Report plenary meeting
Ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2017
Ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2017
Report
Algemene bespreking (Voortzetting)
Dames en heren, aan de orde is de voortzetting van de algemene bespreking van het ontwerp van decreet houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2017, het ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2017 en het ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2017.
Onroerend Erfgoed
We bespreken nu het onderdeel Onroerend Erfgoed.
Mevrouw Van Werde heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, ‘elk nadeel heb zijn voordeel’, zei Johan Cruijff, het Nederlandse voetbalmonument dat ons dit jaar ontviel.
Een paar weken geleden keurden we in de plenaire vergadering kamerbreed een goed onderbouwde motie over onroerenderfgoedorganisatie Herita goed. De problemen bij Herita hadden als voordeel dat de commissieleden, over de partijgrenzen heen, elkaar vonden in een gemeenschappelijke bekommernis om onroerend erfgoed. Na de motie volgde nog een hoorzitting met vertegenwoordigers van de sector uit binnen- en zelfs buitenland, en ook dan viel de betrokkenheid van de commissieleden op. Vanochtend is die betrokkenheid iets minder, maar dat is vermoedelijk aan het tijdstip te wijten. 2017 wordt het jaar van Herita 2.0: een doorstart van de belangrijkste speler, de belangrijkste spelverdeler zelfs, in het erfgoedveld.
We zijn halfweg de legislatuur, en dat betekent dat we straks de moed moeten hebben om een eerste balans op te maken, te evalueren, bij te sturen. Ik denk dan meer bepaald aan het onderdeel archeologie. Dat is een lopend dossier. We kennen de problemen, we hebben de bouwsector en de archeologen gehoord, en u, minister-president, bent al tot actie overgegaan. Waarschijnlijk zijn er echter nog meer aanpassingen nodig, en uw administratie moet daarin volgen en probleemoplossend werken.
Ik weet dat het een van uw stokpaardjes is en dat u veel belang hecht een oplossingsgerichte administratie die aan alle partners vertrouwen schenkt. We hebben nood aan korte procedures, heldere communicatie. Iedereen moet het gevoel hebben door het beleid te worden gehoord.
Dat beleid moet in het bijzonder vertrouwen schenken aan de mensen in het veld. In het geval van archeologen gaat het om mensen die letterlijk in het veld staan. In het geval van eigenaars om mensen die erfgoed bezitten, er zorg voor dragen, zelfs bewust de keuze maken om erin te wonen, met alle uitdagingen die dat meebrengt. In dat verband kijk ik uit naar de beleidsmaatregelen die eraan komen om ons beschermd erfgoed energiezuiniger te maken.
2016 was ook het jaar waarin u de herbestemming van onze kerken definitief richting gaf, onder andere door de oprichting van het Projectbureau Herbestemming Kerken, dat kerkfabrieken, steden en gemeenten helpt om nieuwe invullingen te zoeken voor hun religieus patrimonium. De volgende jaren zal de problematiek steeds actueler worden, maar nu al merken we een verhoogde interesse op. Overheden, kerkfabrieken en burgers denken na over de toekomst van de gebouwen die een groot deel van ons collectieve geheugen vertegenwoordigen. De media hebben het signaal trouwens ook opgepikt. Het moet lang geleden zijn dat er nog zoveel interesse voor onze kerken was. Dat is goed, op voorwaarde dat die interesse respect toont voor tradities en erfgoedwaarden en tegelijk ook inspeelt op bestaande en nieuwe behoeften van de lokale gemeenschappen.
Ik durf te dromen. Misschien kan uitgerekend de herbestemming van het kerkelijk erfgoed een belangrijke rol spelen om de burger nog meer bij onroerend erfgoed te betrekken, om onroerend erfgoed weer sexy te maken.
Onroerend erfgoed komt niet elke dag in de krant. Het haalt zelden de headlines van het nieuws, maar misschien hoeft dat ook niet. Idealiter wordt zorg voor onroerend erfgoed iets alledaags, iets vanzelfsprekends, iets waarin we het verleden, maar ook de toekomst van Vlaanderen lezen. En die toekomst behoort iedereen toe.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Mevrouw Van Werde, ik wil kort ingaan op was u hebt gebracht. Ik ben blij dat u er de nadruk op legt dat ik de mensen probeer te enthousiasmeren voor onroerend erfgoed. Dat is een van onze grootste uitdagingen. Andere landen hebben daar een ontzettend grote voorsprong in. Ze hebben een veel bredere cultuur om erfgoed te dragen.
We hadden inderdaad te kampen met een pijnpunt, de Archeologienota. Dat was een zeer goedbedoelde maatregel – dat wil ik even benadrukken – maar een aanpassing was nodig. We hebben de oppervlakte waar archeologisch onderzoek moet worden gevoerd, sterk beperkt. We hebben ook besloten dat de Archeologienota vooraf moet worden gemaakt, gekoppeld aan de vergunning. Zo kan ze niet meer zorgen voor ellenlange vertraging zodra de werken begonnen zijn. We mogen niet vergeten dat onder het vorige decreet bouwwerken werden stilgelegd voor archeologisch onderzoek. Dat was een goedbedoelde maatregel, maar door een veel te formalistische toepassing ervan door de administratie zorgde hij voor vertraging in de plaats van voor een betere, snellere en goedkopere regeling. Ik heb dat, zoals u weet, onmiddellijk opgepakt en de nieuwe Archeologienota werd goedgekeurd. Alles gaat nu sneller, eenvoudiger, goedkoper.
Mijn administratie werkt al sinds 14 november met alleen nog maar een bekrachtiging op hoofdlijnen, wat ertoe leidt dat het aantal bekrachtigingen in november bijna het dubbele is van in september: 215 versus 120. Er komen nog nieuwe maatregelen vanaf 1 januari. We gaan tweemaandelijks de kaart waar geen archeologie te verwachten is, bijstellen. Zoals u weet gaan we in het decreet zelf ook een aantal elementen onderzoeken, kijken of de Archeologienota nog moet worden bekrachtigd, of we de archeologen van de intergemeentelijke onroerenderfgoeddiensten (IOED’s) kunnen erkennen, of we een onderscheid kunnen maken tussen archeologen die alleen bureauonderzoek doen en zij die opgravingen doen. Dan is er nog de uitbreiding van de vrijstellingen.
Met betrekking tot de kerken is er heel wat in beweging gekomen. Het positieve is dat ook de Bouwmeester nu heel sterk wordt betrokken bij herbestemmingsplannen voor kerken. Dat leidt ertoe dat het draagvlak verbreedt en dat er allerlei creatieve oplossingen worden gezocht in samenwerking met de lokale besturen.
Mevrouw Van Werde, wilt u nog reageren?
Neen, ik denk dat de minister-president volledig is geweest.
Dat is fijn, dat is heel goed. (Applaus bij de meerderheid)
Kanselarij en Bestuur
Dan gaan we nu over naar het onderdeel Kanselarij en Bestuur.
De heer De Bruyn heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, decretale en wettelijke verankering van gelijke kansen is essentieel. Het weerspiegelt het belang dat de maatschappij aan dit punt hecht, en biedt een referentiekader voor het te voeren beleid. Maar een sterk en coherent geheel aan wetten en decreten zorgt niet automatisch voor gelijke kansen in de praktijk. Daarvoor is meer nodig. Daarvoor is een volgehouden waakzaamheid en aandacht nodig. Precies dat vinden we ook dit jaar terug in de beleidsbrief van de minister. Ze toont duidelijk haar ambitie om daar in dit parlementaire jaar werk van te maken.
Ik leg kort drie accenten die voor mij en mijn fractie belangrijk zijn. In de beleidsbrief is de realisatie van een horizontaal gelijkekansenbeleidsplan toegelicht. Dit is zonder meer een goede zaak. Gelijke kansen zijn immers per definitie een beleidsdomeinoverschrijdende aangelegenheid, en dat beleid moet dan ook in overleg en in goede samenwerking met verschillende departementen en ministers gevoerd worden. De brede consultatie van het middenveld en andere actoren zorgt ook voor een goede basis. Het is nu uitkijken naar de reacties van de ministers van deze regering op de adviezen die werden geformuleerd.
Een tweede accent leg ik rond een aantal holebi- en transgenderpunten. De minister heeft vorig jaar voor het eerst personen met een interseksconditie opgenomen in haar gelijkekansenbeleid. Ik denk dat we het jaar dat voorligt, een uitstekende kans zullen krijgen om daar een aantal heel concrete beleidsaspecten aan te koppelen. Ook het naar Brussel en Antwerpen halen van enerzijds de IDAHOT-conferentie (Internationale Dag tegen Holebifobie en Transfobie) en anderzijds de Europese Transgenderconferentie is ook een uitgelezen moment om duidelijk te maken aan Europa en de wereld waar we precies staan met ons gelijkekansenbeleid.
Tot slot, voorzitter, volwaardige participatie en toegankelijkheid, niet alleen van infrastructuur maar ook van diensten, heeft een goede start genomen met de oprichting van het nieuwe Agentschap Toegankelijk Vlaanderen, dat stilletjesaan op kruissnelheid komt. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Doomst heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, deze begroting is een belangrijke tussenstop omdat we halfweg de legislatuur zitten. Ik denk dat we kunnen zeggen dat het glas halfvol is, en als we de test van de drank zouden doen, dat er voldoende gisting en voldoende schuim is. Als je de lokale media volgt, dan zitten die lokale budgetten op orde. Dat betekent dat onze groeivoet van 3,5 procent op het Gemeentefonds weldadig werkt. Dat is een belangrijk gistelement. Als we het brouwproces goed blijven bewaren, moeten we wel opletten voor de pensioenlast die lokaal zwaar weegt en voor de vergrijzing die toeslaat. Ik heb de voorbije dagen ook geleerd dat de veiligheid zwaar op de budgetten gaat wegen.
Minister, hoe gaan we ons vuurtorenscenario – het feit dat we het dichtst bij de lokale besturen staan – blijven uitoefenen en de waakzaamheid hoog houden? U hebt als eerste de centrumregio Halle-Vilvoorde gehonoreerd. Mocht het toekomstforum een gilde zijn, we zouden u decoreren. Kunt u bevestigen, met of zonder medaille, dat u die aandacht voor de Vlaamse Rand ook vanuit die sectoren op oranje zult houden?
Minister, de bestuurskracht, de lokale spierkracht, is vaak aan de orde geweest. We hebben er heel wat fitnessprogramma’s voor uitgetest. Minister, is het de bedoeling de bonus die we geven voor de vrijwillige fusie, door te trekken? We voelen aan dat er vooral veel goesting is voor samenwerking. Die bottom-upbenadering is trouwens typisch voor onze fractie. Hoe kunnen we daarop de strategie van de wortel toepassen zoals we dat ook voor de fusies doen?
De achilleshiel voor de lokale besturen zal natuurlijk de integratie van OCMW en gemeente zijn. We hopen dat er geen giftige pijl komt van de Raad van State, zoals in de Griekse mythologie. Gaat u ermee akkoord dat we in de zomer van 2017 een duidelijke piste nodig hebben om te weten waar we gaan eindigen? Kunt u daar de integratietiming van bevestigen?
Onze fractie blijft erbij dat we voor lokale besturen hebben bewezen, en zij zelf ook, dat ze niet ten onrechte nog het meeste vertrouwen genieten van de burgers. Ik hoop dat we ook in 2017 samen die bestuurspiramide blijvend kunnen omdraaien, met de punt naar beneden, want het is daar, in al die gemeenten, dat democratie dagdagelijks het dichtst bij de burger wordt beleefd. (Applaus bij CD&V)
De heer De Meulemeester heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, ministers, collega’s, dat deze regering een hervormingsregering is, blijkt overduidelijk als we kijken naar het domein Binnenlands Bestuur. Het voorbije jaar hebben we hier verschillende decreten goedgekeurd die de lokale autonomie vergroten en de overheid efficiënter maken. Ik verwijs daarbij in de eerste plaats naar de hervorming van de subsidies aan de steden en gemeenten.
Voortaan zijn er nog twee grote subsidiekanalen voor de lokale besturen: het Gemeentefonds en het Investeringsfonds. Steden en gemeenten krijgen zo een voorwaardelijke en transparante basisfinanciering. Dat zorgt niet alleen voor meer financiële zekerheid, we zorgen vooral voor een belangrijke planlastvermindering. Gemeenten hoeven niet langer dikke boeken te schrijven met een waslijst aan maatregelen om deze middelen te krijgen. Ze hoeven ook niet langer ambtenaren aan te werven om die boeken te schrijven en op te volgen. En ook Vlaanderen heeft geen leger van ambtenaren meer nodig om na te gaan of die plannen ook daadwerkelijk worden uitgevoerd. Met deze vereenvoudiging schaffen we deze hele planeconomie af en geven we onze steden en gemeenten het vertrouwen dat ze verdienen.
Een tweede belangrijke hervorming die we doorvoerden, was de afslanking van de provincies. Hun taken werden beperkt tot de persoonsgebonden bevoegdheden. Met het decreet dat we hier enkele weken geleden goedkeurden, hebben we alvast een belangrijke stap gezet, een onomkeerbare stap richting minder overheid, minder verspilling en meer efficiëntie.
Collega’s, hoe belangrijk deze hervormingen al waren, ze zijn nog maar het voorgerecht. Er ligt nog heel wat lekkers op de plank, met als hoofgerecht het aangekondigde nieuwe decreet Lokaal Bestuur. De verwachtingen zijn hooggespannen. Dit decreet moet zorgen voor een grondige hervorming van de werking van onze lokale besturen. Ook hier moeten meer autonomie en minder structuren de rode draad worden, met onder meer een vereenvoudiging van het toezicht, een aanpassing van de beleids- en beheerscyclus (BBC) en, om in culinaire termen te blijven, als kers op de taart de integratie van de OCMW’s. Onze fractie hoopt dat die hooggespannen verwachtingen worden ingelost.
Het is juist dat het uitblijven van een federale wet onze mogelijkheden om de OCMW’s te integreren wat aan banden legt. We moeten binnen het federale wettelijke kader blijven, maar we rekenen erop dat we binnen dat kader wel zo ver mogelijk kunnen gaan, zodat we feitelijk op het terrein komen tot een volledige integratie, een integratie die niet alleen moet leiden tot een efficiënter bestuur, met minder mandaten, maar ook het lokaal sociaal beleid alleen maar ten goede zal komen. Dit krijgt nu de plaats die het verdient, namelijk in de gemeenteraad. De debatten over sociaal beleid zullen zich daar niet meer beperken, zoals dat vandaag vaak het geval is, tot het bedrag van de toelage van de gemeente aan het OCMW, maar zullen over inhoud gaan. Minister, we kijken alvast uit naar de teksten die u hopelijk snel zult indienen hier in het Vlaams Parlement. Het wordt immers ‘delivery time’. De lokale verkiezingen van oktober 2018 naderen snel. Het zou daarom goed zijn dat we in het najaar het nieuwe decreet definitief kunnen goedkeuren, zodat onze steden en gemeenten voldoende tijd hebben om zich goed voor te bereiden op deze nieuwe regels. Dat laatste geldt zeker ook voor de aanpassing van de kiesdecreten. Ook hier tikt de klok ongenadig verder. De halvering van het aantal provincieraadsleden en de beperking van het aantal gedeputeerden tot vier zijn het logische gevolg van de verminderde taken voor de provincies.
Minister, het komende jaar dient zich dus aan als een belangrijk hervormingsjaar, met een nieuw decreet Lokaal Bestuur, de politieke afslanking van de provincies, maar ook bijvoorbeeld de mogelijkheid voor lokale besturen om een beroep te doen op uitzendkrachten. Er komt ook meer autonomie, de keizer-koster maakt plaats voor vertrouwen. Dat juichen we toe. Daarom zult u ook op ons vertrouwen kunnen rekenen. Ik dank u. (Applaus bij de meerderheid)
De heer De Loor heeft het woord.
Goedemorgen, voorzitter, leden van de Vlaamse Regering, collega’s. Minister, u gaat er prat op dat er voor 2017 in uw beleidsdomein Binnenlands Bestuur geen enkele besparing zal gebeuren, dat het Gemeentefonds stijgt 3,5 procent. Dat is hier ook al een paar keer gezegd. Dat komt neer op 84 miljoen euro extra in 2017, waardoor het Gemeentefonds in zijn totaliteit een bedrag bereikt van 2,4 miljard euro. Collega’s, dit zijn mooie woorden van de minister, die mathematisch ongetwijfeld kloppen, maar die vooral de ingrepen en de besparingen van de voorbije tweeënhalf jaar camoufleren en die ook voorbijgaan aan de realiteit van het besturen van een stad of een gemeente. Uit een analyse van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) van de cijfers van de Dienst voor de Bijzondere Socialezekerheidsstelsels (DIBISS) blijkt immers dat wat de Vlaamse gemeenten er in 2015 bijkregen uit het Gemeentefonds, volledig naar de pensioenuitgaven voor de lokale besturen ging. De groeivoet van 3,5 procent is decretaal verankerd. Ik wil u daar nogmaals aan herinneren. Daarin is ook voorzien in de meerjarenbudgetten van de lokale besturen. Ik hoef u ongetwijfeld niet te vertellen dat die middelen ook broodnodig zijn.
Minister, sp.a gelooft in sterke lokale besturen, die efficiënt georganiseerd zijn en die een kwalitatieve dienstverlening verzekeren. Mag ik u dan ook vragen om samen met uw federale collega’s, en ook samen met de VVSG en met mensen uit het werkveld, dringend werk te maken van een toekomstvisie en een toekomstplan voor de financiering van steden en gemeenten, zodat ze hun dienstverlening verder op een kwalitatieve en betaalbare manier kunnen uitbouwen? Dat is wij verwachten van een echte belangenbehartiger. Uit het onderzoek van Het Nieuwsblad naar de strafste gemeente blijkt daarenboven dat schaalvoordelen gepaard gaan met een betere dienstverlening.
Collega’s, we zijn ons in de commissie Binnenlands Bestuur al aan het warmlopen voor het decreet Lokaal Bestuur, en de verwachtingen zijn hooggespannen.
Het wordt een mammoetdecreet waarin het Gemeente-, OCMW- en IGS-decreet moeten samensporen. Op zich is dat een goede oefening. We kijken er vanuit sp.a naar uit. Minister, hopelijk blijft het een mammoetdecreet en wordt het geen draak van een decreet. U hebt uw reputatie alvast niet mee. Een wankele juridische onderbouw begint stilaan uw handelsmerk te worden. Als sp.a hopen we van harte dat u uw plannen juridisch goed aftoetst en sluiten we ons aan bij het advies van het VVSG-directiecomité: “Er mag geen enkel risico genomen worden dat er in 2019 bestuurlijke onzekerheid zou ontstaan.”
Steden en gemeenten liggen sp.a nauw aan het hart. Het is het bestuursniveau waar de mensen het meest vertrouwen in hebben. Sp.a zal keihard blijven streven om de lokale besturen de middelen te geven voor een efficiënte en kwaliteitsvolle dienstverlening.
De heer Meremans heeft het woord.
Voor ik begin, vat ik de vorige spreker kort samen: het is een belangrijk decreet, maar we weten nu al dat het nergens zal op lijken! Maar ik ben het wel eens met de vorige spreker dat 2017 een belangrijk jaar wordt voor de lokale besturen.
Met de goedkeuring van het decreet Lokaal Bestuur zullen we de bakens uitzetten voor de werking van de gemeenten, OCMW’s en intergemeentelijke samenwerkingsverbanden voor de komende jaren. Twee zaken zijn daarbij belangrijk: versterken van de lokale autonomie en de integratie van het OCMW. Met die integratie van het OCMW zullen efficiëntiewinsten en een geïntegreerd lokaal sociaal beleid gerealiseerd worden.
Ik hoop dat ook de doemdenkers en achterblijvers eindelijk wakker worden en aan de slag gaan om die integratie tegen begin 2019 waar te maken. De lokale profielschetsen, de bestuurskrachtmonitor en de ondersteuning van de zelfevaluatie op basis van de bestuurskrachtmonitor zijn instrumenten die Vlaanderen aan de lokale besturen aanbiedt om hun bestuurskracht te onderzoeken en bij te sturen. Daar komt binnenkort de Gemeentemonitor bij, en in 2018 een omgevingsscanner die de brede omgeving van het lokaal bestuur in kaart brengt. Gemeenten moeten deze instrumenten gebruiken om hun bestuurskracht onder de loep te nemen en daaruit volgend de kwaliteit van de dienstverlening aan de burgers te optimaliseren. Wie vaststelt dat hij onvoldoende bestuurskracht heeft, moet daar de nodige consequenties uit trekken, en dat kan zijn fuseren of vergaand samenwerken met anderen. Het welzijn van onze bevolking staat daarbij voorop. Wat betreft de regiovorming ben ik voorstander van lokale samenwerkingsverbanden, maar dat mag geen clubje van burgemeesters onder elkaar zijn. Dat betekent dat de gemeenteraad nog voluit zijn democratische rol moet kunnen spelen.
Kortom, met deze instrumenten zetten we een belangrijke stap in de uitvoering van het Vlaams beleid op het gebied van Binnenlands Bestuur en Stedenbeleid: we gaan voor een kwaliteitsvolle dienstverlening enerzijds en een kaderstellende Vlaamse overheid anderzijds.
De heer Dochy heeft het woord.
Het regeerakkoord maakt de duidelijke keuze om lokale besturen meer vertrouwen en verantwoordelijkheid te geven. De inkanteling van sectorale fondsen voor sport, jeugd en cultuur en de afschaffing van belangrijke rapporteringsverplichtingen waren daarvan de eerste voorbeelden. En we gaan verder. De lokale besturen krijgen meer bevoegdheden wat betreft hun personeelsbeleid. Het Stedenfonds wordt opgenomen in het Gemeentefonds. Het Grootstedenfonds, het Stadsvernieuwingsfonds en het Plattelandsfonds vormen samen het Investeringsfonds. Belangrijk daarbij is dat de engagementen van de Vlaamse overheid gegarandeerd blijven. Geen enkele stad of gemeente zal ingevolge deze beslissingen een euro minder ontvangen. De verantwoordingsverplichting voor de lokale besturen daalt, en dit laatste is een goede zaak. De lokale besturen zijn immers meer dan volwassen genoeg om op een doordachte manier met de hun toekomende middelen om te gaan. Elkaar respecterende besturen werken immers samen op basis van vertrouwen en niet op basis van overdadige verantwoording en controle.
De heroriëntatie van het provinciaal bestuursniveau biedt de provincies bijzonder veel kansen om de Vlamingen echt hun meerwaarde tonen. Op 3 december 2016 heeft de Vereniging van Vlaamse Provincies (VVP) haar ambitienota ‘Troeven op tafel – Provincies zelfbewust’ op tafel gelegd. Die nota geeft open en eerlijk de meerwaarde weer van het intermediair bestuursniveau met een doorgedreven gebiedsgerichte werking. Het is een taak van de Vlaamse overheid dit te faciliteren.
Wat de intergemeentelijke samenwerking betreft, zijn in het vernieuwd decreet houdende de intergemeentelijke samenwerking keuzes gemaakt. Met betrekking tot de samenwerking tussen de bestuursniveaus ontbreekt echter nog een schakel. De interbestuurlijke overeenkomsten tussen gemeenten en de provincie verdienen immers ook een kader. Er zijn voorbeelden legio van groepen van gemeenten die met de provincie samenwerken, bijvoorbeeld om acties op te zetten met betrekking tot landschappen of erfgoed.
Ik ben trouwens ook blij dat ten gevolge van de groei van het inwonersaantal van de stad Leuven in één klap 1,6 miljoen euro uit de algemene middelen beschikbaar is geworden. Dit bewijst dat de Vlaamse Regering het goed meent met de lokale besturen. Het bewijst tevens dat de noden aanpakken kan indien we dit echt willen. Het blijft mogelijk voor specifieke doelstellingen bijkomende middelen toe te kennen.
Minister, dit creëert verwachtingen. (Applaus bij CD&V)
Mevrouw Pira heeft het woord.
Mijnheer Dochy, de accenten die u op de provincies legt, doen me plezier. De intergemeentelijke samenwerking vormt een belangrijk intermediair niveau. U weet dat de Vlaamse Regering hiermee in de knoop ligt. U bent misschien veeleer een voorstander van de provincies. Iedereen weet dat de N-VA ze veeleer zou willen afschaffen.
Ons voorstel komt misschien tegemoet aan uw bezorgdheid. Er is al langer een kleiner intermediair niveau. De stads- en streekgewesten vormen zich al jarenlang op een natuurlijke wijze. We kunnen die gewesten een echte bestuursvorm geven en stads- en regioraden oprichten. Turnhout heeft op dat vlak een mooi voorbeeld gegeven.
Wij hebben in dit verband een voorstel van decreet ingediend dat binnen enkele weken zal worden besproken. Ik hoop dat u, met uw inzichten en uw interesse in de intergemeentelijke samenwerking, ons voorstel van decreet op dat ogenblik zult steunen. (Applaus bij Groen)
Mevrouw Pira, ik dank u voor uw suggestie. U weet echter dat het Vlaams regeerakkoord zeer duidelijk is. De bevoegdheid voor de persoonsgebonden materies wordt de provincies ontnomen. Wat de grondgebonden materies betreft, hebben de provincies volgens het Vlaams regeerakkoord echter nog een belangrijke taak.
Het zou enigszins van onbehoorlijk inzicht getuigen de provincies af te schaffen en meteen daarna of zelfs gelijktijdig regiobesturen op te richten. Volgens uw voorstel kunnen ze misschien zelfs parallel lopen. Dat getuigt niet van een efficiënte denkwijze of een denkwijze die tot een efficiënt bestuur leidt.
Met hun grondgebonden bevoegdheden kunnen de provincies zeer belangrijke taken uitvoeren. Ik weet niet wat de meerwaarde zou zijn van een bijkomend interbestuurlijk niveau dat hier nog eens tussen zou worden geschoven.
Mijnheer Dochy, u weet zeer goed dat het niet om een bijkomend bestuursniveau gaat. Het gaat om de vervanging van de provincies door stads- en streekgewesten. Volgens u zou dit niet efficiënt zijn. Ik denk dat dit net zeer efficiënt zou zijn, net omdat het in de praktijk al bestaat. Het komt er gewoon op aan dit de juiste vorm te geven.
Mijnheer Meremans, u hebt net verklaard dat we moeten opletten dat het geen clubje van burgemeesters wordt. Net door die tussenvorm, de stads- en streekgewesten, een bestuursvorm te verlenen, ontstaat een democratische vertegenwoordiging. Dit dient zich al jaren op natuurlijke wijze aan.
Dat gaat nu eenmaal zo met staatsvormen. Ze hervormen zich op maat van de mensen en van de samenleving. Als politici moeten we hiernaar kijken en luisteren. We moeten dit gewoon een vorm geven. Het is heel eenvoudig.
U zegt zelf dat het behoud van de provincies de beste garantie is op een democratische vertegenwoordiging. Je hebt daar rechtstreeks verkozen besturen. Het is geen clubje van burgemeesters. Wij gaan ermee akkoord dat dit regeerakkoord wordt uitgevoerd, maar de belangrijke taken op het vlak van grondgebonden zaken moeten aan de provincies worden toebedeeld. En dat zij zich dan bewijzen in de toekomst, om aan te tonen dat zij daar in elk geval minstens een vervanger kunnen zijn voor uw denkpiste van nog een bijkomend niveau op intergemeentelijke schaal.
Mijnheer Dochy, ik hoor u zeggen dat u er voorstander van bent dat gemeenten nog veel meer zouden samenwerken, ook met de provincies, inzake grondgebonden bevoegdheden. Maar waarom hebt u dan de provincies uit de intercommunales gekieperd, ook voor wat betreft hun grondgebonden bevoegdheden? Sp.a heeft ervoor gepleit om dat te behouden. U hebt daar blijkbaar tegen gestemd. U hebt daar een andere visie op. Hoe verklaart u dat? Bent u daar nu voor of tegen?
Ik begrijp uw standpunt. Het was inderdaad een mogelijkheid geweest om de provincies wat betreft de grondgebonden materies in de intercommunales te laten. Maar die beslissing is genomen. Daarnaast zijn er echter nog andere vormen van interbestuurlijke samenwerking mogelijk. Ik heb bijvoorbeeld de agenda van de gemeenteraad van Izegem van deze week bekeken. De voorzitter van die gemeenteraad zit hier, de burgemeester zit hier, een eminent lid van de oppositie zit hier. Een van de punten was het oprichten, het uitbreiden van een samenwerking in het kader van het stadslandschap tot de regio Roeselare-Tielt. Dat betekent dat zeventien gemeenten van het arrondissement Roeselare-Tielt samenwerken in een verband met de provincie rond natuur, landschap en erfgoed. Dat is toch een perfecte manier van samenwerken? Maar vandaag is daar eigenlijk niet echt een kader voor. Ik denk dat dit zeker de steun zal krijgen van de minister-president omdat hij zelf straks als voorzitter van de gemeenteraad het document zal ondertekenen, om te komen tot een iets beter gestructureerde samenwerkingsmogelijkheid tussen een aantal gemeenten en de provincie.
Vroeger was het Antwerpen, nu is het Izegem.
