Report plenary meeting
Ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2018
Ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2018
Report
Algemene bespreking (Voortzetting)
Dames en heren, aan de orde is de voortzetting van de algemene bespreking van het ontwerp van decreet houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2018, het ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2018 en het ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2018.
Energie
We gaan verder met het onderdeel Energie.
De heer Danen heeft het woord.
Minister, twee derde van de Belgen, en we zullen ook maar denken dat twee derde van de Vlamingen daaronder ressorteert, wil graag dat de regering werk maakt van een langetermijnplan om de energietransitie te bewerkstelligen. Dat blijkt uit een enquête, niet van Groen, maar wel van de FOD Volksgezondheid. Ik zou dan denken: wat die Vlamingen wensen, dat is dan zoiets als het Energiepact. Wel, de doelstellingen van dat Energiepact zijn goed, maar ze moeten nu wel worden omgezet in concrete acties. De vraag is dus, en die is zeker zo belangrijk: zijn er voldoende middelen voorhanden om de steile ambities inzake zon, wind, warmte en energie-efficiëntie waar te maken? Voor een goed begrip, het gaat immers om de grootste switch die deze generatie maakt, die naar een koolstofarme economie en samenleving.
Het Vlaams energiebeleid moet optimistisch zijn, maar mag de realiteit niet ontkennen. Hoop op het beste, maar bereid u toch maar voor op het ergste. Dat zijn niet mijn woorden, maar de woorden van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV). Die vreest namelijk dat de subdoelstellingen voor zon, wind en warmte onrealistisch zijn, dat de overschotten aan warmte-krachtcertificaten tot 2020 blijven bestaan en dat er nieuwe overschotten kunnen ontstaan. Met andere woorden, de SERV vreest voor een grote budgettaire impact.
Minister, plannen zijn er genoeg. Dat weten we. De vraag is of er ook genoeg beleidsinstrumenten zijn en of het toereikend zal zijn. Ik haal heel kort enkele deeldomeinen aan waarover wij ons wel erg veel zorgen maken. Ik start met het Energierenovatiepact. Collega Van den Heuvel verwees daar net naar. Hij zei dat men daarmee is gestart, maar dat het nog wat beter en sneller zou moeten. Als we immers aan dit tempo ons woningenpatrimonium verder gaan moderniseren en kwaliteitsvoller maken, dan zijn we nog zeker honderd jaar verder eer alle woningen aan een kwaliteitseis voldoen waarin we ons kunnen vinden, die fatsoenlijk is om de tand des tijds te kunnen doorstaan.
Dan transport. Het voorbije jaar hebt u regelmatig gezegd dat de elektrificatie van ons voertuigenpark toeneemt, maar de realiteit is dat het aandeel elektrische wagens bijzonder laag blijft en dat de CO2-uitstoot van mobiliteit heel hardnekkig blijft en de jongste jaren zelfs stijgt.
Ik eindig waar ik begon. We kijken volop uit naar het Energiepact, waarover, naar ik heb begrepen, op een vrijdag zal worden beslist. Een langetermijndoelstelling en een duidelijk kader zijn immers nodig om onze afspraak met de toekomst niet te missen.
De heer Sintobin heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik onderschrijf dat u heel ambitieus en heel voluntaristisch bent. Dat is gebleken in de afgelopen maanden, of sedert u minister bent. Ik zou het kunnen hebben over energie-efficiëntie of over de energiepremie, de energielening, de Vlaamse energievisie en de Stroomversnelling, over het Zonneplan, het Windplan en het Warmteplan, over de EPC-regelgeving (energieprestatiecertificaat), over de digitale meters. Ik zou het kunnen hebben over de herziening van de ‘Turteltaks’, die op zich een goede zaak is, maar waarbij niet altijd wordt vermeld dat er eigenlijk een arrest van het Grondwettelijk Hof nodig was om die energieheffing te herzien. Ik vraag me af wat u zou hebben gedaan, mocht dat arrest er niet zijn geweest. Ik zou het kunnen hebben over het gebrek aan transparantie van de energiefactuur. Ik zou het kunnen hebben over de discussie met Defensie over het plaatsen van windmolens. Ik zou het over tal van zaken kunnen hebben.
Ik begrijp dat u het momenteel wat moeilijk hebt – ik heb dat toch gezien op Twitter –doordat de voorzitter van KV Oostende Anderlecht heeft opgekocht. Ik heb begrepen dat u wat verweesd bent. Ik wil toch terugkomen op het debat van vorige week over het Energiepact. U zult zeggen dat we het debat gehouden hebben en dat alles zijn gangetje gaat, maar ondertussen zijn er een aantal nieuwe elementen en zijn er nieuwe uitspraken gebeurd, onder andere van de minister-president, van vicepremier Jambon, van de CEO van BASF Antwerpen, Wouter De Geest, die zegt: “De plannen om tegen 2025 uit kernenergie te stappen? Totaal onrealistisch.” Hij noemt “de politieke besluiteloosheid nefast voor onze geloofwaardigheid. Als er niet snel iets gebeurt, geven we de facto onze industrie op.” Ik citeer ook Vlaams minister-president Bourgeois: “Ik zet geen handtekening onder een pact dat niet rijp is. De N-VA is niet tegen een Energiepact. Ik wil in alle scenario’s, dus ook een kernuitstap, meestappen als die onderbouwd zijn.”
Minister, ik vind het vreemd dat er nog altijd geen standpunt is van de Vlaamse Regering. Ik zou graag vandaag van u vernemen wat het standpunt is van de Vlaamse Regering over het Energiepact en de kernuitstap en niet te moeten wachten tot een vrijdag. U zult zeggen dat dit in bespreking is, maar na alle uitspraken van onder meer de minister-president, hebben het parlement en de bevolking recht op duidelijkheid.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Dames en heren, minister, we weten allemaal dat we voor een elektrificatie van onze maatschappij staan. We willen meer doen maar met minder kilowattuur. Maar we zullen ook moeten leren om meer kilowattuur op andere momenten te gebruiken. Zo wordt de elektrificatie een contradictio in terminis. Elektrificatie betekent dat we primaire energie kunnen besparen door bijvoorbeeld over te schakelen op e-mobiliteit, op elektrische verwarming enzovoort, maar dus zal het elektrische verbruik toenemen in de toekomst.
Op zich is dat geen probleem. We kunnen meer gigawattuur verbruiken maar beter gespreid in de tijd. Dat zorgt ervoor dat we minder conventionele piekcapaciteit nodig hebben voor de verbruikers. Er is wel meer piekverbruik nodig om in te spelen op de intermitterende groenestroomproductie. Het profiel uitvlakken, zorgt voor minder congestie, minder netinvesteringen en dus minder netkosten. Dat alles moet gemonitord kunnen worden. Enkel als we weten hoe en wanneer we wat verbruiken en eventueel zelf produceren, kunnen we de gepaste maatregelen nemen. Het is dan ook tijd dat we de volgende stap zetten van consument-prosument naar consumactor-prosumactor. Niet enkel consumeren, niet enkel produceren maar ook actief actor worden in het net. Zo komen we sneller tot minder kilowattuur, maar ook tot slim verbruikte kilowattuur.
Om deze stelling te onderbouwen, zitten we met drie dilemma's. Een eerste dilemma is minder kilowattuur. Daar is nog heel veel mogelijk. Het stond vandaag nog in de krant: een decoder bij u thuis kost 60 euro per jaar omdat de mensen die niet echt afschakelen maar gewoon in slaapstand zetten. Een oude diepvries tegenover een nieuwe diepvries kost ook 60 euro per jaar meer. De gsm die u oplaadt maar die u opgeladen in het stopcontact laat, kost u ook geld. Een gasketel van minstens vijftien jaar oud vervangen door een nieuwe compacte ketel doet u 50 procent besparen op uw gasverbruik.
Minder kilowattuur maar ook kilowattuur op een ander ogenblik.
Onlangs kwam ik iemand tegen die bij thuiskomst meteen zijn elektrische wagen in de snellader plugde om hem op te laden. Toen zijn vrouw ook thuiskwam en begon te koken, sprong de hoofdzekering. De man heeft dat heel pragmatisch opgelost door op de snellader een timer te plaatsen, zodat die pas om elf of twaalf uur begint op te laden. Hij doet dat niet door een prijsincentive, maar voor zijn eigen gemak. Hij wil niet dat de hoofdzekering nog springt. Dat kunnen we ook toepassen op de elektrische boiler, warmtepompen, diepvriezers, was- en vaatwasmachines.
Een derde dilemma zijn de data. We hebben nu de groene-energiebarometer. De cijfers voor de hoeveelheid energie zijn één jaar oud. Kijken we naar het aantal installaties en het opgenomen vermogen, dan zijn de cijfers drie maanden oud, maar ze worden aangevochten. De barometer gaf eind september aan dat er dit jaar 21 windmolens zijn geplaatst, maar andere bronnen spreken van 80 op het einde van dit jaar. Ofwel worden er nog 60 geplaatst, ofwel zijn de cijfers met elkaar in tegenspraak. Elia maakt ook inschattingen, maar zit er 500 megawatt naast voor zonne-energie en werkt voor de simulaties van windenergie met cijfers van maart 2016.
Wat zijn de oplossingen? De data moeten correcter worden en vooral in real time beschikbaar zijn. Toen ik naar energieopwek.nl verwees, was de minister het daar ook helemaal mee eens. Daar kun je bijvoorbeeld voor vandaag in real time zien dat er geen zonne-energie, een beetje windenergie en een beetje energie uit biomassa is geproduceerd.
We moeten de burger ook betrekken bij de groene-energiemarkt. Daarover hebben we drie conceptnota’s gemaakt, over batterijen, energiedelen en onlangs over nieuwe energiemarkten. Heel belangrijk wordt ook de smartphone, collega’s. Dit wordt de toekomst. Wat plaats ik na mijn digitale meter om hem slim te maken? Wat kan ik op mijn gsm aflezen? Dat maakt de burger meer betrokken, omdat hij zal zien dat zijn kosten kunnen dalen als er bijvoorbeeld weinig vraag is en veel aanbod. We moeten dus nieuwe marktmodellen faciliteren, een kader creëren.
Zo kom ik tot mijn conclusie. Oplossingen zijn dringend nodig. We mogen geen tijd verliezen. We zijn voor duurzame energie. De bevolking en de ondernemers zijn dat ook, maar ze zijn onvoldoende betrokken. We moeten van de consument-prosument overstappen naar een consumactor-prosumactor. Het gaat niet enkel over het lokaal produceren en consumeren van energie, maar ook over een actieve rol als actor om mee te helpen het net te stabiliseren. Zo kunnen we kilowattuur besparen en verschuiven, in real time in interactie met het net. De oplossingen voor opslag, energiedelen, nieuwe energiemarkten bieden hier een antwoord op en we zullen nog gas moeten bijgeven willen we dit allemaal op tijd rond krijgen.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Voorzitter, afgaande op het tempo van dit energiedebatje lijkt het niet zo, maar in het energiebeleid is er heel wat in beweging. Verveling is, behalve vandaag, geen optie voor wie zich met energie en energiebeleid bezighoudt.
Er is gelukkig heel veel goed nieuws te melden. Eindelijk slinkt de berg groenestroomcertificaten en wordt de energieheffing verlaagd. Maar er blijven nog heel veel uitdagingen over. Denk aan het probleem van de energiearmoede, de doelstellingen inzake hernieuwbare energie, waar we meer dan een tandje moeten bijsteken om 2020 te halen en het Energiepact, waarover we het vorige week voldoende hebben gehad. Ook de keuze voor de juiste energiemix zal ons ongetwijfeld nog een aantal weken bezighouden.
Vandaag wil ik het echter nog even hebben over de enige grote prioriteit voor het Vlaamse energiebeleid, de energie-efficiëntie. Het potentieel aan energiebesparing is gigantisch. Op dat vlak doet de industrie heel wat nuttig werk, met het instrument van de energiebeleidsovereenkomsten om jaar op jaar stappen vooruit te zetten.
Er zijn nog andere gebruikersgroepen die achterblijven. Ik heb het dan onder meer over de kmo’s en de niet-energie-intensieve bedrijven. Er zijn een aantal premies voor bedrijven die investeren in relighting en isolatie. Na een opflakkering in 2016 hebben we in 2017 echter opnieuw een dalende trend gezien. Er zijn de mini-energiebeleidsovereenkomsten (mini-EBO’s) en de overeenkomsten met de sectororganisaties om bedrijven te begeleiden. Voorlopig gaat het enkel om drie sectoren. Er is een Energie-efficiëntiefonds om de kmo’s te helpen bij de financiering van energiebesparende investeringen. Tot nu toe gaat het om welgeteld één goedgekeurde investering.
Minister, u bent voluntaristisch en dynamisch, maar we hebben nood aan een nog voluntaristischer en dynamischer energiebesparingsbeleid voor onze kmo’s. Op dat vlak moet nog meer dan een tandje bij worden gestoken.
Hetzelfde geldt voor onze gezinnen. De helft van onze woningen is meer dan vijftig jaar oud. Dit oud woningpatrimonium wordt bovendien ook veel te traag gerenoveerd. U zit broederlijk of zusterlijk naast de minister van Wonen. U hebt samen het Renovatiepact afgesloten. We weten allemaal dat dit niet de versnelling van de energierenovatie van onze woningen heeft teweeggebracht.
Enkele weken geleden heeft de N-VA-fractie een nieuwe nota naar voren gebracht. We waren blij, want daarin wordt voorzien in een integratie van het energie- en woonbeleid en van de premies. Dit is conform het voorstel dat CD&V drie jaar geleden al heeft gelanceerd. Op basis hiervan moeten we het debat opnieuw lanceren en het energierenovatiebeleid in Vlaanderen een nieuw elan geven. De Energiehuizen, bijvoorbeeld, kunnen prominente spelers zijn. Er moeten energiescans van alle verouderde woningen komen. Om ervoor te zorgen dat energie-efficiëntie en energiebesparingen realiteit worden, moet ook effectief in die woningen worden geïnvesteerd.
Dit is goed voor het klimaat en voor de portemonnee. Voor onze gezinnen is dit een win-winsituatie. Hopelijk zullen we in 2018 bijkomende acties van de Vlaamse Regering kunnen noteren. Onze fractie zal alleszins een voluntaristische partner van het voluntaristisch beleid van de Vlaamse Regering zijn. (Applaus bij CD&V)
Minister Tommelein heeft het woord.
Mijnheer Danen, zoals u weet, zijn al mijn plannen budgettair onderbouwd. Dit geldt voor het Zonneplan, het Windplan en het Warmteplan. Alle engagementen die hiervoor worden aangegaan, worden in de plannen gedekt. Dat is, wat de SERV ook moge denken, geen probleem. Ik wil overigens opmerken dat het aantal inschrijvingen van dieselvoertuigen op het laagste peil ooit staat. Dat betekent dat de omslag bij de burgers wel degelijk heeft plaatsgevonden.
Mijnheer Sintobin, u vindt me ambitieus en voluntaristisch. Ik vind dat een waardering. Ik vind dat positieve eigenschappen. Soms denk ik dat een aantal mensen het daar moeilijk mee hebben. Ik heb het daar niet moeilijk mee. Ik dank u voor deze waardering.
Mijnheer Gryffroy, ik ben het met u eens. We mogen geen tijd verliezen. Het is tijd voor actie.
Mijnheer Bothuyne, wat de uitspraken over energie-efficiëntie betreft, volg ik u volkomen. We zitten daar op één lijn. Ook u vindt mij voluntaristisch en dynamisch. Ik dank u voor deze waardering. (Applaus bij Open Vld)
De heer Sintobin heeft het woord.
Minister, het is sympathiek dat u mijn waardering voor uw ambitie en uw voluntarisme in orde vindt. Toen u het woord nam, hebt u gezegd dat u op een aantal vragen zou antwoorden. U hebt een aantal detailvragen beantwoord, maar op de belangrijkste vraag hebt u geen antwoord gegeven. Daar wachten de mensen en de Vlaamse volksvertegenwoordigers nochtans op. Hoe zit het nu met het Energiepact? Wordt dit door de Vlaamse Regering besproken? Wat is het tijdspad?
Deze ochtend heeft de heer Van den Heuvel namens de CD&V-fractie duidelijk gesteld dat de kernuitstap er komt. Enkele dagen geleden heeft de minister-president enkele uitspraken gedaan die hier lijnrecht tegen ingaan. De Federale Regering, de Waalse Regering en de Brusselse Hoofdstedelijke Regering hebben duidelijke standpunten ingenomen. Als ik u vorige week goed heb begrepen, hebben de Vlaamse Regering en het Vlaams Parlement er zelfs nog niet over gesproken. De minister-president heeft toen een eigenlijk beschamend antwoord gegeven. De Vlaamse Regering zal het op een vrijdag bespreken.
De heer Schiltz heeft het woord.
We hebben hier vorige week een zeer boeiend, pittig en uitgebreid debat gehad over het Energiepact, en specifiek, maar niet enkel, over de kernuitstap daarin. De minister-president was daar duidelijk over. Mijnheer Sintobin, het is niet omdat u een vraag tien keer herhaalt, dat het antwoord ineens anders zal zijn. We zitten hier vandaag bovendien nog altijd in een begrotingsdebat. Ik heb eigenlijk weinig gehoord over de begroting van de minister van Energie, over de 50 miljoen euro die wordt uitgetrokken voor energieleningen, over de verhoging van subsidies voor diepe geothermie, een andere vorm van hernieuwbare energie waarvoor in de Kempen – spijtig dat mevrouw Rombouts er nu niet is – potentieel is en waarop deze regering inzet. Voor het programma ‘Clean power for transport’, een enorme uitdaging om de uitstoot van onze mobiliteitssector te vergroenen, wordt het budget opgetrokken en er worden proefprojecten gelanceerd. Wat de energiearmoede betreft, worden er tegemoetkomingen betaald aan energiehuizen om scans uit te voeren en het verbruik bij de consument naar beneden te halen.
Last but not least worden er enorme inspanningen gedaan om de druk op de tarieven naar beneden te halen door certificatenoverschotten uit de markt te halen. Dit zijn allemaal puntjes die ik terugvind in de begroting van de minister en die toch de moeite waren om even aan te stippen in plaats van te blijven hameren op een antwoord dat u zeker vandaag niet zult krijgen, maar dat wel, zoals aangekondigd door de regering, te zijner tijd, binnen enkele weken allicht, naar voren zal worden gebracht, wanneer er een antwoord is op de vraag naar meer cijfermatige onderbouwing.
Ik heb niet de gewoonte om wat de vorige week al uitgebreid aan bod is gekomen nog eens te herhalen. Mijnheer Sintobin, u weet wat het standpunt is. We gaan daar effectief met de Vlaamse Regering op een vrijdag over beslissen. Ik heb de minister-president ook zondag duidelijk gehoord in De zevende dag, waarin hij zei dat het federale niveau verantwoordelijk is voor de discussie rond de kernuitstap en dat wij dat niet zullen importeren op het Vlaamse niveau.
De heer Sintobin heeft het woord.
Minister, ik herinner me dat u me enkele weken geleden hebt verweten de spreekbuis te zijn van het Belgicistische Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO), maar ik stel vast dat er na de bocht van Bracke, nu de bocht van het Vlaams netwerk van ondernemingen (Voka) is. Voka zegt dat de kernuitstap tegen 2025 niet realistisch is. Als ik al die uitspraken hoor, vraag ik me eigenlijk af hoe dit Energiepact tot stand is gekomen. Ik heb de indruk dat een aantal actoren niet zijn gehoord, of dat u er niet goed naar hebt geluisterd. Als ik nu zie wat de industrie, wat Voka, wat het VBO vertellen over de kernuitstap, dan denk ik dat het mijn recht is om te vragen wanneer en hoe dat Energiepact er zal komen.
De minister heeft hier maanden aan een stuk in de commissie en in de plenaire vergadering staan zwaaien en staan rondbazuinen: ‘Eind dit jaar komt er een Energiepact.’ Nu moet hij terugkrabbelen en mogen wij daar geen vragen meer over stellen. Ik vind dat beschamend. Ik vind het vooral beschamend om te moeten horen, ook vandaag weer opnieuw, dat de Vlaamse Regering blijkbaar intern nog niet over het Energiepact heeft gesproken, maar het is duidelijk waarom: omdat de meningen danig tegen elkaar ingaan.
Mijnheer Sintobin, u mag hier wel vragen stellen. Dat is uw goed recht.
Ik krijg er toch geen antwoord op.
Dat is iets anders.
Maar ja, ik begrijp dat de minister in de huidige omstandigheden wat van slag is.
Mobiliteit en Openbare Werken
Dames en heren, we bespreken nu het onderdeel Mobiliteit en Openbare Werken.
De heer Vanbesien heeft het woord.
Ik zal niet spreken over mobiliteit en ik zal slechts tussenkomen over één openbaar werk, maar dan wel een belangrijk en een groot openbaar werk. De minister kan het al raden. Hoewel, ik heb het zelfs niet over Oosterweel, maar over de overkapping van de Antwerpse ring. Dat is natuurlijk een fantastisch project voor Antwerpen, maar ook voor heel Vlaanderen.
Op dit moment, voor de mensen die dat niet zouden weten, is heel Antwerpen gemobiliseerd om plannen te maken voor die overkapping. De Antwerpse ring is in vijf segmenten gekapt, er zijn bureaus aan het werk gezet, en in samenspraak met de bewoners en met specialisten worden er plannen gemaakt voor de overkapping. Nu is het natuurlijk belangrijk – dit is een begrotingsdebat zoals de heer Schiltz daarnet correct zei – dat er dan ook geld voor is. Er is immers naar aanleiding van deze begroting een heel debat geweest over de betaalbaarheid en de betalingsmechanismen van de Oosterweelverbinding. Die is nu ongeveer geschat op meer dan 4 miljard euro, maar er is ook een handtekening gezet door de Vlaamse Regering onder een Toekomstverbond dat in 1 miljard euro voorzag voor de overkapping. Dat is nog een ander bedrag en een ander project.
Hoe dat miljard tot stand zal komen, is op dit moment een totale ‘black box’. Er werd in het verleden verschillende malen verwezen naar een rollend fonds waar de onderbenutte kredieten naartoe zouden gaan. Maar uit verschillende schriftelijke vragen van de collega's is gebleken dat dat eigenlijk niet om zoveel geld gaat: in 2015 uiteindelijk achteraf onderbenutte kredieten finaal 5 miljoen euro, en bovendien ook geen automatische afleiding van die onderbenutte vaststellingskredieten naar zo'n rollend fonds. Dus mijn vraag en mijn oproep is: schep hier klaarheid in, zorg dat mensen niet ontgoocheld zijn, want nog erger dan niet plannen, is mooie plannen maken, mensen verlekkeren, er goesting doen in krijgen en vervolgens niets uitvoeren. Dus graag uw engagement, ook in geld, voor de overkapping in Antwerpen.
Mevrouw De Ridder heeft het woord
Voorzitter, minister, collega's, hoe verder in de legislatuur hoe moeilijker het natuurlijk wordt om nog een verrassende insteek te brengen, maar ik wil toch een aantal elementen naar voren schuiven die voor onze fractie belangrijk zijn.
Collega Rzoska zei vanochtend nog dat minister Weyts degene is die in alles investeert wat beweegt. Dat klopt ook. Ik zou zelfs meer zeggen: hij investeert ook in alles wat stilstaat. Dat uit zich in investeringsbudgetten die nog nooit zo hoog zijn geweest en die stijgen voor alle vormen van openbaar vervoer en alle andere vormen van vervoer. In totaal zal er in 2018 een bedrag van maar liefst 1,48 miljard euro worden geïnvesteerd in vlotter en veiliger verkeer, zo konden we vanochtend vernemen. Dat betekent een toename van maar liefst 64 procent ten opzichte van 2014.
Ja, collega Vandenbroucke, wij geloven in die en-enaanpak om de files op te lossen, files, collega's, die trouwens al van langer dan vandaag bestaan, laat ons daar niet flauw over doen. We moeten naar onze mening investeren in zowel weginfrastructuur als alternatieven. Ik zal u zo dadelijk iets meer vertellen over onze visie op openbaar vervoer en weginfrastructuur, maar ik wil toch eerst even benadrukken dat er ook in fietsinfrastructuur nog nooit zo veel als nu werd geïnvesteerd. Voor de periode 2017-2019 spreken we maar liefst over jaarlijks recurrent 100 miljoen euro.
Dan het openbaar vervoer. We behouden in de begroting van 2018 het toch wel enorm hoge investeringsbedrag van de afgelopen jaren. Het is een realiteit dat er nog nooit zoveel trams en bussen werden besteld. Bovendien zijn het niet gewoon trams en bussen maar maken we ook werk van een vergroening van de bussenvloot. We maken ook volop werk van de verdere uitrol van de basisbereikbaarheid, die ervoor moet en zal zorgen dat we meer vraaggericht en aantrekkelijk openbaar vervoer krijgen waarbij steden en gemeenten – dat is voor velen van ons zeer belangrijk – eindelijk ook medezeggenschap zullen krijgen via de vervoersregio's.
Volgend jaar zal trouwens het doorstromingsfonds met 51 miljoen euro maar liefst verdrievoudigd zijn tegenover het begin van deze legislatuur. Want investeren in tramsporen en chauffeurs is één zaak, minister, maar we moeten er natuurlijk ook voor zorgen dat die trams betrouwbaar en dus tijdig op hun bestemming geraken.
Dan de investeringen in de weginfrastructuur. Met de plannen voor de Brusselse en de Antwerpse ring worden de twee grootste filepijnpunten in Vlaanderen aangepakt. Er werd vanmorgen al in herinnering gebracht dat 52 procent van het fileleed zich situeert op deze twee assen. Het is dus zeer belangrijk dat die worden aangepakt. Het Toekomstverbond staat alvast voor Antwerpen garant voor een verbetering van bereikbaarheid en leefbaarheid.
Collega Vanbesien, niet enkel de files zullen worden aangepakt door de dubbele ringstructuur, Oosterweel en een verdere ring voor het doorgaand verkeer, maar uiteraard hebben we ook de overkappingsplannen. Dat vind ik geen black box, dat is enorm belangrijk, want die zullen ervoor zorgen dat de leefbaarheid van de stad Antwerpen en daarrond nog kan worden verbeterd. We zullen er met z'n allen over moeten waken, en terecht, dat ook dat deel wordt uitgevoerd.
Niets staat dit plan nog in de weg, zeker nu de laatste procedures zijn weggevallen. Ik ben dan ook heel blij dat ik in het totale investeringsplan de eerste 50 miljoen euro zie opduiken voor de start van de werken op Linkeroever en dat de spade daar in de grond kan gaan. Wat twintig jaar lang niet waarschijnlijk, onmogelijk, te moeilijk bleek, wordt nu realiteit, en dat onder een Vlaams-Brabantse N-VA-minister. Dat mag ook wel eens worden gezegd.
Tot slot wil ik nog iets zeggen over onze Antwerpse haven, die mij bijzonder na aan het hart ligt. De Antwerpse haven is goed voor meer dan 150.000 jobs, direct en indirect, en zorgt voor meer dan 7 procent van het Vlaamse bbp. Zonder extra robuuste containercapaciteit zal onze haven niet meer kunnen groeien tegen 2022, met bijhorend jobverlies tot gevolg. Ik wil dan ook het belang benadrukken van een spoedige beslissing. De private interesse is er al, de investeringen staan klaar, het is tijd om te beslissen en voluit te kiezen voor verdere kansen voor onze haven als motor van de Vlaamse economie.
Collega’s, het zal u niet verbazen en u zult inmiddels duidelijk hebben kunnen vaststellen dat die investeringen de goedkeuring wegdragen van onze fractie. Minister, wij steunen u dan ook volop. (Applaus bij de N-VA)
De heer de Kort heeft het woord.
Voorzitter, minister, op 1 december konden we het overal lezen: “2017 wordt het zwaarste filejaar ooit.” En dat is een record waar we niet fier op moeten zijn. Het zorgt voor veel ergernis en frustratie bij iedereen die onderweg is naar school, naar het werk, naar afspraken. Ook in de bedrijfswereld en de transportsector zorgen die files voor veel frustraties en voor economisch verlies. Het is dan ook dringend tijd om maatregelen te nemen op korte termijn. We weten dat u veel investeert in infrastructuur en in openbaar vervoer, maar dat volstaat zeker en vast niet. We hebben meer nodig.
Het is goed om te zien dat er verder wordt geïnvesteerd in de fiets. We hopen dat er meer transparantie zal komen op dat vlak, dat we mee kunnen opvolgen dat die 100 miljoen euro daadwerkelijk wordt geïnvesteerd. Want voor elke euro die we investeren in de fiets, krijgen we 2 tot 14 euro terug aan gezondheidsvoordelen. De fiets is een volwaardig vervoermiddel op zich, maar ook een verlenging van de actieradius van het openbaar vervoer als oplossing voor het voor- en natraject.
We moeten verder ook focussen op de mobiliteit van de toekomst, Mobility as a Service, en opvolgen wat er op het federale niveau gebeurt op het gebied van het mobiliteitsbudget. Daar zijn de modaliteiten vrij vaag. We moeten op het Vlaamse niveau initiatieven nemen die verder gaan en duidelijker zijn en mee aangeven dat werknemers flexibel kunnen kiezen welke vervoersmodi ze nemen voor hun traject.
Onze fractie is ook initiatiefnemer voor heel wat zaken van gedeelde mobiliteit, met resoluties en conceptnota's voor fiets- en autodelen. We zijn dan ook blij dat u in uw beleidsbrief zegt dat u voor een brede uitrol van deelsystemen wil gaan, en dat u samen met minister Schauvliege en minister Tommelein een Green Deal voor gedeelde mobiliteit hebt ondertekend.
We zijn blij dat er op die manier initiatieven worden genomen voor duurzame mobiliteit. Want als we echt onze focus willen verschuiven naar gebruik in plaats van bezit, dan moeten we zeker en vast ook verder werk maken van de slimme kilometerheffing voor personenwagens. U weet dat wij daar vanuit onze fractie vragende partij voor zijn. Wij zijn er echt van overtuigd dat dit een goede manier is om de files aan te pakken: het tarief afhankelijk maken van het moment waarop je de auto gebruikt, de plaats en de milieu-impact, zowel voor personenwagens als voor goederenvervoer.
Minister, onlangs hebt u een conceptnota voorgelegd aan de Vlaamse Regering. Ik heb die eens opnieuw gelezen, ter voorbereiding van deze begrotingsbesprekingen. Wat mij verbaasde, is dat men in die nota zegt dat de technologie op dit moment nog niet klaar zou zijn voor de slimme kilometerheffing voor personenwagens. Die technologie zou pas beschikbaar zijn na 2027. We zijn dan ook benieuwd naar welke alternatieven u verder zoekt om toch al vroeger van start te gaan.
Om het verhaal van die flexibele combimobiliteit in de praktijk te brengen – want daarover hebt u het vaak –, zullen we toch ook een goed betaalsysteem moeten hebben waarbij die verschillende vervoersmodi goed kunnen worden geïntegreerd. En blijkbaar lukt dat op dit moment alleen maar bij de NMBS en bij Blue-bike. Bij De Lijn zal er zeker en vast op dat vlak een tandje moeten worden bij gestoken.
Minister, u weet dat wij voorstander zijn van basisbereikbaarheid. We hopen dat u extra budget zult inzetten bij de vervoersregio's, om ervoor te zorgen dat het vervoer op maat met innovatieve ideeën verder zou kunnen worden toegepast.
Minister, ten slotte – ik ben er ook mee begonnen –: 2017 was een zwaar filejaar. We vrezen dat 2018 alle records zal breken. Wat absoluut noodzakelijk is, is dat we drastisch ingrijpen om de files samen verder aan te pakken. U weet dus wat uitdaging is voor de rest van deze legislatuur. (Applaus bij CD&V)
De heer Keulen heeft het woord.
