Report plenary meeting
Ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2017
Ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2017
Report
Algemene bespreking (Voortzetting)
Dames en heren, aan de orde is de voortzetting van de algemene bespreking van het ontwerp van decreet houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2017, het ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2017 en het ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2017.
Cultuur, Jeugd, Sport en Media
We bespreken nu het onderdeel Cultuur, Jeugd, Sport en Media.
De heer Caron heeft het woord.
Voorzitter, ministers, collega’s, deze regering zegt van zichzelf dat ze een investeringsregering is. Ministers, ik denk dat jullie samen met mij overtuigd zijn hoe belangrijk cultuur, jeugd, sport en media in de samenleving zijn voor de opbouw van een kwaliteitsvolle, rijke en warme samenleving waar sociale cohesie als belangrijk wordt geacht. Is het niet zo? Heel veel maatschappelijke problemen worden bijna preventief aangepakt door middel van die zachte sectoren. En daar heb ik een vraag over. Hoe komt het toch dat Cultuur, Jeugd, Sport en Media, als het over investeringen gaat in de toekomst van Vlaanderen, zo weinig ruimte krijgen? (Applaus bij Groen en sp.a)
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer Caron, het is fantastisch dat u dat zegt, maar ik herinner u aan de uitspraak die u in de commissie hebt gedaan toen ik het investeringsplan voor sportinfrastructuur heb voorgesteld. Ik heb uitdrukkelijk gezegd dat we vanaf 2017 minimaal 5 miljoen euro per jaar plannen, dat met drie kan worden vermenigvuldigd omdat we medefinancier zijn, dat we daar voor 2017 30 miljoen euro bovenop doen voor sportinfrastructuur breedtesport, en dat we per olympiade 10 miljoen euro plannen. Misschien is dat allemaal niet veel, maar het is in elk geval meer dan in de laatste jaren.
Als we in 2017 30 plus 5 miljoen euro, dus 35 miljoen euro, voor breedtesport en topsportinfrastructuur uittrekken, dan gaan we voor de breedtesport meer dan 100 miljoen euro kunnen investeren in 2017. Ik weet niet of u dat weinig vindt, ik vind het enorm veel. Als ik zie wat we in de afgelopen periode hebben kunnen doen voor breedtesport en topsport, met resultaten, zelfs op Olympische Spelen, waarvan wordt gezegd dat het dankzij de hoogtechnologische infrastructuur die er bijvoorbeeld in Antwerpen is gekomen voor het zwemmen, dan zeg ik dat u vandaag ergens wat hebt gemist. Uw eten was misschien niet goed, maar de investeringen zijn er.
Minister Muyters, het is merkwaardig hoe u erin bent geslaagd, in tegenstelling tot Cultuur en Jeugd gedurende de voorbije zeven, acht jaar, in Sport bijna niet te moeten besparen, integendeel. Uw budget hebt u laten groeien. U mag een voorbeeld zijn voor sommige andere zachte materies in Vlaanderen. Ik erken wat u zegt en ik zal er niets van af doen.
Minister Gatz, u investeert ook in bepaalde culturele infrastructuren, dat weet ik, maar de stijging van het cultuurbudget is minder dan 1 procent van het totale cultuurbudget. Het loopt ver achter op andere domeinen in Vlaanderen. Als we een warm en rijk Vlaanderen willen, in alle betekenissen van dat woord, dan zullen we daar meer in moeten investeren. Waarom worden Cultuur, Jeugd en Sport nooit genoemd in het rijtje van Onderwijs, Welzijn, O&O?
De heer Meremans heeft het woord.
Minister Gatz, toen u minister werd, werd u binnengehaald als de aartsengel Gabriel die de blijde mare bracht aan nicht Elisabeth en Maria in de cultuursector. Een tijdje later werd u bijna verketterd als de herrezen Herodes die de culturele jonggeborenen aan de degen zou rijgen. Niets van dat alles natuurlijk. We zien vandaag een bloeiend cultuurlandschap, en mijnheer Caron, we zien vandaag ook een lichte stijging in het cultuurbudget met 3,3 miljoen euro en dan nog eens 10 miljoen euro voor het Fonds Culturele Infrastructuur (FoCI). Er is dus een stijging.
We hebben ook een aantal harde noten gekraakt het afgelopen jaar. Denken we maar aan het Kunstendecreet. We hebben ter zake altijd duidelijk gezegd waarvoor we zouden gaan, qua impact, bereik en uitstraling. En inderdaad, er zijn minder organisaties die een werkingssubsidie hebben gekregen. Daar staan we niet over te juichen, maar het is wel zo dat we ter zake keuzes hebben gemaakt. We kunnen echter wel zeggen dat er nog steeds een goed vertakt en fijnmazig netwerk van kunstenorganisaties is.
Ik ga verder met de letteren. Vorige week hebben we de gereglementeerde boekenprijs waargemaakt. Natuurlijk is dat niet voldoende. We zullen ook daarop moeten blijven inzetten. We moeten ook het succes van de Frankfurter Buchmesse blijven continueren en samenwerken met het broedervolk uit het noorden.
Dan de amateurkunsten. Ik ben blij dat een aantal kleinere, nieuwere organisaties meer middelen krijgen. Alleen hopen we dat met het fonds dat u hebt verdeeld over de organisaties, ook innovatie gewaarborgd zal blijven.
We gaan ook starten met de discussie over de bovenbouw. Ik denk dat we ook daarover los van taboes moeten durven te oordelen en zien dat we niet dubbelop werken, dat we daar naar efficiëntie en effectiviteit gaan.
Dan is er de afslanking van de provincies. We hebben voorzien in een warme landing in 2017. Minister, belangrijk daarbij is ook het befaamde decreet dat u hebt aangekondigd, het Regionaal Cultuurdecreet. Daarbij wil ik toch aanstippen dat we vooral die samenwerkingsverbanden tussen steden en gemeenten inzake cultuur en erfgoed kunnen clusteren en die ook als partner kunnen opnemen in dat decreet.
Collega’s, ik hoop dat 2017 een oogstjaar is. Ik hoop op een grand cru. Er is het decreet inzake sociaal-cultureel werk. Er is het Cultureel-erfgoeddecreet. Er is het Regiodecreet en er zijn ook de aanpassingen aan het Circusdecreet. We hebben ook nog nota’s over aanvullende financiering en dergelijke. Ik denk dat ik volgend jaar hier kan staan en zeggen dat we goed hebben gewerkt. Laat echter één ding duidelijk zijn: wij waken over onze cultuur, als wezenlijk onderdeel van onze identiteit. We zijn daar fier op, assertief, niet superieur, maar we voelen ons er wel fier op. We dragen daar ook zorg voor. (Applaus bij de meerderheid)
Mijnheer Meremans, u bent erg positief over die stijging. Ik wil dat ook wel ondersteunen, daar niet van, maar ik wil toch even enkele opmerkingen maken. Dat is een stijging van het cultuurbudget met 0,8 procent dit jaar. Dat is indrukwekkend.
Minister, er komen dit jaar twee heel belangrijke decreten aan. Het ontwerp van Cultureel-erfgoeddecreet staat op de commissieagenda voor januari. Ik denk dat het ontwerp van decreet betreffende het sociaal-cultureel werk op de regeringsagenda van vrijdag aanstaande staat. Dat zijn belangrijke ontwerpen van decreet, die ook een goede basis hebben. Ik denk dat dit breed wordt gedragen. Dat soort decreten toont een ambitie, niet alleen inhoudelijk, maar ook qua cijfers en qua vertrouwen dat ten aanzien van die velden moet worden uitgedrukt. Minister, ik wens u veel doorzettingsvermogen, veel moed wat die nodige budgetten betreft. Er zijn immers noden wat het cultureel erfgoed betreft. Dat weet u zelf heel goed. Die budgetten zijn al meer dan tien jaar geblokkeerd. Het gaat echter ook om wat extra investering in het sociaal-cultureel werk, dat sterk kan bijdragen tot die cohesie in Vlaanderen.
De heer De Gucht heeft het woord.
Voorzitter, beste collega’s, de implementatie van het nieuwe Kunstendecreet was zonder twijfel het voornaamste element uit het cultuurbeleid afgelopen jaar. Die gemaakte keuzes zullen vorm geven aan het kunstenlandschap voor de komende vijf jaar. De impact daarvan is dus niet onbeduidend. Soms leidden ze spijtig genoeg tot begrijpelijke teleurgestelde geluiden in de sector. Sommige organisaties vielen immers uit de boot. Dat is het onvermijdelijke gevolg van de keuze voor minder versnippering, wat we toejuichen, en meer slagkracht, zonder daarbij het evenwicht in ons dynamisch kunstenlandschap uit het oog te verliezen. Volgend jaar volgt trouwens een evaluatie ter zake. We hebben het daarover onlangs nog gehad. Dan zal er indien nodig worden bijgestuurd. Bovendien zien we dat na twee jaar van besparingen de navelstreng van de overheidssteun opnieuw wat meer voeding doorlaat. De minister verwoordde dat trouwens mooi in zijn boek. De cultuurbegroting stijgt met maar liefst 13,6 miljoen euro, middelen die onder andere worden aangewend voor de projectenpot, die een toename ziet met meer dan 2 miljoen euro, tot 8,8 miljoen euro. Daarmee komen we opnieuw in de buurt van de verhouding van 10 procent ten opzichte van de structurele middelen, wat we ten zeerste appreciëren en ondersteunen.
Dankzij de federale taxshift zal de slagkracht van de organisaties in de kunstensector bovendien nog verder oplopen. Afgelopen vrijdag is daarenboven bekendgemaakt dat met vijf van de zeven Vlaamse kunsteninstellingen een beheersovereenkomst is afgesloten. Zoals aangekondigd, is daarin uitdrukkelijk opgenomen dat ze worden gedacht de kleintjes te ondersteunen. Op die manier dragen ze bij tot de fijnmazigheid en de dynamiek van het kunstenlandschap. We zullen er ook duidelijk op moeten toezien dat dit ook gebeurt.
Daarnaast is het afgelopen jaar ongelooflijk veel voorbereidend werk geleverd. Hierdoor belooft 2017 een uitzonderlijk druk jaar te worden waarin verschillende grote dossiers zullen worden uitgerold.
Er komt een nieuw decreet betreffende het cultureel erfgoed waarin participatie terecht als een bijkomende functie is opgenomen. We moeten zorgvuldig nagaan hoe de landschapstekening zal worden ingevuld. Het is dan ook uitkijken naar de visienota die nog zal volgen.
De inkanteling van de provincies betekent dat de overdracht van personeel, infrastructuur en instellingen moet worden gefinaliseerd. Een Regionaal Cultuurdecreet moet tegemoetkomen aan de bovenlokale behoeften, zoals de bibliotheekwerken.
Een nieuw decreet betreffende het sociaal-cultureel werk moet organisaties meer vrijheid en verantwoordelijkheid bieden. Dat zijn twee schitterende termen. In een veranderende samenleving zijn die organisaties van enorm belang om maatschappelijke evoluties en uitdagingen te vatten en op die manier onze civiele, diverse samenleving, die voortdurend onder druk staat, te versterken.
Er zijn de nieuwe investeringsprioriteiten voor de bovenlokale culturele infrastructuur. Er is het dossier van de digitalisering van de culturele praktijk. Er is het debat over de bovenbouw. Er moet een nieuwe organisatie worden aangeduid voor de verspreiding van kunst en de versterking van onze internationale uitstraling. Dit is bijzonder belangrijk voor ons land.
Tot slot is er de broodnodige verdere uitwerking van een instrument betreffende de aanvullende financiering. Vorige week hebben we hierover nog een debat gevoerd met de vertegenwoordigers van de Participatiemaatschappij Vlaanderen (PMV). Ik wil hier zeker niet beweren dat dit zaligmakend is, zelfs niet in deze tijden waarin naar zaligmakende zaken wordt gekeken. Samen met een groeiend subsidiebudget, kan dit instrument echter antwoorden bieden die we kunnen gebruiken om de culturele sector te ondersteunen. We willen de bestaande mogelijkheden bij de sector bekender maken. De Cultuurbank moet een nog grotere verscheidenheid aan financiële instrumenten aanreiken. Een daarvan is de kunstkoopregeling, waarover we al verschillende malen hebben gesproken. Het sectorbrede Cultuurloket moet adviezen op maat verlenen.
Minister, verder is er de samenwerking met de federale overheid. Ik blijf benadrukken dat het overleg, onder meer met de Waalse minister van Cultuur, dat u organiseert een belangrijk instrument kan vormen om een echt fiscaal regime uit te bouwen dat gunstig voor de sector is. (Opmerkingen van de voorzitter)
Ik sluit af. Uw beleidsbrief is terecht ambitieus. Er ligt volgend jaar veel werk op de plank. Het is een ongelooflijk belangrijke sector. Ik wens u dan ook veel succes. Ik wil benadrukken dat we in de commissie Cultuur de gewoonte hebben over de partijgrenzen en de grenzen tussen meerderheid en oppositie te … (Opmerkingen van de voorzitter)
Mijnheer De Gucht, u bent tevens senator. Ik zou de minister en u een vraag willen stellen. De invoering van de taxshelter voor de podiumkunsten gaat gepaard met een zeer complexe administratieve bom waar Vlaanderen met al zijn regelingen nog niet aan geraakt. Er zijn heel wat nevenkosten aan de taxshelter voor de podiumkunsten verbonden. De federale overheid heeft een negatieve opinie over de organisatie door middel van een gezamenlijke vennootschap. U weet dat een vennootschap nodig is om van de taxshelter te kunnen profiteren.
Minister, mijnheer De Gucht, het zou fantastisch zijn indien jullie er bij de federale overheid op zouden kunnen aandringen dat een gedeelde vennootschap in de cultuursector als tussenpersoon voor de taxshelter zou kunnen optreden. Pas dan zou het instrument voor de Vlaamse artistieke non-profitsector een zeer grote meerwaarde hebben. Ik betwijfel of het kan, maar pas dan zou een voorwaarde worden vervuld die momenteel niet is vervuld. Het zou jammer zijn dat op die manier zo veel geld verloren zou gaan.
Het is een bijzonder belangrijk dossier. Als je kijkt welke bewegingen dit in de audiovisuele sector heeft meegebracht, dan valt het niet te ontkennen dat het belangrijk is om dit verder te ontplooien. U moet de kracht en de macht van de Senaat niet overschatten, maar ik wil er daar waar mogelijk op wijzen. Volgens mij is er ook langs Franstalige kant enorm veel vraag naar. Ik zou het ook interessant vinden om in overleg te gaan met parlementsleden van de verschillende niveaus in ons Belgisch bestel. Het zou ademruimte geven die broodnodig is. De bewegingen in de audiovisuele sector bewijzen de efficiëntie. (Applaus bij Open Vld)
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Voorzitter, minister, uw beleidsbrief en uw begroting lijken wel twee parallelle documenten. Uw begroting is zeer moeilijk leesbaar. Ik heb daar ook een opmerking over gemaakt binnen de commissie, maar dat geldt bijna voor alle begrotingsdocumenten. Niet alleen voor die van u. Ik word eerlijk gezegd warm noch koud van uw beleidsbrief. Daar waar u concreet beleid wilt voeren zoals de kunstkoopregeling of de amateurkunsten, waarvan u publiekelijk zegt dat u er meer middelen voor hebt gevonden, doet u eigenlijk een broekzak-vestzakoperatie. U haalt geld binnen de begroting van Cultuur om er dan ander beleid mee te kunnen voeren.
Het is bijna historisch dat er een heel pak geld weggaat van de begroting van Cultuur naar die van Binnenlandse Aangelegenheden. Die middelen zijn niet geoormerkt voor cultuur. We hebben dat debat hier al gevoerd en ook in de commissie hebben we het er verschillende malen over gehad. Er is een hoorzitting geweest met de bibliotheken. Er was een ‘critiqueur’ die zei dat de middelen niet voldoende waren en dat de besparingen ervoor zorgden dat het aankoopbeleid onder druk komt te staan. U, maar ook de parlementsleden, stonden erbij en keken ernaar, want we kunnen niets meer doen. Het is Binnenlandse Aangelegenheden die daar bevoegd voor is. U zegt dat u dit zult monitoren, maar ik hoop vooral dat u ook zult kunnen bijsturen. Ik hoop ook dat u mij zult kunnen zeggen hoe u gaat bijsturen, want het is niet meer ‘your cup of tea’. Het zit eigenlijk bij Binnenlandse Aangelegenheden.
Bij het kunstenbeleid zegt u opnieuw dat u meer middelen hebt gevonden. U bent er eigenlijk heel erg trots op en u doet alsof u de beloften die u hebt gemaakt, hebt waargemaakt. U hebt beloofd dat er in 2017 meer middelen zouden komen, maar we zien een vermindering ten opzichte van 2010. We zullen het ook effectief voelen vanaf 1 januari, want een heel deel organisaties, zoals Rataplan, zal wegvallen.
Ik denk dat mevrouw Idrissi zich vergist. Ze zegt dat er geld is weggegaan naar Binnenlandse Aangelegenheden. Als ik het goed voorheb, bedoelt u het geld dat we nu geven aan onze steden en gemeenten. Is dat correct, mevrouw Idrissi? Dat gaat niet naar Binnenlandse Aangelegenheden. Minister Homans gaat er niet mee shoppen dit weekend. Dat geld gaat naar de steden en gemeenten. We geven vertrouwen aan de cultuurschepenen en de sportschepenen, en zij zullen met dat geld heel goed werk doen. Dat is de bedoeling. Het gaat naar de mensen op het lokale niveau. Ik weet dat sp.a jakobijns en centralistisch is, maar wij geloven in mensen. Dat is het verschil.
Het is geld dat naar het Gemeentefonds gaat. Het is geld dat uit de begroting Cultuur is gegaan en het is geld waar de bevoegde minister van Cultuur niets meer over te zeggen heeft. Dat is waarover het gaat.
Ik ga verder. Voor Rataplan en andere organisaties gaan we vanaf 1 januari 2017 de gevolgen zien van dat beleid. Heel wat organisaties gaan sluiten.
Dan wil ik het hebben over de verloning of de positie van de kunstenaar. We zien dat de sociaal-economische situatie van de kunstenaar moeilijk is. We hebben de studie gehad van rekto:verso. We hebben daarover een debat gehad in het parlement. We hebben ook een paar weken geleden een studie gehad. Uit alle studies blijkt dat de kunstenaar het moeilijk heeft, en dat veel kunstenaars overwegen om te stoppen. Daarom is het jammer dat u in uw beleidsbrief niets zegt over – zoals rekto:verso ook naar voren heeft geschoven – een toetssteen die moet worden ontwikkeld om een ‘code of conduct’ te hebben. U zegt dat de grote instellingen de kleintjes zullen moeten meepakken. Minister, ik heb u al herhaaldelijk de vraag gesteld hoe u dat concreet voor Brussel ziet, want Brussel heeft geen grote instelling, zoals deSingel. Moeten alle podiumkunstenaars naar deSingel gaan, of hoe ziet u dat concreet? Dat is immers een probleem, ook voor Brussel.
Dan nog twee puntjes: diversiteit is belangrijk. Ik steun u daarin. Cultuur heeft een onwaarschijnlijk belangrijke rol te spelen in verbindingen aangaan, in bruggen maken, maar als ik zie hoeveel u daar in uw begroting voor hebt vrijgemaakt: nul euro, of het scheelt niet veel. Hoe gaat u dat dan realiseren?