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Minister, u bent ook nog minister van Integratie en Inburgering. De uitdagingen waar u en uw beleid voor staan, zijn volgens mij groter dan ooit. Kijk alleen al naar de gebeurtenissen van afgelopen week, toen een schepen van Burgerlijke Stand weigerde om een aantal huwelijken te voltrekken omdat de bruid in kwestie weigerde om de schepen de hand te schudden. Een gelijkaardig voorval deed zich voor in oktober in Gent. Men spreekt van culturele eigenheid, wat op zich misschien een mogelijke motivatie van de dame in kwestie is. Maar in de praktijk komt het neer op het terugdraaien van de gelijkheid tussen man en vrouw. We kunnen ons allen voorstellen welke impact het weigeren van het schudden van een hand zou kunnen hebben op de tewerkstellingskansen van de dame in kwestie. Het is heel pijnlijk om vast te stellen dat daar waar onze moeders en grootmoeders in de loop van de vorige eeuw hebben gestreden voor de bevrijding van de vrouw, nu vrouwen, vaak zelfs feministes, de onderdrukking met hand en tand verdedigen in naam van welke godsdienstvrijheid dan ook.
Ik kan niet anders, minister, dan besluiten dat dit gebeuren een zoveelste verontrustende illustratie is van religieus geïnspireerde intolerantie. Culturele eigenheid mag geen principieel onaantastbaar gegeven zijn. Wanneer een man weigert dat zijn vrouw onderzocht wordt door een mannelijke dokter, gaan we daar dan ook aan toegeven? Of als weer eens de vraag komt dat vrouwen aparte zwemuurtjes willen, gaan we daar dan ook aan toegeven? Dat is ook een discussie die we hier helaas al vaak hebben moeten voeren.
Minister, ik kan niet anders dan concluderen dat de immense inspanningen die geleverd worden door de regering inzake integratie, een juiste stap in de goede richting zijn. (Applaus bij de N-VA)
De heer Segers heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, ministers, dames en heren, ik zou graag twee elementen uit het inburgerings- en integratiebeleid van de Vlaamse Regering accentueren: de hervorming van het NT2-landschap en het versterken van de regierol van de lokale besturen.
Het NT2-landschap in Vlaanderen kan al decennialang terugvallen op een uitgebreide expertise en ervaring. Toch neemt dit niet weg dat we moeten blijven kijken hoe dit kan worden versterkt. Uit een rapport van de onderwijsinspectie blijkt dat er te weinig vraaggestuurd wordt gewerkt en dat het aanbod onvoldoende de behoeften dekt. Een van de belangrijkste hiaten is het gebrek aan voldoende geïntegreerde trajecten. Immers, nog te weinig nieuwkomers kunnen Nederlands oefenen op de werkvloer. Nog te veel opleidingen Nederlands zijn niet beroepsgericht, terwijl dit net de manier is om nieuwkomers duurzaam te laten participeren.
Minister, de N-VA fractie is dan ook verheugd vast te stellen dat u hier in 2016 al op hebt ingezet en dat u dit in 2017 ook verder zult blijven doen. Bovendien zal het aanbod oefenkansen Nederlands in 2017 worden uitgebreid. We delen de mening dat een taal pas echt kan worden geleerd als je ze ook buiten het klaslokaal kunt gebruiken.
Een andere belangrijke as van het beleid is het versterken van de rol van de lokale besturen. Deze Vlaamse Regering gelooft rotsvast in de regisseursrol van de lokale besturen. Dit is zeker het geval en nodig inzake het onthaal van nieuwkomers. Zo loopt er een project voor een integrale aanpak van nieuwkomers als proeftuin in de Vlaamse Rand. De 19 gemeenten worden immers al decennialang geconfronteerd met dit fenomeen. De resultaten van dit project zullen over heel Vlaanderen uitgedragen worden, een mooi lerend netwerk. Niet voor het eerst zal de expertise uit de Vlaamse Rand zo worden gedeeld met de rest van Vlaanderen. We doen dat met de nodige aandacht maar met heel veel plezier.(Applaus bij de N-VA)
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Ik heb geconstateerd dat er over Kanselarij en Bestuur unanimiteit bestaat. Dat stemt me vreugdevol.
Minister Homans heeft het woord.
Onder Kanselarij en Bestuur zitten heel wat bevoegdheden zoals Inburgering, Gelijke Kansen en Binnenlandse Aangelegenheden.
Gelijke kansen, mijnheer De Bruyn, is inderdaad een horizontale bevoegdheid. We hebben al heel wat resultaten geboekt, zeker op het vlak van gelijke kansen voor holebi’s. We staan op de tweede plaats op de ranking, maar alles kan beter. We streven ernaar om binnenkort op de eerste plaats te staan.
Autonomie voor lokale besturen is inderdaad belangrijk in het regeerakkoord en de beleidsnota. We geven vertrouwen aan de lokale besturen en zorgen voor minder planlast. Er is verwezen naar de garantie van de sectorale subsidies in het Gemeentefonds. De heer Dochy heeft een zeer constructief betoog gehouden. U moet meer ’s ochtends het woord nemen, mijnheer Dochy, u bent dan op uw best, als ik dat mag zeggen. (Gelach)
Er is de afgelopen twee en een half jaar al heel wat gebeurd en we gaan door op de ingeslagen weg.
Wat betreft de fusiebonus van 500 euro per inwoner, de schuldovername, is er gevraagd of dat nog kan worden voortgezet. Ik kan natuurlijk geen engagementen nemen in naam van de toekomstige Vlaamse Regering, uit welke partijen die ook zal bestaan. De bonus loopt vooralsnog tot 2019. Daarna zullen we zien.
Er is momenteel nog geen bonus opgenomen in het regeerakkoord in het kader van de regiovorming. De groeivoet van 3,5 procent is inderdaad belangrijk. Ik ben blij dat de heer De Loor erkent dat dit garant staat voor 84 miljoen euro extra per jaar. Het Gemeentefonds bedraagt momenteel 2,4 miljard euro, wat een aanzienlijk bedrag is in de begroting. Het klopt dat dit decretaal is verankerd, maar we hadden aan het begin van de legislatuur ook andere beslissingen kunnen nemen. Een decreet kan onmiddellijk worden aangepast. We hebben dat bewust niet gedaan. Het klopt dat bepaalde zaken lokale besturen hebben getroffen, maar in ieder geval geen zaken die onder mijn bevoegdheid vallen.
U pleit ook, terecht, voor een betere dienstverlening. Daar ben ik het absoluut mee eens. Ik denk onder andere aan een betere dienstverlening op het vlak van het sociaal beleid. De implementatie van het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW) in de gemeente is daar zeer goed.
U begint dan weer over juridisch drijfzand en dergelijke meer. Ik ga de discussie niet hervatten, maar we weten natuurlijk wel allemaal dat het negatief advies van de Raad van State een advies betrof op een federale wet, niet op een decreet van mezelf. Ik heb heel lang moeten wachten op het antwoord van mijn federale collega inzake het afschaffen van artikel 1 van de federale OCMW-wet. Dat antwoord is er niet gekomen. Wij zijn niet bij de pakken blijven zitten. We hadden al voorbereidend werk gedaan en we hebben dan ook onmiddellijk gedaan wat we moesten doen.
Wat de provincies betreft, is het geen geheim dat het partijstandpunt van N-VA de afschaffing van de provincies is. Ik weet niet goed wat het partijstandpunt is van Open Vld, maar ik meen te weten dat het in dezelfde richting gaat. Het partijstandpunt van CD&V is duidelijk, maar het regeerakkoord is ook duidelijk. Wij hebben een regeerakkoord gesloten en we houden ons daaraan. In verband met de afslanking van de provincies hebben we al heel wat gedaan. Het belangrijkste werk op dat vlak is achter de rug.
Mevrouw Sminate haalde de kwestie aan in verband met het handen schudden. Ik heb daar een opiniestuk over geschreven. Ik vind dat een kwestie van beleefdheid en respect voor onze normen en waarden. Het weigeren om de hand te schudden getuigt allesbehalve van gelijkheid tussen man en vrouw. U weet dat het ook omgekeerd gebeurt: er zijn ook mannen die weigeren vrouwen een hand te geven. Het gebeurt dus in beide richtingen. Ik vind het onaanvaardbaar dat religie boven respect en boven onze normen en waarden gaat staan, want dat is wat in dat geval is gebeurd.
Waar ik me bijzonder aan heb gestoord, is de houding van Unia in dezen. Het is het volste recht van Unia, als centrum voor gelijke kansen, om het voor iemand op te nemen, maar ik kan me echt niet van de indruk ontdoen dat het altijd gelijke kansen zijn in één richting. Het is een eenrichtingsverkeer aan het worden, het gaat niet in twee richtingen. Ik betreur dat ontzettend. (Applaus bij de N-VA)
De heer Dochy heeft het woord.
Ik ben blij dat u nog eens het standpunt van N-VA met betrekking tot de provincies verduidelijkt, hoewel dat niet nodig was, want we kennen het. Maar u zit hier als minister en u bent de bewaker van het regeerakkoord. U doet dat ook, maar in het kader van het effectief opnemen van de grondgebonden bevoegdheden is het belangrijk dat op een aantal thema’s de samenwerking kan worden gestructureerd tussen enerzijds de gemeenten en anderzijds de provincie. Daarom vragen wij om dat kader wat te formaliseren en een soort interbestuurlijke samenwerkingsovereenkomst formeel mogelijk te maken tussen de gemeenten en de provincie. Dat hoeft daarom geen afbreuk te doen aan uw visie over de toekomst van de provincie, maar ik wil in ieder geval een uitvoering van het huidige regeerakkoord en de afspraken die daarrond zijn gemaakt.
Mijnheer Dochy, voor alle duidelijkheid: ik heb mijn partijstandpunt over de provincies niet zozeer duidelijk gemaakt op basis van een vraag van u, maar ook op basis van een vraag van de heer De Loor. Wat u nu vraagt, kan al volgens het Gemeentedecreet. Er is dus geen beletsel om dat te doen.
De heer De Ro heeft het woord.
Ik wou nog even op het handenschuddenincident wijzen. Nog niet zo lang geleden was de Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand in Québec namens dit parlement en namens de voorzitter. Ook daar werd het mannelijk deel van onze delegatie geconfronteerd, niet met een radicale godsdienstige moslim, maar wel met een orthodoxe jood die twee van de vrouwelijke collega’s, mevrouw Van den Brandt en mevrouw Segers, die hier aanwezig zijn, weigerden een hand te geven.
We moeten ons in het parlement eens over onze houding buigen als we diplomatieke relaties of buitenlandse zendingen doen, want hoe houden we ons dan? Ik zag vertwijfeling bij de andere collega’s: stappen we zelfs niet binnen? Geven we zelf dan ook geen hand? Gaan we de dialoog aan? Ik ben blij dat de vrouwelijke collega’s hun verontwaardiging op een waardige manier hebben geuit. Het oecumenisch initiatief voor vluchtelingen waar we te gast waren – er waren drie religies – hebben we toch bezocht en de dialoog met de betrokken man is toch aangegaan.
De man zei dat hij 6000 jaar geschiedenis achter zich had en dat hij het uit respect deed voor onze vrouwelijke collega's. Geloof mij, ook als man ben je dan gechoqueerd.
Ik doe hierbij een oproep aan het Bureau of aan wie zich daar ook mee bezighoudt, om vast te leggen hoe we ons opstellen, als man als vrouw, over de partijgrenzen heen, wanneer we daarmee worden geconfronteerd bij buitenlandse zendingen of bij het ontvangen van mensen van buitenlandse parlementen. Ik wilde dit hier even meegeven, want sommige gevallen halen misschien de pers, maar het gebeurt niet alleen bij de Brusselse schepenen.
Minister, ik wil het even hebben over de juridisch wankele onderbouw. U verwijst terecht naar uw conceptnota integratie OCMW-gemeente, een federale vertaling, een wetsontwerp dat teruggefloten is. Ook in dat kader wil ik graag verwijzen naar uw ontwerp van decreet over de vernieuwde taakstelling van de provincies wat betreft de provinciale dotaties, dat ook werd teruggefloten.
Voorzitter, één vraag is onbeantwoord gebleven, namelijk de vraag over het decreet lokaal bestuur en de timing. Het woord ‘delivery time’, blessuretijd, is hier gevallen. Blijkbaar is er ook binnen de meerderheid daarover een verschil in visie. De heer De Meulemeester zegt dat het in het najaar van 2017 behandeld zou moeten worden en de heer Doomst zegt: ‘Liefst voor de zomer’. Minister, wat is daarvoor de concrete timing?
Daarop heb ik in de commissie al heel uitvoerig geantwoord. Het is de bedoeling om vóór de kerstvakantie binnen de Vlaamse Regering min of meer te landen op de grote hoofdlijnen. Het is bijna kerstvakantie. Er rest ons nog vandaag en morgen. Ik heb heel duidelijk gezegd dat het de ambitie is om vóór de zomer een eerste principiële goedkeuring te hebben op de ministerraad en het in het najaar te kunnen bespreken en erover te stemmen in dit parlement.
Brussel en Vlaamse Rand
We bespreken nu het onderdeel Brussel en Vlaamse Rand.
De heer Doomst heeft het woord.
Voorzitter, waarde collega's, de Vlaamse Rand is vóór Brussel-Halle-Vilvoorde (BHV) zwaar omgeploegd om die wat beleidsvruchtbaarder te maken. Ik denk dat we na BHV meer kansen hebben en dat het wat beleidsvruchtbaarder is, zodat we daar wat meer ‘legumekes’ zouden kunnen kweken.
Daarom is het een prima zaak dat die 3 miljoen euro extra middelen naar die drie steden gaan. Minister, hoe zit het nu precies met de verdeelsleutel tussen de drie steden? Is dit een eenmalige operatie of kunt u bevestigen dat dit ook later nog zal doorspelen?
Voor onderwijs komen er 1540 extra plaatsen. Dat is prima. Positief is dat Vlabzorginvest op 1 januari 2018 van start zou gaan. Woonproblematiek lijkt mij nog een heel ernstig probleem. Zijn er op dat vlak nog initiatieven of richtingwijzers voor extra’s om die tekorten op te vangen?
De provincie Vlaams-Brabant en het Toekomstforum worden iets te weinig vermeld in de perspectieven. Ze worden er wel marginaal in benoemd, maar is het niet mogelijk om Vlaams-Brabant en het Toekomstforum een wat grotere hoofdletter te geven dan nu het geval is?
Wat de ondersteuning van het groene en Vlaamse karakter betreft, ondersteunen wij niet alleen de initiatieven met een grote Vlaamse ‘V’, maar ook die met een kleine Vlaamse ‘v’. Ik heb in de pers gehoord dat dat nu rond is. Kunt u vertellen hoe die tweede ronde gedelibereerd is?
Wat mobiliteit betreft, denk ik dat de fietssnelwegen de juiste keuze zijn. Wat gebeurt er concreet voor 2017?
Tot slot wordt er weinig gezegd over de samenwerking met het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Dat zal vanuit de Vlaamse Rand nochtans broodnodig zijn. Ik ben niet voor het herfederaliseren. Vooral voor bijvoorbeeld Bruegel wilt u meer ‘Brusselen’. Hoe ziet u dat? 2017 en het Bruegeljaar komen dichterbij. Hoe ziet u de band tussen de Vlaamse Rand en Brussel concreet tot stand komen?
Mevrouw Segers heeft het woord.
De Rand kent ongelooflijk veel uitdagingen. De heer Doomst heeft er al een aantal genoemd. Wat welzijn betreft, moet de historische achterstand worden weggewerkt. Wat wonen betreft, is er de nabijheid van Brussel en de grootstedelijke problematiek die dat met zich meebrengt. Er is ook de problematiek van de vluchtelingen, het aanbod van Nederlands als tweede taal, maar ik wil me hier vooral focussen op mobiliteit.
Minister, in 2015 zijn de files in ons land structureel toegenomen. Meer dan 1200 uur lang stond er in ons land meer dan 100 kilometer file. De Brusselse ring spant de kroon met de zes meest verzadigde wegen van Vlaanderen. Tien van de zestien structurele files staan in Vlaams-Brabant, en minstens de helft van alle filekilometers in Vlaanderen komt op rekening van de Brusselse regio.
Begin 2017 mogen we de nieuwe filebarometer van Touring Mobilis verwachten met de resultaten van 2016. Ik verwacht alleszins geen beterschap. De files beginnen alsmaar vroeger en duren steeds langer. De komende jaren wordt het enkel maar erger. In 2019 plant immers zowel Uplace als het Eurostadion de deuren te openen. Op een matchdag zullen deze projecten meer dan 50.000 extra auto’s op de ring veroorzaken. Beide promotoren zeggen dat dit geen probleem is omdat dit buiten de spits zal gebeuren. Maar Touring Mobilis zegt net dat de spits steeds langer duurt.
Ondertussen staan we erbij en kijken we ernaar. U hebt ook gepland om eind 2019 te starten met de werken aan de Brusselse ring zonder dat er een tram zal rijden. In tegenstelling tot wat de website www.werkenaandering.be beweert, raakt het Brabantnet niet gerealiseerd tegen 2020. U hebt zelf in de commissie aangegeven dat een tram niet voor de eerste jaren zal zijn en dat zelfs de trambus tegen 2020 erg optimistisch is.
Brabantnet is een goed project, maar het is niet de Heilige Graal. Eenmaal Brabantnet volledig voltooid is met tramlijnen en dus niet met trambussen, kan het 30.000 auto’s van de ring halen. Dit is slechts 60 procent van het aantal auto’s dat door Uplace en het Eurostadion zal worden toegevoegd.
De files worden steeds langer, Uplace en het Eurostadion willen openen in 2019, en Brabantnet raakt niet tijdig klaar. Al wat u restte om de werken aan de ring nog in goede banen te leiden, was De Werkvennootschap. Het Rekenhof vindt deze echter lachwekkend.
Al meer dan twee jaar vraag ik naar een verkeersmodel dat de huidige files en de impact van alle projecten samen op Brusselse ring in kaart brengt. Al meer dan twee jaar vraag ik een visie over het totaalplaatje. Ik hoop dat u die kunt geven, want u bent momenteel de stilstand aan het organiseren. (Applaus bij sp.a en Groen)
De heer De Ro heeft het woord.
De heer Doomst had het daarnet over die 3 miljoen euro. Nu minister Homans er nog is, wil ik haar uitdrukkelijk danken. Zij heeft vorig jaar tijdens de begrotingsbesprekingen duidelijk gemaakt dat de oproep van mijn fractieleider niet in dovemansoren zou vallen en dat zij in 2017 met haar collega van Begroting naar middelen zou zoeken voor Dilbeek, Halle en Vilvoorde. Ik sluit me aan bij de vraag van de heer Doomst. We hebben onze eigen begrotingen goedgekeurd. Met die 1,5 miljoen euro hebben we geen rekening gehouden in onze eigen stad omdat we aan onze burgers willen tonen wat we met die extra middelen van Vlaanderen gaan doen en omdat we graag willen weten hoe we die kunnen inschrijven en gebruiken.
De strijd is daarmee echter niet gestreden. Het is een belangrijke opstap, maar er mogen de volgende jaren gerust nog middelen bij komen. Ik wil dan ook een oproep doen aan alle Vlaamse ministers om hun wetgeving eens na te kijken, want het statuut van centrumstad heeft een aantal voordelen die niet in dat geld zitten dat de minister van Bestuurszaken ons kan geven. Ik geef een voorbeeld: een centrum voor leerlingenbegeleiding (CLB) dat gelegen is in een centrumstad, krijgt meer middelen van het ministerie van Onderwijs om jongeren en leerkrachten te begeleiden bij hun moeilijke taak.
De CLB’s gelegen in Halle en Vilvoorde, krijgen die middelen er niet bij. Dat is geen vraag aan mevrouw Homans. Het is wel een teken dat dit een heel belangrijke opstap is, maar dat de collega’s in de Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand de komende jaren, samen met mij, niet op de lauweren mogen rusten.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Collega’s, 2016 was voor Brussel een rotjaar. We hebben de aanslagen gehad, en die zijn gekomen kort na die van Parijs, kort na de lockdown, kort na de klopjacht. Er was een Kanaalplan in 2016. Er zijn een hele reeks veiligheidsmaatregelen genomen. Die waren nodig.
Voor 2017 hebben we naast dat Kanaalplan ook een samenlevingsplan nodig. Minister, u woont letterlijk bij mij om de hoek. Uw eigen kinderen waaien binnenkort de stad uit. U weet dat veiligheid niet kan zonder samenhang. En dan zitten we bij de gemeenschappen en de bevoegdheden van de gemeenschappen.
Ik sta hier vandaag niet als oppositie. Ik sta hier om u steun te geven voor twee rollen die u kunt opnemen om zo’n samenlevingsplan waar te maken. De eerste is het ‘lijm zijn’. Brussel wordt bestuurd door een hele reeks aan regeringen – ik heb te weinig spreektijd om ze allemaal op te sommen. Breng die regeringen samen. Zorg dat die de handen in elkaar slaan, dat die samen hun schouders onder Brussel zetten, om van Brussel een stad te maken waar je jong kunt zijn en oud wilt worden.
Ik vraag u niet, zoals collega Vanlouwe vaak doet, om als een chaperon naar de GGC te gaan. Doe het op uw eigen manier. Ga op zondag fietsen met al die ministers. Maar breng ze samen en zorg ervoor dat ze samenwerken.
Een tweede manier is: draag uw liefde voor Brussel over op uw collega’s in de Vlaamse Regering. Leg aan minister Crevits uit waarom uw partij in Brussel pleit voor een school voor elk kind, ongeacht taal en afkomst. Leg aan minister Vandeurzen uit dat al die Brusselse baby’s ook crèches nodig hebben. Leg aan minister Vandeurzen uit dat het niet goed is dat 60 procent van de Brusselaars met een handicap buiten de stad gaan voor hun zorg, of dat er drie keer meer ouderen in een rusthuis zitten, omdat er geen thuiszorg is. Leg aan de minister van Jeugd en Sport uit welke rol hij kan spelen voor de jonge ketten in uw stad.
Minister, plus est en nous. Zet iedereen samen. Maak het verschil. Zorg dat Vlaanderen Brussel niet lost. Zorg dat Brussel Brussel niet lost. (Applaus bij Groen en sp.a)
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Mevrouw Van den Brandt, u verwijst naar het Kanaalplan. Volgens mij is dat absoluut nodig voor de veiligheid. Volgens u is er ook een samenlevingsplan nodig. In Brussel is er vooral minder structuur nodig. Er zijn duizend politici in Brussel. Dat zijn er meer dan de helft te veel. Er zijn negentien gemeenten, de politiezones, het gewest. De twee gemeenschappen zijn hier actief. En gelukkig dat Vlaanderen hier actief is. Telkens wordt de meerwaarde van de Vlaamse aanwezigheid in Brussel bewezen.
U weet zeer goed waar het probleem zit, mevrouw Van den Brandt. Een derde van de instellingen in Brussel werkt inderdaad goed. Een derde van de instellingen werkt bijzonder slecht. En een derde van de instellingen werkt gewoon tegen. Dat moet uiteindelijk veranderen, hier in deze stad. (Applaus bij de N-VA)
Mijnheer Vanlouwe, naar goede gewoonte zijn we het eens over een aantal problemen, maar niet over de oplossingen die eraan moeten worden verbonden. Ja, er zijn te veel bestuursniveaus in Brussel. En ja, dat maakt het moeilijk om van Brussel een betere stad te maken. Ja, er zijn politici die slecht werken, die tegenwerken, en die niet met een hart voor Brussel werken.
Mijn oproep vandaag aan de minister is net om ervoor te zorgen dat het anders is, dat hij lijm is, dat er samenwerking is. Want we zitten wel met die structuren. Ik wil ze samen met u veranderen. We zullen wel op andere modellen uitkomen, want ik denk dat we naast de gemeenten, die voor de Franstaligen een taboe zijn, aan Nederlandstalige kant een taboe over gemeenschappen hebben dat zal moeten sneuvelen. Maar we zitten met die structuren, en het is met die structuren dat we vandaag in Brussel zullen moeten bouwen. Het is met die structuren dat de Brusselaars vandaag voort moeten. Zorg er dus voor dat die zo goed en zo kwaad mogelijk samenwerken. Kom niet elk met aparte plannen en strategieën af, maar doe dat over de gewest- en gemeenschapsgrenzen heen. Zorg dat we samen aan die stad timmeren. Ik weet dat minister Gatz het kan als hij het wil. Ik hoop dat hij die rol zal opnemen.
De heer Van Grieken heeft het woord.
Minister, net als vorig jaar staat hier een teleurgesteld parlementslid. Alweer moet ik vaststellen dat de provincie Vlaams-Brabant en de Vlaamse Rand erop achteruitgaan. Het enige wat vooruitgaat in de Vlaamse Rand, is de ontnederlandsing en de internationalisering van Vlaams-Brabant. De cijfers van vzw ‘de Rand’ tonen duidelijk aan dat nog maar 30 procent van de jonge gezinnen in de Vlaams Rand Nederlands spreken met hun kind.
Er is nog steeds sprake van een achteruitgang. In de zes faciliteitengemeenten rond Brussel ontvingen amper een op vier inwoners elk jaar hun aanslagbiljet in het Nederlands, ook een forse daling.
Ik ben wel verheugd dat er opnieuw werk wordt gemaakt van uitgebreide cijferanalyses. Die cijfers zeggen alleen wat mijn partij al jaren zegt, dat er een explosieve stijging is bij de Brusselse bevolking en dat dit louter toe te wijzen is aan de toegenomen immigratie. En als de bevolking explodeert in Brussel, dan heeft dat zijn gevolgen voor de snelle bevolkingstoename in de Vlaamse Rand. De problematiek van de verstedelijking en verfransing beperkt zich al lang niet meer tot de faciliteitengemeenten of de negentien gemeenten in de Vlaamse Rand, maar strekt zich uit over de hele provincie Vlaams-Brabant. Het randbeleid als beleidsdomein zou zich niet langer meer mogen beperken tot de negentien gemeenten maar moet ook Halle-Vilvoorde betrekken.
Ook in Brussel is er nog veel werk aan de winkel. Meer dan ooit moeten we blijven investeren in een rechtmatige plaats voor het Nederlands en de Nederlandstalige cultuur in Brussel. Onderwijs is daar zonder meer een van de belangrijkste factoren van, alleen gaat het, ondanks de hoeraberichten van sommige ministers, er ieder jaar kwalitatief op achteruit. Er is de afwezigheid van voldoende initiatieven om de kennis van het Nederlands in de Brusselse scholen te garanderen, wat weeral tot ontnederlandsing van Brussel leidt en bijgevolg ook tot ontnederlandsing van de Brusselse Rand.
Wat nog opmerkelijker en beangstigender is, is het enorme tempo waarmee deze evolutie gebeurd. Sinds de N-VA in 2009 de bevoegdheid Vlaamse Rand heeft gekregen, zijn we er alleen maar op achteruitgegaan. We gaan achteruit terwijl de N-VA het voor het zeggen heeft. Nooit was het percentage Vlamingen in de Rand zo laag als nu. MR-kopstuk Armand De Decker voorspelt dat over 10 jaar de faciliteitengemeenten 100 procent Franstalig zullen zijn. Als het Weyts-beleid, of beter het gebrek aan beleid, wordt voortgezet, vrees ik dat Armand De Decker gelijk zal krijgen.
We moeten ons absoluut niet bij neerleggen bij deze demografische zondvloed. We moeten werk maken – en dat is niet uw bevoegdheid maar u kent misschien wel mensen die het wel kunnen doen – van een krachtiger en strenger immigratiebeleid. Ook moet er – en daar kunt u wel iets aan doen – een intensiever woonbeleid komen in Vlaams-Brabant dat volop inzet op jonge Vlamingen en jonge gezinnen om in eigen streek te blijven. Er is een veel kordater voorrangsbeleid nodig voor Vlaamse gezinnen bij de toewijzing van een sociale woning en betaalbare bouwgronden.
Tot slot, ook de bouw van het Eurostadion op parking C zou niet alleen een permanent verkeersinfarct met zich meebrengen, maar ook de verstedelijking van die mooie en groene Rand in de hand werken en zorgen voor ontnederlandsing van die streek. De Brusselse expansiedrift is uw verantwoordelijkheid en u moet die zien in te dammen, anders bestaat de Vlaamse Rand binnen afzienbare tijd niet meer. Als we dan toch bezig zijn over megalomane projecten als het Eurostadion, dan kunnen we ook even stilstaan bij Uplace. Uplace zou zoveel beter de diepvries ingaan waar u uw communautaire eisen en beloftes al twee jaar hebt gestoken. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Collega Van Grieken, het voordeel van een zoon te zijn van iemand die opgegroeid is in Schaarbeek, is dat ik enig historisch perspectief kan brengen. U zegt dat er nog nooit zo weinig kinderen en mensen Nederlands hebben gesproken in Brussel. Wel, ik zeg u – en ik zie nieuwe en oude Brusselaars knikken – dat er nog nooit zoveel kinderen in Brussel Nederlands hebben geleerd. In het jeugdvoetbal in Brabant – ze spelen nog altijd over de gewestgrenzen heen – is het Nederlands zeer nadrukkelijk aanwezig. Het enige verschil is dat de gezichten van die spelende kinderen wel een ander kleurtje hebben. Voor mij en onze fractie is dat geen probleem, maar we weten al langer dat het voor uw fractie hét probleem is.
