Report plenary meeting
Ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2018
Ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2018
Report
Algemene bespreking (Voortzetting)
Dames en heren, aan de orde is de voortzetting van de algemene bespreking van het ontwerp van decreet houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2018, het ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2018 en het ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2018.
Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
We gaan nu over naar het onderdeel Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
“Perfect”, “op koers”, “we doen wat we beloofd hebben”, “we slagen er schitterend in om te realiseren wat we vooropgesteld hebben.” Dat zijn, collega’s, voor alle duidelijkheid, niet mijn woorden maar die van de heer Diependaele gisteren over deze begroting. Dat was de ‘Kumbaya’ van de N-VA gisteren. Maar de vraag is of dit stand houdt als we met die bril naar Welzijn kijken. Ik heb de oefening eens gedaan. Zitten we perfect op koers en doen we wat we beloofd hebben?
Ik begin met kinderopvang. Als we, zoals hier beloofd is, voor ieder kind een plaats in een crèche willen, hebben we 17.500 extra plaatsen nodig. Dat is niet mijn cijfer, maar het cijfer van minister Vandeurzen. We zijn nu dik voorbij de helft van dat engagement en we hebben ongeveer 10 procent gerealiseerd. Minister, u zit hier dus niet op koers. En het is niet perfect voor die aanstaande ouders die bijna radeloos op zoek zijn naar een plek in de kinderopvang.
Doet u wat u beloofd hebt, minister? Met de sector is op een gegeven ogenblik afgesproken dat ze de personeelsvoorwaarden moesten aanpassen. Het personeel moest wat beter betaald worden en in betere omstandigheden werken. Dat was hun engagement. In ruil zou u, minister, systematisch de subsidies optrekken. Dat ging in zeven fases gebeuren. Van die zeven fases is er ondertussen één uitgevoerd.
Het Rekenhof heeft berekend wat het kost om de beloofde zes andere fases uit te voeren: 65 miljoen euro. Ze staan niet in de begroting, u doet dus niet wat beloofd werd.
Wat de jeugdhulp betreft, zitten 6000 jongeren en kinderen in een wachtkamer voor zorg. Voor gezinnen die thuis een kind hebben met autisme en, bijvoorbeeld thuisbegeleiding vragen, is er een wachttijd van meer dan vier jaar. Dat is niet perfect en ook niet op koers.
Minister, doet u wat u belooft? We hebben internationale verdragen afgesloten, er zijn internationale rechten voor kinderen met een handicap, waarin we ons engageren dat ieder kind met een handicap alle kansen moet krijgen op een normaal leven. We hebben daar een heel goed instrument voor ontwikkeld: het persoonlijk assistentiebudget waarvoor we van de VN felicitaties en prijzen hebben gekregen omdat het zorgt voor inclusie van jongeren. Maar diezelfde VN tikt ons elk jaar op de vingers omdat de wachttijd om daar toegang toe te krijgen gemiddeld vijf jaar is. Dat betekent dat er kinderen zijn die meer dan vijftien jaar wachten en soms de volwassen leeftijd bereiken zonder dat ze hun internationaal erkend recht kunnen uitoefenen.
Dat brengt mij vanzelf bij de volwassenen, want dat internationaal recht geldt ook voor hen, en ook die mensen wachten. Er is veel extra geld gegaan naar de sector van mensen met een handicap en er is een enorme transitie geweest, maar er zijn nog steeds 13.000 mensen met een handicap die wachten op een aangepaste vorm van hulp. Dat is niet perfect en ook niet op koers en niet op schema. Doet u wat u belooft? In deze eigenlijk wel. In het begin van de legislatuur zei u dat dit het budget is dat u er zou bijdoen. U houdt dat pad aan. Het is één van de weinige sectoren met een groeipad en u volgt dat. Doet dat groeipad wat u belooft hebt met uw eigen plan? Volgens het plan Perspectief 2020 van deze regering moeten alle mensen met een handicap zorggarantie krijgen. Tussen uw eigen groeipad en uw eigen becijferd plan gaapt een kloof van een half miljard euro. Zolang die kloof niet overbrugd is, kunt u uw belofte om zorggarantie te geven aan mensen met een handicap niet nakomen.
Ik kan zo doorgaan inzake ouderenzorg. Mensen willen zo lang mogelijk thuisblijven. Wat is daarvoor nodig? Thuishulp, dagopvang, kortverblijf, lokale dienstencentra. Op geen enkel van die zaken is er een groeipad. Ik kan u niet pakken op een belofte, want er is geen belofte, maar op al die gebieden moeten er stappen gezet worden, zo niet zal de vermaatschappelijking van de zorg om mensen langer thuis te houden niet meer zijn dan een holle slogan.
Minister, ik zou zo nog kunnen doorgaan met de geestelijke gezondheidszorg, enzovoort, maar de essentie is dat er vandaag ongeveer 100.000 mensen op een vorm van zorg wachten. Als je dan de grootste meerderheidspartij hoort zeggen dat het perfect is, dat we op koers zitten en dat we schitterend bezig zijn, is dat wrang. De kwaliteit van een begroting meten we niet alleen af aan de plusjes en minnetjes die op deze teksten staan, maar aan de kwaliteit van leven van de mensen hier buiten deze muren. Er worden stappen gezet, u boekt vooruitgang, maar er is nog een lange weg te gaan om ervoor te zorgen dat je jong kan zijn en oud kan worden zonder je zorgen te moeten maken om de zorg die je zult krijgen. (Applaus bij Groen)
De heer Depoortere heeft het woord.
Dit korte tijdsbestek wil ik graag gebruiken om toch nog even stil te staan bij de ouderenzorg. Het afgelopen jaar was dit thema, naast de PVF voor mensen met een beperking, wel één van de heikele politieke punten en dit zal ongetwijfeld de komende jaren nog een politiek heet hangijzer blijven.
Maar laat me beginnen met ook wat positieve zaken aan te halen. Specifiek voor de ouderenzorg wordt bijkomend 17 miljoen euro geïnvesteerd in meer thuiszorg, 21 miljoen euro wordt vrijgemaakt voor extra personeel en er wordt 31 miljoen euro bijkomend geïnvesteerd in het aanbod om zo meer plaatsen te creëren.
De vraag blijft wel hangen of deze financiële injecties volstaan om tegemoet te komen aan de noden van deze steeds grijzer wordende samenleving.
Voor ons staan de kwaliteit van de zorg en de betaalbaarheid van de zorg bovenaan het prioriteitenlijstje. De kwalitatieve zorg was de laatste weken en maanden reeds meermaals een punt van discussie, onder andere naar aanleiding van de undercoverreportage van Pano bij commerciële rusthuizen en gisteren nog naar aanleiding van het grootschalig onderzoek bij rusthuisbewoners.
De minister kondigde in het debat in de commissie een aantal maatregelen aan, zoals meer bestuurlijke en financiële transparantie, een financieringssysteem dat meer is afgestemd op de zorgzwaarte.
U verwees naar een protocolakkoord met de sector. U verwees naar een aangepaste personeelsnormering en ook naar de bewaking van de kwaliteit door een onafhankelijk orgaan. Het waren en zijn uiteraard allemaal goede intenties, maar ik wil hier toch een lans breken om niet te talmen om dit ook in de praktijk te brengen. Andere projecten zoals ethische zorg en het betrekken van de buurt in het sociale leven van rusthuisbewoners moeten inderdaad worden gestimuleerd en ondersteund.
Over de betaalbaarheid van de rusthuisfactuur is ook al veel gezegd in de plenaire vergadering en in de commissie, maar ik wil hier toch eens tot de essentie gaan. Ik vind het de taak van de maatschappij om ervoor te zorgen dat onze bejaarden die heel hun leven hebben bijgedragen aan het totstandkomen van die maatschappij, geen facturen krijgen voorgeschoteld die hoger liggen dan hun pensioen. En ik zie daar eerlijk gezegd geen discriminatie in, want dit moet gelden zowel voor rusthuisbewoners als voor bejaarden die thuiszorg nodig hebben. En ik weet ook dat dit geen gratis-verhaal is, het zal geld kosten, en ja, voor ons mag dat inderdaad uit de algemene middelen komen.
Dit is – denk ik – de morele plicht van onze samenleving: hou de zorg kwaliteitsvol en betaalbaar voor onze ouderen.
De heer Persyn heeft het woord.
