Report plenary meeting
Actuele vraag over het Nederlandse experiment met gelegaliseerde wietteelt en de gevolgen voor de Vlaamse grensgemeenten
Report
De heer Keulen heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, collega's, Nederland heeft bijna een regering, wel al een minister-president en een regeerakkoord. Een van de ambities die daarin verwoord staan, is het gegeven dat zij de achterdeurproblematiek pogen te legaliseren. Vandaag kan men in de coffeeshops in Nederland wettelijk drugs verkopen, maar de bevoorrading is in handen van het criminele milieu. Men poogt het dus te decriminaliseren, wat op zich een oorbare ambitie is.
Voorzitter, collega's, nu ga ik over naar mijn punt: wij, diegenen die wonen in de Vlaamse grensgemeenten aan de Nederlandse grens, vrezen nog meer dan vandaag de dag geconfronteerd te worden met illegale cannabisplantages. Dat is vandaag een gesel, een gesel die trouwens de grensstreek al meerdere jaren teistert.
Tot dusver zijn er dit jaar, dus in 2017, in mijn gemeente Lanaken al zestien illegale cannabisplantages opgerold, vorig jaar over het hele jaar ook zestien, en het jaar daarvoor meer dan dertig. Dat is dus absoluut een gesel die ons teistert. Het criminele milieu dreigt nu eigenlijk inkomsten te verliezen in Nederland, en we vrezen dat het waarschijnlijk compensatie zal zoeken aan de Belgische kant van de grens.
Minister-president, vandaar mijn vraag aan u, die ook bevoegd bent voor het buitenlands beleid in de Vlaamse Regering. Spoor de Nederlandse regering aan tot overleg met die Belgische grensgemeenten, want nu wordt het eigenlijk een waterbedverhaal, waarbij men de eigen problemen verplaatst richting de buren, en dat is niet het soort samenwerking waar wij voor zijn.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, ‘Drie jaar cel voor (...) valiezen vol cannabis’, ‘Cannabis in (...) chocopoeder’, ‘Tienduizend stekjes cannabis op zolder verborgen’, ‘Afval gedumpt van cannabisplantages’: het zijn maar enkele krantenkoppen die onze grensgemeenten typeren op het vlak van cannabis. Als we de verhalen van die krantenkoppen nader bekijken, wordt er ook heel duidelijk een link gelegd naar onze noorderburen. Het verbaast u dan ongetwijfeld ook niet dat wij – burgemeesters, politiezones, welzijnsdiensten – bezorgd zijn als we het nieuwe Nederlandse regeerakkoord lezen. Zoals collega Keulen net ook aangaf, staat daarin heel duidelijk de doelstelling neergeschreven om ook de cannabisteelt te legaliseren. Uiteraard gebeurt dat vanuit hun oogpunt met een nobele doelstelling, maar omgekeerd geeft dat inderdaad wel mogelijke grotere risico’s voor onze grensgemeenten.
Minister-president, daarom had ik een vraag aan minister Homans, maar als minister-president bent u misschien nog beter geplaatst: bent u inderdaad van plan om met de Nederlandse overheid contact te leggen, om na te gaan op welke manier we afspraken kunnen maken om die negatieve effecten in onze grensgemeenten te vermijden, om afspraken te maken inzake controle en handhaving, om afspraken te maken inzake informatiedoorstroming? Ik heb ook gelezen in het regeerakkoord dat de regering de ambitie heeft om binnen de zes maanden met een regulerend kader te komen, dus in die zin denk ik dat het hoog tijd is om vanuit Vlaanderen zelf mee een initiatief te nemen.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Voorzitter, geachte leden, ik denk dat het inderdaad belangrijk is dat we aandacht hebben voor het nieuwe regeerakkoord in Nederland. Er is nog geen regering, maar wel een akkoord, zoals de heer Keulen zei.
Ik heb toch vier minuten. Ik wil misschien vooraf toch het parlement wijzen op een aantal andere belangrijke zaken die in het regeerakkoord staan en die belangrijk zijn voor Vlaanderen. Ten eerste, het Nederlandstalig onderwijs in het buitenland zal 3 miljoen euro meer krijgen. U weet dat ik daar afspraken over had gemaakt met toenmalig en waarschijnlijk nieuw minister-president Rutte. Dat is dan bezegeld in het Damesakkoord. Dat is ook heel belangrijk voor de Vlamingen in het buitenland.