Met het verkeerde been uit bed gestapt, mijnheer De Ro? Ik weet niet wat u hebt. Uw voorzitter en partij schelden ons uit voor fascisten en zeggen dat alles met huidskleur te maken heeft. Het zal vandaag uw dag niet zijn.
U bent wereldvreemd als u zegt dat in Brussel alles goed gaat en dat er meer Nederlandstaligen zijn. Wat voor een wereldvreemde opmerking is dat. Wandel eens rond in Brussel.
Inderdaad, het Nederlandstalig onderwijs heeft goede stappen vooruit gezet, maar het is te weinig, het is een druppel op een hete plaat. Er moet meer in geïnvesteerd worden. Ik zeg niet dat alles slecht is, maar mijn oproep is om heel hard in te zetten op de bestrijding van de ontnederlandsing in Brussel. De gevolgen blijven groeien, dat deint uit, dat is een olievlek naar de Vlaamse Rand, naar Halle-Vilvoorde, en per extensie naar heel Vlaams-Brabant.
Ik ben niet slecht gezind, mijnheer van Grieken. Ik probeer alleen wat historisch perspectief en feitenmateriaal te brengen. U hebt mij niet horen zeggen dat alles perfect is in Brussel. U maakt er een spelletje van.
U hebt het over het Nederlands, geef ons dan de cijfers. Ik heb u op de hoorzittingen in de commissie Brussel nooit gezien. We hebben daar het cijfermateriaal gekregen. Binnenkort, ik kijk naar de minister van Brussel, volgend jaar of het jaar nadien, krijgen we nog eens de cijfers van het Brussels Informatie-, Documentatie- en Onderzoekscentrum (BRIO), over het aantal kinderen dat Nederlands leert en leerling is in het Brussels Nederlandstalig onderwijs. U moet de cijfers er maar bij nemen. Nooit eerder, in vijftig jaar, hebben zoveel kinderen het Nederlandstalig onderwijs gevolgd.
Ik vraag u, een kind dat opgroeit in de Vlaamse Gemeenschap van vreemde afkomst, wordt dat een Vlaming voor u? Wordt dat een Vlaamse Brusselaar? Voor ons wel, daarvoor moet ik niet met het verkeerde been uit bed stappen.
De discussie zou ons wel wat te ver kunnen afleiden. Het is niet aan mij om te bepalen wie er Vlaming is. Tot we eigen Vlaamse identiteitskaarten uitreiken, zal de persoon zelf maar bepalen of hij of zij ongeacht de huidskleur of afkomst zich Vlaming voelt. Het is niet aan mij, noch aan u om daarover te oordelen.
Natuurlijk, er zijn nog nooit zoveel leerlingen in het Nederlandstalig onderwijs geweest. Maar dat heeft het perverse effect dat Nederlandstaligen in Brussel minder een plaats vinden op een Nederlandstalige school. Dat Nederlandstalig onderwijs is aantrekkelijk, maar dat gaat ten koste van de Nederlandstalige Brusselaars die hier al generaties lang wonen. Dat weet u ook, als u intellectueel eerlijk bent.
De heer Poschet heeft het woord
Ik vind het jammer dat iemand zonder kennis en zeker zonder voeling met Brussel een karikatuur komt maken van onze stad. Het is zo dat het Nederlands nog nooit zo prominent aanwezig was in de publieke ruimte als op dit moment. Oké, we kunnen misschien teruggaan naar de 19e eeuw, maar toen leefde nog niemand van ons. Ten opzichte van de laatste decennia is er een merkbare vooruitgang gemaakt, dat zegt iedereen die hier al lang rondloopt.
Wat het aantal kinderen in het Nederlandstalig onderwijs betreft, kan ik alleen maar de heer De Ro bijtreden. Als u denkt dat dat een achteruitgang is voor de stamboomvlamingen in Brussel, dat meer mensen het Nederlands leren, misschien niet op een superniveau, dan denk ik dat u volledig de bal mis slaat.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Ik wil benadrukken dat er nooit voorheen zoveel geld geïnvesteerd is in de capaciteit van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel. (Applaus bij de N-VA)
De heer Segers heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, hoewel voor sommigen het leven in de Vlaamse Rand blijkbaar als kommer en kwel wordt beschouwd, toch ook graag een boodschap vanuit die Vlaamse klei in de Vlaamse Rand. Deze Vlaamse Regering heeft in de Vlaamse Rand in de voorbije jaren voor een licht in de duisternis gezorgd. Op verschillende domeinen kwamen er middelen bij. Een aantal collega’s hebben het hier al aangehaald: er wordt ook nieuw beleid ontwikkeld.
Minister, door samen met uw collega’s in te zetten op een gezamenlijk Randbeleid, geeft u ten volle invulling aan uw rol als coördinerend minister. Het beleid voor de Vlaamse Rand zal immers een samenwerkingsbeleid zijn of zal niet zijn.
In die zin zijn wij als N-VA-fractie ook verheugd dat u zelf binnen de eigen bevoegdheden samen met deze Vlaamse Regering ambitie toont voor de Rand. We denken aan het omvattend investeringsplan om de verkeersknoop op de ring rond Brussel te ontwarren. Niet minder dan 2 miljard euro wordt geïnvesteerd in een herinrichting. Een ander belangrijk deel van het geld gaat naar alternatieven voor de wagen. We denken aan de nieuwe tramlijnen van het Brabantnet die aangekondigd zijn en de aanleg of vernieuwing van maar liefst 40 kilometer aan fietspaden. Er komt eindelijk beweging in de Randmobiliteit.
Ook het groene karakter van de regio krijgt aandacht van deze regering: door middel van ecoducten en faunapassages zullen opgedeelde natuurgebieden weer verbonden worden. Extra middelen liggen klaar voor de aankoop voor bebossing. De ambitieuze doelstelling om 1000 hectare extra toegankelijk groen te creëren, wordt zo stap voor stap gerealiseerd.
Onderwijs in een regio met zoveel anderstalige kinderen krijgt een zware taak toebedeeld. De Vlaamse Regering is zich daarvan bewust en investeert dan ook meer dan 11 miljoen extra in het verhogen van de capaciteit.
We hadden het al over de extra middelen voor het aanpakken van de grootstedelijke problematiek. Wij juichen dat toe. Het is een erkenning van een jarenlange vraag vanuit de regio.
Enkel op een geïntegreerde wijze kunnen we dit alles aanpakken. Ik heb er maar enkele elementen uit gehaald, maar ik stel vast dat de Vlaamse Regering en de betrokken ministers een duidelijke ambitie tot samenwerking tonen. Als N-VA-fractie kunnen we dat steunen. (Applaus bij de N-VA)
De heer Poschet heeft het woord.
Collega Van den Brandt heeft het al gezegd: 2016 was een zwaar jaar voor Brussel. We hebben allemaal moeilijke momenten beleefd en de economische impact gevoeld van het internationaal terrorisme dat gevaarlijk dicht bij huis kwam. Maar nu – hout vasthouden – bruist de stad opnieuw zoals tevoren. Daarvoor dank ik iedereen en in de eerste plaats natuurlijk de Brusselaars zelf.
Het Vlaams Brusselbeleid is voor onze fractie een verhaal van kansen creëren en kansen grijpen. Op verschillende domeinen worden er volop kansen gecreëerd. Nog nooit is er zoveel geld gegaan naar nieuwe Nederlandstalige scholen in Brussel. De komende drie jaar is er maar liefst 30 miljoen extra voor schoolinfrastructuur, of 25 procent van de Vlaamse middelen die bijkomend worden geïnvesteerd. Dat is een pak meer dan vorige legislatuur.
Ook in Welzijn gaan de investeringen vooruit. Voor het lopende werkjaar tot 30 juni worden in de Nederlandstalige kinderopvang in Brussel minimum 219 extra plaatsen gerealiseerd.
Ook in Sport wordt er een bedrag gereserveerd voor investeringen in infrastructuur. Van bij het begin van de legislatuur was dat een van mijn stokpaardjes. Ik ben tot vervelens toe op diezelfde nagel blijven kloppen, en ik ben blij dat zagen soms werkt.
Uiteraard moeten we al deze kansen ook grijpen. De partners van de VGC hebben de taak om met goede projecten, bijvoorbeeld voor sportinfrastructuur, te komen, maar ook de Brusselaars zelf hebben de verantwoordelijkheid om de kansen te grijpen. We mogen een zeker engagement verwachten van mensen die een beroep doen op het aanbod van de Vlaamse Gemeenschap.
Dat brengt me bij het belang van het Nederlands, waarover we het daarnet ook al even hadden. Het is een van de klemtonen, minister, in uw beleidsnota en beleidsbrief, maar ik denk dat we op dat gebied nog een paar versnellingen hoger kunnen schakelen. We moeten een blijvende aandacht hebben voor een doorleefde tweetaligheid. In uw beleidsbrief formuleert u een van de doelstellingen als volgt: “Het Nederlands als katalysator voor sociale mobiliteit versterken.” Ik roep u op daaraan nog wat meer body te geven.
Tot slot wil ik nog beklemtonen dat het parlement, wij allemaal, alle 124 parlementsleden voor de volle honderd procent bevoegd zijn voor Nederlandstalig onderwijs, cultuur, kinderopvang, ouderenzorg, sport, armoedebestrijding enzovoort in onze hoofdstad en dat we daarbij 30 procent van de Brusselaars als doelpubliek zien. Dat gaat dus over 360.000 inwoners, en daarmee is Brussel de tweede stad van de Vlaamse Gemeenschap, na Antwerpen en voor Gent. Door de specificiteit van Brussel is samenwerking met andere partners een absolute noodzaak. Er zijn er veel, maar de eerste partner is zonder twijfel de Vlaamse Gemeenschapscommissie. (Applaus bij CD&V)
Mijnheer Poschet, het siert u dat u de verdediging van deze Vlaamse Regering opneemt. Dat is wat meerderheidsparlementsleden behoren te doen. Maar ik denk dat u iets te veel naar de begroting kijkt en iets te weinig naar de realiteit. U zegt dat we nog nooit zoveel in scholen hebben geïnvesteerd. Dat is waar. Er zijn ook nog nooit zoveel kinderen in Brussel geweest en er zijn ook nog nooit zo veel kinderen zonder school in Brussel geweest. Als je ziet wat de Franse Gemeenschap doet, wat ook onvoldoende is, zie je wel dat hun inspanning in verhouding groter is dan de onze en dat het aantal kinderen dat in Nederlandstalige scholen zit tegenover het aantal kinderen in Franstalige scholen, relatief daalt.
Als het gaat over ‘nog nooit zo veel’, wil ik ook zeggen dat de Vlaamse overheid nog nooit zo veel dotatie kreeg van de federale overheid omdat er Nederlandstalige kinderen naar haar scholen gaan. Want ieder kind dat naar een Nederlandstalige school gaat, betekent ook een inkomst voor deze Vlaamse Regering. Het geldargument mag hier dus niet worden misbruikt.
U zegt dat er nog nooit zo veel crèches zijn gebouwd. Ik heb me even moeten inhouden om niet in de lach te schieten. Er zijn nog nooit zo veel crèches beloofd in Brussel. Vorig jaar zijn er 56 plekjes bijgekomen, terwijl u weet dat er meer dan 4000 extra plaatsen nodig zijn volgens de laatste analyse. Als u zegt dat dat de grote superturbo is, denk ik dat u iets te enthousiast bent.
Om af te sluiten: u zegt dat Brussel de tweede stad is na Antwerpen en voor Gent. Voor mij is Brussel toch de eerste stad van Vlaanderen, en zal dat ook blijven.
Met dat laatste ben ik het absoluut eens, collega Van den Brandt. Alle drie aanwezige Brusselaars zullen het hiermee eens zijn, de anderen misschien iets minder.
Wat u zegt over de kinderopvang, klopt niet. Ik heb niet gezegd dat er nog nooit zo veel extra plaatsen zijn bij gecreëerd. Ik heb gezegd dat er in 219 extra plaatsen wordt voorzien, dat die zijn toegekend en dat die zullen worden gerealiseerd voor 30 juni 2017. U kunt mij hier later op pakken, in het najaar van 2017, als dat niet zo zou zijn.
Wat betreft de extra investeringen in onderwijs, is er maar 18 procent van de bijkomende middelen naar Brussel gegaan, en nu 25 procent, los van de discussie die we ook nog eens zouden kunnen voeren over het gebrek aan verantwoordelijkheid die de negentien gemeenten opnemen om voldoende Nederlandstalig onderwijs op gemeentelijk niveau in te richten, want als die dat zouden doen, zouden er al heel veel problemen opgelost zijn.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Ik sluit me aan bij het standpunt van collega Poschet. Voor mij is Brussel inderdaad ook de eerste stad van Vlaanderen. Maar Vlaanderen doet bijzonder veel inspanningen, en u weet dat, mevrouw Van den Brandt. Er is één objectief meetcijfer, de Brusselnorm. Dat is 5 procent van de gemeenschapsmiddelen. Die worden vooraf bestemd voor Brussel. U weet goed dat alle cijfers die de voorbije jaren bekendgemaakt zijn, telkens in stijgende lijn zijn. Er is inderdaad een probleem met betrekking tot welzijn en er worden nu inspanningen gedaan om een inhaaloperatie door te voeren. Maar u weet zeer goed dat op bepaalde beleidsdomeinen, onder andere op het vlak van Inburgering, er maar liefst 10 procent wordt besteed aan Brussel. Op het vlak van cultuur wordt ook ongeveer 10 procent besteed aan Brussel. Er worden dus extra inspanningen gedaan. Brussel haalt die Brusselnorm van 5 procent van de gemeenschapsmiddelen. Als er bijvoorbeeld geen beleid was met betrekking tot Inburgering, als Vlaanderen geen inspanningen deed op dat vlak, dan bestond er gewoon geen inburgeringsbeleid in Brussel. Het is nu nog altijd wachten op de inspanningen die vanuit het Brusselse Gewest, vanuit de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC) zouden worden genomen. Die Vlaamse aanwezigheid blijft dus een meerwaarde. U weet dat dat zo is.
Er moeten vooral inspanningen worden gedaan door de Franse Gemeenschap. We moeten de collega’s langs Franstalige kant overtuigen om meer inspanningen te doen. Wanneer in absolute cijfers de capaciteit aan Franstalige kant toeneemt, dan is dat een goede zaak. Dan komen er inderdaad meer plaatsen langs Franstalige kant. Er worden ook inspanningen gedaan langs Nederlandstalige kant. U weet dat er geen 10 procent Nederlandstalige Brusselse Vlamingen zijn, maar tegelijkertijd wordt wel 20 procent van het onderwijsaanbod door de Vlaamse Gemeenschap in Brussel georganiseerd. Het is dus voldoende duidelijk dat Vlaanderen Brussel nooit loslaat. (Applaus bij de N-VA)
U weet ook dat 50 procent van de Brusselaars noch Franstalig, noch Nederlandstalig zijn. Die percentages moeten dus allemaal in perspectief worden gezet. De heer Poschet is begonnen met te zeggen ‘zeuren werkt’. Hij weet dat namelijk uit goede bron. Ik zal dus ook blijven zeuren. Als u de Brusselnorm gebruikt, wat terecht is, gebruik hem dan in zijn volle definitie: 5 procent van de middelen en 30 procent van de inwoners. Dat is de eerlijke manier om daarmee om te gaan.
En dan – pluim voor minister Homans – wordt die Brusselnorm gehaald inzake inburgering, waar de Vlaamse Regering goed werk levert, maar op alle andere domeinen moeten er nog grote stappen worden gezet.
Mevrouw Van den Brandt, u weet zeer goed dat de Brusselnorm twee onderdelen bevat: een doelpubliek van 30 procent proberen te bereiken – dat is een streefcijfer, een inspanningsverbintenis –, en 5 procent van de gemeenschapsmiddelen per beleidsdomein – dat is een resultaatsverbintenis. Die resultaten worden gehaald. Wat mij betreft, mogen we ons richten tot een groter publiek in Brussel, maar ondertussen halen we wel die 5 procent van de gemeenschapsmiddelen en dat gaat in stijgende lijn. Het is opnieuw een positieve zaak en een teken dat de Vlaamse Regering extra investeert in onze hoofdstad.
Mevrouw Maes heeft het woord.
Voorzitter, ministers, collega’s, maandag stond er een advertentie in de krant: een noodkreet van de luchthaven van Zaventem. De week voordien slaakte de Vlaamse Regering een soortgelijke noodkreet door, op initiatief van minister Weyts, een belangenconflict in te dienen tegen de Brusselse geluidsnormen.
Voor onze fractie is dit een broodnodige maatregel. De wereldvreemde manier waarop de Brusselse politici omgaan met de luchthaven van Zaventem, is hemeltergend. Brussels minister Fremault die de tolerantiemarge op de Brusselse geluidsnormen schrapt vanaf 1 januari 2017, nadat die jarenlang wel werd toegepast, maar ook Brussels minister Gosuin die het belang van de luchthaven voor de Brusselse tewerkstelling minimaliseert.
De Brusselse houding is om meerdere redenen onbegrijpelijk. Ten eerste zorgt de beslissing ontegensprekelijk voor jobverlies. Verschillende cargomaatschappijen hebben al hun vertrek uit Brussel aangekondigd en het is duidelijk dat er nog kunnen volgen. Air Cargo Belgium schat het aantal bedreigde jobs op 3500. Ik hoef niemand hier uit te leggen dat dit een absolute ramp zou zijn voor de economie in de regio. Het gewest met de hoogste werkloosheid beslist eenzijdig om aan jobdestructie te doen. Want volgens de cijfers van de luchthaven werken er zowat 3000 Brusselaars. Men kan zich afvragen of de Brusselse politici eigenlijk wel werk willen voor hun bevolking.
Ten tweede getuigt deze beslissing van een absoluut gebrek aan respect voor de luchthaven. Op een moment dat de luchthaven probeert recht te krabbelen na de weerzinwekkende aanslag op 22 maart, krijgen de mensen die daar werken deze beslissing te verwerken. Een klap in het gezicht van iedereen die de afgelopen maanden keihard heeft gewerkt om het imago van de luchthaven er weer bovenop te helpen.
Ten derde maken de verklaringen van minister Gosuin dan weer duidelijk dat er veel over de luchthaven wordt gezegd zonder kennis van zaken. Daarom steunt onze fractie ten volle het belangenconflict dat de Vlaamse Regering heeft ingeroepen. ‘Brussel-Nationaal als het over de lusten gaat, Zaventem als het over de lasten gaat’, is al jaren de denkwijze bij de Brusselse politici en dat moet nu maar eens gedaan zijn. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, de Vlaamse Rand is een heel mooie regio, maar die kent veel uitdagingen. Vandaag wil Groen aandacht vragen voor de mobiliteitsuitdaging.
Minister, vandaag staan er ’s ochtends en ’s avonds structurele files op de Brusselse ring. Daarbij komt nog eens Uplace met 22.000 auto’s per dag, en het Eurostadion met 62.000 zitjes, 60 maal per jaar. Beiden willen graag opengaan in 2018, het jaar waarin u wilt starten met de verbreding van de ring. Net zoals sp.a blijft Groen vragen naar een totaalvisie, een totaalaanpak waarin de effecten van alle projecten worden verrekend, want zonder totaalvisie dreigt er nog meer verkeerschaos dan vandaag. Minister, u bent minister van de Vlaamse Rand en van Mobiliteit. U moet die verkeerschaos dus verminderen, en niet vermeerderen. (Applaus bij Groen)
Minister Weyts heeft het woord.
Op donderdagochtend hoor ik betrekkelijk weinig vooruitgangsoptimisme. Inzake de aanpak van de congestieproblematiek zijn we eindelijk een totaalvisie aan het uitrollen. We maken daarbij werk van de scheiding van doorgaand en lokaal verkeer. We concentreren ons niet alleen op de aanpak van die 20 kilometer weginfrastructuur, maar evenzeer op 40 kilometer, en zelfs meer, fietsinfrastructuur en meer dan 60 kilometer traminfrastructuur.
Dat lijkt me dus wel een samenhangende visie, waarbij we eindelijk eens wat perspectief kunnen bieden ten opzichte van de congestie op en rond de Brusselse ring.
Minister Gatz heeft het woord.
Voorzitter, ik wil kort even antwoorden op de uiteenzettingen over het Nederlands in Brussel en over Brussel zelf. Ik zou degenen die sceptisch zijn met betrekking tot de positie van het Nederlands in Brussel, kunnen verwijzen naar de Taalbarometer, naar het aantal mensen die Nederlands leren, zowel volwassenen als kinderen, en het percentage Nederlandskundigen, mensen die het Nederlands actief gebruiken in de stad. Dat is een groot aantal. Dat loopt op tot een derde. Het is echter veel eenvoudiger dan dat. Indien u de positie van het Nederlands in Brussel goed wilt begrijpen, neem dan de tram. Als u op het openbaar vervoer in Brussel luistert naar de allochtone meisjes – en ik weet zelfs niet of we ze nog zo moeten noemen – dan zult u zien dat ze in één gesprek van vijf minuten switchen van Arabisch naar Frans naar Nederlands en weer terug. Met andere woorden, deze Brusselaars zijn niet altijd voor één gat te vangen. Wat zijn ze nu? Brusselaars in elk geval, maar ze spreken ook Nederlands en ze gebruiken het ook actief, op een heel natuurlijk manier, wat iedereen ook mag horen. Een beter bewijs van het levend gebruik van een taal heb je dus niet. Om maar te zeggen: dit is waar we voor staan met onze inspanningen voor het Nederlands als taal voor sociale mobiliteit, als taal om gemakkelijker aan werk te geraken. We slagen daar toch wel in. We doen dat uiteraard door grote inspanningen in het Nederlandstalig onderwijs. Dat is een aangehouden inspanning van de jongste twintig jaar.
Mevrouw Van den Brandt, de cijfers zijn me ook niet ontgaan; inderdaad, voor de eerste keer sedert misschien wel tien à vijftien jaar is het relatieve aandeel van kinderen die in het Nederlandstalig onderwijs zijn ingeschreven ten opzichte van de kinderen in het Franstalig onderwijs lichtjes gedaald. Weliswaar was er nog altijd een verhoging in absolute cijfers van het aantal leerlingen dat naar het Nederlandstalig onderwijs gaat. Dat weet u ook. Er komen dus wel degelijk nog altijd meer kinderen. Ik wil dit bekijken met betrekking tot de investeringsproblematiek van de beide gemeenschappen. Over twee jaar zou bijvoorbeeld op de huidige KUB-site, een site die niet zo ver is gelegen van onze woonplaats, een vrij grote school – secundair, lagere school, kinderdagverblijf – het licht moeten zien. Dat hopen we met zijn allen. Dan kan dat qua percentages na de komma ook weer het verschil maken. Dit is ook geen wedstrijd tussen Vlaanderen en de Franse Gemeenschap. Bij ons is dat een marathon, een aangehouden inspanning. We doen dat ook met substantiële middelen qua investeringen. De heer De Ro heeft dat gezegd, de heer Poschet heeft dat gezegd, de minister-president heeft dat ook terecht benadrukt. De hoge eisen die u uitnodigend aan mij hebt gesteld, zal ik misschien niet altijd halen. Dat zal het onderwerp blijven van ons debat de komende maanden en jaren. Tegelijkertijd kunt u ook niet ontkennen, en u doet dat trouwens ook niet, dat we wel degelijk veel investeren in het Nederlandstalig onderwijs. We kunnen nu ook bijkomende middelen investeren van het Vlaams Brusselfonds. Daarmee zullen we niet alleen het verschil maken in welzijn en cultuur. Daar ben ik het helemaal mee eens. Ook qua inburgering en jeugdbeleid kunnen en zullen er nog bijkomende inspanningen gebeuren.
Dit met betrekking tot het Nederlands in Brussel, maar Brussel zelf is ook door diverse parlementsleden aangehaald. Het Nederlands in Brussel is een belangrijke drijfveer voor de Vlaamse Regering om in Brussel te blijven investeren, maar er is tegelijkertijd ook een ethische verantwoordelijkheid van elke Vlaamse Regering om in deze hoofdstad Brussel mee te helpen bouwen en opbouwen. Wat dat betreft, denk ik dat, naast de inspanningen in Onderwijs en andere beleidsdomeinen, het jeugdbeleid het komende jaar toch wel vooropstaat. Ik wil ter zake mijn duit in het zakje doen met mijn projecten inzake straatburgerschap, maar tegelijkertijd wil ik duidelijke afspraken maken met staatssecretaris De Baets, minister-president Vervoort, minister Smet en staatssecretaris Laanan om te zien hoe we bepaalde projectoproepen beter op elkaar kunnen afstemmen, hoe we in het kader van een interministerieel overleg ook meer een gezamenlijk jeugdbeleid kunnen ontwikkelen, zoals dat nu toch al voor een deel gebeurt inzake onderwijs en cultuur.
Mevrouw Van den Brandt, die uitnodiging neem ik graag aan, want ik ben het met u eens dat als er een Kanaalplan voor Brussel moet zijn, waar omwille van de veiligheid nood aan is, we ook een breder verhaal moeten kunnen ontwikkelen rond onze gemeenschapsaangelegenheden. Onze discussies zullen uitwijzen of dat snel genoeg en voldoende is, maar we moeten samen dezelfde richting inslaan om meer en beter te investeren in Brussel. Ik dank de sprekers die in hun tussenkomsten dit beleid hebben willen ondersteunen.
Bestuurszaken
We bespreken nu het onderdeel Bestuurszaken.
Mevrouw Pira heeft het woord.
Minister, de Vlaamse overheid heeft de ambitie om voor alle burgers en organisaties een voorbeeld te zijn op het vlak van gelijke kansen en diversiteit en daarom hebt u het streefcijfer voor vrouwen in het midden- en topkader niet op 33 procent maar wel op een ambitieuze 40 procent gelegd.
Ik zal het niet hebben over de ambitie die u wel hebt, maar veeleer over de ambitie die u niet hebt. Dat is de ambitie om per beleidsdomein een evenwichtige vertegenwoordiging te hebben van mannen en vrouwen in topfuncties. Daar zijn de verschillen immers heel groot. Zo bedraagt het aantal vrouwen in topfuncties in het beleidsdomein Jeugd, Cultuur en Welzijn 40 procent, maar in het beleidsdomein Ruimtelijke Ordening en Wonen bijvoorbeeld, is dat maar 20 procent en in het beleidsdomein Mobiliteit en Openbare Werken 0 procent. U wilt daar niets aan doen omdat u vindt dat er nu eenmaal taken zijn die niet door beide geslachten kunnen worden uitgevoerd. U zei letterlijk: “Ik zie niet iedereen boswachter zijn en ik zie niet iedereen luiers verversen.” Dat getuigt niet enkel van heel stereotiep denken, het is voor ons een evidentie dat in het leidinggevend kader van elk beleidsdomein zowel plaats is voor mannen als voor vrouwen. Daarom vragen we dat de Vlaamse overheid streeft naar een evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen, niet enkel in de globaliteit, maar ook per beleidsdomein, zoals het was tot 2016.
De heer Maertens heeft het woord.
Minister, ik ben aan het radicaliseren: ik ga hier vandaag Radicaal Digitaal. Het is een primeur voor mij, en ik hoop dat mijn toegangscode actief blijft en de batterij van mijn toestel niet te snel leegloopt.
Vlaanderen gaat Radicaal Digitaal. Onze doelstelling is om tegen 2020 alle administratieve transacties tussen de Vlaamse overheid en de burgers, ondernemingen en de lokale besturen digitaal aan te bieden. Als sommigen het hier graag over een copernicaanse omwenteling hebben, dan denk ik: daar heb je ze.
Als burgemeester van een compacte West-Vlaamse stad met relatief weinig middelen droom ik ervan dat elke Vlaming zijn of haar documenten kan opvragen en afprinten zonder dat hij of zij daarvoor naar het stadhuis moet of naar een loket – als dat al bestaat – van de Vlaamse of zelfs de federale overheid. Voor die burger, voor die ondernemer is er maar één loket en dat is het loket van de gemeente.
Minister, het doet me dan ook veel plezier dat de Vlaamse Regering en uzelf met betrekking tot het beleid en het budget blijven inzetten op e-government, op de digitalisering van documenten en formulieren en op de administratieve vereenvoudiging.
Ik hoop dat we binnenkort met zijn allen zullen kunnen stellen dat we in elke gemeente in Vlaanderen met enkele drukken op de knop een nieuwe identiteitskaart kunnen aanvragen, een put in de weg kunnen melden, een containervergunning kunnen krijgen, Vlaamse premies kunnen aanvragen of een bouwvergunning kunnen aanvragen, wat overigens al vanaf eind februari 2017 mogelijk zal zijn.
Ik heb het daarnet duidelijk over elke gemeente in Vlaanderen gehad. (Opmerkingen van de voorzitter)
We zien nu dat vooral de centrumsteden en bij uitbreiding een paar andere, meestal grotere steden en gemeenten snel Radicaal Digitaal worden. Dat is ongetwijfeld een kwestie van budgetten. Ik hoop dan ook dat u actie zult ondernemen. Ik vraag u met aandrang zo veel mogelijk steden en gemeenten vanuit de Vlaamse overheid te ondersteunen. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Segers heeft het woord.
Voorzitter, ik ben zeker voor Vlaanderen Radicaal Digitaal en voor e-government, maar ik wil hier toch een belangrijke kanttekening bij plaatsen. Onlangs heeft de Gezinsbond de resultaten gepresenteerd van een recente bevraging over computervaardigheden en digitale geletterdheid.