Collega's, ik begin met enkele cijfers. In 2018 beschikt Welzijn en Gezondheid over ruim 420 miljoen euro meer dan in 2017. In 2017 hadden we 450 miljoen euro meer dan in 2016. Op twee jaar tijd komt er bijna 900 miljoen euro bij. Als we de inflatie daarvan aftrekken, zitten we met een ruime groeimarge in het domein Welzijn en Gezondheid. Ik wil dat toch even meegeven.
Binnen de ouderenzorg gaat de minister fors extra investeren, het cijfer is nog niet gevallen, het is 69 miljoen euro in totaal. Mevrouw Van den Brandt, ook in de thuiszorg wordt geïnvesteerd; de gezinszorg krijgt 17 miljoen euro extra, bovenop het bestaande budget. We vinden het belangrijk, net zoals u, om mensen thuis in goede omstandigheden te kunnen handhaven.
Ook voor de jongsten in de maatschappij is in extra budget voorzien, u minimaliseert het maar volgend jaar komt er ook 12 miljoen euro bij. Het groeipad in de kinderopvang wordt gerealiseerd.
In de sector van de personen met een beperking stijgen de kredieten met 72 miljoen euro; er was in 70 miljoen euro voorzien, dat wordt 72 miljoen euro. Daarvan gaat 50 miljoen euro naar trap 2, de persoonsvolgende benadering. In totaal handhaven we het groeipad van 330 miljoen euro. Dat is ongezien. In de vorige regeerperiode hadden we een budget van 147 miljoen euro, dat is nu dus het dubbele, en dat gaat naar de mensen die dat het meest nodig hebben. Ik zou de cijfers toch in hun perspectief willen zetten.
Onze fractie is net zoals alle andere fracties hier voorstander van de persoonsvolgende benadering. Wij willen ook de komende jaren maximaal inzetten op die persoonsvolgende budgetten voor personen met een beperking. Ook na deze regeerperiode, na 2019, is dat een borg, een wissel voor een betere benadering en om de lange historische wachtlijsten eindelijk te resorberen.
Er zijn nog knelpunten, in de commissie wordt er wekelijks over gediscussieerd. Dat is een ‘work in progress’. De communicatie naar de ouders, naar de mensen, blijft een aandachtspunt. Er is terecht aangegeven dat we daar het best een gedachtewisseling kunnen over organiseren. Bovendien wordt van andere werkpunten zoals de zeven-op-zeven-garantie daadwerkelijk werk gemaakt. Ouders die kinderen nu in het weekend of tijdens vakantieperiodes bijhouden, en daar in de toekomst misschien niet meer toe in staat zijn, kunnen rekenen op een opvang en ondersteuning in budgetvorm die volledig en zeven op zeven opvang biedt.
We hebben ook vernomen dat er concrete stappen worden gezet in het autismeplan in 2018. Dat was nodig, dringend nodig. De ouders en de kinderen wachten al jaren op een goede ondersteuning. Er wordt nu ook werk van gemaakt.
Ik heb bewust niets gezegd over het thema jongerenwelzijn, omdat collega Parys daar verder zal op ingaan.
Een andere grote werf die mij persoonlijk wel enorm aanbelangt, is de verdere uitbouw van de Vlaamse sociale bescherming. Minister, u hebt de eerste fase bijna voltooid: de inkanteling van het basisondersteuningsbudget, de tegemoetkoming hulp aan bejaarden. U hebt werk gemaakt van het opheffen van de sanctie voor mensen die in het verleden niet in orde waren met hun betaling. Voor ons blijft belangrijk: meer efficiëntie, een gelijk speelveld, gedeelde ICT-infrastructuur, geen extra uitgaven. U wilt in de toekomst de volledige residentiële ouderenzorg inkantelen.
We komen dus terug bij dat grote onderwerp dat collega Depoortere ook al heeft aangehaald. Gisteren hadden we nog discussie over de kwaliteitsindicatoren. Het is niet allemaal kommer en kwel, niet in de residentiële zorg, ook niet thuis, maar er zijn wel een aantal belangrijke aandachtspunten. Wij willen verder inzetten op de persoonsvolgende financiering, ook voor mensen thuis, zodat mensen op basis van een correcte inschaling recht krijgen op een zorgbudget dat hun noden zowel thuis als in een residentiële setting kan lenigen.
Een andere belangrijke werf die voorligt en die mij ook bijzonder interesseert als ex-huisarts, is de hervorming van de eerste lijn. Er is al vijftien jaar sprake van. Volgend jaar worden er heel belangrijke knopen doorgehakt. Wat voorligt, is de afbakening van de eerstelijnszorg en de hogere regionale zorgzones. Idealiter zouden we dus eindigen met een zestigtal eerstelijnszones. Internationaal wordt aanvaard dat tussen de 75.000 en 125.000 inwoners een optimaal draagvlak is. En dan komen er een veertiental grotere regionale zorgzones. Het stemt eigenlijk overheen met wat nu al gekend is in de verdeling van de locoregionale gezondheidsoverleggen en -organisaties (logo’s) en de centrumsteden in Vlaanderen. Het zwaartepunt zal meer komen te liggen op praktijkondersteuning en de intersectorale samenwerking tussen alle zorgverleners, ook met de lokale besturen. We knopen aan bij de hervorming van Binnenlands Bestuur en het hele luik van lokaal sociaal beleid. Voor de meerderheid, en ook voor onze fractie, is de implicatie van het lokaal sociaal beleid, ook het respect voor hun wensen en verantwoordelijkheden, heel belangrijk. Ze gaan een belangrijke rol opnemen in de invulling van het lokaal sociaal beleid, maar ook van het lokaal gezondheidsbeleid.
Het behoeft geen betoog dat voor de meerderheid en voor mijn fractie het vrijwilligerswerk en de wezenlijke bijdrage van de mantelzorgers heel belangrijk blijft. Minister, u maakt ook verder werk van uw mantelzorgplan. We hopen ook dat er extra aandacht zal zijn – er worden al conferenties en symposia aangekondigd – voor het geactualiseerde dementieplan. Bijzondere aandacht gaat voor mijn fractie en de meerderheid naar jongdementie, een zwaar onderkend probleem, ook in Vlaanderen. Hopelijk kunnen we hierover binnenkort kamerbreed een resolutie goedkeuren.
Ik vervang mevrouw van der Vloet, die door ziekte is verontschuldigd, en ook collega Lies Jans, die mij vroeg ook iets te zeggen over de kinderbijslag en de kinderopvang. Inzake kinderbijslag wordt het groeipakket nauwgezet opgevolgd hier en in de commissie. Het overleg met FAMIFED loopt. Er zijn enorm veel veranderingen op til. Het moet op 1 januari 2019 al operationeel zijn. We zitten op spoor, maar het is geen sinecure. Het is alle hens aan dek. Belangrijk is dat deze regering voor de toekomst drie keer meer inzet op de sociale correcties. Opnieuw, collega's, dat is nooit gezien. Er wordt drie keer meer ingezet voor de kansengroepen, voor personen met een verhoogde tegemoetkoming. We gaan ook, net zoals in de sociale bescherming, maximaal inzetten op de automatische rechtentoekenning zodat er een minimale non-uptake is. Daarvoor dient informatica, daarvoor dient digitalisering, om het allemaal te vergemakkelijken.
Ik heb al gesproken over het groeipad van de kinderopvang. Het is niet allemaal kommer en kwel, collega Van den Brandt. Er is nog veel werk. Er is nog een grote gap toe te rijden, maar we zetten selectief in daar waar de noden het grootst zijn. De administratieve lasten worden verlaagd. Er zijn een aantal proefprojecten opgestart in de inkomensgerelateerde kinderopvang.
In het bijzonder is er hier opnieuw speciale aandacht voor kinderen met een verhoogde zorgnood. In de komende periode en hopelijk ook in de volgende jaren gaan we extra inzetten daar waar die noden het grootst zijn.