Voorzitter, minister, goede collega's, ik denk dat het goed is om, als je hier vooraan staat en het gaat over de begroting, even terug te blikken. Zoals het deze voormiddag is verteld door de fractieleiders, zijn we ondertussen een stuk verder dan halverwege, minister. U hebt drieënhalf jaar achter de rug. Het is onmiskenbaar dat u uw stempel op dat infrastructuurdepartement hebt kunnen drukken. U was en bent de advocaat van de zwakke weggebruiker, van de fietsers, van de voetgangers. U hebt de hervormingen bij De Lijn in gang gezet en het hele concept rond basisbereikbaarheid en de vervoersregio's rolt zich stilaan uit. U hebt heel wat inspanningen geleverd op het vlak van het verhogen van de verkeersveiligheid. We staan er allemaal achter.
Collega's, we hebben nu nog anderhalf jaar te gaan. Minister Weyts, voor uzelf moet de target, de doelstelling, de ambitie zijn om inderdaad nu vooral ook minister te zijn van mobiliteit en filebestrijding. Dat laatste, die filebestrijding, is een gesel waarvoor heel Vlaanderen vragende partij is om op dat vlak een aantal doorbraken te forceren.
Minister, u hebt ondertussen een aantal hefbomen om daar effectief het verschil te maken. Ik blijf erbij en heb dat ook vorige week gezegd, naar aanleiding van de actuele vragen. We trekken 100 miljoen euro uit voor cofinanciering in de spoorinvesteringen. U krijgt nu een voet tussen de deur van de federale spoorwegmaatschappij. Iedereen die een beetje kent van mobiliteit, weet dat de ruggengraat van het openbaar vervoer eigenlijk het spoor is. Dat is vandaag in dit koninkrijk federale materie.
Begin er dan ook maar eens aan. Ik denk dat u met die 100 miljoen euro cofinanciering eigenlijk oneindig veel meer invloed krijgt dan het bedrag doet vermoeden. U krijgt mee een stem in het kapittel als er moet worden beslist over spoorinvesteringen. Dat is iets wat de Vlaamse samenleving en de Vlaamse economie vragen. Dat is dus uitermate belangrijk. Het is eigenlijk de menselijke vertaling van het principe ‘wie betaalt, bepaalt’. Die 100 miljoen euro geeft u wat dat betreft veel meer invloed dan het bedrag doet vermoeden. Het is misschien institutioneel niet helemaal zuiver – Vlaams geld voor het federale spoor – maar het komt wel onze Vlaamse samenleving en onze Vlaamse economie ten goede.
Met het tweede voorbeeld dat ik wil aankaarten, kom ik dichter bij huis. Want, voorzitter, een volksvertegenwoordiger moet ook een streekparlementair zijn. Ik heb het over het hele verhaal van de Noord-Zuid bij ons in Limburg. Samen met collega’s Ceyssens en Lantmeeters hebben we een voorstel van decreet ingediend, eigenlijk een doorbraak, een aanpassing aan het decreet Complexe Werken, waardoor we waarschijnlijk een perspectief kunnen bieden aan die Limburgse samenleving en aan de provincie. Er zijn nu doorbraken mogelijk in een project waar iedereen al 45 jaar vragende partij voor is. Als de startbeslissing genomen is, zullen alle belangrijke stappen hier ter goedkeuring worden voorgelegd aan dit parlement – in juridisch jargon heet dat dan ‘decretale validatie’ – niet om ons die tijdrovende en soms hemeltergende procedures voor de Raad van State te besparen, maar om toch bij elk van die stappen, of het nu gaat over de startbeslissing, het voorkeurtracé of het trajectbesluit, ook de samenleving en de omgeving daar breed bij te betrekken. Dat zou kunnen betekenen, voorzitter, dat we in dat dossier uiteindelijk misschien toch licht aan het einde van de tunnel zien. Dat laatste zult u graag horen.
Een laatste beschouwing die ik wil maken, minister, betreft het hele verhaal van de basisbereikbaarheid en de vervoersregio’s. De vier proefregio’s gaan in 2018 het hele concept vraaggestuurd openbaar vervoer en vraaggestuurde busdiensten uitrollen. Zij zijn daarmee ook proeftuin voor de rest van Vlaanderen. Voor de andere elf regio’s zal die stap ergens eind 2020 worden gezet. Dat is heel erg belangrijk. Lokale besturen worden daar voluit in betrokken en komen mee aan de knoppen te zitten als het gaat over het bepalen van het aanbod, nog eens op vraag van de reiziger. Dat is eigenlijk ook een hele revolutie die we daar samen hebben bewerkstelligd: het busvervoer niet meer regisseren en organiseren vanuit Mechelen, vanuit de hoofdzetel van De Lijn, maar inderdaad vanuit kleinere gebieden, de vervoersregio’s.
Dat allemaal samen zijn heel positieve stappen. Daarom, minister, vind ik dat u een goede minister bent. U bent aanspreekbaar. U werkt hard. U bent ook iemand van zijn woord. En u kunt dus voor 2018 ook op de volle steun en medewerking van de Open Vld-fractie rekenen. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Van Miert heeft het woord.
Minister, collega’s, ik heb twee onderwerpen uitgekozen vanuit de commissie Mobiliteit, namelijk de verkeersveiligheid en de daarbij horende handhaving, maar ik begin graag bij onze transportsector en onze logistieke sector, want het uitrollen van de kilometerheffing voor vrachtwagens is toch een belangrijke verwezenlijking geweest in deze legislatuur. Onder het motto ‘de gebruiker betaalt’ dragen nu ook buitenlandse gebruikers en transporteurs bij aan de kost van ons hele mobiliteitsplaatje.
We hebben een aantal weken geleden een eerste evaluatie van die heffing gehad, vanuit het Departement Mobiliteit en Openbare Werken (MOW). En daaruit blijkt dat we niet echt een algemene lijn kunnen trekken, dat er niet echt een grote verschuiving is op Vlaams niveau sinds we de kilometerheffing hebben ingevoerd.
Er waren natuurlijk wel wegen waar er sprake was van een significante stijging van het aantal vrachtwagens. Die wegen worden vanaf 1 januari 2018 opgenomen in dat uitgebreide tolnetwerk. Daar waar de stijging niet verklaard kon worden op basis van de uitgevoerde tellingen, wordt aangeraden om een herkomst- en bestemmingsanalyse uit te voeren, zodat de kilometerheffing verder kan worden getuned, geoptimaliseerd.
Minister, met betrekking tot de kilometerheffing voor de transporteurs ben ik vooral tevreden met de komst van het variabele boetesysteem: niet meer 1000 euro voor elke overtreding, maar een bewust onderscheid tussen de sjoemelaars die het echt met opzet hebben gedaan en de overtreders die het niet opzettelijk hebben gedaan. Dat is een duidelijke variabele in het boetetarief. Daarnaast is er eindelijk de opstart van de flankerende maatregelen , met de herinvesteringen van de opbrengsten van de kilometerheffing. Arbeidsmaatregelen, opleidingsmaatregelen en vooral het subsidiesysteem voor verkeersveilige apparatuur zijn meer dan welkom bij de transporteurs. Daarbovenop wordt nog eens 100 miljoen euro van de opbrengsten van de kilometerheffing geïnvesteerd in weginfrastructuur.
Minister, u en de Vlaamse Regering engageren zich dus duidelijk ten aanzien van de transport- en logistieke sector in Vlaanderen. Daar zijn we zeer tevreden mee.
Minister, ik wou in verband met die sector nog uw aandacht vragen voor een drietal punten. Eerst en vooral moeten er verder oplossingen voor het schrijnend tekort aan chauffeurs worden aangereikt, en dan denk ik vooral aan chauffeurs uit onze eigen arbeidsmarkt. Daarnaast moet er een verdere implementatie zijn van een Europese on-boardunit (OBU) zodat we een situatie bereiken waar het technisch, commercieel en wettelijk mogelijk is om alles compatibel te maken, een soort van interoperabiliteit van alle OBU’s, zodat wij de data kunnen krijgen uit de andere kastjes die worden gemonteerd en dus niet alleen uit de OBU’s van Satellic.
En dan ten derde, minister, iets wat mij zelf na aan het hart ligt: het uitdragen van de reputatie van onze Vlaamse ondernemers als het gaat over logistiek en transport. In uw beleidsbrief omschrijft u Vlaanderen als topregio inzake logistiek. Ik zou van deze gelegenheid gebruik willen maken om nog eens het belang te benadrukken van de profilering van deze sector. Ik kan alleen maar vaststellen dat in onze buurlanden het volledige pakketje soms iets beter is ingepakt. Vooral onze Nederlandse collega’s zijn daar heel goed in, wanneer zij hun bedrijven in de logistieke sector promoten in het buitenland. U hebt aangekondigd dat een aantal generieke initiatieven zullen worden voortgezet en dat er nieuwe inspanningen komen om hiertoe een bijdrage te leveren. Het is mijn persoonlijke overtuiging dat we hier voluit moeten gaan. Vlaanderen is een topregio op vele vlakken, maar vooral op logistiek vlak. We moeten daar zeker sterker mee naar buiten komen.
Ik wil het tot slot nog even hebben over verkeersveiligheid en de daarbij horende handhaving. Minister, u gaat duidelijk voor een vooruitstrevend verkeersveiligheidsbeleid en u schuwt hierbij, ondanks alle kritiek, geen onpopulaire maatregel. Ik denk aan de trajectcontroles en heel recent nog de mobiele trajectcontrole. U hervormde de rijopleiding. De waarschijnlijk minst populaire maatregel die u nam, was de snelheidsmaatregel van 70 kilometer per uur op onze gewestwegen buiten de bebouwde kom.
Minister, het beleid dat u en de Vlaamse Regering voor de verkeersslachtoffers hebben uitgetekend, heeft zijn vruchten afgeworpen. We zijn er nog lang niet. Elk slachtoffer is er natuurlijk een te veel, maar ik vertrouw erop dat we op de goede weg zijn en dat de vooropgestelde halvering tegen 2020 haalbaar is. (Applaus bij de N-VA)
De heer Van Campenhout heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, de aanpak van de fileproblemen en het verbeteren van de mobiliteit in Vlaanderen vormen een grote uitdaging. Mijn fractie is dan ook zeer blij, minister, dat u inzet op een globale aanpak, maar ook zeer veel aandacht hebt voor de belangrijke drager, het spoor. U zet in op het aantrekkelijker maken van het openbaar vervoer, specifiek voor Antwerpen, Gent en Brussel, met het uitwerken van een Gewestelijk Expresnet (GEN): een geïntegreerd openbaarvervoersysteem waarbij de verschillende aanbieders samenwerken.
In het kader van het stimuleren van een multimodaal verkeersmodel hebt u ook aandacht voor de verdere ontwikkeling van park-and-rides aan de rand van grote steden. In Antwerpen wordt op dit moment volop gewerkt aan de Noorderlijn, waardoor mensen vanuit het noorden van Antwerpen in de toekomst ongetwijfeld gemakkelijker zullen kiezen voor de tram om naar het centrum van de stad te komen. Ook de capaciteit van het openbaar vervoer wordt verhoogd door te investeren in nieuwe en grotere tramstellen.
U zet ook sterk in op het spoor, dat werd vorige week in de verf gezet. Het haperde wat op federaal niveau bij de NMBS, maar u komt nu met een systeem van cofinanciering. Daar is lang over gepraat, maar nu doet u het concreet. Vlaanderen betaalt niet alleen mee, maar bepaalt ook mee. Vlaanderen bepaalt wat er met het Vlaams budget gebeurt en hoe dat gebeurt. Mijnheer Keulen, die uitvoeringsmodaliteiten zullen we hier kunnen opvolgen. U kon uw collega Bellot ervan overtuigen om niet minder dan 11 plus 2 prioritaire investeringen in het investeringsplan op te nemen. En dat terwijl zijn oorspronkelijke voorstel slechts 4 van de Vlaamse prioriteiten, waarvan dan nog 2 enkel als studie, omvatte. Nu gaat het veel verder: concrete investeringen, zoals het beseinen van de regelmatig gebruikte spoorbundels Antwerpen rechteroever, de optimalisatie van de lijn Antwerpen-Gent en een aantal investeringen in spoorlijnen zoals onder meer de lijn 15 Mol-Hamont en dergelijke. Er is ook aandacht voor de park-and-rideparkings in Brussel, Antwerpen en Gent en voor extra fietsenstallingen.
Specifiek voor de Antwerpse haven juich ik uw inspanningen in het dossier van de IJzeren Rijn toe. Daar wordt ook concreet in geïnvesteerd op het terrein. We kunnen dus spreken van een performant en onderbouwd mobiliteitsbeleid met een maximale afstemming van alle vervoersmodi. We gaan de besteding van die budgetten in het spoor van dichtbij volgen, evenals de uitvoeringsmodaliteiten. Als ik deze begroting en uw initiatieven zie, kan ik mij enkel aansluiten bij de laudatio van de heer Keulen: het spoorbeleid en het mobiliteitsbeleid maakt onder uw leiding een grote sprong voorwaarts.
Minister Weyts heeft het woord.
Er waren vragen over het overkappingsfonds. Dat zal pas afgerond kunnen worden na het afsluiten van het begrotingsjaar en met enige welwillendheid van mijn collega van Begroting. Tot mijn spijt kan ik daar niet autonoom over beslissen. Ik doe een voorstel aan de minister van Begroting, en we zullen zien waar dat zal eindigen. U schat het op 5 miljoen euro; ik denk dat het iets meer zal zijn.
Mijnheer de Kort, in verband met de kilometerheffing weet ik niet waar u naar verwijst als u zegt dat de technologie tegen 2027 niet op punt zou staan.
Dat stond in een nota die recent ter goedkeuring is voorgelegd aan de Vlaamse Regering. Ik zal u die passage laten doorsturen.
Ik denk in elk geval dat dit veel vroeger op punt zal staan. De kilometerheffing voor vrachtwagens werkt naar behoren, op enkele kinderziektes na. Over het algemeen is men daar zeer tevreden over, gelet op de schaal van de invoering. Nu is het wel zo dat we met de studie die loopt, willen gaan kijken welke toepassing kan worden gebruikt voor de kilometerheffing voor personenwagens. Dan zijn de opties vandaag legio. Voor vrachtwagens werken we met een on-boardunit. Vandaag kunnen we ook verder denken en kunnen we gebruikmaken van technologische ontwikkelingen op het vlak van gps, smartphone of black box in de wagen. Dat biedt een brede waaier van perspectieven.
De heer Vanbesien heeft het woord.
Minister Tommelein, de minister van Openbare Werken heeft zopas gezegd dat hij pas na het afsluiten van het jaar een bedrag van meer dan 5 miljoen euro zal overbrengen naar het fonds voor overkapping. Zijn er andere financieringsmechanismen specifiek voor overkapping en niet voor Oosterweel? Er is 1 miljard euro beloofd, niet dit jaar en niet volgend jaar, maar toch in opbouw. Hoe kan daar perspectief worden gegeven aan de mensen dat dat fonds effectief enige omvang zal krijgen?
Mijnheer Vanbesien, er zijn engagementen genomen, er is een engagement ondertekend tussen alle partijen. Ik was daar bij als minister van Financiën. Er is effectief toegezegd dat er in de volgende legislatuur middelen zullen worden vrijgemaakt voor die overkapping. In afwachting daarvan zou er een fonds worden opgericht door de minister van Mobiliteit en Openbare Werken. Daar is niets aan veranderd. De engagementen die ik neem, kom ik na. Wie mij kent, weet dat.
Woonbeleid
Dames en heren, we gaan verder met het onderdeel Woonbeleid.
De heer Engelbosch heeft het woord.
Collega's, deze Vlaamse Regering neemt haar verantwoordelijkheid om te voldoen aan de woonbehoefte van elke Vlaming, meer dan ooit tevoren. En ik moet mij hier helaas beperken tot twee concrete voorbeelden: het toegankelijk en woonzeker maken van de huurmarkt en de kwaliteitsverhoging van het woonpatrimonium.
Met het nieuwe Huurdecreet en de huurwaarborglening maken we de huurmarkt toegankelijker. De huurwaarborglening zal ervoor zorgen dat kwetsbare huurders makkelijker een contract kunnen afsluiten. De verhuurder kan immers niet meer achterhalen waar de middelen vandaan komen, waardoor discriminatie wordt tegengegaan. Door de gelijklopende huurwaarborgverhoging naar drie maanden heeft de verhuurder meer zekerheid waardoor hij sneller geneigd zal zijn om ook te verhuren aan de sociaal zwakkere profielen.
Hiernaast verhogen we ook de woonzekerheid van de huurder. We beperken de opzegmogelijkheden voor de eigenaar en onderzoeken nieuwe pistes om de verzekering gewaarborgd wonen uit te breiden naar huurders. Belangrijk is ook dat voor het eerst werk gemaakt werd van het beschermen van de medehuurders, de partners, de feitelijk samenwonenden, de wettelijk samenwonenden enzovoort, die tot op heden geen woonzekerheid hadden. Al blijf ik het belangrijk vinden dat we hier de betaalgarantie voor de eigenaar niet uit het oog verliezen!
Een tweede punt waar deze regering fors op inzet, is de renovatie van ons woonpatrimonium, en niet alleen de sociale woningen. Vlaanderen kende in het verleden een te lage renovatiegraad, en het is daarom belangrijk dat we initiatieven nemen om ons woonpatrimonium kwalitatiever en groener te maken. Ik verwacht dan ook dat we aan de slag gaan met de conceptnota die we samen hebben ingediend en die de wirwar aan bestaande renovatie- en energiepremies drastisch vereenvoudigt, zodat mensen nog meer worden aangezet om hun pand kwalitatiever en energiezuiniger te maken.
En ook in het nieuwe Huurdecreet staat een belangrijk artikel betreffende de woonkwaliteit: een huurovereenkomst van een woning die niet conform is en waar er dus ernstige gebreken zijn, kan voortaan nietig worden verklaard, waardoor de verhuurder een terugbetaling van alle ontvangen huurgelden boven het hoofd hangt. En dat is een duidelijk signaal en belangrijke stok achter de deur naar de verhuurders.
Mevrouw Partyka heeft het woord.
Minister, deze regering heeft heel wat ambities geformuleerd om een sterk woonbeleid te voeren. In de begroting springen vooral maatregelen in het oog om de private huurmarkt te versterken. CD&V is daar heel blij mee.
De private huurmarkt is lang stiefmoederlijk behandeld, maar nu is onomkeerbaar de evolutie ingezet naar een volwaardige en gelijke ondersteuning. De overheid hoeft geen voorkeur op te dringen wat betreft eigendomsverwerving of huur, maar moet mensen ondersteunen om de keuze te maken die het best bij hen past. We juichen dan ook helemaal toe dat de minister inzet op instrumenten om die private huurmarkt betaalbaarder te maken, zoals de geconventioneerde huur en een hervormde huursubsidie.
We willen wel benadrukken dat het belangrijk is om de timing die u vooropgesteld hebt, namelijk dat die maatregelen klaar zouden zijn samen met de inwerkingtreding van het nieuwe Huurdecreet, te halen. We rekenen erop dat die belofte gehouden wordt.
Betaalbaarheid is niet het enige probleem. Woonzekerheid en -kwaliteit vergen nog heel wat werk voor de optimalisatie van het woningkwaliteitsbeleid, net als de preventie van de uithuiszettingen in het globaal plan tegen dak- en thuisloosheid, en het huurgarantiefonds waarvan intussen is aangetoond dat het niet werkt, moet worden hervormd. Heel wat plannen dus die nog moeten worden gerealiseerd.
In ieder geval zijn betaalbaarheid en voldoende aanbod speerpunten voor het private huurmarktbeleid.
Investeringen in sociale huisvesting laten een heel klein beetje druk van de ketel en bieden zekerheid aan de zwaksten. We zijn dan ook heel blij dat u er weerom in geslaagd bent om een extra investeringsvolume vrij te maken. Wel een kleine kanttekening: er moet aandacht zijn voor de financiële toestand van de huisvestingsmaatschappijen. We krijgen signalen dat de druk toeneemt door de toenemende financiële inspanningen.
Er is nog een heel heikel punt, namelijk de toegang tot de huurmarkt, discriminatie. We hebben er al heel vaak over gediscussieerd. U hebt ook een budget vrijgemaakt voor verhuurdersorganisaties om zelfregulerend op te treden. Er is niets dat zo goed werkt als een sector die zichzelf wil reguleren, maar een sector reguleert zichzelf niet als er geen stok achter de deur is of geen handhaving. Het wordt tijd dat daar verantwoordelijkheid wordt genomen en er moeten absoluut resultaten komen. Het is niet langer aanvaardbaar dat we discriminatie niet aanpakken. Misschien moeten we over de muur kijken naar uw collega Muyters. Wat kan in de sector van de interim en de dienstencheques via het sectorconvenant, kan misschien ook in de woonsector. Mysterycalls zijn daar aanvaard in het kader van zelfregulering. Het is allemaal bediscussieerd en uitgewerkt. Misschien moeten we met de partners uit de sector wonen eens aan tafel gaan zitten om te praten over de modaliteiten. In ieder geval moet er actie worden ondernomen en moet er een actieplan komen dat daadwerkelijk resultaten oplevert.
Eigendomsverwerving blijft een belangrijke ambitie. Collega Lorin Parys heeft een conceptnota ingediend over ‘Wonen in Eigen Streek’. In de geplande hoorzittingen zullen we nagaan of dit levensvatbaar is. Na tientallen jaren juridische bezwaren en vele legislaturen kunnen we ons niet veroorloven om nog eens de bal mis te slaan of tegen de lamp te lopen.
Kortom, de ambities van de Vlaamse Regering wat betreft het woonbeleid worden ook daadwerkelijk ondersteund met veelbelovende initiatieven, maar de uitwerking en de financiering van enkele cruciale punten zijn voorlopig nog niet helemaal duidelijk. Om die ambitie ook echt waar te maken, zult u, minister, snel duidelijkheid moeten verschaffen. CD&V rekent erop dat 2018 het jaar van de realisaties wordt. (Applaus bij CD&V)
Mevrouw Hostekint heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, terwijl alle parlementsleden of toch een groot deel van de parlementsleden netjes hun beurt afwachten voor het obligate betoog in deze jaarlijkse begrotingsmarathon, vindt hier verderop nog een marathon plaats, die van De Warmste Week van Music For Life. Zowat heel Vlaanderen is gemobiliseerd: scholen, verenigingen, bedrijven zijn al weken vrijwillig en spontaan in de weer om hun steentje bij te dragen aan de meer dan duizend verenigingen en vzw’s die zich in Vlaanderen belangeloos inzetten voor een warme samenleving waar niemand achterblijft. En dat is belangrijk, het is belangrijk dat de ‘chançards’ iets doen voor de mensen die minder met hun gat in de boter gevallen zijn, zoals een groot filosoof ooit zei.
Maar een samenleving mag natuurlijk niet afhankelijk zijn van de golven van spontane solidariteit en liefdadigheid. Het is de overheid die moet zorgen voor structurele ondersteuning. Want ondanks al deze spontane warmte en solidariteit zal het niet voor iedereen een warme kerst worden. Overal in Vlaanderen zijn er op dit eigenste moment mensen – ook gezinnen met kinderen – die aangewezen zijn op hulp van sociale en liefdadigheidsinstellingen voor crisis- en nachtopvang. Anderen zullen minder geluk hebben. Zij zullen moeten rekenen op steun en begrip van vrienden en familie, zo niet wacht hen de straat.
Is het niet pijnlijk symbolisch dat in deze dagen, waar overal in Vlaanderen kerststallen staan, ook nu weer mensen en gezinnen met kinderen op straat staan omdat ze uit huis werden gezet, geen geschikte woning kunnen vinden, niet meer de middelen hebben om de huur en energiekosten te betalen, of in mensonterende omstandigheden wonen zonder basisvoorzieningen?
Vorige week hebben veertien middenveldorganisaties sneeuw en wind – letterlijk – getrotseerd om het grote en structurele tekort aan betaalbare huurwoningen aan de kaak te stellen. Niet voor het eerst. Al langer schreeuwen zij hun bezorgdheid uit over de schrijnende situatie op de huurmarkt, zeker voor de meest kwetsbare groepen. Hun actie was ook deze keer verre van symbolisch, want ze hebben zich verenigd in een echt Crisisplatform Wonen en met een lijvig dossier hebben deze organisaties hun noodkreet kracht bijgezet om snel en duurzaam in te grijpen op die woonmarkt. Het crisisplatform vraagt dat er snel kortetermijnoplossingen komen, dat er ingrepen op tafel komen om deze wooncrisis kordaat aan te pakken, maatregelen die een onmiddellijke impact hebben.
Minister, het is de verdienste van het crisisplatform dat het de huidige wooncrisis opnieuw onder de aandacht heeft gebracht en het brede maatschappelijk debat opnieuw heeft aangewakkerd. En het siert u dat u hier vorige week de hand hebt uitgestoken en hebt toegezegd dat u met al die organisaties aan tafel wilt gaan, dat u met hen in dialoog wilt gaan over wat kan en moet worden bijgestuurd op korte termijn. Met onze fractie hebben we in de afgelopen jaren meermaals, wellicht tot vervelens toe, aangedrongen op urgente maatregelen om in te grijpen op de private huurmarkt. Ik doe dat vandaag opnieuw, niet omdat ik het debat van vorige week nog eens wil herhalen, niet omdat ik nog eens een opsomming wil horen van wat er allemaal wel is gebeurd. Geloof me, elke inspanning, elke investering wordt erkend en wordt toegejuicht. Ik doe dat echter wel omdat naar het schijnt de kracht van een boodschap schuilt in de herhaling. We weten ondertussen wat die uitdagingen zijn in het Vlaamse woonbeleid. We kennen de cijfers. We kennen de maatregelen die nodig zijn. Het komt er nu op aan om die urgente, die ondersteunende maatregelen te nemen voor die steeds groeiende groep van kwetsbare huurders. Minister, de bal ligt in uw kamp, maar we zijn vanuit de oppositie heel graag bereid om mee te werken aan oplossingen en antwoorden. (Applaus bij sp.a en Groen)
De heer Anseeuw heeft het woord.
Beste collega’s, ook op het vlak van sociaal wonen ligt er vandaag opnieuw een zeer ambitieuze begroting voor. Het is belangrijk dat we ook volgend jaar – en de jaren daarna natuurlijk, maar deze keer gaat het over volgend jaar – blijven inzetten op een voldoende betaalbaar, kwalitatief en beschikbaar woningaanbod, ook op die sociale huurmarkt, die slechts een klein deel van de totale woonmarkt bestrijkt, maar wel een heel belangrijk deel, natuurlijk. Het gaat immers over de meest kwetsbaren op de woonmarkt waarvan we de noden moeten lenigen. Het is daarbij belangrijk dat we het aanbod verder blijven uitbreiden, en dat gebeurt ook met de plannen die nu voorliggen, dat we dat ook zo efficiënt mogelijk gaan inzetten en dat we blijven waken over de kwaliteit.
Als we even wat cijfers op een rijtje zetten over de begroting van dit jaar, dan zien we dat, in navolging van de vorige jaren, 2018 opnieuw een recordjaar wordt als het gaat over investeren in sociale woningbouw, zowel nieuwbouw als renovatie. We weten dat er sedert 2014 al 2,9 miljard euro werd geïnvesteerd. We weten ook dat er in deze regeerperiode vrijwel een verdubbeling is van het aantal woningen van sociale verhuurkantoren (SVK’s). In dat opzicht is het natuurlijk belangrijk dat die SVK’s opnieuw een extra ondersteuning krijgen in vergelijking met de vorige jaren, maar ook dat er opnieuw 825 miljoen euro extra wordt geïnvesteerd in die nieuwbouw en renovatie van sociale woningen. Ook het budget voor huursubsidies en huurpremies gaat opnieuw omhoog. Op dat vlak denk ik dus dat deze begroting zeer ambitieus is, maar vooral ook dat het opnieuw een flinke stap vooruit is in het lenigen van die meest precaire woonnoden.
Tegelijk is het, zoals ik zei, daarbij ook belangrijk dat het woonpatrimonium dat beschikbaar is, het sociaal woonpatrimonium, zo efficiënt mogelijk wordt ingezet. We hebben de contracten van bepaalde duur voor de nieuwe huurcontracten. Minister, het is ook goed om een solidariteitsvergoeding in te voeren voor de bestaande contracten. Ik heb die suggestie zelf ook gedaan, in de loop van dit jaar nog. Het lijkt me belangrijk en maar rechtvaardig dat we ook de bestaande contracten zo veel mogelijk hetzelfde behandelen als de nieuwe contracten.
Iedereen heeft de mond vol van energie-efficiëntie. Energie-efficiëntie zorgt er natuurlijk ook voor dat wonen een stuk betaalbaarder wordt, maar zorgt ook voor een meer kwalitatieve woonomgeving. In dat licht hebben we in de loop van dit jaar het voorstel van resolutie met betrekking tot de vastewoonkostenbenadering kamerbreed goedgekeurd.
Een van de uitvloeisels daarvan zijn de proefprojecten die op til staan in samenwerking met het Vlaams Energiebedrijf. Er wordt in de sociale woonmarkt samengewerkt met esco’s. Het is goed dat er op die manier meer energie-efficiëntie komt, ook in de sociale woningmarkt.
Ik heb de vorige sprekers gehoord over bepaalde groepen die vragen om de koppeling tussen kwaliteit en de huursubsidie los te laten. We moeten te allen prijze voorkomen dat de kwaliteitsnormen worden losgelaten, zeker wanneer het gaat over de meest kwetsbare huurders. We moeten blijven toezien op de kwaliteit, en de koppeling met de huursubsidie moet behouden blijven. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Christiaens heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik zou het kort willen hebben over het aanbod op de huurmarkt, meer bepaald over de nood aan meer aanbod op de huurmarkt. Zowel op de private huurmarkt als op de sociale huurmarkt is de vraag nog steeds groter dan het aanbod.
Voor de sociale huurmarkt zijn er een heel aantal mooie initiatieven die in de steigers staan en die kunnen en zullen bijdragen aan het verhogen van het aanbod. SHM’s en SVK’s krijgen meer middelen zodat ze op termijn meer woningen ter beschikking kunnen stellen, en dat vooral tegen een betaalbare prijs. Dat kunnen we alleen maar toejuichen.
U hebt aangekondigd om maatregelen te nemen om de toegankelijkheid op de private huurmarkt te verbeteren. U hebt ook aangekondigd dat de maatregelen gelijktijdig met het nieuwe Huurdecreet in werking zullen treden. U hebt ook de logische keuze gemaakt om de contractuele relatie los te koppelen van het betaalbaarheidsvraagstuk. Dat neemt uiteraard niet weg dat ook dit vraagstuk een antwoord vergt. Het woord ‘wooncrisis’ is tijdens de laatste weken en maanden vaak genoeg gevallen om dat te beseffen.
Er zijn heel wat voorstellen, maar er zijn ook nog een aantal interessante voorstellen om die betaalbaarheid op de private huurmarkt te garanderen waar we jammer genoeg nog niets van terugzien in uw begroting. Het systeem van geconventioneerd huren dat verhuurders moet ondersteunen om een betaalbare woning van goede kwaliteit op de markt te brengen en een vernieuwd huurpremiesysteem dat het voor huurders meer betaalbaar moet maken om een woning te huren: daarvoor hadden we graag meer middelen in uw begroting gezien.
Naast de verhoging van het aanbod is er ook nood aan differentiatie van het aanbod. Daarom zijn we ook zeer tevreden dat u hebt ingezet op het proefproject ‘nieuwe woonvormen’. We zijn heel nieuwsgierig naar de resultaten van dit project, maar dringen er ook op aan om de problemen die nu reeds bekend zijn, al aan te pakken. (Applaus bij CD&V)
De heer Hendrickx heeft het woord.