Voor 2017 ligt er heel wat decretaal brood op de plank. We gaan een straf jaar tegemoet. Er zijn de decreten opgesomd door de collega’s: cultureel erfgoed, sociaal-cultureel werk, regionaal cultuurbeleid. Wij gaan dat allemaal bekijken. Als er goede zaken in zitten, dan gaan we dat steunen. Als er geen goede zaken in zitten, gaan we dat uiteraard niet steunen. Maar ik hoop van ganser harte dat u ook het budget gaat vinden om bijvoorbeeld bij erfgoed de juiste zuurstof te geven.
De heer Wouters heeft het woord.
Ik wou even een onwaarheid de wereld uit helpen. Ik lees in de nieuwsbrief van Rataplan van deze week: “Het einde is nabij. Niet voor Rataplan, gelukkig, wel voor het turbulente jaar 2016.” Ik weet dus niet waar u het haalt dat Rataplan zou verdwijnen.
Rataplan gaat in ieder geval geen subsidies meer krijgen van deze Vlaamse Regering.
De heer Van Campenhout heeft het woord.
Ik wil de woorden van de heer Caron onderschrijven wanneer hij de minister feliciteert met de aandacht voor sport in de begroting. De heer Caron maakt zich wat zorgen over de besparingen in cultuur. Ik kan hem geruststellen: als men de verhouding in de begroting bekijkt tussen cultuur en sport, dan is die nog altijd drie op een. Mijnheer Caron, misschien kunnen we het daarover eens in de commissie hebben. Ik zou me niet te veel zorgen maken.
Mevrouw Idrissi, de middelen zijn niet meer geoormerkt. U ziet dat als een nadeel. Ik zie dat als een groot voordeel. Ik kan u verzekeren dat de middelen die naar het Gemeentefonds gaan die niet geoormerkt zijn qua sport, in Antwerpen in goede handen zijn. Ik ga ervan uit dat dat in andere gemeenten, in alle bescheidenheid, ook zo is.
In 2017 wordt het decreet ter ondersteuning van de sportinfrastructuur en de bijbehorende besluiten voorgelegd aan de Vlaamse Regering en het Vlaams Parlement. Dit is een zeer belangrijke stap, temeer omdat u als minister de intentie hebt om al onmiddellijk een eerste oproep naar projecten te lanceren.
In dit kader zullen begin 2017 de ingediende dossiers voor de bouw of renovatie van zwembaden worden onderzocht en beoordeeld. U wilt al – terecht – in het voorjaar 2017 een beslissing nemen. Het is verheugend om vast te stellen dat u er werk van maakt, want er is behoefte aan moderne zwembaden. U weet dat in veel gemeenten de zwembaden in de jaren 60 of de jaren 70 gebouwd zijn, en dus totaal versleten zijn. Dat zwembaden leiden tot positieve resultaten hebben we gezien. Het nieuwe zwembad in Antwerpen, dat dankzij uw steun is gebouwd, heeft – ik citeer Pieter Timmers – ‘tot medailles geleid’. Dat is een autoriteitsargument, zoals men zegt.
In verband met infrastructuur voor geluidsproducerende of ruimtebehoevende sporten streeft u samen met Sport Vlaanderen, dat inzet op een kennis- en informatieloket voor sport en ruimtelijke ordening, milieu en natuur, naar duurzame oplossingen. Dat is een hele uitdaging, want open ruimten en plaatsen met weinig omwonenden worden steeds schaarser in Vlaanderen.
In verband met de risicovechtsporten, die mij na aan het hart liggen, is het verheugend om vast te stellen dat u bijkomende inspanningen wilt doen. Met het risicovechtsportplatform beschikte Vlaanderen al over een waardevolle structuur. Bij het uitvoeren van haar verschillende opdrachten vormden de generieke richtlijnen voor het organiseren van risicovechtsporten de rode draad. Het risicovechtsportplatform startte initiatieven om de implementatie van de richtlijnen te bevorderen.
Wat ook belangrijk is, is dat, na advies van de Expertencommissie Risicovechtsporten, de generieke richtlijnen een formeel karakter kregen door ze in een erkende kwaliteitsstandaard te vertalen in het GES-decreet. (Opmerkingen van de voorzitter)
Ik dank u voor uw aandacht voor de risicovechtsporten.
Voorzitter, ik eindig met een wens. Er zijn veel zeer veel medailles gehaald in Rio, in Vlaanderen, in het bijzonder ook in Antwerpen, bij het zwemmen, dankzij uw aandacht. Mijn wens is dat de aandacht voor risicovechtsporten ook tot medailles mag leiden voor jonge talenten in de risicogevechtsporten, zoals Jaouad Achab en Dodji Kodjo Ayigah.
De heer Poschet heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, ministers, net als collega Karin Brouwers ben ik blij dat ik zowel minister Muyters als minister Gatz eens samen kan aanspreken in dit debat. De boodschap die ik namens de collega’s van de Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media en de hele CD&V-fractie wil brengen, gaat u natuurlijk beiden aan.
Jeugd, Cultuur en Sport zijn de domeinen bij uitstek die mensen verbinden. Ze bieden hefbomen aan om te werken aan meer ‘wij’. Dit kan en moet op alle niveaus: zowel op het lokale, het bovenlokale als het Vlaamse niveau. Het komende jaar zult u, elk apart, maar hopelijk toch wel in overleg, decreten voorstellen om de voormalige provinciale initiatieven in de beleidsdomeinen Sport, Cultuur en Jeugd een nieuwe decretale basis te geven.
We zijn uiteraard bijzonder tevreden dat er op die manier een verankering komt voor de waardevolle bovenlokale werkingen van bijvoorbeeld jeugdwerk voor kinderen met een handicap, werkingen met maatschappelijk kwetsbare kinderen en jongeren, jeugdhuizen en bibliotheken.
Maar we zijn toch ook wel bekommerd over het andere luik van deze regionale decreten, namelijk het deel dat een decretale basis zal bieden om de voormalige provinciale projectmatige subsidies voor cultuur, jeugd en sport te verdelen. We willen u uitdrukkelijk oproepen om dit deel van het Regionaal Decreet uit te werken in overleg met de betrokken sectoren. We merken immers dat bij de recentste projectoproepen het vaak de lokale besturen zijn die intekenen op dergelijke projectoproepen, en dan ontvangen zij de subsidies en niet de organisaties die ook de financiële ondersteuning verdienen voor de uitwerking van de succesvolle projecten.
Het kan niet de bedoeling zijn dat we aan de ene kant de lokale decreten voor Jeugd, Cultuur en Sport afschaffen om daarna ‘en stoemelings’ een nieuw Vlaams subsidiekanaal richting de lokale besturen aan te leggen.
Bovendien vinden wij dat de structuren moeten worden gebouwd rond de doelstellingen en noden van het terrein en niet omgekeerd. Organisaties op het terrein mogen niet het slachtoffer worden van structuurhervormingen. Dat was de warme overgang waarover al sprake was.
Deze regionale decreten moeten het dus mogelijk maken dat organisaties samen en bovenlokaal een antwoord bieden op nieuwe maatschappelijke uitdagingen.
Overleg met de sectoren helpt samenwerking tussen organisaties en het bovenlokaal niveau te verankeren en aan duurzame kennisopbouw te doen. Als we belangrijke maatschappelijke uitdagingen willen aangaan, zoals de superdiversiteit in onze samenleving, moeten we kiezen voor samenwerking tussen bestaande organisaties met expertise op het terrein, niet door enkel het lanceren van allerlei nieuwe projectmatige initiatieven.
We rekenen op u ministers, om een dergelijke samenwerking te stimuleren. We blijven daarbij bekommerd over de gevaren van dwingende instrumentalisering van het verenigingsleven voor andere beleidsdoelstellingen zoals taalverwerving, diversiteit, preventie van radicalisering enzovoort.
Begrijp ons niet verkeerd: verenigingen kunnen hierbij een rol opnemen, maar alleen indien ze zelf aangeven een versterkende rol te kunnen spelen. De ministers moeten de sectoren zelf laten beslissen welke functies zij willen en kunnen opnemen. Een top-downbeleid zal immers zelden tot resultaten leiden en duurzame praktijken opleveren.
Daarnaast rekenen we ook op u voor de monitoring van de uitgaven in het lokaal sport-, jeugd- en cultuurbeleid. Dit moet meer duidelijkheid geven over de gevolgen van de afschaffing van de sectorale subsidies. U hebt beiden apart toegezegd aan deze monitoring te zullen werken en hiervoor samen te zullen zitten. CD&V wenst u beiden veel succes bij de opstart van deze monitoring en bij het uittekenen van een nieuw regionaal cultuur-, jeugd- en sportbeleid. Wij kijken met veel verwachting uit naar de debatten die we hierover het komende jaar zullen voeren. (Applaus)
Mevrouw Soens heeft het woord.
Een derde van onze samenleving is jonger dan 30 jaar. Kinderen en jongeren tellen dus letterlijk mee. Er moet men hen rekening worden gehouden via de stem van volwassenen en volwassenen hebben de plicht om hen te horen.
Een groeiend aantal jongeren en hun verenigingen wil zich inschakelen in het Vlaams jeugdbeleid, dat is een positieve evolutie. U zegt zelf dat u belang hecht aan vernieuwing in het jeugdwerk, en het is voor sp.a dan ook onbegrijpelijk dat u de deur voor die vernieuwing gewoon dichtspijkert. Het is bovendien nog onbegrijpelijker dat u doodleuk aankondigt dat u een miljoen euro extra in het jeugdwerk investeert, maar er vergeet bij te vermelden dat u daarvoor wel koudweg de middelen van zeven organisaties zult schrappen. En het strafste van al is dat die betrokken organisaties het dan nog via de krant moesten vernemen. Voor u is de ene jongere duidelijk de andere niet, voor u telt de ene jongere minder mee dan de andere.
Minister, als u dus nog eens een investering in het jeugdwerk aankondigt, dan zijn de jongeren maar beter op hun hoede. Ofwel worden er organisaties geschrapt, ofwel geeft u de middelen tweemaal uit. Het zou u sieren indien uw woorden zouden rijmen met uw daden.
Ik heb nog een halve minuut over om nog kort iets over sport te zeggen nu minister Tommelein hier nog aanwezig is. Ik hoop dat Kortrijk straks wint tegen Oostende. (Applaus bij sp.a)
De heer Wynants van Westerlo heeft het woord.
Soms is het plezant om van Westerlo te zijn, maar zeker niet altijd.
Minister, mijn fractie kan zich vinden in de evenwichtige en ambitieuze doelstellingen die u voor 2017 hebt gesteld. De naam van de sportadministratie is intussen ook veranderd in Sport Vlaanderen.
Daarnaast zijn wij ook tevreden dat er een aparte geelzwarte variant van het logo van Sport Vlaanderen voor topsport wordt gebruikt voor de uitstraling van Vlaanderen en de herkenbaarheid in het buitenland.
Het nieuwe decreet houdende erkenning en subsidiëring van de georganiseerde sportsector krijgt in 2017 uitvoering. Vroeger kon je voor sommige sporten bij meer dan vijftien federaties terecht en eventueel subsidies krijgen. Dat is nu afgeschaft en zal in de toekomst op een andere manier gebeuren. Met andere woorden, in de toekomst zal per sporttak slechts één Vlaamse unisportfederatie gesubsidieerd worden, met een aanbod van a tot z. Daarnaast blijven er ook nog multisportfederaties bestaan.
De subsidiëring – en ik weet dat de heer Caron daar belang aan hecht, want het gaat over geld – verandert fundamenteel. Er wordt voortaan rekening gehouden met drie factoren, in eerste instantie met de kwantiteit of het aantal leden. Daar bestaat een maximum voor.
Daarnaast wordt ook rekening gehouden met kwaliteit. Daarvoor hebben we ons gefocust op het draagvlak, de kwaliteit van het aanbod en het goede bestuur.
Daarnaast hebben we nog andere subsidies voor vier beleidsfocussen: jeugdsport, sportkampen, innovatie en laagdrempelig sportaanbod.
Minister, u stelt dopingbestrijding altijd hoog op de agenda en als fractie volgen we u hierin. De Nationale Antidopingorganisatie (NADO) Vlaanderen werd administratief geïntegreerd in Sport Vlaanderen, maar behoudt haar operationele autonomie.
Ik hoop dan ook dat de minister zijn functie blijft behouden bij het WADA, want dat is op Europees vlak toch belangrijk voor ons.
Het Globaal Sportinfrastructuurplan heeft vorm gekregen. Dat heeft de heer Van Campenhout al aangehaald. Ik wil daaraan toevoegen dat wij vooral het accent leggen op bovenlokale sportinfrastructuur.
Ik wil hier ook nog eens een lans breken voor het statuut voor semi-agorale arbeid voor de sportsector. Dat is belangrijk, omdat het de sportsector een enorme boost kan geven. Als fractie waarderen we het dan ook dat de minister werk heeft gemaakt van een bijkomende overheidsopdracht.
Het topsportactieplan is al aangehaald. We hebben veel medailles gehaald in Rio, de meeste sinds tien jaar. Het belangrijkste is dat wij niet alleen steun bieden aan de sport, maar vooral ook aan de sporter. Dat is het belangrijkste dat wij in de toekomst in het oog moeten houden: de sporter zelf moet subsidies krijgen, en niet de sport op zichzelf.
Ik wil tot slot onze collega’s bedanken, die allemaal constructief aanwezig zijn in de commissie Sport. Daar heeft men geen scheidsrechter nodig. Men heeft er wel een videoref, maar scheidsrechters hebben we niet nodig. Bedankt. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Caron heeft het woord.
De bescheidenheid van collega Wynants rijmt perfect met de bescheidenheid van de voetbalploeg waar hij voor staat. Het is tegelijk een soort minzaamheid, die ik zeer kan waarderen.
Minister, ik heb nog twee vragen. U hebt het over de sportfederaties gehad en het nieuwe decreet dat nu geïmplementeerd wordt. Ik hoef geen details, maar de deadline van de fusies en de inkanteling voor die verschillende sportfederaties uit eenzelfde sporttak nadert. Er zijn een aantal problemen in de pers geweest rond de voetballerij, maar kunt u ons een algemene indruk geven?
Ik wens u verder een toekomst in het WADA. Ik wil nog eens vragen om ook onze eigen dopingcontrole in Vlaanderen, maar ook de preventie, het beheer enzovoort, tot een voorbeeld van dopingbestrijding in de wereld te maken. U bent daar goed voor geplaatst. We willen u daar graag bij steunen, maar u weet dat daar nog een beetje werk aan is. Dus alstublieft, zet daarop in.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Minister Muyters en minister Gatz, nu u hier samen aanwezig bent tijdens deze plenaire vergadering, maak ik heel graag van de gelegenheid gebruik om u nog maar eens, maar deze keer samen, mijn bekommernissen mee te delen over het media-innovatiebeleid. Ik heb u de voorbije jaren al meermaals en afwisselend – want u verwijst dan steeds naar elkaar – aangesproken over de gevolgen van de beleidskeuzes die u beiden hebt gemaakt met betrekking tot het innovatiebeleid voor de mediasector.
Nochtans hebben we hierover duidelijke afspraken gemaakt in het regeerakkoord. Ik citeer: “Innovatie is een hefboom voor een kwalitatief sterk en lokaal verankerd medialandschap. Daarom moet de werking van het media-innovatiecentrum MiX aangepast worden. De geïnvesteerde middelen moeten terechtkomen bij kleine, startende innovatieve ondernemingen.” Jammer genoeg werd de werking van het media-innovatiecentrum MiX niet aangepast, maar werd het centrum opgedoekt, ondanks enkele interessante concrete realisaties.
De Vlaamse Regering heeft daarop beslist om al het innovatiebeleid bij minister Muyters te groeperen, maar het door hem ondertussen uitgewerkte clusterbeleid beantwoordt blijkbaar toch niet helemaal aan de behoeften van de mediasector. Beide ministers toonden begrip voor onze argumenten in dat hele verhaal, maar in de praktijk merken we tot op heden nog geen echte vooruitgang.
De resultaten van het nieuwe media-innovatiebeleid kunnen als volgt worden samengevat.
De VRT krijgt geen aparte dotatie meer voor haar innovatiebeleid, maar kan wel meewerken aan Vlaamse en Europese co-innovatieprojecten, al dan niet in triplehelixvorm. De VRT kan zich voor de medefinanciering van innovatieprojecten dus wenden tot de reguliere Europese en Vlaamse steunkanalen voor onderzoek en innovatie.
De VRT moet zich ook inschrijven in het innovatieclusterbeleid van de Vlaamse Regering en zou dan actief moeten participeren in een Vlaamse mediaclusterorganisatie. Jammer genoeg werd bij de eerste oproep helemaal geen mediaclusterorganisatie als innovatief bedrijfsnetwerk erkend. Als ik het goed begrepen heb, is de volgende oproep pas voor eind 2017 of zelfs begin 2018.
Bij de bespreking van de beleidsbrief kondigde minister Gatz aan dat men in 2017 alle mediaspelers die in aanmerking komen – van startups tot de VRT –, zal samenbrengen over de problemen die ze ondervinden om innovatiesteun te krijgen voor goede projecten. Ook de gamesector, de kredietverstrekkers en beoordelaars als imec, Flanders DC, de innovatiecentra en het Agentschap Ondernemen zouden hier allemaal bij worden betrokken zodat ze de projecten van de mediasector vooraf leren kennen en niet pas op het moment dat de afgeronde aanvraagdossiers op hun bureau belanden.
Ministers, de CD&V-fractie is zeer tevreden met deze engagementsverbintenis, maar we hopen dat ze deze samenkomst zo snel mogelijk in 2017 organiseren zodat er zo weinig mogelijk tijd verloren gaat. We zijn immers allemaal erg trots op de hoge kwaliteit van de Vlaamse mediasector. Getuige hiervan nog de prijzen en de internationale awards die de VRT recent nog heeft gewonnen. Maar dergelijk hoog niveau vergt permanente investeringen in innovatie. Daarom zullen we moeten blijven investeren in innovatie, want innovatie loont.
Het huidige clusterbeleid is dus blijkbaar te weinig afgestemd op de noden van de mediasector. We roepen u beiden op om dit samen op te lossen, want stilstaan is hier full speed achteruitgaan in een zo veranderende sector als media. We kunnen ons dat echt niet permitteren in deze innovatiegevoelige sector.
Een recente studie van Ernst & Young in opdracht van de Europese Commissie heeft trouwens gewezen op het belang van de creatieve sector voor tewerkstelling. Dat aspect mag ook niet worden onderschat.
Mevrouw Segers heeft het woord.
We moeten er inderdaad van profiteren dat beide ministers hier samen aanwezig zijn. Collega Brouwers en ikzelf maken al heel lang hetzelfde punt. Niemand in deze zaal zal ontkennen dat onze brains, onze creativiteit onze belangrijkste grondstoffen zijn in dit land. Daar zullen we het mee moeten doen. De creatieve industrie – mevrouw Brouwers verwees ernaar – is gewoon vitaal als we willen blijven innoveren op een creatieve manier. De mediasector hoort tot die creatieve industrie. Zij is er de spil van.
Ministers, neem dit op, maak er werk van zodat media-innovatie voortaan echt kan worden geteld tot innovatie, cruciaal voor de weg die wij in Vlaanderen willen inslaan.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister, dagelijks zien we vandaag tekenen dat de onafhankelijke berichtgeving, pluriformiteit van de media in toenemende mate onder druk komt te staan, ook in onze Vlaamse samenleving. Onderzoeksjournalistiek komt onder druk te staan terwijl nepnieuws aan belang wint. We hebben met de verkiezing van Trump in de Verenigde Staten gezien hoe belangrijk nepnieuws is om de resultaten te sturen.
