Report plenary meeting
Report
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het voorstel van decreet van Katrien Schryvers, Lorin Parys, Martine Taelman, Tine van der Vloet, Cindy Franssen en Björn Anseeuw houdende het externe toezicht en de externe klachtenregeling bij voorzieningen voor vrijheidsbenemende opvang van kinderen en jongeren, waarvan het opschrift door de commissie werd gewijzigd als volgt: “voorstel van decreet houdende wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende oprichting van een Kinderrechtencommissariaat en instelling van het ambt van Kinderrechtencommissaris, van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp en van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp, met het oog op de organisatie van het externe toezicht en de externe klachtenregeling bij voorzieningen voor vrijheidsbenemende opvang van kinderen en jongeren”.
De algemene bespreking is geopend.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, dames en heren, voor u ligt het voorstel van decreet waarvan ik de titel niet zal herhalen. De voorzitter heeft daarnet de lange titel voorgelezen. Ik zal wel duiden wat de aanleiding is van dit voorstel van decreet en hoe het externe toezicht op de voorzieningen die de besloten opvang van minderjarigen organiseren, zal worden ingericht en welke meerwaarde dit heeft voor de jongeren die er verblijven.
Wat is de aanleiding van dit voorstel van decreet? Waarom hebben we dit ingediend? Dames en heren, probeert u zich eens voor te stellen dat u van uw vrijheid wordt beroofd. Dan is het leven totaal anders dan wanneer u vrij bent. In 2015 kwamen in totaal 1268 jongeren terecht in een van onze gemeenschapsinstellingen. Welke impact heeft dat op hun leven? Het leven binnen zo’n instelling, ongeacht of het gaat over een open of gesloten regime, verschilt enorm van het leven daarbuiten. Binnen zo’n instelling immers moet je leven binnen een strak institutioneel georganiseerd gezags- en machtskader en word je onderworpen aan een geldend regime en aan de manier waarop daar door de voorziening invulling aan wordt gegeven.
Dat heeft natuurlijk een enorme impact, ook op de betrokken jongere. Dat is ook niet zonder risico's, collega's. Daarom is het des te belangrijker om te komen tot een bijzondere rechtsbescherming om misbruik, willekeur, vernedering en geweld tegen te gaan. Het is dan nodig om een dergelijk toezicht van buitenaf te organiseren. Meer positief geformuleerd: om waarborgen te creëren voor een humane en constructieve behandeling van jongeren die binnen een dergelijke gemeenschapsinstelling van hun vrijheid beroofd zijn.
We doen dit ook vanwege een aantal internationale standaarden en de bestaande mensenrechten. Er zijn meerdere internationale standaarden inzake extern toezicht en externe klachtenbehandeling inzake vrijheidsberovende opvang van kinderen en jongeren. Ik noem onder meer de zogenaamde Havana Rules van de Verenigde Naties, het facultatief protocol bij het VN-verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke en onterende behandeling of bestraffing en de General Comment nr. 10 in het kader van het Kinderrechtenverdrag. We hebben die aanleiding uitvoerig aangehaald in de conceptnota die we hierover vorige legislatuur al hebben ingediend en waarover toen uitvoerige hoorzittingen werden gehouden. Die hebben geleid tot dit voorstel van decreet, dat een advies heeft gekregen van de Raad van State, waarna het nog geamendeerd is en waarna nog een amendement volgde na bespreking met de juridische dienst van dit parlement.
Collega's, je zou natuurlijk kunnen denken dat dit voorstel van decreet is ingegeven vanuit een vaststelling dat er momenteel geen rechtswaarborgen zouden zijn in de gemeenschapsinstellingen of dat er mistoestanden zouden zijn geweest in het verleden of vandaag nog zouden bestaan. Dat is echter niet ons uitgangspunt en niet de reden waarom wij dit voorstel van decreet hebben ingediend. Wat ons drijft, is de overtuiging dat de vraag naar een betere rechtsbescherming van kinderen en jongeren en hun gezinnen ten aanzien van welzijns- en gezondheidsvoorzieningen ook begrepen moet worden als een vraag naar preventieve rechtsbescherming, zeg maar rechtsbescherming die personen ertoe aanzet om spontaan hun verplichtingen na te komen.