Die resultaten zijn ontluisterend. Zo blijkt dat een op vijf respondenten zichzelf niet in staat acht een e-mail te verzenden of te ontvangen, dat 32 procent er niet in slaagt de online dienstregeling van een trein of een bus te raadplegen, dat meer dan de helft van de Vlamingen niet weet hoe zijn of haar persoonlijke gegevens tegen fraude te beveiligen, dat in een op vijf gezinnen niemand overweg kan met internetbanking of met het online ontvangen van facturen en dat 30 procent van de gezinnen er problemen mee heeft de formulieren om sociale uitkeringen te krijgen online in te vullen.
Die cijfergegevens verhullen nog veel grotere discrepanties op het vlak van leeftijd, geslacht of sociale achtergrond. Dit betekent dat onze kwetsbare groepen, zoals de kansarmen, de alleenstaanden of de ouderen, steeds meer het risico lopen in toenemende mate uit onze digitale informatiemaatschappij te worden uitgesloten. (Opmerkingen van de voorzitter)
Voorzitter, u hebt zelf geïllustreerd hoe moeilijk u het vindt op de digitale snelweg op weg te gaan.
Minister Homans, minister Gatz, ik roep u dan ook op veel meer te investeren in initiatieven voor e-inclusie.
De heer Daems heeft het woord.
Voorzitter, het is een zaak de mensen te leren op nuttige wijze op de digitale snelweg aanwezig te zijn. Het bestaan van de digitale snelweg is een andere zaak. Ik heb gemerkt dat de Europese Commissie een programma met toelagen heeft opgezet om wifi in de centrumsteden voor de hele bevolking toegankelijk te maken. Dit wordt begin volgend jaar van kracht. In de rand vermeld ik nog dat ik dit in Leuven al drie jaar voorstel. Op dat vlak is het stenen tijdperk daar echter nog zeer actueel.
Minister Homans, minister Gatz, ik heb een vraag voor de Vlaamse Regering. Zullen jullie mee duwen om onze centrumsteden in dit programma te laten stappen en die Europese betoelaging trachten te krijgen? Hierdoor zouden onze burgers binnen afzienbare tijd, voor het eind van volgend jaar, minstens in onze centrumsteden gratis en vrij op de digitale snelweg aanwezig kunnen zijn.
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer Maertens, u hebt terecht uw punt in verband met Vlaanderen Radicaal Digitaal digitaal aangehaald. U weet dat ik over een budget van 10 miljoen euro beschik.
Mevrouw Segers, wat de digitale snelweg betreft, ben ik me er wel degelijk van bewust dat altijd wel een segment van de bevolking niet zal kunnen volgen. Ik heb in de commissie al verklaard dat we hier rekening mee moeten houden. We zullen dit ook doen. We zullen de Vlaamse overheid of de lokale besturen nooit verplichten alle dienstverlening digitaal aan te bieden. We zijn ons bewust van bepaalde mensen, bijvoorbeeld analfabeten, mensen die al wat ouder zijn en dergelijke.
Mijnheer Daems, u kent het project Smart Cities? Binnenkort gaan we ook de prijzen uitreiken en dergelijke meer. Dat Leuven jammer genoeg nog in het stenen tijdperk zit, daar kan ik helaas niets aan doen. Maar dat gaat binnenkort misschien wel veranderen, wie weet!
Mevrouw Pira, natuurlijk mag u die vraag hier opnieuw stellen, geen enkel probleem. Het thema is uitgebreid aan bod gekomen naar aanleiding van een vraag om uitleg van mevrouw Van Volcem in de commissie Gelijke Kansen vorige week donderdag. Het is ook aan bod gekomen vorige week of de week daarvoor bij de toelichting van het Rekenhof bij het personeelsbeleid van de Vlaamse overheid. Het is ook aan bod gekomen bij de bespreking van de beleidsbrieven, zowel die van Bestuurszaken als die van Gelijke Kansen.
In het kader van de besparingen moeten we natuurlijk eerst naar onze eigen overheidsuitgaven kijken – en het Internationaal Monetair Fonds (IMF) geeft ons daarin gelijk. Bepaalde identiteiten moeten fuseren. Dat impliceert dat er minder topfuncties zijn. Dat is het logische gevolg daarvan. Wil dat zeggen dat het per definitie vrouwen zijn die moeten afvallen? Neen, natuurlijk niet, maar er zijn nu eenmaal minder topfuncties. Wij hebben het streefcijfer verhoogd van 33 naar 40 procent. Dat moet behaald worden in 2020. Bij mijn weten zijn we nog altijd eind 2016. Ik denk dus dat we nog wel eventjes de tijd hebben.
Als men streefcijfers oplegt – ze zijn ambitieus maar we willen ze behouden – dan moeten er natuurlijk ook wel voldoende vrouwen solliciteren. Ik geef u enkele cijfers. Voor de vacature van secretaris-generaal op het departement Cultuur waren er 20 mannelijke sollicitanten en 3 vrouwen. Voor de functie van administrateur-generaal van het Agentschap Overheidspersoneel (AgO) waren er 15 mannen en 6 vrouwen. Dat viel dan nog mee. Dat was een van de betere. Voor de functie van secretaris-generaal Economie, Wetenschap en Innovatie (EWI) waren er 21 mannen en 3 vrouwen. Als er natuurlijk onvoldoende vrouwen solliciteren, is het ook moeilijk om veel vrouwen binnen te krijgen. Maar, mevrouw Pira, ik hoop u gerust te stellen. Ik blijf absoluut achter dat streefcijfer van 40 procent staan.
Ik ben tegen quota. Ik ben tegen elke vorm van positieve discriminatie. Ik zal dat blijven herhalen. Het staat trouwens in het regeerakkoord: geen quota, maar wel streefcijfers. Wat wel moet gebeuren – en ik val in herhaling, maar het is belangrijk – is werken aan de randvoorwaarden om de combinatie tussen arbeid en gezin gemakkelijker te maken. Dat geldt zowel voor mannen als voor vrouwen. En we moeten tegelijkertijd aan een mentaliteitswijziging werken. Dat zijn zeer belangrijke zaken.
Voorzitter, ik sluit af met een concrete actie. Wat nu gebeurt op de werkvloer binnen de Vlaamse overheid – u hebt gelijk, mevrouw Pira, wij hebben een voorbeeldfunctie – is dat de vacatures in het top- en middenkader actief gepromoot worden bij die vrouwen die momenteel al werken bij de Vlaamse overheid.
Minister Homans, hebt u eigenlijk geluisterd toen ik daar vooraan stond? U hebt een antwoord gegeven op een toespraak die ik helemaal niet heb gehouden. Ik heb helemaal niet gevraagd waarom u die 40 procent niet haalt en hoe het komt dat u die niet haalt. Ik heb het gehad over het feit dat u een streefcijfer hebt voor de Vlaamse overheid in de globaliteit, maar niet per beleidsdomein. Ik heb gevraagd om een evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen, ook per beleidsdomein. Ik heb het voorbeeld gegeven van MOW, waar er in het leidinggevende topkader 0 procent vrouwen zitten. Bij Cultuur, Jeugd en Sport zitten er 40 procent. Ik heb gevraagd om ervoor te zorgen dat dat per beleidsdomein een beetje in evenwicht zou zijn. Ik heb uw argumentatie van in de commissie herhaald. U zei daar dat er nu eenmaal beroepen zijn die niet interessant zijn voor de beide geslachten. Maar ik had het over het leidinggevende topkader. Ik heb herhaald dat u gezegd hebt dat u niet iedereen boswachter ziet worden en dat u niet iedereen luiers ziet verversen. Ik heb dat zeer stereotiep genoemd.
Minister Weyts, kunt u zich verzoenen met het status quo op MOW, dat daar geen vrouwen in het leidinggevende topkader zitten? Waarom zouden vrouwen daar niet kunnen zitten? Ik begrijp dat niet.
Minister Homans, u had het daarnet over het stenen tijdperk. Als u deze redenering en deze argumentatie aanhoudt om per beleidsdomein geen streefcijfer te hebben of nog maar de ambitie te tonen om naar een beetje gelijke vertegenwoordiging te gaan, dan bent u een voorbeeld van het stenen tijdperk. I’m sorry.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik kan alleen maar bevestigen dat we in het beleidsdomein Mobiliteit en Openbare Werken een politiek voeren waarbij de meest gekwalificeerde wordt aangeworven. Als het gaat over de vertegenwoordiging van vrouwen binnen het hoger kader, dan kan ik de vraagsteller geruststellen: er zijn heel wat vrouwen aanwezig als afdelingshoofden op het provinciaal niveau, toch de belangrijkste operationele invulling. Op dat vlak presteren we goed. (Applaus bij de N-VA)
De heer De Ro heeft het woord.
We hebben het 30 minuten geleden gehad over de leerlingen in het Brussels onderwijs. Als ik goed ben geïnformeerd, zijn dat allemaal meisjes en jongens die het later beter zullen doen dan wij en die uit het Sint-Niklaasinstituut uit Anderlecht komen.
Mevrouw de Bethune heeft het woord.
Ik wil onderstrepen dat ik ook zeer verontrust ben door de evolutie binnen de top van de Vlaamse administratie, die helemaal niet positief is en achteruitgaat, zowel in het topkader als bij de leidinggevenden. Minister, u en deze regering zullen er niet komen door de randvoorwaarden aan te passen en de mentaliteitswijziging te bevorderen. We moeten natuurlijk in die richting gaan, maar streefcijfers hanteren, wil niet zeggen dat men een paar mooie woorden hanteert. Streefcijfers hanteren, wil zeggen dat men concrete stappen zet om die streefcijfers te bereiken via een groeipad met effectieve dwingende maatregelen.
Er moet echt een analyse ten gronde gebeuren van de wijzigingen die er de voorbije maanden zijn geweest aan de top van de Vlaamse administratie. Er zijn procedures die niet functioneren en die niet kloppen. De achteruitgang is in strijd met waar wij voor staan. Ik betreur dat ik zo weinig voluntarisme hoor aan uw kant, minister. Het is goed om een doelstelling te hebben en die te verwoorden, daar zijn we het over eens. Het is gemakkelijk om een doelstelling te hanteren als men niet zegt op welke wijze die concreet zal worden gemaakt. Het vraagt een inspanning. Er moeten nieuwe effectieve maatregelen worden genomen. Het vraagt dat er dwingende maatregelen worden genomen. Wij zijn voorstander van quota. Dat staat niet ver af van streefcijfers. Dat zijn gewoon streefcijfers die men afdwingt. We zullen in die richting moeten gaan.
Wereldwijd onderzoek toont aan dat men niet vooruitgaat als men niet op structurele wijze deze problematiek aanpakt. Voor mij staat het vast dat we het op die manier zullen moeten doen. Ook op federaal niveau heeft men het zo aangepakt. We zullen ons beleid moeten aanpassen.
Mevrouw de Bethune, ik wil de discussie van afgelopen zondag niet overdoen. Toen hadden we het over personen met een handicap. Nu hebben we het over vrouwen. U pleit voor bindende quota. Wij en deze regering, met ook uw partij, pleiten voor streefcijfers. Die zijn er. De minister voert heel concrete acties uit om die streefcijfers te halen. Lukt dat vandaag voldoende? Neen, maar we zijn op weg en we moeten er blijven in investeren. De N-VA gaat duidelijk voor actie op het terrein en niet voor positieve discriminatie. (Applaus bij de N-VA. Katia Segers vraagt het woord)
Mevrouw Segers, het punt is voldoende behandeld. We hebben nog een hele agenda af te werken. We gaan over tot het volgende onderwerp. (Opmerkingen van Katia Segers)
Als de voorzitter oordeelt dat alle elementen zijn besproken, kunnen we verdergaan. Dat is nu eenmaal het reglement. (Opmerkingen van Katia Segers)
We hebben nog een hele agenda af te werken. Ik heb hier vannacht tot 1 uur gezeten. (Katia Segers verlaat het halfrond)
Financiën en Begroting
We bespreken nu het onderdeel Financiën en Begroting.
De heer Bertels heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, we zijn bijna op het einde gekomen. Sta me toe om nog enkele oproepen te lanceren. Ten eerste, een oproep met betrekking tot transparantie. Het gaat dan over transparantie in de opmaak van de begroting: een duidelijke onderbouw, uitleg voor de gehanteerde parameters, bijvoorbeeld: hoe zijn een aantal inkomsten berekend? Het gaat ook over transparantie in de uitvoering ervan. Mijnheer Diependaele, laat ons in de commissie dan maar een goede discussie hebben over de monitoringrapporten, de goeie en de slechte, wat mij betreft. Het gaat verder over transparantie inzake de communicatie. Ieder van ons is voor een duidelijke, klare en verstaanbare communicatie.
De heer Diependaele heeft het woord.
Ik wil even iets verklaren. Ik ben absoluut niet tegen het feit dat we over die monitoringrapporten zouden discussiëren. Het ging mij gisteren over de communicatie die daaraan wordt verbonden. Daaraan heb ik mij geërgerd.
Mijnheer Diependaele, ik heb gezegd dat we wat mij betreft kunnen discussiëren over de goede en de slechte – whatever may be – monitoringrapporten. Ik wil graag zo veel mogelijk discussie over de begroting. Dat weet u.
En dan kom ik even, even maar, terug tot de discussie van gisterenmorgen: is deze begroting in evenwicht? Wij, de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV), het Rekenhof en andere begrotingswaakhonden vinden van niet. Er is een tekort, met goede redenen eventueel, maar er is een tekort.
U, de meerderheid en de ministers, poneert van wel. We moeten wel even twee zaken wegdenken en u spreekt dan over begrotingsdoelstelling in evenwicht. Maar, minister, het is niet omdat ik tegen een wijze Kempenaar met een gezonde dosis boerenverstand zeg dat wanneer je, mijnheer Van Dijck, de wind, de regen, en de koude wegdenkt, het vandaag best wel mooi weer is, die Kempenaar zijn hawaïhemd, zonnebril en flipflops zal aantrekken. Het blijft voor die gezonde Kempenaar koud, winderig en regenachtig. Je kunt hem niets wijsmaken, je kunt voor hem de schone schijn niet ophouden. Minister, ik denk dat dat voor een Oostendse visser hetzelfde is.
Minister, u hebt verstand van communicatie, u communiceert veel. Maar, ik wil een oproep doen. Laat ons inzake de begroting open en duidelijk blijven, niet meegaan in een sfeertje – en ik wik heel bewust mijn woorden – van een soort ‘post-truth politics’.
Ten tweede wil ik een oproep doen tot fiscale rechtvaardigheid. Laat ons bij hervormingen van de Vlaamse fiscaliteit die nog op de plank liggen – of het nu gaat over de hervorming op de belasting op de winst van de vogelzangwedstrijden of de erfbelasting – de oproep van de bevolking, het smachten van onze inwoners naar fiscale rechtvaardigheid, een eerlijkere verdeling van de lusten en de lasten, niet negeren. We hebben in Vlaanderen geen nood aan ‘reaganomics’: minder lasten voor de vermogenden in ruil voor meer schuld voor de overheid, voor alle Vlamingen dus. Deze weg moeten we niet verder opgaan, minister. Het is niet alleen onrechtvaardig, maar hij leidt ook nergens naartoe. Dat hebben voorbeelden uit het verleden ons geleerd.
Ik wil ook graag twee korte oproepen doen, die een link hebben met het Vlaams Parlement en zijn werkzaamheden. Overheidsinvesteringen zijn nodig. U weet dat u daarin in ons een bondgenoot vindt. Ze zijn immers te laag in ons land. Laat ons dan ook samen daarvoor een correct kader creëren, Vlaams, confer de commissie Alternatieve Financiering. En laat ons in deze oefening ook zeker de lokale besturen niet vergeten.
Tot slot heb ik een algemene opmerking met betrekking tot de leesbaarheid van de begroting. Minister, laat ons, zoals tot op heden, samen werk maken van de werkgroep die actief is in het Vlaams Parlement voor een betere en meer leesbare begroting. Een begroting is meer dan een hoop cijfertjes. Ze is, zoals vele collega’s hebben gezegd, een beleidsdocument. (Applaus bij sp.a en Groen)
De heer Lantmeesters heeft het woord.
Minister, uw taak is niet gemakkelijk. De Vlaamse Belastingdienst (VLABEL) heeft de inning van de belastingen overgenomen. Die overname wordt in goede banen geleid, maar ik heb daar toch nog enkele vragen en opmerkingen over.
Wanneer u belastingen int, moet u ervoor zorgen dat de belastingen worden betaald door diegenen die ze moeten betalen. Hoe zit het met de controle daarop?
Hoe zit het met uw stappenplan om de ontwijkingsmechanismen te pakken? U zult antwoorden dat een verlaging van de belastingen zal zorgen voor een betere betaling maar eigenlijk vragen heel wat instellingen momenteel een stappenplan.
U moet zorgen voor voldoende belastingen die het Vlaams Parlement heeft opgelegd, maar ik wil u toch ook vragen om niet te veel belastingen te innen. Ik vraag u met andere woorden om VLABEL een beetje in de gaten te houden. Het is niet de bedoeling dat VLABEL beslist dat belastingen moeten worden geheven wanneer het Vlaams Parlement dat niet doet. Ik wil u vragen om de verdediger van het Vlaams Parlement te zijn en VLABEL geen belastingen te laten heffen waar het niet moet.
Wanneer zult u gaan voor belastingverlagingen zoals de erfbelasting en andere regionale belastingen? Als u dat doet, zult u in ons een bondgenoot hebben. Zorg er wel voor dat dit voldoende wordt doorgesproken met het Vlaams Parlement. U hebt aangekondigd dat u een voorstel zult doen, bespreek dit met ons en zorg ervoor dat het goed wordt gemonitord en dat duidelijk is wat de gevolgen zullen zijn.
Dit zijn geen punten van kritiek, minister, maar adviezen die ik wil geven en vragen die ik wil stellen. (Applaus bij de N-VA)
De heer Van Rompuy heeft het woord.
We hebben het in de commissie uitgebreid gehad over een begroting die al dan niet in evenwicht is, en over een binnen- en buitenbegroting.
Wat echter de Vlaamse begroting het meest bepaalt, is de economische context. We zijn maar een heel klein bootje op de golven van wereldeconomie. Wanneer de groei 0,1 procent in de ene of in de andere richting bedraagt, en hetzelfde geldt voor de inflatie, dan maakt dat onmiddellijk tientallen miljoenen euro’s verschil uit.
In het begin van het jaar bevonden we ons in redelijk stabiel economisch vaarwater, maar daarna is de situatie veranderd. Voor het eerst in vele decennia is de politiek zelf de oorzaak van economische instabiliteit. In de eerste plaats is er de brexit die voor Vlaanderen zeer belangrijk is omdat we veel exporteren naar het Verenigd Koninkrijk. We dreigen een van de slachtoffers te worden van het Britse populisme. Of de brexit daarbij hard of zacht zal zijn, is een zaak die in Londen zal worden beslist en niet in Namen. Waals minister-president Magnette heeft geen komma kunnen veranderen aan het Comprehensive Economic and Trade Agreement (CETA), en ook over de brexit zal hij niet veel te zeggen hebben.
– Wilfried Vandaele, ondervoorzitter, treedt als voorzitter op.
Ten tweede is er het Amerikaanse protectionisme dat is teruggekeerd met Trump. Voor een van de meest open economieën in de wereldeconomie, de Vlaamse economie, is dat allesbehalve goed nieuws. In 2017 zal de politieke kiesstrijd in Frankrijk en Duitsland allesbepalend zijn voor heel Europa. Die zaken zijn de context waarbinnen wij bewegen en waarbinnen de Vlaamse Regering probeert om jaar na jaar het tekort weg te werken in de richting van een evenwicht.
We kunnen nu even terugkijken. We hebben al twee begrotingen gehad met de definitieve resultaten. Voor 2015 had de Hoge Raad van Financiën (HRF) maximaal 765 miljoen euro tekort gevraagd. Het is 296 miljoen euro geworden. Ook al zei de oppositie dat het tot een miljard zou gaan, het is 296 miljoen euro geworden. Hetzelfde verhaal voor 2016: de HRF vroeg 577 miljoen euro, op dit ogenblik zitten we aan 365 miljoen euro. Dat is merkelijk beter. De begroting is op koers, ondanks datgene wat de oppositie gezegd heeft en ondanks het feit dat de Vlaamse begroting in handen is van een liberaal. Ik moet zeggen, minister: u doet het significant beter dan uw collega aan de andere kant van de straat. Mijn felicitaties daarvoor. (Applaus. Opmerkingen)
Maar u zult gemerkt hebben dat het tekort in 2017 licht gestegen is, naar 365 miljoen euro. Het is dus belangrijk – en dat is ook wat deze Vlaamse Regering doet – dat we voor deze begroting een duidelijke knik naar beneden maken, richting dat evenwicht. Dat is de ambitie van deze begroting. Daar gaat het om. Dat steunen wij ten volle.
Ik zou tot slot, als jong parlementslid, toch iets willen zeggen over het enige echte knipperlicht, namelijk de schuldgraad. Tegen 2022 zullen we niet schuldenvrij zijn, maar zal Vlaanderen een tekort hebben van 35 miljard euro. Dat betekent, als je de vuistregel van een kleine 2 procent rente neemt, dat we 500 miljoen euro rente per jaar zullen betalen. De enige manier om daar echt iets aan te doen, is het boeken van een primair overschot. En dat is ook wat deze begroting doet. Voor het eerst in enkele jaren boeken we weer een duidelijk primair overschot. Dat is het pad dat we moeten bewandelen om dat Vlaamse scheepje, te midden van die ondertussen weer woelige wereldeconomie, op koers te houden. Dat is de ambitie. Ik denk dat de Vlaamse begroting wel degelijk op koers is. Ik dank u. (Applaus)
De heer Nevens heeft het woord.
Collega Van Rompuy, voor alle duidelijkheid: die minister van Begroting aan de overkant, het is toch die Franstalige die u bedoelt? (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Maes heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, heren ministers, ik wil het nog even hebben over de fiscale regularisatie. Sinds de bespreking in de commissie is dit dossier immers nog geëvolueerd. Op de ministerraad van de Vlaamse Regering van vorige week is er toch weer een stukje vooruitgang geboekt. Het ontwerp van decreet dat de fiscale regularisatie moet regelen voor de Vlaamse gewestbelastingen, waarvoor Vlaanderen de inning en de vordering doet – het luik 2 – werd er goedgekeurd, na het advies van de Raad van State te hebben gekregen.
Bovendien werd er een samenwerkingsakkoord goedgekeurd voor de belastingen die van die aard zijn dat ze niet opgesplitst kunnen worden tussen een Vlaams en een federaal deel, het zogenaamde luik 3. Dat stemt mij tevreden, minister, omdat we nu eindelijk geland zijn. U zult zich herinneren dat ik al herhaaldelijk heb aangedrongen op een proactieve Vlaamse houding in dit dossier.
– Jan Peumans, voorzitter, treedt als voorzitter op.
Maar ik zit toch ook nog met enige bezorgdheid. In uw begroting is er voor deze post een bedrag ingeschreven van 100 miljoen euro, wat een stijging is van 75 miljoen euro ten opzichte van 2016. Maar eigenlijk komt dit neer op een stijging van 100 miljoen euro, door de vertraging in het dossier. Dat is een vrij hoog bedrag voor een domein dat toch moeilijk in te schatten is. Daarom wou ik van u weten hoe u dat globaal ziet qua timing en qua opbouw van die inkomsten. Wordt dat de tweede helft van 2017? Of is dat gespreid? Vanaf wanneer hebben we daar een zicht op? Hebt u een idee over de verdeling van de inkomsten over de drie luiken? Ik weet dat het over een raming gaat.
De heer De Potter heeft het woord.
Voorzitter, ministers, collega's, ik wil even kort een betoog houden, in de tijd die mij is toegemeten, over een thema dat mij, maar velen met mij na aan het hart ligt. Ik heb het dan over de vergroening van de verkeersfiscaliteit en de link naar het klimaatbeleid.
We weten allemaal dat de impact van het vervoer op ons milieu, op ons klimaat groot is. Het verkeer levert een grote bijdrage tot de emissies van fijnstof en broeikasgassen die bijdragen tot klimaatverandering, luchtverontreiniging en verzuring van lucht en bodem.
Vandaar dat we moedige keuzes moeten durven te maken en bijvoorbeeld verder moeten gaan in de vergroening van de verkeersfiscaliteit. Deze regering heeft reeds inspanningen gedaan. Sinds 2016 zijn er nieuwe tarieven voor de verkeersbelasting en de belasting op inverkeersstelling die afhankelijk is gemaakt van de CO2-uitstoot, brandstoftype, euronorm. Er kwam ook een kilometerheffing voor vrachtwagens.
Het werk is evenwel niet af. Er ligt nog een belangrijke werf te wachten met de vergroening van de verkeersfiscaliteit voor leasingwagens. Het gaat om meer dan 62.000 nieuw ingeschreven voertuigen in 2014. Dit verloopt moeizaam omdat er een samenwerkingsakkoord nodig is met de andere gewesten. De gesprekken lopen, maar het proces verloopt moeizaam volgens de minister. Vandaar mijn oproep aan de regering om dit dossier zeker niet los te laten en op diezelfde nagel te blijven kloppen.
Ten tweede kijk ik uit naar de vergroening van de verkeersbelasting van de lichte vrachtwagens, die al op regeringsniveau is goedgekeurd, wetende dat bij de lichte vracht de zwaarste modellen overwegend dieselwagens zijn. De begroting opbrengsten daarvan zijn niet zo groot: 3 miljoen euro in 2019. Maar het effect op de gedragsverandering zal uiteraard veel groter zijn.
Tot slot is het ook nodig om verdere stappen te zetten naar een budgetneutrale slimme kilometerheffing voor andere voertuigcategorieën zoals personenwagens. Dit is ook goedgekeurd in de klimaatresolutie. Er zijn proefprojecten. Minister, wat is de stand van zaken van de proefprojecten rond de kilometerheffing voor personenwagens? Wat is de timing? (Applaus bij CD&V)
Minister Weyts heeft gisteren op die laatste vraag geantwoord.
Minister Tommelein, u hoeft enkel te antwoorden op de vragen van parlementsleden die hier binnen zijn.
Minister Tommelein heeft het woord.
Mijnheer Bertels, u weet dat ik zelf transparantie heel belangrijk vind. De werkgroep die zich buigt over het verhogen van de leesbaarheid in het parlement, is aan het werk. Zeker wat de monitoring betreft, denk ik dat ik heel duidelijk communiceer zowel naar de regering als naar het parlement. Of het nu goed of slecht nieuws is, ik maak aan de parlementsvoorzitter de monitoringrapporten over.
Ik ga niet meer discussiëren over het evenwicht. Neem me niet kwalijk. Ik denk dat er genoeg over is gezegd en dat ik probeer te communiceren.
Wat de fiscale rechtvaardigheid betreft, denk ik dat het duidelijk is dat ik een vrij sterke parlementaire reflex heb, en dat het voor mij dus logisch en normaal is dat alles in het parlement kan worden bediscussieerd en kan worden besproken. Wij zullen met voorstellen komen. Het is hier dat de discussie finaal zal worden gevoerd en de finale stemming zal plaatsvinden. Wat wel belangrijk is, is dat ik wil komen tot een faire behandeling, tot faire belastingen die mensen ook als eerlijk ervaren. Dat is heel belangrijk, want woekertarieven leiden tot fiscale ontwijking en daar schieten we niets mee op.
Mijnheer Lantmeters, zoals u zelf hebt gezegd, zit VLABEL in een transitieperiode. Ik heb bij mijn aantreden onmiddellijk geprobeerd op dit strikt op te volgen. Ik heb een aantal initiatieven genomen. We hebben een aantal standpunten bijgesteld. Er is een werkgroep samengesteld.
We hebben ook een aantal zaken met de FOD Financiën besproken; de topman van de FOD Financiën is op mijn kabinet geweest om samen met de topman van VLABEL een aantal zaken uit te klaren. De controle van de bewoningen bijvoorbeeld moest vroeger worden aangeleverd via de FOD Financiën, dat gebeurt nu automatisch via het Rijksregister. Uiteraard volgen wij de zaken nauwkeurig op om de ontwijkingsmechanismen tegen te gaan.
Opnieuw, met een zeer sterke parlementaire reflex, ik ben bereid om dit grondig met elkaar te bespreken. In de commissie Financiën sta ik volledig open voor elk voorstel en commentaar.
Mijnheer Van Rompuy, de monitoring – oh, hij is er niet – dan moet ik niet antwoorden op zijn vragen. Ik zal dat overslaan, consequent, zoals u vraagt, voorzitter.
Mevrouw Maes, de fiscale regularisatie: het is zeer moeilijk om in te schatten wanneer het juist nu allemaal zal binnenkomen. Ik vermoed eerlijk gezegd dat luik drie een kleiner aandeel zal zijn dan luik twee. Dat heeft veel voeten in de aarde gehad om het samenwerkingsakkoord te maken, waarbij we natuurlijk wel moesten zorgen dat alles afgedekt was. We hebben daar trouwens met de andere gewesten op een goede manier samengewerkt. Het is belangrijk dat wij nu de concrete werkzaamheden zeer goed opvolgen. Ik heb zeer nauw contact met federaal minister van Financiën Van Overtveldt. We hebben afgesproken dat dit nu vrij snel zal worden opgevolgd. Inderdaad, we zouden graag 100 miljoen euro uit de fiscale regularisatie in de begroting 2017 in halen. Wij denken dat dat mogelijk is. Er liggen inderdaad een aantal dossiers te wachten, dat signaal hebben wij ook al gekregen.