Er is het gevaar van de ‘filter bubble’, de bubbel waarin we ons elke dag bevinden. Kijk maar naar al die collega's die op hun smartphone zitten te kijken. Ze zitten allemaal in de filter bubble.
Journalisten staan onder constante druk om hapklare brokkennieuws op ons af te sturen. Klikbaar, want media zijn ook economieën.
Ik heb het dan nog niet eens over de politieke stemmen die zich steeds vaker en steeds later laten gelden als het over duiding en nieuwsberichtgeving gaat en media soms letterlijk bedreigen. Ik denk aan Apache bijvoorbeeld.
Minister, u weet heel goed dat u aan ons een medestander hebt voor uw beleid inzake mediawijsheid.
We kunnen niet genoeg benadrukken hoe belangrijk het is dat onze burgers kritische geïnformeerde burgers zijn die toegang hebben tot kwalitatieve media, die goed geïnformeerd zijn, die hun weg vinden in die mediawereld. Maar dat is niet genoeg. Die mediawijsheid is niet genoeg, we moeten kunnen blijven rekenen op een kwalitatief mediasysteem dat divers is en waar onafhankelijkheid van journalistiek en kwaliteit gegarandeerd worden. Minister, ik denk dat u daar echt nog een tandje kunt bijsteken. U zult zeggen: we moeten de vinger op de knip houden, binnen de huidige context is het niet mogelijk om meer middelen uit te trekken. Ik zeg u, minister, die middelen zijn er wel, het vraagt gewoon genoeg daadkracht van u om die voor het mediabeleid te oormerken.
4,7 miljoen euro is het bedrag dat de VRT dit jaar in de algemene middelen van de Vlaamse overheid gestort heeft, het zogenaamde exedent of overschot op de commerciële inkomsten. 1 miljoen euro daarvan gaat naar het Mediafonds. 3 miljoen euro wordt aangewend voor de renovatie van het Antwerpse museum. Dat is een goede zaak, want media en cultuur moeten allebei op elke eurocent letten. Maar dan is er nog altijd 700.000 euro die nu op de wachtlijn bij minister Tommelein staat. Dus, ik vraag u beiden om de noden binnen het mediabeleid te erkennen en de middelen in te zetten, in de eerste plaats ter ondersteuning van onafhankelijke nieuwsmedia en onderzoeksjournalistiek. (Applaus bij de sp.a)
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, in deze warme week en in de kerstperiode wil ik vooral een boodschap van hoop en vertrouwen uitspreken. In 2016 is er veel voorbereidend werk verricht rond het cultureel erfgoed en de aanvullende financiering voor de cultuursector. In 2017 wordt dit werk voortgezet en zal er ‘gedelivered’ worden.
En ja, de uitdagingen zijn groot. Er lopen veel oefeningen tegelijk om maar niet te spreken van de warme overdracht van de provinciale taken rond cultuur en erfgoed, de oefening van de bovenbouw en een nieuw Cultureel-erfgoeddecreet. Maar één ding staat voorop: de vele inspanningen van alle niveaus, van vrijwilligers en professionelen, van grote en kleine instellingen, van grote en kleine waardevolle initiatieven moeten worden gehonoreerd en leiden tot een gecoördineerd en geïntegreerd verhaal.
We zullen in 2017 actief de keuze maken om gedeconcentreerd Vlaams beleid uit te rollen en verantwoordelijkheid te geven aan de steden en gemeenten met regionale consulenten of regiowerkers die de afstand tussen de niveaus kunnen verkleinen, en die professionalisering en expertise tot bij de vrijwilligers en de lokale spelers kunnen brengen.
We staan aan de vooravond van een nieuw Erfgoeddecreet. We zullen daar in de commissie in januari uiteraard nog verder van gedachten over wisselen, maar ik wil hier wel aangeven – het is uw verdienste – dat het voorbereidend werk in een participatief traject met de sector verlopen is. Het is een voortdurend evenwicht zoeken tussen de participatie, het draagvlak creëren en toch met enige vaart beslissingen nemen. De sector heeft zelf ook gevraagd om de regierol op te nemen. We spreken straks van functies en rollen en de sector zoekt actief hoe ze het best die functies en rollen kunnen opnemen.
Codewoord is ook hier: samenwerken. De culturele-erfgoedsector is een kleine sector, waar vele zaadjes geplant zijn, die stilaan tot wasdom komen. Het is tijd om orde in het mooie bloemenveld te creëren, om één en ander beter te structureren en te organiseren, en – nogmaals – zonder daarmee de vele initiatieven in de erfgoedsector verloren te laten gaan. We hopen dat op het einde van de rit, de culturele-erfgoedsector ook financieel kan rekenen op nieuwe impulsen. Hoop en vertrouwen zijn er ook, dat er opnieuw stappen gezet worden met betrekking tot het collectiebeleid.
In dit kader wil ik ook nog even wijzen op de indemniteitsregeling. Er is ondertussen een tussenstap, in de vorm van onderzoek voor een stockverzekering. De sector vraagt echt om een indemniteitsverzekering. Dat is ook in heel veel andere landen het geval.
Het immaterieel erfgoed wordt door u opgewaardeerd. In deze tijd is het meer dan goed dat deze tradities bewaakt en erkend worden. Ook daar wil ik nog eens pleiten voor een logo, waardoor het vakmanschap van Vlaanderen in de verf kan worden gezet.
Mevrouw Van Eetvelde heeft het woord.
Collega’s, voorzitter, ministers, Vlaanderen kent al jarenlang een krachtig en sterk jeugdwerk. We worden hiervoor internationaal geprezen. Dit zal in de toekomst nog sterker kunnen groeien door de extra investeringen die minister Gatz plant in 2017. Het budget van het Vlaams Jeugd- en Kinderrechtenbeleid wordt namelijk verhoogd met 1 miljoen euro – toch een mooie prestatie in budgettair moeilijke tijden. Door die budgetverhoging kan de brede en diverse instroom van verenigingen in het jeugdwerk beter worden opgevangen. We erkennen allemaal dat de druk op het budget de laatste jaren toch groot werd door de instroom van verschillende verenigingen. Daarom is het goed dat, naast de budgettaire inspanning van 1 miljoen euro, de aanvragen nu worden ingediend om de vier jaar.
Wat betreft het financiële luik is het ook positief dat de minister van Jeugd ruimte vrijmaakt voor de preventie van radicalisering binnen het jeugdwerk. Hij geeft daarmee uitvoering aan het actieplan ter preventie van radicaliseringsprocessen die kunnen leiden tot extremisme en terrorisme.
Daarnaast besteedt de minister aandacht aan belangrijke punten in de jeugdsector, bijvoorbeeld een betere inclusie van alle groepen uit de samenleving. Volgens mijn fractie is het heel duidelijk dat zich hier de contouren aftekenen van een breed gedragen visie op diversiteit in het jeugdwerk. Er is de laatste jaren enorm veel informatie verzameld, er zijn verschillende onderzoeken en studiedagen geweest. Daarnaast heeft de minister ook al zijn burgerkabinet Jeugd georganiseerd, dat hier mee vorm aan gaf.
Voor ons is het nu kwestie van de zaken aan te pakken. Dit gaat natuurlijk niet van de ene dag op de andere, en al evenmin door het opleggen van één maatregel. In die optiek is het dan ook zeer positief dat de minister deze week bekendmaakte dat hij 750.000 euro investeert in projectoproepen om de diversiteit binnen jeugdbewegingen te bevorderen.
Er is een coherente aanpak nodig, in samenwerking met andere beleidsdomeinen en eveneens in samenspraak met de jeugdsector zelf. De minister neemt hier alvast het initiatief door middel van verschillende projectoproepen om de diversiteit binnen de jeugdsector te verbreden. Dat ondersteunen wij.
Een ander belangrijk speerpunt van mijn fractie blijft het aanpakken van de overregulering. Het masterplan bivakplaatsen moet nu concreet de problemen aanpakken en voor uitvoering van de plannen zorgen. De drie ministers werkten, op aanzet van de jeugdsector, een plan uit dat de regels en procedures voor de organisatie van kampen moet vereenvoudigen. Het masterplan wil ook een mouw passen aan het tekort aan kamp- en bivakplaatsen en tenten in de piekperiode van de zomervakantie. De minister zal in mijn fractie een bondgenoot vinden om de overregulering daadkrachtig aan te pakken.
We hopen dan ook dat hier in 2017 verschillende goede resultaten kunnen worden geboekt. (Applaus bij de N-VA)
De heer Vandaele heeft het woord.
Minister, in de commissie zei ik dat u nogal wat doorschuift naar volgend jaar: de samenwerkingsakkoorden met de regionale televisie, de nieuwe erkenningsronde voor de radio’s, de beheersovereenkomst met het Gamefonds. Maar ik voegde er ook aan toe dat het zeker de voorkeur geniet om even uit te stellen, beter dat dan holderdebolder slechte beslissingen te nemen.
Het is zeker niet zo dat er niets gebeurt. De nieuwe beheersovereenkomst met de VRT loopt; de krijtlijnen voor het hertekende radiolandschap liggen stilaan vast; de versnelde digitalisering, met DAB+ (Digital Audio Broadcasting), wordt een feit; de Nederlands-Vlaamse satellietzender ‘het Beste van Vlaanderen en Nederland’ (BVN) wordt voortgezet; de evaluatie van het Kenniscentrum Mediawijsheid komt eraan; wij kijken samen naar de aanpassingen van de Europese Mediarichtlijn; u verruimt het project ‘Kranten in de Klas’ tot ‘Nieuws in de Klas’, waarbij de leerlingen ook kritisch leren om te gaan met de digitale informatiestroom.
Dat zijn allemaal zaken, minister, die ons tevreden stemmen en waardoor wij als N-VA zelfs geneigd zijn om uw beleid ook in 2017 te steunen.
U weet dat we daarbij graag enkele stokpaardjes berijden, en ik noem er twee.
Een eerste is de toegankelijkheid. Vroeger drongen we vooral aan op een bredere ondertiteling en het inzetten van gebarentaal, maar daar is de afgelopen jaren ook audiodescriptie bij gekomen. De televisie, ook de regionale, doet inspanningen om de toegankelijkheid te verhogen, en voor ons ligt het voor de hand dat ook producties die door het Vlaams Audiovisueel Fonds worden ondersteund, bijzondere aandacht aan toegankelijkheid besteden.
Een tweede stokpaardje is de verdeling van de opbrengsten van de frequentieverkoop, eerst de 800 megahertzband en vervolgens de 700 megahertz. Voor een correcte verdeling tussen het federale niveau en de deelstaten moet het aandeel media versus het aandeel telecom worden gemonitord. U hebt onlangs in de commissie gemeld dat op dit terrein eindelijk stappen vooruit zijn gezet, minister. Dat is belangrijk, want Vlaanderen heeft recht op een flink stuk van de koek.
Ik heb de voorbije weken enkele keren, en eigenlijk meer dan mij lief is, bedenkingen geformuleerd bij bepaalde initiatieven of uitlatingen van onze openbare omroep. Wij zijn er in elk geval van overtuigd dat de VRT met de nieuwe beheersovereenkomst de nodige middelen en armslag krijgt om een slankere, maar nog steeds sterke openbare omroep vorm te geven. Via de beheersovereenkomst hebben wij als N-VA in elk geval ons vertrouwen in de openbare omroep bevestigd en we rekenen er uiteraard op dat dit vertrouwen niet wordt beschaamd. (Applaus bij de N-VA.)
De heer Caron heeft het woord.
Vindt u het normaal, collega Vandaele, dat we de dotatie aan de VRT met 30 miljoen verminderen en daarbovenop ook de werkingskosten niet indexeren? U zult antwoorden dat in de beheersovereenkomst staat dat de VRT generieke maatregelen die worden genomen, ook moet volgen. Op de Reyerslaan wisten ze vooraf waarschijnlijk niet wat daarmee werd bedoeld, want ze zijn hard geschrokken.
Wat is uw standpunt over het idee dat de VRT, in navolging van commerciële zenders zoals VTM, voor verschillende kinder- en jeugdgroepen een aparte zender opricht, een Ketnet Jr. dus?
Collega Caron, alvast over uw tweede vraag hebben we het in de commissie al gehad, en ik heb begrepen dat we de commissiediscussies hier niet overdoen.
U zegt dat de VRT heeft moeten besparen. Dat is waar. De VRT heeft in het verleden flink moeten besparen, en dat de VRT nu ook nog eens een indexering mist, klopt eveneens. Maar zoals u zelf al zei: dat staat in de beheersovereenkomst. De beheersovereenkomst bepaalt heel helder dat de werkingskosten niet worden geïndexeerd als dat ook voor andere entiteiten van de Vlaamse overheid niet gebeurt.
Ik blijf ervan overtuigd dat de VRT zelfs met die krimp een sterke, performante openbare omroep kan zijn. U zegt dat het vet al lang weg is en dat de overheid in het vlees van de openbare omroep snijdt. Aan die bewering begin ik te twijfelen wanneer ik vaststel dat de openbare omroep precies in de week dat er besparingen en een afslanking van het personeel worden aangekondigd, initiatieven neemt zoals een Ketnet Jr. en een nieuwe huisstijl. Dat kost toch ook geld, al kan men niet zeggen hoeveel. We hebben het daar al over gehad, collega. Bij mij wringt het een beetje dat er enerzijds voortdurend wordt gezegd dat er onvoldoende middelen zijn en anderzijds nieuwe initiatieven worden genomen waarover in het kader van de beheersovereenkomst niet is gesproken. Klagen dat de reclameplafonds te laag zijn, terwijl we het daarover verdorie bijzonder helder hebben gehad in het kader van de beheersovereenkomst. Het staat er allemaal precies in, met cijfers tot na de komma.
Dat alles belet me echter niet nog altijd een aanhanger te zijn van een sterke openbare omroep, en ik hoop dat dat vertrouwen niet wordt beschaamd. Dat was meteen ook de laatste zin van mijn uiteenzetting daarnet.
Mijnheer Vandaele, ik begrijp u echt niet. Uw allerlaatste zinnetje klonk heel dreigend, en dat zijn we van u niet gewend. Bovendien volg ik ook uw redenering niet. U zegt dat u ervan overtuigd bent dat de VRT als slankere omroep even performant kan blijven. Maar als de VRT dan alles uit de kast haalt om te doen wat wij, aandeelhouders in Vlaanderen van haar vragen, namelijk dat ze alle Vlamingen zou bedienen, ook de jonge kinderen die ze vandaag niet voldoende bedient, dan is het volgens u ook weer niet goed. Ik begrijp u ook niet als Vlaams-nationalist. Hoe kunt u ertegen zijn dat wij een aanbod doen van kwalitatieve content voor jonge kinderen in onze eigen taal met een eigen culturele productie, zodat ze niet meer massaal kijken naar Disney Junior en Nickelodeon, los van de kwaliteit daarvan, waar ik me niet over uitspreek? Hoe kunt u daartegen zijn? Daarom zeg ik: geef de VRT alle kansen om te doen wat ze moet doen, namelijk alle Vlamingen bedienen, ook de kleintjes.
Af en toe word ik inderdaad verkeerd begrepen. Heb ik er problemen mee dat Ketnet en de VRT in het algemeen eigen Vlaamse producties ondersteunt? Neen, natuurlijk niet. Dat heb ik vorige week tijdens het debat ook gezegd. Als er al argumenten pro zijn, dan is dat het feit dat er eigen producties worden ondersteund en ook dat het reclamevrij is. Ten gronde, als de openbare omroep zegt dat ze het momenteel moeilijk hebben en dat ze alle zeilen moeten bijzetten, dan zou ik verwachten dat men eerst poogt te stabiliseren en prioriteiten vast te leggen en pas dan nieuwe initiatieven zou nemen, maar toch niet zo kort na de beheersovereenkomst. Minder dan een jaar na die overeenkomst doet men nu heel nieuwe dingen. Sommige van die experimenten werden ook in het verleden al gelanceerd en zijn intussen stopgezet.
Minister Muyters heeft het woord.
Ik dank iedereen die is tussengekomen over sport en ik kom even terug op een paar van die punten. De middelen die vroeger vanuit Vlaanderen naar de gemeenten gingen, waren relatief gering in vergelijking met wat de gemeenten zelf besteedden aan sport. Ik ben blij dat we een duidelijke switch hebben gemaakt van een controlerend Bloso, dat naging of de beperkte middelen die we aan de gemeenten gaven, wel juist gebruikt werden, naar een dienstverlenend Sport Vlaanderen, dat pakketten voorbereidt waar gemeenten op kunnen intekenen. Ik denk bijvoorbeeld aan de Multimove voor kinderen. Dat pakket wordt aan de gemeenten aangeboden om de motoriek van jonge kinderen te helpen ondersteunen. In het begin gebeurt dat met ondersteuning vanuit Sport Vlaanderen, met name met een opleiding, en daarna kunnen ze het zelf doen. Mevrouw Idrissi, ik ga ervan uit dat in de toekomst nog meer middelen vanuit de gemeenten naar sport zullen gaan dankzij het feit dat ze over kant-en-klare pakketten van Sport Vlaanderen kunnen beschikken. Ik vind dat we zo met het vertrouwen dat we aan de gemeenten geven, hen nog stimuleren om het voor sport in te zetten.
Over de sportinfrastructuur hoef ik niet dieper in te gaan. Ik heb onmiddellijk gereageerd tegenover de heer Caron, en hij heeft dat ook al onderstreept.
Mijnheer Van Campenhout, wat betreft de geluidsproducerende sporten zal ik samen met mijn collega’s Weyts en Schauvliege blijven zoeken naar oplossingen, maar dit blijft een heel moeilijke oefening.
Voor de risicovechtsporten steun ik uw hoop. Laten we niet alleen naar de Olympische Spelen kijken. Dan zien we dat we voor de risicovechtsporten ook al prachtige resultaten hebben behaald. We hebben een wereldkampioen in ons land, dat is niet niks. We gaan in die richting verder.
Ook een belangrijk verschil met het verleden – daar ga ik in op wat collega Poschet naar voren bracht – is dat we sport niet meer alleen zien als een doel, maar dat sport ook vaak een middel kan zijn. Ik vind effectief dat we niet vanuit Vlaanderen moeten zeggen hoe dat moet gebeuren. Je kunt zien dat sport een middel kan zijn om mensen samen te brengen en om competenties en talenten aan mensen mee te geven. We steunen dat samen. Het is een richting die vrij nieuw is, om, waar we kunnen, sport als middel te gebruiken, en dat we wie dat wil doen, ondersteunen. Dat is de filosofie. Als ik kijk naar het bottom-upgebeuren, dan telt dat ook voor een aantal andere aspecten. Daar kom ik nog op terug als we het hebben over media-innovatie.
Een volgend punt dat ik wil naar voren brengen heeft de heer Wynants heel duidelijk verwoord. In de commissie Sport is het unieke dat we voor bijna alle punten die we bespreken, samen vooruit proberen te gaan op een constructieve manier. Een van de onderwerpen waar we het in de commissie zo goed als eens over zijn, is dat we rond semi-agorale arbeid verder moeten werken. Ik verwacht eerstdaags een tweede studie, waarmee ik het debat met de federale overheid voort kan zetten, conform het regeerakkoord.
