Report plenary meeting
Report
Dames en heren, aan de orde is het actualiteitsdebat over de intercommunales.
Het debat is geopend.
De heer Depoortere heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, minister, collega’s, het zijn merkwaardige dagen. Een systeem van het in stand houden van ondoorzichtige structuren en constructies wordt plots hét politieke onderwerp van gesprek en debat. Nochtans heeft de crisette in Gent, waar riante vergoedingen werden opgestreken door Gentse politici als bestuurders van onder andere Publipart, niet veel nieuws aan de oppervlakte gebracht. Maar de publieke opinie is het beu, is het terecht beu dat politici zichzelf bedienen, terwijl de politiek eigenlijk het volk moet dienen.
Men heeft geprobeerd om heel deze graaicultuur te minimaliseren. “Schandalen zoals in Wallonië kunnen zich niet bij ons voordoen. Sinds 2001 is de regelgeving in Vlaanderen gewijzigd en de zitpenningen zijn geplafonneerd op 205 euro.” Dat waren uw woorden, minister Homans, tijdens ‘De Zevende Dag’ van zondag 5 februari naar aanleiding van de royale vergoedingen waar geen noemenswaardige activiteiten tegenover stonden bij het Waalse Publifin.
En precies één week later, collega’s, op 12 februari, klinkt het vanwege de minister in het VTM-nieuws op zondag, één dag na het ontploffen van het Publipartdossier in Gent, als volgt: “De presentiegelden kunnen niet hoger zijn dan 205 euro en je kunt maximum drie zitjes in intercommunales combineren. Maar er zijn heel wat intercommunales die onderliggende structuren hebben opgericht, met een andere rechtspersoonlijkheid, zoals nv’s en cvba’s. Die vallen niet onder de regelgeving van de intercommunales, ik heb daar geen greep op.”
Het is toch onvoorstelbaar, minister, dat een week nadat u minstens aan de Vlamingen suggereert of laat uitschijnen dat u de zaak onder controle hebt en er in Vlaanderen niets aan de hand is, blijkt dat 85 procent van de intercommunale structuren niet eens onder de Vlaamse regelgeving ressorteert. Meer nog, zelfs de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) wist niet bij benadering hoeveel van die structuren de voorbije pakweg twintig jaar in het leven zijn geroepen.
Maar ook de geloofwaardigheid van alle andere traditionele partijen staat op het spel, niet het minst bij sp.a. De voormalige partij van de kleine man en vrouw in de straat blijkt niets minder te zijn dan een club politici die netjes de dikbetaalde mandaten onder elkaar verdeelt. Dat is een onhoudbare situatie, en dus kiest sp.a voor de vlucht vooruit. Sp.a gaat bekendmaken welke van zijn lokale mandatarissen allemaal in intercommunales zetelen en welke vergoedingen ze daarvoor krijgen. Sp.a-burgemeesters en -schepenen in die intercommunales zouden geen extra vergoeding meer mogen krijgen, volgens sp.a.
CD&V-voorzitter Beke pleitte dan weer voor een morele code rond vergoedingen, rond beleid en ethisch karakter alsook voor een uitbreiding van de verplichte mandatenaangifte voor politici. Voor Open Vld zal alles opgelost geraken als de hele zaak wordt geprivatiseerd.
De harde roepers van de traditionele partijen die onder druk van het volk het boetekleed aantrekken en bezig zijn met een moreel opbod, zullen niet kunnen verhelpen dat het de structuren zijn die dit allemaal toelaten. Het was trouwens ook de reactie van de minister-president. Hij wees terecht op federale wetgeving, een federale programmawet uit 1994, die het mogelijk maakt dat gemeentelijke samenwerkingsverbanden participeren in private energiebedrijven en op het kluwen van dochtervennootschappen die ontsnappen aan de decretale controle waar dan geen limiet staat op de vergoedingen, zoals bijvoorbeeld bij Publipart het geval was.
En wat met artikel 78 van het decreet houdende de intergemeentelijke samenwerking? Dat artikel stelt dat dienstverlenende en opdrachthoudende verenigingen kunnen deelnemen in privaatrechtelijke rechtspersonen die dus zelf geen intercommunales zijn voor zover het maatschappelijk doel van deze rechtspersonen overeenstemt met de eigen doelstellingen van de intercommunale. Zet ook dit niet de deur open naar misbruiken?
Als Vlaams Belang stellen wij vast dat alle overheden in dit land, en dat is dus ook de Vlaamse Regering, via wetten en decretale bepalingen de toestanden van vandaag mogelijk hebben gemaakt. Het is pijnlijk te moeten vaststellen dat gewoonweg alle traditionele partijen, en daar reken ik ook de N-VA bij, na méér dan tien jaar Vlaamse Regering, zestien jaar na het in werking treden van het decreet op de intergemeentelijke samenwerking, plotseling een pleidooi beginnen houden voor het meer vat hebben van de Vlaamse Regering op de organisatie en controle van intercommunales.
Als Vlaams Belang vinden wij dat er een fundamenteel debat op gang moet komen over de toekomst van de intergemeentelijke samenwerking, maar ook over de gemeentelijke participaties. Is het eigenlijk wel zinvol en efficiënt om bijvoorbeeld de energiedistributie als een opdracht te beschouwen van de gemeenten? Begin oktober vorig jaar stelde minister Tommelein naar aanleiding van het debat over Eandis dat de Vlaamse Regering had afgesproken om het debat over de toekomst van de netbeheerders op te starten. Voor het Vlaams Belang moeten de strategische sectoren wel degelijk in handen van de overheid blijven.
Tot slot: 3653 politieke zitjes in intercommunales waarbij de grootste tien goed zijn voor 3 miljoen euro aan zitpenningen is niet houdbaar. Maar wees eerlijk en kijk vooral in eigen boezem: dit is jarenlang mogelijk gemaakt en georganiseerd door de traditionele politieke partijen. Stop dus met het morele opbod, stop met de gespeelde verontwaardiging, zorg voor transparantie en stop alstublieft met de georganiseerde graaicultuur.
De heer Rzoska heeft het woord.
Ik ken heel wat parlementsleden, ook onder jullie, die hard en integer werken. Dat gaat breder dan mijn eigen fractie. Ik zie die mensen zitten in alle fracties. Ik ken heel wat burgemeesters en schepenen die hard en integer werken. Ook dat gaat breder dan mijn eigen partij. Ook die mensen zie ik zitten in zo goed als alle fracties. Ik zie dat lokaal heel wat burgemeesters en schepenen elke dag voor hun stad en voor hun gemeente werken. In Mechelen hebben we nu de beste burgemeester van het land, die gewerkt heeft aan stadsvernieuwing. Proficiat, mijnheer Somers. (Applaus)
Burgemeester Somers heeft gewerkt aan stadsvernieuwing. Ik zie ook hoe Koen Van den Heuvel in Puurs aan het werk is om het centrum van zijn gemeente te versterken.
De heer Somers heeft het woord.
Mijnheer Rzoska, ik dank u voor de vriendelijke woorden, maar in dit halfrond zitten burgemeesters die dat minstens even goed en sommige zelfs beter doen dan ikzelf. (Applaus)
Kunnen die burgemeesters nu even rechtstaan? (Gelach)
Naast Mechelen en Puurs zijn er ook andere steden waar mensen lokaal hard werken. In Sint-Niklaas werken we graag samen met de N-VA-schepen van Mobiliteit om Sint-Niklaas op een duurzame manier te laten bewegen. Kortom, ik zie zeer veel politici die hard werken en integer zijn. Ik hoop dat iedereen inziet dat het vertrouwen van heel wat mensen in de politiek de laatste dagen zwaar onder druk is komen te staan en dat heel wat mensen een serieuze schok hebben gekregen. Grote en bijkomende vergoedingen voor soms weinig werk, ondoorzichtige structuren, structuren die het decreet en de spelregels ontwijken, dochters van intercommunales, waar we het bestaan niet van kenden, die blijken te beleggen in wapens,…
Ik hoop dat we, over de partijgrenzen heen, zeer goed beseffen dat we dat onmogelijk goed kunnen praten. Er zal dus een grote hervorming met strengere spelregels nodig zijn, en die zal essentieel zijn om het vertrouwen van mensen in de politiek te herstellen op alle niveaus. Dat is onze verantwoordelijkheid die we niet kunnen ontlopen. Bijna alle partijen hebben de afgelopen dagen voorstellen gedaan om de problemen op te lossen. Dat beschouwen onze partij en onze fractie als een zeer goede zaak. Het is een goede zaak dat iedereen die sense of urgency voelt om niet weg te kijken, maar om de problemen het hoofd te bieden. Dat is wat mensen van politici verwachten. We steken de hand uit naar alle fracties om al die voorstellen, die in alle openheid en transparantie zijn gedaan, in het parlement te bekijken en te bespreken.
Onze fractie zal bij de voorzitter van dit parlement en bij het Uitgebreid Bureau een voorstel indienen om een parlementaire commissie in het leven te roepen die op korte termijn de regels aanscherpt. Intercommunales werken immers met belastinggeld, en daar moeten we zeer voorzichtig mee omgaan.
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer Rzoska, ik dank u oprecht voor uw serene toon in dit debat. Ik vind het wel jammer, wellicht samen met vele leden van dit parlement, dat er tegelijk een discussie ontstaat over intergemeentelijke samenwerking, waar we eigenlijk allemaal voorstander van zijn. Het zou jammer zijn dat het kind met het badwater zou worden weggegooid. U doet dat niet, u verwijst naar een aantal voorstellen.
Ik zal zelf ook concreet vanuit de regering een aantal voorstellen lanceren. Onze decreetgeving rond intercommunales, wat we sinds 2001 intergemeentelijke samenwerking zijn gaan noemen, en die in april 2016 nog enigszins is aangepast, is goed. Men mag bijvoorbeeld niet meer verdienen dan 205 euro per zitpenning en men moet effectief aanwezig zijn. Er zijn ook regels over het cumuleren van mandaten en dergelijke meer.
Ik spreek natuurlijk als Vlaams minister alleen over de Vlaamse regelgeving en niet over de Brusselse of de Waalse. In verband met de recente heisa rond Publipart, wil ik erop wijzen dat dit geen publiekrechtelijke structuur is. Het is geen intercommunale, maar een privaatrechtelijke onderliggende structuur van een intercommunale, die onder de federale vennootschapswetgeving valt.
U weet ook dat het toezicht op de moedermaatschappij van Publipart, Publifin, onder het Waalse Gewest valt, en dus niet onder onze strenge regels van 2001. Collega’s, ieder gewest – ook, als ik volledig wil zijn, de Duitstalige Gemeenschap want die zijn ook bevoegd voor hun intercommunales – zou een voorbeeld kunnen nemen aan onze strenge wetgeving, die dateert van 2001.
Ik vind het wel een goede zaak dat we intergemeentelijke samenwerkingsverbanden hebben. Stelt u zich voor dat de 308 gemeenten in Vlaanderen alles wat zij zouden moeten doen alleen zouden moeten doen, bijvoorbeeld een zwembad bouwen en uitbaten, of het afval beheren. Dat gaat absoluut niet. Het is dus heel goed dat er samenwerking is in Vlaanderen. Dat is zeer goed geregeld.
Mijnheer Rzoska, ik vind het een beetje jammer: eigenlijk gaat dit debat niet over intercommunales of over intergemeentelijke samenwerkingsstructuren. Dat hebt u niet gezegd, maar het is de laatste dagen wel zo naar boven gekomen. Dit gaat over de onderliggende structuren, die een ander statuut hebben. Het gaat over nv’s en cvba’s en dergelijke. U knikt, u bent het dus met mij eens dat het inderdaad daarover gaat. Daar hebben wij natuurlijk weinig vat op.
Maar. Ik ga mij, samen met mijn hier aanwezige collega’s, uiteraard niet wegsteken. Ons decreet van 2001 is zeer streng. Het is het strengste van alle gewesten, zeker wat de zitpenningen, de cumul en dergelijke meer betreft. Het zit zeer goed in elkaar. We hebben natuurlijk onmiddellijk onze administratie de opdracht gegeven – en dan bedoel ik het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB) – om dit kluwen te ontwarren. Het is echt een kluwen. U hebt, net zoals ikzelf en alle collega’s, alle spinnenwebben gezien in de kranten, die moeten duidelijk maken welke structuren er zijn. We moeten dat in kaart brengen. We hebben ook contact gehad met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG). Die hadden zelfs de vraag om dat samen te doen. Dat is een goede zaak.
