Report plenary meeting
Actuele vraag over de ondersteuning van Vlaamse fictie
Report
De heer Vandaele heeft het woord.
Minister Gatz, ik heb helaas niets bij voor u. Zulke goeie vrienden zijn we ook niet. (Gelach)
Dit parlement, collega’s, toonde zich door de jaren heen al herhaaldelijk bezorgd om onze eigen Vlaamse fictieproducties. Mensen kijken er graag naar. Dat is ook een stimulans voor onze creatieve audiovisuele sector. Daarvoor hebben we ook een investeringsverplichting opgelegd aan de distributeurs. We hebben het decreet rond signaalintegriteit goedgekeurd in de vorige legislatuur.
Op een bepaald moment hebt u in uw beleidsbrief gezegd dat u die ondersteuningsmaatregelen wel eens wilde laten doorlichten. Dat is intussen gebeurd, eergisteren is het rapport van Econopolis verschenen. U hebt daar in de krant al een aantal commentaren op gegeven.
De conclusie van het rapport is dat mensen minder televisie kijken, minder rechtstreeks en meer uitgesteld kijken en de reclame doorspoelen met als resultaat minder reclame-inkomsten voor de omroepen. Buitenlandse producties blijven uiteraard ook goedkoper dan de producties die hier worden gemaakt.
U zegt in de krant dat u die subsidiesystemen in het Mediafonds wel eens wilt bijspijkeren. U zegt ook dat u 3 miljoen euro extra in de sector wilt pompen en u zegt, en dat is wel interessant, dat u wilt dat ook de over-the-topspelers, de Netflixen van deze wereld, meebetalen. Minister, hoe wilt u er concreet voor zorgen dat de over-the-topspelers meebetalen, mee-investeren in die eigen Vlaamse fictie?
De heer Bajart heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, de Vlaamse fictie in Vlaanderen doet het goed. Ik wil ook nog even meedelen dat 2 procent van de uitgezonden uren wordt besteed aan Vlaamse fictie. Daarmee wordt een kijkaandeel bereikt van 9 procent. Ik wil ook aangeven dat in de top 100 van de meest bekeken programma’s men gegarandeerd een aantal fictiereeksen vindt van eigen bodem. Dat is een belangrijke opsteker in de studie van Econopolis die de minister eerder bestelde. Met andere woorden, zowel de investeringen in de productiesector als de investeringen van de Vlaamse overheid hebben een zeer duidelijk effect. Maar zoals gewoonlijk kan alles beter.
Ten eerste komen de series bij ons zeer sterk in beeld, maar internationaal is en blijft het een ware uitdaging om ze te doen aanslaan. Ten tweede heeft bij ons een Vlaamse fictiereeks ongeveer viermaal meer kijkers dan de buitenlandse reeksen. Daartegenover staat wel dat de kostprijs voor de omroep ongeveer elfmaal hoger ligt. Ten derde maakt het veranderd kijkgedrag, meer bepaald het uitgesteld kijken en het doorspoelen van reclame, het moeilijk voor onze omroepen om hun investeringen te laten renderen. En daar gaat het vandaag over. Er is namelijk sprake van een negatieve reclamemarge.
Samengevat bestaat de uitdaging erin de sector te helpen zijn producten beter te valoriseren. Ik ben er dan ook van overtuigd dat het een goed idee is om niet enkel het budget voor de Vlaamse producties te bekijken en zo hoog mogelijk te houden, maar ook het subsidiesysteem in te zetten voor die buitenlandse valorisatie. En daarover gaat mijn vraag. Minister, kunt u meer uitleg geven bij uw voornemen om de Vlaamse fictie meer te steunen en dan voornamelijk wanneer het gaat over die negatieve reclamemarge waarover ik het had, voor die commerciële spelers? Hoe denkt u dat aan te pakken?
Minister Gatz heeft het woord.
Beide heren hebben het inderdaad goed samengevat. De Vlaamse fictie doet het zeer goed. Mensen willen die zien en kijken er gemiddeld drie- tot viermaal meer naar dan naar een buitenlandse serie.
De Vlaamse fictie geraakt echter ook in iets nauwere schoentjes door de kostprijsproblemen die onder meer het gevolg zijn van het uitgesteld kijken wat voor private zenders een groot probleem is. Daarnaast moeten wij zelfs met onze grote kwaliteit voor een deel opboksen tegen de Angelsaksische oceaan waar de kostprijs voor het maken van fictie op zich niet lager ligt, maar waar de verkoop aan het buitenland door het hefboomeffect, door het mattheuseffect veel lager ligt dan het laten uitzenden van een Vlaamse reeks. Nochtans moeten we goed in het oog houden dat we deze sector kunnen blijven ondersteunen en de nodige zuurstof geven, want dat is cultureel belangrijk: het gaat over reeksen van een hoog niveau. Het is ook goed voor het kijkplezier, dat mogen we ook niet vergeten. Maar daarnaast is er natuurlijk ook een economische waarde, de Vlaamse audiovisuele sector telt immers heel wat jobs.