Minister, ik wil bij deze een nagel waar ik al jaren op klop nog een extra hamerslag geven: de controle op bezit bij huurders en kandidaat-huurders van sociale woningen. Dit betreft een uiterst kwalijke vorm van sociale fraude. Wie al een huis bezit en er de vruchten van plukt, moet geen beroep doen op de gemeenschap om hem er nog een te bezorgen. Daarvoor blijven de wachtlijsten te lang, alle inspanningen van deze regering ten spijt. Of dat huis nu verborgen zit in een vennootschap, in het buitenland zit of via een andere constructie onttrokken is aan het zicht: het is aan de overheid om dit soort fraude zo efficiënt mogelijk uit te sluiten.
Ik zeg dat in het volle besef dat de armslag van deze regering beperkt is, maar het gaat momenteel heel snel op het vlak van ontsluiting van gegevens. Denk maar aan de koppeling en ontsluiting van federale databanken zoals die van het RIZIV, het vennootschapsregister dat gevoelig wordt uitgebreid, de aangekondigde gegevensuitwisselingen met onder meer Marokko enzovoort.
Ik doe bij deze dan ook een warme oproep aan de minister om geregeld de straat over te steken en de federale collega’s te bewegen tot vlotte gegevensdeling met onze Vlaamse controlediensten. Een automatische koppeling en toegang tot deze databanken is in zulke situatie altijd te verkiezen. De wil om dit soort fraude uit te roeien, is altijd aanwezig geweest in deze regering. Nu zijn eindelijk ook de instrumenten voorhanden om de strijd efficiënt aan te gaan.
Minister Homans heeft het woord.
Voorzitter, ik heb weinig vragen gekregen en we hebben natuurlijk ook al uitvoerig gedebatteerd, niet alleen vorige week tijdens de actuele vragen, maar ook naar aanleiding van de bespreking van de begroting en de beleidsbrief in de commissie.
Ik kan de mensen die ernaar hebben verwezen, geruststellen dat bij de inwerkingtreding van het Privatehuurdecreet op 1 september 2018 ook alle flankerende en begeleidende maatregelen zullen zijn uitgewerkt en van kracht worden. Alles wordt samen, op dezelfde datum, gelanceerd. Dat heb ik ook in de commissie herhaald.
Tot slot wil ik nog zeggen dat ik heel blij ben dat iedereen, ook de oppositie, erkent dat er deze legislatuur in de sociale huisvesting historische investeringen worden gerealiseerd. Tot vandaag gaat het om niet minder dan 2,9 miljard euro. Niet alleen de parlementsleden erkennen dat, maar ook het middenveld, en dat is zeer goed.
Onroerend Erfgoed
We gaan nu verder met het onderdeel Onroerend Erfgoed.
Mevrouw Van Werde heeft het woord.
Minister-president, begin oktober gingen we met de collega’s van Onroerend Erfgoed op werkbezoek naar het Verenigd Koninkrijk. We werden rondgeleid door The Churches Conservation Trust, die zich inzet voor het herbestemmen van historische kerken. Die trust werkt met maar liefst 1800 vrijwilligers. We waren ook te gast bij The National Trust, een verhaal van meer dan 40.000 vrijwilligers. Een paar maanden geleden hoorden we de directeur van het Nederlandse Heemschut – mooie naam trouwens, Heemschut, het beschutten van het eigen heem – en ook bij die erfgoedorganisatie is de werking alleen mogelijk dankzij vrijwilligers die begaan zijn met hun erfgoed. Vrijwilligers, het cement van het monument, zou ik ze durven noemen.
De woorden vrijwilligers, draagvlak en middenveld waren altijd de spil van de gesprekken. Of het nu ging over kerken, cultuurhistorische landschappen of archeologie, het ging altijd daarover. Dat is ook logisch. Als mensen zich vrijwillig engageren, betekent dat dat ze een hart hebben voor de zaak. Als er dan ook rekening wordt gehouden met hun bezorgdheden en vragen, groeit dat engagement alleen maar en kan er meer worden verwezenlijkt. Dat is toch cruciaal in een tijd waarin er niet voldoende financiële ruimte is om het plaatje rond te krijgen.
De mentaliteitswijziging bij de administratie Onroerend Erfgoed zet zich verder, en dat is een goede zaak. Een historiserende benadering van het onroerend erfgoed is niet verkeerd, maar soms te belastend en eenzijdig. Bovendien kost die aanpak zoveel geld dat de burger er in veel gevallen geen begrip meer voor kan opbrengen.
Een monument mag evolueren, kan evolueren. Getuige daarvan de kerkenbeleidsplannen die u van de gemeenten vraagt voor het her- of nevenbestemmen van kerken. Vorige week was ik in de Sint-Coletakerk in Gent, op de opening van een theater- en filmschool, een nevenbestemming dus, en er was veel belangstelling! Lang geleden dat er nog zoveel acteurs in de kerk waren, denk ik. Als monumentenzorg evolueert, is dat in het belang van het monument én van het draagvlak voor onroerend erfgoed. Het vergroten van dat draagvlak is trouwens één van de redenen waarom u Herita hebt opgericht. Toen directeur Margit Bal begin deze maand het toekomsttraject van het nieuwe Herita aan de commissie kwam voorstellen, was het aansturen van het middenveld duidelijk een hoofdbekommernis.
Dat middenveld heeft de afgelopen maanden van zich laten horen naar aanleiding van het nieuwe archeologieonderdeel. Minister, het pleit voor u dat u bereid was om vroeger dan gepland bij te sturen. U trekt vanaf 2018 zelfs 1 miljoen euro, recurrente middelen, uit voor projecten die de opgravingsresultaten omzetten in boeiende verhalen voor de mensen. Ook weer om het draagvlak te stimuleren.
Intussen is er de ex-post evaluatie van het Onroerenderfgoeddecreet en uw conceptnota stelt bijkomende wijzigingen voor. We rekenen erop dat de commissie Onroerend Erfgoed in januari de mogelijkheid krijgt om met u van gedachten te wisselen en dat u dan, met het oog op dat draagvlak, rekening zult houden met de bezorgdheden. Want zoals collega Diependaele vanochtend in zijn uiteenzetting zei: we gaan voor een overheid die luistert naar de samenleving.
2018 wordt het Europees Jaar van het Cultureel Erfgoed, een jaar waarin we nog meer moeten nadenken over de betekenis van erfgoed voor de samenleving, over hoe we de maatschappij als geheel meer kunnen betrekken bij de zorg voor en de omgang met ons erfgoed.
Het is Kerstmis, vrede op aarde aan alle mensen van goede wil, en dat zijn er nogal wat in de onroerenderfgoedsector.
U voelt zich aangesproken, mijnheer Caron? U hebt het woord.
Ik voel me aangesproken, voorzitter, uiteraard ook door de eindboodschap. Al wacht ik nog een paar dagen met het binnenbrengen van het kerstgevoel bij mezelf en mijn familie. Nu wil ik me vooral aansluiten bij de mooie woorden van collega Van Werde aan het adres van de vrijwilligers in de monumentenzorg.
Ik neem aan dat mevrouw de Bethune dat wellicht ook zal doen.
Een ander belangrijk punt betreft echter de evaluatie van het Onroerenderfgoeddecreet. Eigenlijk wil ik iedereen oproepen om een grote mate van openheid te bewaren. U hebt daarnet om een gedachtewisseling gevraagd. Iedereen moet open staan voor eventuele aanpassingen die de brede sector van het onroerend erfgoed ten goede komen. Ik zal twee voorbeelden geven. Ik wil dit niet in een bepaalde richting duwen. Ik wil vooral openheid in de gedachtegangen. We kunnen dit decreet ook niet elk jaar wijzigen.
Minister-president, een van de belangrijkste punten betreft de plaats van de beheersplannen voor beschermde monumenten. In welke mate kan uw eigen agentschap hierin nog een rol spelen? Het is belangrijk de beheersplannen een plek in het beleid te geven.
Een tweede belangrijk punt betreft de archeologische oppervlaktenormen. U kent de vrijstellingsnormen. In dergelijke gevallen moet niet worden gegraven. We zouden dat eens kritisch onder de loep moeten nemen. Zoals de archeologen tijdens de hoorzitting hebben verklaard, is dit in het belang van de kennisopbouw.
Tot slot is er nog de erkenning van de archeologen zelf. Zeker indien het gaat om intergemeentelijke diensten voor onroerend erfgoed en om gemeenten moeten we dat goed in de gaten houden.
Minister-president, tot slot wil ik u danken voor de moeite en voor uw aanpak in verband met het dossier van de vzw Herita. Tijdens een commissievergadering hebben we mogen kennismaken met de nieuwe leiding en met de voorliggende plannen. Die plannen evolueren in een positieve richting. Volgens mij worden ze breed gedeeld, over meerderheid en oppositie heen. U hebt de moed gehad om dit aan te pakken. We kijken uit naar de samenwerkingsovereenkomst die u nog met Herita zult sluiten.
Voorzitter, ik denk dat ik hier best tijdens de gedachtewisseling op reageer.
Mevrouw de Bethune heeft het woord.
Minister-president, ik wil graag mijn waardering tonen voor uw beleid inzake het onroerend erfgoed. Ik wil, zoals de vorige sprekers, ook een aantal accenten leggen. Gedurende het laatste jaar van de legislatuur zullen met betrekking tot het beleid inzake het onroerend erfgoed nog een aantal belangrijke keuzes moeten worden gemaakt. De talrijke ingezette evaluaties en uw wil om een coherent, grondig decretaal kader op te zetten, tonen uw inzet in dit domein. Er moet nog een aantal fundamentele keuzes worden gemaakt, onder meer op basis van de rapporten die nog zullen komen. Ik denk dan, bijvoorbeeld, aan het rapport over tachtig jaar beschermingsbeleid door het agentschap. We kijken uit naar de conclusies.
Ik wil ook in het bijzonder inzoomen op de noodzakelijke verbetering van de nieuwe archeologieregelgeving die op de agenda staat. Er heeft al een hoorzitting plaatsgevonden. Ik roep op om de conclusies samen met alle stakeholders te trekken. Ook in deze sector kunnen de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen. Een bouwpromotor valt niet te vergelijken met een gezin dat een keer in het leven een huis bouwt.
Een aantal knelpunten zijn daarnet al vermeld. Ook vanuit mijn fractie wil ik benadrukken hoe belangrijk het is dat alle archeologen worden gewaardeerd. In het bijzonder de gemeentelijke archeologen moeten gelijk worden behandeld. Ze moeten een gelijke actieruimte krijgen. Er is natuurlijk het probleem van de archeologische oppervlaktenormen.
De onroerenderfgoedgemeenten moeten worden geresponsabiliseerd. Volgens mij moeten ze een voorbeeldrol vervullen en moeten ze zich engageren om de door het agentschap aangereikte archeologieplannen bij voorrang in te vullen. Op die manier moeten ze de andere gemeenten het goede voorbeeld geven.
Een tweede punt dat ik wil aanraken, gaat over de centen. In 2018 blijven de middelen voor de restauratiepremies een belangrijke uitdaging. Positief is dat in de begroting 2018 in een stijging van het bedrag voor de premies is voorzien, dat de vermindering van de verkooprechten en de schenkbelasting die we dit jaar invoerden, hun eerste vruchten afwerpen. Ik heb bij de goedkeuring daarvan mijn stelling daarover gezegd, namelijk dat een evaluatie nodig zal zijn en dat we dat waarschijnlijk nog zullen moeten versterken. Diversificatie van de financiering blijft belangrijk. Desondanks staat het premiestelsel onder druk door de jarenlange wachtlijsten. Erfgoed dreigt op die manier onherroepelijke schade te ondervinden. We zullen erover moeten waken dat de aangekondigde bijsturing van het premiestel niet zorgt voor een dubbele negatieve impact op de beschermde monumenten zelf, doordat de eigenaars zelf nog langer zouden wachten met restaureren wegens een gebrek aan middelen. Ik hoop dat we op dat punt goed gedocumenteerd beslissingen zullen kunnen nemen.
Mijn laatste aandachtpunt gaat over de leemte die we vandaag merken in de aandacht voor het groot publiek en het draagvlak. Te vaak wordt publiekswerking vandaag gelijkgesteld met het ontsluiten van informatie en data, terwijl we eigenlijk boeiende verhalen nodig hebben om mensen te bereiken. Inzake archeologie blijft het in Vlaanderen, vrees ik, nog lang dromen van een Moesgaard Museum, zoals in Denemarken, maar er kan geen belemmering zijn om inspirerende projecten aan te moedigen rond concrete sites zoals de Kemmelberg en de pastorij van Leffinge, waar alle actoren de handen in elkaar kunnen slaan.
In dit kader wil ik ook pleiten voor een erkenning van de duizenden vrijwilligers in de erfgoedsector. Professionalisering van de sector, ook onder impuls van internationale bewegingen, kan geen reden zijn om vrijwilligers in de schaduw te zetten. Bijvoorbeeld inzake archeologie verdienen ze een decretaal statuut dat hen toelaat om welbepaald archeologisch onderzoek uit te voeren en toegang te hebben tot nuttige databestanden. We moeten hun plaats erkennen, ook op decretale wijze. We moeten dat niet alleen inzake archeologie doen, maar voor de ruime erfgoedsector. Daarmee sluit ik aan bij de aandacht van de collega’s.
2018 wordt een jaar in de kering voor onroerend erfgoed, waar langlopende evaluaties hun beslag krijgen op het beleid. Het wordt ook het Europees Jaar van het Cultureel Erfgoed. Laat ons dit aangrijpen met de collega’s om ervoor te zorgen dat mensen in Vlaanderen trotser worden op ons erfgoed, of zoals een van de gehoorden in de commissie, Johan Hoorne, zei: zorgen dat ons verleden tastbaar, begrijpelijk en aantrekkelijk wordt.
Minister-president Geert Bourgeois heeft het woord.
Ik wil de collega’s danken voor hun heel constructieve bijdrage en ook voor hun woorden. Mevrouw Van Werde zat helemaal in de kerstsfeer. Ik hoorde inderdaad onze goede collega Caron tussenkomen. Hij zei: “Vrees niet”. Ik dacht even dat hij zou zeggen: “Vreest niet, herders, wees blij gezind”, maar hij zei dat alleen om niet ongerust te zijn voor hemzelf. Bedankt voor die tussenkomsten.
Jullie hebben allemaal benadrukt dat het heel belangrijk is dat we het draagvlak kunnen versterken. U hebt ook verwezen naar het Europees Jaar van het Cultureel Erfgoed. Ik heb er in de commissie op geantwoord. Ik ga er samen met minister Gatz werk van maken.
Op het vlak van vrijwilligerswerk en samenwerking met de actoren op het terrein moeten we verloren terrein terugwinnen, want daar komt het eigenlijk op neer. Dat weten we allemaal. Er is ook een hoorzitting geweest met Herita. Herita is nota bene onder andere opgericht om het draagvlak te versterken, om te zorgen, mevrouw de Bethune, dat mensen trots zijn op het erfgoed. Dat is mijn leidmotief sinds het moment dat ik minister van cultureel erfgoed geworden ben. U weet dat we Herita trouwens zeer symbolisch in Bateman’s House zijn gaan oprichten – meer symbolisch kon natuurlijk niet, op een plaats in Engeland waar de National Trust zo bloeit. We moeten Herita daar heel sterk in opvolgen. Er zijn ook engagementen genomen om dat draagvlak te versterken.
Wat de financiering betreft, hebt u een paar zaken vermeld, mevrouw de Bethune, zoals de schenkrechten en de kooprechten. Ik optimaliseer ook de korting op de personenbelasting. Er is ook de erfgoedlening. We hebben ook de premies aangepast. Maar er zijn inderdaad wachtlijsten, maar die zijn er helaas ook op andere vlakken.
We doen er alles aan om ook met andere maatregelen dan de premies te zorgen dat erfgoed meer ondersteund wordt.
Wat betreft archeologie denk ik dat er geen enkele wetgeving is die zo snel geëvalueerd is als deze op de archeologie. Er is trouwens afgesproken dat die elk jaar geëvalueerd wordt. Dat zal vaart nemen in de toekomst. We hebben de eerste evaluatie gedaan. Ik heb de conceptnota bezorgd. Collega's, ik kan natuurlijk niet in uw plaats de agenda van het parlement bepalen. Ik heb de conceptnota in juli bezorgd. Ondertussen hebben wij een voorontwerp van decreet goedgekeurd, dat nu naar de strategische adviesraad is, maar ik sta natuurlijk open om over de conceptnota en de richting die we moeten uitgaan een dialoog met u te voeren. Voorzitter, collega's, ik denk dat ik daarmee ingegaan ben op de belangrijkste betogen. Ik wil de collega's nogmaals danken voor de constructieve bijdragen.
Kanselarij en Bestuur
Dan gaan we over naar het onderdeel Kanselarij en Bestuur.
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Minister, met betrekking tot inburgering en integratie en uw beleidsbrief, zou ik u vandaag graag één aandachtspunt meegeven en dat is de werking van het Agentschap Integratie en Inburgering. Deze zomer regende het immers negatieve berichten over de werking van dat agentschap, zowel over de operationele als de financiële werking. Bij de start van de zomer stapte de voorzitter van de raad van bestuur op wegens een gebrek aan transparantie, zegt ze zelf. In augustus kwamen de eerste berichten van de eerste ontslagen of nakende ontslagen. Even later was er dan de berichtgeving over wanbeheer en tekorten binnen het agentschap van 2 miljoen euro. Begin oktober kwam er de ondernemingsraad met het harde nieuws dat er 170 banen zouden sneuvelen. Een constante gedurende deze maanden is de stijgende onzekerheid en het toenemende gevoel van onvrede bij het personeel van het agentschap.
Minister, dit is geen werking die we verwachten van een dusdanig belangrijke Vlaams agentschap zoals het Agentschap Integratie en Inburgering. Groen vraagt, zoals u weet, een audit van het agentschap omdat het agentschap en zijn werking van zo'n groot belang is. U volgt ons daar niet in, wij hopen ‘voorlopig nog niet’. Daarom willen wij vandaag de kans nemen om op te roepen om de werking, zowel de operationele als de financiële, heel nauwlettend op te volgen en indien nodig toch nog in te gaan op het voorstel om een audit op het getouw te zetten. ‘In the end’ bent u immers de politiek verantwoordelijke en zal het succes of falen van het agentschap ook het succes of falen van deze regering zijn. (Applaus bij sp.a en Groen)
Minister Homans heeft het woord.
Mevrouw Moerenhout, dit debat hebben we niet alleen tijdens de bespreking van de beleidsbrief al gevoerd, maar ook al naar aanleiding van een aantal actuele vragen. Ik vind het zeer jammer dat u bepaalde woorden in de mond neemt als het over het agentschap gaat. Ik vind dat het agentschap en alle medewerkers, niet alleen het management maar alle medewerkers, zeer goed werk leveren. U strijdt dat soms af, maar u zou moeten weten dat er geen wachtlijsten zijn. Er zijn geen wachtlijsten. Ze doen echt wel goed werk. Ik vind het dan echt wel jammer om hier het woord ‘wanbeheer’ te moeten horen. Het heeft altijd zo een heel negatief sfeertje.
Is daar iets aan de hand? Ja. Dat hebben we gezegd. U hebt ook correct aangehaald dat er 170 jobs moeten verdwijnen. Maar wilt u er volledigheidshalve ook aan toevoegen dat die jobs gecreëerd waren in het kader van de asielcrisis en de vluchtelingencrisis? Iedereen die met een dergelijke job is aangeworven, wist op voorhand dat het een job was van tijdelijke aard. Dan zou u de intellectuele eerlijkheid moeten hebben om dat te zeggen als u praat over het agentschap. Ik geloof oprecht dat u de beste bedoelingen met het agentschap hebt, maar ik houd niet zo van die woorden als ‘wanbeheer’, ‘slecht management’, ‘u zult een audit moeten doen’. U weet ook dat we bij de begrotingsopmaak 2018 5,7 miljoen euro hebben vrijgemaakt voor het agentschap, niet alleen om die ontslagen in de mate van het mogelijke op een zeer menselijke manier te laten verlopen, maar ook opdat het agentschap zich juridisch goed kan laten bijstaan, tegelijkertijd om ook extra te investeren in de werking.
Moeten we daar een paar pijnlijke beslissingen nemen? Ja. Wisten de mensen dat op voorhand? Ja. Wat ik bijkomend vraag, is respect voor de mensen die daar werken, de vele medewerkers van het agentschap en het management, want van wanbeheer is absoluut geen sprake. Mocht dat het geval zijn, collega Moerenhout en andere collega's, dan zouden er wel degelijk wachtlijsten zijn, en die zijn er vandaag niet en ook nooit geweest.
Minister, Groen heeft tonnen respect voor het agentschap en voor iedereen die er werkt. We zeggen niet zo verschillende dingen. U hebt extra miljoenen moeten plannen om het opnieuw financieel gezond te maken. De opstart van het agentschap had tot doel efficiëntiewinst te maken. Ik denk dat we dezelfde bezorgdheid delen. We spreken van een audit die u nog niet deelt, of niet zult delen. Voor u als minister van Inburgering en Integratie is het ongelooflijk belangrijk om dit de komende maanden en jaren nauwlettend in de gaten te houden, zodat het agentschap opnieuw financieel evenwichtig wordt. Dat komt in de eerste plaats alle mensen ten goede die daar werken en met hart en ziel hun engagement betonen.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, in een normale situatie is integratie een natuurlijk proces.
U kijkt zo verwonderd. U wist niet dat ik in uw commissie zat? Ja, ik heb daar nog nooit een vraag aan u gesteld? U hebt me daar nog nooit gezien? Minister, ik heb u zelfs vragen gesteld bij de begrotingsbespreking en de bespreking van de beleidsbrief. Ik dacht nochtans dat u daar toen ook aanwezig was.
Ik begin opnieuw. Minister, in een normale situatie is integratie een natuurlijk proces. Immigranten vestigen zich in een nieuwe culturele omgeving en doen inspanningen om zich de cultuur van hun gastland eigen te maken. De kinderen of de kleinkinderen zijn meestal al volledig geassimileerd. In Vlaanderen, net als in al te veel andere West-Europese landen, is er vaak echter nauwelijks nog sprake van integratie.
Onze bestuurders hebben de voorbije decennia tot de dag van vandaag de fout gemaakt om honderdduizenden mensen binnen te laten die een godsdienst, cultuur, systeem aanhangen waarvan de waarden haaks staan op die van onze vrije samenleving. Daarbij werd die nieuwkomers niet voldoende duidelijk gemaakt dat wie zich hier vestigt, zich behoort aan te passen aan onze beschaving, onze tradities en onze waarden.
Ook deze regering doet dat nog steeds niet. In plaats van de problemen bij naam te noemen en opnieuw duidelijk te maken dat Vlaanderen ons land is waar immigranten, allochtonen zich moeten aanpassen aan onze cultuur, wordt er in de beleidsbrief Integratie en Inburgering al te veel politiek correct gewauweld over diversiteit, herkomstkloof, beleidsparticipatie van mensen van buitenlandse herkomst, Integratiepact, buurtstewards enzovoort.
In debatten over integratie vliegen al te vaak de politiek correcte modewoorden over en weer. Over de essentie van het probleem dat zelfs niet-Europese, ja meestal islamitische allochtonen van de derde, vierde generatie nauwelijks meer geïntegreerd zijn dan die van de eerste generatie, dat er zich parallelle samenlevingen vormen op Vlaamse bodem en dat de islamisering een bedreiging vormt voor onze manier van leven, wordt met geen woord gerept. Dat het woord ‘islam’ in deze beleidsbrief niet 1 keer wordt genoemd en het woord ‘diversiteit’ 32 keer zegt voldoende.
Minister, mijn conclusie is dat er geen nood is aan een beleid dat allochtonen weer eens als slachtoffers neerzet en zal resulteren in een nieuw rondje positieve discriminatie. Nee, er is geen nood aan bijzondere beleidsparticipatie van mensen van buitenlandse afkomst, die dan nog eens met belastinggeld wordt ondersteund. Allochtonen moeten zich niet organiseren op basis van etnische herkomst en niet eisen dat onze samenleving zich aanpast aan hen in plaats van omgekeerd. Nee, er is geen nood aan buurtstewards die Roma toeleiden naar onze sociale voorzieningen en dergelijke.
Mijn oproep is dus: stop met het politiek correcte beleid dat onze samenleving veel geld kost en helaas geen zoden aan de dijk zet. Stop met het neerzetten van allochtonen als slachtoffers en durf onze eigen Vlaams-Europese leidcultuur en identiteit opnieuw centraal stellen in het beleid, en eis van migranten en allochtonen dat ze zich daaraan aanpassen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer De Bruyn heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, binnen het beleidsdomein Gelijke Kansen sta ik even stil bij twee initiatieven voor 2018 betreffende de lgbti-gemeenschap (lesbian, gay, bisexual, transgender, intersexed) waarvan ik denk dat ze én nieuw zijn én relevant, en in dat opzicht hier terecht aandacht krijgen.
Een eerste is een antwoord op een vraag die de minister de voorbije jaren kreeg wat betreft de continuering van het belangrijk werk van de Roze Huizen. Er werd regelmatig geopperd dat de minister daar wat al te licht aan voorbijging en wat al te vanzelfsprekend aannam dat het goede werk dat daar gebeurt ook zal continueren.
De minister heeft altijd volgehouden – en maakt vandaag in haar begroting ook waar – dat, aangezien de financiering van de provincies samen met die bevoegdheid terug overgaat naar Vlaanderen, het budget ook weer ter beschikking wordt gesteld van de Roze Huizen, zijnde 286.000 euro, waarmee de Roze Huizen in onderling overleg tot een taakverdeling kunnen overgaan. Ik denk dat daaruit opnieuw blijkt dat deze minister vertrouwen kan en durft geven aan het middenveld en tegelijkertijd dat ook het middenveld dat vertrouwen waard is en in onderling overleg tot goede afspraken kan komen.
Een tweede element betreft het creëren van een gelijkekansenbeleid voor een groep personen geboren met een interseksconditie. Dat is een element dat we, volgens mij als een van de eerste parlementen, een tweetal jaar geleden hebben aangeraakt. De minister heeft op dat ogenblik toegegeven: “Ikzelf en mijn administratie zijn hier nog wat zoekende. Dit is nieuw voor ons, maar we maken er werk van.”
De minister heeft – en dat heeft ook haar federale collega gedaan – studiewerk laten verrichten. Dat studiewerk is opgeleverd, is dit jaar voorgesteld op de IDAHOT-conferentie en wordt nu de basis voor een nieuw beleid.
Op deze manier denk ik dat de minister, die de verantwoordelijkheid voor Gelijke Kansen draagt, uitvoering geeft aan wat in de beleidsnota en vervolgens in de beleidsbrief wordt vooropgesteld. En als we daarmee tegelijkertijd binnen Europa een voortrekkersrol kunnen innemen, dan kan ik de minister daarmee alleen maar feliciteren. (Applaus bij de N-VA en CD&V)
De heer Kennes heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, de burgers leggen de lat hoog voor de overheidsdiensten. Ze verwachten een perfecte, snelle en klantvriendelijke dienstverlening. Kwaliteitsvolle overheidsdiensten, dat betekent dat ze moeten beschikken over sterke en gemotiveerde medewerkers. Een kwaliteitsvolle dienstverlening komt niet vanzelf, daar zijn mensen voor nodig die elke dag opnieuw het beste van zichzelf geven in een omgeving waar vertrouwen en wederzijds respect heersen tussen regering en administratie.
De Vlaamse administratie is bezig aan een afslankingskuur. De huidige meerderheid heeft zich voorgenomen om eenzelfde kwalitatieve dienstverlening aan te bieden met een aangescherpt overheidsapparaat. Het is een voornemen dat dag na dag vorm krijgt. De aangekondigde vermindering zit op schema, met 1950 voltijdsequivalenten, en tot nu toe zonder dat de burger daar veel van merkt. Maar het is natuurlijk wel een punt om verder op te volgen, want een afgeslankte overheid mag geen synoniem worden met een afgeslankte dienstverlening.
Er wordt binnen de Vlaamse overheid niet alleen afgeslankt. De gewijzigde taakstelling van de provincies heeft ook meegebracht dat heel wat personeelsleden van dat niveau worden overgeheveld naar het Vlaamse bestuursniveau. Dat is een delicate operatie. Mensen dienen een vertrouwde werkomgeving te verlaten en moeten hun weg zoeken in een nieuw kader. Dat brengt vragen en onzekerheden mee. Zal men kunnen aarden in die situatie? Zal men zich kunnen blijven inzetten in domeinen waarin men jarenlang expertise heeft opgebouwd? Zal men zijn verworven rechten kunnen vrijwaren? De mensen die zich in deze situatie bevinden, voelen zich vaak onzeker en hebben recht op goede en adequate antwoorden. De overheveling dient met zorg te gebeuren.
Minister, een overheid moet ook duurzaam zijn. Op dat vlak kom ik terug op de voorbeeldrol. Met de opening van het Herman Teirlinckgebouw heeft de Vlaamse overheid een statement gemaakt inzake duurzame gebouwen voor haar diensten. Ook wat betreft de verplaatsingen die het overheidspersoneel maakt voor bijvoorbeeld buitenlandse reizen, moeten we zeker de verduurzaming voorop blijven zetten. Slimme duurzaamheidsvereisten in de bestekken voor overheidsopdrachten, is een goed punt. Het is belangrijk dat we ook de andere bestuursniveaus daarvan kunnen laten meegenieten.
Een laatste punt is dat er in de begroting werk is gemaakt van de tweede pensioenpijler, een stap waar heel wat contractuele ambtenaren op zitten te wachten, en ook een belangrijk stap naar gelijke berechtiging. Dat is een stap die mijn fractie toejuicht. (Applaus bij de meerderheid)
Minister Homans heeft het woord.
Collega Kennes, misschien hebben collega Tommelein en ik u in verwarring gebracht, maar u hebt nu het luik Bestuurszaken gedaan. Ik moest daarvoor straks nog drie kwartier wachten, voor een betoog van twee minuten. Ik weet niet wat de voorzitter daarover denkt?
Volgens mij is dat een afgesproken strategie. (Opmerkingen)
Nu wordt het mij duidelijk. We zullen een onderzoekscommissie instellen, mijnheer Kennes. (Gelach. Opmerkingen)
Doet u dan nu uw andere verhaal ook? Hebt u de juiste tekst? (Gelach. Opmerkingen)
Ik had de twee teksten bij, voorzitter. Minister Homans heeft zoveel bevoegdheden dat ik een beetje in de war was. (Gelach)
Ongeveer alles wat je hier zegt, heeft betrekking op bevoegdheden van minister Homans.
Collega Kennes, het zal u opgevallen zijn dat collega Homans u volledig heeft laten uitpraten. (Gelach. Applaus)
De bemerking van de minister-president is dubbelzinnig. Als je iemand laat uitspreken zonder te weten waarover hij bezig is, is dat gevaarlijk voor degene die luistert. (Opmerkingen)
Misschien wisten ze het te goed. Excuseer, voorzitter.
Inburgering en Integratie is een jong beleidsdomein. Maar niettegenstaande die jeugdige leeftijd heeft het de laatste jaren veel aan belang gewonnen, want de uitdagingen op dit vlak volgen elkaar in snel tempo op. De hervorming van de sector was amper gefinaliseerd of we werden al geconfronteerd met de gevolgen van de vluchtelingencrisis.
Om dat aan te pakken, zijn er financiële middelen nodig. Als we de begroting bekijken, stellen we vast dat er belangrijke inspanningen worden geleverd. Voor 2018 wordt er 4 miljoen euro aan eenmalige kredieten ingeschreven voor de stedelijke agentschappen en het Agentschap Integratie en Inburgering. Bijkomend wordt 5,5 miljoen euro vrijgemaakt om in te zetten op de noden ten gevolge van de fusie van de verschillende organisaties die zijn ingekanteld. Dat is een goede zaak.