Minister, ik wil eindigen met een woord van waardering voor u en uw administratie, maar ook voor uw Vlaamse collega’s in de regering, die samen werk maken van een ongeziene groei in ons domein van Welzijn en Volksgezondheid. In 2014 is er op één jaar tijd een budgetstijging van 150 procent geweest. Tal van nieuwe bevoegdheden zijn overgekomen van het federale niveau. Ik juich dat toe, en wij allemaal, denk ik. Dat is niet mogelijk geweest zonder een collegiale samenwerking op regeringsniveau en samenwerking met het veld, in het bijzonder ook met de zorgactoren, de ouders, de mantelzorgers en uiteindelijk ook de zorgbehoevenden. Toch wil ik van de gelegenheid gebruikmaken om erop te wijzen dat de hervormingen moeten worden voortgezet. Wekelijks, dagelijks bijna zien we dat er conflicten zijn inzake bevoegdheden, dat er door de blijvende versnippering van bevoegdheden nood is aan meer afstemming. We hebben dat gezien bij de psychiatrische jeugdhulp. We zien dat in de preventie. We zien dat zelfs in de ouderenzorg. Mijn pleidooi is om, los van de communautaire hoogspanning, toch een sereen debat aan te gaan om naar meer homogene bevoegdheden te gaan. Dat is twintig jaar geleden in dit parlement al goedgekeurd, dus zonder dat we een nieuwe ronde communautair armworstelen moeten gaan doen, pleit ik ervoor om die uitdaging aan te gaan. (Applaus bij de meerderheid)
Mijnheer Persyn, u bent begonnen met datzelfde enthousiasme over de extra budgetten. Eerst en vooral, ik zie de extra budgetten en ik sta daar positief tegenover, maar ik zou het intellectueel eerlijk vinden dat u er dan ook bij zou zeggen welke besparingen er zijn geweest. Ik ga ze niet allemaal opsommen, maar er is bijvoorbeeld vijf keer op rij een indexsprong ingepland, wat 23 miljoen euro per jaar is. Er zijn dus ook besparingen binnen dat werkveld. Ik denk dat het eerlijk is om beide verhalen te brengen.
U haalt een aantal zaken aan, maar ik herken daar vooral heel veel beloftes in waarvan wij nog op de praktijk wachten. U hebt bijvoorbeeld de zeven-op-zevenopvang aangehaald: ouders die zelf in het weekend voor hun kind zorgen, moeten de garantie hebben dat er in het weekend, als het eventjes niet meer gaat, opvang is voor hun kind, dat ze niet worden afgestraft voor die mantelzorg. Dat is een engagement dat hier, denk ik, door alle partijen is gevraagd. Mevrouw Taelman heeft dat hier gevraagd, de heer Van Malderen vorige week nog, ik heb het zelf tijdens de begrotingsgesprekken gevraagd, en bij iedereen komt er het antwoord dat men dat gaat oplossen. Tot op vandaag is die oplossing echter nog niet voorbij de regering. Dat is een vaststelling. Ze wordt beloofd, ze komt, maar we willen ze zien en we willen ze in de praktijk zien.
U verwijst naar het autismeplan. U zegt dat er eindelijk meer begeleiding gaat komen. Er worden een aantal stappen in het autismeplan gezet, maar wat er níet komt, is extra capaciteit voor het begeleiden van kinderen met autisme.
Wat de eerstelijnszones betreft, bent u blij omdat er een afbakening komt, maar ik denk dat, als u eerlijk bent, u ook de ontgoocheling deelde van het werkveld dat die afbakening niet dit jaar is gebeurd, op het moment van de conferentie, op het moment dat iedereen verwachtte dat die zou gebeuren.
Er zijn dus een aantal beloftes, maar wij willen die beloftes in realiteit omgezet zien, en volgens mij deelt u die bekommernis.
Ik ben blij dat we allemaal op eenzelfde lijn zitten, en ik heb er het volste vertrouwen in dat het allemaal goedkomt, mevrouw Van den Brandt. Dat wil ik immers toch eventjes meegeven. Dat sluit aan bij de vorige discussies, over onderwijs, over ondernemerschap. Ik ben ook een jonge zelfstandige geweest. Ik vind dat we veel te veel aan negatieve stemmingmakerij doen. Als ik één ding kan zeggen, als persoon die zelf jarenlang in de zorg heeft gestaan, niet alleen hier als huisarts, maar ook in moeilijke omstandigheden in het hartje van Afrika, soms in India, in de slums van Calcutta, dan is het dat niemand beter wordt van negatieve sfeerschepping. We gaan vooruit, op het veld zien we verandering, er zijn ongelooflijke groeipaden ingezet en ik heb er het volste vertrouwen in – daarom heb ik ook een woordje van dank gericht aan de minister en aan zijn ploeg – dat het goed komt. We zijn op de goede weg en ik hoop dat we dat ook de komende jaren – ik druk me goed uit, jaren – kunnen voortzetten. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, dames en heren minister, collega’s, collega Persyn heeft daarjuist verwezen naar de extra budgetten, en ook ik wil daar toch graag nog eens mee beginnen, want Welzijn, Volksgezondheid en Gezin is ook voor 2018 een van de grootste groeipolen in de Vlaamse begroting.
Er komt volgend jaar niet minder dan 423 miljoen euro aan beleidskredieten bij ten opzichte van de begroting van 2017. Op twee jaar tijd besteedt Vlaanderen maar liefst 871 miljoen euro aan extra budget – een stijging van ongeveer 8 procent. Daarmee is het budget van WVG gestegen tot meer dan 27 procent van de totale beleidskredieten.
De invulling van het beleid gebeurt vanuit zes strategische doelstellingen, die intussen genoeg gekend zijn en krijgt via tal van acties verdere invulling. Het gaat over preventie, zorg op maat, de samenwerking met justitie, de kwaliteit van zorg, het belang van een beleidsdomeinoverschrijdende aanpak en sterke gezinnen. Graag vraag ik extra aandacht voor deze laatste groep, namelijk gezinnen en hun kinderen.
Dan kan ik niet anders dan het hebben over de kinderbijslag en het groeipakket. Kinderbijslag wordt een recht voor elk kind, een ondersteuning voor de ouders bij het grootbrengen van hun kroost en een waardevol element in de bestrijding van kinderarmoede. De inkomensselectiviteit is ongetwijfeld een van de belangrijkste realisaties bij de uittekening van het nieuwe systeem. De principes zijn beklonken, de grote lijnen liggen vast. Nu is het dus werken aan de uitvoering zodat het nieuwe concept in werking kan treden op 1 januari 2019. Dat is een enorme operatie. Het zal de volgende maanden zeker nog alle hens aan dek zijn. Het is immers van groot belang dat er in januari 2019 voor geen enkel gezin vertraging komt in de uitbetaling en dat er geen fouten optreden in de uitbetaalde bedragen.
We zijn ook heel tevreden met de extra middelen voor kinderopvang, meer dan 12 miljoen euro. CD&V hecht heel veel belang aan kleinschalige gezinsopvang. We kijken dan ook met veel verwachting uit naar de visienota hieromtrent en hoe we vanuit Vlaanderen deze vorm van kinderopvang de nodige ondersteuning kunnen bieden, de samenwerkende onthaalouders en de zelfstandige initiatieven meegerekend.
Ik wil ook de link maken met kinderarmoede. Er is in de wetenschappelijke literatuur consensus over het feit dat kwalitatieve opvang voor kinderen in armoede een belangrijk verschil kan maken. De positieve interacties tussen een kind en zijn omgeving zijn een belangrijke motor voor zijn ontwikkeling. Ik verwijs daarbij ook graag naar de 500 extra plaatsen voor kwetsbare kinderen waarover we deze morgen in de pers nog uitgebreid konden lezen.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Mevrouw Schryvers, ik was blij om dit te lezen in de pers en ik had het ook al gelezen in de begroting, want het stond er al in. Ik heb daar toen ook vragen over gesteld. Met welk budget worden die 500 plaatsen gefinancierd? Met het budget van deze Vlaamse overheid of dankzij de zeer welkome gulle gift van een privaat persoon?
De heer Van Malderen heeft het woord.
Ik ben zeer blij dat we het tijdens deze twee dagen eindelijk even hebben over kinderarmoede. U verwijst terecht naar de zeer belangrijke rol die kinderopvang daarbij kan spelen. Er is een pedagogisch aspect aan, maar uiteraard is daar ook een arbeidsmarktaspect en een kostprijsaspect aan.
Deze regering heeft er bij het begin van de legislatuur voor gekozen om de tarieven voor kinderopvang gevoelig te verhogen. Daar is een sociale correctie op geconstrueerd. Vroeger was er een automatische toekenning, maar voortaan moet men zijn vraag richten tot het OCMW om recht te hebben op een verlaagd tarief. Schriftelijke vragen van uw hand hebben mij geleerd dat het succes van die maatregel bijzonder karig was. Als zou blijken dat er effectief een onderbescherming is opgetreden als gevolg van deze maatregel, bent u dan bereid om die terug te schroeven? Dat zou een ongelooflijke stap voorwaarts zijn in de geloofwaardigheid van uw betoog.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Mevrouw Van den Brandt, er zijn inderdaad middelen bij van iemand die privémiddelen ter beschikking stelt voor die extra kwetsbare plaatsen.