Mijnheer Bajart, het is op dit moment niet zo evident om rechtstreeks met betrekking tot het teruglopen van de reclamemarge voor zenders in te grijpen omdat het in eerste instantie gaat om een zaak die tussen de zenders en de distributeurs moet worden bekeken. Ik kan me daar op dit ogenblik niet over uitspreken, maar ik denk dat men daar wel een deel van de oplossing zal vinden.
Wij kunnen twee zaken doen, naast natuurlijk nog een aantal andere zaken, om de kwaliteit van het Mediafonds te vergroten. Het is inderdaad de bedoeling om verse middelen te zoeken om het Mediafonds te vergroten. Dat is ook de aanbeveling van de studie. Daarnaast zijn de distributeurs nu al onderworpen aan een stimuleringsverplichting. Zij moeten met andere woorden volgens het aantal abonnees dat ze hebben een bepaald bedrag mee in het Mediafonds stoppen of met datzelfde bedrag zelf series maken.
Mijnheer Vandaele, het is niet meer dan normaal dat we nu ook voor de nieuwe spelers op het terrein – de over-the-topspelers of, voor iedereen die zich daar iets bij wil voorstellen, de Netflixen van deze wereld – een gelijkaardige regeling uitwerken. Hoe ik dat precies ga doen, weet ik vandaag nog niet omdat ik de studie eerst met u wil bespreken in het parlement, ook met de verschillende stakeholders van het hele ecosysteem, de zenders, de distributeurs, de producenten enzovoort. Er zijn twee buurlanden waar het systeem al in voege is, waar men een wettelijke regeling heeft: Frankrijk, met een belasting per videotransactie – ik zal het nu maar zo noemen – en Duitsland, met een belasting op de omzet van de totale video-industrie. Het is een andere techniek, maar het doel is hetzelfde.
Mijnheer Vandaele, we hebben nog net de tijd om te bekijken of de eerste toepassing van het Franse en het Duitse systeem, waarschijnlijk rond of na de zomer, effectief zoden aan de dijk zal brengen. Uw vraag is terecht: hoe gaan we het precies doen? Welke juridische grondslag is er met andere woorden om ze op dezelfde manier als de distributeurs te laten meebetalen? Ik denk dat we daarin kunnen slagen. We zijn nu nog aan het bekijken wat de beste Europese oplossing is. Bij de Duitse oplossing worden een aantal vragen gesteld. Ik wil daar nog enkele maanden voorbereiding voor hebben. Het is niet meer dan normaal dat wie mee van de kwaliteit van onze Vlaamse fictie profiteert – als ik het zo mag zeggen – daar ook voor een deel toe bijdraagt. Zo werkt het hele ecosysteem. Ik denk dat de vooruitzichten op dat vlak goed en realistisch zijn.
Minister, dank u voor uw antwoord. De N-VA is natuurlijk een grote voorstander van die eigen producties. Ik denk dat alle partijen hier dat zijn. Het is een stimulans voor de creatieve industrie, waar heel wat mensen werken en waar heel wat nieuwe dingen tot stand komen. De resultaten daarvan worden ook gesmaakt door de Vlaamse kijker. Daarvoor alleen maar lof. Als er nieuwe methodes zijn om te ondersteunen en we kunnen daar een juridische grondslag voor vinden – kijken naar de buren is altijd goed als we daar iets kunnen leren –, zullen wij u, minister, daarin zeker ondersteunen. Wij zijn er destijds ook bij het decreet Signaalintegriteit altijd van uitgegaan dat het ook van toepassing was op de over-the-topspelers. Als we dat nu ook voor de investeringsplicht kunnen doen, graag.
Minister, u spreekt in de pers heel concreet over 3 miljoen euro. Daar zijn we dus nog niet want we hebben die over-the-topspelers, die Netflixen, nog niet te pakken. Waar gaat u die 3 miljoen euro ondertussen halen?
De heer Bajart heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Bij de stimuleringsregeling stel ik mij de vraag of het überhaupt vandaag al mogelijk is. Hangt dat niet af van de gesprekken die op dit moment op Europees niveau worden gevoerd over de nieuwe richtlijn voor audiovisuele media? Ik denk niet dat dit nu al zou kunnen. Mijn tweede vraag ligt voor de hand, en ik sluit mij ervoor aan bij de vorige spreker: waar halen wij die fameuze 3 miljoen euro?