Mijnheer Rzoska, u was zeer sereen. Dat kan misschien nog veranderen, want ik weet niet wat u nog gaat zeggen. Momenteel spreek ik u niet persoonlijk aan. Iedereen weet wanneer dit allemaal mogelijk is geworden. Dat is gebeurd bij de vrijmaking van de energiemarkt in het begin van de jaren negentig. De federale programmawet dateert van 1994. Artikel 180 van de federale programmawet heeft al die onderliggende constructies mogelijk gemaakt. Mijn partij en de andere meerderheidspartijen hebben overleg gepleegd met onze federale collega’s. Wij hebben gevraagd of er een mogelijkheid is om ervoor te zorgen dat al die onderliggende structuren die onder artikel 180 van de programmawet van 1994 vallen, onder de Vlaamse regelgeving vallen, namelijk ons strenge decreet Intergemeentelijke Samenwerking (IGS) van 2001, wat betreft de beperking van de vergoedingen en dergelijke meer. Men heeft ons gezegd dat men absoluut bereid is om dat te doen. Dat stemt mij wel gelukkig.
Ik kan alleen maar spreken uit naam van de Vlaamse Regering. Wat de andere gewesten doen, weet ik niet. Maar in elk geval is de federale overheid bereid om dat te doen.
Collega’s, wij zullen het voortouw nemen als het dan toch moet. Samen met onze federale collega’s, die zeer snel en zeer spontaan hun medewerking hebben toegezegd. We moeten gaan voor een volledige transparantie. Mijnheer Rzoska, ik ben het met u eens: dit doet de politiek geen goed. Niemand heeft hier baat bij. Niemand met een politiek mandaat heeft hier iets positiefs aan. Niemand. U niet, ik niet, niemand van gelijk welke politieke partij. Wij willen dus absoluut gaan voor volledige transparantie. De federale overheid heeft haar medewerking toegezegd. Mijn eigen administratie is daar ook al mee bezig. Met volledige transparantie bedoel ik bijvoorbeeld: duidelijk maken hoeveel onderliggende structuren er zijn.
Voorzitter, voor alle duidelijkheid, ik hoop dat de lijst die ik vandaag heb bezorgd ook is bezorgd aan de parlementsleden. Ze stonden ook allemaal op de webstek. Om een debat te vermijden over het feit dat er geen lijst is, heb ik de lijst op voorhand doorgestuurd.
Wij willen volledige transparantie over het aantal structuren. Daar hebben we de federale overheid bij nodig omdat nv’s en cvba’s niet onder onze bevoegdheid vallen. Wij gaan ook onderzoeken… (Opmerkingen van de voorzitter)
Voorzitter, ik dacht dat de spreektijd niet beperkt was. Indien u me toestaat, zal ik even mijn verhaal afmaken.
Mijnheer Rzoska, we willen volledige transparantie over het aantal structuren. Verder zullen we ook onderzoeken of er overbodige structuren zijn. Dat lijkt me nuttig. Ik hoop oprecht dat we de steun van uw partij krijgen. Ik heb het vooral over de onderliggende structuren onder de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden. We zullen onderzoeken welke structuren kunnen worden geschrapt.
Ook over het aantal mandaten moet er transparantie komen. Ik denk dan vooral aan de presentiegelden. Voor ons is het heel duidelijk. Wie in een Vlaams intergemeentelijk samenwerkingsverband zetelt, mag niet meer dan 205 euro verdienen. Voor een onderliggende structuur met een ander statuut, zoals een nv of een cvba, is dat tot niet duidelijk. De Vlaamse Regering wil hiervoor gaan. We zullen dit doen.
Bovendien hebben we de Federale Regering een vraag gesteld. U zit zelf in het Vlaams Parlement en u weet bijgevolg dat wij elk jaar, tegen het einde van maart als ik me niet vergis, een mandatenlijst en een vermogensaangifte moeten indienen. We hebben de federale overheid gevraagd of het geen goede zaak zou zijn, los van de mandaten zelf, ook publiek te maken welke vergoedingen hiertegenover staan. Ze zullen dat bekijken. Volgens mij hebben we een terechte vraag gesteld. Ik herhaal echter dat het niet onze bevoegdheid is. Ik heb veel bereidwilligheid gemerkt bij de Federale Regering.
Ik zal mijn eerste tussenkomst van de dag afsluiten. We willen bovendien alle intergemeentelijke samenwerkingsverbanden of onderliggende structuren, nv’s, cvba’s en dergelijke, verplichten de mandaten en de vergoedingen van iedereen die in een raad van bestuur of een directiecomité zetelt, publiek te maken. (Applaus bij de N-VA)
Minister, ik zal een even korte repliek geven. U spreekt me niet persoonlijk aan, maar misschien doet u dat toch wel. Ik moet eerlijk zeggen dat ik uw kabinet de vraag heb gesteld en deze keer ook zeer snel een antwoord heb gekregen. Elk jaar moeten de intercommunales een lijst bezorgen met daarop de mandaten, het aantal vergaderingen, de aanwezigen en de zitpenningen. Tegelijkertijd heb ik echter vastgesteld dat de lijst die ik vandaag heb ontvangen dan weer andere structuren bevat. Daar situeert zich het kluwen. Die structuren stonden niet in uw aanvankelijke overzicht. Ik neem het u persoonlijk niet kwalijk, maar het is een kluwen geworden. U hebt er daarnet zelf over gesproken. Ik ben hier de afgelopen weken mee bezig geweest. Ik heb me hierin ingegraven. Op den duur vindt een kat haar eigen jongen in die structuren niet meer terug.
U hebt een aantal zaken aangekondigd waarin ik gedeeltelijk kan meegaan. Het is echter niet logisch. Dat is de vraag die heel wat mensen nu stellen. In mijn ogen gaat het om een terechte vraag. Er bestaan intergemeentelijke samenwerkingsverbanden in allerlei verschillende vormen. Volgens de regioscreening die in 2012 is verricht, zijn er meer dan 2000 verschillende structuren. Het is niet logisch dat van die structuren, die met belastinggeld werken, nauwelijks 15 procent valt onder de regelgeving die wij hier hebben opgesteld. De rest ontsnapt daaraan en weet dit te ontwijken. Zij vallen niet onder dezelfde spelregels. Dat kan toch niet.
U hebt net gesteld dat ik hier een debat importeer. Ik importeer geen debat. Dat is onze verantwoordelijkheid als Vlaams Parlement en als toezichthoudende overheid. We moeten een tandje bijsteken. Het is niet normaal dat een aantal mensen die in intercommunale structuren zetelen daar wettelijk eigenlijk zelfs geen deel van kunnen uitmaken en dat zelfs niet beseffen. Er is nooit of nauwelijks een signaal gegeven dat dit niet kan. Ik wijs niemand met de vinger. Volgens mij weten een aantal van die mensen dat inderdaad niet. Het is echter logisch dat de mensen buiten het Vlaams Parlement duidelijkheid vragen. Het kan niet dat wij, als toezichthoudende overheid, 85 procent van al die intergemeentelijke samenwerkingsverbanden niet kunnen dwingen de strenge spelregels te volgen die wij hier al verschillende keren hebben vastgelegd. Dat valt niet uit te leggen.
Gezien de sense of urgency en de hand die mijn fractie naar alle fracties uitsteekt, had ik gehoopt om openheid en transparantie te krijgen. We moeten vooral de discussie aangaan over de vraag wat nu moet gebeuren. Hoe gaan we hiermee om?
Hoe gaan we ervoor zorgen dat veel van die hardwerkende mensen in die intergemeentelijke samenwerkingsverbanden opnieuw vooruit kunnen, maar op een transparante en heldere manier? Dat is de vraag waar we nu een antwoord op moeten hebben. En dan kan het wel zijn dat u wijst naar verschillende regelgevingen, en daar hebt u gelijk in, maar dan is het aan het parlement, en wat mij betreft in overleg met de regering en niet opgesloten binnen de meerderheid want dit belangt ons allemaal aan, om een initiatief te nemen om alles op tafel te krijgen, een heldere en transparante discussie te voeren over al die structuren en na te gaan hoe de zaken beter in elkaar kunnen passen. Dat is de vraag die ik vandaag hier namens Groen en namens mijn fractie op tafel leg. (Applaus bij Groen)
Mijnheer Rzoska, ik ben het eigenlijk volledig met u eens. (Applaus bij Groen)
Wat u nu vraagt, is wat ik daarnet ook heb gezegd en heb aangekondigd te zullen doen. Ik vind het belangrijk dat we in dit debat het onderscheid blijven maken tussen intercommunales en onderliggende structuren. Ik heb u een lijst bezorgd met de 92 intergemeentelijke samenwerkingsverbanden die bestaan in Vlaanderen, de zogenaamde intercommunales, en ik heb u bijkomend een lijst bezorgd met de 37 projectverenigingen en de 154 interlokale verenigingen. Een interlokale vereniging is bijvoorbeeld een sportregio. Ik blijf het goed vinden dat gemeenten samenwerken.
U pleit voor transparantie en voor het in kaart brengen van allerlei structuren, in dezen zijn we bondgenoten, mijnheer Rzoska. We zullen dat doen in samenwerking met de federale overheid. U moet natuurlijk ook van mij begrijpen – u bent intelligent genoeg om dat te kunnen begrijpen en u zult dat ook wel doen – dat wanneer het gaat over privaatrechtelijke statuten zoals nv’s en cvba’s, het vanuit de Vlaamse Regering niet zo eenvoudig is om die in kaart te brengen.
Wij krijgen de volledige medewerking van onze federale collega’s, wij willen zo veel mogelijk transparantie, wij willen alles in kaart brengen en wij zullen alles duidelijk meedelen aan dit parlement. Ik vraag u echter één ding, mijnheer Rzoska, en het is niet zozeer dat u daarvoor hebt gepleit: we zijn het er toch wel eens dat er echt wel voordelen zijn verbonden aan het feit dat gemeenten kunnen samenwerken aan structuren van intergemeentelijke samenwerking, aan het statuut van intercommunales? Daar zijn toch echt wel voordelen aan verbonden? Ik ben de laatste om hier te pleiten dat elk van de 308 Vlaamse gemeenten afzonderlijke structuren zou gaan oprichten, want dan is het hek helemaal van de dam. Intergemeentelijke samenwerking is in Vlaanderen zeer goed geregeld. Het recentste schandaal dat naar boven is gekomen, viel echter niet onder de voogdij van het Vlaamse Gewest, maar onder die van het Waalse Gewest.
Minister, ik vind het merkwaardig dat u aan mij vraagt of ik voor of tegen intergemeentelijke samenwerking ben. Uiteraard ben ik daar een voorstander van, uiteraard weet ik dat het voor heel wat gemeenten, gezien de schaal waarop ze werken, veel interessanter is om samen dingen te doen. Daar ben ik een grote pleitbezorger van. Ik ben niet geïnteresseerd in gemeenten die op een eiland willen zitten. Ik vind het wel problematisch dat u focust op een van de dossiers die naar boven zijn gekomen, terwijl er nog een aantal naar boven aan het komen zijn. Ik vind dat wij ons daar als verantwoordelijke politici niet achter kunnen verbergen. Ongeacht het niveau waarop die dossiers zich bevinden, zullen we eventueel in samenwerking met de federale collega’s, moeten streven naar transparantie. We zullen meer moeten doen en we zullen een nieuwe hervorming moeten doorvoeren. Er staan een aantal zaken in het rapport dat nog door de toenmalige minister van Binnenlands Bestuur, Geert Bourgeois, is opgeleverd in 2014. Daarin worden een aantal knelpunten opgelijst, en daarin worden een aantal aanzetten gegeven die zouden moeten tegemoetkomen aan die knelpunten. We moeten daar nu werk van maken. Er is een momentum, er is een terechte vraag vanuit de samenleving en dan moeten we daar met zijn allen werk van maken.
Mijnheer Rzoska, ik heb begrepen dat we eigenlijk bondgenoten zijn in deze zaak. Dat is een goede zaak. We moeten de handen in elkaar slaan…
Ik maak u toch gelukkig, mevrouw Homans. Ik wil bondgenoot zijn met iedereen die hier zit.
Eigenlijk wel, ja. Af en toe mag dat wel eens. We zijn bondgenoten, we pleiten allemaal voor transparantie, voor het correct in kaart brengen van onderliggende structuren. U erkent dat, en het siert u absoluut dat u zegt dat we daar ook de federale overheid voor nodig hebben omdat het over andere statuten gaat enzovoort.