Ten tweede, men zal verscherpt toezien op de naleving van de criteria voor het Engelstalig onderwijs. Het derde element is het allerbelangrijkste. Zoals ik dat regeerakkoord lees, kunnen we zeggen dat, als de Belgische investeringen in de spoorwegen worden uitgevoerd, en deze die in het Nederlandse regeerakkoord staan, namelijk Hamont-Weert, zowel voor personen- als voor goederenvervoer op Belgisch en Nederlands grondgebied de IJzeren Rijn zal zijn gerealiseerd. Verder wordt Vlaanderen uitdrukkelijk mee genoemd in het overleg met Nordrhein-Westfalen voor de IJzeren Rijn.
Wat het experiment met het gedogen van het telen van wiet betreft, heb ik onmiddellijk contact opgenomen met de Nederlandse ambassade. De ambassadrice heeft me gezegd dat wat in het regeerakkoord staat, het enige is wat tot nu toe is beslist. Er is nog niet uitgemaakt of dat in de grensgemeenten zal komen of niet. Als dat in de grensgemeenten zal komen, moeten ter zake de regels van goed nabuurschap worden nageleefd. Dat is ook uitdrukkelijk de bedoeling van Nederland. De ambassadrice heeft me ook verzekerd dat ze zich er persoonlijk toe engageert om in dat geval in overleg te gaan met de grensgemeenten die mogelijk door overlast zouden zijn getroffen, maar ze heeft eraan toegevoegd dat het uitdrukkelijk de bedoeling is om naar minder overlast te gaan dan in de huidige situatie.
Ik weet dat we daar vragen bij stellen, dat u daar terechte zorgen bij formuleert, zorgen die ook de mijne zijn. Naast dit contact met de Nederlandse ambassade, waaruit dus een engagement voortvloeide om desgevallend overleg te plegen met de grensgemeenten, is er natuurlijk ook mijn engagement om, zodra mogelijk, contact te hebben met de nieuwe minister-president van Nederland over het regeerakkoord, over de zaken die ons wederzijds aanbelangen.
Minister-president en goede collega’s, het zijn altijd Nederlandse staatsburgers die bij die illegale cannabisplantages achter de schermen aan de touwtjes trekken. Dat staat buiten kijf. Zij verliezen nu een stuk marktaandeel en willen absoluut compensaties. Dat milieu gaat letterlijk over lijken.
Minister-president, het is ook belangrijk om in het verdere overleg het zogenaamde ingezetenencriterium aan te houden. Vandaag kunnen enkel ingezetenen van het Nederlandse koninkrijk in de coffeeshops terecht om zich daar te bevoorraden. Dat zijn dus Nederlanders, maar ook andere mensen die daar hun domicilie hebben. Een Belg of een Duitser die daar zijn domicilie heeft, kan zich ook bevoorraden in de coffeeshops, bijvoorbeeld in Maastricht. Maar de drugstoeristen uit Frankrijk en Duitsland die jaren onze gemeente hebben geteisterd, en de Belgen die van bij ons richting Maastricht trekken, bleven weg sedert mei 2012, toen die wietpas werd ingevoerd. De drugstoeristen zorgen bij ons voor de overlast want de verslaving moet gefinancierd worden. Die doen dan woninginbraken. Die gaan zelf illegaal drugs verdelen en verkopen. Het is dus belangrijk om dat ingezetenencriterium te handhaven, minister-president, om op die manier de drugstoeristen weg te houden. Ook daarop moet u aandringen wanneer u verder contact hebt met de Nederlandse ambassade of met de Nederlandse autoriteiten.
Ik zal de laatste zijn om te stellen dat er in het Nederlandse regeerakkoord geen goede elementen zouden staan. Er staan misschien zelfs elementen in die inspirerend kunnen zijn voor ons Vlaanderenland. Maar omgekeerd moet ik wel vaststellen dat deze maatregel een ongelooflijk groot risico inhoudt voor de veiligheid in onze grensgemeenten en voor alle problemen en de criminaliteit die daarmee gepaard gaan. Minister-president, ik ben dus zeer blij dat u al contacten hebt gelegd met de ambassade, maar ik hoop, gezien het tijdsbestek van zes maanden dat de regering zelf aangeeft in het regeerakkoord, dat dit overleg iets meer handjes en voetjes krijgt. We moeten effectief to the point kunnen komen en goede afspraken maken op het vlak van handhaving, controle en informatiedoorstroming, maar we moeten ook bekijken welke andere negatieve effecten het kan hebben.