Dan is het heel goed dat we in Vlaanderen samen bekijken hoe de extra middelen voor die kwetsbare kinderen heel goed van pas kunnen komen. Is het belangrijkste niet dat de plaatsen er komen, mevrouw Van den Brandt? Dat lijkt me wel.
Mijnheer Van Malderen, ik heb inderdaad al meermaals vragen gesteld over de laagste tarieven in de kinderopvang en u weet dat het laagste tarief inderdaad via het OCMW moet worden aangevraagd. Ik denk dat heel wat mensen intussen de weg wel vinden. In de commissie heb ik het al eens gezegd en ik wil het hier heel graag herhalen, omdat ik het zelf al heb meegemaakt met mijn andere petje op, dat van OCMW-voorzitter. Mensen worden vanuit de kinderopvang naar het OCMW verwezen om het verlaagd tarief kinderopvang aan te vragen, en dan stelt onze sociale dienst vast dat die mensen niet al hun rechten uitputten. Ook dat kan versterkend en drempelverlagend werken. Ik ben er zeker van dat OCMW’s met heel veel engagement en zorgvuldigheid nagaan of mensen in aanmerking komen voor het verlaagd tarief en dat dan ook toekennen.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Ik kan dat alleen maar bevestigen. Kind en Gezin stopt een aantal miljoenen in het KOALA-project dat ook een belangrijke bijdrage ontvangt vanuit een fonds dat de mecenassen in het kader van de Koning Boudewijnstichting in het leven hebben geroepen. Ik heb daarover ook altijd in die termen en met die budgettaire kaders over gecommuniceerd. Het is een ongelooflijke kans dat het op die manier kan worden gefinancierd.
In alle eerlijkheid begin ik steeds meer te vinden dat het verlaagd tarief in de kinderopvang een goed systeem is. Er zijn gezinnen waarvoor kinderopvang echt een belangrijke component is om kinderen de kans te geven hun sociale vaardigheden en dergelijke te ontwikkelen. Het gaat dan vaak om situaties waarvoor de samenleving in haar geheel ondersteuning moet organiseren. Ik heb gemerkt dat veel OCMW’s daarmee op een heel geïntegreerde manier aan de slag gaan. Voor mij is dat een absoluut verdedigbaar systeem en ik zie ook dat het gebruik ervan toeneemt. Bovendien is het te combineren met de voorrangsregels die gelden in het inkomensgerelateerde systeem en wordt het nog eens extra versterkt door de consequent zwaardere financiering voor initiatieven in de kinderopvang die zich echt richten naar kwetsbare groepen, zoals bijvoorbeeld het KOALA-project.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Ik vind het eerlijk gezegd een bijna absurd antwoord, minister. Ik heb er het volste vertrouwen in dat de OCMW’s de mensen die komen aankloppen, op de best mogelijke manier begeleiden. Probleem is natuurlijk dat u gewoon een bijkomende drempel hebt gecreëerd. U zegt bijna dat de mensen dankbaar moeten zijn dat die drempel er is, want als ze erover zijn, worden ze goed geholpen. Het probleem is echter dat bepaalde mensen niet over die drempel geraken. Het probleem is dat uw maatregel haaks staat op het principe van de automatische toekenning van rechten, die in het regeerakkoord staat en deel uitmaakt van de armoedebestrijding.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Ik wil er nog eens op terugkomen. Alle initiatieven en diensten in de kinderopvang kennen de maatregel zeer goed en weten dus zeer goed op welke manier ze ouders met een vraag naar het OCMW kunnen begeleiden. Dan zijn de geïntegreerde aanpak, ondersteuning en begeleiding van het grootste belang en ik ben er zeker van dat dat op een heel goede manier gebeurt.
Ik wil het ook even over pleegzorg hebben. Dat pleegouders voor hun pleegkind in de inkomensgerelateerde kinderopvang altijd het laagste tarief aangerekend krijgen, is slechts een van de vele maatregelen uit het decreet Pleegzorg van 2012, die tot een positieve evaluatie van dat decreet hebben geleid. Bepaalde punten daaruit moeten worden bijgeschaafd, niet om van koers te veranderen, wel om pleegzorg uit te bouwen tot een kwalitatief nog betere en duurzamere hulpverleningsvorm. Daarom zijn we met de meerderheidspartijen tot een overeenkomst gekomen en is er een voorstel van decreet ingediend.
Sinds de inwerkingtreding van het decreet is het aantal pleeggezinnen en het aantal betrokkenen jaarlijks met 6 tot 7 procent gestegen. Volgend jaar is in 3 miljoen euro meer voorzien om de groei van het aantal pleegplaatsingen op te vangen.
We moeten blijven inzetten op onze jongeren en onze toekomst. De toekomst is jong. Als jongeren het moeilijk hebben, moeten ze weten waar ze terecht kunnen en waar ze de juiste ondersteuning kunnen krijgen. Kinderen kunnen het om heel wat redenen moeilijk hebben. Ik denk niet alleen aan puberproblemen. Ze kunnen ook opgroeien in een moeilijke thuissituatie. We hoeven het niet altijd ver te zoeken. De scheiding van de ouders kan een heel grote impact hebben op de schoolprestaties of het welzijn van kinderen. Indien ze met de scheiding van hun ouders worden geconfronteerd, moeten kinderen kunnen rekenen op begrip voor hun situatie in de verschillende omgevingen waarin ze zich bewegen. Als het nodig is, moeten ze ook kunnen rekenen op gespecialiseerde begeleiding en hulpverlening.
Het Vlaams Parlement kan op dit vlak zeker nog initiatieven nemen. Zoals ik al heb gezegd, is de toekomst jong. Tijdens de gelijknamige conferentie is gepleit voor wijkgerichte netwerken voor kinderen en gezinnen. Een platform van pioniernetwerken in tien steden en gemeenten is al aan de slag gegaan. Het is de bedoeling dat alle lokale besturen hierop inzetten. Dit moet gebeuren binnen de dynamiek van de Huizen van het Kind. We blijven de Huizen van het Kind naar voren schuiven als the place to be voor ouders en gezinnen met vragen over alles wat te maken heeft met de opvoeding en de verzorging van hun kinderen.
Dames en heren, u merkt dat Vlaanderen in gezinnen en in kinderen investeert. Vanuit CD&V onderschrijven we die keuze voor tweehonderd procent. (Applaus bij CD&V en de N-VA)
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Voorzitter, aangezien al veel punten hier aan bod zijn gekomen, wil ik me specifiek op een aantal zaken richten.
Wat het preventief gezondheidsbeleid betreft, is er in 2018 een belangrijke opportuniteit inzake vaccinaties, meer bepaald de vaccinatie tegen humaan papillomavirus (HPV). Recent is een vaccin op de markt gekomen dat tegen maar liefst negen types van het HPV beschermt. Dit betekent dat we 90 procent van de baarmoederhalskankers kunnen voorkomen. Ten opzichte van de huidige vaccins is dat een winst van 20 procent. Daarnaast is er ook een hogere bescherming tegen andere kankersoorten en bijna een verdubbeling van de bescherming tegen precancereuze laesies.
Bovendien heeft de Hoge Gezondheidsraad een advies uitgebracht waarin wordt gepleit voor de vaccinatie van meisjes en jongens. Een derde van de HPV-kankers treft immers mannen. Ik heb begrepen dat de onderhandelingen lopen. Ik hoop echt dat de gezondheid van al onze kinderen, ongeacht hun geslacht, als winnaar uit de bus zal komen.
Wat de eerstelijnszorg betreft, verwijs ik naar de woorden van de heer Persyn. We staan voor een grote transitie op het terrein. De gemeenten werken aan de organisatie van de eerstelijnszones. We moeten aandacht hebben voor de wijze waarop de individuele zorgverleners hierbij worden betrokken en voor de rationele structuren. Tot nu toe is het teveel aan structuren voor heel wat zorgverstrekkers een belangrijk struikelblok gebleken. Het gaat dan vooral om het centraal stellen van de patiënt en om de vrije keuze van de patiënt.
Wat de kinderopvang betreft, blijf ik wijzen op de problematiek van de financiële leefbaarheid van de organisatoren in trap 2B. Daaronder bevinden zich heel wat zelfstandige organisatoren. Het decreet heeft alle organisatoren bijkomende voorwaarden opgelegd, maar houdt tevens de belofte tussen de trappen 2A en 2B een gelijke subsidiëring tot stand te brengen. We hebben tijdens deze legislatuur al een halve stap gezet. Ik hoop dat we nog een tweede stap zullen zetten. Ik zie dat de moedeloosheid bij veel organisatoren binnensluipt.