Mijnheer Caron, wat betreft het Federatiedecreet – ik noem het zo – ben ik het eens met collega Wynants. We hebben daar niet alleen deze legislatuur, maar al twee legislaturen hard aan gewerkt. De eerste resultaten zijn duidelijk zeer positief. We evolueren van 65 federaties, dus ook 65 besturen, naar 47 nu. Dat wil zeggen dat we 18 besturen minder moeten sponsoren. We geven niet minder geld. Dat wil dus zeggen dat er meer geld naar de sporter kan gaan, en dat was onze en uw bedoeling. En ja, er waren nog wat plooien glad te strijken. Ik kan u zeggen dat ik bij de moeilijkste besprekingen zelf mee aan tafel ben gaan zitten om ervoor te zorgen dat de vastgelopen gesprekken opnieuw vlot werden getrokken. Bij de Koninklijke Vlaamse Voetbalbond (KVV) zijn we bij alle mogelijkheden opnieuw gaan zoeken. Ik heb het bericht nog niet gehad, maar misschien is daar gisteren al een oplossing voor gevonden. Ik denk dat ook de KVV zal erkennen dat de vastgelopen gesprekken dankzij de tussenkomsten die vanuit Sport Vlaanderen en van mijn kant uit zijn gedaan, zijn voortgezet.
Ik wil van deze gelegenheid gebruik maken om de mensen van Sport Vlaanderen, mijn kabinet en zeker alle federaties die die zware oefening van integratie hebben gedaan, te bedanken dat ze die stappen hebben gezet. De sporters zullen er wel bij varen. Ik ben ook zeker dat de sporters hen zullen danken omdat ze de moed hebben gehad om die integratie van federaties waar te maken.
Mijnheer Caron, wat betreft WADA loopt mijn mandaat sowieso nog anderhalf of twee jaar. Ik volg u, Vlaanderen moet dan ook een voorbeeld zijn. We zijn er nog niet, daar ben ik ook van overtuigd, maar ik heb het aanbod gedaan in de commissie en ik wil het hier plenair herhalen: er zal een nieuwe chef komen bij NADO Vlaanderen en we zullen met die chef een gesprek voeren in de commissie op basis van de studies die ik een half jaar of een jaar geleden heb besteld om WADA performanter te maken. Ik denk dat ik hiermee alle antwoorden in verband met sport heb gegeven.
Ik wil van de gelegenheid gebruik maken om aan collega Brouwers en collega Segers iets te zeggen over media-innovatie. Minister Gatz zal daar verder op ingaan. Ik wil daar drie zaken over zeggen. Het klopt natuurlijk dat de VRT geen apart budget innovatie meer had. Die afspraak was ook gemaakt in het regeerakkoord, dat is juist. Ik wil er wel op wijzen dat het hele instrumentarium van innovatiesteun en economische steun – ik denk aan de kmo-portefeuille maar evengoed aan de projecten die met PMV kunnen worden gerealiseerd – ter beschikking staat van mediabedrijven. Het is niet zo dat mediabedrijven niet in aanmerking komen voor kmo-steun en dat ze geen beroep kunnen doen op innovatiesteun. Dat is niet het geval. Ze hebben dezelfde mogelijkheden als andere bedrijven.
Ik heb een extra mogelijkheid gecreëerd met de innovatieve bedrijvenclusters. Daar wil ik vooral bottom-up werken. Dat heb ik van in het begin gezegd: bottom-up, medefinanciering en een termijnvisie – drie jaar in een bedrijvennetwerk – en een duidelijk programma dat voor de sector het verschil kan maken.
Zoals ik altijd probeer te doen, moet ik dat niet beoordelen. We hebben mensen die met kennis van zaken samen een zo objectief mogelijk oordeel geven over de ingediende projecten. Het project voor Media dat was ingediend, voldeed volgens die jury absoluut niet aan de kwaliteitseisen en de doelstellingen die men mocht verwachten.
In de toekomst komt er een nieuwe oproep. Zij die de eerste keer niet waren geslaagd, kunnen zeker een nieuwe indienen. Wat ik niet meer wil doen – dat geldt voor Media maar ook voor anderen – is zeggen: hier is het geld en zie maar hoe je dat op de meest interessante wijze kunt besteden. We willen bottom-up werken met sterke programma’s die het verschil maken voor Vlaanderen en voor de sectoren.
Minister Gatz heeft het woord.
Ik wil inpikken waar minister Muyters is geëindigd. Het klopt dat het op dit ogenblik minder evident is om vanuit mediaperspectief aan innovatiemiddelen te komen. Minister Muyters heeft het huidige beleidskader duidelijk geschetst. We hebben samen rond de tafel gezeten om na te gaan hoe de aanpak, de knowhow en de insteek van bedrijven of bedrijvenclusters inzake innovatie kan verbeteren om succesvoller te zijn in een volgende ronde.
We zijn er ons allebei van bewust dat innovatie in de mediasector belangrijk blijft. Enkele maanden geleden heb ik in Amsterdam de grootste mediatechnologiebeurs van Europa bezocht. Je ziet daar wat er allemaal gebeurt. Onze bedrijven spelen daar ook mee – ik zeg niet ‘ook nog mee’, maar ‘mee’. We moeten zorgen dat ze dat in de toekomst kunnen blijven doen. We zullen in het voorjaar samen met de sector bekijken hoe we hen beter kunnen voorbereiden.
Daarnaast leg ik er de nadruk op dat de regering heeft beslist een belangrijke motor van die innovatie in de mediasector, met name de openbare omroep, de VRT, een ander spoor te laten bewandelen. We kijken in samenwerking met de ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV) naar hoe we innovatieve projecten verder kunnen ondersteunen. De gesprekken tussen de PMV en de VRT zijn aan de gang volgens de gangbare normen en regels. De Vlaamse Regering zal samen met de VRT uitzoeken hoe we de zaken het best vooruit kunnen helpen. Ik ga ervan uit dat op die manier de toekomst voor media-innovatie in Vlaanderen meer dan een perspectief heeft.
Mevrouw Segers, in verband met het excedent van de VRT – wat de VRT binnenhaalt boven op het plafond dat de Vlaamse Regering haar toestaat te halen, de inkomsten dus uit de advertentiemarkt na weloverwogen afweging … Het is vreemd dat ik als minister van Media de VRT zou toelaten burgerlijk ongehoorzaam te zijn. Het is vreemd dat u daar eigenlijk toe aanzet. Wat u zegt, is dat er wel een mediaplafond is, maar voor de VRT steekt het allemaal niet zo nauw. Daar mag ze gerust boven gaan, want dat geld is toch voor de bredere mediasector bedoeld.
Het is natuurlijk het een of het ander. Ofwel hanteren we een mediaplafond. Dat doen we na veel afwegingen om de vijf jaar: hoe hoog ligt dat, wat betekent dat voor de rest van de advertentiemarkt, voor de andere spelers? Het is dus niet zomaar een arbitraire beslissing waar niets mogelijk is, en dan houden we ons daaraan. Ofwel gooien we alles open. U kent de regels zeer goed. Ook onder mijn voorgangster, mevrouw Lieten, was dat zo. Dit is dus absoluut niet nieuw. De VRT haalt meer reclame-inkomsten op uit de markt, en dat kan gebeuren, al moet ik wel zeggen dat het de laatste jaren niet gaat over 1 of 2 miljoen euro, maar over 4, 5 of 6 miljoen euro. Dat zijn serieuze bedragen. Dat begint de 10 procent van het toegestane plafond te benaderen. Dat bedrag vloeit niet automatisch terug naar de mediasector.
Dat is altijd zo geweest. In het verleden heeft de regering daar ad hoc over beslist. Soms is dat geld gegaan naar de financiering van bepaalde statutaire elementen van het personeel van de VRT. In dit geval is het naar het Mediafonds gegaan. Daar zou u samen met mij toch tevreden over moeten zijn, en dat bent u ook. Daarnaast zijn die middelen in de investeringen in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen (KMSKA) gestopt. In die zin blijft dat niet zomaar automatisch in de algemene pot van de achtbare minister van Financiën en Begroting. Daar wordt in de schoot van de regering over gediscussieerd. Zeggen dat alles wat boven op het reclameplafond komt, automatisch in de mediasector blijft, is echter toch iets te gemakkelijk. Dan zijn immers alle remmen los. Zo zijn we niet getrouwd met de VRT. Er zijn toch bepaalde afspraken die men beter nakomt. Wil dat daarom zeggen dat de middelen per definitie niet in de mediasector kunnen blijven? Dat heb ik ook niet gezegd. Ik zeg alleen dat daar geval per geval over wordt beslist door de regering.
Daarnaast deel ik zeker uw bekommernis over heel de evolutie van de pluriformiteit in de mediasector, die onder druk staat, maar die twee sporen vertoont. Bij de geschreven pers zijn er inderdaad kranten binnen bepaalde mediagroepen die in toenemende mate nieuws van elkaar overnemen. Anderzijds zijn er, en dat weet u ook op basis van de monitoring die we nauwgezet doen ter zake, ook kranten binnen dezelfde mediagroep die qua profiel en ook qua berichtgeving meer uit elkaar groeien. Dat zullen we dus zeker verder opvolgen.
Wat het nepnieuws betreft, kom ik nog even kort terug op het actualiteitsdebatje dat we hier enkele weken geleden hebben gehad. Ik ben ervan overtuigd dat mediawijsheid toch wel de eerste buffer blijft om nepnieuws te detecteren, zelfs al is dat niet voldoende, daarover ben ik het met u eens. Ik ben er ook van overtuigd dat de grote platformen, zoals Facebook en Twitter, zelf wel hebben ingezien dat, als ze niet ingrijpen om nepnieuws te bestrijden, ze de tak afzagen waar ze zelf op zitten. Daar zal een bepaalde mate van zelfregulering, die nu al bezig is, zich dus verder doorzetten. Daarnaast heb ik gezien dat men in Duitsland nu strakker wil optreden, met boetes, tegen nepnieuws. Ik denk dat het ook in ons land die richting moet of kan uitgaan. Ik heb u gezegd dat ik wil bekijken hoe het juridisch instrument dat we nu hebben voor de ‘klassieke’ valsheid in geschrifte, al dan niet kan worden overgezet op het verspreiden van nepnieuws. Dat juridisch onderzoek is nog gaande. Ik neem dit dus niet licht op. Ik ga ervan uit dat we de komende maanden wel verdere acties daartegen zullen zien ontstaan, niet alleen in ons land, maar in het algemeen, en dat er een tegenbeweging op gang zal komen.
Mijnheer Vandaele, ik neem uw dankwoorden natuurlijk graag in ontvangst. Ik vind inderdaad, zoals u zegt, dat we qua toegankelijkheid van de programma’s in het algemeen, na de bijkomende audiodescriptie, na de bijkomende vertalingen van VRT-journaals in Vlaamse Gebarentaal, nu ook moeten bekijken hoe we via het Mediafonds ook voor meer toegankelijke fictiereeksen kunnen zorgen.
Voorzitter, het jeugdbeleid is ook aan bod gekomen. Ik heb begrepen dat mevrouw Soens me een dikke buis heeft gegeven. Dat stond in schril contrast met de onderscheiding die ik toch wel meende te horen in de appreciatie van mevrouw Van Eetvelde. Het liep dus nogal fel uiteen. Ik denk dat het heel duidelijk is dat er na twee jaar opnieuw nieuwe middelen naar de jeugdsector gaan. Dat gaat dan niet alleen over het miljoen euro dat we voor de nationale jeugdwerkorganisaties willen vrijmaken, en niet alleen over het masterplan bivakplaatsen, in het kader waarvan we dit jaar toch bijkomende middelen voor tenten hebben vrijgemaakt en volgend jaar opnieuw plannen vrij te maken. Het gaat ook over de manier waarop we die middelen willen inzetten. Ja, er zullen een aantal nieuwe verenigingen toetreden tot het Jeugddecreet. Dat is dus een goede zaak. Het is dus absoluut onjuist te zeggen dat er geen vernieuwing is in de jeugdsector.
Er is daarnaast een andere uitdaging waarmee de jeugdsector kampt, net als de samenleving in haar geheel, zoals mijn fractieleider, Bart Somers, vanmorgen aanhaalde. Dan gaat het over de diversiteit in het jeugdwerk. Het is de bedoeling om die hoger op de agenda te zetten. Mevrouw Soens, ik kan u zeggen dat in elk geval de eerste signalen in de jeugdsector wijzen op een zeer groot enthousiasme voor de middelen die ik wil vrijmaken voor de bruggenbouwersproblematiek, voor het perspectief van straatburgerschap, zaken waarover we het in de commissie hebben gehad. Ik verwacht in elk geval dat we ter zake samen met de jeugdsector belangrijke stappen voorwaarts kunnen zetten.
Mevrouw Soens, ik weet dat het u tegensteekt en blijft tegensteken dat de politieke jongerenorganisaties uit het Jeugddecreet verdwijnen. Dit geldt tenminste toch voor de subsidiëring. We gaan nog steeds na op welke wijze ze binnen het jeugdwerk erkend kunnen blijven. Hierdoor zouden ze van bepaalde voordelen kunnen genieten, al is het maar de huur van bepaalde jeugdlokalen voor vormingsactiviteiten en dergelijke.
U weet dat we ons in tijden van budgettaire moeilijkheden bevinden. Hoewel middelen zijn vrijgemaakt, kijk ik na waar er andere middelen zijn. Ik ben er zeker van dat de politieke jongerenverenigingen op het vlak van financiering en ondersteuning bij hun moederpartijen terechtkunnen. Het is aan het Vlaams Parlement en niet aan mij, hoewel ik hiertoe graag een bijdrage zou leveren indien dit mogelijk zou zijn, om de onafhankelijkheid van de politieke jongerenbewegingen door middel van de financiering door politieke partijen verder te garanderen.
Ik ga ervan uit dat ik de waarheid absoluut geen geweld aandoe met de stelling dat na twee jaar een aantal interessante nieuwe initiatieven met nieuwe middelen binnen de jeugdsector mogelijk zijn geworden.
Ik wil het nu even over het kunst- en cultuurbeleid hebben. Ik wil zeker de gevoeligheden onderschrijven die door mevrouw Coudyser en de heer Poschet zijn geuit. Ik zal hier niet inhoudelijk op ingaan, maar ik erken deze gevoeligheden. Ik wil me op dit vlak verder inzetten. Ik wil echter even ingaan op de verschillende deelsectoren van het cultuurbeleid.
We moeten natuurlijk weten wat we willen. In het verleden heeft het Vlaams Parlement volgens mij terecht en op vraag van de sector decreten goedgekeurd die met meerjarige rondes werken. Het is dan ook nogal vreemd hier elk jaar bedes te horen om bepaalde subsectoren meer middelen te geven. Iedereen weet immers goed dat dit pas aan de orde is op het ogenblik dat een bepaalde subsidieronde aanbreekt.
De eerstvolgende ronde geldt voor het erfgoed. We leggen de basis met een sterk decreet waarover we in de commissie en in de plenaire vergadering nog verder inhoudelijk over zullen debatteren. Op dat ogenblik zal enkel worden nagegaan hoe we de sector beter kunnen ondersteunen. Ik zal daar nu niet verder op ingaan.
Normaal gezien, zullen we in het voorjaar van 2017 het ontwerp van decreet betreffende het sociaal-cultureel werk in de commissie kunnen bespreken. Het is de bedoeling na te gaan hoe we een nieuw evenwicht in die sector kunnen zoeken. Ik omschrijf het nu zeer algemeen, maar iedereen kent de uitgangspunten van het voorontwerp van decreet. Het is de bedoeling de globale sector bijkomend te ondersteunen. In elk geval wil ik tot een specifieke voorafname overgaan. Wat de federaties voor de etnisch-culturele minderheden betreft, wil ik de komende twee jaren een bijkomende inspanning leveren.
De grote rondes met betrekking tot het erfgoed en het sociaal-cultureel werk volgen later. De ronde die iedereen echter kent die hier de voorbije maanden en zelfs vandaag uitgebreid is becommentarieerd, is de ronde in het licht van het Kunstendecreet. Ik wil daar nog even bij stilstaan.
Wanneer een oefening aan de gang is, heb ik soms het gevoel dat de premisse van die oefening wel eens wordt vergeten. De meeste Vlaamse volksvertegenwoordigers die cultuur van nabij volgen, hebben de voorbije jaren herhaaldelijk beklemtoond dat een vermindering van de versnippering in de kunstensector een goede zaak zou zijn. Eigenlijk zou het een stap in de goede richting zijn te komen tot minder organisaties met meer middelen. Ik erken dat er nuances zijn tussen de verschillende Vlaamse volksvertegenwoordigers, maar in het algemeen is dat wat de verschillende Vlaamse volksvertegenwoordigers die in cultuur zijn geïnteresseerd gedurende verschillende jaren naar voren hebben gebracht. Ik heb uit de kunstensector dezelfde signalen opgevangen. De minister die hier naast me zit, kan daar vanuit een vorig mandaat allicht nog over getuigen.
Ik heb die oefening uitgevoerd. Ik vind het dan ook vreemd achteraf te horen dat dit de bedoeling niet was. Het was wel degelijk de bedoeling op deze manier een herorganisatie door te voeren. Dit is in de visienota van april 2015 duidelijk aangekondigd.
We hebben nu minder organisaties. Het aantal is van 260 tot een 220-tal gedaald. We hebben er wel voor gezorgd dat de gemiddelde subsidiëring van al die organisaties gevoelig is verhoogd. Een grote organisatie die vroeger 300.000 euro kreeg, krijgt nu 400.000 euro. Daar kan een organisatie al iets mee doen. De organisaties moeten zelf beslissen of ze dit geld in personeel of in werkingskosten willen investeren. Daar zijn ze vrij in. Ze hebben iets meer grond onder de voeten dan voorheen.
Ik wil met klem tegenspreken dat ik mijn belofte niet ben nagekomen. Ik heb wel gemerkt dat als je aan het begin van de legislatuur zegt dat je zult besparen maar dat het na twee jaar beter zal gaan, iedereen zich daar heel andere dingen bij begint voor te stellen.
Ik heb in elk geval 10 miljoen euro opnieuw in de sector kunnen binnenbrengen, maar de sector is zich ervan bewust dat er nu andere instrumenten zijn. De taxshelter zal vanaf volgend jaar ook mogelijk zijn voor de podiumkunsten. Er zijn ook nog andere elementen van aanvullende financiering, waar mevrouw Coudyser al op wees, die in toenemende mate hun impact zullen krijgen. De middelen die de sector de komende jaren tegemoet kan zien, moeten niet worden beschouwd als hemels manna, maar zullen weer meer bedragen dan vandaag of gisteren het geval was. De vooruitzichten zijn eerder positief.
Voor iedereen? Neen, niet voor iedereen. Ik heb nooit beweerd dat de bijkomende middelen over iedereen gelijkmatig zouden worden verdeeld. Het regeerakkoord is daar ook duidelijk over. De grotere organisaties zullen iets meer krijgen. We hebben er daarnaast voor gezorgd dat de beheersovereenkomsten die u na de ministerraad van vorige week vrijdag hebt kunnen lezen, meer verantwoordelijkheid met zich meebrengen voor de kleinere spelers in het veld.