Nu hebt u een concrete uitspraak gedaan waarin u verwijst naar het rapport van 2014 van het ABB en de VVSG over wat er is gebeurd met de aanbevelingen. Ik zal u zeggen wat er is gebeurd met die aanbevelingen. In het rapport – en dat is ook gepubliceerd op de webstek van ABB en VVSG, dus dat heb ik niet doorgestuurd, ik neem aan dat iedereen nog wel weet hoe hij een werkstuk moet raadplegen… Wat is er concreet mee gebeurd? Ik heb zopas verwezen naar het feit dat we het IGS-decreet al hebben aangepast en dat is hier goedgekeurd in de plenaire vergadering op 26 of 27 april 2016.
Een van de belangrijkste aanbevelingen was bijvoorbeeld om in de sectoren van afval en energie onder bepaalde voorwaarden te kunnen samenwerken met private partners. Dat hebben we aangepast, en u hebt zich bij de stemming onthouden. Bijvoorbeeld is er ook de mogelijkheid voor een intergemeentelijk samenwerkingsverbrand om meerdere doelstellingen op te nemen. Dat impliceert dat als een intergemeentelijk samenwerkingsverband een zwembad uitbaat en je nog iets anders samen wilt doen met dezelfde gemeente, je niet opnieuw een andere structuur moet oprichten. Dat hebben we ook aangepast. Het was ook een van de aanbevelingen, namelijk op pagina 15 van het rapport waaruit u nu citeert. Ook politiezones en hulpverleningszones zouden moeten kunnen participeren. Dat is ook opgenomen in het IGS-decreet dat is goedgekeurd in april 2016.
Mijnheer Rzoska, ik denk wel degelijk dat we met ons aangepaste IGS-decreet zijn tegemoetgekomen aan alle aanbevelingen uit dat rapport. Maar wat nu naar boven komt, met alle permissie, daar stond niks van in. Wil dat zeggen dat we onze kop in het zand moeten steken? Nee, ik heb wel heel duidelijk gezegd dat we het eens zijn, dat we bondgenoten zijn. Transparantie, klaarheid scheppen, een overzicht geven en duidelijk zijn, want ik denk dat niemand in de politiek hiermee is gebaat.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Mijnheer Rzoska, wat minister Homans heeft gezegd – er zullen zeker nog andere punten aan bod komen –, is ten eerste: we gaan alles in kaart brengen, maar dat is geen eenvoudige klus, dat weet u ook. Heel veel zaken hangen af van participaties die genomen zijn op basis van de federale programmawet. Ten tweede: we gaan voor volledige transparantie. Ten derde: we gaan alle gaten dichten. De gaten die moeten worden gedicht, kunnen alleen maar worden gedicht als we een akkoord hebben. Daar ben ik in de vorige periode niet in geslaagd, maar nu zijn de geesten gerijpt.
Een crisis schept altijd opportuniteiten om de federale programmawet aan te vullen. De federale programmawet zegt dat gemeenten mogen participeren in bedrijven voor energie, voor productie, vervoer en distributie. Er staat echter niet bij dat onze regelgeving daarop van toepassing is. Dus moet er een aanvulling komen. Dit kan onder de voorwaarden bepaald door de gewesten.
Er zijn ook gaten – daar hebt u een punt, maar daar zijn we ons heel goed van bewust – bij onze dochters, kleindochters, zonen, kleinzonen – gendergelijkheid – van de intergemeentelijke samenwerkingen bij ons. Daarover heeft minister Homans gezegd dat we ervoor gaan zorgen dat de regels die nu van toepassing zijn met de plafonnering van de presentiegelden, ook daarop van toepassing worden gemaakt. Dat is heel duidelijk de samenvatting van dit eerste deel.
Dank u wel voor de samenvatting, minister-president. Alle gekheid op een stokje, ik denk dat iedereen nu toch wel de noodzaak voelt om stappen vooruit te zetten. U hebt gelijk, er is een momentum, er is een opportuniteit en die mogen we niet laten voorbijgaan.
In dat rapport staat ook zeer duidelijk – ik wijs niemand met de vinger – dat er inderdaad een aantal maatschappelijke evoluties zijn waardoor heel wat structuren buiten het decreet zijn gevallen. We kunnen als wetgevers en verantwoordelijke politici toch niet laten gebeuren dat er wetgeving bestaat die nauwelijks, voor een heel beperkt deel op het terrein wel degelijk werkt.
Daarom, minister-president en minister Homans, reik ik u ook de hand, maar ik vraag u ook om dit in overleg te doen met het parlement en naar een commissie te gaan die werkt aan datgene wat u hebt voorgesteld en wat ook andere partijen, waaronder de mijne, hebben voorgesteld, namelijk: het verminderen van het aantal mandaten – zeker in die onderliggende structuren zitten er heel veel –, extra vergoedingen voor burgemeesters, schepenen en andere bestuurders transparant maken, nagaan hoe we alle tussenstructuren en alle onderstructuren onder controle van het Vlaamse decreet kunnen brengen en werken aan voorstellen om de werking van de intercommunales en alle intergemeentelijke samenwerkingsverbanden veel opener en transparanter te maken. In een verdere fase, tegen een volgende legislatuur, zouden we er ook eens over moeten kunnen nadenken of er geen stevige, nieuwe hervorming nodig is, met de vraag wie wat doet op welk niveau. De tijd is daarvoor rijp.(Opmerkingen van minister Liesbeth Homans)
Een interne staatshervorming, minister: uw hart moet nu opspringen, denk ik. (Opmerkingen van minister Liesbeth Homans)
Voor alle duidelijkheid: het is echt niet de bedoeling om in zo’n commissie de problemen op de lange baan te schuiven. Het is wel de bedoeling om in die commissie gefocust en op korte termijn de problemen op te lossen. Ik ga ervan uit dat iedereen die gelooft in politiek, die bezig is met politiek, voldoende de ernst van de situatie inziet om hier vandaag met zijn allen het engagement aan te gaan om daar werk van te maken.
De heer Doomst heeft het woord.
Mijnheer Rzoska, ik wou gewoon namens mijn beroepsfiere collega’s van de commissie Binnenlands Bestuur zeggen dat we een commissie hebben die daarvoor is bestemd. We laten ons daar niet als tweederangsparlementariërs behandelen. Dit lijkt me iets te zijn dat we in die commissie perfect onder de loep kunnen nemen. Daar moet het werk worden geleverd. We zijn daar ook met een nieuw decreet Lokaal Bestuur bezig. Ik neem aan dat het er perfect in past om de oneigenlijkheden daar weg te werken. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Diependaele heeft het woord.
Ik wil me aansluiten bij de opmerking van de heer Doomst. Ik zal dat straks ook aanbrengen in mijn betoog. Een bijzondere commissie is pure windowdressing. We hebben toch geen bijzondere commissie nodig om te laten zien dat we dit probleem ernstig nemen en dat we hier willen naar kijken? We hebben in dit parlement alle instrumenten ter beschikking. Alle fracties hebben trouwens alle instrumenten ter beschikking in alle commissies om daar werk van te maken. Laat ons die uitgestoken hand of die kans grijpen om dat te doen. Ik zie de meerwaarde niet in van het oprichten van een bijzondere commissie, integendeel. We hebben dat ook niet nodig om te tonen dat we ermee bezig zijn. Laten we dit aanpakken waar het thuishoort, en dat is in de commissie Binnenlands Bestuur. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Vanbesien heeft het woord.
Beste leden, we hebben ook een commissie Leefmilieu in dit parlement, maar toch is er nog niet zo lang geleden beslist om te starten met een Klimaatcommissie ad hoc omdat dit een heel urgent probleem is, omdat dit een heel belangrijk probleem is en omdat we daar in volle focus met alle fracties samen een voorstel van resolutie maken, dat trouwens heel goed is. We hebben ook een commissie Binnenlands Bestuur, maar toch is er nog niet zo lang geleden een commissie opgericht over deradicalisering omdat het een belangrijk probleem was en nog altijd is. We hebben daar, over de partijgrenzen heen, samen naar een oplossing gezocht en ons gefocust. We hebben daar alle tijd genomen voor dat probleem en het niet tussen de vragen om uitleg en de decreten door behandeld. Ik denk dat op dit moment de tijd rijp is om onze politieke geloofwaardigheid en de politieke structuren in ons land transparant en goed te maken. We moeten daarvoor met een speciale commissie aan de slag gaan. (Applaus bij Groen)
Mijnheer Vanbesien, het spijt me verschrikkelijk, maar dat is een puur zwaktebod. De redenering die u opbouwt, klopt ook niet. De reden waarom we een aparte commissie hebben opgericht voor klimaat en voor radicalisering, is omdat de onderliggende problemen van die thema’s verspreid waren over verschillende commissies. Het gaat niet enkel en alleen over de vraag of een thema al dan niet belangrijk is om de afweging te maken om een bijzondere commissie op te richten. De vraag is of we de expertise die bij de parlementsleden zit, niet beter verzamelen. Als die expertise verspreid zit over verschillende commissies, dan is er een reden om een bijzondere commissie op te richten. Hier heb ik de indruk dat het voorstel van Groen windowdressing is en dat we een commissie moeten oprichten om te tonen dat we hiermee bezig zijn. Ik zeg u zeer luid en duidelijk: ik heb die commissie niet nodig om aan de burgers te laten weten dat we het probleem ernstig nemen en dat we hier oplossingen voor zullen vinden. Dat is helemaal niet nodig. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Mijnheer Vanbesien, als voorzitter van de commissie heet ik u uitermate welkom. We zullen dat probleem met de meeste aandacht en de meeste doortastendheid behandelen. Er waren reeds zeven vragen in de commissie geagendeerd. Vandaag is er een actualiteitsdebat. Mijnheer Rzoska, u bent ook welkom. We zullen dit volgende week of de weken erna met de meeste klem, nauwgezet behandelen want de uitwassen moeten, zoals de minister zegt, eruit. (Applaus bij de meerderheid)
Collega's, mijnheer Diependaele, ik vind het wat jammer dat u ons voorstel ‘windowdressing’ noemt. Het enige wat wij doen, is gebruik maken van het reglement. Inderdaad, wij gebruiken de parlementaire instrumenten waarin het reglement voorziet, namelijk dat er aan een commissie een ad-hoccommissie wordt toegevoegd die zich focust op dat probleem. Dat mag voor mij de commissie Binnenlands Bestuur zijn. Het is toch op dit moment niet vijf voor twaalf, maar vijf na twaalf. Het is toch goed dat we in die commissie zeer snel met een grote intensiteit werken om stappen vooruit te zetten.
Ik vind het echt jammer, want het blijft voor mij een constructief voorstel naar iedereen. Ik heb geen zwartepiet rondgestuurd en ik ga dat ook niet doen. Het blijft voor mij gewoon de vraag hoe we met dit parlement snel stappen vooruit kunnen zetten in een probleem dat op dit moment leeft in de samenleving. Dat is geen ‘windowdressing’. Ik vind het echt een beetje jammer dat u er het etiket ‘windowdressing’ op kleeft. Het voorstel van mijn fractie was – dat mag wat mij betreft, mevrouw Van Volcem, aan uw commissie worden toegevoegd – een ad-hoccommissie op te richten waar mensen samenkomen die zich, los van de wekelijkse agenda, concentreren op dat probleem en snel resultaten boeken. Dat is geen ‘windowdressing’, dat is een vraag om snel vooruit te gaan. (Applaus bij Groen)
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Voorzitter, collega's, het idee van collega Rzoska, los van het concrete instrument, is dat er moet worden gewerkt. Op welke manier is van minder belang, maar ik vind wel dat collega Rzoska een punt heeft. Gelet op de complexiteit van het probleem, de urgentie van het probleem en ook het feit dat we volgend jaar met gemeenteraadsverkiezingen zitten, zou het toch goed zijn dat we belangrijke werkzaamheden zouden kunnen afronden voor de campagnes daarrond beginnen. Dan is het nodig en nuttig dat we in het parlement gedurende een afgebakende periode met iedereen die eraan wil werken, zeer gefocust in dat dossier stappen vooruit proberen te zetten om te komen tot een pakket van maatregelen.
We hebben dat gedaan rond klimaat. We hebben dat met succes gedaan. We hebben dat gedaan rond de aanpak van gewelddadige radicalisering. We hebben dat met succes gedaan. Ik zie niet in waarom we dit idee bij voorbaat van tafel zouden vegen als ik zie welk succes we al hebben geboekt in andere dossiers. Ik zou daar toch grondig over nadenken.