Een krachtig integratie- en inburgeringsbeleid zonder slagkrachtige instellingen is niet mogelijk. Maar over de werking van het agentschap – we kunnen er niet omheen – is er natuurlijk wel een en ander te doen geweest. Berichten over financiële problemen werden gevolgd door de aankondiging van een ontslagronde. Het personeelsbestand wordt dan wel afgebouwd, maar de gevolgen van de vluchtelingencrisis zijn niet verdwenen. De minister heeft in de commissie verklaard dat ze het niet zal laten gebeuren dat er wachtlijsten zouden ontstaan voor inburgeringstrajecten. We houden haar aan dat engagement.
Er wordt in bijkomende financiële middelen voorzien om historische tekorten weg te werken, maar dat neemt niet weg dat er vragen kunnen blijven bestaan rond de structurele financiële situatie van het agentschap. Is de situatie voor de komende jaren budgettair helemaal onder controle?
Een belangrijk punt is het Integratiepact. Het heeft wat moeite gekost voor het goed uit de startblokken is geschoten, maar er wordt veel van verwacht. De doelstellingen kunnen wij onderschrijven, maar het blijft nog wat onduidelijk wat de concrete output zal zijn. We zijn eind 2017, het is tijd dat het geconcretiseerd wordt. Op een bepaald moment stopt het praten en onderzoeken en moeten de actoren, ook de minister, hun volle gewicht in de schaal werpen om het pact vorm te geven. De vraag is ook of de uitvoerings- en evaluatiefase van dit pact op 1 januari van start zal kunnen gaan.
Ten slotte bevat het programmadecreet bepalingen voor het afhankelijk maken van de deelname aan taaltesten van de betaling van een retributie. Wij vragen de uitwerking van een correct tariefsysteem, zodat betalen voor taaltesten geen synoniem zou kunnen worden voor onbetaalbaarheid. Wij rekenen erop dat de goede wil van de regering tot een goede oplossing zal leiden. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Maertens heeft het woord.
Minister, ik weet niet over welke bevoegdheid ik nu moet praten. U kunt kiezen. (Gelach)
Collega’s, ik zal het even over Binnenlands Bestuur hebben. Het komt morgen nog uitgebreid aan bod, maar het is toch belangrijk genoeg om er vandaag nog iets over te zeggen.
Sinds de fusie van de gemeenten in de jaren zeventig was er geen regeerperiode waarin zoveel hervormd werd als deze als het gaat over het bestuurlijke landschap in Vlaanderen. Het zijn deze Vlaamse Regering en deze minister van Binnenlands Bestuur die op dat vlak bij hun aantreden drie grote doelstellingen, drie grote werven vooropstelden.
De eerste werf is de fusie van gemeenten, vrijwillig weliswaar, met vijftien deelnemende gemeenten en zeven nieuwe fusiegemeenten als resultaat. Niet slecht, al had ik gehoopt op meer, maar het is wat het is. Collega’s, laat ons daar de komende jaren werk van maken, met de langetermijnvisie voor onze steden en gemeenten voor ogen. Met meer slagkracht, meer bestuurskracht en meer waar voor het betaalde belastinggeld voor onze burgers en ondernemers. Dat moet het doel zijn.
Als we dan toch vooruit moeten of durven kijken: laat ons dan ook maar meteen werk maken van samenvallende grenzen voor streekintercommunales, politiezones en brandweerzones. Dan is die afgeslankte provincie misschien wel helemaal overbodig.
Dat brengt me tot de tweede werf, collega’s: de afslanking van de provincies. Dat is een moeilijke opdracht voor u, minister, en uw collega-ministers, want ook zij hebben daar een belangrijke rol in te spelen. Er zijn veel tegengestelde, vaak persoonlijke belangen bij politici én ambtenaren. Maar het is een moeilijke opdracht, mét concreet resultaat als gevolg: een stevige besparing op het politieke apparaat en afgelijnde, grondgebonden bevoegdheden voor de provinciebesturen. Daarmee kunnen zij nu ‘volle bak’ aan de slag gaan.
De derde en laatste werf waarover ik het wil hebben, is de al veelbesproken integratie van de gemeente met het OCMW. Die integratie kent een concrete uitwerking in het ontwerp van decreet Lokaal Bestuur, dat morgen uitgebreid wordt besproken. Maar op een sterke nagel moet je blijven kloppen. Vandaar, nogmaals, collega’s: het samenvoegen van het OCMW en de gemeente zal – en het is zeer jammer dat mijn goede collega de heer De Loor hier niet is – het lokale sociaal beleid ontegensprekelijk een stevige duw in de rug geven. De ene voordeur voor alle dienstverlening zal de stigmatiserende stempel van OCMW-klant vermijden en drempels wegwerken. Voortaan hebben gemeenten alle kansen om een echt geïntegreerd sociaal beleid te voeren, over en dwars door alle beleidsdomeinen heen. Als de integratie voor efficiëntiewinsten zorgt, zijn dat extra middelen die elk lokaal bestuur kan investeren in sociale voorzieningen.
Drie werven, collega’s, drie belangrijke werven die vanaf volgend jaar maximaal tot uiting en uitwerking zullen moeten komen. Minister, proficiat met het al afgelegde parcours. En succes, want – niet vergeten – de volgende werven liggen wat ons betreft al te wachten. (Applaus bij de N-VA)
De heer Doomst heeft het woord.
Minister, 2017 was een goed boerenjaar, en ik denk dat we ook in binnenland goed geboerd hebben. OCMW en gemeente komen tot een andere latrelatie, ‘living agreeably together’: dat is heel belangrijk. We gaan daar inderdaad morgen op terugkomen. Ik hoop dat de heer De Loor er dan ook is, dan kan ik hem duidelijk maken dat het sociale daarin niet teloor zal gaan. We zullen daar morgen eens over praten.
Vijftien burgemeesters kunnen het fusiefeest in gang steken, op basis van – en dat is belangrijk – vrijwilligheid. Zoals in het voetbal moet het een feest blijven. Goed dat het geen opgelegd begrafenisscenario is geworden. Minister, ik neem aan dat u bevestigt dat die vrijwilligheid ook in de toekomst belangrijk zal zijn. Zult u die nieuwe koppels voldoende gezinsbegeleiding geven? Is dat traject concreet?
Bestuurskracht is het sleutelwoord. Iedereen heeft het recht om op de eigen manier een spierenbundel te kweken. We moeten respect hebben voor elke zoektocht. Ik blijf erbij dat intergemeentelijke samenwerking daarbij heel belangrijk is. Ik heb het gevoel dat dat voor u nog altijd voetbal in tweede klasse is. Mag ik nog eens vragen om die regioscreening toch op te nemen? Zeer concreet: het zou niet slecht zijn om hierover de vijf provinciegouverneurs bij elkaar te brengen.
Het is goed dat we de misbruiken in een aantal intergemeentelijke samenwerkingsverbanden gedetecteerd hebben. Maar ik neem aan dat u vandaag nog eens zult beklemtonen dat heel wat goed menende raadsleden goed werk leveren en dat ons verhaal daarover positief moet blijven.
Heel wat dossiers worden naar de gemeenten toegeschoven. Dat is positief, maar we moeten wel opletten dat ook de facturatie niet te veel naar onder wordt gestuurd.
Met de pensioenen komt daar toch een omvangrijke sneeuwlawine naar beneden. Bent u van plan daar nog een ‘Bacquelainetje’ rond te doen om te kijken waar we uiteindelijk zouden kunnen landen?
De provincies mogen we ook niet uit het oog verliezen. Zijn daar na 1 januari mogelijke katers te verwachten? Neemt u die katers ernstig en beschouwt u ze niet als faits divers? Hoe zal de diagnose worden gesteld?
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer Doomst, wat betreft uw opmerkingen over de fusies, weet u dat in het regeerakkoord duidelijke keuzes worden gemaakt en dat er wordt ingezet op de vrijwillige fusies. Dat is ook in de commissie al uitgebreid besproken. Mijn persoonlijke mening doet er niet toe, want ik spreek als minister en namens de regering. Overigens kent u mijn persoonlijke mening.
De heer Maertens verwees er ook al naar, er zijn zeven concrete fusies. Voor sommigen lijkt dit weinig, maar ik herinner mij dat tijdens de eerste debatten werd gezegd dat ik geen enkele fusie zou binnenhalen. Nu hebben we er zeven, het is iets om toch een klein beetje fier over te zijn.
We hebben ervoor gekozen om de bonus aantrekkelijk te maken door de schuldenovername. Dat is de wortel die we de gemeenten voorhouden, zoals u zegt. We hebben er wel voor gezorgd dat het concept van de fusie decretaal verankerd is, zodat een volgende regering daarmee verder kan. Wij kunnen nu natuurlijk niet in naam van een volgende regering al de keuze maken tussen vrijwillige en verplichte fusies, al dan niet met een bonus. Onze keuze is de vrijwillige fusie met een verplichte keuze en een beslissing voor het einde van 2017. Daar zijn zeven fusies uit gekomen en die krijgen een bonus. Mijnheer Doomst, wat de toekomst zal brengen, zal moeten blijken tijdens de onderhandelingen na de verkiezingen van 2019.
De heer Dochy heeft het woord.
Het nieuwe decreet Lokaal Bestuur dat voorligt en dat morgen wellicht zal worden goedgekeurd, zal in 2018 een belangrijk werkstuk worden voor de gemeenten.
Dat zal zeker en vast worden goedgekeurd.
Minister, we moeten altijd in de voorwaardelijke wijs spreken, want zoals u altijd zegt, heeft het parlement het laatste woord.
De voorbereiding op de volledige integratie van gemeente en OCMW tegen 1 januari 2019 is in de meeste gemeenten een ambitie die reeds bestond vanuit de eigen overtuiging dat samengaan van die twee gemeentelijk georganiseerde entiteiten een meerwaarde betekent.
De provincies lijken ook reeds klaar te zijn voor hun nieuwe opdracht. De vereniging van Vlaamse provincies promoot onder de werktitel ‘Vlaamse Provincies: uw streekmotor’ de nieuwe rol die de provincies willen opnemen als opdrachthouder én coördinator in de grondgebonden bevoegdheden.
Een grote uitdaging doorheen de beleidsbrieven van de minister is de digitalisering van de communicatie tussen de verschillende bestuursniveaus en het verder integreren van platformen.
Minister, straks komen we misschien voor een bijzonder probleem te staan. Om digitaal te kunnen communiceren, moeten we een performante dataverbinding hebben met een voldoende hoge snelheid. Een verbinding die nodig is tot in het gemeentehuis, een verbinding die ook van belang is voor de burgers om te kunnen participeren aan het e-governmement-verhaal.
Uw collega Muyters wil een Vlaams fibernet uitrollen, Proximus wil de stedelijke centra voorzien van fiber, andere private spelers staan klaar om mee te investeren. En Fluvius, het samengaan van Infrax en Eandis, gaat de boer op met een plan om heel Vlaanderen te voorzien van een snel netwerk.
‘Fiber to the home’ is de ambitie. Maar, minister, er duiken vandaag twee gevaren op. Het eerste is cherrypicking waarbij dichtbevolkte gebieden voorzien worden van een snel netwerk, een fibernetwerk, en het platteland wordt vergeten wegens een gebrek aan rentabiliteit. Het tweede is dat waar nu reeds de meest performante netwerken aanwezig zijn, die nog verbeterd worden en dat het platteland dat vandaag over een kopernetwerk beschikt, verder achterop geraakt.
Minister, ik stelde hierover een aantal schriftelijke vragen aan u en twee van uw collega's. Ik werd eigenlijk wat van het kastje naar de muur gestuurd. Deze morgen wees ook de heer Diependaele op het grote belang van dit netwerk en van een performant fibernet in Vlaanderen.
Eigenlijk is niemand daarvoor nu bevoegd, er is een federaal luik, maar het is o zo belangrijk. Minister, misschien bent u, en gelukkig is de minister-president hier ook, de geschikte of aangewezen minister om dit op te nemen en te coördineren. Misschien kunt u ervoor zorgen dat we nu kunnen starten met een snel netwerk voor al onze Vlamingen.
De heer Diependaele heeft het woord.
Mijnheer Dochy, ik denk dat we inhoudelijk en principieel volledig op dezelfde lijn zitten, maar het is wel degelijk minister Muyters die een plan heeft voorgelegd aan de Vlaamse Regering. De bezorgdheden die u onderlijnt, worden daarin ondervangen. U hebt gelijk, en voor privéondernemingen is het niet onlogisch dat ze alleen willen uitrollen waar ze een return on investment kunnen krijgen.
In het plan staan vier voorwaarden, ik kan ze niet allemaal uit het hoofd opsommen, maar één ervan is wel degelijk een zo breed mogelijke uitrol. Er wordt nu overlegd met de verschillende stakeholders. Al die verschillende initiatieven naast elkaar zou ook niet efficiënt zijn, daarom loopt er nu een overleg.
Ik begrijp dat dit de bedoeling is van het plan van minister Muyters, maar ik ben ervan overtuigd dat dit vandaag niet opgelost is. Vandaag kondigt Proximus aan om het centrum van Roeselare te voorzien van een fibernet. Dus dat is cherrypicking, dat is interessant. (Opmerkingen van Matthias Diependaele)
Nee, dat zal gebeuren, en Proximus is niet bereid om in een samenwerking te stappen met Infrax, Eandis en dus Fluvius. We zitten daar nog altijd met een spanningsveld. Ik denk dat dit het best zo snel mogelijk wordt opgelost om ervoor te zorgen dat de uitrol meteen kan gebeuren over heel Vlaanderen, anders zullen de stedelijke centra worden voorzien en zal het platteland worden vergeten.
Als ik me niet vergis, is Proximus al in december 2016 of januari 2017 begonnen met die uitrol. Ze zijn toen al effectief beginnen te graven om bepaalde dingen aan te leggen. Ook Fluvius heeft op dit moment twee projecten lopen met uitrol, gewoon om te kijken en in de praktijk te testen. Proof of concept heet dat. Ze zijn daar al mee bezig. Dat is net het nut en de meerwaarde van het plan van minister Muyters. We gaan kijken hoe we met die verschillende actoren kunnen overleggen om er samen voor te zorgen dat inderdaad een zo ruim mogelijk gedeelte van Vlaanderen voorzien wordt van glasvezelkabel.
Ik heb daar niet zoveel aan toe te voegen. De heer Diependaele heeft al een aantal pertinente dingen gezegd. Het is inderdaad minister Muyters die bevoegd is in dit dossier. Uiteraard is er een relatie met de bevoegdheden van minister Homans.
We willen dat supersnelle digitale netwerk met 2,5 gigabyte per seconde uitrollen over heel Vlaanderen. Er zullen inderdaad een aantal zones zijn waar dit draadloos gebeurt, maar we willen Vlaanderendekkend werken. Gelet op onze ruimtelijke structuur willen we ervoor zorgen dat die mogelijkheid overal bestaat. Dat bestaat voor de industrie, dit is de basis om de industrie 4.0 een enorme impuls te geven. We zijn er volop mee bezig, met die vierde industriële revolutie.
Dit is ook heel belangrijk voor de ‘smart cities’. Dit is heel belangrijk voor de dienstverlening en voor allerlei toepassingen voor steden en gemeenten. Dit is heel belangrijk voor e-health. Dit is zeer belangrijk voor domotica, fiber to the home.
Zoals gezegd door de heer Diependaele zijn er drie belangrijke spelers op dit moment, twee privéspelers en Fluvius. Daar is minister Muyters mee bezig. Hij zoekt uit of er kan worden samengewerkt. Het aanbod is open. Men moet natuurlijk bereid zijn om mee te werken. Ik weet dat er één privé-speler is die niet de bedoeling heeft om Vlaanderendekkend te werken, die dus aan cherrypicking wil doen, wat natuurlijk de interessantste/goedkoopste investering is omdat je dan over een heel dens aansluitingsnetwerk beschikt zonder al te veel kilometers te moeten leggen om verbindingen te maken. Het is onze ambitie – ik heb dat in de Septemberverklaring heel duidelijk gebracht – om dit supersnelle digitale netwerk in Vlaanderen uit te rollen omdat wij de ambitie hebben om hiermee top in Europa te zijn en ik denk zelfs top in de wereld te kunnen zijn.
Ik reken erop dat het op die manier kan worden uitgevoerd, maar ik heb mijn bekommernissen. (Applaus bij CD&V)
Mevrouw de Bethune heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, ik ga inzoomen op een ander aspect van het beleid van minister Homans, namelijk op de beleidsbrief Gelijke Kansen 2017-2018.
Minister, uw beleidsbrief Gelijke Kansen bevat veel goede acties: waardevolle organisaties worden gefinancierd, studies geschreven, projectsubsidies uitgeschreven en sensibiliseringsacties gevoerd. Maar nu met het einde van de legislatuur in zicht, wordt het tijd om naar concrete resultaten te peilen. Op een aantal domeinen zijn heel concrete resultaten geboekt, maar het is jammer dat de concretisering van veel positieve voornemens zoveel vertraging heeft opgelopen en er tot nog toe onvoldoende vertaling is gebeurd in structureel beleid.
Ik ga op drie punten even inzoomen. Zeer positief is de effectieve regelgeving rond evenwichtige participatie van vrouwen en mannen in advies- en beheersorganen. Hetzelfde geldt voor de publicatie van de gendermonitor en het ambitieuze toegankelijkheidsbeleid. Ook de gewaarborgde financiering van de Roze Huizen na de overheveling vanuit de provincies verwelkomen we en waarderen we.
Het is evenwel opvallend dat talrijke positieve voornemens jaar na jaar steeds opnieuw in de beleidsbrief worden herhaald bij gebrek aan concretisering. Sta mij toe een aantal markante voorbeelden te geven. Zo hoopt u, minister, volgend jaar van start te kunnen gaan met een eengemaakte advies- en participatiestructuur voor personen met een beperking. We verwachten dat al lang, al van de vorige legislatuur. Die vertraging kan niet alleen op uw conto worden geschreven, maar voor mijn fractie is dat nu wel een absolute prioriteit. Ook de handicapmonitor zou volgend jaar worden gepubliceerd in samenwerking met de Studiedienst van de Vlaamse Regering, om de toepassing van het VN-verdrag beter te monitoren.
Een ander voorbeeld is de vernieuwde website ‘genderklik’ die volgend jaar zal worden gelanceerd om het concept gender bekend te maken bij het grote publiek. Dat zijn punten waar al jaren over wordt gesproken. En we hopen dat we in 2018 de resultaten van de evaluatie van de toegankelijkheidsverordening kunnen zien.
Ik wil toch graag oproepen tot een meer structurele beleidsaanpak. Ik wil verwijzen naar het regeerakkoord waar een Vlaams actieplan inzake genderloon- en loopbaankloof werd aangekondigd. Nu horen we dat u in het Gelijkekansenbeleidsplan van 2018-2019 zult toelichten welke acties die loonkloof kunnen bestrijden. Uiteindelijk is er geen plan en is een legislatuur verloren om concrete acties te nemen.
Ten slotte heeft sociale inclusie van personen met een beperking niet enkel betrekking op welzijn maar ook op de arbeidsmarkt, zowel privaat als publiek. De Vlaamse overheid heeft een voorbeeldfunctie. En ook hier is er binnen de eigen Vlaamse overheid geen vooruitgang maar een achteruitgang van het aantal tewerkgestelde mensen met een beperking.
Minister, ik wil echt hopen dat er voor die belangrijke punten concrete resultaten zullen zijn in 2018. U kunt op de volle steun van mijn fractie rekenen.
Minister, wenst u nog te reageren op het onderdeel Kanselarij en Bestuur? Neen? Op het onderdeel Bestuurszaken ook niet?
Neen, ik neem aan dat alles afgerond is.
Brussel en Vlaamse Rand
We gaan over naar het onderdeel Brussel en Vlaamse Rand.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Collega’s, het is De Warmste Week, en dan kunt u ook in Brussel projecten steunen. U kunt Circus zonder Handen steunen, dat alle kinderen, ongeacht hun afkomst, straffe toeren leert. U kunt NASCI steunen, een vzw die zwangere vrouwen of jonge moeders die tussen alle mazen van het net dreigen te glippen, die heel kwetsbaar zijn, toch de steun geeft die ze nodig hebben. U kunt Les Gazelles de Bruxelles steunen, die gaan joggen en zo mensen samenbrengen die elkaar anders niet zouden ontmoeten. Ik kan nog even doorgaan, maar de tijd is beperkt. Minister, het punt dat ik wil maken, is dat er in Brussel dag in dag uit tal van mensen zijn die timmeren en bouwen aan deze stad, en dat is nodig, want Brussel is nog niet af en als we van Brussel de stad willen maken die ze kan zijn, dan is daar nog veel werk aan. Mijn vraag aan u is dan ook heel eenvoudig: zet u aan de kant van al die mensen, gebruik uw bevoegdheden om mee aan die stad te timmeren.
Ik wil concrete voorbeelden geven. Ten eerste, voorzie voor ieder kind in een school. Ik heb hier vanochtend minister Crevits horen zeggen dat de scholengroei spectaculair is. Het enige dat in Brussel spectaculair is, is het aantal kinderen die ieder jaar worden geweigerd aan de schoolpoort van onze Nederlandstalige scholen omdat er geen plaats is voor hen. Bouw de zorg uit, een tweede prioriteit. Er is deze legislatuur alleen al acht keer beloofd, toen we met de leden van de commissie Brussel samenzaten, dat men de zogenaamde historische achterstand qua welzijn zou wegwerken. Acht keer. Als we dan naar de commissie Welzijn gaan, dan hoor je daar plots niks meer van. Toen ik dit jaar dan de vraag aan minister Vandeurzen stelde wat het plan daaromtrent was, dan moest hij heel eerlijk zeggen dat er geen specifiek plan daarover was, dat er geen specifieke extra aanpak is om die achterstand qua zorg weg te nemen, niet voor kinderopvang, niet voor ouderenzorg, niet voor mensen met een handicap.
Minister, u kunt inzetten op jeugd, op cultuur, op sport. U hebt enorme hefbomen, u hebt enorme troeven met deze Vlaamse Regering om mee aan Brussel te bouwen, en mijn oproep is heel eenvoudig: doe dat. Kom aan die kant staan. Het is nodig, het is dringend.
De heer Van Grieken heeft het woord.
Goedenavond. Minister, sinds u de bevoegdheid over de Vlaamse Rand kreeg, is de situatie op het terrein eigenlijk achteruitgegaan. Uit de rapporten van Kind en Gezin blijkt dat nog maar een minderheid van de jonge gezinnen in de Vlaamse Rand Nederlands spreekt. In de zes faciliteitengemeentes rond Brussel is de situatie nog schrijnender. Daar tuimelde het aantal jonge gezinnen waar thuis Nederlands wordt gepraat, naar een triestig diepterecord van 8 procent. Het is nog triestiger, het is nog erger gesteld als je kijkt naar de permanente stijging van het aantal Franstaligen of van mensen in de Rand die geen van beide landstalen spreken. Ondertussen wordt in een op de vijf gezinnen in de Rand rond Brussel thuis noch Nederlands, noch Frans gesproken. Dat komt natuurlijk door een explosieve stijging van de Brusselse bevolking door massa-immigratie, en dat dijt dan uit naar de Vlaamse Rand. We zien die kennis van het Nederlands massaal achteruitgaan. We hebben die discussie in dit parlement al meermaals gevoerd en we zijn het er eigenlijk allemaal over eens dat die Nederlandse taal essentieel is om werk te vinden, om onderwijs aan een fatsoenlijk niveau te kunnen aanbieden.
Ook in Brussel gaat de Nederlandse taal achteruit, en daar mag u mijns inziens toch een tandje bij zetten. De Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) krijgt miljoenen euro Vlaams geld toegestopt, maar gebruikt dat niet altijd zoals het hoort. Minister, mag ik één voorbeeld geven? De gemeenschapscentra krijgen een betoelaging om de Nederlandstalige cultuur in onze hoofdstad te stimuleren. Als ik één voorbeeld mag nemen, dan is het dat van het gemeenschapscentrum De Vaartkapoen, dat lessen Arabisch voor beginners inricht. Arabisch voor beginners met Vlaams belastinggeld, ik denk dat dat niet echt meteen een kerntaak is van zo’n Vlaams gemeenschapscentrum in Brussel, maar het wordt eigenlijk helemaal grof als zo’n gemeenschapscentrum met Vlaams belastinggeld die lessen Arabisch voor beginners nog niet eens in het Nederlands geeft, maar in het Frans. Minister, daar moet u daadkrachtiger tegen optreden, als u het mij en mijn partij vraagt.
– Peter Van Rompuy, ondervoorzitter, treedt als voorzitter op.
Conclusie: zowel in Brussel als in de Vlaamse Rand verdwijnt het Nederlands steeds meer, en u moet wat meer ambitie en daadkracht aan de dag leggen, minister, want de aanwezigheid van Nederlands en Nederlandstaligheid in Brussel en de Vlaamse Rand is essentieel.
U moet meer ambitie hebben. Het Randbeleid moet ruimer zijn dan de negentien gemeenten in de Vlaamse Rand maar moet een groot deel van Vlaams-Brabant bevatten, want het Nederlands is belangrijk. Ik kan alleen maar vaststellen dat met u, een Vlaams-nationalist – en ik ben er oprecht van overtuigd dat u dat bent –, het Nederlandstalige en Vlaamse karakter van de Rand en Brussel achteruitgaat. Ik betreur dat. U hebt nog anderhalf jaar. Steek een tandje bij. Het is nodig. Het Nederlands en het Vlaams karakter van Brussel en de Rand hebben het nodig. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Voorzitter, minister, dames en heren, na het kumbayaverhaal van mevrouw Van den Brandt en het enigszins vijandig verhaal van de heer Van Grieken, komt er nu een meer realistisch verhaal met betrekking tot Brussel.
Deze Vlaamse Regering investeert meer dan ooit in Brussel, meer dan toen sp.a en Groen in de Vlaamse Regering zaten. Onze hoofdstad heeft ook geen last ondervonden van de noodzakelijke besparingen die Vlaanderen elders wel heeft moeten doorvoeren. Sinds 2012 stijgen de Vlaamse middelen voor Brussel onafgebroken. Het zal u niet verbazen dat mij dat als Brusselse Vlaming tevreden stemt.
Ons Nederlandstalig onderwijs is een kwaliteitslabel en er komen steeds meer Vlaamse scholen bij. Was het maar zo dat ook de Franse Gemeenschap dezelfde inspanningen deed in onze stad.
Naast onderwijs is Vlaanderen ook zeer aanwezig in Brussel op andere domeinen. Denk maar aan de kinderopvang, de inburgeringstrajecten die aanzienlijk zijn gestegen voor nieuwkomers, of aan het Vlaams cultuuraanbod in onze stad.
Het is nu wachten op het rapport met de nieuwe cijfers over de Brusselnorm van de gemengde ambtelijke commissie Brussel. Het ziet er alvast naar uit dat Vlaanderen goed blijft investeren in zijn hoofdstad. Helaas houdt voor mij het goede nieuws hier op.
Al onze inspanningen in de hoofdstad worden gehypothekeerd door de onveiligheid, schandalen en de onkunde waarmee deze stad wordt bestuurd. Wat ben je met goede scholen, wat ben je met kinderopvang, cultuurinstellingen, als zij die ervan gebruik willen maken, zich niet altijd veilig voelen in deze stad? Een recente peiling toonde aan dat de helft van onze bevolking, waarvan zelfs een groot deel Brusselaars zelf, zich onveilig voelt in haar eigen stad. Wat er trouwens na de terreuraanslagen nog nodig is om sommige Franstalige geesten te laten rijpen wanneer we het hebben over een eengemaakte politiezone, blijft voor mij een raadsel.
Ik hoor u dan denken dat de Vlaamse Regering helemaal geen bevoegdheid heeft op het vlak van veiligheid, en dat is ook zo. Ik kom dan natuurlijk wel bij een van uw doelstellingen vermeld in uw beleidsnota, namelijk dat u wilt optreden als bruggenbouwer. Op dat vlak is er toch wel ruimte voor verbetering.
Denk aan de geluidsnormen of denk aan het dossier van de verplichte inburgering. Denk aan de vergaderingen van het GGC-college. Ik kan verwijzen naar het dossier van de Vlaamse sociale bescherming en IRISCARE dat vastzit door een gebrek aan bestuurskracht van de GGC. U kunt daar als bruggenbouwer heel wat werk verrichten, maar ondanks de uitnodigingen gaat u er jammer genoeg tot op heden niet naartoe.
Ook op vlak van de taalwetgeving zijn er zeker nog heel wat mogelijkheden voor een bruggenbouwer. Aandringen bij uw Brusselse collega's om de Taalwet na te leven, lijkt mij de logica zelve.
Afsluitend wil ik een dossier aanhalen waar de minister helaas wel bruggen heeft gebouwd en waar dit misschien beter niet was gebeurd, namelijk het Kanaalmuseum in Brussel. U weet dat dit dossier niet transparant is. Er is geen zicht op het financieel en inhoudelijk plaatje. Er bestaat onduidelijkheid over het businessplan en politieke benoemingen – vandaag hebben we het nog gehoord – zijn nooit veraf. Het Brusselse Gewest is zelfs niet bevoegd om een dergelijk museum op te richten. Voor dat project maakt u een subsidie van maar liefst 750.000 euro vrij, goed wetende dat Vlaamse initiatieven een hele procedure moeten doorlopen vooraleer ze subsidies krijgen. U geeft een blanco cheque aan een onbetrouwbare partner.
Dames en heren, Brussel heeft nood aan een andere aanpak. Brussel kan beter en verdient ook beter. (Applaus bij de N-VA)
De heer Bajart heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, wanneer het over onze hoofdstad gaat, stel ik iets merkwaardigs vast. Enerzijds lijdt Brussel, al langer dan vandaag, aan het syndroom ‘onbekend is onbemind’ en anderzijds heeft zowat iedereen bij het minste akkefietje, maar ook bij echte, grondige problemen, blijkbaar zijn mening over Brussel klaar. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat die mening vaak overloopt van negativiteit. Die negativiteit doet bij de Brusselaar of de frequente ‘Brusselgebruiker’ niet meteen een belletje rinkelen, is vaak niet herkenbaar. We moeten ons echt afvragen of zij in de berichtgeving of politieke uitspraken hun stad kennen. Dat is een interessante oefening.
Begrijp me niet verkeerd. Problemen moeten worden benoemd en vooral aangepakt, want met benoemen alleen komen we niet ver. Door echter telkens op het negatieve te focussen en Brussel met die negatieve bril te bekijken, staan we toe dat negatieve aannames bewaarheid worden. Dat moeten we overstijgen. Ik durf me af te vragen of andere hoofdsteden ook zo actief de grond in worden gepraat.
Dat er ook heel wat initiatieven, ambitie en vooruitgang is in onze hoofdstad, is voor mij heel duidelijk. Denk maar aan hoe Actiris het Nederlands omarmt en aan de goede samenwerking tussen VDAB en Actiris, van wezenlijk belang om werk te vinden en toekomstperspectief te bieden. Denk maar aan het jaarlijks toenemend aantal mensen in Brussel dat Nederlands wil leren en zo kansen wil grijpen. Denk maar aan de jeugdwerkloosheid, die al 4,5 jaar onafgebroken daalt; of aan de algemene werkloosheid, die al meer dan 3 jaar daalt. Denk maar aan het enthousiasme waarmee organisaties en jongeren aan de slag gaan met straatburgerschap en de bruggenbouwersprojecten.
Ik stel heel tevreden vast dat de Vlaamse Regering blijft inzetten op Brussel. De middelen gaan erop vooruit en de ambitie mag er zijn en moet er zijn. Nu al kan Brussel de vergelijking met internationale topsteden, zoals Amsterdam en Kopenhagen, doorstaan als het gaat om activiteiten in de brede mediasector. Het is dan ook goed dat minister Gatz de nodige extra impulsen geeft door Mediahub te ondersteunen. Zo maken we nog duidelijker dat Brussel een creatieve stad is waar het zinvol investeren is en moet blijven.