Mijnheer De Potter, u weet, de vergroening van de verkeersfiscaliteit ligt mij ook na aan het hart. Ik heb daar met de andere gewesten al inspanningen voor geleverd. Wij moeten inderdaad gaan naar een samenwerkingsakkoord met de andere gewesten. Ik heb daar met Waals minister van Financiën Lacroix en Brussels minister van Financiën Vanhengel al gesprekken over gehad. Er is een vergadering met de drie gewestelijke ministers van Financiën gepland.
Probleem is uiteraard de leasingwagen, maar ondertussen staan we niet stil en vergroenen we verder. De resultaten op het terrein zijn duidelijk. We gaan naar een ontdieseling van Vlaanderen. We zijn daarmee gestart bij de personenwagens, de lichte vrachtwagens zullen volgen. Daarvoor hebben wij een ontwerp klaar, dat straks zal worden uitgevoerd. We gaan de bestelwagens proberen te vergroenen met een lagere verkeersbelasting voor milieuvriendelijke voertuigen.
Het regeerakkoord zegt dat de kilometerheffing zal worden onderzocht. De regering doet dat via proefprojecten. Die discussie hebben we gisteren al gevoerd bij het onderdeel MOW. We moeten alle mogelijke middelen aanwenden om in Vlaanderen meer milieuvriendelijke en propere voertuigen op de baan te krijgen. (Applaus)
Ik dank u voor uw antwoord, minister. Ik ken uw parlementaire reflex, daar heb ik dus alle vertrouwen in.
Maar ik wil eigenlijk reageren op u, voorzitter. Ik begrijp dat er geen antwoorden moeten komen op vragen van degenen die de zaal verlaten hebben. Maar ik vind het beneden alle peil dat een parlementslid een sneer geeft naar anderen en dan zelf verdwijnt. Als de minister daar niet moet op antwoorden, alle begrip, maar dan kunnen we het debat hier niet voeren. Ik zou u dus willen vragen om in het vervolg zulke parlementsleden die denken een sneer te mogen uitdelen en dan vertrekken, tot de orde te roepen – om de heer Van Rompuy niet met name te noemen. (Applaus)
Mijnheer Lantmeeters, ik was een paar minuten weg, de heer Vandaele verving mij en u ziet, het loopt in het honderd. Dus, u zegt nu eigenlijk impliciet dat we de heer Vandaele niet meer mogen laten voorzitten. Dat vind ik een goede deal. (Gelach)
Internationaal Vlaanderen
We bespreken nu het onderdeel Internationaal Vlaanderen.
De heer Sintobin heeft het woord.
De heer Vandaele zei gisteravond nog dat hij zich door niemand begrepen voelde; dat blijkt vandaag opnieuw. Ik heb begrepen dat zijn carrière ten einde loopt. (Gelach)
Voorzitter, ik wil van mijn korte spreektijd gebruikmaken om drie items uit de beleidsbrief Toerisme te behandelen. Het eerste is Wereldoorlog I. Ik moet bekennen dat ik van in het begin een grote verdediger ben geweest van het project 100 Jaar Groote Oorlog en ik heb er steeds voor gepleit om na te denken over wat na 2018. Het project is en blijft nog steeds een groot succes maar de vrees bestaat dat na 2018 de interesse, en dus automatisch ook het aantal bezoekers, zal afnemen. Niet alleen de Vlaamse overheid maar ook heel wat gemeenten, de provincies en privépartners hebben grote financiële inspanningen gedaan. Het project 100 Jaar Groote Oorlog heeft vooral een boost gegeven aan een regio die het echt kon gebruiken. Ik hoop dan ook dat u vroeg genoeg zult starten met overleg te plegen met alle actoren om te kijken wat we kunnen doen na 2018. Ik zou immers niet graag hebben dat we in de Westhoek opnieuw geconfronteerd worden met een soort van Lernout & Hauspie-debacle. Vandaar mijn oproep om vlug na te denken over de toekomst.
Minister, wat betreft kusttoerisme hebben we in de commissie en onder impuls van collega Vandenberghe al scherpe debatten gevoerd over de manier waarop u het kusttoerisme benadert en promoot. Ik ben blij dat uw voorganger aanwezig is, want uw aanpak is een totale trendbreuk met het gevoerde beleid van de toenmalige minister van Toerisme. Ik kan collega Vandenberghe voor een deel volgen. Uit gesprekken en contacten weet ik dat het ongenoegen in onze provincie over uw gehanteerd beleid nog altijd leeft, vooral bij de tien kustburgemeesters. Ik wil u dan ook oproepen om op regelmatige basis een structureel overleg te organiseren met de kustburgemeesters, want ik denk dat een goede communicatie veel kan oplossen.
Ik wil trouwens in de marge vermelden dat, gelet op uw gevoerde beleid ten aanzien van de kust, de provincie West-Vlaanderen enkele weken geleden heeft beslist 3 miljoen euro uit te trekken om de kust te promoten. Een verspilling dus van middelen en energie.
Mijn derde punt zijn de regionale luchthavens. Collega Caron, wie twijfelde aan het nut van onze regionale luchthavens, heeft na de aanslagen van 22 maart zijn mening moeten herzien. Onze internationale luchthaven Brugge-Oostende heeft zijn nut bewezen, dankzij de vele medewerkers. Minister, ik wil u dan ook vragen om zowel in uw functie van minister van Toerisme als in uw functie van minister van Openbare Werken en Mobiliteit de nodige inspanningen te doen om erop toe te zien dat de internationale luchthaven Brugge-Oostende zich verder kan ontwikkelen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Van Overmeire heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, minister, collega’s, 4 minuten, en voor ons ligt een ongelooflijke panoplie van wereldproblemen en van internationale uitdagingen waar Vlaanderen op een of andere manier mee te maken krijgt. Ik pik er eentje uit: de brexit. Dat is trouwens ook voor Voka een probleem dat met stip op nummer 1 staat. Ik ga het niet over de oorzaken hebben – daarover is al veel speeksel gevloeid – maar wel over de mogelijke gevolgen. Er zijn immers nog heel veel onbekenden. Vrij algemeen wordt aanvaard dat na Ierland, Vlaanderen het land zal zijn dat het hardst kan worden getroffen door de concretisering van de brexit.
Ik geef een paar cijfers om u het belang te schetsen. De import uit Groot-Brittannië is 15 miljard per jaar. De export is 27 miljard per jaar. Van de 2,5 miljoen auto’s die jaarlijks uit Zeebrugge vertrekken, gaat er 1 miljoen rechtstreeks naar Groot-Brittannië. Van de Belgische export richting Groot-Brittannië is 87 procent afkomstig uit Vlaanderen. In het slechtste brexitscenario zou de Vlaamse economie met 2,5 procent kunnen krimpen.
Het komt erop aan het hoofd koel te houden en ons niet te laten opjagen door de retoriek van degenen die vinden dat de Britten nu maar eens een lesje moet worden geleerd, dat ze nu maar eens de prijs moeten betalen vanwege het resultaat van het referendum.
Het vrijwaren van de handel met Engeland dan. L’histoire se répète. Minister-president, met een historische knipoog kan ik verwijzen naar Jacob van Artevelde, die al in de 14e eeuw zei dat de handelsstroom vanuit Engeland eigenlijk van levensbelang is voor Vlaanderen, maar ik wens u natuurlijk een langer leven en een vreedzamer einde toe dan Jacob van Artevelde.
Minister-president, de lijn is duidelijk. U hebt zelf gepleit voor een zachte brexit en voor een Unie van de Noordzee. Een Unie van de Noordzee, die geen nieuwe, logge structuur wordt, maar wel garandeert dat de samenwerking tussen de verschillende landen in en buiten de Europese Unie en rond de Noordzee kan worden voortgezet.
Het is nu natuurlijk zaak om de ideeën over een zachte brexit en over een Unie van de Noordzee ingang te doen vinden, er een draagvlak voor te creëren, er bondgenoten voor te zoeken. Ik deel het fatalisme van sommige collega’s niet dat het allemaal in Londen zal worden beslist en dat we daar niets over te zeggen hebben.
Minister-president, dit is een uitgelezen kans voor het Vlaams diplomatiek netwerk, waarin we de voorbije jaren zo hard hebben geïnvesteerd, om het nu eens te laten bewijzen wat het kan, om het Vlaams diplomatiek netwerk met posten in Londen, Parijs, Berlijn, Den Haag, Madrid, Wenen, Warschau en vanaf 2019 ook in Rome, de kans te geven om de ideeën van de zachte brexit en de Unie van de Noordzee ingang te doen vinden.
Persoonlijk ben ik zeer erg overtuigd van de meerwaarde van die mensen, maar sommigen zijn sceptisch. Dit is het dossier waarmee ze het verschil kunnen maken, ook al gezien het gigantische belang van de modaliteiten van de brexit voor Vlaanderen. Onze man in Londen is alvast goed bezig. Hij heeft al een rondetafelconferentie georganiseerd met Britse bedrijven en politici, maar het hele netwerk moet worden geactiveerd om de voor Vlaanderen zo belangrijke doelstelling – een zachte brexit – te realiseren.
Dit is uiteindelijk de eerste doelstelling van een Vlaams buitenlands beleid: het internationaal goed behartigen van de belangen van de Vlaamse samenleving. Dat staat hier op het spel. Daarvoor rekenen we op het Vlaams diplomatiek netwerk. Minister-president, daarvoor rekenen wij op u. Ook om een zachte brexit te organiseren kunt u op onze volledige steun rekenen. (Applaus bij de N-VA)
De heer Verstreken heeft het woord.
Voorzitter, ministers, collega’s, sinds 2008 wordt de Europese Unie getroffen door een lange reeks van crisissen die het vertrouwen bij de mensen hebben aangetast. De politici hebben de taak om antwoorden te bieden op de verworvenheden van de Europese cohesie en samenwerking die de voorbije decennia welvaart en voorspoed hebben gebracht, zodat die gevrijwaard blijven.
Het siert de Vlaamse Regering dat ze binnen haar bevoegdheden een visie op de toekomstige rol van de Unie heeft uitgewerkt. Het is duidelijk dat de Schengen- en de eurozone niet voldoende klaar waren om de financiële en migratiecrisis op te vangen. Daarom moet Vlaanderen in de komende maanden mee zijn schouders zetten onder de versterking van beide zones.
De Unie zal in de komende jaren de investeringsmiddelen verhogen tot 630 miljard euro. Vlaanderen kan van die opportuniteit ten volle gebruikmaken om zijn economische positie te versterken. De brexitonderhandelingen, die zeer complex en technisch zullen zijn, zullen sowieso hun weerslag op Vlaanderen hebben. Daarom is het belangrijk dat de Vlaamse Regering werk maakt van een impact op de gevolgen van de brexit en dit op grond van de verschillende mogelijke scenario’s. In Nederland loopt al zo’n onderzoek.
En dan Amerika en Trump. De kans dat het in onderhandeling zijnde vrijhandelsverdrag met de Verenigde Staten op een dood spoor terechtkomt, is zeer reëel. Ondanks dat meerdere politici binnen Vlaanderen gekant zijn tegen vrijhandel, moet iedereen toch beseffen dat onze regio voor meer dan 80 procent van zijn economische welvaart afhankelijk is van de export. Pleit ik daarom voor een ongebreidelde vrijhandel? Zeker niet. Ik pleit voor een gecorrigeerde vrijhandel waar het belang en het geluk van mensen centraal blijven staan en waar economische ontwikkeling mogelijk blijft.
De heer Vanbesien heeft het woord.
Er was me iets onduidelijk. U zei dat dit was ondanks het feit dat diverse partijen tegen vrijhandel waren, maar ik weet niet precies wie u daarmee bedoelt. Ik heb daar immers nog niemand tegen horen pleiten hier in dit halfrond. Excuseer.
In de commissie is dit uitdrukkelijk aan bod gekomen, onder andere met uw partij en ook andere partijen. Daar is over gediscussieerd in de commissie.
Daar is over gediscussieerd. U bent een integer man, dus ik verwacht ook intellectuele eerlijkheid. Wij zijn voor een goed gereglementeerde vrijhandel. We zijn dus voor vrijhandel, maar vrijhandel die oog heeft voor de sociale rechtvaardigheid in de wereld, en voor de ecologische grenzen. Als u dat verschil niet ziet, als u zegt dat het ofwel vrijhandel ofwel geen vrijhandel is, dan bent u er een beetje een zwart-witspel van aan het maken, dat eigenlijk niet alleen oneerlijk is, maar ons ook tot niks zal leiden.
Mevrouw Turan heeft het woord.
Collega Verstreken, ik schrik van u, want ik had van u inderdaad intellectuele eerlijkheid verwacht, tenzij het uw tekst niet is. Hoeveel keer hebben wij samen met de collega van Groen niet moeten herhalen dat er voor zover wij weten in dit halfrond en ook daarbuiten niet veel mensen tegen vrijhandel zijn? Wij zijn dat al zeker niet. Waar het in essentie om draait, is het sluiten van evenwichtige handelsakkoorden ten dienste van de mensen, ten dienste van de publieke dienstverlening, ten dienste van de democratie, ten dienste van een eerlijke fiscale verdeling en sociale zekerheid, en niet ten dienste van enkelen die exclusieve rechten krijgen. Alstublieft. U mag veel zeggen, maar dat laatste mag u niet meer herhalen van mij. (Opmerkingen)
Als u goed hebt geluisterd, dan weet u dat ik dat ook niet heb gezegd. Dat sociale rechten, normen en waarden en dergelijke zaken worden gerespecteerd, vinden wij natuurlijk ook heel belangrijk.
Een andere uitdaging waarop we de voorbije jaren geen afdoend antwoord hebben kunnen bieden en waarmee we in 2017 onvermijdelijk opnieuw zullen worden geconfronteerd, is die van de immigratie. Er zijn de schrijnende beelden van Aleppo, Syrië, Afrika. Uiteraard kan onze kleine regio hen niet allemaal opvangen. Uiteraard zijn onze middelen te beperkt om een structureel antwoord te bieden op hun problemen. Vlaanderen kan echter wel zijn middelen zo optimaal mogelijk inzetten door goed gericht projecten te kiezen. Vlaanderen heeft de voorbije decennia ook heel wat expertise opgebouwd inzake vredeseducatie, conflictbeheersing en -preventie. Dat kunnen we meer inzetten, al is het maar in het kader van kleinschalige projecten.
Ten slotte is er onze wapenexport. Elk wapen dat een mens kan doden, is er een te veel, maar het is nagenoeg onvermijdbaar dat technologie op een of andere wijze wordt ingezet waarvoor de export niet was bedoeld. We kunnen er wel over waken dat alle zorgvuldigheid aan de dag wordt gelegd, juist om te vermijden dat onze technologie ten onrechte wordt ingezet in gewapende conflicten of bij mensenrechtenschendingen. Ik kijk uit naar het ontwerp van decreet tot wijziging van het huidige decreet. Die wijziging zal de bestaande regelgeving nog strenger maken, wat we alleen maar kunnen toejuichen.
Veel uitdagingen, dus, en we zouden al een grote stap vooruit kunnen zetten indien we zo veel mogelijk invulling zouden kunnen geven aan de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen van de VN waartoe we ons hebben geëngageerd.
Tot slot nog een woord over Toerisme. Er is hier sprake van twee verschillende ministers, maar dat behoort ook tot onze commissie. Vlaanderen investeert in zijn buitenlandbeleid, in Houston, Rome. We juichen dat natuurlijk toe, maar het zou ook fijn zijn om Toerisme te voorzien van een extra budget. Besparingsmaatregelen worden onverkort doorgevoerd, terwijl er natuurlijk opdrachten bij blijven komen. Ik denk aan het belangrijke project Vlaamse Meesters en andere zaken. Tegelijk drijven onze voornaamste concurrenten naar aanleiding van de gevolgen van de aanslagen hun inspanningen voor toerisme op. Dit is van groot economisch belang. Ik verwijs ook naar het Logiesdecreet, het openbaar vervoer, het sociaal toerisme. We hebben ter zake een conceptplan ingediend, maar daar zullen we in de commissie begin volgend jaar ongetwijfeld verder op ingaan. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Daems heeft het woord.
Voorzitter, we kennen het principe ‘in foro interno, in foro externo’. Ik zou een lans willen breken voor een aanvullend principe dat als volgt luidt: ‘absimilis interno, similis externo’. Ik heb het opgezocht, en het Latijn is correct. Ik leg even uit wat het betekent. Het is niet omdat we intern, onder elkaar, divers en verscheiden zijn dat we niet zouden moeten proberen ten aanzien van het buitenland met één stem te spreken en de krachten te bundelen. Voor zover het haalbaar is, lijkt dit me een belangrijk principe. Indien niemand het naar voren brengt, zal het in de toekomst in elk geval nooit mogelijk worden.
Het is essentieel voor onze perceptie en onze slagkracht dat we de krachten bundelen en in het buitenland met één stem spreken. Indien we in het buitenland met verschillende stemmen spreken, begrijpen de mensen daar niet meer welke belangen we verdedigen en wordt uiteindelijk het algemeen belang van Vlaanderen geschaad.
Het principe ‘absimilis interno, similis externo’ geldt overigens niet enkel voor Vlaanderen. Het geldt evenzeer voor de Europese Unie. We hebben de nota van de minister-president besproken. De Europese Unie zou ook met één stem moeten kunnen spreken. Op dat ogenblik krijgt een grote entiteit slagkracht en wordt het mogelijk zaken in beweging te brengen.
Voor zover het kan, zou hetzelfde moeten gelden voor het federale België. Vlaanderen is uiteindelijk een zeer belangrijke, zo niet de belangrijkste component in de vormgeving van het buitenlands beleid. Ik zou dit willen duiden aan de hand van enkele elementen van tegenstellingen.
Voor mij staat Vlaanderen voor oplossingsgerichtheid. Anderen staan voor probleemgerichtheid. Vlaanderen is positief. Anderen zijn negatief. Vlaanderen is optimistisch terwijl anderen defaitistisch zijn. Ik verwijs naar wat de heer Van Overmeire over de brexit heeft verklaard. Vlaanderen staat voor het algemeen belang en niet voor de particuliere belangen om zichzelf in het licht te werken. Ik denk dan aan het debat dat we nog niet zo lang geleden over het CETA hebben gevoerd. Ik heb het dan niet over politici in Vlaanderen, maar daarbuiten. Vlaanderen staat voor samenwerking en niet voor tegenwerking.
Het principe dat ik hier naar voren wil brengen, ‘absimilis interno, similis externo’, is een leidraad die ik de volgende jaren zeker naar voren zal trachten te brengen om uiteindelijk met één stem naar buiten te kunnen treden. Op die manier zal het Vlaams buitenlands beleid een maximale impact krijgen.
De mensen die me ondertussen een beetje hebben leren kennen, weten dat ik geen nationalist ben. Ik ben evenmin een federalist. Ik ben een rationalist. Het moet me van het hart dat het me op basis van een rationele analyse absoluut geen goed idee lijkt het goedwerkend beleid inzake buitenlandse handel dat in Vlaanderen bestaat omwille van een of andere illusoire bedenking opnieuw naar het Belgische bestuursniveau te tillen. (Applaus bij de meerderheid)
Mijnheer Daems, ik heb nog een vraag voor u in uw hoedanigheid van voorzitter van de Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed. U zoekt eensgezindheid over standpunten aangaande het buitenlands beleid. Ik stel voor dat we die zoektocht aanvatten. We moeten echter ook het democratisch debat koesteren en de pensée unique niet verheerlijken.
Mijn vraag heeft betrekking op de mensenrechtennota. De Vlaamse Regering heeft een nieuwe mensenrechtennota aangekondigd. Die nota zal waarschijnlijk in januari 2017 naar buiten worden gebracht. Volgens mij moeten we het hier tijdens onze zoektocht naar consensus in de commissie ernstig over hebben. Is het voor u in orde deze nota aan ons beleid inzake buitenlandse handel te koppelen?
Wat de buitenlandse handel betreft, hebt u het over het algemeen belang en het particulier belang. Het is me niet altijd duidelijk wat het ene en wat het andere is, maar dat is een filosofisch-politiek debat. Ik vind dat de mensenrechten als onderliggend uitgangspunt voor onze internationale handel een harde voorwaarde kunnen vormen. Kunnen we hierover in de commissie een debat voeren?
Mijnheer Vanbesien, ik ben het er in ieder geval mee eens dat dit een bijzonder belangrijke component van het buitenlands beleid is die alle aandacht verdient. Ik ben het er dan ook absoluut mee eens dat we hierover in de commissie wellicht tot een gedragen gemeenschappelijk standpunt kunnen komen. Persoonlijk denk ik dat dit zeker geldt voor de inhoud van de nota. We moeten hierover een debat voeren.
Wat de link met de buitenlandse handel betreft, stelt u eigenlijk de vraag of handel al dan niet van de positie ten aanzien van de mensenrechten mag afhangen. Dit mag zeker een component zijn. Op zich heb ik daar geen bezwaar tegen.
Hoever die component doorweegt, lijkt me het onderwerp van een debat te kunnen vormen. Op een bepaald ogenblik komen we dan terecht op het snijpunt van diverse belangen die tegen elkaar kunnen worden afgewogen. U zult waarschijnlijk de stelling huldigen dat dit een absoluut belang is. Anderen zullen misschien een veeleer interpretatieve mening hebben. Dit lijkt me wel een volwaardig element van het debat te zijn.
Het past bovendien in het concept dat ik naar voren breng. We kunnen inderdaad ‘absimilis interno’ zijn – we zullen over onderwerpen een verschillende interne mening hebben. Maar mochten we ertoe kunnen komen dat we die zaken waarover we het eens zijn gezamenlijk, ‘similis externo’, uitdragen, dan denk ik dat het Vlaamse buitenlands beleid nog veel sterker zou zijn dan het vandaag al is. (Applaus bij Open Vld en CD&V)
Mevrouw Soens heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister-president, wapenhandel is een belangrijk onderdeel van het Vlaams buitenlands beleid. Het is een van de belangrijkste instrumenten die Vlaanderen in handen heeft als het over het buitenlands beleid gaat. Het is aan de manier waarop een regering omgaat met deze bevoegdheid, dat men kan afmeten hoezeer zij het meent met mensenrechten, vrede en veiligheid.
Minister-president, als ik uw beleidsbrieven erop nalees en u op uw woord zou kunnen geloven, dan zou ik wellicht geloven dat deze Vlaamse Regering bijdraagt tot een democratischer en vreedzamer internationaal wereldsysteem en dat zij een verantwoordelijk en verantwoord vergunningsbeleid voor wapenhandel wil.
Ik ben dan ook blij dat, na heel lang aandringen van mijn kant, u eindelijk beseft dat er een mogelijkheid moet bestaan om de wapenhandel stop te zetten naar landen die terrorisme ondersteunen, die op een grove manier mensenrechten schenden, die verwikkeld zijn in bloedige conflicten. Nadat uw meerderheid een paar maanden geleden mijn voorstel hierover wegstemde, komt u nu zelf met een voorstel. We zullen in de commissie wellicht de nodige tijd nemen om het zeer grondig te bespreken. Maar op het eerste gezicht lijkt wat nu voorligt mij nogal magertjes.
U zult mij natuurlijk moeten bewijzen dat ik u op uw woord kan geloven, dat u het echt meent met mensenrechten, vrede en veiligheid, en dat u effectief wapenembargo’s zult opleggen, te beginnen met Saoedi-Arabië. Want als zelfs de Amerikanen het beginnen door te hebben, waar wacht u dan nog op? (Applaus bij sp.a en Groen)
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, ik ben zoals de heer Daems ook een rationalist. Daarom ben ik een Vlaams-nationalist in mijn overtuiging en dus helemaal geen nostalgisch emopoliticus. (Applaus bij de N-VA)
Collega’s, met het nieuwe jaar voor de deur moeten we toch even terugblikken op 2016. Op 23 juni hadden we de brexit. De heer van Overmeire verwees er al naar. Op 8 november wint Donald Trump tegen ieders verwachting in de Amerikaanse presidentsverkiezingen. Nog niet zo lang geleden, op 4 december, stemde bijna de helft van de Oostenrijkers voor de Freiheitliche Partei Österreichs (FPÖ). Eén constante in die gebeurtenissen: de man in de straat geeft aan dat hij schrik heeft voor de razendsnelle globalisering. Hij aanziet dat als een bedreiging. Als beleidsmakers moeten we dat niet negeren, we moeten dat signaal au sérieux nemen. We moeten hiermee rekening houden, zoniet rollen we de rode loper uit voor de uitersten in het politieke spectrum. ‘Les extrêmes se touchent’, weet u wel. Vergeet niet dat binnen enkele maanden ook onze Franse buren naar de stembus gaan, maar ook de Duitsers en de Nederlanders.
De terechte bekommernissen van de bevolking kunnen we maar oplossen door een antwoord te bieden op wat bij velen leeft: de problematiek van de migratie, de vluchtelingen, de asielcrisis. Dat leeft bij de bevolking van dit land. We moeten ook durven te investeren in veiligheid. Als we zien wat er de voorbije dagen is gebeurd in Berlijn en als we de angst zien die er effectief leeft bij veel mensen, dan moeten we durven actief op te komen voor identiteit, maar ook voor onze westerse normen en waarden, die zo fundamenteel zijn voor onze samenleving.
Protectionisme biedt geen antwoord, collega’s. Het antivrijhandelsverhaal van sp.a en Groen en van onze Waalse buren en andere protectionisten is een nepoplossing voor de bezorgdheden van onze burgers. Doorprik die valse argumenten over multinationals en lobbyisten. Ze hebben geen vrijhandel nodig. Vrijhandel is goed voor onze ondernemingen. Laten we daarom gaan voor een positief verhaal van vrijhandel. Weg van de kerktorenmentaliteit, weg van het protectionisme. Wij wensen te werken aan een ‘coalition of the willing’, met die partijen en landen die effectief vooruit willen. (Applaus bij de N-VA)
De heer De Croo heeft het woord.
Voorzitter, leden van de regering, dames en heren, ik zal eerst een paar cijfers geven en dan een conclusie trekken. Ik laat u raden hoeveel keer Vlaanderen qua oppervlakte in Rusland kan worden geplaatst. Ik laat u mentaal nadenken en geef u het antwoord: we zijn het 1266ste deel van Rusland. We gaan dus 1266 keer in de uitgestrektheid van die republieken.
Europa maakt 8 procent uit van de wereldbevolking. 92 procent is niet-Europees. Wij zijn 1,2 procent van die 8 procent.
In de hoofdstad van Vlaanderen, Brussel, zijn er meer ambassades dan in Washington. In Brussel zijn er 129 werkvergaderingen van internationale aard per werkdag. In Antwerpen hebben we de drie grootste sluizen van de wereld. 15 procent van de uitvoer van België, en Vlaanderen grosso modo, gaat naar Duitsland, Nederland en Frankrijk. 5 procent gaat naar Groot-Brittannië en de Verenigde Staten. We zijn dus voor 70 procent afhankelijk van het buitenland. Dat maakt ons rijk of dat maakt ons arm.
Kan deze assemblee niet het medium zijn om aan onze kiezers en onze burgers wijs te maken dat we leven met het buitenland, dat we onze houding daaraan moeten aanpassen, dat we tolerant ter zake moeten zijn en innovatief? We mogen niet bekrompen leven in onze eigenzinnigheid, maar we moeten tolerante internationalisten zijn. (Applaus bij Open Vld)
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Minister, we hebben in de commissie al een paar keer een stevige discussie gevoerd over uw beleid en het ontbreken van de kustgemeenten op de shortlist van de hefboomprojecten. De reden wil ik zeker niet enkel en alleen in uw schoenen schuiven: wanneer een huwelijk spaak loopt, dan ligt de schuld niet enkel bij de man of vrouw. Ik zou dan ook graag samen met u zoeken hoe we dit kunnen oplossen. Dit moet gebeuren op het niveau van het kustburgemeestersoverleg om na te gaan hoe de kust beter aan bod kan komen. Ik zal u begin januari namens de kustburgemeesters uitnodigen om daarover in overleg te gaan.
Dan kom ik tot de inwerkingtreding van het Logiesdecreet, meer bepaald de uitvoeringsbesluiten inzake brandveiligheid. Er is de voorbije maanden hard gewerkt aan de inwerkingtreding van het nieuwe Logiesdecreet. In tegenstelling tot de werkgroepen die samenkwamen met betrekking tot de algemene uitvoeringsbesluiten, kwam de werkgroep met betrekking tot brandveiligheid slechts één keer samen met de vertegenwoordigers van de sector, namelijk op 7 december. Mevrouw Brouwers heeft u daar vorige week nog over ondervraagd.