Minister, ik hoop dat we in 2018 ook duidelijkheid zullen krijgen over de strategie die u wilt volgen met betrekking tot de onthaalouders. Het aantal daalt. Dit geldt zowel voor de zelfstandigen als voor diegenen die bij een dienst zijn aangesloten. Ze staan nochtans dagelijks in voor de opvang van duizenden kinderen. De tijd dringt.
De afgelopen weken hebben we al heel wat gediscussieerd over de ouderenzorg. Voor het derde jaar op rij trekken we geld uit om rusthuisbedden in rust- en verzorgingsbedden om te zetten. We voorzien in een groter budget voor de zwaar zorgbehoevenden in bedden in een rustoord voor bejaarden (rob). We investeren in meer capaciteit.
We beseffen allemaal dat we de komende jaren een tandje zullen moeten bijsteken voor de ouderenzorg. We moeten onze tijd nu gebruiken om een degelijk plan uit te tekenen op het vlak van de budgettaire kost, op het vlak van de prijsbeheersing, op het vlak van de administratieve en infrastructurele voorwaarden die we opleggen, op het vlak van personeelsbeleid en ook op het vlak van wie we moeten aantrekken om toch vooral die handen aan het bed te hebben. We moeten oog hebben voor de kwaliteit van leven in de woonzorgcentra. Minister Vandeurzen, we hebben het gisteren nog besproken in verband met de bevraging die is uitgevoerd bij meer dan twintigduizend bewoners. Uit die bevraging blijkt dat de meeste bewoners weliswaar tevreden zijn over de kwaliteit van de zorg en de privacy die ze genieten, maar vooral dat ze sociaal contact missen en zich gaan vervelen.
Op de geestelijke gezondheidszorg zal ik niet meer ingaan. Maar ik wil nog afsluiten met te zeggen dat de begroting 2018 toch wel opnieuw heel wat middelen uittrekt voor belangrijke dossiers. Daarom gaat onze fractie deze begroting goedkeuren.
De heer Bertels heeft het woord.
Mevrouw Saeys, ik heb niet goed begrepen wat u bedoelt met de eerstelijnszones die vanaf 1 januari 2018 in werking kunnen treden. De gemeenten zijn daar allemaal mee bezig. Dat klopt. Maar u zet daar het volgende zinnetje tussen: ‘Ik vind dat daarbij de individuele zorgverstrekkers’ – ik denk dat u die woorden hebt gebruikt – ‘beter moeten betrokken worden.’ Ik weet gewoon niet wat u bedoelt, want nu worden ze betrokken via hun beroepsorganisaties en via de huisartsenkringen. U vraagt nu toch geen individueel vetorecht voor elke individuele zorgverstrekker, neem ik aan?
Neen, maar als huisarts zie ik op het terrein dat er op dit moment toch wel heel wat zaken mislopen op dat vlak. Dikwijls is er zoveel overleg, waarbij we de patiënt, die toch centraal zou moeten staan, verliezen in het teveel aan overleg. Dat zou zeker moeten worden aangepakt. De structuren zouden moeten verminderen. De individuele zorgverstrekkers geven toch wel belangrijke zaken aan die op het vlak van eerstelijnszones zouden moeten worden aangepakt.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, ik heb een stukje taart mee, voor nu of voor straks, maar ik dacht: 57 miljoen extra voor personen met een handicap in uitbreidingsbeleid, dat verdient een attentie. Het is een stukje taart. Ik had u heel graag een volledige taart meegebracht, maar toch is het maar een stukje omdat we ons ook wel bewust moeten zijn van de tekorten die bestaan en jammer genoeg zullen blijven bestaan, en op sommige vlakken eerst nog wat slechter zullen worden voor het beter gaat.
Neem nu de uitbreiding van de middelen voor minderjarige personen met een handicap. U hebt 57,6 miljoen euro uitgetrokken voor bijkomende persoonlijkeassistentiebudgetten (PAB). Dat is bijzonder welkom geld. Er wachten vandaag namelijk meer dan 1370 jongeren op een PAB, gemiddeld vijf jaar en sommigen al vijftien jaar. Die 57,6 miljoen euro is dus bijzonder welkom. Vorig jaar hebt u daar 8,6 miljoen euro aan besteed. Daarmee kon u 228 persoonlijkeassistentiebudgetten toekennen, ruim minder dan de 269 nieuwe dossiers, ruim minder dan de 700 aanvragen, wat betekent dat er meer dan 400, bijna het dubbele van de toekenningen, geweigerd wordt. Dit laat toe om alle hoeraberichten in het juiste perspectief te plaatsen. De middelen zijn welkom, maar ze zullen zelfs niet toereikend zijn om de nieuwe dossiers af te dekken.
Ik heb trouwens ook een kaarsje gezet op uw taart. Binnenkort kunt u vieren dat u één jaar geleden de persoonsvolgende financiering hebt ingevoerd.
Dat is meteen de reden waarom ik ook gekozen heb om er citroentaart van te maken, omdat ook dat dossier een kleine zure smaak heeft, zuur omdat het blijft wachten op de garantie aan mantelzorgers dat wanneer zij het niet meer aankunnen om gedurende een weekend of tijdens vakanties de zorg voor hun kinderen op te nemen, dat er een plek in een voorziening zal zijn. Als we u mogen geloven, dan zullen pas deze week voorzieningen het juiste bedrag krijgen waarover ze beschikken qua werkingsmiddelen na de invoering van persoonsvolgende financiering. Ze hebben dit jaar vijftig weken blind gevaren, boven op de jarenlange besparingen op hun werkingsmiddelen. Minister, dit wordt ervaren als een wurggreep. Duizenden, duizenden zullen ruim verder dan 2020 moeten wachten op gepaste hulp en zullen het moeten doen met 300 euro per maand om hun zorg te organiseren.
Minister, ik heb nog iets voor u bij. Dit is een Solanum tuberosum, in de volksmond een ‘patat’. (Bart Van Malderen legt een aardappel, naast het stukje taart, op het spreekgestoelte)
Waarom? Omdat we meer en meer signalen krijgen dat u bezig bent om hete aardappelen over de legislatuur te duwen. Of het nu gaat over leefkosten, waarvan we deze week mochten vernemen dat mensen nog een hele tijd zullen moeten wachten om te weten hoeveel ze zullen betalen om in een voorziening te wonen, of het nu gaat over een onaanvaardbare discriminatie van leerlingen die in onze internaten van het GO! les volgen en daar verblijven en niet kunnen genieten van een terechte voorrangsmaatregel op het moment dat zij meerderjarig worden, of het nu gaat over het bijzonder schrijnende dossier van ongelijke financiering van voorzieningen dat nu als resultaat heeft dat mensen perfect een gelijke handicap kunnen hebben maar een totaal uiteenlopende budget: de indruk bestaat dat u bezig bent om dit over de legislatuur te tillen, om verder te gaan dan 2019, om oplossingen te maken op lemen voeten, richting 2022.
Minister, ik ga u deze twee zaken geven. Ik hoop dat de taart u smaakt en ik hoop dat u de patat bijhoudt, want geen enkele persoon met een handicap heeft er baat bij als verantwoordelijke ministers hete aardappelen doorschuiven. De manier waarop de persoonsvolgende financiering wordt aangepakt, kan beter, en moet vooral veel beter. (Applaus bij sp.a en Groen)
Mevrouw Jans heeft het woord.
Ik was oorspronkelijk niet van plan om tussen te komen bij u, collega Van Malderen, maar u maakt het toch wel heel bont, moet ik zeggen. Het gaat over het decreet Persoonsvolgende Financiering, dat overigens in de vorige legislatuur is onderhandeld en dat ook in de vorige legislatuur hier is besproken, verdedigd door de toenmalige meerderheidspartijen en gestemd. Het gaat over een decreet waar er een groeipad aan hangt van 330 miljoen euro. Deze legislatuur komt er elk jaar opnieuw het beloofde uitbreidingsbudget bij. 330 miljoen is een veelvoud van wat er in de vorige legislatuur bij kwam. Als u dan begint over hete aardappelen doorschuiven, dan moet u toch beseffen dat u beter een ander voorbeeld had gekozen dan het beleidsdomein Personen met een Handicap. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Anseeuw heeft het woord.
Ik wil collega Van Malderen toch wijzen op het feit dat hij zich een beetje mispakt wanneer hij het heeft over die zure citroenen. U wist het misschien niet, maar weinig is wat het lijkt. Per 100 gram zit er meer suiker in de citroen dan in pakweg aardbeien. Ik denk dus dat u de bal een beetje mis slaat.