Eveneens in het regeerakkoord staat dat er 100 miljoen euro wordt vrijgegeven vanuit het ondermijningsfonds. Ook dat is een element om samen met de Nederlandse collega’s te bekijken: op welke manier kan aan de grens dat extra toezicht worden ingezet? Uit de contacten is al gebleken dat waarschijnlijk een aantal Zuid-Nederlandse gemeenten zullen meedoen aan het proefproject. We moeten oog hebben voor de problematiek in de grensgemeenten.
Collega’s, ik heb gezegd dat uw zorg mijn zorg is. Mijnheer Keulen, ik neem akte van het feit dat u zei dat het criterium van de ingezetenen bijzonder belangrijk is. Het is natuurlijk wel zo, collega’s, dat dit veiligheidsaspect niet valt onder wat wij de grensoverschrijdende samenwerking (GROS) met Nederland noemen. Dat is bilateraal op federaal vlak en politioneel. Ik heb het kabinet van de minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon op deze aangelegenheid geattendeerd. Het is evident dat ook daar een opvolging zal moeten gebeuren en dat ik dus naast de contacten met Nederland ook de contacten met de Belgische federale overheid onderhoud, die in dezen bevoegd is. Dat gebeurt uitsluitend, zo hebben ze mij gezegd, op bilaterale basis tussen de federale bevoegdheid Binnenland en de Nederlandse diensten. Als het gaat over toezicht en andere maatregelen tegen de overlast, is het evident dat Vlaanderen daar niet de partner is van Nederland. Het is goed dat ik het hierover kan hebben zowel met de ambassade als met het kabinet van minister Jambon en, naar ik hoop, zo snel mogelijk ook met de toekomstige minister-president.
Minister-president, wat dat laatste betreft: uiteraard is dat vooral een politionele aangelegenheid, maar Vlaanderen is bevoegd voor zijn buitenlands beleid voor wat betreft de bevoegdheden die de gemeenschappen en de regio’s zijn toebedeeld. Je kunt dat ook bekijken vanuit het aspect volksgezondheid. Laat ons wel wezen: wat ook de strekking is van eenieder, allemaal samen hopen we dat onze kinderen nooit met die gesel van de drugs te maken krijgen. Voor de rest hoort iemand die een joint rookt wat mij betreft niet thuis in de gevangenis, maar alles wat daarrond hangt moeten we bekampen en bestrijden op alle mogelijke manieren, ook ten aanzien van Nederland. Ik ben nu 54 jaar. Ik woon sinds dag één in mijn gemeente. Wij hebben een gedeelde grens van 12 kilometer met Maastricht. Eén zaak moeten zij goed begrijpen, en ze gaan daar nogal vaak licht overheen: je kunt de problemen op hun territorium niet oplossen op de kap van de buren, door waterbedeffecten te creëren en eigenlijk te proberen de problemen op te lossen door ze te verzwaren in de grensstreek. Dat vertaalt zich finaal ook bij hen.
We hebben daar dus een gedeeld belang om goed te overleggen, om politiediensten goed met elkaar te laten overleggen en af te stemmen. Wij zitten in België en Nederland vandaag ook nog altijd onder terroniveau 3. Dat belast onze politiediensten enorm. Dit komt er nog bovenop. Dit is iets wat de mensen zeer verontrust.
Minister-president, u verwijst terecht naar de andere beleidsdomeinen die met heel deze problematiek te maken hebben. Iedereen hier is ervan overtuigd dat een integraal drugsbeleid alleen maar kan worden gevoerd als er inderdaad over de beleidsdomeinen en de overheden in ons land heen wordt samengewerkt. Maar zoals collega Keulen ook aanhaalde: er is ook een samenwerking over de landsgrenzen heen, zeker als er ten aanzien van het drugsbeleid zo’n verschillend beleid wordt gevoerd. In die zin reken ik zeker ook op u, samen met alle grensgemeenten, dat er verder actie wordt ondernomen. Ik denk, collega’s, dat in dezen een joint venture met Nederland echt wel nodig is. (Gelach. Opmerkingen)
De actuele vragen zijn afgehandeld.