Ik wil er nog eens de nadruk op leggen dat we nog altijd een heel evenwichtig kunstenveld hebben met 7 grote kunstinstellingen, een 20-tal grotere – zij die een subsidie krijgen van meer dan 1 miljoen –, 75 middelgrote en 100 kleine, met daarnaast nog eens 200 projecten en beurzen. We hebben nog steeds een heel fijnmazig kunstenlandschap.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Ik wil het nog even hebben over het overschot van de VRT. Achter de plafonnering zit een heel goede logica die onze fractie volgt. De VRT mag niet volledig marktconform werken, maar mag de markt ook niet verstoren. Ik volg uw redenering helemaal niet als zou de VRT geneigd zijn om speciaal extra inkomsten te halen uit commerciële communicatie om die daarna door te storten naar de bredere media- en cultuursector. Ik denk niet dat de VRT sinterklaas wil spelen. Volgens de beheerovereenkomst zou u perfect kunnen ingrijpen wanneer dat zou gebeuren. Uw uitleg volg ik dus helemaal niet.
Wat zult u doen met de 700.000 euro? U hebt daar niet op geantwoord.
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Wanneer u een belofte doet naar de sector, dan is dat een boodschap. U stelt hen dan gerust. Het zijn uw woorden, waartoe niemand u verplicht heeft. U hebt ze wel herhaaldelijk gezegd. U zei: “Ik heb steeds gezegd dat 2015 en 2016 moeilijke jaren zouden zijn omdat ik tijdens een lopende erkenningsronde niet kan herverdelen. Maar ik herhaal, en dat is een belofte, dat er vanaf 2017 meer zuurstof komt voor kwetsbare projecten.” Dat zijn uw woorden. Als we nu vergelijken met de vorige ronde van 2010, dan is er een effectieve achteruitgang. U kunt proberen dat te verbloemen, maar de feiten zijn wat ze zijn. In januari 2017 zullen we daar de effecten van zien.
De heer Caron heeft het woord.
Het is niet dat er niets gebeurt, en dat hebben we ook niet gezegd. Ik wil toch het tijdsperspectief in beeld brengen. We zijn ongeveer zeven jaar geleden begonnen met besparen. Nu komen er voor een keer een beetje middelen bij op het totale budget, namelijk 0,8 procent, terwijl we tussen 7 en 40 procent hebben bespaard in de brede cultuursector in al die jaren. Als we aan dat tempo blijven groeien, dan hebben we nog drie legislaturen nodig om op het niveau te komen van zeven jaar geleden. Ik wil wel positief zijn, maar wou dit toch in het debat inbrengen.
Ik ben het er niet mee eens dat een belofte niet zou zijn nagekomen. Mevrouw Idrissi, u geeft daar een bepaalde interpretatie aan, namelijk dat ik gezegd heb dat het over kwetsbare projecten gaat. Het enige dat ik gezegd heb, is dat er na twee moeilijke jaren, en na twee jaar van besparingen, meer middelen zouden komen. Dat heb ik gezegd en dat heb ik ook ingevuld. Trouwens, ik wil er de nadruk op leggen dat wanneer we de bijkomende middelen die in de ronden van het Kunstendecreet in het Kunstendecreet gepompt zijn, erbij tellen, we ook met de federale taxshift en de federale taxshelter bijkomende middelen zullen hebben. Als men alles in rekening brengt, dan zijn de perspectieven toch heel wat beter dan voorheen.
Mevrouw Idrissi, ik heb uit het onderzoek over het statuut van de kunstenaar niet alleen onthouden dat de helft van de kunstenaars zou willen stoppen. Er stond in dat de helft van de kunstenaars wel eens overweegt om te stoppen. Er staat ook wel in dat 90 procent van de kunstenaars eigenlijk vanuit zijn passie heel tevreden is over de vrijheid die hij of zij heeft. Het zijn twee dingen tegelijk. Het ene heft het andere niet op. Daar zijn we het over eens. Gezien die broosheid, want dat statuut is natuurlijk wel broos, heb ik samen met oKo de eerste contacten gelegd over de zogenaamde ‘code of conduct’ en dergelijke meer. Ik heb trouwens een zeer gedetailleerd voorstel ter zake van de Nederlandse kunstensector gezien. Ik weet niet of we zo gedetailleerd moeten of kunnen gaan, maar dat gesprek is dus aan de gang. Dat zal de komende maanden zeker een bepaalde richting uitgaan.
Wat de diversiteit betreft in de kunstensector, moeten we natuurlijk wel weten wat we willen. In de ronden van het Kunstendecreet zijn een aantal strenge beoordelingen geweest van een aantal gevestigde organisaties die te weinig diversiteit in hun rangen hadden. Ik ga daar geen namen over noemen. Daar is het mij niet om te doen. Dan zegt men: ‘Ja, maar dat is een oneigenlijk criterium om het artistiek gehalte van een project of van een werking te beoordelen.’ Ik wil benadrukken dat ik voor de etnisch-culturele federaties, dat gaat dan niet over de kunsten, maar wel over het sociaal-culturele werk, wel bijkomende inspanningen wil doen en dat diversiteit in de kunstensector inbrengen – op dat punt zitten we misschien niet op dezelfde golflengte – niet alleen een kwestie van middelen is. Het is ook een kwestie van mentaliteitsverandering, van ons allen, ook van mij trouwens.
In antwoord op mevrouw Segers: die 700.000 euro staan op een wachtrekening. Over de toewijzing van wachtrekeningen beslist de regering twee keer per jaar: bij de begrotingsopmaak en bij een begrotingscontrole.
De generieke maatregel om de werkingstoelagen niet te indexeren heeft op de VRT toch wel een effect van 2,2 miljoen euro voor 2017. Dat punt heb ik zelf aangehaald in de commissie en is hier ook opnieuw aan bod gekomen. De minister heeft toen gezegd dat we dit op regeringsniveau verder moeten bekijken. Ik hoop dat dat nog altijd geldt. Het was me in de tussenkomsten daarnet niet meer zo duidelijk. Hoe dat dan opgelost wordt, zal bekeken moeten worden. Dat hoeft u hier niet te zeggen.
Over media-innovatie heeft minister Muyters laten uitschijnen dat het project dat vanuit de mediasector was ingediend, niet voldeed. Ik wil het daar toch een beetje opnemen voor de mediasector, die vaak, zeker wat het innovatieve betreft, uit kleine startups bestaat. Dat zijn startende, kleine ondernemingen die niet de ganse business zoals de bouw of de chemie achter zich hebben en die misschien inderdaad niet helemaal kunnen voldoen aan de voorwaarden die vanuit uw agentschap worden gesteld. We denken toch dat er een verschil is tussen degenen die dat wel hebben gehaald en degenen die het niet hebben gehaald. Ik ben net nog eens gaan kijken wie dan wel als innovatief bedrijfsnetwerk erkend is. Dat zijn vaak bedrijven en clusters die een grote sector achter zich hebben staan, zoals de bouw en die in een andere, minder creatieve omgeving moeten werken. We moeten echt met die mensen in overleg gaan. Ik heb gehoord dat dit in het voorjaar zou gebeuren. De voorwaarden in verband met media zouden misschien eens moeten worden herbekeken. Het gaat om een totaal andere maar niet minder belangrijke sector.
Mevrouw Brouwers zegt: ‘Ik begrijp het niet meer wat die passage in de beheersovereenkomst betreft, de niet-indexering van de werkingsmiddelen.’
Ik begrijp dat dan ook niet, collega. We hebben nog geen jaar geleden een beheersovereenkomst ondertekend. We weten wat daarin staat. Als men dat nu allemaal weer op zijn kop zet, dan denk ik dat we heel ver van huis zijn.
Landbouw en Visserij
We bespreken nu het onderdeel Landbouw en Visserij.
De heer Sintobin heeft het woord.
Voorzitter, minister, de collega’s die straks na mij komen, zullen mij waarschijnlijk wel gelijk geven: 2016 was voor onze Vlaamse land- en tuinbouwsector geen gemakkelijk jaar. De oorzaken zijn gekend. Daarbovenop waren er het Comprehensive Economic and Trade Agreement (CETA), waarover we een hele discussie hebben gevoerd, en de gevolgen van de brexit. U zult begrijpen waarom we, naast al die anderen redenen van de vorige jaren, eigenlijk met problemen zitten in de sector.
Collega’s, ik wil erop wijzen dat de landbouwsector voor ons nog steeds een economische sector is, die alle ondersteuning verdient. Ik vind dat u te veel de Europese paraplu opentrekt. De landbouwers doen enorm veel inspanningen om te komen tot een rendabel bedrijf. Ik vind dat u niet ten volle uw bevoegdheden benut. U trekt te veel de Europese paraplu open.
Ik begrijp dat het landbouwbeleid voor een groot stuk Europees wordt gestuurd. Maar ik vind dat ook wij, als Vlaamse overheid, daarin een rol te spelen hebben. De nieuwe werkgroepen, de nieuwe actieplannen van de afgelopen jaren hebben tot weinig of niets geleid.
Ik vraag u dan ook om ten volle uw bevoegdheden te benutten en, zelfs als kleinere regio, harder op de Europese tafel te slaan om de economische weerbaarheid van de land- en tuinbouwsector te verhogen, zeker in crisisperiodes zoals we de afgelopen jaren hebben gekend.
Minister, alle collega‘s zijn het erover eens: het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) moet dringend worden herzien. U kunt daarin perfect een grote rol spelen, ook als kleinere regio. Ik vraag dan ook om niet alleen harder op tafel te slaan op het Europese niveau, maar er zeker ook in Vlaanderen voor te zorgen dat de werkdruk verlaagt, dat de energie- en personeelskosten verlagen, dat de administratieve overlast vermindert. U kunt ook een rol spelen op het vlak van de prijzenproblematiek. Ik zeg ook aan de collega’s dat de strengere milieu- en dierenwelzijnswetgeving een rol speelt voor onze land- en tuinbouwsector. Zo zijn er nog een aantal andere gevolgen die onze land- en tuinbouwsector in moeilijkheden brengen.
Wat het plattelandsbeleid betreft, steun ik ten volle de heer Dochy, die pleit voor meer middelen voor de plattelandsgemeenten.
Wat de visserij betreft, minister, hoop ik, zoals ik heb gezegd in de commissie, dat u de komende jaren de fundamentele keuze maakt voor het voortbestaan van onze kleine visserijsector. Ik dank u. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Vermeulen heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik ga verder waar de heer Sintobin is gestopt: de visserijsector.
Onze visserijsector staat voor een aantal uitdagingen en moeilijke en onzekere tijden. De toekomstverwachtingen van de sector zijn beperkt geworden. Het effect van de brexit kan onze visserij hard raken. De daadwerkelijke gevolgen en concrete risico’s zullen ons pas duidelijk worden op het moment dat de artikel 50-procedure daadwerkelijk wordt ingezet. Maar weet alvast dat een gemeenschappelijke aanpak bij de onderhandelingen nodig zal zijn opdat landen met een groter belang in de Britse visgronden onze visserij niet op de achtergrond zouden dwingen.
Ondertussen moeten we ons blijven inzetten voor een realistische implementatie van de aanlandplicht door samen met de visserijsector de mogelijkheden te onderzoeken om een onderbouwing te leveren voor de uitzondering van bepaalde soorten, en door de Europese Commissie aan te sporen om samen met andere lidstaten stappen te zetten om verstikking door choke species te voorkomen.
Een bijkomende vaststelling is dat het percentage rederijen in zuiver Belgisch beheer jaar na jaar afneemt. Op dit moment zijn er maar 40 van de 65 actieve vaartuigen waarover geen zeggenschap is in het buitenland.
Minister, ik heb vorig jaar mijn pleidooi beëindigd met de vraag om van de instroom en verjonging van bedrijfsleiders in de visserijsector een topprioriteit te maken. Het blijft een zeer moeilijke opgave om jonge ondernemers effectief de stap te laten zetten. Opnieuw voel ik mij genoodzaakt om dit te herhalen omdat heel wat vaartuigen de volgende tien jaar aan vervanging toe zullen zijn en het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en bijgevolg het Financieringsinstrument voor de Vlaamse Visserij en Aquacultuursector (FIVA) hiervoor geen steun uittrekken. Ik pleit voor een plan van aanpak om Europa te overtuigen dat de specifieke situatie van onze visserij moet worden erkend in het belang van het voortbestaan van onze visserijsector. De visserijsector is in vergelijking met de landbouwsector een kleine vis, maar heeft wel degelijk een economisch belang en een culturele betekenis. Daarom vond ik het opportuun om de mij toegewezen minuten voluit aan de visserij te besteden. (Applaus bij de N-VA)
De heer Dochy heeft het woord.
Collega’s, voorzitter, minister, de land- en tuinbouwsector vervult vandaag een belangrijke maatschappelijke rol. Het produceren van gezond voedsel en het beheer van open ruimte zijn basistaken, maar vandaag is er zoveel meer. De consument verwacht bij monde van de warenhuizen specifieke voorwaarden van een productieproces. De recreant verwacht een platteland dat open staat om te kunnen genieten. Emissies moeten in functie van Europese natuurdoelstellingen gereduceerd worden. En het is aan de landbouwer/ondernemer om daarop in te spelen. Soms vergeten we dat achter ieder landbouwbedrijf mensen en gezinnen schuilgaan, vaders en moeders die ook een inkomen willen halen uit hun vele arbeid.
Collega’s, duurzame landbouw heeft ook een economisch luik. Het inkomen van de land- en tuinbouwers moet ingevolge de evolutie van het landbouwbeleid steeds meer uit de vrije markt worden gehaald.
Deze begroting legt duidelijke accenten en de minister neemt ook in haar beleidsbrief een aantal duidelijke engagementen op. Via de ondersteuning van producentenorganisaties en brancheorganisaties willen we de positie van de landbouwer in de keten versterken. Er wordt geïnvesteerd in het beschikbaar stellen van relevante marktgegevens, wat de markttransparantie vergroot.
We blijven ook alert voor de effecten van de brexit. Onze Belgische land- en tuinbouw exporteert voor ongeveer 259 miljoen euro naar Groot-Brittannië. De grote uitdaging om met het Europees landbouwbeleid na 2020 de positie van de land- en tuinbouwer in de voedselketen te versterken, moeten we zeker aangaan. Dat was ook de boodschap van Cees Veerman, voorzitter van de Europese taskforce landbouwmarkten tijdens de gedachtewisseling in de commissie Landbouw van 6 december.
Als christendemocraat ben ik fier dat wij ook vanuit de overheid mensen die het moeilijk hebben blijven helpen. Er wordt economisch advies maar ook psychosociale hulp geboden door de geëngageerde medewerkers van Boeren op een Kruispunt.
Hetzelfde verhaal horen we in de visserijsector: de minister heeft goed onderhandeld over de nieuwe visserijquota. Binnen de initiatieven die de visserij duurzamer maken, moeten we echter bijzondere aandacht hebben voor de vermarkting en de mechanismen ter zake. Onze visveilingen moeten worden ondersteund, het kan niet de bedoeling zijn dat de Belgische vis in hoofdzaak in het buitenland wordt geveild.
Tot slot wil ik de aandacht vestigen op het plattelandsbeleid. Dorpen zijn de ziel van het platteland, laten we ze koesteren. (Applaus bij CD&V)
Mijnheer Dochy, ik heb blijkbaar iets niet goed begrepen. U zei dat visveilingen ondersteund moeten worden. Het gaat erover dat de visveiling volledig op punt gesteld wordt. Ik denk dat er iets moet veranderen aan de quota, en niet dat de visveilingen ondersteund moeten worden.
Mevrouw Vermeulen, ik denk dat er meer aan de hand is. Als we de evolutie van de jongste jaren en vooral de jongste maanden zien, stellen we vast dat heel wat van onze in België aangelande vis niet meer op onze Belgische visveilingen terechtkomt. Ik denk dat we daar bijzondere aandacht voor moeten hebben. We moeten kijken hoe we als overheid een positieve impuls kunnen geven om die vis te laten veilen in eigen land.
Daar bestaat een oplossing voor, bijvoorbeeld een gentlemen’s agreement dat 50 procent aangeland moet worden, schriftelijk op te stellen.
Er is natuurlijk altijd een verschil tussen de aanlanding en de plaats waar de vis eventueel geveild wordt.
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Collega Vermeulen, collega Dochy heeft het over het gegeven van de Vlaamse visveiling. De minister heeft al een bemiddelaar aangesteld om dat dispuut weg te werken, zodat de focus weer op duurzame visserij kan liggen. De minister zal daar straks wellicht nog een bijkomende uitleg over geven.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Minister, het interesseert mij ook enorm, omdat ik daar als kustburgemeester heel veel vragen over krijg, of er inderdaad al vooruitgang geboekt is in dat dispuut. Heeft de bemiddelaar al concrete resultaten bereikt? Wanneer verwacht u een oplossing en eventuele eerste resultaten? Dat is toch wel belangrijk, in het kader van de problematiek van de boycot van de Vlaamse visveilingen.
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Minister, beste collega’s, in tegenstelling tot wat men vaak beweert, is de land- en tuinbouw wel een sector met een toekomst. De cijfers spreken voor zich: met een omzet van 39 miljard euro in 2015, waarvan 19 miljard euro aan export, en 62.000 jobs is de voedingsindustrie de belangrijkste sector in onze economie. Tel daarbij een kleine 24.000 land- en tuinbouwbedrijven, daarbovenop een 60.000-tal arbeidskrachten, en je weet dat we het hier niet hebben over een sector die in palliatieve zorg zit.
Geen enkele sector werd echter zo vaak geconfronteerd met hervormingen als de land- en tuinbouwsector. Daarom benadruk ik het belang van een breed maatschappelijk debat naar aanleiding van de GLB-hervorming na 2020. Boeren moeten hun investeringen kunnen spreiden over langere termijnen. En zij verwachten van ons, vanuit de overheid, ook een stabiel regelgevend kader. Onze resolutie over schaalverandering in de land- en tuinbouw, met als baseline onder andere ‘maatwerk en aangepaste businessmodellen’, zie ik dan ook als een goede basis voor een gezonde toekomstvisie van de sector.
De centrale boodschap van mijn pleidooi is dus zeer duidelijk: laten we alles in het werk stellen om hun toekomst veilig te stellen, niet ten koste van alles, maar rekening houdend met enerzijds maatschappelijke verwachtingen en anderzijds rechtmatige eisen vanuit landbouwmiddens.
– Wilfried Vandaele, ondervoorzitter, treedt als voorzitter op.
Minister, ‘Flanders Food Valley’ is terecht het centrale concept in uw beleidsbrief. ‘Small country, great food’ is de logische slogan van food.be. Ik zou daar ook ‘Small country, safe food’ aan willen toevoegen. Wij produceren het veiligste voedsel ter wereld, al moeten we er voor onszelf wel de antibioticaproblematiek als werkpunt aan toevoegen.
Onze boeren verdienen een volwaardige plaats in het ketenoverleg dat er op zijn beurt moet voor zorgen dat ze eerlijke prijzen krijgen voor hun kwalitatief hoogstaande producten. En als liberaal blijf ik uiteraard achter het vrijemarktprincipe staan, maar die vrije markt moet voor mij eerlijk zijn. Oneerlijke handelspraktijken krijgen dus geen plaats en moeten we definitief bannen.
In het licht van de vervennootschappelijking wil ik van de gelegenheid gebruikmaken om de minister op te roepen om snel werk te maken van de openstelling van de kmo-portefeuille voor boeren. Ook de visserij vaart grote uitdagingen tegemoet in het kader van de aanlandingsplicht.