Mevrouw Segers heeft het woord.
Dankzij het Mediafonds kunnen schitterende reeksen zoals Cordon, Eigen Kweek enzovoort tot stand komen. Het is een heel belangrijk fonds, want het verhoogt de kwaliteit, en dat verhoogt het kijkplezier van de Vlamingen.
Minister, mijn fractie kan alleen maar verheugd zijn als u zegt dat u 3 miljoen euro bijkomende middelen gaat zoeken om dat fonds te spijzen. Ik kijk uit naar uw antwoord op de vragen van mijn collega’s, of u dit bedrag gaat vinden. Misschien zou de 700.000 euro van het excedent van de VRT een piste kunnen zijn. Het belangrijkste is natuurlijk dat het Econopolisrapport stelt dat middelen een belangrijke hefboom zijn, maar eigenlijk maar een eerste stap in een heel complexe structuur van maatregelen die we nodig hebben om de sector te ondersteunen. Het rapport wijst op heel wat problemen. Ik hoop dat we nog een verdere gedachtewisseling kunnen hebben, want ik wil onze discussie daarover niet laten beperken tot deze ene minuut.
Ik heb alvast een concrete vraag: op welke manier gaat u proberen om de scherpste angel uit dit dossier te halen, namelijk een billijke verdeling van de rechten, die zeer noodzakelijk is. Hoe wilt u dat oplossen? Wilt u de suggestie van Econopolis volgen of niet?
De heer Caron heeft het woord.
Ik wil het basisinitiatief van de minister ondersteunen. Het is inderdaad een kwestie van rechtvaardigheid, ook internationaal, dat ook wie over-the-topspelers gebruikt om daarnaar te kijken, iets bijdraagt. In realiteit zullen het de consumenten en de kijkers zijn die wellicht via hun abonnement een heel minimale bijdrage betalen. Dat is niet onredelijk en logisch.
Er zijn twee dingen, minister. Er moet ten eerste verder worden ingezet op de buitenlandse verdeling en de verkoop van de rechten van onze eigen fantastische fictie. Ik las vandaag dat er drie reeksen geselecteerd werden voor een belangrijke beurs in Parijs. Dat is een goede zaak. Een tweede punt is: ik ben net zo nieuwsgierig als de ironisch glimlachende collega Vandaele naar het antwoord op de vraag of het waar is dat u hard op tafel zult kloppen om die 3 miljoen euro extra voor het Mediafonds te verwerven. Zo las ik het toch in de krant, maar ik heb niet de juiste terminologie gebruikt. Zult u effectief 3 miljoen euro bijvragen bij de begroting?
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Het rapport van Econopolis van 100 bladzijden kunnen we hier natuurlijk niet ten gronde bespreken. Ik heb trouwens aan de voorzitter van de commissie al gevraagd om dat de komende weken te agenderen. Daar zit heel veel aan vast, onder andere ook de hele rechtenkwestie. Het gaat hier vooral over de populaire maar zeer dure Vlaamse fictie, die we blijvend moeten kunnen ondersteunen via het Mediafonds en eventueel andere kanalen. Ik denk dat iedereen daarachter staat.
Ik wil toch toevoegen dat ook documentaires van belang zijn, dat mogen we niet uit het oog verliezen. In de lijn van collega Segers: u spreekt in de krant over 3 miljoen euro, maar we zitten toch nog altijd met een excedent van de reclame-inkomsten van de VRT die niet altijd opnieuw in de media worden gestopt, zoals we weten. Minister, bent u bereid om dat in de toekomst volledig aan de media te spenderen en bijvoorbeeld het Mediafonds extra te spijzen?
Ik wil beginnen met de vraag van de heer Bajart over de timing. Mijnheer Bajart, het is zo dat wij de stimuleringsverplichting, als ik het zo mag noemen, ten aanzien van Netflix en andere over-the-topspelers wel al zouden kunnen invoeren zonder dat de nieuwe Europese richtlijn er is. Ik geef toe dat het veel met elkaar te maken heeft. Maar wanneer zou blijken – er is nu net een nieuwe ontwerpversie van die richtlijn naar ons gekomen – dat dat allemaal te lang duurt, dan gaan we daar niet op wachten. Ik denk dat we die luxe niet hebben.
Als ik zie welke middelen men daar in Duitsland en Frankrijk uit hoopt te puren, dan is dat min of meer vergelijkbaar met middelen die wij nu uit de stimuleringsverplichting van de dienstenverdelers halen. Het is misschien iets minder, maar het is afhankelijk van de grootte van de speler. Ik wil maar zeggen dat daar een deel van de oplossing zou kunnen liggen.