Over die rechtswaarborgen van kinderen en jongeren in detentie heeft het Kinderrechtencommissariaat al in 2010 een uitvoerig rapport gemaakt, ‘Binnen(ste) buiten.’ Het handelde over allerlei facetten van het verblijf in de gemeenschapsinstellingen, onder meer over isolatie maar ook over dagelijkse dingen zoals contactmogelijkheden, bezoekmogelijkheden, mogelijkheden om te telefoneren, het al of niet akkoord gaan met sancties die zijn opgelegd enzovoort. Het Kinderrechtencommissariaat deed naar aanleiding daarvan een oproep om hier in Vlaanderen een extern toezicht te organiseren en volgde hierbij ook de oproep van de internationale politiek, zoals ik daarstraks al heb gezegd.
Is er dan vandaag geen toezicht, collega's? Natuurlijk is dat er vandaag wel. Ook vandaag hebben jongeren die er verblijven ook wel degelijk het recht om een aantal punten aan te kaarten. Dat is in elke voorziening op een geëigende manier georganiseerd, maar dat kan niet bij mensen die extern zijn aan die voorziening, tenzij de Zorginspectie die een controle uitoefent, maar die is georganiseerd door de eigen overheid en is dan als het ware rechter en partij. We kunnen dus niet spreken van echt extern toezicht. Daar willen wij verandering in brengen.
Collega's, hoe zal dat extern toezicht er in de toekomst uitzien? Wel, de commissie van toezicht die we met dit voorstel van decreet verankeren, die wij als een nationaal preventiemechanisme naar internationaal recht zien en dat organiek deel zal uitmaken van het Kinderrechtencommissariaat, wordt voorgezeten door de kinderrechtencommissaris en telt een aantal vrijwilligere maandcommissarissen. Het Vlaams Parlement zelf wordt bevoegd om de rechtsregels te bepalen die van toepassing zijn op de commissie van toezicht, die bijgevolg volledig onafhankelijk van regering en administratie zal opereren.
We bedelen die commissie zeven opdrachten toe. De eerste is het toezien op de bejegening in ruime zin van kinderen en jongeren in voorzieningen voor vrijheidsbenemende opvang van kinderen en jongeren.
Daartoe zal een maandcommissaris, een van die vrijwillige maandcommissarissen, maandelijks onaangekondigd een bezoek brengen aan de instelling. Dat zal minstens één keer per maand gebeuren.
De betrokken kinderen en jongeren, maar ook andere personen, zoals personeelsleden, kunnen dan hun grieven over de wijze waarop ze worden behandeld, te kennen geven aan de maandcommissaris. Natuurlijk is het dan belangrijk dat men daarin vertrouwen heeft, dat die commissaris vlot aanspreekbaar is, het vertrouwen kan winnen en rechtstreeks de dialoog aangaat met de jongeren zelf.
Een andere opdracht is overgaan tot bemiddeling wanneer dat mogelijk is.
Wanneer het echter gaat over een klacht, wanneer er dus geen bemiddeling mogelijk is, dan moet de Commissie van Toezicht de personen toeleiden naar het Kinderrechtencommissariaat om zodoende hun klachtrecht te kunnen uitoefenen.
De bemiddeling door de maandcommissaris en het klachtenonderzoek door de kinderrechtencommissaris vormen samen de beoogde externe klachtenregeling.
Iedere maandcommissaris zal maandelijks verslag uitbrengen bij die Commissie van Toezicht. Uit de verslaggeving moet onder meer blijken of, in welke mate en hoe de betrokken voorziening gevolg heeft gegeven of zal geven aan de aanbevelingen die tot haar gericht zijn. Over deze verslagen rapporteert de commissie aan de betrokken voorziening voor vrijheidsbenemende opvang, het Kinderrechtencommissariaat, de cliëntenorganisaties en de Zorginspectie. De maandcommissaris heeft ook de opdracht om te voorzien in een actieve terugkoppeling naar de betrokken kinderen en jongeren.
De commissie krijgt ook de opdracht om aanbevelingen te doen. Tot slot moet de commissie jaarlijks verslag uitbrengen bij het Vlaams Parlement over de uitgevoerde opdrachten.
Collega’s, wat is de concrete meerwaarde van dit voorstel van decreet, van die externe commissie en dat extern toezicht dat we in de toekomst zullen organiseren?