Ik onderschrijf uw enthousiasme, collega Vanderjeugd. Alle commissieleden staan achter de Vlaamse land- en tuinbouwsector, ieder vanuit zijn eigen visie en standpunt. U spreekt over oneerlijke handelspraktijken en prijzenproblematiek enzovoort. Ik hoor dat al een aantal jaren – en ik moet me eigenlijk niet tot u richten, maar tot collega Dochy – maar er werd de voorbije jaren niets aan gedaan. Mijn vraag is: wat denkt u dat daarmee moet gebeuren? Ik verwijs ook naar het prijzenobservatorium dat werd geïnitieerd door Vincent Van Quickenborne maar waar nooit iets van is gekomen. Die problematiek slepen we al jaren en jaren mee en er komt eigenlijk geen oplossing voor. Misschien hebt u als jongeling enkele creatieve ideeën.
Ik bruis van de goede ideeën en van het enthousiasme en van het positivisme.
Uw vraag is zeer terecht. Ik klop ook al jaren op dezelfde nagel. Onlangs was er in de commissie een hoorzitting met Kees Veerman die aangesteld werd door de Europese commissaris voor Landbouw en die een tasforce oprichtte om na te gaan hoe we de landbouw kunnen versterken. Een heel belangrijk element dat de heer Veerman aanhaalde, was dat Europa een arbiter zou aanstellen, zoals in het Verenigd Koninkrijk, om ervoor te zorgen dat oneerlijke handelspraktijken geen plaats meer krijgen in de land- en tuinbouw. Het is dan aan de Europese Commissie om te handelen en na te gaan hoe dit kan worden geïmplementeerd. Ik zal aan de minister vragen om in Europa onze voorvechter voor de rechten van de land- en tuinbouwers te zijn. Ik denk dat het een belangrijk element kan zijn dat hoopgevend kan zijn voor de toekomst zonder dat daarvoor extra Europees budget nodig is.
U verwijst naar de Europese Commissie. Ik denk dat we de afgelopen jaren met z'n allen hebben kunnen vaststellen dat de Europese Commissie en in het bijzonder de Europese landbouwcommissaris geen oren hadden naar bepaalde crisissituaties. Er was de crisis in de varkenssector. Er was de crisis in de fruitsector. Wat zult u op Europees niveau doen om eindelijk een einde te maken aan de Ruslandboycot? Die boycot werd geïnstalleerd door enkele politici in hun ivoren toren, zonder te beseffen wat de gevolgen zouden zijn voor de land- en tuinbouwsector. De gevolgen zijn er en we zouden die ook nog zelf moeten oplossen. Het is eigenlijk een dubbele kost.
Het is een spijtige zaak dat ons landbouwbeleid vooral Europees gestuurd is. Voor ons als kleinere regio is dat vaak moeilijk. Hoe ziet u dus gebeuren wat u hier komt te zeggen?
U haalt het Russisch embargo aan. Dat is natuurlijk geopolitiek. Ikzelf kan daar weinig aan doen.
Ik ken iemand van uw partij die op Europees en internationaal vlak graag op het voorplan treedt en misschien iets kan doen.
Achter de schermen moeten alle krachten worden gebundeld om er iets aan te doen. Ik weet niet of de minister zelf daar iets aan kan doen, maar zij kan bij Europa aandringen om dit goed te evalueren en om eventueel een nieuwe opening te maken.
Ja, de Russische markt is afgesloten, maar u mag ook niet vergeten dat we daarnaast nieuwe markten hebben aangesneden. Het verlies dat we hebben geleden in Rusland, compenseren we via nieuwe markten. Dat is geopolitiek. Dat gaat ook mijn petje te boven.
Hoe pak je dat aan? Het is niet zo evident om in een glazen bol te kijken en om op die manier de beste methodes uit te werken. We weten wel allemaal in welke richting het moet gaan. Als we vandaag vanuit de Vlaamse overheid heel uitdrukkelijk die producenteorganisaties ondersteunen, en de brancheorganisaties, bijvoorbeeld in de vlassector, oprichten, dan is dat de weg waarop we verder moeten gaan.
Het gaat over samenwerken. Het samenbrengen van een aanbod maakt je sterker op de markt. Ik weet dat er wat koudwatervrees heerst bij de landbouwers, afhankelijk van sector tot sector. Wat belangrijk is, is dat de producenten- en brancheorganisaties de macht krijgen die ze nodig hebben om te onderhandelen over de prijs. Daarvoor zijn er enkele aanpassingen nodig, u kent artikel 222 van het verdrag. Dat is één belangrijk element.
Een tweede is – waar de minister een aanzet voor gegeven heeft – het feit dat transparantie van de marktgegevens over de situatie, de productie, zoals de momenten dat biggen geboren worden en hoeveel zeugen worden geïnsemineerd – technische gegevens –, van groot belang is. Hetzelfde geldt voor de aanvoer van de grondstoffen: hoeveel wordt ingezaaid, wat zijn de weersomstandigheden en de oogstverwachtingen? Het gaat om de afweging van de verwachte prijsvorming en anderzijds de kostprijs van de grondstoffen nodig om de productie bij dieren te voleindigen. Dat is heel belangrijk. Wie kennis heeft, heeft ook macht in de markt. Zo kunnen prijzen worden afgesproken op langere termijn. Dan heeft men meer mogelijkheden om te wegen als producent.
Er staat heel wat op stapel, er zullen eindelijk eens knopen moeten worden doorgehakt. We moeten daar met ons allen over waken. De crisissteun vanuit Europa is tijdelijk, dat is geen duurzame oplossing. Het is een pleister op een houten been. We gaan daar samen in de commissie en samen met de minister onze krachten moeten bundelen om daar samen aan te werken om de toekomst positief tegemoet te kunnen zien.
Ook onze visserij vaart grote uitdagingen tegemoet in het kader van de aanlandingsplicht. Goede begeleiding in het selectief vissen wordt cruciaal. Daarnaast moeten we projecten binnen de aquacultuur verder blijven stimuleren.
Vlaanderen heeft geen behoefte aan minder, maar juist aan méér landbouw. Stadslandbouw zal hier een belangrijke sleutelrol in vervullen.
Het verzekeren tegen risico’s is meer dan ooit noodzakelijk. We zijn tevreden dat er vanaf volgend jaar werk wordt gemaakt van een weersverzekering, deels gesubsidieerd met Europees geld, mijnheer Sintobin.
– Jan Peumans, voorzitter, treedt als voorzitter op.
Groot was mijn verbazing toen ik vernam dat de Vlaamse verzekeringen niet staan te springen om dit soort polissen aan te bieden. Minister, blijft u er dan ook bij die terughoudende verzekeringssectoren op aandringen om alsnog over de brug te komen.
Minister, collega’s, in 2050 spreken we over een Vlaanderen met 1 miljoen extra inwoners, nieuwe technologie en strengere klimaatdoelstellingen, maar bovenal met hopelijk nieuwe boeren. Ik wil u daarom verzoeken om volgend jaar niet alleen met het oog op het nieuwe GLB na 2020 oog te hebben voor onze land- en tuinbouw, maar ook om zelfs nog verder te kijken, richting 2050.
Speel een leidende rol op Europees niveau in het verdedigen van de belangen van het Vlaamse landbouwmodel. Zoek daarvoor steun bij andere Europese lidstaten met een gelijkaardig model, kortom, een model met toekomst.
Ik prijs u, minister, voor uw evenwichtige beleidsbrief en hoop dat ik dat eind 2017 opnieuw mag doen. U hoort het, in ons vindt u een partner, laat ons een tandem vormen en samen rijden voor de toekomst van onze land- en tuinbouwers. Een toekomst die ons wel degelijk allen aanbelangt.
De heer Caron heeft het woord.
Voorzitter, ik was al aan het hopen dat uw ondervoorzitter, de heer Vandaele, ging blijven zitten. Ik vind dat hij iets permissiever is dan u. Maar laat het duidelijk zijn dat ik uw gezag respecteer.
Collega’s, mijn voorgangers zeiden het al: het was geen fantastisch jaar voor de Vlaamse landbouw. We hebben van alles meegemaakt. Ik zal die situaties niet herhalen. We kennen ze. Maar het is in ieder geval een situatie waarvan steeds meer de eerste schakel van de keten uit de landbouw, de producent, de landbouwer, het slachtoffer is geweest en gebleven. Hij heeft steeds minder verdiend. Heel veel landbouwers werken met verlies. Ze moeten hun spaarcenten aanspreken om te overleven. Dat is een situatie die niet te harden is.
Stelt Vlaanderen daar iets tegenover? Ja. Vlaanderen probeert de pijn te verzachten. Vlaanderen is geen slechte leerling in het Europese verband. Maar je kunt niet zeggen dat er voor de Vlaamse landbouw een mooie toekomst in het verschiet ligt, en dat we veel hoop moeten hebben op die mooie toekomst. Dat is niet alleen een Vlaamse verantwoordelijkheid maar ook een Europese. Integendeel, collega’s, ik kan niet anders dan wat pessimistisch zijn en vaststellen dat ‘the race to the bottom’, als ik het zo mag stellen, met betrekking tot prijsvorming bijvoorbeeld en tot allerlei normen, eigenlijk een soort koude sanering is, waarbij het vak van de landbouwer gedecimeerd wordt in aantal en waarbij de schaalvergroting altijd verder gaat. Dat is op zich niet noodzakelijk negatief. Maar het veroorzaakt in ieder geval heel veel ellende en problemen voor de landbouwers.
Collega’s, er is een grondige verandering nodig. Ik sta daar niet alleen in. De heer Vanderjeugd verwees naar de taskforce Landbouwmarkten van professor Kees Veereman. Ik wil ook verwijzen naar wat Vlaamse en Nederlandse landbouweconomen vorige week hebben gepubliceerd over het Europese landbouwbeleid, lees er VILT op na. Ik verwijs ook naar het interview met professor Jonathan Holslag in diezelfde VILT. Al deze sprekers hebben een verschillende achtergrond maar ze zeggen één iets gezamenlijk: de landbouw zal grondig moeten veranderen. Of niet de landbouw zelf maar het Europese beleid en dus ook het Vlaamse beleid. Ik voel mij wat dat betreft in goed gezelschap.
Die landbouw zal grondgebonden en duurzaam moeten zijn en eerlijke prijzen moeten garanderen voor de landbouwer. Weet u dat wij in België van alle westerse rijke landen de goedkoopste groenten en fruit hebben in de winkel? Wie betaalt daarvoor de rekening? De landbouwer, de veeteler, de fruitboer, enzovoort. Het zullen kwaliteitsvolle producten moeten zijn: uniek, lekker, niet-bulk. Er zal ook minder in vleesproductie moeten worden geïnvesteerd. Integendeel, kijk naar de problematiek van het Mestactieplan. Kijk ook naar de vergroening. Daar staan wij absoluut voor, want we willen de betonstop ook echt realiseren. Er zal ook ruimte moeten blijven voor de landbouw en er zullen diverse vormen van korte keten moeten zijn, stadslandbouw, gangbare landbouw, biolandbouw, enzovoort.
Minister, er is een grondige aanpak nodig. Vlaanderen zal dat niet alleen kunnen. Ik wil er alleen voor pleiten dat Vlaanderen mee de motor zal zijn voor die vernieuwing en die grondige verandering.
Minister, gaat u de nieuwe werkwijze van de instandhoudingsdoelstellingen en Programmatische Aanpak Stikstof (IHD-PAS), die door de regering werd beslist, voor advies of toetsing voorleggen aan de Europese Commissie vooraleer u ze gaat toepassen, of gaat u ze niet voorleggen?
Mevrouw Joosen heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister, onze landbouwers hebben het niet gemakkelijk. De oorzaken zijn hier al herhaaldelijk de revue gepasseerd en ga ik dan ook niet herhalen. De oplossingen liggen voor een deel in Europa, maar ook Vlaanderen kan veel doen om onze landbouwers structureel te ondersteunen. Ik ben dan ook tevreden vast te stellen dat de flankerende maatregelen om onze Vlaamse landbouwers te ondersteunen ook in 2017 de nodige middelen krijgen om dat effectief te doen. Ik denk dan bijvoorbeeld aan KRATOS-‘Raad op maat’, waarbij onze landbouwers advies kunnen vragen over zeer uiteenlopende thema’s. Ik hoop dat begin 2017 de overgang naar KRATOS 2 vlot kan verlopen en dat de continuïteit voor onze land- en tuinbouwers gegarandeerd kan worden.
Ook Boeren op een Kruispunt kan rekenen op blijvende Vlaamse middelen. Ik hoop dat iedereen dat hier onderschrijft en dat die werking als zeer positief ervaren wordt. Ik hoop dan ook dat we kunnen en zullen optreden als er bewijzen gevonden worden van intimidatie door de schuldeisers ten aanzien van landbouwers die gebruik maken van Boeren op een Kruispunt.
In datzelfde kader vind ik het een absoluut goed voornemen om alle subsidies in een Subsidiewijzer te bundelen. Ik hoop, minister, dat u mijn suggestie van in de commissie ter harte neemt en in die subsidiewijzer ook alle fiscale maatregelen en Europese projectsubsidies zult opnemen.
We weten allemaal dat veel van de antwoorden op de vraagstukken die de crisis van de landbouw stelt, op Europees niveau liggen. Ik wil vandaag, net zoals exact een jaar geleden, nogmaals onderstrepen dat we naar structurele maatregelen voor de landbouw moeten gaan. Ik zou mijn uiteenzetting van vorig jaar woordelijk kunnen herhalen, en dat is helaas geen goed teken. Dat wil zeggen dat er het afgelopen jaar op Europees niveau te weinig is gebeurd. We moeten inzetten op risicomanagement en innovatie, niet blind, maar doelbewust en weloverwogen, met een focus op meerwaarde en landbouwsectoren die nog groeipotentieel hebben. Dat brengt me automatisch bij de biolandbouw. Die blijft een beetje achterop. Het blijft een risicovolle stap voor landbouwers om naar biolandbouw te evolueren en dat vertaalt zich in het areaal. Uit de beleidsbrief heb ik onthouden dat de minister het aandeel van de biolandbouw nog deze legislatuur wil verhogen en ik blijf dat van zeer nabij volgen.
Verder is het ook zeer goed dat er nu al actie is rond het GLB 2020. Sommigen vinden dat misschien een beetje snel, maar volgens mij is het een absoluut goede zaak om er nu al mee te starten, zodat we de bezorgdheden van onze Vlaamse land- en tuinbouwers nu al kunnen meenemen. Op die manier kunnen we inderdaad ruim op tijd een Vlaams standpunt vormen en eindelijk wegen op de eerste teksten van de Europese Commissie. In 2017 reken ik dus op u, minister. (Applaus bij N-VA.)
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, welk antwoord geven we op de koele wind van de volatiliteit van de wereldmarkt die over onze velden en doorheen onze stallen waait?
Vorige maand keurde het Vlaams Parlement kamerbreed een resolutie goed die de focus legt op schaalverandering, nieuwe businessmodellen en het creëren van toegevoegde waarde. De uitdaging is niet enkel meer produceren, maar meer toegevoegde waarde realiseren. Onze land- en tuinbouwbedrijven zijn zeer divers. De ondernemer moet zelf beslissen welke richting hij met zijn bedrijf uit wil. Schaalvergroting, verbreding, nichemarkten, biobedrijf, korte keten, hoevetoerisme: het zijn allemaal even valabele keuzes. Maatwerk is het uitgangspunt. Een verdere invulling van deze resolutie de komende werkjaren moet hiertoe bijdragen.
Bij elke keuze zal innovatie een belangrijke factor zijn om het succes te bepalen van het gekozen bedrijfstype. Het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF), als motor voor duurzame investeringen, kent dan ook de hoogste subsidiepercentages toe aan landbouwverbreding en milieu-investeringen. In 2017 trekt het VLIF 67 miljoen euro uit. Vanaf 2017 zorgt het op jaarbasis voor 1 miljoen euro extra om het effect van de kilometerheffing te milderen.
Daarnaast voorziet het VLIF in projectsteun voor innovaties. De eerste oproep in 2016 leverde elf projecten op over onder andere productdifferentiatie, insecten, mest en emissies uit de landbouw. In 2017 volgt een nieuwe oproep.
Ook het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO) ligt mee aan de basis van de zoektocht naar duurzame ontwikkelingen. De Vlaamse overheid tracht via het ILVO binnen de Vlaamse onderzoekswereld een brugfunctie op te nemen inzake landbouw, visserij en voeding.
Daarnaast zet het ILVO in op de datarevolutie in de agrovoedingsketen en ook op Europees vlak neemt het deel aan acht Horizon 2020-projecten. Van een van die projecten is het ILVO zelfs de trekker.
Om producten te kunnen exporteren moeten sterke garanties worden geboden op sanitair, fytosanitair en voedselveiligheidsvlak. Hiervoor wordt eveneens een beroep gedaan op de expertise van het ILVO. Zo heeft het ILVO bijvoorbeeld belangrijke bijdragen geleverd aan de exportdossiers voor de uitvoer van peren naar China en andere regio’s zoals Vietnam, India en Brazilië.
De duurzaamheid van onze land- en tuinbouwsector moeten we wereldwijd uitdragen. VLAM zoekt dan ook actief verder naar nieuwe afzetkanalen in het buitenland, van de 66 goedgekeurde Europese dossiers behoren er 6 toe aan VLAM. Dit toont de professionaliteit van deze organisatie aan. VLAM kon de komende jaren dan ook maar liefst 6,6 miljoen euro bekomen aan Europese cofinanciering voor de promotie van verwerkte aardappelen in Zuidoost-Azië, hardfruit in India, peren in Brazilië, groenten in Canada, pluimvee in Zuidoost-Azië en peren in Duitsland. VLAM zet onze Vlaamse landbouw op de wereldkaart.
De heer De Croo heeft het woord.
Ik onderwerp mij nederig aan de ‘twitterigheid’ van dit debat en mijn spreektijd van 2 minuten. Ik zal me beperken tot iets wat nog niet behandeld werd en dat noch Europees, noch federaal is, namelijk de toekomstige wijziging van de Pachtwet.
Ik wil in dit verband een paar ideeën naar voren brengen. Een eerste idee is een verzekering voor degene die het land gebruikt op schriftelijke wijze tegenover degene die het hem ter beschikking stelt. Een tweede idee is dat we er best over waken dat de gebruiker van het land teeltvrijheid heeft. En dan zijn er nog een aantal, misschien nieuwe, ideeën zoals de seizoenspacht die u op innoverende wijze kunt inpassen in wat u aan het voorbereiden bent. Voorts stellen we vast dat er in de landbouw steeds meer vennootschappen actief zijn. Ongeveer 30 procent van de verhuurde oppervlakte is verhuurd door rechtspersonen en wordt uitgebaat door rechtspersonen. Het oude cliché van het gezin Van Pamel heeft geen enkel effect meer.
Minister, dan is er nog een idee voor uw milieubeleid. U kunt in Vlaanderen ongeveer 10.000 hectaren gratis bos krijgen indien u toelaat dat eigenaars van minderwaardige grond die grond voor eigen gebruik kunnen benutten door hem te beplanten met bomen zonder dat ze landbouwer zijn.
Tot slot, aangezien verpachte eigendommen iets minder waard zijn dan onverpachte eigendommen, wil ik suggereren aan minister Tommelein, die hier nu helaas niet meer is, om daarvoor inzake erfenis- en schenkingsrechten een zekere generositeit te vertonen.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Iedereen wees erop dat 2016 geen goed boerenjaar was. De prijzen waren niet goed, de crisis woedde verder. Voor een paar sectoren gaat het sinds eind dit jaar weliswaar iets beter en is er stilaan licht aan het eind van de tunnel te zien. Alsof dat alles nog niet genoeg was, is het ook een jaar met heel wat rampen geweest, die veel schade veroorzaakten in tal van sectoren.