Die ambitie zien we ook als het over het Nederlands gaat. Er komt een uitgebreid traject met een brede participatie om het Nederlands te versterken in een sterk veranderde Brusselse context én Brusselaars via het Nederlands meer kansen te geven. Want daar gaat het om.
De uitdagingen voor Brussel zijn natuurlijk gekend en in wezen niet anders dan de uitdagingen van om het even welke andere Europese grootstad. Collega Van den Brandt en anderen hebben er ook naar verwezen: onderwijs, kinderopvang, welzijn, maar ook betekenisvol samenleven in diversiteit. Dat mogen en kunnen we niet zomaar vergelijken met de situatie in niet-verstedelijkte gebieden. We kunnen echter wel vaststellen dat de Vlaamse Regering deze uitdagingen met open vizier wil aanpakken en de problemen benoemt. Vanuit het eerder beperkte Brusselfonds zorgt minister Gatz voor impulsen en ondersteuning waar het kan.
Deze werkwijze, slim investeren, samenwerken met andere overheden en met ambitie te werk gaan, dát is wat onze hoofdstad nodig heeft, en op dat elan moeten we blijven werken, week na week, maand na maand en jaar na jaar. (Applaus bij Open Vld)
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Mijnheer Bajart, ik wil nog even reageren op wat u hebt gezegd. Zoals ik al heb vermeld, hebben de vele Vlaamse initiatieven heel wat positieve elementen. Er zijn ook heel wat positieve initiatieven van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
Volgens u is Brussel onbekend en worden de problemen en de negativiteit uitvergroot. We kunnen echter niet ontkennen dat er nog steeds een samenlevingsprobleem is. Er was hier een haard van fundamentalisme en islamisme. Vanuit deze stad zijn aanslagen beraamd. Er zijn twee of drie weken geleden rellen geweest. Er zijn schandalen geweest waar politici bij betrokken waren.
Mijnheer Vanlouwe, dit is een begrotingsdebat.
Die zaken zijn effectief gebeurd. We kunnen de stad pas verbeteren als we die problemen erkennen en effectief aanpakken. De Vlaamse Regering doet dat op beperkte schaal binnen haar bevoegdheden. De andere overheden hier in Brussel moeten dat echter ook blijven doen. (Applaus bij de N-VA)
De heer Doomst heeft het woord.
Minister, de Vlaamse Rand hoopt, en dankt u. Met het voorstel van decreet waarover morgen wordt gestemd, zal vanaf 1 februari 2018 in het budget van minister Vandeurzen 2,5 miljoen euro worden vrijgemaakt voor de achterstand inzake welzijn en zorg. Dat is toch een beetje bingo. Dit geld komt tegemoet aan een structureel tekort. De bingobon moet nog worden ingevuld en we hopen daar natuurlijk op een goede integratie in Vlabinvest en op voldoende terreininitiatieven.
Zou het niet goed zijn dit op het einde van het jaar even te evalueren? We moeten dan nagaan of we daar de juiste prioriteiten hebben en met de juiste initiatiefnemers werken. Ik denk dat u begrijpt wat ik bedoel.
Vlaams-Brabant vreest natuurlijk ook. De faciliteitengemeenten zijn immers ons zorgenkind. De sectorale subsidies voor Sport, Cultuur en Jeugd worden ingekanteld. Het gevaar bestaat natuurlijk dat ze in de faciliteitengemeenten zullen worden ‘uitgekanteld’. Wemmel en Sint-Genesius-Rode zullen proberen te doen wat moet gebeuren, maar zal de vzw ‘de Rand’ de andere faciliteitengemeenten daar blijven opvolgen? Anders zou het weleens ‘Sorry voor alles’ kunnen worden.
Vlaams-Brabant kijkt natuurlijk ook vooruit. De grootste problemen dreigen nog te komen. Ik denk dan vooral aan deftig wonen en aan ter plaatse geraken. Op tien jaar tijd is de bevolking met 8 procent gegroeid. Daarvan is 23 procent jonger dan 18 jaar en is 35 procent van vreemde herkomst. Het aantal kinderen met Nederlands als thuistaal neemt af. Dit zal geweldige bijkomende inspanningen vragen. Hoe ziet u, om in de termen van de heer Coucke te blijven, de invulling van die extra tijd? (Applaus van Katrien Schryvers)
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Minister, zoals we in de commissie hebben verklaard, merken we met Groen dat u de u expliciet toegewezen taken als minister van de Vlaamse Rand ernstig neemt. Op hetzelfde ogenblik vinden we echter ook dat u in uw taken als coördinerend minister tekortschiet.
Als minister van de Vlaamse Rand mag u van ons meer opkomen voor de levenskwaliteit van de inwoners van de Vlaamse Rand. Als minister van de Vlaamse Rand en als minister van Mobiliteit mag u meer soelaas bieden voor de grote mobiliteitsproblemen in de Vlaamse Rand. De Brusselse ring staat vandaag stil, en dat niet langer enkel tijdens de spitsuren, maar eigenlijk heel de dag. Het teveel aan auto’s zorgt voor tijdverlies, stress en veel fijn stof. Dat leidt tot gezondheidsproblemen. Daarnaast vermindert de levenskwaliteit in de Vlaamse Rand onder meer door de concentratie aan geplande grootse projecten als Uplace of het Eurostadion en door de onzekerheid over de vliegbewegingen. We rekenen op u om hieraan tegemoet te komen.
– Jan Peumans, voorzitter, treedt als voorzitter op.
Vanaf volgend jaar wilt u alvast fietsostrades aanleggen. In de nabije toekomst wilt u tramlijnen aanleggen. Groen juicht dat natuurlijk toe, maar dit is nog maar het begin. Van ons mag en moet u ambitieuzer zijn. Vooral als de net vermelde grote projecten onverwijld doorgang zullen vinden, zullen uw investeringen in fietspaden en tramlijnen een druppel op een hete plaat zijn.
Dus we roepen u vandaag op om deze problemen ter harte te nemen en om uw mandaat van minister van de Vlaamse Rand in zijn volledigheid op te nemen, en dus ook als coördinerend minister nog een tandje bij te steken.
De heer Segers heeft het woord.
De Vlaamse Rand stond het afgelopen jaar regelmatig in de schijnwerpers, jammer genoeg vaak om de foute redenen. Zo kregen de Vlaamse faciliteitengemeenten een zoveelste georkestreerd bezoek vanuit de Raad van Europa, zogenaamd om te onderzoeken hoe erg het gesteld zou zijn met de basisprincipes van lokale democratie.
We kennen ze ondertussen wel, die zogenaamde fact finding missions vanuit Europa. Helaas blijkt men in die regionen nog steeds niet de historiek noch de op ingewikkelde wijze tot stand gekomen taalregeling van deze gemeenten met bijzonder statuut te kennen, want hoe anders te verklaren dat men denkt te mogen besluiten dat de principes van lokale democratie er worden geschonden? Wat ons betreft, zijn er immers weinig gemeenten ter wereld waar een andere taalgroep zoveel rechten en kansen krijgt als in onze Vlaamse randgemeenten. Misschien moet men dat eens vergelijken met de situatie of met de schrijnende taaltoestanden voor Nederlandstaligen in Brusselse ziekenhuizen, en daar eens een fact finding mission voor uitschrijven.
Dit was terzijde, want gelukkig heeft de Vlaamse Regering wel door waarover het in die Vlaamse Rand moet gaan: zorgen dat de gordel rond Brussel Vlaams, groen en leefbaar kan blijven. Dat doet ze op tal van beleidsdomeinen waar ook heel wat andere collega’s reeds op ingegaan zijn of nog zullen ingaan. Ik wil in het bijzonder twee elementen nog even belichten. Een eerste punt zijn de investeringen in kwaliteitsvol Nederlandstalig onderwijs in de Rand in Brussel. Er wordt immers niet enkel geïnvesteerd in meer plaats en schoolcapaciteit om de stijgende bevolkingsgroei op te vangen, maar er wordt ook, via didactisch-pedagogische instrumenten, ingezet op meer kwaliteit van de kennis van de onderwijstaal. Er wordt geïnvesteerd om die kennis op peil te brengen en op peil te houden. Dat dit laatste nodig is, bewijzen de jaarlijks stijgende cijfers, enerzijds over niet Nederlands als de thuistaal van meer dan 50 procent, anderzijds over de instroom vanuit Brussel. Volgens de laatste gegevens gaan er zesduizend scholieren vanuit Brussel richting Rand. Dat is enerzijds een pluim voor de aantrekkelijkheid van ons onderwijs, maar anderzijds is het de gekende uitdaging. De kennis van het Nederlands is uiteraard zeer belangrijk in de Vlaamse Rand. We danken uiteraard de Vlaamse Regering dat ze daar aandacht voor heeft in al haar programma’s van 2018, zowel op het vlak van inburgering als tewerkstelling. (Applaus bij N-VA)
De heer Poschet heeft het woord.
Ik ga geen traditionele tussenkomst doen over de beleidsprioriteiten en het budget dat daaraan wordt gekoppeld. Ik wil mijn drie minuten gebruiken voor iets anders, want ik maak me zorgen.
We zien namelijk zowel in Vlaanderen als in Brussel twee fenomenen die me zorgen baren. Enerzijds hebben we een onvermogen om grote projecten uit te tekenen, er geld voor te verzamelen en die projecten effectief te realiseren. Ten tweede, daaraan gekoppeld en versterkt door het eerste, zien we een oprukkend cynisme bij de mensen, cynisme ten opzichte van de politiek en soms vloeit dat over in openlijke vijandigheid, vijandig gedrag en een volkomen gebrek aan elementair respect voor mensen. Iedereen heeft recht op respect.
Die twee evoluties worden al te gemakkelijk gelinkt aan de bestuurlijke lasagne die Brussel-hoofdstad is. Die lasagne is by the way wel het resultaat van onze keuze om als Vlaanderen Brussel niet los te laten. Het is een keuze waar wij als CD&V volledig achter blijven staan en die we ook proberen waar te maken op het terrein door massaal te investeren in bijvoorbeeld onderwijscapaciteit. Sommigen denken dat het weghalen van een van de lagen uit die lasagne, bijvoorbeeld, de gemeenten, een mirakeloplossing is voor alle problemen en uitdagingen van de hoofdstad. Wel, zij dwalen. Het is namelijk vooral op dat niveau dat er wel nog contact is tussen de Brusselaar en de politiek.
Wat wel moet gebeuren, en dat geef ik meteen grif toe, is een herschikking van bevoegdheden en het inschakelen van die gemeentelijke overheden binnen een gewestelijk vastgelegd project, binnen de prioriteiten door het gewest vastgelegd. Grote projecten in andere steden met een zogenaamd eenvoudiger bestuursmodel tonen aan dat er geen toverformules bestaan, zelfs niet in het Vlaamse Gewest.
Wat er wel nodig is, is een heldere toekomstvisie, volwassen overleg en politieke wil. Een van de meest frustrerende dossiers die ik in mijn jonge loopbaan als parlementslid heb zien foutlopen, is het Eurostadion. Ook hier was het weer ‘iedereen bevoegd, niemand verantwoordelijk’, terwijl samenwerking tussen verschillende overheden wel degelijk kan. Het cultureel samenwerkingsakkoord tussen de Franse en de Vlaamse Gemeenschap is hiervan een mooi voorbeeld, gestart door minister Schauvliege en verder uitgebouwd door minister Gatz. De samenwerking tussen Actiris en VDAB, gestart door minister Frank Vandenbroucke en uitgebouwd door minister Muyters, heeft reuzensprongen gemaakt ten bate van de Vlaamse economie en de Brusselse werkzoekenden. Ik wil hier dus geen plat politiek spelletje spelen en zwartepieten. Ook Flagey is een voorbeeld van hoe gemeenschappen, Brussels Gewest en zelfs het gemeentelijk niveau de handen in elkaar kunnen slaan en tot grote resultaten komen, waardoor een hele wijk opleeft.
Het federalisme is nooit eenvoudig, maar wel hét middel en hét instrument om met verschillende gemeenschappen samen te leven. We zien in andere landen, waar men niet of nog niet voor een voldragen federalisme koos, vandaag de gevolgen. Laat ons dus uit onze loopgraven van starre ideologie of kortzichtig economisch eigenbelang komen. Als we dit niet doen, kunnen we veel babbelen, maar zullen we nooit een kader kunnen creëren waarin Brussel voor honderd procent zijn troeven kan uitspelen en de Brusselaars hun talenten – en die zijn kolossaal – ontwikkelen en benutten.
Voorzitter, ik wens daarom iedereen voor 2018 een pak voluntarisme, analysezin mét positieve energie en vooral een gezonde dosis ambitie voor Brussel. De Brusselaars zijn het waard! (Applaus bij CD&V en Groen)
Mevrouw Maes heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik ga op mijn beurt een aantal zaken aanhalen, die voor onze fractie belangrijk zijn in het beleid van de minister voor de Vlaamse Rand. Wat betreft de lokale tv-zender uit de Rand, RINGtv, wil ik het volgende onder uw aandacht brengen. De rol die RINGtv kan spelen bij integratie van nieuwkomers, zoals onder andere uit de uiteenzetting op de jongste commissievergadering bleek, is echt wel het vermelden waard en nuttig. Het zou goed zijn mochten RINGtv en de RandKrant met de resultaten van dit onderzoek verder aan de slag gaan en een gezamenlijk digitaal verhaal uitbouwen. Dit sluit bovendien ook aan bij de wensen van de minister over een grotere samenwerking. Een dergelijke samenwerking zou ook kunnen zorgen voor een grotere impact.
We vinden het jammer dat het Grondwettelijk Hof de aparte regeling voor sectorale subsidies voor de faciliteitengemeenten vernietigde. Maar om er zeker van te zijn dat deze werking kan worden voortgezet, krijgt vzw ‘de Rand’ een oorlogskas van 500.000 euro om, indien nodig, als plaatsvervangend lokaal bestuur op te kunnen treden inzake cultuur, sport en jeugd.
Ook voor de Plantentuin Meise oogt de toekomst mooi. Het nieuwe state-of-the-artbezoekerscentrum dat gepland is voor 2018 en zal fungeren als toeristische uitvalbasis naar de groene Vlaams Rand, is een perfecte aansluiting op de investeringen die vanuit het departement Economie werden gedaan in de renovatie van de kassen. De tuin ontving in 2017 al een recordaantal bezoekers, en speelt zelfs een internationale voortrekkersrol als het gaat over digitalisering. De tijd dat de Plantentuin alleen een communautaire twistappel was, ligt gelukkig definitief in het verleden.
De luchthaven van Zaventem ten slotte is jammer genoeg nog wel een communautaire twistappel, al doet minister Weyts zijn uiterste best om ook dit dossier in goede banen te leiden. Het inroepen van een belangenconflict was maar een van de aspecten hiervan. Gelukkig gaat het op economisch gebied wat beter met de luchthaven: de samenwerking tussen Actiris en VDAB blijkt ook hier een succes te zijn, en de nakende erkenning van Zaventem-Vilvoorde als ‘ontwrichte zone’ kan voor een extra stimulans voor de aanwerving van personeel zorgen, waardoor de luchthaven als tweede economische pool van het land toch weer wat ademruimte krijgt. We rekenen ook in de toekomst op de minister en zijn volharding in dossiers die de toekomst van de luchthaven dreigen te hypothekeren. (Applaus bij de N-VA)
Minister Weyts heeft het woord.
Er zijn goede suggesties gedaan. Sommige parlementsleden hebben geantwoord op de tussenkomsten van andere parlementsleden. Ik wil toch mijn verbazing en bezorgdheid uiten over de tussenkomst van mijnheer Van Grieken, die een amalgaam maakt van Brussel en de Vlaamse Rand. Als Vlaams-nationalist verbaast me dat. Ik begrijp natuurlijk dat dat vanuit Antwerpen misschien niet altijd heel goed te vatten valt.
Mijnheer Van Grieken, u spreekt mij aan over het Vlaams beleid in Brussel. Voor alle duidelijkheid: ik ben bevoegd voor de Vlaamse Rand, en gelukkig is er altijd een verschil tussen de Vlaamse Rand en Brussel. Wij willen dat ook liefst zo houden. Wij zien Brussel heel graag, maar we zien het ook graag liggen waar het nu ligt en we willen het daar laten liggen. Maak alstublieft geen amalgaam van Brussel en de Vlaamse Rand. U maakt er niet alleen een groot gebied van, u maakt er zelfs een grote bevoegdheid van en dat is fout. De Vlaamse Regering en zeker ik als Vlaams-nationalist zouden graag het onderscheid willen blijven maken tussen Brussel, onze hoofdstad die we graag zien maar ook graag zien liggen waar ze momenteel ligt, en de Vlaamse Rand. Groen en Vlaams, dat blijft ons adagium. (Applaus bij de N-VA)
Minister, dan bent u de eerste minister die bevoegd is voor de Vlaamse Rand, die geen enkele invloed ziet van Brussel op de Vlaamse Rand. Hoe kun je nu de problematiek in de Vlaamse Rand los zien van ontwikkelingen in Brussel?
Ik heb er voorbeelden van gegeven dat wat er in Brussel aan de gang is natuurlijk een invloed heeft op de Vlaamse Rand. U moet mijn tussenkomst in deze optiek bekijken. U probeert het op flessen te trekken, maar ik ben blij dat u tussen het getelefoneer door toch iets van mijn tussenkomst hebt gehoord, en tijdens het binnen- en buitenlopen toch hebt kunnen opletten wat de collega's zeiden.
Mijnheer Van Grieken, eerlijk gezegd, dat laatste moet u ook op uzelf toepassen. U bent hier ook niet permanent aanwezig. Minister Weyts is hier wel permanent aanwezig als hij hier moet zijn.
Voorzitter, tijdens het hele debat over dit onderwerp was ik aanwezig.
Ik zal in het vervolg ook opmerkingen maken als u met andere dingen bezig bent terwijl u in feite zou moeten luisteren.
Minister Gatz heeft het woord.
Voorzitter, ‘Vlaanderen laat Brussel niet los.’ Dat is, zoals u weet, een gezegde van Lode Craeybeckx, maar vandaag wordt het in ere gehouden door Marc Coucke. Alle gekheid op een stokje, het bewijst natuurlijk wel dat belangrijke mensen in Vlaanderen het nog altijd zinvol vinden, om zeer diverse redenen, om te investeren in de hoofdstad. Het is ook goed dat ze dat doen op hun manier. Wij proberen dat ook vanuit de Vlaamse overheid te doen op onze manier. Daarbij vertrekken we natuurlijk vooral vanuit onze eigen bevoegdheden.
De kritiek van mevrouw Van den Brandt snijdt af en toe hout, maar wij doen wat we kunnen, en zelfs meer. Op het vlak van onderwijs en kinderopvang zijn er nu heel wat initiatieven voltooid of in aanbouw, die de capaciteit voor jonge ouders en jonge kinderen in de komende maanden en jaren gevoelig zullen vergroten. Het is dus zeker niet zo dat we stilzitten en de dingen laten gebeuren.
We gaan proberen met het Vlaams Brusselfonds een aantal kleine investeringen, die op het gebied van welzijn en gezondheid een verschil kunnen maken, te realiseren dit jaar. Als het op cultuur aankomt, kunnen we zeker zeggen dat naast Antwerpen en Gent, Brussel een mooie centrumstad is, waar heel veel cultureels te beleven is, waar ook veel Vlaamse initiatieven worden ondersteund die trouwens ook steeds meer door de Brusselaars worden geapprecieerd.
Mijnheer Vanlouwe, in dit verband wil ik even ingaan op een punt dat u hebt gemaakt. U wijst me regelmatig op mijn bruggenbouwerschap, en dat mag u ook doen. Een bruggenbouwer mag men wel niet verwarren met een wonderdokter. Ik kan een aantal dingen doen, ik kan mensen met elkaar in contact brengen, ik kan bepaalde zaken deblokkeren, maar ook niet alles.
Wat het specifieke voorbeeld in de cultuursector betreft dat u hebt aangehaald, wil ik even verduidelijken dat ik van het Kanaaldossier en dus de voormalige Citroënsite absoluut geen politiek dossier wens te maken. Cultuur en politiek moeten we zoveel mogelijk van elkaar weghouden. Wanneer er vandaag een bepaalde ambitie is om daar een nieuwe culturele aantrekkingspool te creëren, dan is dat volgens mij gerechtvaardigd.
Indien we tien jaar geleden zouden hebben gezegd dat het niet zinvol was om in Antwerpen een nieuw MAS te creëren, dan kijkt iedereen daar vandaag bijzonder ongelovig naar. Het staat er nu en het staat er goed. Het trekt heel veel mensen. Het is een kwalitatieve meerwaarde voor de mooie stad die Antwerpen is.
In zijn schaal moet u de kanaalplannen ook zien. Ik geef zeker geen blanco cheque, en ook minister Madrane vanuit de Franse Gemeenschap – in die zin vind ik het wel goed dat we dat vanuit een zekere tweeledigheid benaderen – doet dat niet om een aantal dingen in het tijdelijk programma mogelijk te maken. Alle dossiers zullen worden beoordeeld zoals de andere. Wanneer ik zie dat onze culturele huizen, de Ancienne Belgique in het bijzonder, maar natuurlijk ook deBuren, het Kaaitheater en de Beursschouwburg, nauw betrokken zijn bij die programmatie, dan is – als men dat zo wil kwalificeren – de impact vanuit de Vlaamse overheid wel degelijk aanwezig.
We moeten hier een positief stadsverhaal van maken. Ik ben ook niet doof, zoals sommigen hebben gezegd – ik dank andere sprekers voor hun genuanceerde betogen – voor de problemen die zich in de stad manifesteren. Dat is trouwens ook zo in andere steden, zoals Antwerpen en Gent. Ieder op zijn schaal, maar het is vrij vergelijkbaar. Soms moeten we daar daadkrachtiger tegen kunnen optreden. Maar ik wil vooral gebruikmaken van de hefbomen die we zelf hebben, voorzitter, en dat zijn onze gemeenschapsbevoegdheden. Daarmee maken we een belangrijk verschil van levenskwaliteit, ook in onze mooie stad.
Minister, u zegt dat het geen hout snijdt dat ik het scholentekort aanhaal, omdat er zoveel gebeurt.
Er is zonet gezegd dat we de problemen moeten benoemen. Absoluut. Dat moet voor de veiligheid – we moeten durven zeggen dat er ernstige veiligheidsproblemen zijn in onze hoofdstad –, maar dat moet ook voor het scholentekort. Dit jaar kregen 3145 leerlingen een neen op hun aanvraag voor een Nederlandstalige school. Veel leerlingen vonden nog een oplossing: voor sommigen betekent dat dat ze van Jette naar Woluwe moeten of van Anderlecht naar Vorst, maar voor 745 leerlingen bleef het een neen op een plek, op een school.
Ik ontken niet dat er zaken gebeuren. Er wordt vanuit de Vlaamse Regering geïnvesteerd in het bouwen van extra scholen. Maar er zijn veel meer extra kinderen dan er extra scholen of plaatsen zijn. Ieder jaar neemt het probleem toe. Er zal dus meer en krachtiger moeten gebeuren dan nu het geval is.
Minister, ik dank u voor uw reactie. Ik ontken zeker niet dat er heel wat goede initiatieven zijn die wij als Vlaamse Gemeenschap in Brussel nemen. We doen reeds bijzonder veel op het vlak van scholen, kinderopvang en cultuur. Maar er blijven ook heel wat problemen in deze stad.
U bent heel concreet ingegaan op een project, met name het kanaalmuseum op de Citroënsite. U maakt daarbij de vergelijking met Antwerpen. Daar geloofde men er aanvankelijk niet in, maar uiteindelijk staat het MAS er nu en heeft het een meerwaarde. Dit dossier, de kanaalsite, is volgens u ook gerechtvaardigd.
Maar eigenlijk antwoordt u niet op de essentie van de discussie. Die essentie is het gebrek aan transparantie, de onduidelijkheid die er blijft bestaan over dat dossier, afspraken die worden gemaakt en waarover men wel persconferenties geeft, maar waarover men de contracten totaal niet bekendmaakt.
Het zou 150 miljoen euro kosten. ‘Het zou’, maar men heeft eigenlijk nog steeds geen businessplan. Wel lijkt het mij bijzonder gevaarlijk wanneer wij, als Vlaamse overheid, die zeer voorzichtig zijn, maar toch zeer veel projecten in Brussel steunen, zomaar meegaan in een verhaal, een trein die vertrokken is, maar waar wij als Vlaamse overheid bijna moeten opspringen, vooral omdat we met geld over de brug komen.
Ik vind het dan ook gevaarlijk dat u zomaar in dat verhaal bent meegegaan, dat er nog steeds die onduidelijkheid en dat gebrek aan transparantie is en dat we nog steeds geen zekerheid hebben over de uitwisseling van kunstcollecties. U hebt ook gelezen wat er hier en daar in de kranten heeft gestaan. Toen er heel concrete vragen waren van journalisten, dan was de minister-president toch bijzonder vaag in zijn antwoorden.
Ik hoop alleszins dat dit geen mislukking zal worden. We hebben in Brussel een paar mislukkingen achter de rug. Het Eurostadion is de meest gekende. Ik hoop dat ook dit verhaal op een goede manier kan worden beheerd en dat Vlaanderen niet zomaar op de kar zal springen, gewoon omdat het met geld over de brug komt.
Bestuurszaken
Het onderdeel Bestuurszaken is eerder al afgehandeld.
Financiën en Begroting
We gaan verder met het onderdeel Financiën en Begroting.
De heer Lantmeeters heeft het woord.
Collega’s, alle fractieleiders van de meerderheid hebben er deze voormiddag al op gewezen dat er voor de minister van Financiën nog heel wat belangrijk werk op de plank ligt: de hervorming van de erfbelasting en de hervorming van het kooprecht.
En voor de collega’s van de oppositie die zich zorgen maken over de gebrekkige aanwending van de fiscale autonomie: spits uw oren, mijnheer Rzoska. Er is niet alleen de grote bijdrage van Vlaanderen aan de taxshift, er is niet alleen de hervorming en de verlaging van schenk- en verdeelrecht – dat zijn dus belastingverlagingen, voor alle duidelijkheid – maar het is nu ook duidelijk dat er nog een bijkomende Vlaamse belastingverlaging op komst is. Dat gaat onder andere over de tarieven van 65 procent die, samen met de in-globoberekening, neerkomen op een onteigening. Dat die moeten verdwijnen, is wel zeker. Onze N-VA-fractie was de eerste om dat op de agenda te plaatsen en we blijven natuurlijk bij dat standpunt.
Maar, collega’s, het zou zeer jammer zijn als de hervorming zich daartoe zou beperken. Er is meer vereenvoudiging nodig, minister. We moeten erover waken dat we niet ‘stoemelings’ een fiscale onrechtvaardigheid creëren. Ik zou ervoor willen pleiten om ervoor te zorgen dat ook de partners en de erfgenamen in rechte lijn kunnen meegenieten van een verlaging.
Collega’s, blijkbaar is iedereen uit op een trofee. Er wordt nu veel gesproken over een erfenissprong. Na wijzigingen daaromtrent in het erfrecht hebben we recent de betere fiscale behandeling van een erfenissprong goedgekeurd. We zijn het daarmee eens. Maar voor wat hier vandaag opnieuw wordt aangehaald, het volledig doorschuiven van een volledige erfenis of delen van een erfenis naar de andere opvolgers, daaromtrent hebben we nog geen berekeningen gezien van de verwachte impact. En met blind varen zijn we het absoluut niet eens.
Ik voel in het werkveld heel goed dat er veel belangstelling is voor de erfenissprong. Het is misschien wel waar dat het ‘alles of niets’ nog een rem vormt voor de sprong, maar de mensen die zich op dit ogenblik informeren over de erfenissprong, zijn niet bepaald Jan Modaal met één woning of wat spaargeld. Het zijn veeleer de bezitters van meerdere huizen of grotere sommen, die vlotter tot een erfenissprong willen overgaan. Want voor hen is er veel minder risico om een generatie over te slaan in de erfbelasting. Jan Modaal, die niet de luxe heeft om een sprong toe te laten, blijft in de kou staan. We weten dat er aan de overzijde van de straat serieus geworsteld wordt met het begrip ‘fiscale rechtvaardigheid’. Misschien moeten ze daar de plannen rond de erfenissprong nog eens goed bekijken. Het zou wel eens kunnen dat we met het bedrag dat dat springen op termijn zou kosten, de erfbelasting tussen partners grotendeels kunnen afschaffen, iets wat trouwens in de meeste landen rondom ons al het geval is. Dat zou een veel rechtvaardigere en eenvoudigere piste zijn, waar veel meer Vlamingen iets aan hebben.
Minister, ik heb er eerder al voor gepleit om het onderscheid tussen roerend en onroerend te herbekijken, en het verschil tussen de behandeling van partners met en zonder een gezinswoning, mits aanpassing van de schijven, door de invoering van bijvoorbeeld een belastingvrije som, op te lossen. Ik zou u ook willen vragen om ervoor te zorgen dat de aanpassingen aan de erfbelasting juridisch correct zijn. En ik zou u willen vragen om de Vlaamse Belastingdienst (VLABEL) niet te laten meebeslissen over de belastbaarheid.
Minister, collega’s, een andere belangrijke hervorming die eraan komt, is die van het kooprecht. De kernboodschap is: verlaag de tarieven. Maar daarbij wil ik toch enkele waarschuwingen geven. Het gaat hier om maar liefst 2,4 miljard euro, onze grootste bron van inkomsten. Het gaat over 170.000 transacties per jaar. Dat is dus zeer belangrijk. We moeten van dat kadastraal inkomen af, maar we moeten wel juist zitten. Vrijwaar de meeneembaarheid, minister. Ik zou ook willen vragen om bij de uitwerking de ‘prijsbewimpeling’ niet te bevorderen en ervoor te zorgen dat er geen tariefsystemen komen met een harde drempel.
Ik wil ten slotte vragen om ervoor te zorgen dat de verlaging in het voordeel van de koper is en niet van de verkoper, zoals al vaak het geval is geweest met bepaalde hervormingen.
Voorzitter, ik sluit hiermee af. Ik heb nog heel veel te vertellen, maar u gaat mij dat niet toelaten. (Applaus bij de N-VA)
De heer Jan Modaal Bertels heeft het woord.
Jan Modaal heeft een vraag voor de heer Lantmeeters. We hebben deze vraag in de commissie al twee keer gesteld aan minister Tommelein. Mijnheer Lantmeeters, we zijn wat betreft de erfbelasting allemaal voor. U herhaalt de grote principes, en die gaat de minister wellicht ook nog eens herhalen: een vereenvoudiging en een rechtvaardigere erfbelasting. Maar wat mij ontsnapt, mijnheer Lantmeeters en minister Tommelein, is dat jullie allemaal vlot meegaan in de meerjarenraming, waarin het exacte bedrag van de minderontvangst over de erfbelasting staat: 117,6 miljoen euro. Dat is een cijfer na de komma. Maar ik hoor nu u, en ik ga straks waarschijnlijk ook nog mevrouw Schryvers horen, en ik stel vast dat er nog allerlei discussies bezig zijn. Dan is het mij een groot raadsel hoe men die 117,6 miljoen euro ooit heeft kunnen berekenen. Of is dat bedrag lukraak uit de lucht gevallen, en zijn er geen parameters van? Waar komt dat bedrag vandaan, als er blijkbaar in de meerderheid nog volop discussie bezig is?
De heer Lantmeeters heeft het woord.
Waarschijnlijk zal minister Tommelein antwoorden wat de cijfers betreft. Maar wat de verlaging betreft, mijnheer Bertels, wij zijn voor een verlaging van de tarieven. Wij zijn voor een verlaging van de erfbelasting, want wij behoren wat dat betreft tot de top van Europa. We moeten er natuurlijk voor zorgen dat het budgettair klopt. Dat spreekt vanzelf. De rekening moet kloppen. Het spreekt vanzelf dat er openingen zijn die nog kunnen worden ingevuld door de minister en door de regering.