Voorzitter, ik stel voor dat we in het Uitgebreid Bureau, onder uw voorzitterschap, dat met de fractieleiders nog eens grondig bekijken in plaats van het hier vandaag van tafel te vegen. (Applaus bij sp.a en Groen)
Niemand in dit parlement is er niet van overtuigd dat we dringend aan de slag moeten gaan. Maar als wij het reglement volgen, dan zal een dergelijke commissie oprichten nog langer duren dan wanneer de voorzitter van de commissie Binnenlands Bestuur zich effectief engageert om dat volgende week al te bespreken. Het voorstel zal alleen maar leiden tot vertraging.
Maar goed, ik ben het er volledig mee eens, laat het ons hier over de inhoud hebben, want we zijn inderdaad een debat aan het voeren dat thuishoort op het Uitgebreid Bureau. Laat het ons hebben over de uiteindelijke maatregelen die moeten worden genomen. Maar het engagement van iedereen die hier achter ons zit, is om zich daarop te werpen en de nodige maatregelen te nemen en daar geen vertraging in te zien. Maar een bijzondere commissie is daarvoor overbodig en geen meerwaarde.
Ik vind niet dat wij ad hoc moeten werken, wij moeten ad rem werken. Dat betekent dat we de zaken moeten aanpakken, en wij kunnen dit perfect vanuit de commissie Binnenlands Bestuur zoals we op dit ogenblik geëquipeerd zijn. We hebben dus geen ander waterzuiveringsstation nodig om dat probleem tot klaarheid te brengen.
Voorzitter, ik kan collega Doomst alleen maar bijtreden. Het is alsof wij een onderliggende structuur van een reeds goed functionerende structuur zouden creëren. Dat willen wij absoluut niet. Collega Doomst heeft gelijk. Hij is een zeer frequent bezoeker, om niet te zeggen dat hij altijd aanwezig is in de commissie Binnenlands Bestuur. De problematiek van IGS’en en dergelijke meer wordt daar om de twee weken besproken. Het is natuurlijk aan het parlement om dat te beslissen. Ik ga me er niet over uitspreken.
Mijnheer Rzoska, ik zie in u wel een bondgenoot, en hoop dat ook zo te kunnen blijven houden. We zullen alles transparant maken. U bent vragende partij. Wij zijn ook vragende partij. In samenspraak met onze federale collega’s gaan we dat doen, geen enkel probleem. We brengen alles in kaart. Mijn administratie is maandag begonnen met het in kaart brengen van al die onderliggende structuren, in samenspraak met de federale administraties. Ik heb u daarnet al gezegd dat dat niet eenvoudig is. Iedereen heeft zijn medewerking verleend, dus dat is goed. Ook alle onderliggende structuren zullen we, in de mate van het mogelijke – want natuurlijk valt niet elke structuur onder artikel 180 van de programmawet van 1994 – onder onze strenge regels inzake intergemeentelijke samenwerking brengen. Ik heb u al die voorwaarden al gezegd. Ik ga dat niet herhalen.
Voorzitter, in de commissie Binnenlands Bestuur komen er regelmatig, om niet te zeggen elke week of om de twee weken – mijnheer Doomst, nu kijk ik naar u – toch wel vragen aan bod over intergemeentelijke samenwerking en dergelijke meer. Ik denk dus dat daar alle vragen kunnen worden gesteld. Maar nogmaals, ik behoor tot de uitvoerende macht, jullie zijn de wetgevende macht en jullie regelen jullie werkzaamheden natuurlijk zelf.
Met die conclusie had u natuurlijk beter geen standpunt ingenomen, maar soit. Ik vind het stuitend dat de commissievoorzitter zegt dat men toch een vraag om uitleg kan indienen, dat men een vraag kan stellen aan de regering. (Opmerkingen)
Daar gaat het niet om. Ons voorstel is om met het parlement, met de diverse fracties samen nu de tijd te nemen, nu de focus te leggen, nu de ruimte te nemen om dit probleem op te lossen, omdat we horen wat er leeft bij de bevolking en daar zelf ook gevoelig voor zijn. Dat mag gerust een subcommissie zijn. Ik stel voor dat we daar de tijd voor nemen en daar ons eigen instrument voor maken. Nu zeggen dat dit toch ook via een vraag om uitleg kan worden opgelost, dat is echt een minimaliseren van wat er gebeurt. Het gaat ook om het opkrikken van het vertrouwen in de politiek.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Beste collega’s, ik denk dat we tot nu toe, tot tien minuten geleden een heel sereen en goed debat hadden, waarin de juiste prioriteiten, de juiste uitdagingen werden geformuleerd. Mijnheer Rzoska, u hebt dat vanuit de oppositie op een heel goede manier aangepakt, maar nu begint het wat te verzanden over formaliteiten. Mijnheer Vanbesien, het belangrijkste is het volgende. Waar de burger op wacht, is dat wij hier oplossingen en doorbraken formuleren, en in welk forum dat gebeurt, is van ondergeschikt belang. Onze fractie zal dus absoluut voor honderd procent meewerken om op de snelste manier tot oplossingen te komen. Dát is de uitdaging waarvoor dit parlement vandaag staat. (Applaus bij de meerderheid)
Ik sluit me daar volmondig bij aan. Mijnheer Vanbesien, ik vind het beneden alle peil dat u nu de indruk wekt dat mevrouw Van Volcem minimaliserend heeft gesteld dat het moet met een vraag om uitleg, want dat heeft ze niet gezegd. Dat is gewoon leugenachtig. U probeert te doen uitschijnen dat de meerderheid dit raprap wil afwerken. Dat is niet waar! Er is een zeer duidelijk engagement aangegaan, door de minister, door de meerderheid, door de voorzitter van de commissie Binnenlands Bestuur. Nu komen doen alsof dit wordt geminimaliseerd, is gewoon leugenachtig, en dat schaadt de sereniteit waarmee dit debat inderdaad werd gevoerd. (Applaus bij de meerderheid)
De heer De Meulemeester heeft het woord.
Voorzitter, de problematiek die hier vandaag aan de orde is, wordt al jaren besproken in onze commissie Binnenlands Bestuur. (Opmerkingen)
Ten behoeve van de heren Vandenbroucke en Vanbesien kan ik het volgende zeggen. Los van de vaste leden, die dus behoren tot de commissie Binnenlands Bestuur, is ieder parlementslid dat geïnteresseerd is in de onderwerpen van binnenlands bestuur evenzeer welkom in die commissie. Die heeft dus de volle bevoegdheid om deze problematiek daar te behandelen.
Voorzitter, collega’s, laten we de discussie voeren in het Uitgebreid Bureau. Ik zal mijn nota indienen, ik zal die onderbouwen, want het betaamt echt niet om op dit moment in zo’n gekrakeel terecht te komen. Ik denk dat er buiten mensen zijn die antwoorden verwachten, en dat we die snel moeten geven. Ik zal mijn voorstel dus verdedigen in het Uitgebreid Bureau, maar wat mij betreft, moeten we met z’n allen aan het werk. Collega’s, we hebben inderdaad al heel wat werk verzet op de vlakken die daarnet al zijn aangegeven: het klimaat en de deradicalisering. We hebben ter zake met zijn allen, schouder aan schouder juiste beslissingen genomen, een juist perspectief gegeven. We moeten dat vandaag opnieuw doen, want er is wel degelijk een probleem, een groot probleem, en een momentum. Ik denk dat alle Vlamingen buiten dit parlement van ons als Vlaams Parlement een grote lenteschoonmaak verwachten in al die structuren, in al die hybride, ondoorzichtige structuren waarin nu al jarenlang wordt gewerkt en die buiten de regels van dit parlement vallen.
En daarom, nogmaals, en daar eindig ik mee, wij reiken echt wel de hand om hier samen naar oplossingen te zoeken. En inderdaad, zo snel mogelijk werk maken van de nodige stappen is onze verantwoordelijkheid, collega’s, onze verantwoordelijkheid als Vlaams Parlement.
Collega’s, we moeten ons in die oefening zeer bescheiden tonen, en tegelijk met strenge spelregels opnieuw het vertrouwen herstellen in het politieke bestel, in politici, in mensen die verantwoordelijkheid nemen. We moeten zeer snel werk maken van het herstel van dat vertrouwen, want dat is echt nodig. Eerlijke politiek moet het doel zijn van iedereen die het voorrecht heeft om een politiek mandaat uit te voeren.
Collega’s, ik besluit: laat ons vandaag starten met een hervorming die noodzakelijk is. (Applaus)
De heer De Meulemeester heeft het woord.
Voorzitter, leden van de Vlaamse Regering, dames en heren, de voorbije dagen ontstond er heel wat heisa over de vergoedingen die mandatarissen ontvangen als lid van een bestuursorgaan van een intercommunale of een andere semipublieke vereniging. Allerhande bedragen sierden de krantenpagina’s. Verschillende partijen kwamen met voorstellen, maar – en dat is jammer – konden het ook niet laten om anderen met de vinger te wijzen. Met de beste wil van de wereld kan ik niet zien hoe moddergooien enige nuttige bijdrage kan leveren aan dit debat. Het enige resultaat hiervan is een nog grotere afkeer ten aanzien van de politiek, iets wat vanuit democratisch oogpunt niet alleen te betreuren maar ook te vrezen is. Je voedt een klimaat waar alleen maar extremisten garen bij spinnen. Ik ga dat dus niet doen. Ik ga geen verwijten sturen naar wie dan ook.
Wil dat zeggen dat we niets moeten doen? De bladzijde omdraaien en overgaan tot de orde van de dag? Neen. Natuurlijk moeten we lessen trekken en maatregelen nemen, maar wel op een doordachte wijze en zonder afbreuk te doen aan het vele goede werk dat vele intercommunales en hun vertegenwoordigers doen. Collega Rzoska heeft dat daarjuist ook ten overvloede gezegd en bewezen.
Wat moet er volgens ons gebeuren? In de eerste plaats moeten we nagaan of de overheid nog wel in alle bestaande intercommunales een plaats heeft. Een kerntakendebat dus. Moeten steden en gemeenten zich nog bezighouden met het uitbaten van crematoria? Of de verwerking van afval van a tot z beheren? Is het een opdracht van overheden om bedrijventerreinen of woonzones te ontwikkelen? Moeten steden en gemeenten betrokken zijn bij beleggingsvennootschappen? Of kunnen we hier niet gewoon de private markt laten spelen, uiteraard onder controle en regie van de overheid? Het is een fundamentele vraag, die onze fractie al verschillende weken geleden stelde, in tempore non suspecto, in onverdachte tijden.
Wij zijn ervan overtuigd dat als je zo’n kerntakendebat grondig doet, je heel wat intercommunales of schimmige dochters meteen kunt opdoeken, en dat steden en gemeenten zich uit heel wat sectoren kunnen terugtrekken, en de middelen die ze daarvoor krijgen of uitsparen, kunnen investeren in hun echte kerntaken, zoals zorgen voor veilige wegen en fietspaden, een klantvriendelijke dienstverlening of de ondersteuning van een bloeiend verenigingsleven. Het zou meteen ook een sanering betekenen van het aantal beheermandaten.
De vraag om het aantal intercommunales te verminderen is niet nieuw. De vorige Vlaamse Regering liet nog een regioscreening opmaken, een inventaris van het aantal intergemeentelijke samenwerkingsverbanden in Vlaanderen. Daaruit bleek dat het aantal samenwerkingsverbanden sinds einde jaren negentig explosief is toegenomen. Men spreekt van 2229 samenwerkingsverbanden of gemiddeld 68 per gemeente.
Dat zijn – voor alle duidelijkheid – niet allemaal intercommunales, laat staan dat ze allemaal betaalde bestuursmandaten bevatten. Absoluut niet. Uit de analyse bleek dat ongeveer een honderdtal daarvan intercommunales zijn met eigen beheersorganen.
Naast deze kwantitatieve analyse bevat het rapport dat het Agentschap Binnenlands Bestuur in 2012 opstelde, ook een clusteranalyse. Doel van deze regioscreening was immers te komen tot een concreet actieplan voor het vereenvoudigen van het intermediaire veld en het versterken van de aansturing van samenwerkingsverbanden. Jammer genoeg is er met dit rapport weinig tot niets gebeurd. Misschien wordt het tijd om de draad opnieuw op te pikken en daadwerkelijk te snoeien in het grote bos van intercommunales. Eerst door na te gaan of we het niet beter overlaten aan anderen, maar vervolgens ook om bestaande en te behouden intercommunales samen te voegen en te clusteren.
Nog niet zo lang geleden hebben we hier een decreet goedgekeurd dat het mogelijk maakt voor intercommunales om meervoudige doelstellingen te hebben. Doel is om te vermijden dat voor elke nieuwe samenwerking er een nieuwe intercommunale zou moeten worden opgericht. Welnu, laat ons dit nieuwe decreet omzetten in de praktijk en komen tot minder intercommunales. Maar er is meer nodig.