Ik ben het niet eens met de heer Sintobin die zegt dat het probleem bij Europa zit, want 38 procent van het totale Europese budget gaat richting landbouw. Neem de Europese steun voor de landbouw weg en dan zul je pas een probleem hebben. Europa is precies ontstaan rond de landbouwsector en doordat we in die eengemaakte Europese landbouwmarkt zitten, kunnen er toch wel 500 miljoen Europeanen meegenieten van ons voedsel en van wat hier wordt geproduceerd.
Loopt dan alles perfect met het gemeenschappelijk landbouwbeleid? Neen, het is zeker voor verbetering vatbaar en er liggen heel wat voorstellen op tafel. We hebben die al geformuleerd bij de Europese Commissie. U weet dat de volgende hervorming voor 2020 is. Voor mij is het cruciaal dat Europa beter zou kunnen ingrijpen in de keten. Nu schiet Europa op dat stuk te kort. Ze richten zich volledig naar de producenten, maar niet alle schakels in de keten worden meegenomen. Het Europese beleid zet ook te weinig in op verzekering en op het feit dat er enorme prijsschommelingen zijn, waarmee onvoldoende rekening wordt gehouden.
Er is op dit moment een publieke consultatie aan de gang en iedereen kan voorstellen doen. De bedoeling is dat het grote debat daarover eind 2017, maar volop ook in 2018 zal gevoerd worden in Europa. Onze voorstellen liggen alvast op de tafel.
Kijken wij alleen naar Europa? Neen, wij hebben ook bijkomende instrumenten die we zelf in Vlaanderen inzetten. Kijk bijvoorbeeld naar het VLIF, waar 69 miljoen euro in zit. Daarin zijn wij uniek. Kijk naar andere Europese landen, die hebben dat niet. Wij hebben een dergelijk fonds dat inzet op duurzame investeringen in de landbouw maar ook op innovatie. Collega De Meyer heeft daar 100 procent een punt als hij zegt dat we moeten inzetten op innovatie. We hebben dit jaar de innovatiesteun verdubbeld binnen het VLIF. We zetten ook heel sterk in op producentenorganisaties, om nu al te zorgen dat niet alle producenten individueel naar de markt moeten gaan maar dat ze kunnen samenwerken. We hebben financiële ondersteuning voor onze boeren die daar samen aan werken in die producentenorganisaties.
Ik wil ook verwijzen naar een maatregel die wij heel recent hebben genomen, namelijk dat wij extra middelen hebben vrijgemaakt, 200.000 euro, binnen het Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing (VLAM) om extra in te zetten op de perenexport richting India. Dat is een vraag die expliciet gesteld werd door de sector naar aanleiding van de Ruslandcrisis. Voorzitter, de Limburgers in de zaal zullen graag horen dat we op die manier deze sector extra ondersteunen, waardoor meer peren zullen kunnen worden afgezet richting India.
Wat vraagt de sector nog? Voldoende rechtszekerheid, voldoende duidelijkheid en beschikbare grond waar ze volop kunnen produceren. Wat heel uitdrukkelijk in het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen staat, is meer open ruimte en rechtszekerheid voor beroepslandbouw.
Ik ben het ook eens met de collega's die gepleit hebben voor plattelandsbeleid. U weet dat wij daar heel hard voor gaan. Ook hier kan het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen veel betekenen. Ook tal van initiatieven lopen op het terrein, zoals de dorpsateliers, die op dit moment overal in Vlaanderen worden uitgerold.
Ik maak een sprongetje naar de visserij, waar heel wat collega's aandacht voor hebben gevraagd. Vlaanderen heeft een visserijsector die klein maar zeer belangrijk is, daar ben ik het absoluut mee eens. Daarom hebben we vorige week heel sterk gewogen op de visserij-onderhandelingen op de Visserijraad, om daar rekening mee te houden. Dat heeft geresulteerd in een aantal bijkomende mogelijkheden voor onze visserijsector.
De aanlandingsplicht is iets dat stap voor stap op ons afkomt en waarmee we volop in voorbereiding zijn. Ik heb hier vorige week naar aanleiding van een actuele vraag gewezen op het feit dat wij ook het paneel verplicht hebben gemaakt waardoor ondermaatse vis terug de zee inzwemt en op die manier in stand kan worden gehouden.
Wat betreft de visveiling en de discussie die zich daar afspeelt, gaat het om een dispuut tussen twee private partners. We kunnen daar als overheid niet rechtstreeks ingrijpen. Ik heb wel mijn verantwoordelijkheid genomen en heb een bemiddelaar aangesteld. Die is volop bezig met bilaterale gesprekken en zal er vanaf januari er ook het Federaal Voedselagentschap bij betrekken om zo uit de impasse te geraken.
Dan is er de algemene weersverzekering die er volgend jaar aankomt. Ik geloof daar heel sterk in. We gaan een subsidie geven aan wie zich algemeen verzekert. Het klopt dat er nog niet zoveel appetijt is op de Vlaamse markt om daarop in te schrijven, omdat we een kleine markt hebben. Vlaanderen alleen is klein om daar een verzekeringsportefeuille voor uit te werken. Maar vergis u niet, collega Vanderjeugd, ook daar hebben wij een eengemaakte markt. Ik hoor en zie dat er vanuit Nederland bij Nederlandse organisaties die het daar al aanbieden, interesse is om dat uit te breiden richting Vlaanderen. Als die interesse er is, en als we daar ook een subsidie voor geven, denk ik dat anderen in Vlaanderen, als het voldoende interessant is, wel zullen volgen en daarop zullen inspelen.
Collega Joosen, wat betreft uw heel terechte vraag naar de Subsidiewijzer, heb ik u in de commissie gezegd dat we daar werk van zullen maken. Dat zal op zeer korte termijn gebeuren.
Wij ondersteunen ten volle de biosector, denk aan het steunpunt, denk ook aan onze bioboeren. U weet dat er ook een nieuw strategisch plan bio komt, dat vanaf 2018 van start zal gaan.
Collega Vanderjeugd, de kmo-portefeuille nemen wij zelf over. We hebben die geïntegreerd in KRATOS om te zorgen dat er toegang is vanuit de landbouwsector naar nog meer innovatie en ook begeleiding en ondersteuning. IHD-PAS wordt niet voorgelegd aan Europa, en dat is ook niet nodig. Dat is ook niet zo afgesproken in de Vlaamse Regering.
Collega De Croo, met al uw ervaring vanuit de praktijk wat betreft pacht, neem ik een aantal van uw suggesties zeker ter harte en zullen wij hopelijk de komende weken wat betreft de pacht eieren kunnen leggen en naar een modernisering kunnen gaan, zonder het kind met het badwater weg te gooien. (Applaus bij de meerderheid)
Minister, u zegt dat we blij mogen zijn dat we Europa hebben, want 38 procent van het Europees budget gaat naar landbouw. U moet er natuurlijk ook bij vertellen dat de Europese middelen van de lidstaten zelf komen, maar dat wordt nooit gezegd.
Mijn fundamentele kritiek op het Europese landbouwbeleid is het dat geen rekening houdt met de specifieke kenmerken van landbouw in een land of regio zoals Vlaanderen. Er wordt een nagenoeg uniform beleid gevoerd, dat niet altijd van toepassing is op alle Europese lidstaten en dat wordt vertaald in de houding van de lidstaten bij bepaalde dossiers.
Wanneer we de landbouworganisaties of de landbouwers zouden ondervragen over wat ze het liefst zouden hebben, Europese middelen of die middelen teruggeven aan de lidstaten die dan voor de middelen zorgen en zelf het beleid bepalen, ben ik nog niet zeker over de antwoorden. Het argument dat het geld van Europa komt en dat we daar blij mee mogen zijn, klopt niet.
Mijn kritiek gaat vooral over de reactie van de Europese Commissie en in het bijzonder van de Europese commissaris voor Landbouw op de crisissituaties die we hebben gekend. Ik denk dat u in de commissie verschillende keren hebt toegegeven dat het bijzonder moeilijk was om commissaris Hogan ervan te overtuigen dat er een crisis was in de varkenssector. Dat kunt u wellicht bevestigen.
Alle collega’s die vandaag hebben gesproken, hebben allemaal gevraagd dat u een leidende rol zou spelen bij de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.
Mijnheer Sintobin, ik begrijp uw kritiek op Europa, vooral als het gaat over de middelen die in de tweede pijler zitten en de toepassing daarvan, hoewel de lidstaten daar ook heel wat bijkomende vrijheid hebben gekregen ten opzichte van vroeger. Ik volg u niet als het gaat over de vrije markt. België en Vlaanderen zijn een exporterende regio van onze land- en tuinbouwproducten. We hebben absoluut geen enkel belang bij de afsluiting van markten en bij protectionisme. Dat is niet wat we willen. We mogen blij zijn dat we in de Europese markt kunnen zitten, en dat die geordend en geregeld is, dat er voorwaarden zijn, minstens voor wat binnen die markt wordt geproduceerd. We mogen het kind zeker niet met het badwater weggooien en Europa op de helling zetten. Dat zou voor onze land- en tuinbouwsector vandaag ook geen oplossing zijn. (Opmerkingen van Stefaan Sintobin)
Collega, ik ben het met u niet eens als u zegt: geef de budgetten terug aan de lidstaten en laat ze daar hun ding mee doen. Dan ga je er opnieuw voor zorgen dat er geen gelijk speelveld is in heel Europa. Het is altijd de sterkte geweest van het gemeenschappelijk landbouwbeleid dat er een gelijk speelveld was en dat men toegang heeft tot een bijzonder grote eengemaakte markt. Dat geeft trouwens heel veel troeven aan de landbouwsector.
Het is ook niet juist dat je geen rekening kunt houden met de specificiteit van een regio. Je hebt in pijler 2 wel degelijk de mogelijkheid om een aantal specificaties toe te passen. Dat doen we ook in Vlaanderen. Het klopt dat Europa niet op alle vragen van de sector een juist antwoord heeft gegeven. Maar laat ons ook niet vergeten dat er in de voorbije twee jaar, toen er een crisis was, 18 miljoen euro extra subsidie is gegaan naar de noodlijdende sectoren in Vlaanderen. Dat was dank zij het Europese beleid. Dus zeggen dat er geen antwoord is gekomen, klopt niet.
Dat is natuurlijk een tijdelijke steun. We moeten ook structurele oplossingen geven. We zullen absoluut wegen op dat nieuwe GLB en daar zijn we al volop mee bezig. We hebben al heel veel voorstellen gelanceerd richting Europa en dat zullen we in de komende maanden en jaren verder doen.
Minister Tommelein, tijdens mijn voorstelling van zes punten was ik gespeend van uw verbeeldingrijke aanwezigheid. Mijn laatste voorstelling ging erover dat verpachte gronden minder waarde hebben door een normaal bezettingskarakter door de pachter. Ik weet dat u daar een heel dynamische aanpak voor hebt. In de lijn van een inkorting van schenkings- en erfenisrechten zou u een goede rol kunnen spelen met uw welbekende imaginaire belastingverlagingbenadering. Minister, ik zeg het nu in uw aanwezigheid.
Minister Tommelein, u hoeft daar niet op te reageren, maar het is al de tweede keer dat de heer De Croo dat toelicht. U kijkt zeer verwonderd.
Leefmilieu, Natuur en Ruimtelijke Ordening
Dan bespreken we nu het onderdeel Leefmilieu, Natuur en Ruimtelijke Ordening.
De heer Vandaele heeft het woord.
Voorzitter, minister, wat het beleidsdomein Omgeving betreft, sluiten we dit jaar af met klaroengeschal en vreugdevuren. Enkele weken geleden keurden we hier kamerbreed een klimaatresolutie goed die flink wat bakens uitzet als het over de milieuaspecten van Ruimtelijke Ordening, Mobiliteit, Energie enzovoort gaat. Een paar dagen later keurde de regering het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV) goed, en, toeval of niet, ook de ontbrekende schakels in het verhaal van de instandhoudingsdoelstellingen en de PAS. Om onze afspraken met Europa inzake instandhoudingsdoelstellingen na te komen, is voor de rest van de legislatuur 57 miljoen euro extra afgesproken. Minister, laat dat alstublieft snel tot concrete resultaten leiden.
Het BRV wil de open ruimte behouden, het ruimtebeslag beperken en de verharding een halt toeroepen. Om die reden is het belangrijk dat er zo snel mogelijk instrumenten worden aangereikt die de mensen kunnen geruststellen dat ze van het nieuwe beleid geen financieel nadeel zullen ondervinden. Dat is absoluut nodig, denk ik, om voldoende draagvlak te krijgen voor dat toch wel ambitieuze plan. Ik denk bijvoorbeeld aan het aanpassen van de planschade-planbatenregeling en aan het uitwerken van een systeem van verhandelbare bouwrechten. Dat het klimaatverhaal echt onze aandacht verdient, is eindelijk doorgedrongen tot de bevolking, tot het bedrijfsleven, ja, zelfs tot de beleidsmakers. Het klimaatthema biedt ons een kader waarbinnen we de komende jaren concrete acties kunnen ondernemen op tal van vakgebieden. Minister, in dat verband geef ik een pluim voor de nieuwe website http://www.klimaatenruimte.be van het Departement Ruimte Vlaanderen, dat strategieën en concrete maatregelen aanreikt aan onder meer lokale besturen.
Op de regeringstafel liggen nog enkele beslissingen klaar die dringend moeten worden genomen: de bescherming van de zonevreemde bossen, waarvoor dit parlement al een jaar geleden een kader goedkeurde, de aanpak van de signaalgebieden en de selectie van woonuitbreidingsgebieden. Dat zijn stuk voor stuk thema’s die rechtstreeks verband houden met de klimaatproblematiek, met name het vergroten van het waterbergend vermogen en het afremmen van de verharding. Het zijn thema’s die onze fractie al langer dan vandaag bezighouden, zoals bijvoorbeeld ook de bescherming van de poldergraslanden, wat uitermate belangrijk is voor het vasthouden van CO2 én water.
Minister, we kijken uit naar een aantal zaken die u aankondigt, zoals het Waterwetboek, de vereenvoudiging van de subsidiedossiers voor rioleringen, de evaluatie van het Mestactieplan, erosiebestrijdingsmaatregelen, de gesprekken die u wilt hebben over een beperking van de uitstoot naar de lucht, asbest enzovoort. Voorzitter, ik noemde enkele aspecten, enkele aandachtspunten in het beleid inzake Omgeving. Mijn collega’s gaan uiteraard in op de details. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Ceyssens heeft het woord.
Minister, collega’s, gelet op het korte tijdsbestek dat me is toegemeten, wil ik focussen op twee items, die echter absoluut niet onbelangrijk zijn. Als er immers iets is dat we kunnen zeggen, dan is het dat de legislatuur 2014-2019 wat Omgeving betreft een zeer belangrijke legislatuur zal zijn, en wel wegens twee zaken. Ik wil beginnen met de omgevingsvergunning. Collega’s, toen we ons in de vorige legislatuur in de commissie-Sauwens bogen over de vraag hoe we de zaken sneller en efficiënter kunnen doen gaan in Vlaanderen, dan werd er constant verwezen naar bijvoorbeeld Wallonië, waar er een ‘permis unique’ was, met het samenbrengen van bouw- en milieuvergunning.
Ik denk dat we er trots op kunnen zijn dat we in Vlaanderen aan de vooravond staan van de invoering van een echte omgevingsvergunning. Het gaat er niet om dat de bouwvergunning en de milieuvergunning samen worden aangevraagd en afgeleverd. Het gaat om een enkel document, wat juridisch een robuuster karakter heeft. Dat is het grote punt in verband met de omgevingsvergunning.
Er moet slechts een aanvraag worden ingediend. Er moet slechts een procedure worden gevoerd. Er komen geen verschillende openbare onderzoeken. De Vlaamse administraties zullen een gezamenlijk gedragen advies moeten uitspreken. Hierdoor zal de aanvrager eindelijk weten wat de Vlaamse overheid echt van zijn project vindt. De milieuvergunning krijgt een permanent karakter. Dit is echter geen blanco cheque. Evaluaties zijn in dit verband mogelijk.
We hebben hier nog maar pas een discussie gevoerd over een omwenteling in onze ruimteplanning in Vlaanderen. Het BRV houdt geen betonstop in. Het is een stop van de inname van de ruimte. Tot het midden van de jaren 1990 hebben we de ruimte nog aan een zeer hoog tempo ingenomen. Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) heeft die inname van 12 hectare tot 6 hectare per dag teruggebracht. Nu willen we dit tegen 2025 tot 3 hectare per dag terugbrengen en in 2040 brengen we dit tot stilstand.
We doen dit vooral om dat schaarse goed in Vlaanderen, de open ruimte, te beschermen. Dit is belangrijk voor onze voedselvoorziening, voor onze diversiteit, voor onze decentrale energieproductie, voor de berging van water, voor het klimaat enzovoort.
Minister, uit het debat is tevens gebleken dat de uitdagingen erin bestaan de juiste instrumenten te ontwikkelen. We kijken hier samen naar uit. U hebt al een aantal aanzetten gegeven. We zullen echter vooral de geest moeten bewaken. Ik heb de afgelopen weken zeer creatieve ideeën gehoord. Innovatie moet het mogelijk maken efficiënter te bouwen. Ik heb echter ook ideeën gehoord in verband met het simpelweg opdelen van het oude patrimonium. Dat is nu precies niet de bedoeling van het BRV. Het plan moet ertoe leiden dat we efficiënter en beter gaan wonen.
De heer Beenders heeft het woord.
Voorzitter, ik heb een informatieve vraag. Op het vlak van omgeving staan we de volgende jaren inderdaad voor een grote uitdaging. Het is voor de toekomst noodzakelijk de ruimte te sparen. Volgens mij deelt iedereen die mening. Minister, mijnheer Ceyssens, de vraag is of de hele discussie over het Economisch Netwerk Albertkanaal (ENA) in functie van de visie op de betonstop zal worden herbekeken. Volgens mij gaat het in dit verband om een aantal waardevolle gebieden die we misschien beter kunnen beschermen in het licht van die nieuwe visie.
Mijnheer Beenders, de minister zal straks op uw vraag kunnen antwoorden.
Mijnheer Beenders, ik wil daar alvast op reageren. Ik wil u op iets wijzen. De heer Tobback kan dat volgens mij perfect doceren. We hoeven hier niet op het niveau van dossiers te spreken, maar een essentieel punt in het BRV is dat we onze ontwikkelingen op onze mobiliteitsknooppunten moeten afstemmen. Dat is heel belangrijk in verband met het dossier dat u net naar voren hebt gebracht. (Applaus bij CD&V)
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Voorzitter, de klimaatopwarming is een van de grootste uitdagingen in de menselijke geschiedenis. Om deze trend te keren, is een wereldwijde actie nodig. Uiteraard mag Vlaanderen niet achterblijven. We blijven uiteraard ook niet achter. In november 2016 heeft het Vlaams Parlement de resolutie betreffende een sterk Vlaams klimaatbeleid goedgekeurd. Met deze resolutie toont het Vlaams Parlement zich krachtdadig. We trachten een breed gedragen strategie op lange termijn uit te stippelen.
Hierbij moeten we uiteraard waakzaam zijn. Het klimaat vergt teamwork en we moeten ervoor zorgen dat niemand achterblijft. We moeten inzetten op gedragen maatregelen. Grote maatschappelijke veranderingen komen er immers niet door revoluties.