U gaat akkoord met een cijfer na de komma. Ik neem aan dat u bedragen hebt gezien of gevraagd. Of hebt u ze nog niet gezien? Maar u gaat dat bedrag wel goedkeuren?
Opgepast! Ik ben evenzeer parlementslid als u. Wij geven de regering hierbij een bepaalde marge. De regering kan dat invullen. Wij moeten ervoor zorgen dat de rekening klopt. Wanneer we de regering een bepaalde marge geven, mag de regering dat invullen. Die belastingverlaging waarvoor wij pleiten, daar moeten zij een oplossing voor vinden. Wat mij betreft is dat zeer eenvoudig.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Sta mij toe een iets algemener betoog te houden.
We zijn nu halverwege de legislatuur, we kunnen de eerste resultaten zien van het werk van deze regering. De begroting is in evenwicht. Er zijn in tien jaar tijd nooit zoveel vacatures geweest als nu. De koopkracht van de gezinnen stijgt deze legislatuur met 7 procent. De economische groei trekt aan naar 1,7 procent. Ik maak graag een vergelijking met Nederland. Daar is de economische groei met 3,3 procent dubbel zo hoog. In ons land ligt die groei net onder het gemiddelde van de EU. Veel elementen liggen daaraan ten grondslag. Ik wil gewoon even de dingen bekijken waaraan we in Vlaanderen een extra boost kunnen geven in het anderhalf jaar dat ons nog rest.
Ik denk bijvoorbeeld aan de match tussen vraag en aanbod. Ik maak het concreet. Als een economie aantrekt, heb je meer arbeidskrachten nodig. In Vlaanderen hebben we de grootste mismatch tussen het aantal vacatures en de werkkrachten die deze kunnen invullen. Dat is een eerste punt waaraan we moeten werken.
Een tweede punt: als de vraag naar goederen stijgt, stijgt ook de vraag naar logistieke capaciteit. We kampen in Antwerpen en Brussel met de langste files in Europa. Er zijn belangrijke doorbraken, kijk naar de Oosterweelverbinding. We moeten ook qua technologie meer inzetten op de zelfrijdende auto en zo van ons nadeel een troef maken op het vlak van innovatie.
Ten derde: de vraag trekt aan. Er is meer vraag naar goederen, dus is er ook meer vraag naar containervervoer in de havens en dergelijke. Die moeten ook kunnen volgen. Wat dat betreft – het is onopgemerkt voorbijgegaan – is er het alarmsignaal van de grootste reders in de wereld dat het Saeftinghedok er absoluut moet komen om de haven te kunnen blijven ‘servicen’. Die knoop moeten we in het komende jaar, en eigenlijk in de komende maanden, kunnen doorhakken.
Om ervoor te zorgen dat ook onze boot even snel stijgt als de andere op het stijgende Europese tij, zijn het investeringsbeleid en alle andere budgettaire aspecten die daarrond hangen, bijzonder belangrijk. Het is een goede zaak dat deze regering van investeringen haar prioriteit gemaakt heeft en daar nog een extra boost aan wil geven, onder andere via de investeringsnorm, waarvan ik kennis genomen heb en waar we ons volgens mij verder over moeten buigen in de commissie.
Wat die investeringen betreft, is er nog een bijkomende reden waarom er geen tijd te verliezen is, namelijk de lage rente. Ze is op het laagste peil in 400 jaar en ze maakt het mogelijk om veel te investeren voor relatief weinig geld. Die lage rente is ook belangrijk voor de Vlaamse begroting. Onder invloed van de lage rente zijn de prijzen van het vastgoed in Vlaanderen fors gestegen. De Vlaamse begroting is relatief gevoelig voor bewegingen op het vlak van vastgoed, omdat we belangrijke inkomsten hebben uit de registratierechten en de successierechten, die gekoppeld zijn aan de waarde van vastgoed. Sinds 2003 zijn de inkomsten uit registratierechten gestegen van 1 miljard naar bijna 2,5 miljard euro in 2017, hetzij een stijging met 133 procent, terwijl de economie slechts met 54 procent is toegenomen. Lees: we hebben 800 miljoen euro extra te besteden dankzij de stijging van de waarde van het vastgoed. We moeten goed bewaken dat die markt stabiel blijft. Minister, u hebt op dat vlak inspanningen gedaan. Toch moeten we waakzaam blijven, want er is geen enkel land in de EU waar de private schulden en in het bijzonder de hypothecaire schulden zo snel gestegen zijn als bij ons.
De conclusie is dat er belangrijke resultaten geboekt zijn door deze regering: de begroting is in evenwicht en de economie draait weer. De volgende maanden moeten we absoluut gebruiken om het investeringsverhaal naar een nieuwe versnelling te brengen.
De heer Bertels heeft het woord.
Ik sluit aan bij de belangrijke vaststelling van de heer Van Rompuy dat onze economische groei nog ver onder het gemiddelde zit van onze buurlanden. Zo kan ik het sprongetje maken naar datgene waarover ik het wil hebben: de noodzaak aan overheidsinvesteringen die we als sp.a-fractie al belijden sinds het begin van deze legislatuur. Ik verwijs daarvoor naar de alternatieve meerjarenraming die we bij het begin van de legislatuur hebben voorgelegd. We vinden het spijtig dat er een investeringsstop is geweest, bijvoorbeeld voor het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA), omdat overheidsinvesteringen ook een positief economisch effect hebben.
Ik zal de vaststellingen in verband met de onderfinanciering inzake overheidsinvesteringen niet herhalen, want die zijn daarnet al gemaakt, evenmin als de aanbevelingen van de verschillende organen om meer overheidsinvesteringen te doen. Wel is het zo dat verschillenden niveaus hierbij betrokken zijn en dat er dus samenwerking nodig is. Ik heb daarnet al een oproep gedaan om elkaar vanop de verschillende niveaus te ondersteunen en versterken. Vlaanderen en het lokale niveau zijn de belangrijkste investeerders die we hebben. Ze zijn, gelet op hun bevoegdheden, de grootste overheidsinvesteerders en ook zij moeten elkaar versterken en ondersteunen en elkaar niet tegenwerken, zoals nu soms gebeurt.
Minister-president, het idee van een investeringspact is een goede zaak maar het mag nu wel concreet worden en het mag geen luchtspiegeling blijven.
Eigenlijk is dat nog altijd een vraag die wij hebben: wat is nu de stand van zaken van dat pact? Wat zit erin?
We hebben al verschillende keren onze steun uitgesproken zowel voor u als voor minister Tommelein. U hebt onze steun voor gesprekken met Europa in verband met de begroting om meer investeringen toe te laten. Misschien kunt u al een tipje van de sluier oplichten. U hebt gezegd dat wij – ik vermoed alle Belgische overheden samen – een investeringsclausule gaan voorleggen aan Europa. Kunt u daar al iets over zeggen?
Ik heb nog een vraag aan minister Tommelein. Gebruik de werkgroep ‘leesbaarheid van de begroting’ om eindelijk een voldragen definitie te krijgen van het begrip ‘investering’, zodat we het amalgaam aan begrippen over investeringen kunnen vermijden, en iedereen weet waarover we praten. Dit wordt gevraagd door meerderheid en oppositie in de commissie. Doe dat alstublieft snel.
Collega, ik dacht dat ik al uitleg gegeven had over de stand van zaken van het investeringspact. Het is de bedoeling om – hopelijk in de maand januari – het eens te worden over een formulering om een versoepeling te verkrijgen van de investeringsclausule van de Europese Commissie die nu in de bestaande verordening voorkomt. Er is een insteek gebeurd daaromtrent vanuit het strategisch comité mede gebaseerd op een idee van het Planbureau naar verluidt en van de Nationale Bank. Daar moet nog over bijeengekomen worden. Ik vind het een topprioriteit dat we eensgezind aan de EU kunnen voorstellen om een versoepeling te verkrijgen van die clausule, wat mij betreft, ik heb het gezegd, voor eenmalige uitzonderlijke grote duurzame groeibevorderende investeringen. We moeten oppassen dat we daar niet zowat alles in willen onderbrengen, wat wel eens de neiging zou kunnen zijn bij andere entiteiten.
Verder is het de bedoeling om te kijken naar de grensoverschrijdende gemengde bevoegdheden die we hebben en waar het dus zinvol is om afspraken te maken, om dat ook te doen. Ik denk aan het spoor, energie en digitalisering.
Uiteraard is het de bedoeling dat elke entiteit autonoom binnen haar beleid en budget investeringen doet die ze wenst te doen. Wij gaan uiteraard niet overleggen over Vlaams-Waalse investeringen, en Wallonië niet over Waals-Vlaamse investeringen.
Die afspraken zijn gemaakt. Wat ons betreft mag het vooruitgaan. Ik vraag eigenlijk al sinds 2014 dat we werk zouden maken van die clausule. Minister Tommelein en ikzelf zijn naar de Europese Commissie getrokken en hebben al herhaaldelijk gesproken met de commissarissen. Zij zeggen dat er een voorstel moet komen. Zal dat aanvaard worden? Dat weten we niet. Voor mij is het in elk geval de topprioriteit van dat investeringspact.
Er moet natuurlijk ook aandacht zijn voor – dat is misschien nog onderbelicht – het stimuleren van privé-investeringen. Federaal zijn er een aantal gunstige maatregelen genomen, denk aan de competitiviteit die verbeterd is, denk aan de vennootschapsbelasting die verminderd zal worden. Ook op Vlaams vlak zijn er een aantal zware inspanningen geleverd via Werk en Economie, maar ook via Onderzoek en Ontwikkeling. Het grootste percentage van het bnp dat aan investeringen wordt gespendeerd, gebeurt door de privésector.
De heer Van Miert heeft het woord.
Voorzitter, collega's, heren ministers, ik zou graag aan de hand van drie recente initiatieven een dubbele oproep willen doen aan de minister van Financiën, niet zozeer over de inhoud dan wel over de werkwijze binnen onze commissie Financiën.
Ten eerste wat betreft alternatieve financiering, meer bepaald de pps-financiering. We hebben het daarover gehad, en natuurlijk spreekt men daar ook over in de speciale commissie Alternatieve Financiering. We hebben nu een duidelijke ‘guide’ sinds 2016, en er kan duidelijker worden afgebakend of een pps-project binnen of buiten de begroting valt. Pps-technieken blijven van groot belang om alle mogelijke investeringen te blijven opkrikken. Wel moeten we bekijken hoever we nog kunnen gaan met de beschikbaarheidsvergoedingen. Dat lijken in eerste instantie misschien kleinere bedragen, maar als we dat over heel die periode gaan spreiden, zijn dat toch ook al redelijke bedragen.
De werkgroep leesbaarheid van de begroting heeft goed werk verricht. Het verslag over alternatieve financiering van investeringen, dat samenvalt met de bespreking van de begroting en het meerjarenplan, is een goede oplossing geweest.
De schuldnormering van de Vlaamse Regering wordt beperkt tot 65 procent van het globale budget, rekening houdend met de netto activa die niet worden overstegen.
Minister, de debatten over de investeringen worden soms bemoeilijkt door onduidelijkheden in de terminologie die wordt gebruikt als het gaat over investeringen. Het zou goed zijn dat de werkgroep leesbaarheid van de begroting zich er op korte termijn eens over buigt. De werkgroep heeft al goede resultaten geboekt. Meer helderheid van het debat is zeker een mogelijkheid.
Minister, vertrekkend vanuit de methodiek van de schuldnormering, kunnen we misschien ook de link leggen naar het volume van de beschikbaarheidsvergoedingen. Als we die berekeningen voorgelegd krijgen over schuld en schuldnormering, kunnen we de beschikbaarheidsvergoedingen misschien binnen datzelfde denkkader situeren. (Applaus bij de N-VA)
De heer De Potter heeft het woord.
Minister, het is een uitstekende zaak dat Vlaanderen voor de tweede keer op rij een begroting met een structureel evenwicht aflevert in deze regeerperiode, weliswaar met een aantal uitgaven die om de gekende reden uit de begrotingsdoelstellingen werden gelicht. Dit is een verdienste, zeker gelet op het feit dat er een versterkt Europees economisch toezicht is, en zeker gelet op het feit dat er een toch wel vrij omvangrijke impact van de taxshift is, waarbij Vlaanderen heeft beslist om die gederfde inkomsten niet te compenseren door een belastingverhoging.
Ik wil drie dossiers nog kort aanstippen. Er staan met de hervorming van de registratierechten, de erfbelasting en het kooprecht een aantal dossiers op de agenda waarvan de budgettaire impact toch wel goed in de gaten zal moeten worden gehouden. Minister, het is belangrijk om die hervormingen terdege te simuleren zowel wat de effecten op korte termijn als op lange termijn betreft.
Ik vraag ook aandacht voor en een goede monitoring van de opbrengsten uit de eerste tijdelijke Vlaamse fiscale regularisatie. Die zijn voor 2018 geraamd op 75 miljoen euro. Minister, u hebt in de commissie al verklaard dat u signalen hebt dat dat wel goed komt. Ik vraag er toch aandacht voor.
Tot slot, u kent mijn steeds weerkerende vraag: ik blijf uiteraard ook hameren op de vergroening van de verkeersfiscaliteit voor leasingwagens. We weten allemaal wat het probleem is. Ik blijf rekenen op het engagement en de voluntaristische stijl van de minister om het samenwerkingsakkoord met de andere gewesten alsnog te realiseren.
De heer Cordy heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, een essentiële voorwaarde om van behoorlijk bestuur te kunnen spreken, is dat dat bestuur ook transparant is, dat de overheid zich ten opzichte van de burger kan verantwoorden, dat de burger gedetailleerd kan nagaan wat de overheid aan het doen is. En dit geldt bij uitstek voor de begroting, iets waar we de afgelopen weken druk mee bezig zijn geweest.
Er zijn al heel wat stappen gezet door de werkgroep leesbaarheid van de begroting om die zaken beter te ontsluiten, om begrotingsgegevens begrijpelijker te maken. Nu wordt ook de oefening gemaakt om de begrotingsgegevens digitaal ter beschikking te stellen, wat grote mogelijkheden biedt om de transparantie van bestuur te bereiken.
Het doel van die vlotte toegankelijkheid en leesbaarheid moet breder zijn dan enkel het werk van begrotingsspecialisten te faciliteren – begrotingsspecialisten zoals er hier 124 zijn –, maar moet vooral de geïnteresseerde burger, de belangengroepen, de actiegroepen een vlotte inkijk kunnen geven in de Vlaamse begroting.
Het is daarom ook essentieel dat die burger die toegang tot die gegevens zou moeten hebben. Een moderne overheid betrekt haar burgers zo veel mogelijk bij het bestuur. Deze Vlaamse Regering en dit Vlaams Parlement hebben al enkele overduidelijke stappen richting meer burgerparticipatie gezet, maar participatie heb je niet zonder degelijke informatie. Wil je dat de burger kwaliteitsvol aan het bestuur deelneemt, dan moet je hem ook goed informeren, en uiteindelijk heeft de burger er ook gewoon recht op om vlot te kunnen nagaan wat er met zijn belastinggeld gebeurt, dat inderdaad de hele overheid doet draaien. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, op 1 september aanstaande treedt het nieuwe federale erfrecht in werking. Minister, dat is een van de redenen, maar niet de enige, waarom een hervorming van de erfbelasting nodig is, en er is op dat vlak werk aan de winkel. Er zijn ook al andere collega’s die dat hier hebben gezegd. U kiest voor een grote hervorming, en dat onderschrijven wij absoluut. CD&V zal die hervorming afmeten aan principes zoals transparantie, rechtszekerheid, rechtvaardigheid en solidariteit, ook familiale solidariteit, rekening houdend met de maatschappelijke realiteit van nieuwe samenlevingsvormen. Dat zijn principes die allemaal naar voren komen in de conceptnota die wij hierover vorig jaar indienden. Een hervorming moet natuurlijk ook vanuit budgettair perspectief goed doordacht zijn, zowel op korte als op lange termijn, het spreekt voor zich.
Enkele punten die zeker in ogenschouw moeten worden genomen voor ons, zijn de volgende. Er is de meer flexibele erfenissprong. Het afschaffen van de antimisbruikbepaling, die de erfenissprong fiscaal bemoeilijkte, is een stap die we toejuichen, maar we willen verder gaan. Kinderen van erflaters moeten de mogelijkheid krijgen om wat ze erven, binnen het jaar geheel of gedeeltelijk fiscaal kostenloos door te geven aan hun eigen kinderen. Zo zorgen we er mee voor dat de jongere generatie een steuntje in de rug krijgt op het moment dat ze er het meest nood aan heeft. Onze flexibele erfenissprong is alleszins véél socialer dan de huidige, mijnheer Lantmeeters, waarbij het alles of niets is. (Applaus bij CD&V)
Mevrouw Schryvers, u zegt dat dat socialer is, maar u hebt daarstraks de bedragen gehoord die de minister ter beschikking heeft om een belastingverlaging door te voeren. Indien nu eventueel de tarieven van 65 naar 50 procent zouden worden verlaagd, dan is het grootste deel van het budget op, dan blijft er nog weinig over. Als u zegt dat u een bepaald gedeelte van de erfenis binnen het jaar gratis, belastingvrij wilt kunnen doorschuiven, dan is dat in het voordeel van de meer gegoeden. Wie gaat immers doorschuiven? Diegenen die over hebben. Die mensen gaan dan heel veel doorschuiven. Hebt u al eens berekend wat dat gaat kosten? Als dat immers veel gaat kosten, dan zullen het misschien wel de mensen in de zijlijn zijn die veel gaan winnen, van 65 naar 50 procent, maar dan gaan diegenen die in rechte lijn erven de dupe zijn, want dan is het budget op.
We hebben hier vorige maand in de plenaire vergadering nog een discussie gevoerd over de afschaffing van de verrekeningsbedingen. Dat is ook in strijd met wat u zegt over rekening houden met de nieuwe samenlevingsvormen, want verrekeningsbedingen zijn ideaal in nieuw samengestelde gezinnen. Als u dus zegt dat dat veel socialer is, dan twijfel ik daaraan. Dat zal in het voordeel van de meer gegoeden zijn, en dat zal dus in het nadeel zijn van de rechte lijn. Daarom heb ik gepleit voor een vrijstelling van de partners, maar ik heb er daarstraks ook voor gepleit dat álle erfgenamen in rechte lijn kunnen meegenieten van de verlaging van de tarieven. (Applaus bij de N-VA)
Mijnheer Lantmeeters, er zijn heel wat scenario’s die we moeten bekijken, maar hoe vaak wordt de huidige erfenissprong gebruikt? Bijna niet! Bijna niet! Waarom niet? Omdat het een alles-of-nietsverhaal is. De huidige erfenissprong is inderdaad enkel mogelijk voor heel gegoede mensen voor wie het mogelijk is om de totaliteit van de nalatenschap door te schenken aan een volgende generatie. Heel wat mensen die op vandaag erven, willen gerust een stukje doorschenken en nalaten aan de volgende generatie, met heel veel plezier, maar niet de totaliteit. Want misschien hebben ze zelf nog een appeltje voor de dorst nodig.
Wat kost die erfenissprong in ons voorstel? Op het moment dat er wordt geërfd, wordt er een erfbelasting betaald in rechte lijn. Als er binnen het jaar wordt doorgeschonken, wordt er niet betaald. Dat doorschenken gebeurt op vandaag niet. Op korte termijn kost die flexibele erfenissprong niets. Op langere termijn kan het feit dat er is doorgeschoven, een minderinkomst betekenen aan erfbelasting. Op langere termijn komt er het voordeel bij dat er intussen heel wat middelen sneller in de economie kunnen belanden. De jongere generatie kan net dat steuntje nodig hebben om te investeren in een woning of in andere zaken die ze nodig hebben. Dat geld blijft dus niet gewoon gespaard bij een generatie die op vandaag erft. Dat is helemaal anders dan in de geschiedenis toen ons erfrecht en de vroegere erfbelastingen zijn ontstaan, met mensen die erfden toen ze 30 of 40 jaar waren, terwijl ze nu erven als ze misschien al vaak 65 jaar zijn en het niet meer nodig hebben. Wij willen absoluut die discussie aangaan en wij hebben alvast zeer veel steun gekregen toen we dit voorstel hebben gelanceerd. (Applaus bij CD&V)
Mevrouw Schryvers, voor alle duidelijkheid, ik heb er geen enkel probleem mee dat mensen gratis kunnen doorschuiven. Ik ben voor elke belastingverlaging te vinden. Wanneer u binnen een jaar een deel wilt laten weggeven, dan vindt u mij daarvoor. Mijn vraag is hoeveel dit zal kosten. Als u mij niet kunt antwoorden op die vraag, dan ben ik niet geneigd om dit te steunen, want ik zeg u dat dit voor de meer gegoeden is. Diegenen die het minder goed hebben, hebben het geld dat ze krijgen als erfenis van hun ouders, nodig en zullen het niet doorschenken. De armeren zullen de dupe zijn van uw voorstel. Als u mij kunt overtuigen dat dit budgetneutraal is, dan ga ik graag met u mee. Maar ik pleit ervoor dat iedereen mag genieten van de verlaging van de tarieven. (Applaus bij de N-VA)
Mijnheer Lantmeeters, ik heb u daarnet aangehoord. Ik ben niet tussengekomen omdat ik zelf nog mijn tussenkomst moest houden. Ik heb ook uw antwoord gehoord op de vraag van de heer Bertels.
Hebt u een correcte berekening van de voorstellen die u hier hebt gelanceerd? Dat is juist hetzelfde. Ik heb nog een vraag voor u. Waarom bent u wel voorstander van de huidige erfenissprong waarbij het alles of niets is en die dus zeer asociaal is? Waarom hebt u juist nog de fiscale verlaging toegejuicht, maar bent u wel tegen de flexibele erfenissprong? Dat moet u mij toch even uitleggen.
De gewoonte is dat er tweemaal een repliek mag zijn. (Opmerkingen)
De heer Bertels heeft het woord.
Het zou wel interessant zijn om te weten wat de heer Lantmeeters antwoordt op de twee vragen. (Gelach)
Mijnheer Lantmeeters, u mag nu wel antwoorden, want het is de heer Bertels die u iets vraagt.
Dat is toch zeer eenvoudig. Mevrouw, het is uw voorstel. We hebben een bepaald budget ter beschikking van de minister. Ik ben geen voorstander van uw voorstel omdat het niet berekend is. We zijn voorstander van uw voorstel als dat berekend is en past in het budgettair kader en ervoor zorgt dat iedereen kan meegenieten van de verlaging van de tarieven.
U moet mij dus niet vragen wat het gaat kosten, het is uw voorstel. Ik pleit hier vandaag toch ook niet voor een volledige vrijstelling voor iedereen van erfbelasting.
De heer Bertels heeft het woord.
Voorzitter, we zullen daarover effectief nog een discussie voeren en we zullen vereenvoudigen en verlagen, maar als we in een parlementair document dat van de minister uitgaat, lezen dat we in 2020 117,6 miljoen minder inkomsten te verwachten hebben en in de commissie tot twee keer toe vragen hoe dat bedrag berekend is, dan mogen we als parlementsleden toch verwachten daarop een antwoord te krijgen. Daarom vraag ik het nog eens: hoe is dat cijfer berekend, los van de discussies tussen de meerderheidspartijen? Ik neem namelijk aan dat de minister niet lukraak een cijfer uit de lucht heeft geplukt.
Minister Tommelein heeft het woord.
Mijnheer Bertels, ik doe inderdaad niets lukraak. U weet dat ik graag alles becijfer en de zaken op een correcte manier aanpak. Het klopt dat we, op basis van voorlopige ramingen, in 2020 een budget van 117,6 miljoen euro verwachten. Als we aan zo’n operatie beginnen, moeten we een reeks berekeningen maken en rekening houden met een reeks parameters. Straks, wanneer alle sprekers aan het woord zijn geweest, zal ik een globaal overzicht geven, want er is veel gezegd en er zijn veel vragen gesteld. Ik heb ook begrepen dat ik een pak huiswerk meekrijg om ervoor te zorgen dat de komende weken en maanden alles in goede banen wordt geleid om tot de uitvoering van het regeerakkoord te komen. Ik wil, voorzitter, dus graag alle sprekers gehoord hebben om dan een globaal antwoord te geven.
De heer Bertels heeft het woord.
Voorzitter, ik neem aan dat de minister in zijn antwoord ook de parameters zal geven die bij de berekening hebben meegespeeld.
Ik veronderstel dat u daar straks een antwoord op krijgt. Mevrouw Schryvers, wenst u af te ronden? U hebt het woord.
Ik wil eerst nog eventjes reageren op de heer Lantmeeters, voorzitter. Ik heb hem niet gevraagd hoeveel mijn voorstel kost, ik heb hem gevraagd wat zijn voorstel kost en hoe hij dat berekent. En ik heb hem nog een tweede vraag gesteld, maar ik wil ze ook straks in de koffiekamer herhalen, voorzitter, als u vindt dat we al te veel over en weer vragen hebben gesteld. Mijn vraag was hoe hij verantwoordt dat hij wel voorstander is van de huidige alles-of-niets-erfenissprong, maar niet van de flexibele erfenissprong, omdat die niet sociaal zou zijn. Dat moet u me straks eens uitleggen, mijnheer Lantmeeters.
Ik heb u toch gezegd dat ik er voorstander van ben.
Mijnheer Lantmeeters, u moet mevrouw Schryvers niet onderbreken. Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, we hebben nog enkele andere voorstellen. CD&V wil stiefkleinkinderen gelijkstellen met natuurlijke kleinkinderen, net zoals stiefkinderen met natuurlijke kinderen zijn gelijkgesteld. In dezelfde lijn pleiten we voor de gelijkstelling van stiefbroers en -zussen met natuurlijke broers en zussen. De emotionele en affectieve band die in nieuwe samengestelde gezinnen evenzeer groeit, moet in de erfbelasting worden erkend.
We schuiven ook de fiscaalrechtelijke plaatsvervulling naar voren. Dat neven en nichten voor de bepaling van de erfbelasting op de nalatenschap van een kinderloze tante of oom als derden worden behandeld, kan voor ons de toets van de rechtvaardigheid niet doorstaan.
Inderdaad, collega’s, er zijn de tarieven. Ook wij vinden 65 procent exorbitant en zijn zeker bereid mee te bekijken hoe we dat kunnen verlagen, maar voor ons mag de discussie niet alleen daarover gaan. De huidige kansen voor een vergaande hervorming, moeten we grijpen. (Applaus bij CD&V)
Mevrouw Maes heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, sinds 1 juli 2014 is de Vlaamse overheid, als gevolg van de zesde staatshervorming, bevoegd voor de investeringsfinanciering en de medisch-technische diensten van de ziekenhuizen. Sinds 1 januari 2016 is ze ook budgettair bevoegd voor deze onderdelen. Daardoor vallen ook alle ESR- en kasverplichtingen ten laste van Vlaanderen. Om de impact van deze investeringen budgettair beheersbaar te houden, koos de Vlaamse Regering voor de uitrol van een nieuw systeem van jaarlijkse forfaitaire bijdragen.
Hierdoor werd de budgettaire impact van de aanzienlijke engagementen die de federale overheid in het verleden is aangegaan meteen opnieuw behapbaar. Op de achtergrond doemt echter een nieuw potentieel probleem op aan de horizon. Mijn fractievoorzitter heeft dit in de commissie als eens ter sprake gebracht. Ik wil het hier nog eens herhalen, want ik vrees dat de mogelijke impact een beetje wordt onderschat.
Het gaat om de problematiek van de inkanteling van de ziekenhuizen in de overheid. Eurostat heeft de kat zeer recent opnieuw de bel aangebonden. Een zinnetje in een rapport van 22 november 2017 stelt het volgende: “Eurostat maintained the reservation on the quality of the data reported by Belgium in relation to the sector classification of hospitals.” Hiermee verwijst Eurostat naar het principieel standpunt van 5 april 2016, dat nu nogmaals wordt bevestigd. Volgens Eurostat moet immers de hele ziekenhuissector binnen de overheidsperimeter vallen. Dat zou een stevige impact hebben op de huidige federale en Vlaamse situatie op het vlak van de aanrekening van ziekenhuissubsidies, van de aanrekening van ziekenhuisuitgaven en van de schulden die ziekenhuizen zijn aangegaan.
Minister, dit lijkt ons dan ook het juiste moment om een oproep te lanceren. U moet dit verhaal nog eens tot in de puntjes bestuderen en hiermee nog eens naar de commissie komen. Wat ons betreft, bestaat de beste houding met betrekking tot dit dossier in positief en vooruitkijkend te zijn. Idealiter zou dit volgens ons nog moeten plaatsvinden voor de begrotingsaanpassing in 2018. (Applaus bij de N-VA)
Minister Tommelein heeft het woord.
Voorzitter, dit is een hele boterham, maar voor mij waren veel zaken al duidelijk.
Mijnheer Lantmeeters, u hebt me in een actuele vraag al een aantal opdrachten gegeven. Wat mij betreft, is het duidelijk. We willen een vereenvoudiging van de erfbelasting. De hoge tarieven van 65 procent in de zijlijn zijn voor veel mensen en voor veel fracties in dit halfrond duidelijk een doorn in het oog. Uiteraard zal veel afhangen van een aantal keuzes die moeten worden gemaakt. Ik hoor hier veel opdrachten, maar als ik dat allemaal in detail moet uitvoeren zoals me hier wordt gevraagd, zal de momenteel geplande budgettaire ruimte van 117,6 miljoen euro in 2020 absoluut niet volstaan. De komende weken en maanden moeten duidelijke keuzes worden gemaakt.
Ik heb al verklaard dat de erfbelastingen op 1 september 2018 rond moeten zijn. We willen ons maximaal afstemmen op de timing die de Federale Regering hanteert in verband met de hervorming van het erfrecht.
Wat de registratierechten betreft, wil ik duidelijk stellen dat het Vlaams regeerakkoord vermeldt dat dit een budgettair neutrale operatie moet zijn. Ook hier moeten we naar een vereenvoudigd en transparant systeem gaan. We weten uiteraard dat het over veel transacties per jaar en over een grote som gaat. Die som vormt een groot aandeel van onze gewestbelastingen.
Mijnheer Van Rompuy, ik ben het ermee eens dat die bedragen vanwege een aantal elementen niet zullen afnemen. De rente staat echter op een historisch laag niveau. Het is het laagste niveau van het hele jaar. Ik ben op dat vlak duidelijk. We zullen het denkspoor van het kadastraal inkomen moeten verlaten. Daar zitten een aantal anomalieën in die niet langer aanvaardbaar zijn.
Wat mij betreft, zullen we niet tornen aan het principe van de meeneembaarheid. Het is niet voorzien dat we dit zouden laten vallen. We moeten ook rekening houden met de kopers in de toekomst. Het Vlaams regeerakkoord stelt duidelijk welke richting we moeten uitgaan.
Mijnheer Van Rompuy, ik bedank u omdat u nogmaals hebt herhaald dat de begroting in evenwicht is. Dat is juist. Ik kan een hele lijst opsommen van zaken die we met betrekking tot de fiscaliteit tijdens deze legislatuur hebben gedaan. Die lijst is redelijk indrukwekkend. Aangezien deze minister-president dit deze morgen, bij het begin van het debat, al heeft vermeld, zal ik hier niet opnieuw op ingaan.
Mijnheer Bertels, de werkgroep leesbaarheid, waarover ook nog een aantal vragen zijn gesteld, is geen probleem. Ik denk dat ik aan de voorzitter van dit parlement een grote medestander heb om daar blijvend werk van te maken. Ik wil er u toch attent op maken dat het Rekenhof in zijn rapport een pluim heeft gegeven voor het feit dat we daar effectief verder werk van maken en dat op dat vlak vooruitgang wordt geboekt. Maar inderdaad, we staan altijd open om het nog beter te maken.
Mijnheer Van Miert, op dat vlak moeten inderdaad een aantal zaken worden verduidelijkt en moet de werkwijze waarop u alludeert, duidelijk worden: de link tussen schuld en schuldnormering, maar ook de beschikbaarheidsvergoedingen en de alternatieve financiering.