Een derde stap die we moeten zetten, is de transparantie bij en de controle op de intercommunales versterken. Intergemeentelijke samenwerking is een goede zaak. Veel intercommunales leveren goed werk. Maar we mogen ook niet blind zijn voor de kritiek die er vandaag is op de soms weinig doorzichtige werking, op de onderliggende structuren die worden opgezet en op het gebrek aan democratische controle. Principes van deugdelijk bestuur moeten daarom zwaarder doorwegen. Het aantal bestuursmandaten kan gerust wat lager. Een grotere transparantie inzake vergoedingen, het aftoppen van sommige vergoedingen, het beperken of zelfs opdoeken van dochterondernemingen en andere overbodige structuren, extra toezicht. Het zijn allemaal waardevolle voorstellen waarover in de komende weken een consensus over de partijgrenzen heen bereikt kan en moet worden.
Collega’s, we rekenen daarvoor in de eerste plaats op de regering en de minister van Binnenlands Bestuur. Er wordt op dit moment de laatste hand gelegd aan het ontwerp van het nieuwe decreet Lokaal Bestuur. Het is een samenvoeging van het Gemeentedecreet, het OCMW-decreet en het decreet Intergemeentelijke Samenwerking. Het nieuwe decreet zal enkele belangrijke hervormingen bevatten, zoals de integratie van de OCMW’s. Ook inzake intercommunales hopen we op vernieuwingen die tegemoetkomen aan de vragen die vandaag gesteld worden. Onze fractie zal alvast op een constructieve wijze het debat voeren over de voorstellen die u in het nieuwe decreet Lokaal Bestuur zult doen. Volgens ons kan dat gerust in de commissie Binnenlands Bestuur die daar in het bijzonder de bevoegdheden voor heeft.
We hebben vandaag een momentum. De roep om te snoeien in de wildgroei van intergemeentelijke samenwerkingsverbanden is groot en klinkt op alle banken. Laat ons dat momentum dus gebruiken. Laat ons, vijf jaar na de oplevering van de regioscreening, eindelijk werk maken van een vereenvoudigd, transparanter en democratischer landschap van intercommunales. Maar laat het ons op een doordachte manier doen, zonder elke lokale mandataris, groot en klein, verdacht te maken. Daar heeft niemand baat bij, nog het minst onze democratie. Op onze fractie zult u alvast kunnen rekenen om op een positieve en constructieve wijze de hervormingen die zich opdringen, mee gestalte te helpen geven. Ik dank u. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Diependaele heeft het woord.
Collega’s, zoals het wel eens meer gebeurt met debatten zoals deze, is een groot deel van het debat al gevoerd. Laat me toch heel duidelijk zeggen – en we zullen zien wat er later nog komt – dat ik blij ben met de serene toon waarop het debat tot nu toe is gevoerd, want dat lijkt mij belangrijk.
Het publieke debat van de voorbije week was dat natuurlijk veel minder, en dat kunnen we alleen maar jammer vinden.
Heel wat zaken zijn op een hoop gegooid die niet op dezelfde hoop thuishoorden. Heel wat noodzakelijke nuances zijn niet meer gemaakt. Zoals de heer De Meulemeester zei, is het alleen de antipolitiek die er beter van wordt.
We zijn het er ondertussen allemaal over eens dat er inderdaad maatregelen moeten worden genomen. We weten dat er problemen zijn met het interbestuurlijke landschap. We moeten die ook aanduiden en oplossingen aanreiken. In grote lijnen gaat het vooral over meer transparantie en meer democratische controle. Die zaken moeten dringend worden versterkt.
Maar het is evengoed nodig om te bevestigen dat niet alles wat op dit moment of tijdens de voorbije week in het debat werd gegooid, ook kaduuk is. In die zin wil ik op elk moment van de dag de verdediging opnemen van heel wat mannen en vrouwen die zich inderdaad uit overtuiging inzetten en inspannen, uit bezorgdheid voor onze lokale besturen, op dorpsniveau, gemeenteniveau, stadsniveau of welke structuur dan ook. Op elk moment van de dag wil ik die mensen ondersteunen in de inzet die zij tonen. (Applaus bij de N-VA)
Zoals daarnet ook aan bod kwam, is niet alles wat de laatste tijd op een hoop is gegooid, ook kaduuk. De intergemeentelijke samenwerking an sich is daarvan het grootste voorbeeld. Het is misschien het grootste slachtoffer van het debat dat de laatste weken is gevoerd.
Want ik ben er wel degelijk van overtuigd dat zij een publieke meerwaarde hebben. Gegeven het lokaal bestuurlijk landschap dat we vandaag hebben, met heel veel grote verschillen tussen de bestuurskrachten van verschillende gemeenten, is het alleen maar gezond verstand dat gemeenten voor bepaalde taken gaan samenwerken. Het zijn zaken waarvoor zij zelf de schaalgrootte missen en waar samenwerking win-winsituaties oplevert voor alle betrokken partijen. Waarom zou een zwembad, cultuurzaal of andere sportinfrastructuur niet gezamenlijk kunnen worden uitgebaat? Om nog maar te zwijgen over waterleveringen, energie en andere diensten van openbaar nut, zoals afval, waar heel wat gemeenten zich, zonder de bijstand van de intergemeentelijke structuren, geen meester over zouden weten.
We slepen daar een geschiedenis mee. We slepen een historisch gegroeide situatie mee, die we inderdaad moeten uitklaren. Maar er zijn in het verleden wel degelijk al maatregelen genomen. We hebben al maatregelen genomen om die structuren af te slanken. We hebben wel degelijk al inspanningen geleverd om het aantal zitjes te verminderen en om de verloning daarvoor, sinds 2001, te corrigeren.
Maar natuurlijk moet daar altijd een inspanning tegenover staan. Een correcte verloning hoort. Dat moet. Maar daartegenover moet ook een juiste inspanning staan. Ik maak mij grote zorgen omdat blijkbaar niet iedereen op de hoogte was van wat er in die verschillende structuren aan het gebeuren was en waar die publieke middelen precies voor werden aangewend. Ik beken dat ik mij daarover zeer grote zorgen maak.
Zoals gezegd, hebben wij voor die intergemeentelijke samenwerking heel duidelijke regels. De minister heeft ze daarnet ook genoemd: maximum één zitpenning per dag, maximum 205 euro bruto en je moet effectief op de vergadering aanwezig zijn.
Enkele maanden geleden hebben we hier een bijsturing gedaan van het IGS-decreet. Toen heeft niemand gesproken over die mandaten of die verloning. Dat bewijst temeer dat we er allemaal van overtuigd waren dat er op dat moment, qua intergemeentelijke samenwerking, geen probleem was.
Maar we moeten vooral onze scope gaan verruimen naar de privaatrechtelijke structuren die onder die intercommunales zitten. Want er is nu wel degelijk gebleken dat daar een probleem is dat onze versterkte aandacht vraagt. Die vallen niet onder de Vlaamse regelgeving, maar onder het vennootschapsrecht dat geldt voor privébedrijven. Ik verzet mij tegen de idee dat daar per definitie zaken gebeuren die het daglicht niet zouden mogen zien. Dat klopt gewoon niet. En ik vind het jammer dat die indruk nu wel is gewekt en dat alles in een schandaalsfeer is gestoken, ook wat daar niet thuishoort. Maar alleen al het feit dat hierover twijfel en een gebrek aan informatie bestaat, wijst erop dat we dit onder de loep moeten nemen.
Volgens mijn fractie is de probleemschets viervoudig. Eerst en vooral is er inderdaad door de jaren heen een kluwen gegroeid van nv’s, cvba’s en andere structuren, elk met hun eigen zitjes in raden van bestuur. In heel wat gevallen kunnen vragen worden gesteld bij de meerwaarde van die afzonderlijke structuren en al zeker bij de meerwaarde om keer op keer daarvoor eigen bestuurszitjes in te richten.
Een tweede punt: ook hier is een correcte vergoeding nodig, maar als er zaken overdreven zijn, moet daarnaar gekeken worden. Sowieso is het nodig om hier transparantie over te eisen, want het gaat nog steeds om belastinggeld. Een derde punt is dat er duidelijkheid moet komen over de prestaties die tegenover die vergoedingen staan. Er moet duidelijk worden aangegeven wat er van de leden van die raden van bestuur precies wordt verwacht. En het vierde punt: we moeten ons zeker ook afvragen of al die instellingen wel nog bezig zijn met taken van algemeen belang. Als daar zaken tussen zitten die niet onder publieke dienstverlening vallen, moeten we ons afvragen of we daar nog verder mee moeten gaan. Voor al die problemen moeten we gericht oplossingen zoeken. Maar daarvoor is inderdaad ook overleg nodig met het federale niveau.
We kunnen daar inderdaad over doorgaan in het Uitgebreid Bureau, waar die discussie thuishoort, maar voor mij kan dat perfect binnen de commissie Binnenlandse Bestuur, die alle elementen en instrumenten heeft om dat op een correcte, adequate en snelle manier aan te pakken.
Als laatste punt, collega’s, wil ik nog wijzen op iets wat volgens mij veel te weinig aan bod is gekomen de voorbije week en ook hier vandaag, namelijk de individuele verantwoordelijkheid van elk parlementslid, van elke lokale mandataris en iedereen die in welke instelling dan ook het publieke belang moet behartigen, over de partijgrenzen heen. We kunnen heel veel reglementen, wetgeving en allerlei regels en afspraken maken, maar uiteindelijk hangt het allemaal af van de inzet en inspanning die wij zelf leveren om verantwoording te kunnen afleggen aan de burger die ons zijn of haar vertrouwen geeft. En uiteindelijk komt het altijd daarop neer. Dank u wel. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Beste collega’s, geachte leden van de regering, voorzitter, ik wil natuurlijk graag beamen wat collega Rzoska en collega Diependaele hebben gezegd. Ik ben er ook echt van overtuigd dat de overgrote meerderheid hier in het parlement, maar ook de overgrote meerderheid van de mensen die onze gemeentehuizen en stadhuizen bevolken, echt het beste voorhebben met de samenleving, en met hart en ziel aan politiek doen. Maar er is nu eenmaal wel de pijnlijke vaststelling dat vandaag heel wat mensen in Vlaanderen dat niet meer geloven. Er is vandaag heel veel verontwaardiging en kwaadheid bij mensen, die wij niet mogen relativeren en waarop wij antwoorden moeten bieden. Laat ons dan ook maar de problemen benoemen.
Samenwerking tussen gemeenten is op zich een goed idee. Er is niets mis met het idee om te zeggen: probeer samen projecten te realiseren, probeer samen een dienstverlening aan burgers aan te bieden die je alleen niet kunt. Dat is en blijft een goed idee. Maar iedereen moet toegeven dat gaandeweg dat goede idee verminkt is. Er is een oerwoud aan tussenstructuren gecreëerd, collega’s. Het staat zwart op wit in een rapport dat minister Bourgeois in de vorige legislatuur heeft laten maken. Er zijn ontelbaar veel mandaten gecreëerd, collega’s. Veel te veel. En er worden vergoedingen uitbetaald, hoog en laag, boven en onder de waterlijn, waarbij het niet meer duidelijk is wie nu eigenlijk wat ontvangt en wat daartegenover staat.
Het is onmiskenbaar zo dat een goede dienstverlening aanbieden en goede projecten uit de grond stampen, gaandeweg uit het oog is verloren, dat veel van die structuren misbruikt zijn om het statuut van politici te verbeteren en om lokale en regionale machtsevenwichten te finetunen en om daarvoor, indien nodig, nog meer structuren en mandaten te creëren. Het resultaat daarvan is de afgelopen dagen in de kranten te lezen geweest. En de mensen zijn daar kwaad over. Het schept een beeld van de Vlaamse politiek waar ik mij niet in herken. En ik ben ervan overtuigd dat u zich daar ook niet in herkent.
Maar het is wel een beeld dat dramatisch is voor de legitimiteit van onze lokale besturen en voor de samenwerking, dramatisch voor het vertrouwen in de politiek en voor het geloof van mensen in de democratie. Mensen stellen vandaag inderdaad luidop de vraag: hoeveel verdient u en wat doet u daarvoor? Niet iedereen vindt die vraag blijkbaar even evident en ze wordt zelfs weggezet als antipolitiek, als voyeurisme. Collega’s, de mensen hebben het recht om te weten hoeveel verkozenen verdienen en wat er verwacht wordt dat ze daarvoor doen. Dat is een vraag naar transparantie, een vraag naar zuiverheid en een vraag naar soberheid. Het antwoord dat we moeten geven, zou even evident als eenvoudig moeten zijn. Het moet toch mogelijk zijn om aan politiek te doen met één vrouw of man op één job met één loon. Het moet toch mogelijk zijn om beter te besturen met minder structuren, met minder mandaten en met meer transparantie.