Er zijn twee belangrijke problemen. Ten eerste zijn er overgangsmaatregelen voor vakantiewoningen aan de kust. In het nieuwe decreet zouden ze tegen 1 april 2017 verplicht worden om een brandattest te hebben. Ten tweede is er de problematiek van de tweede vluchtweg voor gastenkamers. U hebt daarvoor informatie gekregen van de vzw Kleinschalig Stedelijke Logies Vlaanderen. Ik weet dat u overleg hebt gehad met alle participanten. Vrijdag staat op de agenda van de Vlaamse Regering de goedkeuring van de globale uitvoeringsbesluiten en het Brandveiligheidsbesluit. Hebt u rekening gehouden met de adviezen, want dit is erg belangrijk voor de sector die hier wakker van ligt? (Applaus bij sp.a)
De heer Hendrickx heeft het woord.
Minister-president, in 2019 kiezen de Vlamingen opnieuw hun eigen Vlaams Parlement. Voor de eerste keer zouden ook Vlamingen in buitenland mee kunnen stemmen. Dat is een grote stap vooruit voor de democratie, en ik wil u daar uitdrukkelijk voor feliciteren. Ik ben mij er ten zeerste van bewust dat dit materie is voor de collega’s aan de overkant. Het Vlaams Parlement bepaalt inderdaad niet de eigen kiesverrichtingen. Het is wel uw verdienste dat dit dossier consequent onder de aandacht wordt gebracht van de Federale Regering.
Ik hoop dat u dit zult blijven doen, want uw tegenhanger in Namen is, zoals bekend, geen voorstander van regionaal stemrecht in het buitenland. Uiteraard is dat uit plat electoraal opportunisme, dat betoog heb ik hier al genoeg gevoerd. Wie geen handel wil drijven met het buitenland, zit allicht ook niet te wachten op de stem van burgers die ter plekke deze handel stimuleren.
Wat betreft het verstrekken van Nederlandstalig onderwijs in het buitenland kan ik mijn tevredenheid uitdrukken over de aandacht die uw regering besteedt aan dit voor en volgens mij zeer belangrijke thema. Met het Damesakkoord werd vorig jaar de samenwerking hierover met Nederland nieuw leven ingeblazen. Het spreekt vanzelf dat doorgedreven synergie met onze noorderburen goed is voor ons en voor de leerlingen. Nederland heeft enkele stevige besparingsrondes achter de rug en bij hen staat het programma onder druk. Efficiëntiewinsten verwelkomen ze dan ook met open armen. Laat ons dit hernieuwde akkoord dan ook aangrijpen om samen met onze taalgenoten het Nederlands tot bij zo veel mogelijk Vlamingen in het buitenland te krijgen. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, het is een open deur intrappen dat toerisme een belangrijke economische sector is in heel Vlaanderen. We moeten duurzaam inzetten op dat toerisme.
Toerisme Vlaanderen moet inderdaad krachtlijnen uitzetten. De provincies, de lokale besturen, de regio’s moeten daarmee verder aan de slag.
2016 was inderdaad geen gemakkelijk jaar. De aanslagen op 22 maart in Brussel hebben gezorgd voor heel moeilijke tijden voor het toerisme, vooral in de kunststeden. Toch hebben we geen paniekvoetbal gespeeld. We hebben ook niet de gemakkelijkste weg gekozen door bijvoorbeeld te kiezen voor prijsverlagingen tot aan het niveau van dumpingprijzen. Neen, er werd gedetailleerd gemonitord op alle doelmarkten en er werden acties opgezet. De actie #shareoursmile heeft de vele troeven van Vlaanderen uitgebreid aan bod laten komen en onze gastvrijheid in het licht gesteld. Ook het staatsbezoek aan Japan is daarin heel belangrijk.
Wat zijn onze troeven? Onze gastronomie. Vlaanderen is genieten aan elke tafel en elke toog. We hebben foodtrucks, frituren, wereldkeuken, brasseries, restaurants en sterrenrestaurants. Onze Vlaamse keuken is vakmanschap. Wij hebben de beste chocolatiers en bierbrouwers. We hebben onze sterrenchefs als internationale ambassadeurs. We hebben ingezet op Jong Keukengeweld, Kitchen Lab, Flanders Food Faculty en daarmee ingezet op onze horeca.
Een tweede troef is ons cultureel erfgoed, onze unieke erfgoedlocaties en onze Vlaamse Meesters. Onderzoek heeft uitgewezen dat er nog heel wat opportuniteiten liggen in de Russische en Spaanse markt, maar ook in de Italiaanse, Franse en Britse markt. De goed gekozen hefboomprojecten, en het project Vlaamse Meesters dat ook evenementen zal programmeren en toeristische thematische routes zal uitwerken: het zullen allemaal concrete stappen vooruit zijn in de ontsluiting van ons erfgoed, maar ook in het aantrekken van nieuwe toeristen. Dit niet enkel in de kunststeden, maar evengoed in toeristische regio’s en ook aan de kust. Ik verwijs ook naar de goede initiatieven van Westtoer, samen met de kustburgmeesters, om bijvoorbeeld Beaufort nieuw leven in te blazen, als een toeristisch recreatief evenement.
Uiteraard blijven WO I, ons hoog Flandrien-gehalte en de vele festivals onze troeven. Verder moeten we inzetten op het MICE-toerisme (Meetings, Incentives, Conferences, Exhibitions), want daar moet nog een inhaalbeweging gebeuren, maar ook dat wordt voortgezet in 2017.
Er is dus goede hoop, vrienden. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw De Meulemeester heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister-president, de internationale context verandert snel en brengt uitdagingen voor ontwikkelingssamenwerking en internationale samenwerking met zich mee. In die veranderlijke context is Vlaanderen een stabiele en betrouwbare partner.
De ontwikkelingssamenwerking is gevrijwaard van besparingen. Vlaanderen houdt vast aan de focusstrategie en komt internationale afspraken na. Dit wordt gewaardeerd door partners en internationale spelers. Dit is een aanpak die werkt, met een hoge effectiviteit, meer partnerschap en wederkerigheid tot gevolg. Vlaanderen kent dan ook geen traditionele donor-ontvangerrelatie. Samenwerking via partnerschappen laat toe om kort op de bal te spelen. Ook op dringende situaties reageert Vlaanderen snel met noodhulp, het doet dat als kleine speler heel goed.
Vlaanderen levert geen blinde steun, maar neemt een betrokken houding aan. Onze minister-president volgt de ontwikkelingen op de voet, bijvoorbeeld de heroriëntatie van middelen in Mozambique. Er werd van rechtstreekse overheidssteun naar ngo’s overgegaan als gevolg van de politieke instabiliteit en de dalende export die zorgden voor een schuldencrisis. Eenzelfde snelle reactie vonden we terug bij de case van de waterpompen in Malawi.
Vlaanderen is goed bezig op het vlak van ontwikkelings- en internationale samenwerking maar moet ook aandacht hebben voor nieuwe ontwikkelingen en veranderingen. Zo werkt onze minister-president aan een nieuwe visietekst op ontwikkelingssamenwerking. De focus ligt daarbij op innovatie, systeembenaderingen, vernieuwende oplossingen en het faciliteren van partnerschappen. We zullen die in de commissie allicht nog uitvoerig bespreken. Daarbij wordt ook de aandacht gevestigd op de afstemming van het Vlaams beleid op de 2030-agenda voor duurzame ontwikkeling.
Kortom, Vlaanderen levert goed werk op het vlak van ontwikkelings- en internationale samenwerking. We moeten wel blijvende aandacht hebben voor de internationale context en voor de veranderingen en uitdagingen die op ons pad kunnen komen.
De heer Vanbesien heeft het woord.
Mevrouw De Meulemeester, ik waardeer uw engagement en uw eerlijke inzet voor ontwikkelingssamenwerking, maar ik vraag me af of het voor u ook geen probleem is dat het budget voor ontwikkelingssamenwerking wel degelijk daalt, zij het lichtjes. U zei dat het goed nieuws is dat het budget voor ontwikkelingssamenwerking gevrijwaard blijft van besparingen, maar dat is niet helemaal juist. Maar vooral: er is geen stijging, terwijl in het verleden een engagement is aangegaan in pact 2020 om naar een duidelijke stijging te gaan. De internationale afspraak is immers om op Belgisch niveau naar in totaal 0,7 procent te gaan. Vlaanderen moet daar zijn steentje bijdragen.
Dat groeipad is verlaten, het gaat relatief gezien niet om zoveel geld in onze volledige begroting. Deze inspanning zou vrij gemakkelijk kunnen worden geleverd. Vindt u ook niet dat dit engagement opnieuw moet worden opgenomen en dat we wel naar een groeipad voor de middelen voor ontwikkelingssamenwerking moeten gaan?
De minister-president werkt aan een nieuwe visietekst. We kunnen het daarover hebben tijdens de bespreking van die visietekst in de commissie.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Ik wil even ingaan op de volledige waaier van ons buitenlands beleid die hier aan bod is gekomen. Het buitenlands beleid op zich is aan bod gekomen alsook het Europees beleid, het handelsexportbeleid en het beleid inzake ontwikkelingssamenwerking.
De heer Van Overmeire en ook anderen hebben heel terecht gewezen op het enorme belang van een zo minst slecht mogelijke afwikkeling van de brexit, die op zich een ramp is. Er is gewezen op de scenario’s die we ook hebben laten berekenen. In het slechtste scenario vallen we terug op de bepaling van de Wereldhandelsorganisatie. Dat heeft een dramatische weerslag op ons bruto nationaal product (bnp). Ook wanneer we naar een puur vrijhandelsverdrag gaan, heeft dat een grote weerslag. In het kader van het Europees en buitenlands beleid is dit voor mij een absolute prioriteit voor het volgende jaar.
U vraagt dat we daar heel ons netwerk voor zouden inschakelen. We gaan dat uiteraard doen, collega, maar het zal vooral belangrijk zijn dat we in Brussel actief zijn, dat onze permanente vertegenwoordiging actief is. De recentste informatie is dat het Verenigd Koninkrijk artikel 50 op gang zal trekken in maart 2017. Barnier, de hoofdonderhandelaar, heeft gezegd dat we dan willen landen in oktober 2018. Dat betekent dat vanaf maart het zwaartepunt van de discussies en de onderhandelingen op intra-Europees vlak ligt. Dus, wat België betreft: premier Michel en minister Reynders aan de tafel, en wij intrafederaal inzake voorbereiding.
We bereiden dat proactief voor. Interbestuurlijk en interdepartementaal hebben wij een werkgroep. En uiteraard gaan wij intrafederaal onze belangen verdedigen. Die verschillen van Wallonië, maar ik kan u toch zeggen dat we aan de hand van de top die ik gehouden heb met Voka, met UNIZO en alle sectororganisaties aangesloten bij het VBO, vastgesteld hebben dat daar ook Waalse belangen bij betrokken zijn. Ik zal dus ook collega Magnette uitnodigen, om hem te wijzen op zijn belang bij een goede onderhandeling daarover.
Er zijn twee grote zaken. Eén: het uittredingsverdrag met overgangsbepalingen, waar wij heel sterk op moeten toezien. En twee: het nieuwe verdrag dat er moet komen. Ik wil gaan voor een handelsvriendelijk verdrag. Er zijn al veel termen gebruikt. U weet dat ik de term ‘soft brexit’ gelanceerd hebt. Die valt een beetje slecht bij een aantal mensen, omdat men niet wil dat Europa de vier vrijheden laat vallen. Dat is ook mijn standpunt. Er is ook gezegd dat we voor een ‘intelligente brexit’ moeten gaan. Ik ga voor een handelsvriendelijke brexit en voor een plus. En dan kom ik bij de Unie van de Noordzee. Voor mij mag dat ook een macrostrategie van de Europese Unie zijn, maar het volstaat niet alleen een handels- en investeringsverdrag te hebben. We hebben zo veel gemeenschappelijke belangen met het Verenigd Koninkrijk rond de Noordzee, de visserij, transport, de blauwe economie, de blauwe energie, het bodemonderzoek, wetenschappelijk onderzoek. We hebben heel veel verstrengeling op het vlak van wetenschappelijk onderzoek met het Verenigd Koninkrijk. Het is voor Vlaanderen absoluut belangrijk dat er een verdere samenwerking is met het Verenigd Koninkrijk op dat vlak. Doet de Europese Unie dat niet in een macrostrategie, zoals ze dat doet voor de Donaulanden en anderen, dan moeten we komen tot een soort Unie van de Noordzee, waarbij we geen nieuwe, zware structuur willen opzetten.
Voor mij is dat absoluut een zeer grote prioriteit. Uiteraard zijn onze algemene afgevaardigden van de Vlaamse Regering daar permanent mee bezig, maar het zal vooral de permanente vertegenwoordiging in Brussel zijn die een rol zal spelen, naast Flanders Investment & Trade (FIT) natuurlijk, dat zeer actief is, zonder dat met toeters en bellen te doen, zowel in Londen als in de VS, China, India en Japan, waar de hoofdkwartieren zijn van belangrijke internationale bedrijven. Die hebben nu vaak zetels in Londen of het Verenigd Koninkrijk en zijn aan het nadenken wat ze gaan doen in het post-brexittijdperk.
Het is belangrijk dat we afstemmen en dat we binnen Vlaanderen een goede strategie hebben, en dat we ook België achter die strategie kunnen krijgen. De export van België naar het Verenigd Koninkrijk is in hoofdzaak Vlaams. Een op de veertig van onze jobs hangt af van de export naar het Verenigd Koninkrijk. Dat is enorm belangrijk, ik kan het niet genoeg benadrukken. We moeten daar met zijn allen werk van maken. Ik wil dus ook dat Didier Reynders en premier Michel daar mee werk van maken, maar ik heb geen enkele aanwijzing dat dat niet het geval zou zijn.
Export, zo is benadrukt door een aantal collega’s, is uiteraard heel belangrijk. We hebben een topjaar 2015 achter de rug, met de kaap van 300 miljard euro die we overschreden hebben. Collega’s hebben gevraagd om aandacht te hebben voor het mensenrechtenaspect. Ik wil erop wijzen, voorzitter, dat wij met de Vlaamse Regering een internationale handelsstrategie goedgekeurd hebben en dat daar het mensenrechtenaspect in aan bod komt. Maar tegelijk hebben we gezegd – we hebben dat debat ook gevoerd naar aanleiding van mijn missie naar Iran – dat als we alleen nog handel drijven met die landen die beantwoorden aan onze standaarden en normen, we een groot deel van onze buitenlandse handel mogen opdoeken, wat niet belet dat dat altijd een terugkerend aspect is. Maar laat ons ook niet vergeten dat de Europese Unie daar de belangrijkste hefboom is. Toen wij in Iran waren, zat mevrouw Mogherini in Iran aan tafel met de hoogste geestelijke leider, om het onder andere te hebben over de mensenrechtenaspecten. De hefboom die de Europese Unie daar kan hanteren, is natuurlijk een veel grotere dan die van Vlaanderen of België of eender welke lidstaat apart. Maar uiteraard komt dat ook in alle handelsverdragen aan bod.
‘Absimilis interno, similis externo’: ik ben het daar volledig mee eens, collega Daems. We moeten met één stem spreken. Er zijn inderdaad discussies over de handelsverdragen, maar de collega's die daar een punt van hebben gemaakt, moeten ook toegeven dat het CETA-verdrag van meet af aan al die hoge standaarden bevatte, al die beschermingen van onze normen bevatte. Er is geen letter aan veranderd. Ook collega Magnette zingt de lof van dit verdrag. Laat ons dus verder die weg bewandelen en zorgen dat er verder buitenlandse verdragen kunnen worden gesloten. Ik maak me daar zorgen over.
Het rapport van de advocaat-generaal bij het Hof van Justitie is net binnen. Hij zegt dat handelsverdragen voor een deel gemengd zijn. Ik heb altijd gezegd: handel is grosso modo communautair exclusief Europees, investeringen niet, met uitzondering van transport. Dat is een van de punten die in het rapport van de advocaat-generaal aan bod komen. Hij zegt dat transport en nog een paar andere gemengd zijn. Ik pleit er dus toch voor om te komen tot een opdeling van de verdragen en wat exclusief Europees is ook exclusief Europees te houden. Ik zie trouwens in heel Europa weinig weerstand tegen de handelsverdragen op zich. Het gaat veel meer over de investeringsverdragen. Wat gemengd is, moet natuurlijk gemengd blijven. U weet dat ik ook binnen België naar asymmetrische verdragen wil gaan. Op dit ogenblik zijn 51 BLEU-overeenkomsten geblokkeerd. Het is de eerste keer sinds WO II dat we dit meemaken, dat Luxemburg zich lostrekt van de BLEU-akkoorden en zelf een investeringsakkoord gaat sluiten met Iran. Ik vind dat we niet in zo'n kader mogen terechtkomen.
Ik denk dat we het allemaal eens zijn dat de Europese Unie onze grote hefboom in het buitenland is. Collega De Croo, u hebt een aantal cijfers gegeven, evenals collega Van Overmeire in de commissie. Rusland heeft maar een derde van ons inwonersaantal in Europa. Als we vergelijken met Vlaanderen, is het natuurlijk anders. Rusland heeft maar een tiende van het bnp van de Europese Unie. Laat ons inderdaad dus ook uitgaan van onze eigen sterkte en assertiviteit. Ook al zal de invloed van Europa, demografisch en op andere vlakken, verminderen, Europa is onze stem in de wereld, onze stem wanneer het gaat over vrede, stabiliteit, onze stem wanneer het gaat over wereldhandel. Geen enkele Europese lidstaat heeft de kracht en de envergure om dat te doen. Laat ons daar dus blijvend op inzetten.
Sp.a heeft opnieuw hetzelfde betoog gehouden over de wapenhandel. Er was geen wettelijke basis voor een onholdregeling. Ik heb er steeds strikt de hand aan gehouden. We gaan er nu wel werk van maken. Ik wil nog eens, in alle rust, beklemtonen dat er geen wapens geleverd zijn aan Saoedi-Arabië. Er zijn geen wapens geleverd. Er zijn twee weigeringen geweest aan Jemen. Er zijn vizieren ingeleverd die uitsluitend geschikt zijn voor jachtgeweren. Er zijn geen wapenonderdelen geleverd. Al de rest is een verdraaiing van de werkelijkheid. Op dat vlak bestaat er in dit parlement een grote eensgezindheid.
Voorzitter, u doet aan actieve internationale diplomatie, evenals de voorzitter van de commissie. Naar mijn aanvoelen schenkt dit parlement veel meer aandacht dan voorheen aan Europa, aan het buitenlands beleid. Ik vind het ook belangrijk. Collega Daems heeft zich een rationalist genoemd; dat scheelt maar een lettertje met de kwalificatie die aan mij mag worden gegeven. Collega De Croo, ik ben ook een ‘inter-nationalist’. Ik denk dat we het er allemaal roerend over eens zijn dat we er heel sterk werk van moeten maken. Ik nodig het parlement uit om er verder over door te gaan. Bij het onderhoud dat collega Tommelein en ikzelf hadden met Moscovici is hij ingegaan op onze vraag om ook naar dit parlement te komen, net zoals mevrouw Marianne Thyssen en commissaris Malmström dit hebben gedaan. Net zoals in de Duitse Länder moet dit parlement ook die weg bewandelen. Ik verheug me over die ‘inter-nationalisering’ van ons Vlaams beleid.
Ik ben het uiteraard met u eens, minister-president, dat Europa voor ons een hefboom is als het gaat over het aankaarten van mensenrechten op het internationale forum, als het gaat over wegen op internationale handelsstromen enzovoort. Dat neemt niet weg dat wij ook onze eigen moraliteit moeten hebben en dat we onze moraliteit als regio niet kunnen uitbesteden of overdragen aan de Europese beslissers en machthebbers. Integendeel, Vlaanderen kan op het internationale toneel een rol spelen, en niet alleen als volgeling of onderdeel van de Europese Unie. Ik ben geen nationalist, maar die fierheid op mijn regio heb ik wel.
Minister-president, u hebt eigenlijk niet geantwoord op mijn vraag. Ik zou daar graag een antwoord op willen. Bent u van plan een wapenembargo op te leggen voor Saoedi-Arabië?
Mevrouw Soens, er moet eerst een wettelijke basis komen. We hebben de conceptnota goedgekeurd waarin het principe is opgenomen, maar er moet eerst een decreet komen. Dat zal niet mijn bevoegdheid zijn maar de bevoegdheid van de hele Vlaamse Regering. Als we los van de VN, los van de Europese Unie, een embargo willen opleggen, is dat een gedeelde beslissing van de hele regering. Ik ga die niet alleen nemen. Dat is heel wat anders dan een decreet uitvoeren in concrete dossiers, wat ik rigoureus doe. Ik daag u uit om aan te tonen dat ik op ook maar één moment niet de hand gehouden heb aan de Europese richtlijnen inzake een Vlaams decreet.
Mevrouw Soens, het beleid nu is een toepassing van een decreet dat ook door sp.a werd goedgekeurd. Dus wees alsjeblieft een beetje consequent.
Mijnheer Vanbesien, u hebt mijn nota Internationale Handelsstrategie duidelijk niet gelezen. Daar staat alles in wat we gaan doen op het vlak van mensenrechten. Ik steek de paraplu niet open, ik zeg alleen dat internationaal gezien Europa de speler is met gewicht op dat vlak. Ik hoop dat u allen die mening deelt.
Dat belet me niet om, als ik ministers ontmoet, het thema van de mensenrechten aan te kaarten. Dat zal ons ook niet beletten om handel te blijven drijven met landen waar de situatie minder goed is, ook omdat ik ervan overtuigd ben dat precies internationale handel ertoe bijdraagt dat rechten en vrijheden meer verspreid worden als mensen met elkaar in contact komen, als ze andere culturen, beschavingen en rechtssystemen leren kennen. Het is bewezen in het verleden dat handel bijdraagt aan het vrijmaken van mensen.
Minister-president, die wettelijke basis had er een paar maanden geleden al kunnen zijn als uw meerderheid mijn voorstel daaromtrent had goedgekeurd.
U antwoordt niet op mijn vraag. Zult u, als die wettelijke basis er is, samen met de regering een wapenembargo opleggen voor Saoedi-Arabië?
Uw antwoord is me eigenlijk duidelijk. Als het over mensenrechten gaat: veel woorden maar weinig daden.
Voorzitter, mevrouw Soens zou moeten weten dat men een minister niet ondervraagt over de intenties maar wel over het gevoerde beleid.
De heer Van Esbroeck heeft het woord
Collega Soens, we zijn dat verhaal stilletjesaan beu. U hebt het antwoord van de minister-president nu gehoord. U hebt alle dossiers kunnen inkijken. Er worden vanuit Vlaanderen geen wapens geleverd aan Saoedi-Arabië.
Ga bij uw collega’s aan de andere kant van de taalgrens eens luisteren. Daar worden effectief echte wapens geleverd aan Saoedi-Arabië. Ik ben het beu om dat altijd maar te moeten zeggen. (Applaus bij de N-VA)
Werk, Economie, Wetenschap en Innovatie
Dames en heren, we gaan over naar het onderdeel Werk, Economie, Wetenschap en Innovatie.
De heer Gryffroy heeft het woord.
We zien steeds meer tekenen van een herstellende economie. De creatie van jobs is een goede indicator voor een economie die op het goede spoor zit. In de periode 2015-2021 verwacht men een jaarlijkse groei van meer dan 24.000 jobs. De cijfers spreken voor zich. Er zijn meer mensen aan de slag. Er zijn meer vacatures. De economische cijfers zitten opnieuw in de lift. Vlaanderen onderneemt, men voorspelt een groei voor Vlaanderen voor 2017 van 1,7 procent.
De regionale economische vooruitzichten zitten goed. De minister-president gaf het in zijn Septemberverklaring reeds aan: de motor slaat weer aan in Vlaanderen.
Maar we blijven vooral realistisch. De heropleving is broos en kwetsbaar. Maar ik weiger mee te stappen in het negativisme van sommige mensen. Soms vraag ik me af of we wel in dezelfde wereld leven. Het beeld dat men probeert op te hangen, is er een van een problematische regio aan de rand van het verval. Men vertrekt vanuit een perverse logica. Als je steeds herhaalt dat het slecht gaat, zullen de mensen dit uiteindelijk wel geloven. Men zal er alles aan doen om de voorspelling te laten uitkomen.
Maar ik ben deze ochtend met het goede been uit bed gestapt, en voor mij komt de zon lichtjes door de wolken, hoewel het vandaag regent, letterlijk dan. Daartegenover plaatsen wij een positief verhaal, een verhaal dat perspectief en uitzicht biedt. De heropleving komt op gang. Het is nu aan ons om die positieve dynamiek alle kansen te geven en te versterken. Wij hebben er alle vertrouwen in dat de minister met zijn beleidsbrief op het juiste spoor zit.
Een bloeiende en dynamische economie steunt op een competitief, concurrentieel en stimulerend ondernemersklimaat. De ondernemingen zorgen voor tewerkstelling. Wetenschap en innovatie zijn cruciaal om een goed antwoord te bieden op maatschappelijke uitdagingen. Als overheid moeten we vooral kansen bieden en waar nodig bijsturen. Het is de opdracht van de Vlaamse Regering om onze Vlaamse economie weerbaarder te maken en te versterken. In de beleidsnota en de beleidsbrieven geeft de minister duidelijk deze visie weer. Van daaruit werkt hij zijn beleid verder uit. Zo moet het ook. Het biedt transparantie en duidelijkheid. Om ergens te geraken, moet je eerst de bestemming kennen. Het is niet omdat onze visie niet uw visie is, dat er geen visie is. Het is niet omdat men niet akkoord is met onze strategie, dat er geen strategie is.
Na deze legislatuur zal het economische landschap er volledig anders uitzien. Dat is uw verdienste, minister. U hebt het aangedurfd om vastgeroeste ideeën in vraag te stellen en waar nodig het roer om te gooien. Zo kunt u reeds een mooi palmares voorleggen, en er staat nog heel wat in de steigers. Ik som een aantal zaken op: de grondige hertekening van het beleidsdomein Economie, Wetenschap en Innovatie met het Agentschap Innoveren en Ondernemen, de vereenvoudiging van het instrumentarium zoals de kmo-portefeuille, de start van het clusterbeleid en de eerste speerpuntclusters die worden opgestart.
Aan politiek doen is ook vooruitkijken. Op de langere termijn wordt gewerkt aan de transitie van onze economie. Denken we maar aan de initiatieven rond industrie 4.0, de proeftuin Internet of Things, de plannen voor circulaire economie en de transversale beleidsnota Visie 2050.
Dat brengt me bij het besluit, ‘We like change, but we don’t like to change.’ Veranderingsprocessen kennen steeds een vergelijkbaar patroon. Alle begin is moeilijk. Er blijven nog onduidelijkheden. Plannen zijn abstract. Doordachte resultaten hebben nu eenmaal tijd nodig. Naarmate ze uitvoering krijgen, wordt alles concreter. Dan blijft de uitdaging om doelgericht door te zetten en te overtuigen. De minister formuleert in de beleidsnota een cruciale uitdaging, namelijk het tempo van de hervormingen aanhouden. Het werk is inderdaad nog niet af. Er zijn reeds belangrijke stappen gezet. Nu moeten we volhouden en doorzetten. Onze fractie is ervan overtuigd dat we op de goede weg zitten.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Collega Gryffroy, u gaf heel terecht aan hoe belangrijk wetenschap en innovatie zijn als drivers voor economische ontwikkeling. Maar wetenschap en innovatie hebben ook een heel belangrijke maatschappelijke component en zijn belangrijk voor maatschappelijke ontwikkelingen. Naast de proeftuin Internet of Things, is een belangrijk dossier het Interuniversitair Micro-elektronicacentrum (imec). Met imec wordt binnenkort een nieuw convenant afgesloten door de Vlaamse Regering. Ik kan mijn vragen ook richten aan de minister. De nieuwe beheersovereenkomst van imec vertrekt vanuit de fusie tussen iMinds en imec. Mijn vraag is in welke mate gegarandeerd zal blijven dat ook binnen de context van imec er voldoende aandacht zal blijven voor de niet-infrastructurele dimensie van innovatie, dus niet alleen voor de hardware maar ook voor de software. Er bereiken ons nogal verontrustende berichten daarover. We weten allemaal dat vooral software de driver is van innovatie. Zijn er in de governance van dat nieuwe convenant genoeg garanties ingebouwd zodat dat imec als nieuw strategisch onderzoekscentrum ook zal inzetten op software-entrepreneurship?
Het concept van Smart Cities is ook heel belangrijk geworden, maar zeker ook de sociale component ervan. Is het concept van de Smart Cities daarin ook opgenomen? Met andere woorden, we moeten vermijden dat de fusie van iMinds en imec in realiteit een overname van iMinds zou beteken, die de aandacht zou weghalen van de softwarecomponent.
Dit is een specifieke vraag voor minister Muyters.
Minister Muyters heeft het woord.
Ja, we willen de sterkte van iMinds en van imec bewaren. Dat wordt ook gegarandeerd in de samenwerkingsovereenkomst tussen beiden, zelfs in de naam. Een van de onderdelen van imex wordt iMinds. We zullen de sterktes van beiden in de nieuwe beheersovereenkomst vastleggen.
De heer Van Malderen heeft het woord.
In alle rust en stilte, en daardoor een beetje onttrokken aan het oog van het parlement, is er gewerkt aan een beheersovereenkomst. Het zou nuttig zijn om in de commissie via een vraagstelling of op een andere manier stil te staan bij die beheersovereenkomst, omdat we nog enkele andere bekommernissen hebben.