Dank voor de culinaire hulp.
Mevrouw Jans, het voorbeeld is perfect gekozen. Wij staan nog altijd achter het principe van persoonsvolgende financiering, kamerbreed. Maar ik kan niet blind zijn voor problemen die anderhalf jaar geleden gesignaleerd zijn en waarvoor vandaag nog altijd geen oplossing bestaat. Ik kan niet blind zijn voor het feit dat we vele duizenden mensen, 13.000 in getal, die op een wachtlijst staan, tevreden houden met 300 euro terwijl hun zorgvraag veel groter is en terwijl we goed weten – de minister heeft dat deze week ook toegegeven – dat we de basisdoelstelling van persoonsvolgende financiering, zorggarantie in 2020, bij lange na niet zullen halen met de groeipaden zoals ze nu voorliggen. Het principe is goed, de manier waarop is grondig fout, mevrouw Jans. (Applaus bij sp.a)
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik denk dat de heer Van Malderen vandaag geluk heeft, want de cornichons staan juist in reclame in de Aldi. Ik zou zeggen, tegen verzuring, ga daar alstublieft heen.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Ik gun de minister absoluut zijn taart en ik wil de heer van Malderen erop wijzen dat ook andere commissieleden hier een hongertje hebben. (Gelach)
De heer Parys heeft het woord.
Voorzitter, ik heb geen voedsel verwerkt in mijn toespraak. Ik zal gewoon beginnen waar ik in de vorige budgetbespreking mee ben geëindigd. Ik heb toen een pleidooi gehouden voor de automatisering van de terugbetaling van de leefvergoeding voor de justitiabelen onder elektronisch toezicht. De minister en de administratie hebben daar in 2017 een echt kanteljaar van gemaakt, en dat is heel goed. De automatisering is met succes volbracht, waardoor het aantal onterecht uitgekeerde leefvergoedingen tot een absoluut minimum is gedaald. Dat is ‘commendabel’.
Minister, ik wil ook vooruitkijken naar volgend jaar. In juli 2014 werd Vlaanderen bevoegd voor het elektronisch toezicht. In januari 2015 moesten we nieuwe enkelbanden krijgen. Binnenkort is het 2018, en mijn fractie hoopt dat dat ook het jaar wordt waarin – derde keer, goede keer – die nieuwe enkelbanden ook effectief in gebruik kunnen worden genomen. Dat is toch heel belangrijk als Vlaanderen geloofwaardig wil zijn in het uitvoeren van de nieuwe taak die ze heeft gekregen in het justitiebeleid. Het zou goed zijn om te kunnen stoppen met kosten op het sterfhuis te maken voor oude enkelbanden die over enkele maanden niet meer nodig zullen zijn.
2017 was een belangrijk jaar, door de opstart van het traject naar een nieuw decreet Jeugddelinquentierecht. We zijn in blijde verwachting daarvan. Voor onze fractie is het heel belangrijk dat we evolueren van een puur beschermingsmodel naar een verantwoordelijkheidsmodel, en dat we ervoor zorgen dat zo'n decreet effectief evidencebased is. We moeten dat werk wetenschappelijk onderbouwen. We moeten er ook voor zorgen dat we de recidive op de lange termijn gaan meten, zodat we het slachtoffer en de jongeren die feiten plegen, beter kunnen begeleiden, zodat iedereen opnieuw zijn plaats vindt in de maatschappij.
Ik wil het ook nog hebben over jeugdhulp. Mijn fractie is heel blij dat er extra wordt geïnvesteerd in jeugdhulp. Ik wil een oproep doen om kamerbreed na te denken over een groep jongeren waar we het hier veel te weinig over hebben, en dat zijn de GES+-jongeren. Het zijn jongeren die een heel complexe gedrags- of emotionele stoornis hebben, die vaak onzichtbaar zijn, maar wel een uitdaging vormen voor het Vlaamse beleid.
Minister, u neemt enkele heel terechte maatregelen. U breidt het aantal plaatsen uit, u zorgt ervoor dat er intersectoraal kan worden samengewerkt rond die GES+-jongeren, en dat is goed. U als regering en wij als parlement moeten ons afvragen hoe we op lange termijn die GES+-jongeren kunnen blijven begeleiden. Als we weten dat er jongeren zijn die een rugzak krijgen van meer dan 100.000 euro, dan is de vraag hoe we dat kunnen blijven doen wanneer jongeren in persoonsvolgende financiering terechtkomen, bijvoorbeeld wanneer ze volwassen worden. Dat is een oproep naar iedereen die vandaag met Welzijn bezig is om met deze ietwat vergeten groep jongeren aan de slag te gaan en na te denken hoe we daar op de lange termijn voor kunnen blijven zorgen.
Ik sluit af met iets te zeggen over pleegzorg. We zijn heel blij met het uitbreidingsbeleid dat er wordt gevolgd. We hopen in dit parlement en met de oproep van de minister begin volgend jaar, een start te kunnen maken met de gezinshuizen, zodat we ook voor jongeren die moeilijk de weg vinden naar pleegzorg, een kleinschalige opvang kunnen bieden. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Jans heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, een goede begroting stelt prioriteiten, en dat is ook dit jaar het geval binnen dit beleidsdomein.
De budgetten worden niet enkel gevrijwaard, er zijn ook substantiële bijkomende kredieten. Onze fractie steunt – en dat zal geen verrassing zijn – de gemaakte keuzes ten volle.
De noden in de welzijns- en gezondheidssectoren zijn groot. Ik beperk mij in dit kort betoog tot twee speerpuntsectoren: personen met een handicap en het geestelijk gezondheidsbeleid.
Binnen de zorg voor mensen met een handicap is de omslag van een aanbodgestuurd naar een vraaggestuurd persoonsvolgend systeem een feit, maar tegelijkertijd nog in volle uitvoering.
Collega Van den Brandt verwees er al naar: sinds het begin van de legislatuur investeerden we in 2015 40 miljoen euro, in 2016 – budgettair het moeilijkste jaar – 18 miljoen euro, in 2017 117 miljoen euro en dit jaar opnieuw 72 miljoen euro, bovenop de dotatie van 1,6 miljard euro voor het VAPH, voor uitbreidingen in de gehandicaptenzorg. Het doel is en blijft zorggarantie voor personen met een handicap met de grootste zorgnood.
We kunnen dus opnieuw zeggen dat we onze financiële engagementen nakomen en dat elk jaar opnieuw de voorgenomen middelen beschikbaar zijn. Voor het basisondersteuningsbudget is er in 2018 een budget van 62 miljoen euro meer dan 22 miljoen euro voor uitbreidingsbeleid. In trap 2, de handicapspecifieke ondersteuning, is er 49 miljoen euro aan bijkomende middelen voor uitbreiding uitgetrokken.
We geven dus – en we blijven dat doen – onverminderd prioriteit aan hen die de meeste zorg en vaak de meest complexe zorg nodig hebben. We investeren daar waar de nood het hoogst is.
Het zijn significante budgetten in een en-enverhaal. Sommige mensen hebben nood aan zware, intensieve, mogelijks residentiële zorg. Voor anderen volstaat een maandelijks budget om rechtstreeks toegankelijke hulp in te kopen en zo mantelzorgers en hun netwerk te ontlasten.
Het afgelopen jaar was er ook bijzonder veel aandacht voor geestelijke gezondheid. Het thema kwam almaar meer op de maatschappelijke, op de politieke agenda. De vele debatten hier en in de commissie staven dat, en terecht. De geestelijke gezondheidszorg staat op een keerpunt. Het Vlaams Actieplan Geestelijke Gezondheid omvat de krijtlijnen voor het nieuwe beleid. Ik wil hier vandaag namens onze fractie benadrukken hoe belangrijk het voor ons is om die toegankelijkheid van die psychologische zorg te garanderen, ook voor kinderen en jongeren – eveneens een terechte klemtoon van u, minister – en onderschrijven hoe cruciaal de betaalbaarheid van de psychologische zorg is.
Voorzitter, ik rond af. Het nieuwe decreet is voor ons de kans om zaken fundamenteel te veranderen. Het belang van dit decreet kan niet worden onderschat. Zo kunnen we voor ouders en jongeren die in moeilijkheden zitten, voor volwassenen die kampen met psychische problemen, een verschil maken.