Het heeft de afgelopen dagen artikels geregend, maar het heeft ook voorstellen geregend, goede voorstellen, van alle fracties.
Minister Tommelein heeft het woord.
Mijnheer Vandenbroucke, ik ben geboeid naar u aan het luisteren, precies alsof u nu alle mogelijkheden uitput om iedereen te overtuigen, maar ik heb de indruk dat u voor een publiek aan het spreken bent dat al overtuigd is. Wat u daar allemaal staat te zeggen, daar staat iedereen achter.
Heel wat van die zaken gebeuren in het energiekluwen. Ik ben vandaag minister van Energie, en ik ben vastbesloten om in de komende periode, samen met mijn collega’s, werk te maken van een vermindering van het aantal mandaten in de energiesector. Maar ik heb uw partijvoorzitter op televisie horen zeggen dat in de vorige legislatuur het aantal mandaten bij Eandis en Infrax met 1200 verminderd was, op initiatief van mevrouw Van den Bossche, bij wie u trouwens kabinetschef was. Ik probeer al meer dan drie dagen met man en macht te vinden waar die vermindering heeft plaatsgevonden en op welke manier. Kunt u me misschien wat meer uitleg geven over waar ik die vermindering van 1200 mandaten bij de distributienetbeheerders kan vinden, want ik vind ze met alle moeite van de wereld nergens terug.
Allereerst, bedankt dat u mijn pleidooi voor meer transparantie, minder structuur en minder mandaten volgt. In de vorige legislatuur zijn er inderdaad 1260 mandaten geschrapt. Dat is een optelsom van mandaten waarvan 800 in de energiesector, bij Eandis en bij Infrax. We hebben daarvoor, trouwens in goede samenwerking met de collega’s van CD&V, met het kabinet van de toenmalige minister van Binnenlands Bestuur, onder andere het decreet Intergemeentelijke Samenwerking aangepast. Onder andere de corporategovernancecomités zijn afgeschaft. Er zijn vandaag wel degelijk 800 zitjes, betaalde mandaten, minder in de energie-intercommunales dan 7 jaar geleden. Ik ben heel blij dat u verder wilt gaan op die weg. Als het van ons afhangt, dan komt de fusie van de energie-intercommunales er, om tot nog kleinere raden van bestuur, en nog minder mandaten en minder structuren te komen. Ik ben tevreden dat u ook op die weg wilt verdergaan.
Mijnheer Vandenbroucke, laat het duidelijk zijn: ik voel met u mee. U hebt een zeer ondankbare rol om dit nu te komen zeggen, maar u gedraagt zich een beetje als een pyromaan die de brandweer de les komt spellen. Daar heb ik het eerlijk gezegd moeilijk mee. Ik wou in de eerste plaats ook verwijzen naar wat minister Tommelein zegt: mevrouw Van den Bossche beweert dat er 1200 mandaten zijn geschrapt. U komt net vertellen dat er alleen maar bij zijn gecreëerd. (Opmerkingen van Joris Vandenbroucke)
Wat volgens mij de essentie is, en dat is de vraag die ik u wil stellen, is welk onderscheid u maakt. U hebt het onderscheid tussen de intergemeentelijke samenwerking en de onderliggende structuur niet gemaakt. Tot nu toe heeft elke andere partij dat wel gedaan. Het systeem van de intergemeentelijke samenwerking zit wel degelijk goed. Laat ons die twee zaken dus scheiden.
We zijn het er allemaal over eens dat we moeten kijken naar die onderliggende structuren, die niet onder de Vlaamse regelgeving vallen, en waarvoor maatregelen nodig zijn. Maar laten we niet het kind met het badwater weggooien en laten we niet doen alsof de intergemeentelijke samenwerking an sich een probleem is. Dat zou ik bijzonder jammer vinden.
Mijnheer Diependaele, ik ben mijn betoog begonnen met de stelling dat het een goed idee is en blijft om gemeenten te laten samenwerken voor zaken die ze alleen niet kunnen. Daarvoor hebben we intergemeentelijke samenwerking nodig.
Maar laten we ook het licht van de zon niet ontkennen. We hebben de regioscreening die de minister-president tijdens de vorige legislatuur heeft uitgevoerd. U hebt die artikels ook gelezen over welke structuren er bestaan, hoeveel zitjes er zijn en hoeveel vergoedingen er worden uitbetaald. Het is toch een vaststelling, los van het technisch onderscheid over welke samenwerkingsvormen er allemaal bestaan, dat er gewoon veel te veel zijn. Ik daag iedereen uit om een overzicht te maken. Ik ben de krantenredacties zeer dankbaar dat ze het voor ons hebben gedaan. Minister, ik ben blij dat u lijsten hebt overgemaakt aan het parlement, maar ik moet vaststellen dat die lijsten nogal fluïde zijn. Alleen al het in kaart brengen van wat er bestaat aan structuren in Vlaanderen wordt als een gigantische opdracht beschouwd, precies omdat er zoveel structuren zijn. Heel het goede idee van samenwerking raakt ondergesneeuwd door die veelheid aan tussenstructuren. Daar zijn we het toch over eens, dacht ik.
Ik ben blij dat, los van de vraag hoeveel het er nu precies zijn, alle fracties ideeën hebben gelanceerd. Ik ben blij met de aankondiging van de minister-president dat er inderdaad moet worden gekeken naar die dochterbedrijven, die vennootschappen en dergelijke waar we vandaag minder vat op hebben. Ik ben blij dat de intentie bestaat bij de Vlaamse Regering om daar de gaten van het toezicht te dichten. Ik ben zeer blij dat federaal minister Kris Peeters wil kijken naar de private vennootschappen waar de overheid aandeelhouder is om daar maximale transparantie in te brengen.
U zult begrijpen dat we niet erg warm lopen voor het pleidooi van de liberalen om te privatiseren, maar het werpt wel de pertinente vraag op of al die activiteiten, die vandaag worden ontplooid door die diverse bestaande vormen van samenwerking, wel tot het takenpakket van die lokale besturen of een groep van lokale besturen behoren en of die misschien niet beter aan anderen worden toevertrouwd. Die vraag wil ik niet uit de weg gaan. Ik ben blij dat ook daarvoor pistes op tafel worden gelegd.
Ik ben ook blij dat onze collega’s van Groen deze middag nog een aantal voorstellen hebben gedaan, onder andere over het statuut van mandatarissen van kleinere gemeenten, die verondersteld worden om een steeds complexer verhaal te besturen en die daarvoor niet moeten bijklussen en vergoedingen moeten kunnen krijgen, wat alles alleen maar ondoorzichtig maakt en het wantrouwen alleen maar vergroot.
Zelf hebben we ook een voorstel ingediend, dat misschien niet alle problemen afdekt, maar waarmee we ook een bijdrage proberen te leveren aan een forse vermindering van de bestuursmandaten in intercommunales.
Mijnheer Vandenbroucke, het verheugt me u te horen zeggen dat het noodzakelijk is om te kijken of bepaalde activiteiten van een aantal samenwerkingsverbanden, inderdaad niet beter zouden kunnen worden geprivatiseerd, of althans gedeeltelijk.
Ik wil van deze gelegenheid gebruik maken om een karikatuur de wereld uit te helpen: men doet vaak net of wij, als liberalen, alles willen privatiseren. U hebt blijkbaar goed begrepen dat dit niet het geval is. We vragen niet om alles te privatiseren. Als we alles bekijken, zijn er een aantal interlokale verenigingen die perfect kunnen blijven bestaan en die zonder enig probleem de toets zullen doorstaan. Dat geldt trouwens voor het merendeel van die intercommunales.
Waar zit het probleem? Inderdaad in de structuren die door de jaren heen zo ingewikkeld geworden zijn, doordat het vroeger tot het federale niveau behoorde, doordat het vroeger voor honderd procent overheid was. Ik ben mij ervan bewust dat dit zich nogal dikwijls in de energiesector voordoet. Samen met minister Homans zullen wij dat aanpakken. Wij zijn daar vragende partij voor. Minister-president Bourgeois heeft in september naar aanleiding van de discussie over Eandis daarover al heel concrete afspraken gemaakt. Die gesprekken zijn bezig. Die onderzoeken zijn bezig. We hebben in de regering ook de afspraak gemaakt dat we daar binnenkort effectief met resultaten en voorstellen gaan komen. U hoeft zich daar niet druk over te maken: wij pakken dat met de regering aan. (Applaus bij Open Vld en van Ward Kennes)
Mijnheer Vandenbroucke, ik neem aan dat u ook verwijst naar de open brief van uw eigen voorzitter van 13 februari. Daarin doet hij een aantal oproepen, bijvoorbeeld om het aantal mandaten fors te verminderen. Ik heb zelf al gezegd, na 5 minuten hier te debatteren, dat we dat inderdaad willen doen. Ook daarin zijn wij bondgenoten – ook als het gaat over de vergoedingen voor de mandaten en de verplichte mandaataangifte. Ook dat heb ik gezegd: dat is voor ons geen enkel probleem. Maar ik heb een vraagje. Ik weet niet hoe ik de volgende zin van de heer Crombez moet interpreteren. Die zin luidt: “Tegelijk stellen we voor om het statuut van lokaal uitvoerend mandataris te evalueren.” Wat betekent dat juist? En dan bedoel ik niet het woord ‘evalueren’.
Dat is zonneklaar. Vandaag is er een discussie over het feit dat er heel wat schepenen en burgemeesters zijn die een vertegenwoordiging moeten doen in een veelheid van die tussenstructuren en dergelijke meer. Sommigen ontvangen daar vergoedingen voor. Anderen niet. In sommige gevallen zijn die vergoedingen forfaitair. In andere gevallen niet. In het ene geval zijn dat hoge vergoedingen. In andere gevallen zijn dat lage vergoedingen.
Wat wij willen, is datgene wat in principe tot het kerntakenpakket van een burgemeester of schepen behoort, namelijk het vertegenwoordigen van de gemeente in het intergemeentelijke samenwerkingsverband. Daar moet, wat ons betreft, geen enkele vergoeding tegenover staan. Dan stel je automatisch de vraag naar het statuut van de lokale uitvoerende bestuurder. Ik zei al dat voor ons het antwoord is: één vrouw of man op één job, met één verloning. Zo moet het zeer duidelijk zijn waarvoor politici worden vergoed en welke taken ze daarvoor moeten uitvoeren, in plaats van de onduidelijkheid die vandaag bestaat. Dat is, dacht ik, toch een van de redenen waarvoor we dit debat voeren. Vandaag bestaat de onduidelijkheid over wie nu welke taak heeft in welke structuur tegen welke vergoeding. Wat staat daartegenover? Daar hebben wij vandaag geen duidelijk zicht op. Daar vragen wij beter bestuur, met minder structuren, minder mandaten, minder vergoedingen en meer transparantie. Dat is wat u daarachter moet zoeken. (Applaus bij sp.a en van Björn Rzoska)
Mijnheer Vandenbroucke, met dat laatste ben ik het eens. Ik ga dat hier niet herhalen, want ik denk dat dat een beetje vervelend wordt voor de mensen die hier aanwezig zijn. U hebt het over een verbetering van het statuut. Als ik de open brief van uw voorzitter lees, besluit ik daaruit dat wij dat pleidooi ook ondersteunen. We hebben dit ook uitgedragen tijdens dit debat: minder mandaten en dergelijke meer. Maar wat wordt er dan concreet bedoeld met het evalueren van dat statuut? Betekent dat dat je iets gaat doen aan het sociaal statuut van de mensen die bijvoorbeeld als schepen of als uitvoerend mandataris op lokaal niveau geen andere inkomsten hebben? Of betekent dit een verhoging van de schepenwedde vanwege het feit dat er postjes wegvallen? Dat is een heel simpele vraag.
Daarin zijn verschillende pistes mogelijk. Minister, u moet de oproep van mijn voorzitter begrijpen zoals hij bedoeld is. Dat al diegenen die vandaag de pasklare antwoorden op al die problemen hebben, hun vinger in de lucht steken. Maar in alle bescheidenheid, ik denk dat niemand van ons dat kan. De brief van mijn voorzitter stelt voor om alstublieft samen in te zien dat er een luide maatschappelijke roep is om eenvoud en transparantie, om meer democratie en duidelijkheid. Hij somt een aantal problemen en onderwerpen op waarover wij het moeten hebben. Ik denk dat het statuut van de lokale uitvoerende mandatarissen er daar een van is.
