – om die vorm van zorgverlening nu maar even te nemen – ook belangrijk is en dat er absoluut niet 100 procent een alternatief kan worden geboden door gezondheidsapps en onlinetools, dat er met andere woorden geen substitutieplicht moet zijn.
Het is belangrijk dat we daar een kader rond creëren. Minister, u had het al over IMEC en het technische kader. Mevrouw Saeys, u had het over de federale proefprojecten met betrekking tot het juridische kader. Minister, ik vraag u om daar geen valse verwachtingen te scheppen bij patiënten familieleden en/of zorgverleners. Is Vlaanderen betrokken bij de toetsing van de proefprojecten met betrekking tot het ontwerpen van een juridisch kader inzake die proefprojecten voor de onlinetools?
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Het is een feit: mensen zoeken online informatie. Ik denk dat dokter Google de meest geconsulteerde dokter is, maar misschien niet de meest betrouwbare. Mensen gebruiken graag apps: ze gaan op zoek naar een toepassing. Het is dus een realiteit. De vraag is eerder hoe we hiermee omgaan dan of we ermee moeten omgaan.
Minister, het is een goede zaak dat ik u hoor zeggen dat we een studie hebben besteld om die technisch-juridische zaak uit te klaren. Maar hebt u ook ergens een onderzoek of een project lopen om daar inhoudelijk mee aan de slag te gaan? Wat vinden we wenselijk? Welk soort toepassingen willen we en hoe willen we die omkaderen? Welke preventieve doelstellingen kunnen worden bereikt? We moeten ook een inhoudelijk traject afleggen om te weten wat we willen en wat nodig is in deze nieuwe evoluties.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega’s, Vlaanderen is al een tijdje actief een kader aan het maken voor alles wat in Welzijn en Zorg online in ontwikkeling is en mogelijk wordt. We hebben knooppunt.be als expertiseknooppunt om al die zaken te bekijken, zodat we weten wat we daaruit kunnen leren, wat de aanbevelingen zijn inzake deontologie en over wat kan en niet kan in een therapeutische relatie, enzovoort. We proberen dus die expertise te borgen. We hebben daar een strategie voor ontwikkeld, die nu al een tijdje wordt uitgerold. We hebben al een aantal applicaties online rond verslavingsproblematiek in het kader van de geestelijkegezondheidspromotie. We ondersteunen daarin al tal van dingen die ontwikkeld zijn.
Natuurlijk is de boodschap dat je dat voldoende wetenschappelijk moet kunnen onderbouwen. Als je platforms maakt, heb je vaak nood aan een soort ketenaanpak. Die bouwstenen moeten wel aanwezig zijn. Met het oog daarop hebben we al geprobeerd om expertise te verzamelen. Aan mogelijke geïnteresseerden kunnen we dat ook aanbieden.
Uiteraard zijn we geïnformeerd over de federale ontwikkelingen en de stimulansen die daaraan worden gegeven. Wat we daaromtrent op het Vlaamse niveau doen, heb ik even proberen te situeren. Het past in ons strategisch plan ‘De Vlaming leeft gezonder in 2025’.
Heel specifiek, op de korte termijn, bewandelen we twee sporen. Welke technische randvoorwaarden die toch essentieel zijn kunnen we articuleren en duidelijk maken? Hoe kunnen we, zeker als het gaat om dingen die je via Vitalinks zou doen, de toegang verzekeren en hoe kunnen we daarin een zekere kwaliteitsgarantie inbouwen? Dat laatste is natuurlijk belangrijk.
Ik geef nog een laatste bedenking. Het wordt weinig gezegd maar het is toch belangrijk: Vlaanderen investeert al enkele jaren in de toegang tot de juiste gezondheidsinformatie door met C-ban een overeenkomst te hebben die aanleiding heeft gegeven tot een website waar wordt getracht om over alle dingen die in de wereld rondgaan in verband met gezondheidszorg en informatie over wat je moet doen en niet moet doen, de juiste waarheid zo snel mogelijk bereikbaar te maken voor de media en voor de patiënten of de burgers in Vlaanderen. Via die weg proberen we al een hele tijd om in ieder geval een wetenschappelijk gevalideerde toegang tot juiste informatie te ontwikkelen. Dat doen we natuurlijk in het kader van onze opdracht, als het gaat over de bevordering van de bekwaamheid van de Vlaming om met gezondheidsinformatie aan de slag te gaan.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik denk dat we het er allemaal over eens zijn dat we die innovatie niet kunnen tegenhouden. Integendeel, ik denk dat dat een zeer belangrijke meerwaarde heeft binnen onze gezondheidszorg, zeker als we zien hoeveel er in het buitenland al gebruik van wordt gemaakt. We moeten het warm water niet uitvinden. We kunnen zeker ‘good practices’ vanuit het buitenland meenemen. Het moet goed wetenschappelijk onderbouwd zijn, het moet een goed juridisch kader en reglementering hebben en het moet ook ten aanzien van de verantwoordelijkheid allemaal goed geregeld zijn. Maar ik denk dat we toch nog altijd een versnelling hoger kunnen.
De actuele vraag is afgehandeld