Minister, u en deze Vlaamse Regering talmen niet. U doet, u maakt waar en u zult dat dit jaar blijven doen, structureel en decretaal. Namens mijn fractie wil ik dan ook mijn steun uitspreken voor deze begroting en de gemaakte keuzes. (Applaus bij de N-VA en CD&V)
Dat is een geruststelling.
De heer Anseeuw heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, voor de geestelijke gezondheidszorg is 2018 toch opnieuw een scharnierjaar. Niet alleen is er op het federale niveau Maggie De Block, die heeft gezorgd voor de terugbetaling van de klinisch psycholoog vanaf 2018. Ik heb het eerder al gezegd: het is daarbij belangrijk dat we er ook vanuit Vlaanderen mee op toezien dat de implementatie van die terugbetaling op een goed doordachte en verstandige manier gebeurt.
In Vlaanderen zelf – collega Jans gaf het al aan – komt het decreet ggz eraan. Ik hoop dat dat een belangrijke eerste stap is, ofschoon het vooral een kaderdecreet is, om de ggz in ons land, in Vlaanderen, fundamenteel te herdenken. Ik kom daar straks nog op terug.
Het is goed dat er ook in 2018 verder wordt ingezet op vroegdetectie en vroeginterventie en dat daar ook extra middelen naartoe gaan. Maar dat neemt niet weg – en dat is een oud zeer, we kennen het – dat een van die belangrijke Vlaamse actoren in de ggz, die centra voor geestelijke gezondheidszorg, toch steeds meer onder druk komen te staan. En dat heeft niet alleen te maken met capaciteit, maar ook met doorstroming, met de manier waarop die centra zijn ingebed in ons zorglandschap ggz. Daarom houd ik een pleidooi om, met de verschillende actoren, over de verschillende beleidsniveaus heen, werk te maken van een grondige denkoefening hoe we de geestelijke gezondheidszorg in Vlaanderen anders kunnen organiseren en structureren. Ik benadruk dat dat moet gebeuren met alle betrokkenen, zonder taboes en op basis van eenduidige informatie.
Daarom is het, wat mij betreft, heel erg belangrijk dat we eindelijk eens op een gestructureerde, wetenschappelijke manier in kaart brengen welke zorgnoden er eigenlijk zijn. Ik heb dat eerder al gezegd en ik herhaal het nog eens. Ik denk dat er voor Vlaanderen echt wel nood is aan epidemiologisch onderzoek op het vlak van zorgnoden binnen de geestelijke gezondheidszorg, want pas dan zullen we kunnen zien welke middelen we nodig hebben en welke middelen we moeten kunnen inzetten om die noden te lenigen. En dan kunnen we eindelijk die vraag beantwoorden waarmee ik begonnen ben: hoe organiseren we onze geestelijke gezondheidszorg in de toekomst? Hoe structuren we dat? Hoe doen we dat op een geobjectiveerde, rationele manier? Het gaat dan over het verbeteren van doorstroming en over het wegwerken van bottlenecks.
Het is heel belangrijk dat we zonder taboes, met een open vizier een heel grondige denkoefening doen, want verder gaan op het pad dat voor een belangrijk deel historisch gegroeid is en dat natuurlijk zijn waarde en verdienste heeft, lijkt mij niet de goede manier om ons voor te bereiden op de toekomst en om de noden in de geestelijke gezondheidszorg te lenigen. (Applaus bij de N-VA)
Ik heb een informatief vraagje, mijnheer Anseeuw. U zegt terecht dat voor de geestelijke gezondheidszorg 2018 een belangrijk jaar wordt, maar ik was een beetje getriggerd door uw zinsnede over de terugbetaling van de psycholoog, die op federaal niveau zal worden geregeld. U zei: “We moeten er met Vlaanderen over waken dat dat op een goede en doordachte manier gebeurt.” Moet ik daaruit afleiden dat u vindt dat waar men nu in voorziet op federaal niveau, niet voldoende goed en doordacht is? Wij vinden dat absoluut, dat het niet voldoende goed en doordacht is. Wij vinden dat het een stapje is, maar geen stap.
Dan weet u waarschijnlijk meer dan ik, collega Bertels. Wat mij betreft, is de manier waarop die terugbetaling zal worden uitgevoerd, en welke voorwaarden eraan zullen worden gesteld, nog niet bekend. Daar gaat het mij over. Het is dus heel erg belangrijk dat minister Vandeurzen in nauw overleg blijft met zijn federale tegenvoeter, om dat op een goede manier te kunnen implementeren, ook in het Vlaamse zorglandschap. Nu vooruitlopen op voorwaarden die op federaal niveau nog niet vastliggen, lijkt me vrij voorbarig. Ik vind het goed geprobeerd van u, mijnheer Bertels, maar ik zou zeggen: ‘close, but no cigar’. (Applaus bij de N-VA)
Het is zelfs niet geprobeerd. In de wandelgangen en in het circuit zijn de voorwaarden al veel bediscussieerd.
Ik vind het heel interessant om parlementaire debatten te voeren over de wandelgangen, mijnheer Bertels, maar ik heb het liever over feiten.
De heer Bertels heeft het woord.
Minister, collega’s, het zal toch nog even over zorg voor ouderen gaan. Zorg voor ouderen in het algemeen en in de woon- en zorgcentra in het bijzonder blijft immers in het nieuws. Het is, wat ons betreft, dan ook een zeer belangrijk thema. Ik neem aan dat we het eens zijn dat het een belangrijk thema en een belangrijke zorg moet zijn voor ons, volksvertegenwoordigers.
We hadden recent de Panoreportage, inspectieverslagen uit Nieuwpoort, de rusthuisbarometer, en gisteren bijvoorbeeld nog mevrouw Vervotte in De Afspraak op tv, die sprak over de nood aan middelen voor een kwaliteitsvolle zorg. Unisono klinkt steeds dezelfde boodschap, minister: te weinig personeel, te weinig handen aan het bed. Ouderen gaan nu op een hogere leeftijd naar het woon- en zorgcentrum. De zorg die ze dan nodig hebben, is sterk toegenomen. De personeelsnorm is daar niet meer aan aangepast. De financiering van de zorg door Vlaanderen is te laag. Dat heeft effect op de betaalbaarheid van de te hoge rusthuisfactuur en op de kwaliteit van de zorg. Ik heb het al een paar keer aangehaald. Voor ons, sp.a, moet de overheid haar rol daar ten volle in opnemen. Zorgen voor een kwalitatieve en betaalbare zorg, is voor ons een absolute kerntaak van de overheid, in dit geval de Vlaamse overheid.
Collega’s, wij vinden dat niet alleen. Dat lees ik toch.
Voorzitter, ik ga nu even citeren uit teksten van meerderheidspartijen en/of de Vlaamse Regering zelf. Ik geef vier citaten. “De financiering moet overeenstemmen met de reële zorgzwaarte.” Het gaat over de financiering van de zorgzwaarte. “Middelen die nu uitgetrokken worden in de meerjarenplanning van de Vlaamse Regering zijn niet toereikend.” Het gaat hier over de middelen voor thuis- en ouderenzorg. “We moeten een decretale verplichting opleggen aan de Vlaamse Regering om te voorzien in een groeipad voor de zorgzwaartegebonden financiering.” “De realiteit dwingt ons ondertussen vast te stellen dat de zorg- en ondersteuningsvraag in de woonzorgcentra in stijgende lijn zwaarder en intensiever wordt en dat dit belangrijke budgettaire gevolgen heeft en verder zal hebben. Wanneer deze toenemende kost niet of onvoldoende wordt gefinancierd, zal deze een druk leggen op de dagprijzen en op de financiële toegankelijkheid van de woonzorgcentra of op de kwaliteit van de zorg.” Tot hier de vier citaten.
Collega’s en minister, ik ben het volmondig met jullie eens. Jullie slaan de nagel op de kop. Maar vaststellingen alleen zijn niet voldoende. Jullie moeten ook de daad bij het woord voegen en een echt perspectief bieden aan de bewoners van onze woonzorgcentra, aan het personeel in onze woonzorgcentra en aan de actoren in onze ouderenzorg. Dit moet een perspectief op korte termijn zijn.
Collega’s, wij hebben al meermaals twee voorstellen ingediend die perspectief geven en die een antwoord bieden op jullie vraag naar betaalbare en kwalitatieve zorg. Dat zijn vragen die jullie veelvuldig neerschrijven in woorden, in teksten. Ik hoop dan ook dat jullie straks de daad bij het woord voegen. Woorden alleen volstaan niet. Mijnheer Persyn, alleen met woorden komt het zeker niet goed. Zo komt het zeker niet voldoende goed. (Applaus bij sp.a en Groen)
Mevrouw Godderis heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s. Ik heb één minuut en wil even stilstaan bij de nieuwe voedings- en bewegingsdriehoek.