Mijnheer De Potter, ik ben uiteraard heel duidelijk over de fiscale regularisatie. Ik heb ook in de commissie geantwoord dat we daarbij blijven en dat de laatste indicaties, zeker in luik 3, toch wijzen op inkomsten die aan het binnenkomen zijn en die ook in 2018 – natuurlijk, het is altijd een budgettaire raming – zullen binnenkomen. Elke beweging die we doen, heeft een budgettaire impact. We moeten die niet alleen op de korte termijn inschatten, maar ook op de lange termijn. In verband met de vergroening van de verkeersfiscaliteit blijf ik hard werken. Ik heb ook al met minister Crucke gesproken om tot een samenwerkingsovereenkomst te komen over de bedrijfswagens.
Mijnheer Cordy, ik denk dat ik al grotendeels ook op uw vragen heb geantwoord, ook in verband met de informatie van de burger.
Mijnheer Bertels, in verband met de erfbelasting hebben wij in de budgettaire reservatie voorzien dat we 108 miljoen euro hebben in 2019. Aangezien we maar eind 2018 zullen starten, is dat een reservatie voor 2019. U weet dat als iemand sterft, er een aantal maanden tussen zijn vooraleer de aangiftes moeten worden gedaan. Het zal dus nog geen impact hebben op 2018, maar wel vanaf 2019. We hebben uiteraard van een aantal zaken al ingeschat wat de budgettaire ruimte zou kunnen zijn. Zoals ik al heb gezegd, hangt alles af van de keuzes die worden gemaakt, maar in de budgettaire ruimte is voorzien. U zult wel vragen hoe ik daaraan kom. Uiteraard hebben we een aantal parameters gebruikt om in te schatten hoeveel de budgettaire ruimte zou zijn, maar wat er juist zal gebeuren op het vlak van de erfbelasting, is nog iets waarover discussie wordt gevoerd.
Mevrouw Schryvers, uiteraard is maatschappelijke realiteit een doelstelling die we ook voor ogen houden. Maar ik wil ook toch even wijzen op de betaalbaarheid van het systeem. Als we natuurlijk alle wensen willen invullen, dan zou ik een zeer goede minister zijn voor heel veel mensen, maar dan moeten we consequent zijn en een aantal andere zaken beginnen te schrappen, waarvoor niet onmiddellijk een akkoord zal zijn, ook niet in dit halfrond. Inderdaad, wij moeten kijken naar de jonge generatie. We hebben het principe van de flexibele erfenissprong, waarbij de erfenis altijd minstens evenveel moest opbrengen als er geen erfenissprong was geweest, geschrapt. De verdere uitwerking daarvan zal in het ontwerp van decreet zitten dat wij nog uitgebreid met het parlement zullen bespreken. U hebt gelijk dat u zegt dat dat weinig gebruikt werd in het verleden. Maar goed, het was ook fiscaal heel weinig interessant. Uiteraard, als we dat interessanter maken, dan zal daar meer gebruik van worden gemaakt en dat zou in de toekomst kunnen leiden tot een minderinkomst. Hoe dat er zal uitzien, is nog niet bepaald. Dat zal worden bekeken.
Ik zou u toch nog één vraag willen stellen. Immers, ik hoor het allemaal graag, afstemmen op de realiteit, maar ik weet dat er ook heel veel discussie over kan ontstaan. Als ik een heel juiste definitie zou krijgen van stiefkleinkinderen, zou ik ook weten hoever we daarin moeten gaan. Maar dat lijkt me allemaal niet zo eenvoudig. Soms is er over stiefkinderen al een hele discussie. Als het over stiefkleinkinderen gaat, hebben we er heel juiste definities voor nodig. Dan moet het federale niveau bij de erfrechthervorming daar ook heel duidelijke definities rond maken.
De heer Bertels heeft het woord.
Minister, dank u wel. U huldigt altijd transparantie naar het parlement. Ik begrijp dat er nog discussie is omtrent de invulling van de wijziging, de vereenvoudiging en de verlaging van het erfenisrecht. Het zou niet slecht zijn voor het debat dat we later zullen voeren, dat we weten met welke technische parameters – het zijn nog geen inhoudelijke keuzes als ik het goed begrepen heb – u berekend hebt dat u komt tot min 108 miljoen euro en min 117,6 miljoen euro. Het zou u sieren mochten we die technische parameters voor cijfers die hier gedeclareerd worden en als minderontvangsten worden beschreven voor twee jaren, gewoon even kunnen krijgen. We gaan daar dan een inhoudelijke discussie over voeren, blijkbaar achteraf, maar dan weten we op zijn minst hoe die ruimte al berekend zou zijn. Het lijkt me maar een normale vraag dat als u een cijfer lanceert, dat we weten hoe dat cijfer tot stand is gekomen.
U hebt het zelf gezegd, mijnheer Bertels. De discussie gaan we effectief nog voeren. Op een bepaald moment, als je naar een hervorming van de erfbelasting wil gaan, weet je dat je ook al een aantal duidelijke zaken vooropstelt waar iedereen het over eens is, namelijk dat sowieso het tarief in de zijlijn van 65 procent iets is dat zal moeten worden aangepakt. Dan maak je een aantal inschattingen en dan begin je op een bepaald moment aan de discussie. De discussie zal er komen, u hoeft zich daar geen zorgen over te maken. U zult ook de discussie in de commissie kunnen voeren. Maar als u me vraagt waar ik me op heb gebaseerd om op dit moment aan een budget te komen: dit is onderwerp van discussie geweest over hoe wij aan de hand van een aantal parameters zullen bepalen hoeveel de lastendaling voor erfbelastingen is. Ik zeg u dat dat de cijfers zijn die op dit moment budgettair gereserveerd zijn: 108 miljoen euro in 2019 en 117,6 miljoen euro in 2020.
Internationaal Vlaanderen
Dan gaan we over naar het laatste onderdeel van vandaag, Internationaal Vlaanderen.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, collega's, op 23 juni 2016 besloten de Britten om de Europese Unie te verlaten, alvast geen goede zaak voor onze exporteconomie, voor onze havens, voor onze welvaart, voor onze werkgelegenheid. Bovendien verloren we ook een belangrijke partner die tegengewicht bood aan de Frans-Duitse as binnen de Europese Unie. Maar hoe jammer we de beslissing van de Britten ook vinden, de kiezer heeft gesproken en we moeten deze beslissing respecteren.
De brexitonderhandelingen zijn volop bezig. Gisteren hadden we er nog een interessant debat over in de commissie. Het is dan ook, zoals u gisteren zei, in het belang van Vlaanderen dat we een goed akkoord sluiten. Voor onze open en exportgerichte economie betekent een goed akkoord vooral een handelsakkoord. En om tot die deal te komen, moeten we inzien dat we gemeenschappelijke belangen hebben, aan beide zijden van het Kanaal.
Jammer genoeg zitten er aan de onderhandelingstafel ook mensen uit verschillende lidstaten die uit zijn op revanche. Maar ook een onderhandelaar van het Europees Parlement bijvoorbeeld, om er maar één te noemen, wil uit politieke profileringsdrang op kap van onze Vlaamse welvaart en economie revanche nemen tegenover de Britten. Dit kunnen wij ons niet veroorloven, collega’s. Het is onze plicht om op te komen voor onze welvaart en werkgelegenheid. We moeten een goed akkoord sluiten voor onze havens, voor onze chemie en voor onze auto- en voedingsindustrie, niet om de Britten te straffen, wel om onze eigen economische belangen veilig te stellen.
Collega’s, de brexit is een economisch dossier, maar ik kan vandaag niet anders dan ook een onderwerp aanraken dat mij als mens raakt. Spanje koos op 1 oktober voor geweld, voor intimidatie, voor repressie. Sindsdien werden Catalaanse ministers opgesloten, een deelstaat werd onder curatele geplaatst, musea werden zelfs leeggeroofd, kiezers werden verhinderd om hun stem uit te brengen en elke vorm van dialoog werd vanuit Madrid afgewezen. De beelden van vreedzame burgers die hun democratisch stemrecht wilden uitoefenen maar neergeknuppeld werden, staan op het netvlies gebrand van heel velen in Europa.
Collega Van Esbroeck bracht hierover een pakkend verslag, toen we de resolutie in dit parlement goedkeurden.
Maar nog erger, collega's, was het Europese wegkijken. EU-commissieleden hadden het in het Europees Parlement over proportioneel geweld. De EU is er altijd als eerste bij om het vingertje op te heffen: Hongarije, Polen, Rusland of zelfs Israël. Maar wanneer het over Spanje gaat, blijft het stil. Men is er zelfs in geslaagd van de ooit zo pro-Europese Catalanen sceptici te maken.
In de komende dagen zal iedereen hopelijk kunnen genieten van mooie familiemomenten. Ik wens het u allemaal toe. Maar sta ook even stil bij vier Catalaanse politici en activisten die hun kerstfeest dit jaar achter de Spaanse tralies moeten vieren. Mijn nieuwjaarswens is dan ook dat de christelijke waarden snel terugkeren bij de politieke familie van premier Rajoy. Ik dank u. (Applaus bij de N-VA)
Voorzitter, minister, collega's, terugblikken op 2017, geeft andermaal geen fraai wereldbeeld: oplopende spanningen rond het Koreaanse schiereiland, natuurrampen en hongersnood als gevolg van de klimaatopwarming, aanslepende conflicten in het Midden-Oosten en Afrika, mensenrechtenschendingen in Myanmar, een zeer moeizame brexit.
Het Verenigd Koninkrijk heeft in maart 2017 met het activeren van artikel 50 de uitstap ingezet. Vandaag lijken steeds meer Britten tot het besef te komen dat de gevolgen op economisch en sociaal vlak zeer negatief kunnen uitdraaien. De brexit bracht een onvermoede eensgezindheid naar boven bij de 27 andere lidstaten. Europa laat zich niet uit elkaar spelen. Nu over drie knelpunten een principeakkoord is bereikt, kan men onderhandelen over de toekomstige handelsbetrekkingen.
We moeten niet verhelen dat ook over de eerste stap nog wat flou artistique hangt. Zo is er bijvoorbeeld de Iersegrenskwestie. CD&V hoopt dat de onderhandelingen leiden tot een voor alle partijen goed handelsakkoord, want de Vlaamse economie is een van de grootste slachtoffers als dit fout afloopt.
Zij die pleiten voor de Europese Unie als een louter handelsblok, dreigen de trein van de geschiedenis te missen. Naast meer welvaart verwacht de Europeaan ook meer welzijn. Daarom is het zo belangrijk dat de Europese regeringsleiders unaniem hebben verklaard de sociale pijler van de Unie te willen opbouwen: recht op het minimumloon en een pensioen, gelijk loon voor mannen en vrouwen, het recht op levenslang leren of het recht op thuiszorg. Rechten die in Vlaanderen al lange tijd vanzelfsprekend zijn, worden nu ook Europese doelstellingen. Een sociaal Europa is niet alleen een moreel principe, het is ook een voorwaarde voor onze economische welvaart. Stabiele sociale verhoudingen zijn essentieel voor een gunstig investeringsklimaat.
Op het vlak van waardengemeenschap en rechtsgemeenschap neemt Europa steeds meer het voortouw. De politieke unie gaat niet alleen over belangen, maar ook over waarden, over een Europese identiteit. Voor ons als christendemocraten is dat belangrijk. We zien dat nu ook ten opzichte van de lidstaat Polen het waardendiscours kracht wordt bijgezet en tanden krijgt. Het voorbije jaar is nogmaals duidelijk geworden hoe moeilijk het is om ethiek en handel te verzoenen. Dit komt sterk tot uiting in de wapenhandel en de hele discussie over Saoedi-Arabië. In het verleden heeft Vlaanderen een grote zorgvuldigheid aan de dag gelegd om te vermijden dat onze technologie …
Mijnheer Kennes, ik kan niet aannemen dat u onze opmerking niet hebt gehoord.
Ik heb Spanje gehoord.
U vermeldt Polen, maar indien ik van de 28 lidstaten van de Europese Unie zou moeten oplijsten waar het probleem nu het meest prangend is: in Spanje zitten kandidaten voor verkiezingen in de gevangenis.
Dat is een bedenkelijke zaak. Dat heb ik in het verleden al vaker gezegd, dat kandidaten voor verkiezingen niet in de gevangenis thuishoren. Dat is een heel duidelijk standpunt. Het neemt echter niet weg dat vandaag de Europese Commissie met een artikel 7.1 na twee jaar onderhandelen, discussiëren en debatteren met Polen wel is overgegaan tot wat ze noemen de nucleaire optie, wat een belangrijke stap is, die nog nooit is moeten worden gezet. Ik ben helemaal geen tegenstander van meer bemoeienis vanuit Europa in de Spaanse kwestie. We hebben ook in onze resolutie opgeroepen voor meer betrokkenheid. Ik denk dus dat dat heel duidelijk is. Als u daar mijn standpunt over vraagt, dan is het dit.
Voorzitter, ik had het over Saoedi-Arabië.
We hebben in het verleden al heel wat zorgvuldigheid aan de dag gelegd om te vermijden dat onze technologie werd ingezet voor mensenrechtenschendingen.
Mijnheer Kennes, als u dan toch een probleem hebt met de situatie in Spanje, dan is de vraag voor mij: waarom verdedigt u in Europa en de Europese Unie dan niet dat ook wat betreft Spanje de nucleaire optie wordt ingezet? (Opmerkingen van Ward Kennes)
U weet toch wel waarom de Europese Unie zo fel reageert tegen Polen, tegen Hongarije en misschien binnenkort ook tegen Oostenrijk? Omdat die landen de politiek van de massa-immigratie en van de islamisering fel tegengaan. De andere argumenten die u aanhaalt om Polen te bestraffen – want daarop komt het neer, op het bestraffen van Polen – zijn niet valabel. Het is een dekmantel om de Polen te straffen voor hun eigen binnenlandse politiek.
Ik denk dat Europa niet over één nacht ijs gaat wanneer die zware optie wordt ingezet om stemrecht te ontnemen. Het heeft te maken met de bescherming van de rechtsstaat, met de onafhankelijkheid van rechters. Daarover gaat het. Dat is een van de essentiële fundamenten van onze rechtsstaat: onafhankelijke rechters.
Die rechters worden benoemd via een tweederdemeerderheid. De oppositie is daar dus ook van tel.
Ik denk dat de Europese Unie dat dossier grondig heeft aangepakt. Ik ben blij dat ze op een bepaald moment stoppen met alleen maar te discussiëren. Maar het gaat over onze waarden, en dan denk ik dat de tanden moeten worden getoond. (Applaus bij CD&V, Open Vld en sp.a)
Mijnheer Kennes, u hebt het daarnet gehad over de rechtsstaat die onder vuur ligt in Polen. Ik kan u daarin op een bepaald vlak volgen. Maar wat betreft de rechtsstaat in Spanje, houdt de rechtsstaat in dat men kiezers slaat en zeer intensief en gewelddadig optreedt? Is dat in overeenstemming met de rechtsstaat? Is het in overeenstemming met de rechtsstaat dat er censuur wordt toegepast op de Catalaanse televisie, die bijvoorbeeld maar één minuut mag berichten over een betoging hier in Brussel? De Catalaanse televisie kreeg één minuut om daarover te berichten. Is dat in overeenstemming met de rechtsstaat? En wanneer men in opdracht van Madrid kunst weghaalt uit een Catalaans museum, is dat dan in overeenstemming met de rechtsstaat? En is het ten slotte in overeenstemming met de rechtsstaat wanneer men een dialoog weigert en uiteindelijk politici in de gevangenis steekt? Is dat de rechtsstaat die u wilt?
In onze resolutie die we hier toch met een overweldigende meerderheid – misschien zelfs unaniem – hebben goedgekeurd, hebben we het standpunt van het Vlaams Parlement over wat er gebeurt in Spanje en Catalonië duidelijk gemaakt. Ik denk dat we daarmee in Europa een heel duidelijk signaal hebben gegeven. Ik blijf daar helemaal achter staan. Ik denk dat we daar duidelijk zijn geweest als Vlaams Parlement, waarbij ook uw en mijn fractie hebben samengewerkt.
Ik stel vast dat de Europese Unie met betrekking tot Polen gedurende twee jaar een traject heeft afgelegd en dat ze daar op – in mijn ogen – correcte gronden tot een correct besluit komen. Dat is mijn stelling.
En dat de Europese Unie het best ook eens kijkt naar wat er in Spanje gebeurt, dat kan ik alleen maar herhalen. Ik heb dat al vaker gezegd en ik blijf dat herhalen. Maar bij mijn weten is er zo nog geen procedure gestart. Ik denk dus dat er daarover op dit moment weinig kan worden gezegd. Maar dat Europa niet moet wegkijken van wat er in Spanje en Catalonië gebeurt, dat is duidelijk.
Misschien kan Marianne Thyssen een initiatief nemen?
Mijnheer Kennes, met alle respect, maar de tijd die over zo'n procedure gaat, is irrelevant. Daar gaat het niet om.
En los van wat er in Polen gebeurt en of dat al dan niet terecht is – ik denk inderdaad ook dat er wel aanwijzingen zijn die het rechtvaardigen om daartegen op te treden – is het ronduit hypocriet van de Europese Commissie om niet op te treden in Spanje. Er zijn burgers in elkaar geslagen bij een vreedzaam referendum. En terwijl die burgers zich amper zelf verdedigden, zijn zij toch nog altijd in elkaar geslagen. Er zijn politici opgesloten en vastgezet. Op geen enkele manier heeft de Europese Commissie of de Europese Unie zich daarover uitgesproken.
En als u het mij vraagt, als u effectief op een geloofwaardige manier uitspraken wilt doen over een rechtsstaat, over onze democratische rechten en vrijheden, over onze liberale democratie, dan is het eerst nodig om u daarover als partij zeer grondig uit te spreken. (Applaus bij de N-VA en het Vlaams Belang)
Collega, ik denk dat ik heel duidelijk heb gezegd dat ik mij behoorlijk zorgen maak – ik kan dat vijf keer zeggen, maar toch niet meer – over wat er in Catalonië en Spanje gebeurt en dat ik vraag dat Europa daar niet van wegkijkt. En als het nodig is om daar procedures op te starten, dan moet dat ook gebeuren. Maar dat is niet wat ik hier vandaag in het parlement moet doen. Ik zit niet in de Europese Commissie. Er zijn andere mensen die daar hun rol kunnen spelen.
Ik kan een bandje beginnen af te spelen, voorzitter, maar ik denk dat mijn standpunt duidelijk was.
Ik vind dat u dat als vertegenwoordiger van uw partij wel zou moeten doen. Dat is mijn oproep. (Applaus bij de N-VA en van Stefaan Sintobin)
Voorzitter, ik ga nog een laatste poging doen om terug naar Saoedi-Arabië te gaan. In het verleden hebben wij veel zorgvuldigheid aan de dag gelegd om te vermijden dat onze technologie werd ingezet in gewapende conflicten en bij mensenrechtenschendingen. In het voorbije jaar hebben we met het parlement de Wapenwet nog aangescherpt, waardoor ons Wapenhandeldecreet tot voorbeeld kan strekken voor andere landen en regio’s. Het gaat verder dan wat op Europees niveau is overeengekomen. Ik hoop dat de Vlaamse Regering nu spoedig met uitvoeringsbesluiten komt.
Tot slot, voorzitter, wil ik nog één punt aankaarten, namelijk dat grootschalige migratie onder meer wordt veroorzaakt door honger, armoede en een gebrek aan democratie en respect voor de mensenrechten. Daarom pleiten wij voor duurzame ontwikkelingssamenwerking. In het begin van de legislatuur hebben we ons geëngageerd om 0,7 procent van het bni in te zetten. Ondertussen hebben we ons geëngageerd tot de Sustainable Development Goals of DOD’s tegen 2030. Dat vraagt ook de Europese Unie van haar lidstaten. Daarom vragen wij dat ook de Vlaamse Regering dat als een ernstig punt zou meenemen bij de begrotingsopmaken in de toekomst. (Applaus bij CD&V)
De heer De Croo heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, collega’s, er zijn tussen mijn goede collega Ward Kennes en mezelf een paar verschillen en een paar gelijkenissen. Wij zijn beiden, in onze vorming, een tijdlang bij de paters jezuïeten geweest. En in tweede orde, voor vandaag: hij had teksten te veel, ik heb er geen.
Vandaag, minister-president, heb ik met aandacht naar de rubrieken van de verdeling van de besprekingen gekeken. Het zijn er negentien. Ik heb met genoegen vastgesteld dat er in een begrotingsbespreking een speciale rubriek ‘Financiën en Begroting’ is, en er geen speciale rubriek is voor de minister-president. Maar hij is natuurlijk alomtegenwoordig en alaanwezig, wat me toelaat wat ruimer te zijn in mijn beschouwing.
Ik ga eerst kort over de invalshoek buitenlandse handel spreken, om dan te landen bij de brexit. Ik maak een klein sprongetje voor ontwikkelingssamenwerkingen. Ik zal dan een paar van mijn – u misschien bekende – ideeën onderstrepen.
Wij weten dat we een land zijn dat, om het zo te zeggen, leeft van het buitenland, voorzitter. Uw wedde, mijn wedde, die van onze collega’s zijn voor ongeveer twee derde gestoeld en gesteund door wat wij kunnen waarmaken door onze buitenlandse handel. Dat is een ongelooflijk belangrijk iets. Naast de stadstaat Hongkong zijn wij zeker en vast het meest exporterende land per capita ter wereld. Ik heb enkele jaren het departement mogen leiden en ik ben gelukkig dat u dat belichaamt, minister-president.
Belangrijk is dat Vlaanderen, met 302 miljard euro aan uitvoer per jaar, daar uiteraard de doorslaggevende toon geeft. Die uitvoer laat mij toch een paar vragen toe. FIT bijvoorbeeld heeft contact genomen en allianties afgesloten met het Agence wallonne à l’Exportation et aux Investissements étrangers (AWEX) en Brussels Invest & Export. Ik moedig dat aan. Er zijn plaatsen waar we niet individueel aanwezig kunnen zijn. Laat ons dat gezamenlijk doen, daar waar nog terreinen te bewerken zijn.
Het is ook opvallend – dat treft mij, en het is misschien goed nieuws – dat met betrekking tot de fameuze bilaterale investeringen waarover we destijds in de commissie gesproken hebben binnen het kader van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie (BLEU), nu dankzij de herschikking van de Waalse Regering het veto dat daar inherent was voor het afsluiten van nieuwe verdragen, wellicht zal worden opgeheven. Dat laat toe om in landen als bijvoorbeeld Iran investeringen te zien ontstaan en – waarom niet – uit te bouwen.
Het is ook belangrijk, zoals u in de commissie hebt gezegd, dat wij het Comprehensive Economic and Trade Agreement (CETA) hebben, ondanks het feit dat sommigen daar kritisch tegenover staan, dat wij nieuwe overeenkomsten hebben met Mexico, met de Latijns-Amerikaanse unie van handeldrijvende landen, en dat wij zopas een verdrag met Japan hebben gesloten. Al die elementen geven body aan onze economische weerbaarheid.
Een van die landen is natuurlijk het Verenigd Koninkrijk. Daar sturen wij 9,14 procent van onze export naartoe. Dat is heel belangrijk. De heer Vanlouwe zei het al: dit land stoelt zijn export grotendeels op diensten. Dat betekent dat de statistieken voor ons altijd een beetje moeilijker zijn. Maar dat land vertrekt nu na bijna twee jaar voorbereidende onderhandeling naar een eerste fase. Ik wijs op de data: de ‘bi-annualiteit’ start op 29 maart 2019 en eindigt in principe op 29 maart 2021. Maar eind december 2020 eindigt het septenaat, de zevenjarige begroting die Europa opstelt. Dus is het belangrijk, minister-president, dat wij een oplossing proberen te vinden die in zekere zin de onderhandelingen langduriger zou kunnen maken. Met alle andere moeilijkheden die wij ter zake zouden kennen, hebben wij daar alle belang bij omdat voor ons landsgedeelte deze export van belang is en de wederkerigheid ons kan helpen.
Tezelfdertijd heb ik vastgesteld dat de heer Daems – die ik de eer heb te vervangen voor zover hij vervangbaar zou kunnen zijn – mij heeft gevraagd uw aandacht te trekken op iets specifieks in de ontwikkelingssamenwerking. Wij hebben contacten in dat gebeuren met drie landen: Zuid-Afrika, Malawi en Mozambique. Ik kijk naar de Nederlanders – en ik ben niet zo geobsedeerd door het calvinistische opgestoken vingertje van onze noorderburen, maar enfin, zij hebben een wereldwijde reputatie in alles wat de waterbeheersing betreft. Als gij water denkt, denkt gij Nederland. Als gij aan dammen en havens denkt, hebt gij daar toch een cachet. Waarom, minister-president, zouden we niet in plaats van te ‘saupoudreren’ – dat is belangrijk, ik was ook aanwezig met u op een dag over Malawi – ons specialiseren in Vlaanderen in een of andere uitmuntendheid? Minister-president, minister, voorzitter, ik weet dat men dagen en dagen kan zijn zonder eten, maar men kan weinig uren zijn zonder drinken. Mochten wij ons specialiseren in waterzuivering, in iets waarin wij sterk zijn, dan zouden wij, met onze beperkte middelen, een reputatie hebben opgebouwd. Die reputatie is dan misschien beter dan een geografische uitdijing die op het federale niveau werd ingeperkt. We hebben op het federale niveau nog veertien Afrikaanse landen, met uitzondering uiteraard van Palestina. We hebben daar ook gefocaliseerd om zo meer rendement – als ik het zo mag zeggen, mijnheer Kennes – te verkrijgen in onze ontwikkelingssamenwerking.
Voorzitter, er is finaal iets wat mij van het hart en van de geest moet. Ik stelde de vraag of wij de macht, de kracht en de oprechtheid hebben om zo toekomstgericht mogelijk te denken. Ik was een drietal weken geleden in Congo. Het was mijn twee- of drieëndertigste verblijf in dat land. Ik heb daar veel volk gezien. Ik heb daar vastgesteld dat Afrika – ik ga misschien een paar neologismen gebruiken – zich ‘megapoliseert’ in grote steden waar stamloze, ‘tribaloze’ proleten de overgrote meerderheid vormen. Kinshasa telt 12 miljoen inwoners. Lagos telde in 1974 of 1975 2 miljoen inwoners, vandaag 21 miljoen. Binnen twintig jaar zullen het er 48 miljoen zijn, voor Lagos alleen. Dat is weliswaar de meest uitdijende stad des werelds.
Er is dus een stijgend aantal gedetribaliseerde, geproletariseerde zwarte mannen en vrouwen. Het geboortecijfer is 7,3 per vrouw en zodoende kan het over enkele decennia gaan over 2 miljard inwoners. Vis à vis die 2 miljard inwoners hebben we 500 miljoen vergrijzende Europeanen. Met wetten, reglementen of afbetalingen aan Turkije proberen we die toevloed aan vreemdelingen tegen te houden. We kopen dat af en dat bezorgt ons een goed geweten. Maar ondanks al die regels, methodes en overeenkomsten die Europees kunnen worden uitgewerkt, is het onmogelijk om een evenwicht te krijgen tussen 2 miljard geproletariseerde en misschien gemanipuleerde sukkelaars en een half miljard Europeanen. Op een dag zal niet alleen in Mechelen 50 procent van de leerlingen in het lager onderwijs allochtoon zijn, of in Antwerpen, waar dat cijfer 70 procent is. Op een dag zal dat niets betekenen in vergelijking met de kwantiteit die we te verwerken en te verteren zullen krijgen. Ik zeg het rustig en ik zal die tijd niet meer beleven. Uw kinderen en kleinkinderen zullen die wel kennen.
Wat stel ik voor? U kunt een aantal krachten toelaten die we nodig hebben, door toepassing in Europa van het blue card system – dat valt ook een beetje onder uw brede bevoegdheid, minister-president – om allerlei taken ter vervullen. Tegelijk weten we dat ieder van hen die hier werkt, een derde of een vierde van zijn inkomen naar zijn familie in zijn land verstuurt. Het gaat rechtstreeks en het is aldus beschermd tegen ontvreemding door corruptie. Ter plaatse kunnen zo telkens veertig tot vijftig mensen overleven. Zo kunt u tijd winnen om een politiek te voeren waarbij u die mensen houdt waar ze zijn en hen de kans geeft om ter plaatse te ontwikkelen op het gebied van gezondheid, opvoeding en werk. Als u dat niet doet, dan komen ze naar hier. U zal geen stijgende massa van miserie achter de dijken van onze Europese wetgeving kunnen verbergen. Daarom doe ik de volgende oproep: kijk diep in uw geweten. Als u het niet doet uit generositeit, doe het dan uit schrik.
Mevrouw Turan heeft het woord.
Mijnheer De Croo, ik ben sprakeloos. Dank u voor uw opmerkelijk betoog. Ik wou een paar punten naar voren brengen, maar ze zijn door u al ongeveer allemaal gemaakt.
Op minstens één belangrijk punt ben ik het met u oneens, namelijk over de handelsakkoorden die we vanuit Europa, maar ook vanuit Vlaanderen en België aan het sluiten zijn. Die handelsakkoorden zijn immers geen lachertjes, noch voor Europa, noch voor de tegenpartijen, zoals Mexico, Canada of nog andere landen.
Het punt dat wij maken als sp.a, is dat we voor eerlijke vrijhandelsakkoorden kiezen. De akkoorden die we in 2017 afsluiten, zouden echt akkoorden moeten zijn die naar de toekomst kijken en afstand nemen van het verleden. In het verleden kenden we vrijhandelsakkoorden waarbij een overheersende partner de ander eigenlijk verstikt. De ene partner legt zijn standaarden en vereisten op aan de andere, aan een ander land. We zouden eerlijke en faire vrijhandelsakkoorden moeten kunnen sluiten.
Niet langer geleden dan gisteren, dinsdag, hebben wij een handelsakkoord gesloten met een aantal Afrikaanse landen waarbij de systemen die maken dat die vrijhandelsakkoorden ten dienste staan van de multinationals, er gewoon nog altijd in verwerkt zitten. Dat zijn de twee systemen: één, de regelgevende samenwerking, noem het hoe u wilt, samenwerkende commissie, regelafspraken en twee, de mogelijkheid tot ‘investor-state dispute settlement’ (ISDS), namelijk private arbitrage waarbij rechtsstaten tegenover multinationals staan en bij verlies miljoenen moeten worden betaald. Die systemen moeten eruit, en dat is wat wij vandaag niet doen.
Een tweede punt gaat over mensenrechten. Wat betreft mensenrechten, minister-president, – u weet dat – hebben wij heel veel mooie teksten geschreven: onze beleidsbrieven, de beleidsnota’s en andere. Dat is lippendienst zonder garanties. We zouden eigenlijk alle mogelijkheden moeten gebruiken om die mensenrechten te garanderen en afdwingbaar te maken in de handelsakkoorden en alle andere contacten. Zo hebben we de Iraanse professor nog altijd niet vrij gekregen. U hebt daartoe al verschillende initiatieven genomen, maar we mogen niet opgeven tot we de garanties hebben dat hij vrijkomt.
Internationaliseren is een heel belangrijk punt inzake buitenlandsehandelbeleid. Collega's, we slagen er niet in om meer bedrijven te laten exporteren ondanks de hoge exportcijfers. FIT heeft het moeilijk, het krijgt minder geld om mee te werken, maar meer geld om als subsidie uit te geven. Dat is met minder mensen meer doen, dat is iets waar wij zeker moeten naar kijken.