Minister, ik heb hier geen batterij aan voorstellen die ik u nu zal overhandigen. We hebben een voorstel van decreet ingediend om op een gedeelte van de problemen een antwoord te bieden. Dat is precies de bedoeling die de heer Rzoska eerder in het debat al heeft aangehaald. Verschillende fracties hebben over verschillende onderwerpen al een aantal interessante ideeën gelanceerd. Ik bedoel dat u in de sp.a-fractie een partner vindt om op alle vandaag aangeraakte punten vooruitgang te boeken.
De heer Van Dijck heeft het woord.
Voorzitter, ik wil even het woord nemen. In de eerste plaats wil ik ten aanzien van iedereen die het woord al heeft gevoerd, stellen dat het debat hier op een correcte en serene wijze wordt gevoerd.
Mijnheer Vandenbroucke, ik zou een oproep willen doen. We mogen het debat niet herleiden tot een fetisj waarbij het er enkel om gaat samenwerkingsverbanden en postjes te schrappen. We moeten dit debat ook voeren op basis van de noden van de lokale besturen. Ik richt me tot iedereen die dit debat hier of van thuis uit volgt. Veel of de meeste lokale bestuurders gaan geen intergemeentelijk samenwerkingsverband aan om de postjes. Ik zou zelfs zeggen dat niemand dat doet.
We kennen vijf soorten van intergemeentelijke samenwerkingsverbanden. Voor de meeste mandaten worden geen zitpenningen uitbetaald. Wie in een samenwerkingsverband stapt, vertrekt net vanuit het gegeven dat dit een noodwendigheid is. Ze willen ten aanzien van de burger en de dienstverlening een meerwaarde genereren. We moeten echt bekijken wat noodwendig is en die noodwendigheid als basis nemen. We mogen straks niet denken dat we goed bezig zijn omdat we veel mandaten hebben geschrapt. Dat mogen we zeker niet doen.
Ik ben voor transparantie, maar ik wil ook meedelen dat veel samenwerkingsverbanden tot stand zijn gekomen waarin gemeenten zijn vertegenwoordigd zonder dat hier vergoedingen tegenover staan. Ik zeg dit ter ere van die vele schepenen en burgemeesters die dat er, zeker in de kleine gemeenten, allemaal voor een kleine wedde bijnemen. Dat mag hier ook eens worden gezegd. (Applaus bij de N-VA)
Mijnheer Vandenbroucke, u pleit misschien voor een herwaardering van het uitvoerend mandaat.
Mijnheer Van Dijck, u houdt hier een pleidooi om de burgemeesters en de schepenen die hun werk goed doen niet allemaal over dezelfde kam te scheren.
Wat is in dit debat een beetje mis, is het individueel gemeenteraadslid. Het gaat om iemand die niet professioneel bezig is, maar die zich inzet en zich voor zijn stad of zijn gemeente engageert. Elke dag gaat hij ’s avonds, na zijn werk, bij mensen op bezoek en aanhoort hij problemen. Ook in de grote steden studeert hij na zijn job de dossiers in. De complexiteit van de materie stijgt vaak hem boven het hoofd.
Hoewel het misschien tegen de trend ingaat en vandaag niet gepast is, pleit ik eigenlijk veeleer voor een herwaardering van het mandaat van de lokale politicus, meer bepaald van het gemeenteraadslid. Iemand die dat goed doet, moet zich vandaag verweren. Wij zitten hier, maar hij moet zich op straat verweren tegen wat in de krant te lezen staat, bijvoorbeeld dat er veel postjes zijn waarvoor niets moet worden gedaan. Misschien ontvangen die mensen maandelijks maximaal 200 euro. Ze moeten echter hun campagnes zelf betalen. Ze moeten overal de boer opgaan en overal spreken. Ze moeten overal met hun auto naartoe rijden. Ze moeten de problemen beantwoorden en ze moeten hiervoor werken. Die mensen moeten nu de politiek verdedigen. Ze moeten de complexiteit snappen van een materie die eigenlijk zeer veel studiewerk vergt.
Minister, ik zou u veeleer vragen in uw decreet Lokaal Bestuur rekening te houden met een herwaardering van het statuut van de lokale mandatarissen. Op die manier kunnen al die postjes in intercommunales waar niemand iets van snapt, allemaal worden geschrapt.
De heer Sanctorum heeft het woord.
Ik heb een vraag gericht aan minister Tommelein. Hij zette de aanval in op sp.a, wat natuurlijk zijn goed recht is als liberale excellentie vanuit de Vlaamse Regering. Maar wie a zegt, moet ook b zeggen. U zei daarnet dat er afgelopen jaren heel veel mandaten zouden zijn geschrapt in de energiesector, maar dat u ze niet vindt. Ik kan u zeggen dat voor de terechte grote maatschappelijke verontwaardiging is ontstaan over al die intercommunales, er ook heel wat kritiek was in dit parlement, vooral in de energiesector, op de wirwar aan structuren en mandaten. Eigenlijk heb ik samen met een aantal anderen in dit parlement stelselmatig – en de heer Vandenbroucke weet dat van toen hij kabinetschef was – gepleit voor een fusie van Infrax en Eandis om het allemaal een stuk eenvoudiger en efficiënter te maken en voor een schrapping van mandaten. Ere wie ere toekomt, toenmalig minister Freya Van den Bossche heeft toen 793 mandaten laten schrappen bij Eandis en Infrax. Zij hebben dat eigenlijk op eigen initiatief gedaan, weliswaar op vraag van mevrouw Van den Bossche. Minister Tommelein, als u nu zegt dat u ze niet vindt, dat maak ik me zorgen en moet u toch eens klaarheid scheppen. Zijn die mandaten dan niet geschrapt? Hebt u dan weet van een extra kluwen aan mandaten? Zijn er mandaten bijgekomen? Dat zou een belangrijk nieuw feit zijn in deze discussie. (Applaus bij sp.a)
Mijnheer Sanctorum, u kunt nu misschien aanschuiven bij de socialistische fractie.
Dat is bijzonder flauw, ik vraag gewoon opheldering omdat ik me zorgen maak. (Rumoer)
Mijnheer Sanctorum, ik heb de partijvoorzitter van sp.a duidelijk horen zeggen – u kunt De Zevende Dag herbekijken – dat mevrouw Van den Bossche tijdens de vorige legislatuur 1200 mandaten heeft geschrapt. Dat waren de woorden van de heer Crombez. Ik heb aan de heer Vandenbroucke die kabinetschef is geweest van mevrouw Van den Bossche – mevrouw Van den Bossche kan het misschien zelf uitleggen – gevraagd waar die 1200 mandaten waren, want ik vind ze niet terug. Wat ik wel terugvind, is dat Eandis zelf een operatie is gestart om het aantal mandaten te verminderen van 589 naar 289.
Mevrouw Van den Bossche heeft daarop geantwoord dat ze het aantal mandaten zou verminderen. Het schrappen van die 500 en zoveel was dus geen initiatief van mevrouw Van den Bossche, maar van Eandis. Dan heeft mevrouw Van den Bossche gezegd dat ze het corporate governance-comité zou schrappen uit het decreet Intergemeentelijke Samenwerking wat trouwens een zeer beperkte impact had, en heeft ze gevraagd te komen tot een fusie, tot één distributienetbeheerder wat nooit is gebeurd. Dus ik kom enkel tot de 570 mandaten die een initiatief waren van Eandis en ik vraag waar die andere 600 en zoveel mandaten zijn die mevrouw Vandenbossche heeft geschrapt. Ik vraag dat omdat ik ze niet terugvind.
U moet me dat niet kwalijk nemen. En als u me vraagt of ik verdere initiatieven zal nemen met deze regering om nog te herstructureren, dan zeg ik ja, mijnheer Sanctorum.
U hebt voorlopig nog niets gerealiseerd.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, u weet dat ik niet de gewoonte heb om tussen te komen in beleidsdomeinen die vroeger de mijne waren, maar u spreekt me rechtstreeks aan en eigenlijk ook een beetje mijn toenmalige collega, minister Bourgeois.
Waar komen de cijfers vandaan? Het gaat over 793 mandaten in de energiesector en 458 mandaten bij sociale huisvestingsmaatschappijen. Uw collega’s, velen daarvan zaten ook in de regering, zullen bevestigen – minister Crevits knikt al – dat die mandaten in de huisvestingsmaatschappijen met naam en toenaam zijn verminderd. Er zijn plafonds ingevoerd en er zijn bekwaamheidsvereisten afgesproken. Mensen moeten een specifieke bekwaamheid hebben om daar te zetelen. Dat gaat in bij de nieuwe legislatuur, dat is allemaal beslist beleid.
Ik heb toen samen met mijn collega-minister Bourgeois zeer goed kunnen werken. We hebben de communicatie gezamenlijk gedaan in die tijd. Stel dat een van die beslissingen niet correct zou zijn uitgevoerd, dan mag ik erop rekenen, minister, dat u daarop toeziet en zorgt dat het alsnog gebeurt, want dat zijn werkelijk beslissingen. Dat u zegt dat ze niet alle pluimen op haar hoed moet steken, dat er ook initiatieven zijn gekomen vanuit de sector zelf, graag en absoluut. Maar, minister, hoeveel anderen zijn er geweest, naast minister Bourgeois en mezelf, die zo fors hebben geschrapt in mandaten? U mag het mij zeggen. Ik stoef niet graag op mezelf, maar ik vind het heel merkwaardig dat wanneer uw regering daar de hele tijd niets aan doet – ik verwijt u dat niet persoonlijk –, u mij verwijt dat ik het wel deed, maar dat u misschien niet alles terugvindt.
Minister, u noemt de hele tijd mijn naam op een heel opruiende manier. Dat is nergens voor nodig. Vraagt u het eens aan de collega’s die toen in de regering zaten. We hebben er lang en hard over gediscussieerd. Het is niet altijd gemakkelijk om mandaten te schrappen. Dat weet u zelf ook wel. Doet u het nu gewoon eens zelf. Legt u mij eens uit, nu of straks als u dat liever achter de camera’s doet, waarom u toch probeert om hen die een ernstige poging hebben gedaan en ook resultaten hebben geleverd om een aantal zaken te veranderen, hier voor te stellen als halve leugenaars. Legt u me dat alstublieft eens uit, want ik begrijp niet waarom u dat doet. (Applaus bij sp.a en Groen)
Van sfeermakerij gesproken, mevrouw Van den Bossche. (Rumoer)
Mevrouw Van den Bossche, waar heb ik u ooit een leugenaar genoemd? (Opmerkingen)
Ik wil wel, hé. Ik vraag aan uw kabinetschef waar het cijfer van 1200 dat uw partijvoorzitter in De Zevende Dag heeft genoemd als mandaten die uit de energiesector werden geschrapt, vandaan komt.
Dat heeft niemand beweerd.
Nee, mijnheer Vandenbroucke. Minister Tommelein is aan het woord.
Als mijn partijvoorzitter iets zegt, dan neem ik daar ook de verantwoordelijkheid voor. Als de heer Crombez vorige zondag in De Zevende Dag zegt dat mevrouw Van den Bossche 1200 mandaten uit de energiesector heeft geschrapt, en ik zoek waar die zijn, en ik kom een paar dagen later tot de vaststelling dat daarvan 458 in een sociale huisvestingsmaatschappij waren … Excuseer me. Dat heeft uw partijvoorzitter niet gezegd. Dus ik stel gewoon een objectieve vraag aan de heer Vandenbroucke: waar heeft mevrouw Van den Bossche …? U noemt dat dan persoonlijke aanvallen, u noemt dat leugenachtig. Ik stel een vraag. Mevrouw Van den Bossche, ik kan u zeggen dat de heer Beenders, die naast u zit, er al wat andere manieren op na heeft gehouden in de voorbije maanden. (Applaus bij Open Vld)
Minister Tommelein, ik vind dit bijzonder incorrect. Ik ben de afgelopen legislatuur – ik mag dat gerust zeggen – een van de grote critici geweest van voormalig minister Van den Bossche. Dat zal zij wel kunnen beamen, maar de waarheid heeft ook haar rechten. Zij heeft inderdaad 793 mandaten in de energiesector weten te schrappen door haar bemiddeling. Dat zijn gewoon de feiten.