Gezonde voeding en beweging is een zaak voor ons allemaal, van de pasgeborene tot de hoogbejaarde. Het Vlaams Instituut Gezond Leven maakte recent de nieuwe voedingsdriehoek bekend. Die bevat onderliggend veel wetenschappelijke informatie maar is in zijn voorstelling eenvoudig zodat hij voor de burgers handig bruikbaar is. Dat komt zijn implementatie ten goede.
Treffend vinden we de terechte koppeling van de voedingsdriehoek aan een bewegingsdriehoek. Ook hier worden kernboodschappen visueel gebracht. Ze zetten aan tot gezond gedrag, zonder verplichtend te zijn.
Voor ons gaan gezonde voeding en beweging vanzelfsprekend hand in hand. Een gezonde mix van zitten, staan en bewegen doet wonderen voor je gezondheid. Meer bewegen en minder stilzitten is dus de boodschap. We hopen dat de effecten van de voedingsdriehoek en bewegingsdriehoek weldra voelbaar zullen zijn in de indicatoren voor voeding en beweging en zullen bijdragen tot een gezondere Vlaming in 2025. (Applaus bij de N-VA)
De heer De Bruyn heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, dank dat jullie nog tot de laatste minuut hier en bij mij zijn gebleven voor een laatste onderwerp, waarvan ik weet dat het jullie allemaal beroert en raakt. Ik heb het dan uiteraard over de preventie van suïcide in Vlaanderen.
De cijfers werden afgelopen vrijdag bekendgemaakt. In 2015 pleegden 1051 Vlamingen suïcide, en meer dan 10.000 ondernamen een poging. Die cijfers brengen ons helaas nog altijd bovenaan de Europese top, zeker wat betreft suïcide van dames.
We hebben daar al enige tijd geleden als Vlaamse Gemeenschap, overheid en middenveld, onze verantwoordelijkheid in opgenomen en een Vlaams actieplan opgesteld, een Vlaams actieplan dat de krachten bundelt van professionals, maar ook de ongelooflijke meerwaarde van vrijwilligers daarin betrekt. Dat Vlaams actieplan kan ondertussen ook wel goede resultaten voorleggen. Die resultaten zijn goed, maar niet goed genoeg. Over de cijfers van vrijdag zeggen specialisten dat we voorzichtig hoopvol kunnen zijn dat we de zesde gezondheidsdoelstelling die we hebben geformuleerd, om tegen 2020 20 procent minder overlijdens door suïcide te hebben ten opzichte van het referentiejaar 2000, zullen halen. Niemand van ons gaat op dat ogenblik tevreden achteroverleunen, de minister niet, het middenveld niet en jullie niet.
In dat opzicht wil ik kort stilstaan bij een belangrijke verwezenlijking van 2017 en vooruitblikken naar eentje van 2018, waar ik bijkomend veel van verwacht. In 2017 is eindelijk de multidisciplinaire richtlijn gelanceerd, een handleiding voor iedereen die in de professionele hulpverlening met suïcidale personen in aanraking komt. Het doel daarvan is te stroomlijnen en alle hulpverleners op dezelfde manier het preventie-aanbod in Vlaanderen uit te dragen naar deze bijzonder kwetsbare mensen. Het grote succes van die multidisciplinaire richtlijn is juist dat men er daarmee in geslaagd is om verpleegkundigen, artsen en een groep andere zorgverleners daartussenin mee te krijgen in dezelfde aanpak. We hebben wel altijd gezegd dat die multidisciplinaire richtlijn hand in hand moet gaan met een model van ketenzorg. We stellen nu nog te vaak vast dat iemand die bij de nulde, de eerste of de tweede lijn aanklopt met een suïcideproblematiek daar goed wordt opgevangen en wordt doorverwezen, maar daar zitten gaten in. Men slaagt er niet in om die doorverwijzing vlot te laten verlopen, om die opvolging zonder tijdsonderbreking te laten verlopen. We weten dat we iemand die suïcidaal is, vanaf het ogenblik dat we die vasthebben, niet meer mogen loslaten. Ons zorgmodel moet zich daarop afstemmen. Minister, dat is volgens mij de grote uitdaging voor 2018.
Ik heb nog één bedenking, die beter aansluit bij het budget. We raamden in het Vlaams actieplan dat we 3,1 miljoen euro op jaarbasis zouden nodig hebben om aan dat actieplan uitvoering te geven. De lezing van de begroting maakt het moeilijk om dat bedrag terug te vinden. Ik zeg niet dat het meer of minder is, maar het zou de discussie ten goede komen mochten we een duidelijker zicht hebben op welke doelstelling met welk budget wordt gefinancierd.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Mijnheer De Bruyn, als u meer tijd had gehad, had u zelf wellicht aangebracht dat we een specifieke doelgroep binnen dat beleid niet mogen vergeten, namelijk de holebi- of LGBTQI-gemeenschap. Misschien moeten we in 2018 daarop inzoomen en kijken of onze maatregelen voor die doelgroep de juiste zijn en of er extra maatregelen nodig zijn. Het engagement van Groen zal zijn om die oefening te maken, en ik ga ervan uit dat u dat ook zal doen.
Het klopt dat die doelgroep in het actieplan wordt genoemd, en op dat ogenblik stonden daar geen acties tegenover. Ondertussen is die inhaalbeweging ingezet en zijn er specialisten van het LGBTQI-middenveld en van het suïcidepreventiemiddenveld samen om te kijken of we tot aangepaste of nieuwe strategieën kunnen komen om die doelgroep te benaderen. U kunt daarvoor uiteraard op onze volle steun rekenen.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Ik wil de parlementsleden bedanken, en in het bijzonder wat de heer Persyn gezegd heeft ook persoonlijk nog eens uitspreken. We gaan inderdaad in 2018 meer dan 422 miljoen euro extra uitgeven in het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Dat is een keuze die gemaakt is door de volledige regering en die in ons bevoegdheidsdomein kan leiden tot nieuwe vormen van zorg en aanbod, doordat ook daar de minister van Welzijn op de steun mag rekenen van collega’s uit de regering. Het is misschien een wat naïef statement, maar ik vond de verwijzing van de heer Persyn ook iets dat ik persoonlijk wou ondersteunen. Voorzitter, mocht u ze straks opnieuw tegenkomen, mag u aangeven dat ik dat hier ook ten aanzien van hen heb uitgesproken.
Twee, het gaat over veel geld, maar velen onder u, van meerderheid en oppositie, hebben aangegeven dat dat alleen niet genoeg zal zijn. Dat is evident, dat weten we allemaal. We gaan op vele terreinen nog een deel van de weg moeten afleggen. Dat heeft vaak ook te maken met evoluties in onze samenleving waarvoor je vanuit het welzijnsperspectief ook niet zomaar alle verantwoordelijkheid kan of mag opnemen.
Alleen meer middelen is niet genoeg. Wij moeten ook de dingen anders en beter organiseren. Of dat nu gaat over de geestelijke gezondheidszorg of over de persoonsvolgende financiering voor personen met een beperking, de ketenaanpak, het zijn allemaal verwijzingen naar datgene wat zeer terecht is, namelijk: hoe kunnen we de inzet van de middelen beter organiseren? Het gaat dan vaak over multidisciplinariteit, continuïteit, ketenaanpak, het pleidooi van de heer Parys dat ik alleen maar kan onderschrijven, voor jongeren met complexe zorgvragen. Dat zijn bewegingen die we in 2018 uiteraard ook voortzetten.
Voorzitter, onze commissie zal heel veel werk op de plank hebben. Er komen heel wat ontwerpen van decreet naar het parlement.
Zoals al aangegeven, is 2018 een cruciaal jaar voor de overgang naar het jaar 2019, want als we onze ambities willen waarmaken, moeten wij met het nieuwe systeem van Vlaamse kinderbijslag, het groeipakket, van start kunnen gaan. Terecht verwees u naar de samenwerking met andere overheden als zijnde een cruciaal element. Ook in andere beleidsdomeinen of -aspecten moeten wij in de loop van het jaar de taakstellingen die nu nog bij het RIZIV horen, overnemen. Het zal een intens jaar worden waarin we tegen de klok zullen moeten werken. Ik hoop dat ik op de medewerking, de steun en de inzet zal kunnen rekenen – in het bijzonder – van de collega’s van de commissie om daaromtrent de nodige initiateven te nemen.