De brexit is een verantwoordelijkheid van ons allemaal. Het is een van de belangrijkste uitdagingen. Betrek daar alle stakeholders bij. Heel veel kmo's zitten vandaag nog altijd zonder informatie. Bied ze alle mogelijke transparantie die we kunnen geven. Er is een duidelijke lijst. Haal die kmo's tot bij u, stuur hen mails, hou hen op de hoogte van deze zeer moeilijke betrekkingen. (Applaus bij sp.a)
De heer Sintobin heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik wil het kort even hebben over het beleidsdomein Toerisme. Ik was helaas niet aanwezig bij de bespreking van de beleidsbrief, maar ik volg het beleidsdomein toch al een tijdje op hier in het Vlaams Parlement. Ik moet vaststellen dat in de beleidsbrief een aantal thema's terugkeren die waarschijnlijk al in de beleidsnota’s en brieven staan sinds 2004, want zo lang zit ik hier al en volg ik het domein Toerisme.
Ik ben het met u eens dat er een voortzetting moet zijn van het beleid, alhoewel uw aanpak heel verschillend is van die van de vroegere minister van Toerisme, de huidige minister-president. Dat is een keuze die u gemaakt hebt.
Ik bedoel met die thema's of dossiers die terugkeren en die mijns inziens nog niet het juiste gevolg hebben gekregen, bijvoorbeeld het dossier van de kampeerauto’s. Dat is toch echt een probleem, vooral aan de kust, maar ook in andere Vlaamse regio's waar toch echt dringend een oplossing voor moet worden gezocht.
Ik denk aan de promotie van Vlaanderen in het buitenland, waarbij mijns inziens te weinig nadruk wordt gelegd op het feit dat Vlaanderen een regio, in mijn ogen zelfs een land, is en te weinig nadrukkelijk internationaal op de kaart wordt gezet.
Ook voor de visibiliteit van Vlaanderen op de luchthaven van Zaventem, en zelfs in tankstations en treinstations, zou meer moeten gebeuren. Steve Vandenberghe zal het ongetwijfeld hebben over de discussie in de commissie over de promotie van de Vlaamse kust in het buitenland en de manier van aanpak, maar ook ik persoonlijk vind dat er toch wel een tandje kan worden bijgestoken. De communicatie met Westtoer zou best wat geoptimaliseerd mogen worden.
Het Logiesdecreet is nu al een tijdje van kracht, met – ik geef het toe – een aantal positieve gevolgen. Ik zou toch willen waarschuwen voor het nieuwe fenomeen Airbnb. We hebben het er ook in de commissie over gehad. Ik stel vast, ook in mijn stad Brugge, dat het aanbod van Airbnb steeds stijgt, maar ik heb wel de indruk dat Airbnb zich meer en meer op het professionele aspect richt dan louter en alleen een kamer aan te bieden. Ik zou dan zeker willen pleiten voor een level playing field, ook wat Airbnb betreft.
Minister, mijn belangrijkste vraag gaat over de Eerste Wereldoorlog. Ik ben van in den beginne voorstander geweest van het project 100 jaar Groote Oorlog. Ik heb het altijd gesteund. Het is ook gebleken dat het een fenomenaal succes is geweest en dat is voor een groot stuk te danken aan de minister-president die het initiatief heeft genomen. Ik heb ook altijd gewaarschuwd voor de terugslag na 2018. Ik lees nu in de beleidsbrief dat er nog maar gesprekken zijn gestart, maar nog geen concrete initiatieven worden genomen. Ik zou dan ook met aandrang willen vragen om ervoor te zorgen dat ook na 2018 in de Westhoek aandacht wordt besteed aan het vredestoerisme en zeker met de brexit waar het moeilijk zal zijn om de Britse toeristen, die toch het leeuwenaandeel van de toeristen in deze streek vormen, nog naar Vlaanderen te halen.
De heer Van Overmeire heeft het woord.
Voorzitter, minister president, collega's, ik heb een volle 120 seconden en dat is net genoeg om één accent te leggen, en dat wil ik graag doen.
Collega's, het zal wellicht weinigen onder u opgevallen zijn maar inzake Vlaams buitenlands beleid en inzake vertegenwoordiging van Vlaanderen in het buitenland, zetten we nu toch opnieuw, en eindelijk zou ik zeggen, belangrijke stappen vooruit. Een eigen Vlaams buitenlands beleid, een eigen Vlaams diplomatiek netwerk is de logische consequentie van het sinds 1993 verworven in foro interno, in foro externo.
Nochtans kent het Vlaams buitenlands beleid, en zeker het diplomatiek netwerk dat eraan gekoppeld is, niet enkel enthousiaste supporters, niet aan de overkant van de straat maar ook niet altijd in dit gebouw. En je hoort wel eens dat heel het Vlaams diplomatieke netwerk misschien wel beter kan worden opgedoekt en dat je diezelfde middelen beter kunt laten renderen in een economisch netwerk waar het rendement voor de hand zou liggen. Quod non, collega's. Ik denk dat het een goede beslissing was van voorzitter Rik Daems en van de collega's in de commissie Buitenlandse Zaken om deze legislatuur eens al die buitenlandse posten, waar een Vlaamse vertegenwoordiger is gesitueerd, te bezoeken. Ik denk dat minstens de collega's van de commissie nu overtuigd zijn van het belang van dit netwerk.
Terwijl we een paar jaren om budgettaire redenen de vinger aan de knip moesten houden, zijn er nu eindelijk middelen om dit netwerk verder te versterken, in casu met vier bijkomende medewerkers die het mogelijk maken om de post in Parijs te ontdubbelen naar een bilaterale en multilaterale, die het mogelijk maken om de post in Berlijn en bij de Europese Unie te versterken. Tegen 2019 moet ook de post in Rome operationeel zijn. Het ambtsgebied in Londen en Genève is uitgebreid met respectievelijk Ierland en Zwitserland. Ondertussen zien we dat het Departement internationaal Vlaanderen is omgevormd tot een volwaardig Departement Buitenlandse Zaken. Dat is en dat moet meer zijn dan een nieuwe naam en een nieuwe website, die overigens gebruiksvriendelijk is.
Ik ga het deze keer niet hebben over de obstakels die door de federale overheid worden opgeworpen, en niet worden opgeruimd. De irritatie daarover blijft, maar het woord van Alice Nahon indachtig – “'t Is goed in ‘t eigen hert te kijken. Nog even vóór het slapen gaan”, en om halftwaalf lijkt dat me een geschikt citaat – wil ik pleiten voor een optimaal gebruik van de middelen. Het bewaken van de beleidscoherentie is daarbij een belangrijk aandachtspunt. In binnen- en buitenland moeten de diverse Vlaamse overheidsdiensten met één stem spreken.
Minister-president, het zal ook zaak zijn om de mensen op het terrein gemotiveerd te houden, scherp te houden, in een al bij al klein diplomatiek corps, waar er voldoende perspectief moet worden geboden om de goede mensen aan boord te houden en om talent aan te trekken. Minister-president, er wordt nu weer, en terecht, wat bijkomende zuurstof gepompt in dat Vlaams diplomatiek netwerk. Ik volg dat al sinds 1993 op, sinds het begin, en ik weet dat dit een goede zaak is, dat dit noodzakelijk is voor Vlaanderen, en ik wil u daarvoor feliciteren. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Soens heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister-president, een tiental dagen geleden kreeg de Internationale Campagne voor de afschaffing van Kernwapens (ICAN) de Nobelprijs voor de Vrede. Een krachtig signaal, want het is dankzij de inspanningen van ICAN dat in juli 122 VN-lidstaten het verdrag op het verbod op kernwapens goedkeurden.
Dat verdrag verbiedt onder andere de stationering van andermans kernwapens op het eigen grondgebied. Met andere woorden, een grote meerderheid van landen beschouwt sindsdien de stationering van Amerikaanse kernwapens in Kleine-Brogel als illegaal onder internationaal recht. Wij keurden gelukkig in dit parlement op 22 april 2015, honderd jaar na de eerste aanval met massavernietigingswapens in ons land, een voorstel van resolutie goed om die kernwapens uit Kleine-Brogel weg te halen, wars van grenzen tussen meerderheid en oppositie. Pax Christi vroeg ons vorige maand om er binnen onze partijen voor te pleiten dat er voor 2019 concrete stappen zouden worden gezet om België kernwapenvrij te maken, eigenlijk een uitvoering van onze eerdere unaniem goedgekeurde resolutie. Zo’n 85 Vlaamse politici ondertekenden de oproep van Pax Christi, waaronder ook een aantal collega’s van de meerderheid, en waaronder ook de voorzitter van dit Vlaams Parlement.
Voorzitter, minister-president, het is dan ook spijtig dat de meerderheid vorige week een voorstel van resolutie van sp.a heeft weggestemd om net uitvoering aan die ‘Nobel Pledge’, aan onze eerder goedgekeurde resolutie te geven. Minister-president, nochtans lees ik in uw beleidsbrief dat deze Vlaamse Regering – en ik mag dus ook veronderstellen deze meerderheid – wil bijdragen tot een meer democratisch en vreedzaam internationaal wereldsysteem. Hoe rijmt u dat dan eigenlijk met de boycot van dit historische verdrag door diezelfde meerderheidspartijen?
Het beleid met betrekking tot wapenhandel is een van de belangrijkste instrumenten die Vlaanderen in handen heeft als het over buitenlands beleid gaat. Dit jaar heeft de meerderheid een aantal aanpassingen aan ons Wapenhandeldecreet goedgekeurd. Een van die aanpassingen maakt het mogelijk om bepaalde landen een wapenembargo op te leggen. Nagenoeg alle partijen, behalve de N-VA, vroegen hier op dit spreekgestoelte zo’n twee jaar geleden al om een wapenembargo voor Saudi-Arabië op te leggen, om de bekende redenen. Ik zal die nu niet allemaal herhalen. We zijn zes maanden verder na het mogelijk maken van zo’n wapenembargo, dus, minister-president, wanneer komt het er nu eigenlijk van? Waar wacht u eigenlijk op om dat wapenembargo te vragen?
Voorzitter, tot slot kom ik tot de situatie in Polen. Vandaag besloot de Europese Commissie om de strafprocedure onder artikel 7 in te zetten. De redenen daarvoor zijn talrijk. De onafhankelijkheid van het gerecht wordt er ondermijnd. De persvrijheid wordt er aangevallen. De Poolse democratische rechtsstaat staat eigenlijk onder druk. We hebben hierover een voorstel van resolutie ingediend, dat morgen hopelijk met spoed hier in het parlement kan worden behandeld. Minister-president, zult u er bij de Federale Regering op aandringen om de Europese Commissie daarin te steunen? (Applaus bij sp.a)
De heer Van Esbroeck heeft het woord.
Mevrouw Soens, we kunnen dat hier elke keer opnieuw en opnieuw herhalen, maar u weet net zo goed als ik en als alle collega’s dat er de facto geen wapenhandelvergunningen worden uitgereikt voor die regio waarover u het altijd zo graag hebt. De facto is er dus geen wapenlevering vanuit Vlaanderen.
Mijnheer Van Esbroeck, we kunnen keer op keer herhalen dat u best eens de maandelijkse onlineverslagen naleest van de administratie, van de dienst Controle Strategische Goederen, van zowel dual use als van wapenhandel. Zo zou u kunnen zien dat er wel degelijk wapenonderdelen vanuit Vlaanderen naar Saoedi-Arabië vertrekken en dat ook dualuseonderdelen naar Saoedi-Arabië vertrekken. Dan heb ik het nog niet over de talloze via de Europese Unie mogelijke wapenleveringen aan Saoedi-Arabië waarvan we niet eens de eindbestemming kennen. Ik zou u willen oproepen – zoals uw partij ook federaal heeft gestemd – om dat wapenembargo Vlaams, nationaal en ook Europees in te voeren.
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Voorzitter, ministers, dames en heren, nog een vleugje toeristisch intermezzo.
Vlaanderen is state of the art. We hebben tal van troeven die we als unieke opportuniteit moeten beschouwen en die we moeten gebruiken om meer internationale toeristen naar Vlaanderen te halen. Ik geef vier thema’s. Vlaanderen is wereldberoemd om de Vlaamse Meesters. Vlaanderen is genieten aan elke tafel en aan elke toog. Vlaanderen is koers. Vlaanderen was jammer genoeg ook het slagveld van wrede wereldoorlogen.
Daarom zetten wij onze financiële middelen zeer gericht in om projecten rond die thema’s te faciliteren zodat we onze unieke troeven uitspelen. Dat is ook goed voor ons internationaal imago. We kiezen ook voor duurzaam toerisme, voor projecten die een grote impact hebben en voor projecten die verspreid zijn over heel Vlaanderen.
Daarnaast zetten we onze regio steeds meer op de kaart als congresregio. We hebben geïnvesteerd in infrastructuur. Het congrescentrum in Antwerpen is ondertussen open, en er staan er nog in de steigers. Wat nog belangrijker is, is dat we in 2018 een congres organiseren waarop 400 internationale congresassociaties en beleidsbepalers aanwezig zullen zijn. Daarmee tonen we onze regio aan die mensen en trekken we het congrestoerisme naar Vlaanderen aan.
Welke rol spelen wij als overheid? Een rol die faciliteert en ondersteunt. We laten onze toeristische ondernemers samenwerken. We laten ze onze Vlaamse ambassadeurs zijn en we coachen en zorgen voor kwaliteitsbewaking. Die kwaliteitsbewaking zorgt ervoor dat we daarmee de lat telkens hoger leggen. We beperken de administratieve lasten en creëren een gelijk speelveld, ook voor Airbnb, en stimuleren innovatie.
In Vlaanderen verdient iedereen vakantie. Onderzoek wijst echter uit dat er nog heel wat drempels zijn om iedereen op vakantie te laten gaan. We hebben onze privéondernemingen, we hebben sociaaltoeristische organisaties en we hebben een breed aanbod. Het komt er nu op aan om dat breed aanbod goed te matchen met de vraag, want die vraag kan soms heel complex zijn. We moeten dat op elkaar afstemmen zodat we iedereen op vakantie kunnen laten gaan. Daarover zullen we binnenkort een nieuw voorstel van decreet indienen. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Voorzitter, gezien het late uur zal ik me beperken tot twee punten die mij en onze fractie na aan het hart liggen.
Minister, het zal u niet verwonderen dat ik opnieuw vragen stel over de nieuwe manier van subsidiëren waarvoor u met de hefboomprojecten hebt gekozen. Sinds 2015 hebt u in het totaal een bedrag van 71,1 miljoen euro besteed aan projecten in de categorieën Vlaamse Meesters, kernattracties en de meetingindustrie of het MICE-gebeuren. Telkens heb ik u erop attent gemaakt dat de kust en West-Vlaanderen niet accuraat worden verdedigd. U zegt altijd dat het niet waar is dat West-Vlaanderen en de kust worden achtergesteld, maar als we de cijfers van de hefboomprojecten bekijken, dan moeten we dat wel vaststellen. West-Vlaanderen en de kust hebben slechts 5 procent van de koek gekregen. Ik zal niet alle cijfers in detail overlopen, ik heb ze al veelvuldig in de commissie aangehaald, maar het is niet moeilijk vast te stellen dat de kust zwaar ondervertegenwoordigd is in de verdeling van de middelen. Vanaf 1 januari ben ik voorzitter van het kustburgemeestersoverleg en zal ik, samen met mijn collega-burgemeesters, u daarop attent blijven maken. Ik hoop dat u dan ook eens de tijd vindt om naar ons kustburgemeestersoverleg te komen en naar onze argumenten te luisteren. We hebben zelf ook ideeën om uw systeem waar nodig bij te sturen. Ik hoop, minister, dat u daarvoor openstaat.
Een tweede, ook heel belangrijk punt, is de IKWV, de Intercommunale Kustreddingsdienst van West-Vlaanderen. Met de afkalving van de provincies zou de provincie volgend jaar uit de IKWV moeten stappen en bijgevolg geen werkingsmiddelen meer kunnen leveren. Het gaat over een bedrag van 250.000 euro. Volgens u staat het de provincies vrij dat wel nog te betalen, want ook de Vlaamse overheid subsidieert nog, maar er gaat ook 17 miljoen euro minder naar de provincie West-Vlaanderen. Bijgevolg zullen de kosten voor een stuk naar de lokale besturen worden doorgerekend, en die leveren al een grote inspanning. Het is een gezamenlijke verantwoordelijkheid, zoals u terecht zegt, maar ook de lasten moeten worden verdeeld. U wilt toch niet dat we de veiligheid aan de kust niet meer kunnen waarborgen. Ik kan absoluut bevestigen dat in de bewaakte zones langs de kust geen zwemmers verdrinken. Zijn die zones er niet, dan verhoogt het gevaar op verdrinking. Dat kunnen we ons niet permitteren.
Twee items, minister, kort en bondig. Heb daar aandacht voor. De kust zal u heel dankbaar zijn. (Applaus bij sp.a)
Mevrouw De Meulemeester heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister, Vlaanderen is een kleine, maar stabiele en betrouwbare partner op het vlak van ontwikkelingssamenwerking. Vlaanderen spitst zich toe op drie partnerlanden in zuidelijk Afrika, beperkt zich tot bepaalde thema’s en neemt als uitgangspunt de duurzaamheidsdoelstellingen van de Verenigde Naties. We leven de internationale verbintenissen inzake klimaatverandering na en schakelen ons in in de internationale armoedeagenda. Die aanpak werkt en zorgt voor waardering, meer partnerschappen en wederkerigheid.
De Vlaamse ontwikkelingssamenwerking kunnen we pas als succesvol beschouwen als er in Vlaanderen een ruim draagvlak voor is. De Vlaamse overheid zet dan ook sterk in op de versterking van het draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking door steun te geven aan gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking, ontwikkelingseducatie, de vierde pijler en de media. Om het draagvlak te versterken, is het immers belangrijk in te spelen op de bewustmaking van de noord-zuidontwikkeling en deze te vergroten. Transparantie is hierbij een heel belangrijk punt. Niet alleen de input, maar ook de output van de programma’s en projecten moeten resultaatgericht worden bekeken.
Vlaanderen wil een bijdrage leveren aan rechtvaardige noord-zuidverhoudingen en aan de verdere ontwikkeling van het Zuiden door samen met de plaatselijke bevolking in het Zuiden te werken aan de realisatie van initiatieven voor het structureel bestrijden van armoede. Vlaanderen zet hierbij steeds sterker in op een samenwerking met de privésector in relevante domeinen. De Agenda 2030 schuift de privésector dan ook als een van de belangrijkste nieuwe actoren naar voren. Het is dan ook positief dat Vlaanderen de privésector steeds actiever betrekt bij de Vlaamse ontwikkelingssamenwerking.
Vlaanderen springt ook bij als ergens een ramp gebeurt. We zijn voor het achtste jaar op rij de grootste regionale donor van het noodhulpfonds Central Emergency Response Fund (CERF) van de Verenigde Naties. Mede door die Vlaamse bijdrage kan het CERF tijdens de eerste dagen na een ramp op het terrein optreden.
De internationale context verandert snel en brengt uitdagingen voort op het vlak van de ontwikkelingssamenwerking en de internationale samenwerking. We moeten steeds onze ogen openhouden voor nieuwe ontwikkelingen en uitdagingen die op het pad komen van het Vlaamse ontwikkelingssamenwerkingsbeleid. (Applaus bij de N-VA)
De heer Hendrickx heeft het woord.
Voorzitter, tot nu toe mogen Vlamingen in het buitenland wel stemmen tijdens de federale verkiezingen, maar hun eigen Vlaams Parlement kunnen ze niet mee verkiezen. Dat is een absurde anomalie en een democratisch deficit. Dit dossier houdt me al enkele jaren bezig. Ik heb de huidige en de vorige Vlaamse Regering hierover voortdurend ondervraagd. Het antwoord is steeds hetzelfde gebleven. Vlaanderen is daar eendrachtig voorstander van, maar de bevoegdheid daar iets aan te doen, ligt bij het federaal parlement.
Met grote vreugde heb ik bij het aantreden van de nieuwe Federale Regering vastgesteld dat de nieuwe ploeg wel bereid was om een wetsvoorstel uit te werken. De afwezigheid van de PS was hiervoor cruciaal. Tot 2014 heeft de PS elk gesprek hierover geblokkeerd. De PS weet nog goed dat de buitenlandse kiezer haar zetels heeft gekost. Het wetsvoorstel is in de Kamer van Volksvertegenwoordigers uitgewerkt en besproken. Ondertussen blijkt de PS in haar verzet echter de steun van Défi en cdH te hebben gekregen. Opeens is de tweederdemeerderheid weg die hiervoor nodig is. Terwijl de volgende verkiezingen in zicht komen, ligt alles weer stil.
Minister-president, ik krijg van onze Vlaamse expats uiterst teleurgestelde reacties. Ik begrijp en deel hun frustraties. Ik weet dat u mijn bezorgdheid deelt. U hebt dit bewezen door dit dossier hardnekkig te blijven agenderen tijdens elk intrafederaal overleg. Ik wens u dan ook goede moed om dit te blijven doen en om hopelijk een ultieme doorbraak te forceren.
Dames en heren, ik herinner u aan de resolutie die we exact twee jaar geleden unaniem hebben goedgekeurd. Indien u aan de kerstdis toevallig een Franstalige zusterpartij zou ontmoeten die nog over de streep moet worden getrokken, moet u alles uit de kast halen. De tienduizenden Vlaamse expats zullen u dankbaar zijn. Ik wens u een goede nacht. (Applaus bij de N-VA)
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Voorzitter, ik zal proberen in te gaan op de belangrijkste thema’s die zijn aangekaart.
Mijnheer Kennes, u bent terecht begonnen met een schets van de gewijzigde geopolitieke context. U hebt de aandacht gevestigd op de meerwaarde die het voor Vlaanderen betekent deel van de Europese Unie te zijn. We hebben onze visienota goedgekeurd. Die nota maakt school. Mijn contacten in het buitenland wijzen uit dat die nota breed wordt gedragen.
Het is evident dat veel sprekers aandacht aan de brexit hebben besteed. Ik heb al herhaaldelijk verklaard dat dit mijn grootste zorgenkind is. Er is gewezen op de dreiging voor onze welvaart. We hebben daar eigen studies over uitgevoerd. Die studies zijn door de KU Leuven bevestigd. We benaderen de brexit elke dag opnieuw. We behartigen steeds onze belangen.
We zijn zeer blij dat de eerste fase is ‘afgerond’. We hebben het hier in de commissie net over gehad. De eerste fase kent drie grote onderdelen, namelijk de wederzijdse rechten van de burgers, de contouren van de financiële regeling die moet worden getroffen en het meest heikele punt, de grens tussen de Ierse republiek en Noord-Ierland. Ik heb de clausule voorgelezen. Het is verre van duidelijk hoe de daarin opgenomen intenties zullen worden uitgevoerd.
Dat belet niet dat ondertussen naar een tweede fase wordt overgegaan. Het is evident dat we daar sterk op willen wegen. Dat is ook intrafederaal het geval. Ik heb hierover al diverse contacten gehad met de Federale Regering. Iedereen kijkt in dezelfde richting.
Het is ook zo dat we herhaaldelijk contacten hebben met de heer Barnier en met andere topmensen in de Europese Commissie, die zich wel bewust zijn van de eigenheid, van de specificiteit van de belangen van de Noordzeelanden met betrekking tot de toekomstige handel met het Verenigd Koninkrijk. We leveren daar zeer goed werken. We zorgen ook voor een grote betrokkenheid. Ik kan u zeggen dat zowel het Vlaams netwerk van ondernemingen (Voka) als de Unie van Zelfstandige Ondernemers (UNIZO) zeer tevreden is over de manier van aanpak, dat we de stakeholders erbij betrekken en dat uiteraard FIT zeer actief is op dat vlak. Sommigen gaan met de grote trom de plas over om te proberen bedrijven die aan delokaliseren denken, aan te trekken. Wij doen dat onder de radar. We focussen niet alleen op bedrijven die in het Verenigd Koninkrijk gevestigd zijn, maar ook op multinationals die in het Verenigd Koninkrijk actief zijn. Op dit ogenblik hebben we wereldwijd meer dan veertig leads van delokaliseringen. Dat worden daarom nog geen effectieve vestigingen in Vlaanderen. Zeventien daarvan komen uit het Verenigd Koninkrijk, de rest zijn gevestigd in andere landen wereldwijd. We zetten daar heel veel mensen op in in de wereld met Flanders Investment & Trade. We hebben de cel van Flanders Investment & Trade in Londen versterkt om dat heel actief op te volgen. We doen dat diplomatiek. We doen dat met de Britten, we doen dat op Europees niveau, we doen dat met de buurlanden, maar ondertussen laten we niet na om onze eigen economische belangen, waar dat kan, ook zeer actief te behartigen.
Dat brengt mij tot het thema van de buitenlandse handel en het aantrekken van investeringen. Diverse parlementsleden hebben daarop gewezen. Er is zeer terecht gezegd, niet helemaal in die woorden, door de heer De Croo dat export onze levenslijn is. We zetten daar sterk op in, we zijn een zeer open natie, we leven van de handel. We hebben meer dan 850.000 mensen in Vlaanderen wier job daarvan afhangt. We gaan daarbij altijd voor ‘fair and free trade’. We hameren er altijd op dat in die internationale verdragen bepalingen moeten staan over de mensenrechten. We voeren dat beleid inzake mensenrechten bilateraal, multilateraal, in de handelsverdragen, waar het ook maar enigszins kan.
BLEU is inderdaad een zorgenkind. Er is een coalitiewissel in Wallonië, waardoor we nu het bericht hebben gekregen dat daar een deblokkering zal zijn. Daarmee is nog altijd het probleem van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest niet opgelost. Ik vraag ook aan de collega’s hier die partijgenoten hebben in die regering, om er toch op aan te dringen dat ze mee zouden deblokkeren. De Luxemburgers willen nu nog altijd niet over de brug komen tot er een oplossing gevonden is voor de tientallen verdragen die geblokkeerd zijn. Ze zeggen dat eerst werk moet worden gemaakt van die tientallen akkoorden – ik denk meer dan vijftig – die ofwel goedgekeurd, soms zelfs al ondertekend, andere geparafeerd zijn, maar die vastzitten. Ze willen dat daar eerst werk van wordt gemaakt voor ze opnieuw samen de wereld intrekken om nieuwe BLEU-akkoorden te sluiten. Het komt op de eerstvolgende interministeriële conferentie. Ik denk dat die gepland is in maart. Ik hoop dat er tegen dan wat masseerwerk gebeurd zal kunnen zijn.
Er komen nieuwe handelsverdragen op ons af. Ik wil er ook op wijzen, zoals we gisteren besproken hebben in de commissie, dat wat bijvoorbeeld Japan betreft, dit al een verdrag is dat wordt uitgewerkt op basis van het Singapore-advies van het Hof van Justitie in Luxemburg, met andere woorden de splitsing tussen handelsverdrag en investeringsverdrag. In dat handelsverdrag zal het er in de toekomst op aankomen, zoals we ook gedaan hebben in het verleden, om nog meer te wegen op dat mandaat, om nog meer de tussentijdse stand van zaken op te volgen. Dat is nog altijd een uitsluitende bevoegdheid van Europa, waar de goedkeuring moet gebeuren door het Europees Parlement en door de Europese Raad.
De investeringsakkoorden, daarvoor zetten we altijd alles op alles om naar moderne geschillenbeslechting te kunnen gaan. Investment Court System (ICS) is ons voorbeeld. We hebben ook de idee gelanceerd om daarvoor een multilateraal hof te creëren, maar er moet natuurlijk een partner zijn die daarin wil toetreden. Japan bijvoorbeeld doet daar een beetje stug over. Het is niet duidelijk of Japan ISDS zou willen verlaten. ISDS is voor onze kmo’s, voor onze ondernemingen, veel beter dan te gaan procederen voor de lokale rechtbanken. U moet mij niet geloven, steek uw licht op bij die ondernemingen die in conflicten gewikkeld zijn. Wel, ze zeggen altijd dat ze, als ze de keuze hebben, natuurlijk gebruik gaan maken van die arbitrage.
Collega De Croo, u hebt met verve collega Daems vervangen. Ik weet niet of hij ook achter uw calvinistische uitspraak met betrekking tot Nederland stond. U bent daarmee begonnen. Waterbeheersing is inderdaad een van onze grote troeven. U weet wel dat onze ontwikkelingssamenwerking geen gebonden samenwerking is, maar dat wij waterbeheersing overal in onze handelsmissies meenemen. Wij hebben onlangs een zeer groot succes binnengehaald voor India, waarbij wij hier in Brussel het punt zullen zijn waarvoor de hele samenwerking met de Europese Unie gebeurt. Wij zijn immers op dat vlak specialisten en wij laten niet na om dat te promoten.
Toen u het had over de ‘gemegapoliseerde’ en ‘geproletariseerde’ massa in Afrika, hebt u veel aandacht gekregen in het halfrond. Ik wil wel beklemtonen dat ik blij ben dat u ervoor pleit dat Vlaanderen in de toekomst bevoegd zou zijn voor de toegang tot ons rijk. De toegang tot het rijk is natuurlijk nog altijd een federale bevoegdheid. Wat wij wel kunnen doen, is arbeidskaarten uitreiken. Ik heb het ook aangekondigd in de Septemberverklaring dat we dat op een selectieve manier gaan doen voor hoogtechnologische beroepen, ICT-mensen enzovoort, omdat we daar nood aan hebben. We hebben geen nood aan laaggeschoolde mensen in onze Vlaamse arbeidsmarkt. Heel veel mensen hebben er vandaag op gewezen dat er nog altijd heel veel laag- en ongeschoolde mensen niet aan een job geraken.
Wat betreft Saoedi-Arabië wil ik heel duidelijk zijn: er wordt geen enkele exportvergunning voor wapens aan Saoedi-Arabië ondertekend. Collega Van Esbroeck heeft dat nog eens beklemtoond. Ik heb ook steun verleend aan de federale overheid om op het Europese vlak en op het VN-vlak over te gaan tot een maatregel van embargo. Het uitvoerbesluit in het kader van het decreet is een eerste keer goedgekeurd door de regering en is nu verstuurd naar de SARO.
Wat de kernwapens betreft – ook dat heb ik al gezegd – is de resolutie van het Vlaams Parlement opgevolgd. Ik heb een brief gestuurd naar de premier om dat standpunt mee te delen. Ik waak er ook over dat in alle uitvoervergunningen voor strategische goederen, nooit een proliferatie van kernwapens mee kan gebeuren.
Collega De Meulemeester, u hebt terecht beklemtoond dat wij klemtonen leggen bij ontwikkelingssamenwerking, dat we een groot draagvlak hebben, dat we de private sector betrekken en dat we ons ook moeten instellen op nieuwe ontwikkelingen en uiteraard een goede samenwerking hebben met multilaterale organisaties.
Tot slot heb ik een pluim gekregen van collega Van Overmeire. Dat was, na de pluim van de voorzitter vanmorgen, een tweede pluim vandaag. Dank u wel. U hebt beklemtoond dat we dat netwerk versterken. Dat heeft ook zijn nut. Ik ben vorige week nog naar de OESO geweest en naar de UNESCO. Je stelt vast op het terrein dat onze vertegenwoordigers daar zeer goed gekend zijn, zeer goed werk leveren en ervoor zorgen dat ze onze belangen daar behartigen.
Collega Hendrickx, het stemrecht voor Vlamingen in het buitenland is goedgekeurd in de Kamercommissie, maar blijft daar op dit ogenblik hangen omdat je in de commissie maar een eenvoudige meerderheid nodig hebt, maar zodra je naar de plenaire gaat, heb je een tweederde en een dubbele meerderheid nodig. Die is er vooralsnog niet. Ik doe ook pogingen, boven en onder de waterlijn, om daartoe te komen. Ik durf op dit ogenblik niet zeggen dat het er goed uitziet. We gaan alles doen wat we kunnen om tot dat resultaat te komen. Maar het is nu eenmaal zo dat je daar die dubbele meerderheden voor nodig hebt.
Voorzitter, ik denk dat ik heel kort antwoord heb gegeven. (Applaus)
Hiermee beëindigen we de bespreking voor vandaag.