Minister, ik wil er u een voorleggen. iMinds is er in zijn bestaan in geslaagd een hele reeks startups from scratch, van idee tot businessfase te brengen. Het zijn typische kmo’s, maar wel met een nieuwe tewerkstelling, lokaal ingeplant in de verschillende vestigingsplaatsen. Gaan we bij imec – zonder in karikaturen te vervallen – met meer gevestigde spelers, meer multinationaal zitten? Gaan we die nieuwe vorm van economie in Vlaanderen bestendigen?
Het antwoord is heel eenvoudig. Als de regering de beheersovereenkomsten goedkeurt, dan zijn ze ter beschikking van het parlement en dan kan er in de regeling der werkzaamheden worden gevraagd om daarover een gesprek te voeren.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, elke keer merken we opnieuw dat de zesde staatshervorming Vlaanderen tal van mogelijkheden biedt om een eenduidig, sterker en eenvoudiger tewerkstellingsbeleid te voeren. Minister, u gaat daar heel hard mee aan de slag en zo hoort het. We moeten niet mekkeren over de noodzakelijke sanering van de overheidsfinanciën die met deze staatshervorming gepaard gaat, maar geloven in de meerwaarde van een sterker Vlaanderen. Daar maakt u werk van, waarvoor hulde.
Meer vereenvoudiging, zowel voor de werkzoekende, de werknemer als de ondernemer is daarbij een bijzonder belangrijke leidraad. En die eenvoud en transparantie zijn ook echt broodnodig. Met het doelgroepenbeleid werd een eerste werf afgerond en dat beleid is intussen operationeel. In 2017 is het allicht tijd voor een eerste voorzichtige evaluatie. We zijn benieuwd naar de effecten van de keuzes die deze regering heeft gemaakt.
Tijdelijke werkervaring is een andere bijna afgeronde werf. De hervorming van WEP+ heeft veel voeten in de aarde gehad. De bescherming van expertise, projecten en werkervaringsplaatsen was daarbij belangrijk en een uitdaging. De situatie bij de start van de hele hervormingsoefening, waarbij tal van organisaties hun personeel in opzeg moesten plaatsen, moeten we in de toekomst zoveel mogelijk proberen te vermijden. Onrust creëert immers geen draagvlak, het vergt energie die we elders kunnen gebruiken. Die les moeten we indachtig zijn, bijvoorbeeld bij de hervorming van het PWA.
Een andere werf die in de steigers staat, is de aanwervingsstimulans voor langdurig werkzoekenden. U maakt werk van een sterk werkervarings- en opleidingsbeleid voor die groep, maar er is meer nodig. Een financiële ondersteuning voor de werkgevers die hen kansen bieden, is voor CD&V een belangrijke prioriteit. De loonkostverlaging voor werkgevers is dan ook een zinvolle besteding van overheidsmiddelen. We zijn blij dat er goede stappen zijn gezet en we hopen dat we hierin weldra een goede landing zullen kennen.
Waar de landing nog niet in zicht is, is het dossier van wijk-werken en PWA. Er is nog heel wat werk aan de winkel. Er is een conceptnota, er zijn al brieven gestuurd naar PWA-besturen, PWA-beambten en lokale besturen, maar er zijn ook nog heel wat vragen. Het is goed dat u die hervorming een half jaar extra hebt gegeven om in overleg met alle betrokkenen tot een goed resultaat te komen. We vragen hier nog eens heel formeel om dat ook te doen in de schoot van de meerderheid. We hebben al vaak gevraagd om een meerderheidsoverleg.
Ik denk dat het tijd is om dat te doen, zodat we samen kunnen werken aan een sterke en goede hervorming van de PWA’s en een efficiënt systeem van wijk-werken.
De heer Beenders heeft het woord.
Als de collega oproept tot een meerderheidsoverleg om verder vorm te geven aan het concept van wijk-werken, dan willen wij ons vanuit de oppositie daarbij aansluiten om met eenzelfde constructieve houding vorm te geven aan de inhoudelijke bijsturing van wijk-werken. Ik meen immers echt wel dat binnen de meerderheid toch nog niet iedereen op één lijn zit. Dan kunnen wij misschien vanuit de oppositie als scheidsrechter fungeren, om er vooral voor te zorgen dat de inhoudelijke bijsturing ook gebeurt, dat men geen uitstel van zes maanden geeft om de onzekerheid te verlengen, maar dat men die zes maanden gebruikt om dat inhoudelijk bij te sturen. Bij dezen nodig ik de meerderheid dus uit om ons daaraan te koppelen. Bij dezen stellen we al de vraag om in de commissie een gedachtewisseling te organiseren over de vraag hoe we ons kunnen organiseren om die volgende zes maanden die we extra hebben, goed te kunnen invullen.
Collega Beenders, ik bewonder uw voluntarisme, maar u mag gerust zijn: deze meerderheid is perfect in staat om zelf de nodige krijtlijnen te trekken in de komende maanden.
Maar u vindt blijkbaar geen datum.
Ik ben ervan overtuigd dat de minister dat straks ook zal bevestigen.
Ik had het over een goed overleg binnen de meerderheid, maar dat ook het sociaal overleg werkt, is inderdaad bewezen met het akkoord over de hervorming van de opleidingsstimuli dat de sociale partners sloten. Minister, het is belangrijk dat u in overleg met die partners snel dat akkoord uitvoert. Er ligt dus nog heel veel werk op de plank. Heel veel hervormingen moeten worden uitgerold en in de steigers gezet. U zult in onze fractie alvast een constructieve partner vinden om daarvan een succes te maken. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Voorzitter, minister, beste collega’s, we staan voor een scharniermoment, niet alleen omdat de regering halfweg is en het het moment is om bij te sturen, maar ook omdat, zoals collega Gryffroy aangaf, de economie voorzichtig aantrekt, wat zich gelukkig ook op de arbeidsmarkt vertaalt met een aantal positieve indicatoren. De werkloosheid daalt in haar totaliteit. Het aantal vacatures stijgt. De werkzaamheidsgraad stijgt zeer voorzichtig. Het is dus ook het moment om ook vanuit het beleid een extra impuls te geven aan die arbeidsmarkt, zeker ten aanzien van de groepen waarvoor er een structureel probleem rijst. Ik zou hier nu graag de aandacht willen vestigen op een drietal groepen waarvoor we er al meerdere decennia – want dat is niet alleen een probleem van deze legislatuur – niet in slagen om goede kansen te geven op die arbeidsmarkt.
Minister, de eerste groep is die van de langdurig werklozen. U weet dat mijn fractie het een kapitale vergissing vond om bij de hervorming van het doelgroepenbeleid die doelgroep te schrappen. Het gaat toch over ongeveer 46 procent van de Vlaamse werkzoekenden. De aanwerving van die groep is nu fors duurder gemaakt. Een vereenvoudiging die leidt tot een verhoging van de lasten op arbeid, is voor ons geen goede vereenvoudiging. Er is nu met die aanwervingsstimulans een kleine tegemoetkoming gekomen, maar die is toch nog onvoldoende, zeker als we weten dat we ter zake voor zeer grote uitdagingen staan.
Ten tweede zijn er de personen met een migratieachtergrond. De positie van die groep op de arbeidsmarkt is barslecht. Terwijl de werkloosheid in het algemeen daalt, stellen we vast dat bij die groep de werkloosheid nog stijgt, en dat is nieuw. We hebben in de periode 2005-2006 immers eenzelfde situatie gekend, met een voorzichtige conjunctuurheropleving. Toen is men er met een jeugdwerkloosheidsplan in geslaagd om enorm veel jongeren met een migratieachtergrond aan het werk te krijgen. Nu stellen we vast dat de werkloosheid bij die groep stijgt. Minister, als het gaat over de werkzaamheidsgraad, scoren we ook barslecht. Dat weet u. Het enige Europese land dat het slechter doet, is Griekenland. Inderdaad, Brussel en Wallonië scoren ook slecht op dat vlak, maar als we het dan bijvoorbeeld hebben over de jeugdwerkloosheid in de steden, doet Brussel het zelfs beter dan Antwerpen. We zitten daar dus met een enorme uitdaging, met een enorme werf.
We zien dat de druk op en de controle van de werkzoekenden in functie van het activeringsbeleid de afgelopen jaren is toegenomen. De controle van en de uitwerking van dwingende maatregelen voor de werkgevers blijft echter een groot taboe. Ik denk dan aan de discussie die we over de discriminatiebestrijding hebben gevoerd. De praktijktests blijven een taboe.
Minister, het enige minimale engagement dat u bent aangegaan, is een pleidooi voor zelfregulering in de sectoren. Dit jaar bent u er zelfs niet in geslaagd de zelfregulering in de sectorconvenants voor de sectoren te laten opnemen. Op dat vlak is de balans nul.
Een derde groep bestaat uit de personen met een handicap. Ik wil hier een lans voor breken. De werkloosheid stijgt en zelfs de Vlaamse overheid slaagt er niet in het goede voorbeeld te geven. Ik zou u dan ook willen oproepen om dwingende maatregelen te overwegen. We kunnen het ons echt niet permitteren al dat talent aan de kant te laten staan. Dat is een economisch verlies, maar vooral ook een maatschappelijk verlies. (Applaus bij sp.a en Groen)
De heer Ronse heeft het woord.
Voorzitter, we zijn stilaan aan het einde van deze begrotingsbesprekingen beland en dan is het altijd tijd voor een plechtig moment. Ik ben blij dat ik dat moment mag verzorgen. Het is de eerste keer dat ik een laudatio mag brengen.
Voorzitter, helaas is die laudatio niet aan u gericht. U was lang in de running. Als we het over langer werken hebben, bent u een lichtend voorbeeld. Uw kandidatuur is echter afgesprongen op de punten digitale geletterdheid en humeur op de werkvloer. (Gelach)
Dat is niet mijn beslissing. Ik spreek hier namens mijn fractie. (Gelach)
Minister-president, u bent ook in de running geweest. Helaas mocht ik u niet nomineren omdat u een West-Vlaming bent, en dat is op zich al een laudatio waard.
Minister Tommelein, u bent ook een West-Vlaming, en dus ook al een laudatio waard. Bovendien wordt gefluisterd dat u te veel wind maakt.
Dames en heren, ik zal vijf tips geven over wie de laudatio verdient. Die tips komen niet van politici, maar van burgers in onze samenleving.
De eerste tip komt van mensen die zich op een afstand van de arbeidsmarkt bevinden. Het gaat om mensen die langdurig in de werkloosheid zitten. Zij zijn de persoon die straks wordt gelauwerd, zeer dankbaar omdat hij alle werkplekken waar ze werkplekervaring kunnen opdoen, heeft vereenvoudigd. Er wordt veel meer dan ooit in competentie geïnvesteerd. Ze zijn hem bijzonder dankbaar omdat ze eindelijk perspectief op werk hebben.
De tweede tip komt van mensen met een handicap, van laaggeschoolde en middelgeschoolde jongeren en van oudere werknemers. Zij zijn zeer blij dat de korting op de socialezekerheidsbijdragen is vereenvoudigd. Dat kluwen is tot drie herleid. Ze plukken hier ondertussen al de vruchten van, want de werkgevers bieden hun meer kansen.
De derde tip komt van de ambitieuze werknemers die willen worden opgeleid, die vorming willen krijgen en die willen worden gecoacht. Zij kijken heel erg uit naar de op til zijnde hervorming van de laureaat. Er is een akkoord tussen de sociale partners. Dat is zeer positief.
De vierde tip komt van de mensen die na ons komen. Zij hebben er alle belang bij dat we ons goed voorbereiden op de digitalisering van de arbeidsmarkt en op het nieuwe werken. Zij kijken heel erg uit naar wat de transitiemanager in het licht van Visie 2050 zal vertellen over dat langer werken.
De vijfde tip komt van de jongeren die in het middelbaar onderwijs zitten en die kansen willen grijpen om op een andere manier te leren. Het gaat dan om het duaal leren en het leren op de werkvloer.
Ik zal jullie niet langer in spanning houden. Aan elke laudatio is een eretitel verbonden.
Mijn goede oud-collega Jan Hofkens heeft die ooit gelanceerd. Eerlijk gezegd, ik vind er geen betere. Dikke proficiat voor Philippe de Hervormer! (Applaus bij de N-VA)
Mijnheer Ronse, door uw goednieuwsshow vergeet u de mensen met een echt grote afstand tot de arbeidsmarkt te vermelden. U vergeet de mensen die het etiket ‘arbeidszorg’ hebben gekregen, u vergeet de mensen met het etiket ‘sociale economie’. Welk perspectief biedt u die mensen? Als u Philippe de Hervormer als winnaar uitroept, verwacht ik ook dat die grote groep mensen – dat zijn er toch om en bij de vijftigduizend – een perspectief kunnen krijgen in de hervormingsplannen die deze regering voorschrijft. Wat biedt u hen?
De voorzitter geeft mij net aan dat we dat debat gisteren hebben gevoerd.
Arbeidszorg is geen sociale economie.
Het is hoogst ongebruikelijk dat een laudatio wordt onderbroken. (Opmerkingen van Bart Van Malderen)
We hebben het er gisteren met minister Vandeurzen uitgebreid over gehad. Ik ben hier gisteren geweest van negen uur in de ochtend tot halfeen ‘s nachts. Ik heb naar alle debatten geluisterd. We gaan het niet opnieuw beginnen.
De heer Ronse heeft het woord.
Mijnheer Beenders, we hebben het hier over het beleidsdomein Werk. Voor het eerst zullen alle werknemers gescreend worden. Ze zullen dus niet op basis van kwantitatieve criteria gescreend worden – ‘Hoe lang bent u werkloos?’ en noem maar op , maar wel op: ‘Wat kunt u? Hoe groot is uw afstand tot de arbeidsmarkt?’ De Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) is daarin heel bedreven. Mensen van wie de afstand tot de arbeidsmarkt te groot is om via een werkplek ervaring op te doen, zullen we toeleiden tot hetzij sociale economie hetzij arbeidszorg. Daarin wordt geïnvesteerd. We hebben daarvoor een groeipad uitgestippeld. Mevrouw Vermeulen en minister Homans hebben het daar gisteren over gehad. Laat ons eerst bekijken hoeveel mensen zullen worden gescreend en wat de uitkomst zal zijn. Mijnheer Beenders, niemand zal in de kou staan. Vlaanderen zal investeren in zijn talent. (Applaus bij de N-VA)
Mijnheer Beenders, ik kan begrijpen dat u misschien niet in de commissie Werk en Economie aanwezig bent, maar u moet wel de vraag stellen aan de juiste personen.
Mijnheer Gryffroy, dat soort van paraplu opentrekken is tekenend voor het hokjesdenken waar arbeidszorg, waarover de heer Beenders het had, in deze regering letterlijk aan doodgaat. Dit zit te paard tussen de ministers Muyters en Vandeurzen en zelfs Homans. Elk van de drie trekt daar voor een deel zijn handen van af. Het is niet omdat een groot deel van de projecten via subsidiëring onder minister Vandeurzen valt dat niet de collegiale Vlaamse Regering verantwoordelijk zou zijn voor wat ermee gebeurt, en dat daarin geen insteek zou zitten voor de minister van Werk. Het is terecht dat die vraag wordt gesteld. Ik kan alleen maar zeggen dat ook collega’s van uw fractie, mevrouw Van Eetvelde en anderen, daarover al vragen hebben gesteld in de commissie. Misschien moet u eens in uw eigen fractie afstemmen.
Voor mij is het heel eenvoudig, en we hebben dat ook al in de commissie gezegd: minister Homans, minister Vandeurzen en ikzelf werken aan een gemeenschappelijke actie.
Mevrouw Christiaens heeft het woord.
Minister, de heer Ronse heeft gisteren minister Schauvliege het hof gemaakt. Ik was eigenlijk benieuwd naar wat hij ten aanzien van u zou doen. Hij heeft u dat bespaard, maar hij heeft u toch een mooie laudatio gegeven. U bent dan ook voor ons de man van 195 miljoen euro. U mag daar fier op zijn want dat is inderdaad de investering die u en deze Vlaamse Regering doen in Onderzoek, Ontwikkeling en Innovatie. Dat is een grote maar ook nodige injectie. We scoren reeds relatief goed voor wat betreft Onderzoek en Ontwikkeling (O&O). Onze strategische onderzoekscentra leveren fantastisch, internationaal gerenommeerd werk af. En ook de samenwerking tussen iMinds en imec zal de scope alleen maar vergroten.
Ook de vier clusters en de verschillende innovatieve bedrijfsnetwerken duiden erop dat we met onze innovatieve technologie-industrie een sterke internationale toekomst tegemoet gaan.
Willen we met Vlaanderen onze innovatiebasis verbreden en ook meteen lokaal verankeren, zal het wel noodzakelijk zijn om ook het koppeloton van de O&O-besteders groter te maken. Ook de kmo’s moeten we hier meer toe aanzetten.
Collega’s, om onze economie te laten groeien, moeten we niet alleen rekenen op de grote bedrijven, zonder hun belang te willen onderschatten. Elke grote onderneming is ooit een kleine geweest. Het zijn deze laatsten die we voldoende ruggensteun moeten bieden. Laat ons hopen dat de vernieuwde kmo-portefeuille en groeisubsidie kan bijdragen tot verhoogde groei, welvaart en tewerkstelling.
Dat is ook wat we trachten te bekomen met de maatregel van de ontwrichte zones. De Vlaamse Regering heeft het werk al verricht, maar de federale collega’s moeten nu het nodige doen, en dat laat wat op zich wachten. We zijn tevreden dat de beslissing is genomen over de uitbreiding naar de incubatoren, maar dit kan pas in werking treden als aan de overkant de nodige beslissingen worden genomen. Wilt u er bij uw federale collega’s op aandringen om het nodige te doen?
U volgt ook – tot onze grote Limburgse tevredenheid – de reconversie van de Ford-terreinen zorgvuldig op, opdat ook hier snel opnieuw meerwaarde kan worden gecreëerd.
Een punt om in de toekomst meer op in te zetten is een beleid te voeren dat ingaat tegen leegstand van gebouwen en terreinen. Dat levert niets op, integendeel. We moeten het gamma aan leegstaande gebouwen en vervallen terreinen aanspreken, vooraleer nieuwe ruimte aan te snijden.
Tot slot kijk ik als lokaal mandataris uit naar de inwerkingtreding van het decreet Integraal Handelsvestigingsbeleid dat u samen met minister Schauvliege hebt uitgewerkt tot een mooi decreet. Dat biedt meer opportuniteiten voor het lokale niveau om de dorpskernen op de kaart te houden.
Wanneer onze economie verder op de juiste manier wordt ondersteund, dan zullen de jobs, jobs, jobs volgen. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Voorzitter, minister, dames en heren, we naderen het einde van het jaar, traditioneel de tijd van de jaarlijkse lijstjes. Op nummer 1 van de beste Belgische muziek van Radio 1 staat de groep ‘Het Zesde Metaal’ – een knelpuntopleiding trouwens – met het lied ‘Ploegsteert’. Het is een hommage aan wielrenner Frank Vandenbroucke, maar het gaat vooral over talent, wat ook het sleutelwoord is van uw competentieversterkend beleid en focus op maatwerk.
De werkgelegenheid stijgt, maar we blijven wel worstelen met de knelpuntvacatures. De uitdaging is om alle beschikbare arbeidskrachten te activeren in de juiste richting. Dat geldt voor Vlaamse werkzoekenden, maar ook voor die uit Brussel en Wallonië. Als het op tewerkstelling aankomt, moeten we over de bestuurlijke-, taal- of andere grenzen heen kijken.
Ploegsteert ligt in Henegouwen. Henegouwen kampt met een torenhoge werkloosheid, terwijl het aan de rand van West-Vlaanderen ligt waar men net schreeuwt om arbeidskrachten. In West-Vlaanderen zeggen we dan: ‘Da gapt gelik ’n oven’. Ik vertaal even: de opportuniteit inzake interregionale arbeidsmobiliteit moeten we grijpen. (Applaus)
Minister, een traject naar werk kun je wat vergelijken met een treinreis. Voor de ene zal dat een directe lijn zijn, voor de andere een stoptrein met haltes waar een werkzoekende verschillende werkervaringen kan opdoen. Anders dan bij een treinreis, en gelukkig maar, is hoe snel of zonder vertraging niet de essentie, maar wel dat men zijn bestemming bereikt. De bestemming is duurzame tewerkstelling. We zijn dan ook bijzonder hoopvol dat het systeem van tijdelijke werkervaring het komend jaar zal worden opgestart. Dat is een totaalpakket werkervaring op maat, met als doelstelling een succesvolle inschakeling op de arbeidsmarkt.
Om de link naar de treinreis nog even te maken: de werkzoekende meldt zich aan bij het hoofdloket waarna hij door de VDAB-consulent wordt begeleid naar het juiste spoor. De lijn van de gemeenschapsdienst is jammer genoeg nog niet operationeel. We wachten op de federale minister van Werk, maar we vragen u om wat extra kolen op het vuur te gooien.
Bij elke hervorming is naast een inschatting van de impact evenzeer een tijdige en heldere communicatie een noodzaak. Ik ben dan ook tevreden wat betreft wijkwerken dat u mijn constructieve suggestie alsnog hebt omarmd en dat u hebt besloten om zes maanden langer de tijd te nemen vooraleer het systeem operationeel te laten worden. Het zal ook Onderwijs de gelegenheid geven om te zoeken naar oplossingen voor hun bezorgdheden inzake opvang en leerlingenbegeleiding.
De arbeidsmarktcontext is relatief gunstig. Dat schept ook opportuniteiten om iets te doen aan de uitstroom uit de arbeidsmarkt. VDAB heeft zich alvast een goede leerling getoond wat betreft progressieve werkhervatting van langdurig zieken. Het zal zaak zijn om het goede werk voort te zetten in het licht van de nieuwe federale regeling en de ervaringen te delen met de andere gewesten.
Ook wendbaar en werkbaar werk dient op de voorgrond te staan, niet het minst voor de spitsuurgeneratie, die vooral bekommerd is over de combinatie van arbeid en zorg.
Ik wil mijn betoog inhoudelijk besluiten met een link naar Sociale Economie. Uiteraard is dit de bevoegdheid van uw collega’s, maar u bent ook aandeelhouder, om het zo te zeggen, in een aantal toeleveringsbedrijven. Dan heb ik het onder meer over de nodige bijsturing van de ICF-methodiek (International Classification of Functioning, Disability and Health), de SINE-hervorming (sociale inschakelingseconomie) die nodig is voor de uitwerking van het individueel luik van maatwerk, en de uitvoering van het W2-decreet.
Voorzitter, minister, collega’s, het is inherent aan het beleidsdomein Werk dat er steeds ‘werk aan de winkel is’, paradoxaal genoeg vooral voor hen die geen werk hebben. En uw werk, minister, om het even zonder nuance te stellen, zal maar ophouden als dat van alle anderen begint. Dank u wel. (Applaus)
De heer Vanbesien heeft het woord.
Beste collega’s, ik begin met een citaat van Rudi Pauwels. Ik weet niet of u nog weet wie dat is. Hij kreeg onlangs een Gouden Erepenning van dit Vlaams Parlement. Hij is een innovator bij Biocartis. Hij zei dat we veel mogen verwachten van innovatoren. Maar hij zei ook: ‘Innovatoren hebben nood aan gps-coördinaten van waar we naartoe gaan, zodat we ons als innovator in die richting kunnen inschakelen.’
Voor die coördinaten, minister, moet u zorgen. U niet alleen natuurlijk, maar in samenspraak met de hele samenleving. Maar u moet de richting geven.
Keer op keer wordt duidelijk dat u dat niet doet. Ik geef twee recente voorbeelden. Het betreft twee keer het Rekenhof. In het kader van de evaluatie van innovatieve overheidsopdrachten gaf het Rekenhof aan dat het te onduidelijk is in welke richting die innovatieve overheidsopdrachten worden geduwd. En in een zeer recent rapport over de ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV) zegt het Rekenhof dat het niet duidelijk is wat de Vlaamse Regering nu precies verwacht van PMV.
Ik ben een positivo. Dat weet iedereen. Ik had het licht in de duisternis gezien in de Visienota 2050. Daarin wordt namelijk een duidelijke richting aangegeven, die we zelfs kunnen ondersteunen: circulaire economie, Industrie 4.0. Ik dacht: goed, dat is de toekomst, dus daarop zal het innovatiebeleid zich richten, daar zullen de subsidies naartoe gaan. De participaties worden in die richting geduwd, dat zullen de gps-coördinaten zijn.
Maar in uw antwoord in het verslag – ik was toen ziek, ik was er niet bij, maar heb het verslag gelezen – zei u dat ik het verkeerd begrepen had wat die circulaire economie en die Industrie 4.0 betreft. Want u zei dat die ontwikkelingen wel belangrijk zijn, maar dat die dynamiek iets is dat bottom-up is, dat vanuit de bedrijven moet komen en niet vanuit de overheid en dat de bestaande instrumenten niet zullen worden gescreend of gewijzigd.
Met andere woorden, als ik het zo ‘bluntly’ mag zeggen: u bent fier op uw overbodigheid. Ik denk dat u daarover eerder wat beschaamd zou moeten zijn.
Minister, ik heb ook nog een bericht van Imade Annouri. Hij is ziek, dus mocht hij kijken: word snel beter, Imade. Hij wilde graag iets zeggen over het arbeidsmarktbeleid. Namens Groen zal ik dat dan doen. Ook daar is uw positie blijkbaar dat de markt dat zelf wel zal oplossen, dat de onzichtbare hand dat wel zal doen. De realiteit leert ons echter dat dat niet altijd lukt.
Er zijn drie belangrijke aspecten waarrond u eigenlijk beleid zou moeten ontwikkelen. Ten eerste zijn er de effecten van de digitalisering op de jobs. Die kunnen positief zijn, bijvoorbeeld wanneer repetitief werk verdwijnt en wordt vervangen door creatief werk. Het kan echter ook negatief zijn, indien we naar jobvernietiging zouden gaan. Vlaanderen moet daarrond dus beleid voeren om de positieve effecten van die digitalisering te maximaliseren. Ten tweede zijn er de burn-outs. Er is nood aan ondersteuning bij het invullen van flexibele, variërende loopbanen, zowel voor werknemers als werkgevers. Ten slotte is er de discriminatie op de arbeidsmarkt. Een grote groep in onze samenleving krijgt oneerlijke kansen. De kerstwens is dus: pak die drie werven dringend aan. (Applaus bij sp.a en Groen)
Collega Vanbesien, ik vind dat u een zeer bizarre redenering maakt. Enerzijds zegt u in het begin dat de wetenschappers vragen naar een bottom-upbenadering en dat ze vragen naar een gps. Wat moet de minister doen en wat doet hij ook? Hij programmeert en installeert die gps inderdaad.
En dan zegt u op het einde dat de minister eigenlijk overbodig is omdat hij geen gps installeert. Ik denk dat hij juist wel een gps installeert. Het gaat inderdaad om een bottom-upbenadering. Wat hebt u tegen een bottom-upbenadering? Hebt u dan liever de top-downbenadering waar men zal beslissen wat de wetenschapper nog mag doen?
De bottom-upbenadering wordt hier gebruikt, misbruikt als argument om de industrie en het bedrijfsleven zelf te laten beslissen en te zien waar we uitkomen. Dat is trouwens in tegenspraak met de visienota 2050, die wel een richting aangeeft. Onze fractieleider heeft aan het begin van de vergadering gezegd dat de toekomstbeelden van de Vlaamse Regering goed zijn, maar dat het concrete beleid vandaag dat ons de eerste stap moet doen zetten naar dat toekomstbeeld, ontbreekt. Dat is wat ik hier zie: de gps, de stimulansen die er moeten zijn voor onze innovators om effectief de circulaire economie en die industrie 4.0 op het terrein waar te maken, ontbreken. Er wordt gezegd: doe maar en we zien wel of we er geraken. Als dat het standpunt is, hebben we geen minister nodig.
Mijnheer Vanbesien, uw fractieleider zei gisteren nog dat er rooie rakkers zijn en andere. Hij was er fier op dat hij bij de linkse rakkers zat.
Ik ben niet zo voor een planeconomie waar de overheid zegt wat de bedrijven moeten doen en waar ze moeten innoveren en onderzoeken. We kunnen wel een richting aangeven, en dat doen we ook. We zeggen immers dat we naar een circulaire economie en naar industrie 4.0 gaan, we vragen ook dat er wordt ingezet op klimaat en energie. En dan zien we naast de vier speerpuntclusters dat er ook een vijfde komt die bottom-up is gegroeid rond energie, waar kleine en grote bedrijven uit totaal verschillende sectoren willen samenwerken in een speerpuntcluster. Het is niet tegenstrijdig om enerzijds te zeggen dat er maatschappelijke uitdagingen zijn en anderzijds te zeggen dat er bottom-up moet worden gewerkt. De overheid beslist niet waarop bedrijven en onderzoekers moeten inzetten. Wij zijn daar niet toe in staat, u niet en ik niet, we doen dat dus beter niet.
Verder zorgen wij voldoende voor gps-coördinatoren die de richting van de wetenschappelijke uitdagingen aangeven. De speerpuntcluster en de clusters zijn net een voorbeeld van die visie waarbij multidisciplinair wordt samengewerkt. Men moet over het muurtje kijken en samenwerkingsverbanden zoeken die er tot nu toe vaak niet waren. We gaan naar een open innovatie, daar is Vlaanderen sterk in. Dat is de visie die daarachter zit.