Daarnaast is het zo, beste collega's: de 3 miljoen euro die ik in de publieke communicatie inderdaad al naar voren heb geschoven, baseer ik wel degelijk op het rapport. Het rapport zegt immers dat men denkt, met alle parameters die men kent, dat het bedrag dat de Vlaamse Regering vandaag in de sector kan stoppen, rechtstreeks met het Mediafonds of met de stimuleringsverplichting bijgevoegd, namelijk 9,6 miljoen euro vandaag, eigenlijk goed is maar wel minimaal en dat het wel zou moeten kunnen groeien naar een aantal miljoenen erbij.
Mijnheer Vandaele, u hebt mij geen bijl gegeven zoals aan minister Schauvliege, ik zal dus niet op mijn collega's kunnen inhakken, zelfs al zou ik dat willen. Neen, alle gekheid op een stokje, dat zijn normale besprekingen binnen de ministerraad, waar ik nu niet op ga vooruitlopen, maar die op een gegeven moment wel ter tafel zullen komen. Ik vind alleen dat het Econopolisrapport de kwaliteit heeft dat het niet alleen zegt, zoals elk rapport, dat er meer middelen moeten zijn, maar dat het heel precies zegt waarom. Het is zeer complex en het is dus niet een loutere vraag naar meer, maar er zijn zowel een cultureel en een economisch aspect aan verbonden, als een aspect van kijkplezier. Ik denk dus dat er vele argumenten zijn om dit te doen.
Ik ben het eens met mevrouw Segers en de heer Caron: het is breder dan alleen maar de middelen. We gaan het ook moeten hebben over hoe we scenario's kunnen versterken en hoe we de exportsteun op een of andere manier kunnen vergroten.
De aanbevelingen zijn dus inderdaad breder. Ik denk dat het goed is dat we er in de commissie een breed debat over voeren. Er zit echt wel eten en drinken in de studie.
Ik wil u nu wel al zeggen dat de rechtenkwestie – wie exploiteert de rechten van een al dan niet succesvolle reeks? – minder zwaar doorweegt dan het verhaal dat we tot nu toe in het parlement hebben gehad. Met andere woorden, ze spelen ook een rol, maar niet zo groot als we zouden hebben gedacht.
Ik ga er nu niet op in, omdat het zeer technisch is en het ons te ver zou leiden. Dus ook zij kunnen voor een vergroting zorgen, maar niet voor een multiplicatoreffect. En dat wil ik in alle rust met u bekijken. We kunnen er zeker ook bepaalde bijkomende inkomsten uit halen.
Maar ik stel vast – en ik ben daarmee tevreden – dat de wil van het parlement om hier de nodige steun te verlenen aan een goede ontplooiing van het Mediafonds, niet op zich, maar ten aanzien van goede Vlaamse programma’s voor de kijker thuis, zeer groot is. Laten we nu de parlementaire besprekingen over dit interessante rapport intens voeren. En dan zijn we weer een hele stap verder.
Voorzitter, mevrouw Segers kijkt volgens mij naar de makkelijkste oplossing wanneer ze zegt: ‘Kunnen we daarvoor het excedent van de VRT niet gebruiken?’ Dat is het overschot dat de VRT boekt aan commerciële inkomsten. Als ze meer boeken dan ze van ons mogen, dan noemen we dat het excedent.
Ik vind dat een makkelijke oplossing, collega. Ik denk dat het verkeerd zou zijn als we de VRT systematisch zouden aanmoedigen om boven het plafond te gaan van reclame-inkomsten. Want dan verstoren we de markt en daar doen we zeker de commerciële spelers geen plezier mee.
Ik voel er dus meer voor om met de minister mee te zoeken in de richting van de over-the-topspelers en om daar – hopelijk op korte termijn minister, daarvoor hoeven we niet op Europa te wachten – inderdaad een regeling te treffen. Ik denk dat dit parlement zeker bereid is om, indien nodig, daaraan mee te timmeren.
Collega’s, vooreerst wil ik voortbouwen op de constructieve toon van de heer Vandaele. Ik volg hem daarin volledig.
Ten tweede wil ik u bedanken voor uw antwoorden, uw voorstellen, maar ook uw oplossingen. Dat vind ik vandaag toch belangrijk. We spreken over Econopolis, over meer middelen. Maar zoals u zelf aanhaalt, is dat allemaal beargumenteerd. Ik denk dat dat een stap vooruit is.
Collega’s van de commissie, ik kijk uit naar het bredere debat dat hierover uiteraard moet worden gevoerd. Ik dank u.
De actuele vragen zijn afgehandeld.