Maar goed, u hebt natuurlijk gelijk, minister, dat het werk niet af is. Niemand heeft een boodschap aan partijpolitieke spelletjes. Dat is de belangrijkste les die we hier vandaag mogen trekken. U hebt gelijk dat het werk niet af is. Onder andere de fusie van Eandis en Infrax is nog altijd niet gebeurd. En ja, er kunnen gerust nog wat mandaten worden geschrapt. U steunt die boodschap, wel, dan vraag ik u concreet: hoeveel mandaten wilt u schrappen tegen wanneer? Plak daar eens een cijfer op en dan kunnen we weer verder met het debat. (Applaus bij Groen)
Kijk, we gaan een afspraak maken. Mevrouw Van den Bossche, ik maak die afspraak in alle openheid en transparantie. Ik heb niets tegen u persoonlijk, hoor, helemaal niets. U kent me al langer dan vandaag, we hebben jaren samen in de meerderheid gezeten, dus moeten we elkaar geen Liesbeth noemen. (Gelach)
Ik wil het engagement aangaan. Ik zal uitzoeken, ik zal aan de distributienetbeheerders de exacte cijfers vragen van hoeveel mandaten bij Eandis en Infrax zijn geschrapt en hoeveel er in de vorige legislatuur bij zijn gekomen. Ik zal dat opvragen. Die cijfers komen niet van mij, ze komen niet van mij.
Ik ben trouwens ook geen bevoegd minister voor de intercommunales. Ik kan enkel maar aan die maatschappijen vragen wat zij heeft gedaan. Ik zal het opvragen. Ik zal daar in de komende periode werk van maken en afspraken maken met de distributienetbeheerders, want u weet evengoed als ik dat de aandeelhouders van de distributienetbeheerders de gemeenten zijn. Met andere woorden, ik zal als minister van Energie niet zomaar even verkondigen hoeveel mandaten er bij de intercommunales en de distributienetbeheerders waar de gemeenten aandeelhouders zijn, moeten worden geschrapt. Mag ik even in overleg gaan alstublieft? Dank u wel!
Ik wens u veel succes in uw speurwerk, minister Tommelein. Ik ben zeer benieuwd naar de voorstellen die u op tafel zult leggen.
Wat ik wou zeggen en waarmee ik wou besluiten, is dat het sp.a absoluut menens is om samen te werken aan beter bestuur met minder structuren, minder mandaten en meer transparantie. Wanneer de stroom aan berichten in de kranten en andere media opdroogt, hoop ik dat dan het besef dat hier vandaag absoluut aanwezig is en het gevoel van urgentie dat ik bij alle fracties heb gehoord, niet wegebben. Ik hoop dan inderdaad dat we het werk samen kunnen aanvatten. Dat er heel veel werk op de plank ligt om het vertrouwen van de mensen terug te winnen, is wel duidelijk. Ik stel dan ook voor dat we onszelf een deadline opleggen. Het moet mogelijk zijn – we zullen bediscussiëren op welke manier, mijnheer Diependaele – om voor de zomer als parlement zoals we dat al met andere thema’s hebben gedaan, een pakket aan maatregelen neer te leggen. Ik ben zeer benieuwd naar het antwoord dat de regering daarop zal bieden. Het moet mogelijk zijn om dit jaar nog een aantal belangrijke decreetswijzigingen goed te keuren zodat de nieuwe gemeenteraden die worden geïnstalleerd in 2019, met een schone lei kunnen beginnen. (Applaus bij sp.a en Groen)
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Voorzitter, leden van de regering, dames en heren, om als laatste dit debat te besluiten, is het tijd om een aantal conclusies te trekken na bijna twee uur van debat. Op het laatste kwartiertje na, kunnen we spreken van een heel sereen debat. Ik denk dat dit nodig is, want met politiek gehakketak wint niemand, en zeker niet de politieke geloofwaardigheid. Het is nu tijd om te tonen dat we tot de juiste afspraken kunnen komen. Deze serene toon was nodig in het parlement omdat we de voorbije dagen heel wat politiek opbod hebben gehad, kortetermijngewin waarbij uiteindelijk niemand wint en zeker niet de initiatiefnemers van deze framing.
Ik ben dus blij dat we hier de juiste toon hebben gevonden en dat we in dit sereen klimaat tot de juiste afspraken kunnen komen en de juiste beslissende ingrepen kunnen doen om het idee van intergemeentelijke samenwerking opnieuw de plaats te geven die het verdient. Intergemeentelijke samenwerking heeft haar meerwaarde en is een toonbeeld van efficiëntie. Het is dan ook jammer dit de voorbije dagen in mistig vaarwater is gekomen en gelijkgesteld is aan poenpakkerij en postjesnajagerij. Dit is voor niets nodig. Want – ik denk dat dit ook een conclusie is van dit debat – alle partijen zijn ervan overtuigd dat intergemeentelijke samenwerking een meerwaarde biedt. We leven in een complexe samenleving waar de uitdagingen iedere dag, iedere week complexer worden. Ondanks schaalvergroting binnen onze lokale besturen overstijgen deze het niveau van de gemeente- en stadsbesturen.
De voorbije dagen is het heel duidelijk geworden dat heel wat schepenen en burgemeesters, ook van grote steden, functies opnemen in die intercommunale verbanden, wat aantoont dat ook een grote stad nog nood heeft aan intercommunale samenwerkingsverbanden. Collega’s, laat ons dus zeker het kind niet met het badwater weggooien, want we hebben intergemeentelijke samenwerking nodig om onze burgers, onze aandeelhouders goede dienstverlening te geven wat betreft afvalverwerking, waterdistributie en streekontwikkeling.
Wel is het nodig om een strikte reglementering te hebben. Dit is de tweede conclusie van dit debat: in Vlaanderen hebben we een strikte reglementering, die daarnet al door verschillende sprekers is opgelijst, ook door minister Homans. Het is nu zaak om in de dochtervennootschappen, om in de achterpoortjes van de tussenstructuren, zoals onze minister-president daarnet heeft gezegd, de gaten te dichten.
Voor de aparte tussenstructuren en dochtervennootschappen moeten er nieuwe afspraken komen. We willen vanuit onze fractie een aantal belangrijke aandachtspunten naar voren brengen. Eerst en vooral is het inderdaad nodig om al deze tussenstructuren en dochtervennootschappen op een transparante manier in kaart te brengen en de juiste verbanden op te lijsten. Wij vragen ook transparantie in hun activiteiten en in hun vergoedingen. Het is goed dat we ook het debat aangaan welke activiteiten tot de corebusiness van intergemeentelijke samenwerkingsverbanden in de brede zin van het woord horen. We moeten daar geen schrik voor hebben. Ik heb daarnet immers gezegd dat we ervan overtuigd zijn dat op heel veel vlakken de intergemeentelijke samenwerking inderdaad een meerwaarde vormt. Maar we moeten op een kritische manier met een kritische bril kijken of dat zo is voor elke activiteit die vandaag door elk IGS wordt uitgevoerd.
Het is ook nodig om via een aanpassing van de federale programmawet de vennootschappen waar overheidsaandelen in zitten, meer onder de striktere controle van onze strikte Vlaamse reglementering te laten vallen. In dat opzicht is het een belangrijk signaal dat alle partijen het voorstel van vicepremier Kris Peeters hebben gevolgd en overgenomen om nu vennootschappen waar de overheid een meerderheidsparticipatie in heeft, te verplichten alle vergoedingen van de bestuurders bekend te maken.
Een volgend aandachtspunt voor ons is het vereenvoudigen van die structuren. Geef de lokale besturen het vertrouwen en de opdracht om na te denken om die verschillende interlokale samenwerkingsverbanden onder de loep te nemen en voorstellen te doen tot vereenvoudiging.
Wij pleiten ook voor een deontologische code voor alle bestuurders van die intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en van de dochtervennootschappen in de brede zin van het woord. Ten slotte pleiten wij voor het uitbreiden van de mandatenaangifte tot alle mandatarissen.
Beste collega’s, ik besluit. Het politiek gehakketak moeten we achter ons laten. Het politiek gehakketak levert niets op en zal zeker niet bijdragen tot politieke geloofwaardigheid. Laten we vandaag werkafspraken maken. Alle partijen hebben voorstellen gedaan. Vele voorstellen zijn gelijklopend. Laat ons nu nauw samenwerken, snel en doortastend de achterpoortjes sluiten en transparant de meerwaarde van een intergemeentelijke samenwerking aantonen. (Applaus bij de meerderheid)
Minister Homans heeft het woord.
Voorzitter, mijn oprechte dank aan iedereen die het woord heeft genomen in het toch wel zeer serene debat dat is gevoerd. Het is goed dat dat in deze problematiek kan gebeuren.
Nu, ik ga niet alles herhalen wat ik al heb gezegd, maar het lijkt me toch wel belangrijk om de belangrijkste acties die deze regering wil nemen, nog eens te herhalen. We slaan daarbij de handen ineen met het parlement. Jullie zijn allemaal bereid om dat te doen, dus wij nemen dat aanbod ook zeer graag aan.
We zijn het erover eens dat intergemeentelijke samenwerking zinvol is. Dat moeten we behouden, en in Vlaanderen is er eigenlijk geen probleem: dat is allemaal zeer streng geregeld. Het probleem situeert zich bij die onderliggende structuren. Vlaanderen is al zeer streng. Wil dat zeggen dat we onze kop in het zand moeten steken en niets meer moeten doen? Neen, ik heb daarnet een aantal maatregelen aangekondigd. Ik zal dat nog een klein beetje herhalen. We gaan alles in kaart brengen, dus ook alle mogelijke onderliggende structuren en dergelijke meer. We gaan ook proberen om die, in de mate van het mogelijke – want niet elke onderliggende structuur, een nv of een cvba, valt onder artikel 180 van de programmawet van 1994 – onder ons strenge Vlaamse IGS-decreet te krijgen wat zitpenningen, wat cumul en dergelijke meer betreft.
We vragen ook zeer uitdrukkelijk in naam van de voltallige regering transparantie over alles. Wat bedoel ik met ‘transparantie’? Wat bestaat er? Dus alles in kaart brengen, niet alleen welke mandaten er zijn, maar ook welke presentiegelden ertegenover staan. We willen dat alles heel transparant maken. We willen – en dan kijk ik vooral naar de leden van de oppositie – dat ook delen met het parlement. Ik heb er geen enkel probleem mee dat dat transparant in kaart wordt gebracht en dat we dat dan ook bekijken. Ik heb ook gezegd dat we bovendien ook zullen bekijken welke eventueel overbodige structuren – maar ik ga ervan uit dat die er wel zijn – we kunnen afschaffen. Ik denk dat dat goed is. Bovendien zullen we ook het aantal politieke mandaten verminderen, ook in die onderliggende structuren.
Ik denk dat we de handen moeten ineenslaan. Ik denk dat het debat ook van die aard was dat we dat kunnen doen. Dat is een vriendelijke uitnodiging van mij, en ik hoop dat ik ook in naam van mijn collega’s van de regering mag spreken, om dat samen in het parlement te doen, op een even serene manier als daarnet. Ik denk dat iedereen hier er goed aan doet om dat ook te doen, omdat ik ervan overtuigd ben dat geen enkele politicus vandaag, op dit moment een goede beurt maakt. Niemand van om het even welke partij. Niemand. Ik denk dat we het daarover eens zijn.
Ik doe dus een voorstel, maar nogmaals, jullie regelen jullie werkzaamheden zelf. In de commissie Binnenlands Bestuur, waarvan mevrouw Van Volcem inderdaad de voorzitter is, zijn er al heel veel debatten over gevoerd. Die kunnen we daar absoluut verder voeren. Mijnheer Vandenbroucke, vooral u vroeg dat er bijvoorbeeld voor het zomerreces toch al voorlopige resultaten en dergelijke zouden zijn. Absoluut. Ik kan u garanderen dat we niet zullen treuzelen. Ik heb u gezegd dat we onze eigen administratie, het ABB, maandag al onmiddellijk de opdracht hebben gegeven om alles in kaart te brengen. Dat moet natuurlijk met behulp van de federale administratie, gezien de statuten en dergelijke van die onderliggende structuren. Dat snapt u ook. Gaan we dat doen? Ja. Willen we treuzelen? Neen.
Afrondend wil ik iedereen bedanken voor het serene debat, voor het inzicht in de problematiek. Vanwege de Vlaamse Regering heb ik toch wel een aantal zeer concrete maatregelen aangekondigd. We nemen deze problematiek ook zeer serieus. (Applaus bij de meerderheid)
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
Wenst iemand tot besluit van dit actualiteitsdebat een motie of een motie van wantrouwen in te dienen? (Neen)
Het debat is gesloten.