Ik denk dat we allemaal moeten erkennen dat er momenteel heel weinig zicht is op het leven in een gemeenschapsinstelling. Het leven, de voorziening zelf en de jongeren die er verblijven, zijn als het ware afgesloten van de buitenwereld. Met dit voorstel van decreet brengen we de maatschappij binnen in de instelling, laten we de maatschappij mee binnenkijken in de instelling.
We willen wel benadrukken dat de oprichting van de commissie voorzieningen er zelf niet van ontslaat om intern te blijven werken aan een cultuur waarin conflicten of klachten bespreekbaar kunnen zijn in de dagelijkse relaties tussen cliënten of opvoeders.
Daarnaast is het de taak van de voorziening om de kinderen en jongeren die er toekomen, te informeren over de Commissie van Toezicht. Jongeren weten dan waar ze terechtkunnen. Ze kunnen niet alleen hun stem laten horen aan iemand die ze kunnen vertrouwen en die onafhankelijk is van de voorziening; ze weten ook dat hun stem au sérieux wordt genomen. Ze kunnen ook voelen dat ze blijvend deel uitmaken van de samenleving, die als het ware meekijkt en die we binnenbrengen in de voorziening. Door de regelmatige bezoeken – minstens één keer per maand, maar het kan ook meer –, niet alleen wanneer er reële aanwijzingen zijn of wanneer er reële klachten zijn, werkt dit extern toezicht ongetwijfeld ook heel preventief. Natuurlijk moet de commissaris daarvoor vlot aanspreekbaar zijn.
Collega’s, vanuit onze fractie zijn wij zeer tevreden dat de conceptnota die we hebben ingediend in december 2013, vandaag leidt tot dit voorstel van decreet dat voorziet in een extern toezicht op die vrijheidsberoving van jongeren in de Vlaamse Gemeenschap enerzijds en in een externe klachtenbehandeling die daarmee samenhangt anderzijds. Op die manier bieden we meer en noodzakelijke rechtswaarborgen aan de minderjarigen die van hun vrijheid beroofd zijn. Bovendien krijgen we meer zicht op de detectie van problemen, maar ook op de positieve ontwikkelingen op het vlak van behandeling van minderjarigen in de voorzieningen.
Ik dank u. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Parys heeft het woord.
Collega’s, ik blijf heel kort stilstaan bij één punt, namelijk waarom dit voorstel van decreet een belangrijk voorstel van decreet is.
Mevrouw Schryvers heeft er daarnet al aan gerefereerd: het is natuurlijk zo dat er een aantal internationale richtlijnen zijn die ons vertellen dat we dit het best zouden doen. Het is ook zo dat Vlaanderen hiermee koploper wordt met betrekking tot het een stem geven aan jongeren die van hun vrijheid zijn beroofd.
Dat is echter niet de belangrijkste reden waarom dit voorstel van decreet voor ons een belangrijk voorstel is. Jongeren die opgesloten zitten, hebben van ons de zwaarste sanctie gekregen die mogelijk is. Dat is vaak omdat ze feiten hebben begaan waarvoor wij regels hebben gemaakt waarmee we hen van hun vrijheid beroven, omdat het absoluut onaanvaardbaar is wat ze hebben gedaan. Het is voor hen en voor ons echter heel belangrijk dat ze deel blijven uitmaken van de maatschappij, dat ze niet het gevoel krijgen dat ze weggezet zijn en dat niemand meer naar hen kijkt, dat ze geen stem meer zouden hebben. Ze hebben een sanctie gekregen, maar we willen hen zo snel mogelijk opnieuw integreren in de maatschappij.
Collega’s, dat is de reden waarom dit voorstel van decreet belangrijk is, zowel voor de minderjarige die opgesloten zit, als voor ons. Natuurlijk helpen we hiermee een heel belangrijk onlogisch element van dat toezicht uit de wereld. Het kan natuurlijk niet zijn dat de administratie Jongerenwelzijn zowel rechter als partij is als het gaat over jongeren die een klacht hebben en in een voorziening zitten waar ze van hun vrijheid beroofd zijn. Daar maken we vandaag komaf mee. Daarom zal onze fractie dit voorstel van decreet steunen. We denken dat we hiermee een heel belangrijke stap vooruit zetten. (Applaus bij de meerderheid)
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het voorstel van decreet.
De door de commissie aangenomen tekst wordt als basis voor de bespreking genomen. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2015-16, nr. 633/5)
– De artikelen 1 tot en met 10 worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het voorstel van decreet houden.