Vanmiddag moet ik een actuele vraag beantwoorden over de PMV. Ik zal dan verder ingaan op die visie. Mijnheer Van Malderen, u wilt het graag tweemaal horen? Dat begrijp ik in uw geval. (Gelach)
Ik ben natuurlijk zeer vereerd met de laudatio van de heer Ronse met wat mevrouw Christiaens heeft gezegd, namelijk dat destijds de man van 6 miljoen de grote figuur was. Ik ben de man van 195 miljoen euro, u moet dan ook niet verder vragen. Dat betekent echter niet dat ik op mijn lauweren moet rusten. Mevrouw Talpe heeft dat verwoord en volgens mevrouw Kherbache moeten we nog een aantal uitdagingen aangaan. Ik denk dat ik aan het merendeel van die uitdagingen al ben begonnen. Wat bijvoorbeeld langdurig werklozen betreft, hebben we de stap gezet om hen maximaal werkervaring te laten opdoen. Ook met de tijdelijke werkervaring die we verder willen uitrollen vanaf 1 januari, willen we het verschil maken met de manier van werken uit het verleden. Dat moet nog sterker zijn dan vandaag het geval is. Dat is de bedoeling van tijdelijke werkervaring.
Dat er dan een aanwervingspremie komt om de laatste drempel te slechten, daar ben ik van overtuigd. Dat is een andere manier van werken dan we in het verleden hebben gedaan. Collega Kherbache, u zei dat we er al decennia niet in slagen om met een oplossing voor dat probleem te komen. Daarom wou ik niet voortwerken op dezelfde manier als in het verleden. We hebben het schip omgedraaid en zijn een andere manier van werken aangegaan. Ik wil het op die manier proberen, omdat ik bij werkgevers net hoor dat het belangrijk is dat iemand bij hen komt solliciteren die met ervaring, met zijn competenties en zijn talenten aan de slag kan gaan.
Over personen met een migratieachtergrond hebben we net nog serieus gedebatteerd in de commissie. Ik heb voorgesteld om over de drie rapporten en studies die er daarover zijn en het actieplan samen te debatteren, waarschijnlijk ergens in de loop van februari, omdat dan alles bij elkaar komt. Ik blijf bij dat aanbod.
Ik ben de laatste om te ontkennen dat het een uitdaging is. Maar als de oplossing moet zijn dat we alles verplichten en zelfs moeten gaan uitlokken en dergelijke meer, wil ik daar niet in meegaan.
Over personen met een handicap heb ik de laatste dagen artikels gelezen waar ik stomverbaasd over ben. Men zegt daarin dat de sector elk jaar opnieuw moet vechten om voldoende premies rond gehandicapten te hebben. Mijn collega Tommelein zal bevestigen dat dit een ‘open end’ is in de begroting. Dat was vroeger nota bene niet het geval. Vroeger was er geen ‘open end’ en was er wel een gevecht. Dat is een verschil tussen wat mijn voorganger had en wat ik nu doe. Nu is het ‘open end’ en is er dus geen gevecht om voldoende VOP-premies (Vlaamse ondersteuningspremie) te hebben.
Ik vond dat een rare situatie. Dat werd in sommige kranten als waarheid naar voren gebracht door mensen die blijkbaar met verkeerde informatie een en ander hebben gedaan.
Ik ben het ermee eens dat we nog werven hebben en dat we dingen moeten doen. Collega Talpe zei dat het werk pas af is als iedereen aan het werk is. Dat is heel juist. Ik heb zeker nog niet gedaan.
Wat die interregionale arbeid betreft, collega Talpe: ik ben het daar helemaal mee eens. Ik kan natuurlijk geen enkele Waal verplichten om in Vlaanderen te komen werken, zelfs als het passend werk is. Het is in Wallonië zelf dat men die verplichting moet kunnen opleggen. En dat is vandaag nog altijd niet het geval.
De zesde staatshervorming, collega Bothuyne, heeft mij gelukkig al wat meer punten en instrumenten gegeven, maar van mij mag het nog meer zijn, voor alle duidelijkheid.
Afsluitend wil ik zeggen dat ik blij ben met de waardering die ik krijg en dat ik weet dat ik nog hard verder moet werken. (Applaus bij de meerderheid)
Minister, wat de langdurig werkzoekenden betreft, heb ik gepleit voor een grondige bijsturing van het beleid, om nog sterker in te zetten op die groep. Ik denk dat men het er op alle banken over eens is dat in een hervorming de loonkost van een groep fors verhogen, niet meer van deze tijd is. Laat dat duidelijk zijn. Hervormen, graag, maar niet door de klok terug te draaien als het over de loonkost gaat.
Ik geloof zeer sterk in positieve politiek en op een positieve manier aan politiek doen, vandaar dat ik ook heel sterk in positieve actie geloof. Dat is ook in uw EAD-decreet (Evenredige Arbeidsdeelname) opgenomen. Dat wil zeggen: acties ondernemen om een extra impuls te geven om de achterstand, bijvoorbeeld van personen met een handicap of personen met een migratieachtergrond, in te halen. En dat kan tijdelijk. Maar meteen al de deur sluiten voor elke vorm van extra controle of extra responsabilisering – bijvoorbeeld van sectoren als u hun subsidies geeft, in de plaats van opnieuw een blanco cheque te geven – geeft aan dat u veel te weinig ambitie hebt voor zo’n grote maatschappelijke uitdaging waar we voor staan.
Ik denk soms dat we te maken hebben met een digitalisering van het politiek debat in het parlement. Het is ofwel 1 ofwel 0, het is ofwel wit ofwel zwart. Ofwel ben je voor vrijhandel, ofwel ben je tegen vrijhandel. Dat er ook zoiets als rechtvaardige vrijhandel en gereglementeerde vrijhandel kan zijn, bestaat blijkbaar hier niet in het politiek debat.
Hetzelfde nu met innovatie: richting geven aan innovatie wordt hier onmiddellijk gelijkgesteld met planeconomie. Ofwel is het een plan, volledig door de overheid georganiseerd, ofwel is het de markt die het volledig organiseert. Mijn pleidooi is al lang om, op het vlak van doelstellingen en niet op het vlak van operationele keuzes, de richting aan te geven met alle instrumenten die we hebben.
Er is een Vlaams spreekwoord: ‘Geen woorden, maar daden.’ Minister, u zei daarnet: “Ik wil wel zeggen wat de doelstelling is, maar voor de rest doe ik er niets aan.” U draait eigenlijk het spreekwoord om naar ‘Geen daden, maar woorden.’ Ik denk dat noch voor een Vlaams-nationalist, die toch de spreekwoorden zou moeten kennen, noch voor een rationalist, dit een goede benadering is.
Mevrouw Kherbache, we hebben dat debat al meermaals gevoerd. Wij hebben de loonkost voor langdurig werkzoekenden niet verhoogd. De ACTIVA-maatregel is afgeschaft omdat wij ervan overtuigd zijn dat werkgevers geen werknemers aannemen omwille van een ACTIVA-subsidie, maar wel omdat die werknemers over de juiste talenten en competenties beschikken. ACTIVA heeft trouwens nooit bijgedragen tot echte jobcreatie. Bovendien komt er een premie ‘langdurig werklozen’, waarover u eigenlijk al hebt geoordeeld zonder hem echt te kennen.
Collega Vanbesien, het heeft natuurlijk ook zijn voordelen als men het duidelijk stelt. Het is dan duidelijk waar men naartoe wil. U wilt van alles gewoon een wollig, grijs verhaal maken. Wij gaan voor een duidelijk verhaal dat herkenbaar kan zijn voor de ondernemers die willen investeren.
Minister, ik kan het echt wel appreciëren wanneer u grapjes maakt. Ik vind u zelfs beter als komiek dan als minister.
Wat ik niet apprecieer, is dat u karikaturen maakt van de kritiek die u krijgt op uw beleid. Als iemand zegt dat uw aanpak niet zijn aanpak is, dan apprecieer ik het niet dat u daar onmiddellijk een karikatuur van maakt door te zeggen dat het dan ‘planeconomie’ is. Het probleem is dat we een duidelijk plan nodig hebben dat verder gaat dan wat u vandaag doet. U fulmineert een aantal problemen die volgens mij terecht zijn en die breed worden gedeeld. Vervolgens leunt u achteruit en laat, al even karikaturaal, ‘laisser faire, laisser passer’. U zegt dan – en dat vind ik echt een systeemfout – dat de visie ‘samenwerken’ is. Samenwerking kan een middel zijn om een aantal doelen te bereiken. Het is nu net het probleem dat we een aantal van die doelen ontberen. Dat zijn volgens mij de gps-coördinaten waar mensen om vragen. U geeft er te weinig richting aan.
Zo vervallen we in een aanbodgericht beleid. Men ondersteunt wat al is, in plaats van te faciliteren wat we morgen nodig hebben. Dat is het probleem met de speerpuntclusters. We moeten effectief een aantal stappen zetten en u moet richting geven. Dat is iets heel anders dan planeconomie. Laat ons alstublieft niet in die karikaturen vervallen.
Ik moet eerlijk zeggen: ik ben iemand die graag in zwart-wit spreekt. U ook en laat het ons daarbij houden. Zeggen dat er geen visie is, is er ook echt wel over.
Zelfs voor de kmo-groeiportefeuille, voor de innovatievolgers enzovoort, is er voor elk moment in het leven van een bedrijf ondersteuning waar het nodig is.
Punt twee, u vraagt naar de visie. U vindt dat te weinig, daar ben ik het helemaal niet mee eens. We hebben de bedrijven waar we vandaag sterk staan uitdrukkelijk gevraagd of ze een speerpuntcluster kunnen maken, met een plan, om een verschil te maken voor de toekomst. We hebben dat gedaan in de chemiesector, voor logistiek en voor voeding. We hebben nog altijd onze strategische onderzoekscentra (SOC’s), die ondersteunen we meer dan in het verleden, maar altijd vanuit een visie met duidelijke doelstellingen die we in al die afspraken naar voren brengen. Dat is genoeg. Moet het dan bottom-up gebeuren? Ja! Beweren dat we geen visie hebben, is verkeerd. We hebben een heel duidelijke visie over hoe we het verschil kunnen maken.
Recent was er een bijeenkomst naar aanleiding van de twintigste verjaardag van het Vlaams Instituut voor Biotechnologie (VIB). Een Amerikaanse onderzoekster gaf aan dat het grote verschil – en daar wou ze haar voorgangers bij betrekken – dat hier op lange termijn wordt gewerkt, ook vanuit de overheid. Dat doen we met het VIB en bij de andere SOC’s zoals imec. We gaan een stap verder: we gaan dat nu ook doen in die speerpuntclusters met een engagement voor tien jaar voor de organisatie van de clusters. Erbovenop komt de visie dat we projecten willen die ook op lange termijn kunnen worden gerealiseerd vanuit die cluster. De visie kan moeilijk duidelijker zijn. (Applaus bij de N-VA)
Mijnheer Ronse, u gaf aan dat de loonkost voor de aanwerving van langdurig werkzoekenden niet werd verhoogd. Met alle respect, maar uw fractieleider, de heer Diependaele, heeft gisteren aangegeven dat hij wou vertrekken van de feiten. Hij heeft heel terecht gepleit voor een correcte weergave van de feiten. Minister, u hebt in het verleden ook al aangegeven dat u keuzes hebt gemaakt, dat u de middelen anders hebt ingezet. Dat betekent wel dat u de aanwerving van langdurig werkzoekenden fors duurder maakt. U verwijst in uw communicatie – bij de recente beslissing – naar de premie voor langdurig werkzoekenden. Die premie beslaat een eerste schijf van 1250 euro en daarna 3000 euro. Dat is een groot verschil met de activatiepremie, los van de RSZ-korting, die tot 18.000 euro ging.
Ik wil maar aangeven: we kunnen discussiëren over keuzes die we maken maar niet over feiten. Als we de feiten beginnen te ontkennen, dan is het ver gekomen.
We ronden de behandeling van de drie ontwerpen van decreet af. De minister-president zal nog enkele beschouwingen geven.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, we zijn aan het einde gekomen van een zeer lang debat. Eerst is er in de commissies lang gedebatteerd en nu in de plenaire vergadering. Ik wil iedereen bedanken die aan het debat heeft bijgedragen, meerderheid en oppositie. De oppositie heeft uiteraard ‘the duty to oppose’. Dat houdt ons ook scherp, dat is goed voor het debat en dat maakt de zaken klaar en duidelijk, ook voor de bevolking die al dan niet rechtstreeks of via de media onze debatten volgt.
2017 is wat ons betreft een scharnierjaar. We hebben twee jaren van moeizame besparingen achter de rug. Die waren niet evident voor de Vlaamse overheid. De twee grootste budgetten zijn Onderwijs en Welzijn. Die budgetten bestaan voor 90 procent uit weddes. Niettemin hebben we die moeizame opdracht vervuld. Zeer tegen onze zin hebben we voor 2017 nog eens besparingen moeten doorvoeren, omdat we nog eens minder ontvangsten hebben dan verwacht.
Dat gaat over de tegenvallende groei waar we gebonden zijn door het cijfer van het Planbureau dat slechts 1,2 procent groei voorspelt. Dat gaat over de vervroegde negatieve afrekening die we krijgen van de Bijzondere Financieringswet die ons ook nog eens 200 miljoen euro kost. Ook die besparingen voeren we door en meteen trekken we de lijn door naar 2019.
Want we zijn vooruitziend en we willen ook in 2019 de begroting in evenwicht houden en tegelijk ruimte maken voor grote investeringen. U weet dat 2018 een bijzonder negatief jaar wordt omdat we dan de eenmalige afrekening krijgen van de autonomiefactor, en dat komt volgens onze raming neer op ongeveer 900 miljoen euro. Die 900 miljoen euro gaan we uiteraard niet wegbesparen in de diverse beleidsdomeinen of niet realiseren ten koste van onze investeringen. Voor de totale entiteit België versus de Europese overheden, blijft dat bovendien een nuloperatie.
We hebben niet alleen een begroting in evenwicht, collega’s, we zijn er trots op dat de regering enorm veel investeringen doet. Het zijn investeringen die lonen, investeringen in onze economie en O&O. We gaan voor een groot groeipad. Wij zijn op weg naar de 3 procentnorm. Dit jaar verhogen we het budget met 195 miljoen euro en doen er nog eens 100 miljoen investeringen bovenop. Die investeringen in O&O lonen. De industrie van de toekomst krijgt vorm in Vlaanderen. Dat ziet u, dat zie ik, als je rondgaat in onze bedrijven, van kmo tot groot bedrijf.
We investeren ook zeer sterk in mobiliteit en infrastructuur. We geven extra zuurstof aan onze scholenbouw. De krantentittels over de grote capaciteitstekorten in Vlaanderen zie je op dit ogenblik niet meer omdat we daar prioritair op inzetten, bovenop de klassieke scholenbouwprogramma’s. We hebben een intelligente manier gevonden om te investeren in onze ziekenhuizen, met het forfait dat we uitgewerkt hebben, net zoals we dat gedaan hebben voor de woonzorgcentra. Het groeipad voor welzijn is immens groot. Net zoals voor O&O moet dat bij goed wedervaren en met het welslagen van onze economie ertoe leiden dat we in 2019 die twee beleidsdomeinen recurrent kunnen versterken met een budget van een half miljard euro per jaar. Dit jaar kennen we een zeer forse groei voor de mensen met een beperking, maar evenzeer in de andere welzijnssectoren. Voor de speciale woningbouw is er elk jaar 1 miljard euro bijkomende lening. Ongeziene budgetten worden er uitgetrokken. En zo kan ik nog doorgaan.
Collega’s, tegelijk wil ik erop wijzen dat deze regering de twee voorbije jaren enorm veel hervormingen heeft doorgevoerd en enorm veel nieuw beleid heeft gelanceerd. Dat ziet u op heel veel terreinen. Ik wil beginnen met te zeggen – en dat is tegelijk een hulde aan de medewerkers in onze Vlaamse overheid – dat wij de omslag aan het maken zijn naar een kennisoverheid, niet meer de betuttelende, controlerende overheid die mensen, gemeenten en bedrijven bij het handje neemt, maar een kennisoverheid die vooruit kijkt, die studies maakt, die internationale benchmarking doet, die zorgt dat beleid onderbouwd kan zijn.
Dit vergt een omslag van onze leidend ambtenaren, maar vooral van onze ‘civil servants’, die dat doen en bovendien in een gewijzigde omstandigheid. We gaan in 2019 meer dan 4000 medewerkers minder hebben in vergelijking met 2009. Niettemin zijn wij een sterke overheid, een slimme overheid en maken wij die omslag.
We hebben nieuw beleid inzake verkeersveiligheid. Straks wordt de 70 kilometergrens uniform ingevoerd, met de afwijkingen die aangeduid zullen worden. We hebben voor het eerst een dierenwelzijnsbeleid in Vlaanderen. We hebben een revolutionaire hervorming in de welzijnssector met de persoonsvolgende financiering die mensen autonomie geeft, die mensen toelaat om met hun voucher ofwel naar een instelling te gaan ofwel thuis in zorg of mantelzorg te voorzien ofwel om, wat je meer en meer ziet, samen te gaan wonen in een huis dat mensen samen kopen of samen huren, waar ouders eventueel samen in investeren en mensen samen zorgen voor de zorg die ze nodig hebben.
In het binnenlands bestuur zijn er zware hervormingen. De provincies zijn niet langer bevoegd voor de persoonsgebonden materies. Er zijn ook grote hervormingen op het lokaal vlak, met uiteraard de doortrekking van de lijn van meer autonomie, minder bevoogding en meer regels die de gemeenten zelf mogen bepalen. Er is de integratie van het OCMW in de gemeente, wat een sterke stimulans moet geven, niet alleen aan vereenvoudiging maar ook aan een sterk lokaal beleid.
Er zijn fiscale hervormingen. Niet alleen is er de korting, de taxshift, die neerkomt op 26 procent bijdragen vanuit de Vlaamse Regering, maar ook is het verdeelrecht teruggeschroefd naar 1 procent, zijn de schenkingsrechten verlaagd, is er de kilometerheffing voor vrachtwagens en de vergroening van de verkeersbelasting. En er zitten nog hervormingen in de pijplijn.
Met de modernisering van het secundair onderwijs geven we goede antwoorden op de pijnpunten van ons onderwijs. Kijk naar de PISA-ranking (Programme for International Student Assessment) die telkens opnieuw aantoont waar we goed in zijn, maar ook waar onze uitdagingen zitten. Die pakken we ook aan met die modernisering.
Het duaal onderwijs komt op gang naar het voorbeeld van de Duitse duale Ausbildung. Dat is een zeer, zeer goed element om mensen opleiding te geven op de werkvloer. Ik dank de vele ondernemingen die instappen in dit systeem. Het is een systeem dat inspanningen vergt, het zijn geen goedkope werkkrachten. Het is opleiding op school, op de werkvloer en dat zal resultaten opleveren.
Het zal ook resultaten opleveren voor mensen van vreemde origine die niet altijd over een diploma beschikken, maar wel competenties en vaardigheden hebben waar onze ondernemingen steeds meer moeten op inzetten. We voeren een sterk tewerkstellingsbeleid met nieuwe dimensies in het integratiebeleid, een ambitieus cultureel beleid met onze grote culturele instellingen, en ook een ambitieus buitenlands cultureel beleid. Ik wil nog even wijzen op het succes van de Frankfurter Buchmesse dat Vlaanderen op de kaart heeft gezet, dat ervoor heeft gezorgd dat er 400 Neuerscheinungen zijn verschenen in Duitsland, waar we een heel gamma van culturele diplomatie aan hebben gebreid.
We gaan samen met Nederland op dat elan verder voor een sterker Europees en internationaal beleid. Ik ben blij dat er ook in dit parlement zoveel aandacht hiervoor is, similis externo, mijnheer Daems. We verschillen van mening met de oppositie over een aantal klemtonen, maar ik ontwaar een gedeelde ambitie van dit Vlaams Parlement over Vlaanderen, dat een zeer open land is met een open economie. We zijn bij de drie meest geglobaliseerde economieën ter wereld, we leven van de export. Wel, ik ben blij met de grote belangstelling die dit beleid hier krijgt.
Het zijn ook onze bevoegdheden. Internationale handel en internationaal beleid zijn onze bevoegdheden. Binnen Europa zijn we daarop een gelukkige uitzondering. Daar geldt in foro interno, in foro externo, en dat laat ons toe om bijvoorbeeld bij de brexit straks mee aan tafel te zitten en erover te waken dat de Vlaamse belangen, die kolossaal groot zijn, worden bewaakt, om toe te kijken op een goed uittredingsverdrag, om mee te helpen aan een nieuw en hopelijk goed handelsvriendelijk verdrag, wat mij betreft een plusverdrag met het Verenigd Koninkrijk.
Voorzitter, collega’s, dat beleid werkt. Dat beleid begint zijn vruchten af te werpen. We maken de omslag naar een overheid die vertrouwen geeft, een overheid die mensen vertrouwt in het onderwijs, die niet voor elke beslissing die lokaal wordt genomen eist dat er een goedkeuring van Brussel komt, dat er een rapport over wordt gemaakt. We geven ouders, leraars, directies en CLB’s meer autonomie. We geven meer vertrouwen aan onze ondernemingen, aan de lokale overheden, aan het verenigingsleven.
Dat is de rode lijn doorheen ons regeerakkoord: de omslag maken van een te jakobijnse, een te bevoogdende, een te betuttelende overheid naar een overheid die mensen vertrouwt, en die ervan uitgaat dat het overgrote deel van de mensen ook gekwalificeerd is en haar of zijn job correct uitvoert. Uiteraard gebeurt dat met benchmark, met vergelijkingen binnenlands en buitenlands, maar we gaan uit van vertrouwen en we meten de output en het beleid. Dat is de goede weg die we inslaan.
Het is ook een beleid dat mensen sterk maakt. Het nieuwe beleid voor mensen met een beperking leidt ertoe dat mensen zelf keuzes kunnen maken, dat ze kiezen voor thuiszorg of gezamenlijke zorg met lotgenoten of voor een zorginstelling. Mensen aan het werk helpen, dat beleid loont. Er zijn tienduizenden mensen meer aan het werk. De voorspellingen van de Nationale Bank en het Planbureau zijn dat dit nog sterker zal toenemen. We gaan voor opwaartse sociale mobiliteit.
Dit is de beste manier om welvaart te verzekeren, dit is de beste manier om mensen bij de samenleving te betrekken. Integratiebeleid werkt, maar er moet wel nog veel worden gedaan en dat beseffen we ook. Ik hoop dat iedereen die met de materie bezig is, weet dat dit een aartsmoeilijke opdracht is. We zien dat er ook in de tweede en derde generatie nog moeilijkheden zijn. We hebben inderdaad een te lage activiteitsgraad bij mensen van vreemde origine. Ik beroep er mij niet op, we doen het minder slecht dan Brussel en Wallonië, maar we doen het ondermaats in vergelijking met het Europese gemiddelde.
Daar is dus werk aan de winkel, en daar maken we werk van. Collega Muyters zorgt ervoor dat VDAB al in de Fedasilcentra optreedt. Het duaal leren zal daar een stimulans toe zijn. Het onderwijs dat we geven voor anderstaligen, nu ook al in het kleuteronderwijs, zal ertoe leiden dat jonge mensen – kinderen, kleutertjes – van heel jonge leeftijd sterker worden gemaakt in onze samenleving. Het is een opdracht voor ons allemaal, maar het is een moeilijke. Ik heb net cijfers gezien van Duitsland, dat immens veel vluchtelingen heeft binnengehaald. Daar zijn amper 34.000 van die mensen aan het werk op dit ogenblik. Wie beweert dat dit een gemakkelijke zaak is, slaat de bal mis. Heel veel van die mensen zijn niet geschoold of analfabeet. Laten we daar dus zeer genuanceerd naar kijken. Laten we ook onder ogen zien dat de hoge loonkosten in dit land ter zake ook een rol spelen. We stellen vast dat we voor e-commerce 8000 jobs kwijt zijn aan Nederland en Duitsland, jobs die bij uitstek geschikt zijn voor mensen met een lage scholingsgraad. Je ziet dat we in onze industrie overal machineoperatoren hebben die vaardigheden, kennis, computervaardigheid nodig hebben. Dat weet je dat de opdracht voor ons in Vlaanderen nog moeilijker is dan voor sommige nabuurlanden.
Het beleid is ook succesvol wat het aantal nieuwe ondernemers, het aantal starters betreft, succesvol inzake onderzoek en ontwikkeling. Dat was daarstraks het debat. Wel, ik kan u het volgende zeggen. Ik heb heel veel internationale contacten. Ik kom heel veel in het buitenland. Men is daar jaloers op ons beleid. Die triple helix van overheid, bedrijven en onderzoeksinstellingen werkt bij ons en die werpt vruchten af. Dat leidt ertoe dat we inderdaad de weg opgaan van Visie 2050, met een duurzame groei, want die groei willen we houden, we willen welvaart blijven creëren, maar tegelijk naar een koolstofarme, circulaire economie gaan. Vandaag nog, maar we wisten het al eerder, kunt u via de media vernemen dat ArcelorMittal een investering doet van 80 miljoen euro, waarbij de CO2-uitstoot van ArcelorMittal 15 kilometer verder door Dow Chemical zal worden omgezet in bio-ethanol. Kijk naar de biologisch afbreekbare fles van BASF. Zo zie je dat we resultaten boeken met innovatie, met de zeer goede match die we op dat vlak hebben tussen onderzoeksinstellingen en bedrijven. Laten we trots zijn op wat we hebben. Laten we trots zijn op imec, waar alle mobiele operatoren van heel de wereld moeten passeren. Collega Muyters, laten we inderdaad trots zijn op het VIB, dat ervoor zorgt dat we incubatoren hebben, dat we start-ups hebben, dat we jonge mensen laten groeien met nieuwe bedrijven. Onze innovatie is een succes. Er moet meer geld naartoe en daar maken we ook werk van.
Het Planbureau heeft voorspeld dat de groei voor Vlaanderen in juli 1,7 procent zal zijn. De Belgische groei is 1,2 procent. Dat bewijst dat Vlaanderen vooruitgaat, dat we de goede weg opgaan, dat we meer mensen aan het werk hebben, dat we meer duurzame welvaart aan het creëren zijn.
Grote uitdagingen blijven er uiteraard. Ik heb het daarstraks gezegd: het gaat erom in dit land duurzame groei te blijven combineren met alle uitdagingen waarmee we worden geconfronteerd. Tegelijk moeten we een omslag naar een circulaire en koolstofarme economie maken. Dat blijft een belangrijke uitdaging. Daar moeten we met zijn allen werk van maken, maar ook onze bedrijven zijn daarin mee. Ook onze bedrijven maken werk van die duurzame groei. Ik geloof heel sterk dat we innovatief goed bezig zijn en dat innovatie, onderzoek en ontwikkeling heel veel oplossingen zullen aanreiken.
Dan is er het klimaat, en de klimaatverandering. Dat is de tweede heel grote uitdaging waarvoor de Vlaamse Regering een aantal beleidsmaatregelen heeft genomen. U kent ze. We hebben evenzeer voor onszelf maatregelen genomen, voor onze kantoorgebouwen, voor ons wagenpark, voor ons gedrag, want we zetten ook heel sterk in op gedragsverandering. We rekenen erop dat iedereen in de samenleving daaraan meewerkt: de lokale besturen, de steden en gemeenten, de bedrijven evenzeer, de vastgoedsector ook. Ik verwijs naar collega Tommelein. We zetten heel sterk in op hernieuwbare energie. Met het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV) willen we een omslag maken die ertoe bijdraagt dat we een betere ruimtelijke ordening hebben, dat we een betere mobiliteit en minder verkeerscongestie hebben, dat we daar economisch, maar ook veel ecologisch voordeel van hebben. We zullen ook zeer sterk moeten rekenen op de lokale besturen om mee vorm te geven aan die uitdaging.
De derde uitdaging op zeer korte termijn is een goede regeling voor de brexit. Ik kan dit niet genoeg herhalen. We moeten onze handels- en welvaartsbelangen kunnen verdedigen. We moeten dit doen in een goede samenwerking met iedereen in dit land. Zoals ik al eerder heb gesteld, ben ik van plan minister-president Magnette uit te nodigen om hierover een gesprek te voeren. Hopelijk kunnen we tot een gezamenlijke strategie komen. Dit is ook in het belang van Wallonië, dat over een zeer sterke biofarma-industrie beschikt en er bijgevolg alle belang bij heeft een handelsvriendelijke brexit tot stand te brengen.
Tot slot is er nog de gedeelde samenleving. Ik ben verheugd dat we de interlevensbeschouwelijke dialoog op gang hebben gebracht. Onze religieuze en niet-religieuze levensbeschouwingen blijven samenwerken. Ondanks alle problemen zijn er ook goede voorbeelden van geslaagde integratie. Daar moeten we met zijn allen, de hele samenleving en alle overheden, werk van blijven maken.
Dit is een scharnierjaar. Wat de begroting betreft, laat dit jaar ons eindelijk toe weer aan te sluiten met een begroting in evenwicht. Deze begroting geeft onze economie zuurstof en laat toe sterk te investeren. Dit gaat gepaard met nieuw beleid en met tal van hervormingen. Ik eindig met een positieve boodschap. Ik denk dat we goed op weg zijn. (Applaus bij de meerderheid)
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.