In de strijd tegen de klimaatopwarming zijn de natuur en het behoud van het bosareaal cruciaal. We erkennen dat het huidig beleid de nodige inspanningen levert om de bosoppervlakte in Vlaanderen te vergroten, maar er is uiteraard nog heel wat werk aan de winkel.
In het verleden heb ik steeds gepleit voor duidelijkheid in verband met de boskwantiteit. We kijken uiteraard uit naar de nieuwe Boswijzer, die ons hopelijk wat meer duidelijkheid zal verschaffen. Minister, we vragen u om het bosbeleid verder vorm te geven en om zeker ook rekening te houden met de bosverbindingen, die zo belangrijk zijn.
Op 16 september keurde de Vlaamse Regering het uitvoeringsplan huishoudelijk afval en gelijkaardig bedrijfsafval goed. Het belangrijkste is dat de hoeveelheid restafval opnieuw zal dalen. Verbranden is de allerlaatste optie. Dit is een punt dat me nauw aan het hart ligt. Bij de ontwikkeling van een langetermijnvisie op afvalverwerking zijn er nog belangrijke inspanningen te leveren om te zorgen voor een optimale afstemming van de verbrandingscapaciteit op het afval en de ondersteuning van de afbouw van de verbrandingsovens.
Uiteraard kan een betoog over milieu niet eindigen zonder de problematiek van de luchtvervuiling en onze luchtkwaliteit aan te kaarten. Heel wat sectoren dragen door hun activiteiten bij tot de luchtverontreiniging en het vliegverkeer kan lokaal een heel belangrijke bron zijn. Helaas moet ik vaststellen dat het huidige luchtkwaliteitsplan geen enkele maatregel ontwikkelt met betrekking tot de luchthavenregio, ondanks de verhoogde concentratie aan fijn stof en het belang van onze nationale luchthaven. Graag maak ik van de gelegenheid gebruik om u nogmaals te vragen om bij de opmaak van het nieuwe luchtkwaliteitsplan specifieke maatregelen en acties te ondernemen voor de luchthavenregio. OpenVld is voorstander van een duurzaam en stabiel groeiscenario voor de luchthaven. Wij als liberalen zijn voor de economische groei, maar wel met en mits respect voor de omwonenden.
Ik wil mijn betoog eindigen met het thema dierenwelzijn, dat aan maatschappelijk belang wint. Er ligt heel wat werk op de plank. Denk maar aan het onverdoofd slachten, de pelsdierhouderij, dwangvoederen, dierproeven enzovoort. Open Vld benadrukt het belang van constructief overleg en rationele analyse. Beslissingen moeten gebaseerd worden op correcte en wetenschappelijk gedragen informatie.
Met die gedachten in het achterhoofd willen we dan ook vanuit onze fractie de begroting steunen. (Applaus bij Open Vld)
De heer Tobback heeft het woord.
Voorzitter, ik wil enkele grote principes delen. Het was een jaar waarin heel veel bewogen heeft in het milieu- en klimaatbeleid, en in een aantal gevallen potentieel ten goede. We hebben hier zo goed als kamerbreed een voorstel van resolutie goedgekeurd waarmee Vlaanderen een stap heeft gezet in een andere richting. We hebben een duidelijke keuze gemaakt om een voortrekkersrol te spelen op het vlak van klimaat- en energiebeleid. Tot nu toe probeerden we alleen maar zo voorzichtig mogelijk te volgen wat de rest deed. Dat is een potentiële omslag.
Een andere potentiële omslag is het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, waarbij het hopelijk de ambitie is om de principes die erin staan, uit te voeren. Vanuit deze oppositiepartij zijn we heel graag bereid om die principes te steunen. We zullen daarentegen alleen maar applaudisseren wanneer er tegenover de principes ook verwezenlijkingen komen te staan.
In het BRV bijvoorbeeld is er nog een hele weg te gaan en zien we heel veel principes die vandaag eigenlijk nog niet, zo goed als niet, of zelfs onmogelijk in de praktijk worden of kunnen worden gebracht. Ik hoef u niet te herinneren aan de discussie die we over de bossen hebben gehad gedurende bijna heel 2016. We stelden vast dat we een Boscompensatiefonds hebben waarvan we de middelen niet op krijgen, dat we stadsbosprojecten hebben die allemaal lopende zijn, maar waarin de bomen bijzonder moeilijk in de grond geraken en dat heel wat aangekondigde beleidsmaatregelen in de praktijk bijzonder moeilijk uitvoerbaar zijn. We stellen vast dat we in Vlaanderen zelfs – en dat was de klap op de vuurpijl vorige week in de commissie – op een paar duizend hectare na niet weten hoeveel bos er eigenlijk aanwezig is. In het licht van wat in het BRV staat, is het een immense uitdaging om ervoor te zorgen dat het beleid zoals u het zich heeft voorgenomen, ook kan worden uitgevoerd.
Ik herinner nog even aan een andere actuele discussie, die over het Kluisbos. Ik ben vorig week zelf in de betrokken gemeente, Kluisbergen, geweest. Ik heb er vastgesteld dat de grote problemen inzake ruimtelijke ordening, wanneer we het BRV in de praktijk willen brengen, nog veel groter zijn dan we ons vaak inbeelden. Ze kunnen niet beter worden geïllustreerd door het feit dat om het probleem op te lossen van bijvoorbeeld een tientallen jaren oude niet-vervallen verkaveling die in een bepaalde gemeente, in een bepaald bos, een bedreiging is voor het voortbestaan van dat bos, men zoiets als een complex project nodig heeft, waarbij drie of vier verschillende overheden middelen, bestuursmogelijkheden, instrumenten naast elkaar proberen te leggen, want anders lukt het niet. Niets illustreert beter hoe belangrijk het is dat de gemeentebesturen, van wie u in het bijzonder veel verwacht in het kader van het BRV, in het kader van het bosbeleid en in het kader van de omgevingsvergunning, ook de middelen krijgen om dat te doen. De realiteit is: vandaag hebben de meeste bestuursniveaus van wie u vanuit de Vlaamse Regering veel verwacht, niet de mogelijkheden, de instrumenten, de financiële middelen om aan die vragen te voldoen op een manier die ervoor zal zorgen dat de ambities in uw BRV, de ambities in de klimaatresolutie, zullen worden uitgevoerd en nagekomen. Op dat moment, indien dat lukt – en daar hopen we op in 2017, maar daar zie ik heel weinig over in de begroting – zullen we applaudisseren. Totdat het lukt, zullen we er vooral over blijven zagen en er blijven op aandringen, want zoals het vandaag gaat, zal het niet lukken.
Mevrouw Pira heeft het woord.
Een beetje voortgaand op wat de vorige sprekers zeiden, omarmen wij de principes van de ruimte-innamestop, de betonstop en het BRV, maar we zullen kritisch toekijken op de uitvoering ervan. Ik wil beginnen met een citaat uit een opiniestuk van Chris Steenwegen, de directeur van Natuurpunt. Onder de titel ‘Hoe betonstop de schoonheid van het platteland kan redden’ zegt hij: “De Vlaamse Regering wil de bouwregels in landschappelijk waardevol landbouwgebied drastisch versoepelen. Net nu de eensgezindheid over een betonstop groter is dan ooit, dreigt het platteland verder te verstenen. En daar zijn landbouw en het landschap het slachtoffer van”.
Waar heeft Chris Steenwegen het over? Hij heeft het over de Codextrein. Collega’s, het is laat, en het is een rare term die jullie waarschijnlijk nog nooit hebben gehoord, maar het is een soort verzameldecreet dat nu nog bij de Raad van State ligt en binnenkort definitief goedgekeurd wordt en waarin allerlei regelingen worden afgesproken, enerzijds om de verdichting waar te maken en ook om een aantal zaken recht te trekken. Het is een ontwerp van decreet waar heel wat addertjes onder het gras zitten als we de adviezen van de Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening (SARO) en dergelijke mogen geloven. Er is bijvoorbeeld een regeling op komst in het landbouwgebied waar het bijna-bouwverbod dat er nu is, versoepeld gaat worden. Er is een regeling op komst voor de signaalgebieden, waarvan ook de adviesraden zeggen dat er onduidelijke, dubbelzinnige formuleringen in zijn.
Er is ten slotte ook een regeling voor het onroerend erfgoed op komst, waarbij het mogelijk wordt af te wijken van stedenbouwkundige voorschriften in bijvoorbeeld beschermde landschappen.
Collega’s, we zien dus enerzijds de goede principes die we ook vanuit de oppositie hebben omarmd, maar anderzijds de uitwerking, waarvan die codextrein die eraan komt de eerste test zal zijn.
Minister, het wordt ons werk om toe te zien hoe u de betonstop of de principes van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen waarmaakt zonder de deur open te zetten voor de uitholling ervan, zonder het creëren van ontsnappingsroutes.
Ik dank u. (Applaus bij Groen en de sp.a)
De heer Engelbosch heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister, ik wil van mijn drie minuten gebruikmaken om een aantal dierenwelzijnsthema’s onder de aandacht te brengen, waarvan ik hoop dat we deze legislatuur tot een definitieve doorbraak zullen komen. Dat zijn: een verbod op biggencastratie, een verbod op de pelsdierkwekerijen en natuurlijk het dossier van het onverdoofd slachten.
Minister, het staat vast dat het zonder verdoving castreren van varkens een pijnlijke zaak is – en niet alleen van varkens trouwens, denk ik. (Gelach)
Ik ben dan ook tevreden dat deze beleidsploeg in het regeerakkoord heeft vastgelegd dat dit moet stoppen en dat de minister er bij de bespreking van de beleidsbrief geen twijfel over heeft laten bestaan dat het wel degelijk een van de doelstellingen is om tot een verbod op chirurgische castratie van biggen te komen.
Uiteraard wordt dit in ideale omstandigheden op Europees niveau geregeld, of minstens met een aantal landen die daarin het voortouw nemen. In die zin, collega’s, is het hoopvol dat ook Duitsland, onze belangrijkste afnemer van varkensvlees, zelf ook aan een verbod werkt tegen 2019. We moeten proberen ons daarbij aan te sluiten. Ik reken er dus op, minister, dat u uw ambitie niet loslaat en dat het verbod er deze legislatuur komt, met Europa als het kan, maar zonder Europa als het moet.
De heer Sintobin heeft het woord.
Collega, wat de castratie betreft, zegt u: ‘Liefst in Europees verband, maar, indien het nodig is, alleen.’ Maar u beseft toch wel dat dit zal leiden tot een enorm concurrentienadeel ten opzichte van de andere Europese landen? De enige en eerste slachtoffers van deze maatregelen zouden onze varkensboeren zijn.
Ik vind het dus een beetje vreemd dat u zover gaat. Ik zeg niet dat ik tegen een verbod ben, helemaal niet. Maar ik pleit ervoor om dit in Europees verband te doen. En als u dit doet, dan moet het in ieder geval worden gecompenseerd.
Mijnheer Sintobin, daarom zeg ik dat ik zeer blij ben dat Duitsland, toch onze belangrijkste handelspartner als het gaat over varkensvlees, zelf ook aan een verbod werkt. Bovendien aanvaardt het Duitse SQ kwaliteitslabel, dat toch zeer belangrijk is in Duitsland, vlees van ‘immuungecastreerde’ varkens. Daar is het probleem dus eigenlijk al opgelost. Er is dus wel een evolutie in Europa en zeker in Duitsland. Ik denk dat dat geen probleem is.
Als we, in functie van dierenwelzijn, spreken over het level playing field en onze boeren moeten ondersteunen, dan gebeurt er niets in Europa en dan blijven we stilstaan. Het zijn altijd een aantal landen die het voortouw moeten nemen om een aantal zaken te veranderen. Ik hoop dat het zal lukken op Europees niveau. Dat mag er ons echter niet van weerhouden om toch stappen vooruit te zetten.
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Mijnheer Sintobin, ik vind het zeer bevreemdend. Daarnet, tijdens het debat over Landbouw, zag u niet de voordelen van een Europees niveau en een Europees level playing field. Maar nu, wanneer het gaat over de castratie van biggen, ziet u plots wél het voordeel van een Europees level playing field. Dat vind ik toch bevreemdend.
Ik houd gewoon rekening met de realiteit. Ik kan er ook niet aan doen dat we momenteel in een Europees verband zitten. Dat betekent natuurlijk echter niet dat ik daarmee akkoord moet gaan.
Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Mijnheer Engelbosch, u bent altijd de man van de straffe woorden. Hopelijk worden die ooit ook eens gevolgd door concrete daden. Tot nu toe ontbreken die namelijk nog al vaak. U doet altijd straffe uitspraken op het vlak van dierenwelzijn, maar de concrete voorstellen die op tafel liggen, zijn tot nu toe nog niet goedgekeurd door de meerderheid.
Het regeerakkoord is een beetje de bijbel van deze regering. Op de vraag waarom, is het antwoord meestal: omdat het in het regeerakkoord staat. Het regeerakkoord is heel duidelijk, daarin staat dat er is afgesproken dat er een verbod komt op biggencastratie vanaf 1 januari 2018. Uiteraard is een Europees verbod beter, maar we moeten daar niet op wachten. Waarom zou nu opeens de uitvoering van het regeerakkoord in twijfel worden getrokken? Wanneer u die belofte wilt nakomen, is dit het moment om dat verbod in te voeren zodat er nog een overgangsperiode is tot 2018 en nog flankerende maatregelen kunnen worden genomen. Minister, is het juist dat we niet wachten op Europa maar het regeerakkoord uitvoeren en er dus een verbod op de castratie van biggen komt vanaf 1 januari 2018?
Mevrouw Robeyns, ik herhaal wat ik net heb gezegd: met Europa als het kan en zonder Europa als het moet. Dat is zeer duidelijk. We zullen zien hoe de situatie verder evolueert, onder andere in Duitsland. Het regeerakkoord is echter heel duidelijk en de ambitie die de minister vorige maand nog in de commissie heeft verwoord, was dat ook.
Een tweede dossier dat al een hele weg heeft afgelegd, is de stopzetting van de pelsdierhouderijen. Minister, u zei bij het begin van de legislatuur al dat u naar een einde van de sector wilde evolueren en ik ben blij dat de coalitiepartners u daar uiteindelijk in gevolgd zijn. Het is bijgevolg nog slechts een kwestie van tijd voor de kwekers de deuren zullen moeten sluiten. Hoe sneller hoe liever, wat mij betreft, maar ik begrijp dat het nodig is om dit op een juridisch waterdichte manier te bewerkstelligen. Ik kijk uit naar het rapport dat vandaag de waarde van de bedrijven zal bepalen zodat we de sector op een realistische en aanvaardbare manier kunnen opdoeken.
Tot slot wil ik het nog hebben over het onverdoofd slachten. Meer dan 80 procent van de bevolking is voor een verbod en meer dan 80 procent van dit halfrond is ook voor een verbod. Maar tussen willen en kunnen staat blijkbaar een advies van de Raad van State, dat ons vraagt om nog maar eens een overleg te starten. Minister, ik ben blij dat u meteen aan de slag bent gegaan en Piet Vanthemsche als tussenpersoon hebt aangesteld om een gesprek op te starten met de geloofsgemeenschappen. Maar collega’s, laat er geen twijfel over bestaan, de finaliteit van de opdracht is duidelijk: geen bemiddeling of gepalaver over halfslachtige oplossingen maar wel het totaalverbod op onverdoofd slachten. Voor het zomerreces moet het pad daar naartoe duidelijk zijn.
Minister, ik heb nog een hele waslijst van dierenwelzijnsthema’s die ik op de agenda zou willen plaatsen en waarin we initiatieven zouden moeten nemen, maar ik ben al heel blij dat u dit thema deze legislatuur op de agenda hebt gezet, terwijl het vroeger onbespreekbaar was. Ik hoop dat we deze legislatuur kunnen afsluiten met een doorbraak in een aantal van die grote dossiers.
Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik wil focussen op drie thema’s die in 2016 zijn opgestart en die in 2017 verder zullen worden uitgerold.
Wat bos en natuur betreft, is de bosbehoudsbijdrage verhoogd van 1,98 euro naar 3,5 euro per vierkante meter, dat is meer dan de indexatie van de huidige bosbehoudsbijdrage en dus positief. De minister kondigde in de commissie aan dat het volledige bedrag van het Boscompensatiefonds in 2017 zal worden vastgelegd. Dat betekent dat het historisch saldo in 2017 tot 0 euro zal worden afgebouwd.
Voor de periode 2017-2019 zal een budget worden vrijgemaakt van 4,1 miljoen euro voor projecten vanuit de bosgroepen en regionale landschappen. Deze projecten moeten specifiek bijdragen tot het realiseren van de instandhoudingsdoelstellingen, de recreatieve toegankelijkheid in de natuur- en landschapsbeleving, meer groen in en aan de rand van steden en woonkernen, bebossing en boscompensatieprojecten en de vastgestelde soorten beschermingsprogramma’s.
Waar we ook naar uitkijken, is de kaart van de meest kwetsbare waardevolle bossen, die in opmaak is. De opmerkingen van de administraties Onroerend Erfgoed en Openbare Werken worden momenteel verwerkt. Daarna zal het openbaar onderzoek volgen, met resultaten in 2017.
Een tweede thema is de waterfactuur. Dat is ook al dikwijls besproken in de commissie Leefmilieu. Sinds de zesde staatshervorming heeft Vlaanderen de bevoegdheid om die waterfactuur gestalte te geven. Omdat we ervan overtuigd zijn dat de waterfactuur betaalbaar moet zijn en dat water een basisrecht is, werd de tariefstructuur hervormd op een budgetneutrale wijze.
In het Vlaams Parlement zijn we het erover eens dat een prijsverhoging niet zomaar kan en mag worden doorgevoerd. Het is dit Vlaams Parlement dat beslist heeft om de tariefplannen van de drinkwatermaatschappijen door de WaterRegulator te laten controleren. De regulator moet erover waken dat de tariefplannen goed onderbouwd zijn.
We hebben in dit Vlaams Parlement de verantwoordelijkheid gegeven aan de regulator. Met onze fractie rekenen we dan ook op de regulator die deze verantwoordelijkheid zal opnemen. Door de hervorming werd een sterke sociale bescherming ingevoerd. Mensen met een minimuminkomen moeten slechts 20 procent van de waterfactuur betalen. Het gaat over 500.000 Vlamingen die die korting krijgen, goed voor een totaal van 50 miljoen euro. In 2017 kijken wij uit naar een grondige evaluatie van de waterfactuur door de regulator. (Applaus bij CD&V)
Ik heb een vraag voor de minister, wetende dat het niet haar verantwoordelijkheid is, omdat het de regulator is die de tarieven zal bepalen.
Vanaf 1 januari zijn de nieuwe tarieven van kracht, minister. U hebt in het verleden 24 december aangekondigd als datum voor de communicatie over de nieuwe tarieven. Hebt u misschien nog informatie gekregen dat er sneller gecommuniceerd zal worden over die tarieven, zodat heel wat OCMW’s en dergelijke zich kunnen voorbereiden om de nakende tariefstijging in te kunnen plannen bij die mensen die bijvoorbeeld budgetbegeleiding hebben?
Mevrouw Lydia Peeters staat genoteerd als spreker, maar is niet aanwezig.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, ik wil twee zaken aankaarten waar wij ons grote zorgen over maken. Ten eerste: het natuurbeleid, meer bepaald het Natura 2000-programma, dat de hoeksteen van het beleid moet zijn als het gaat over de instandhouding van onze Vlaamse natuur. Europa heeft een aantal minimumdoelstellingen vastgelegd. Het is aan Vlaanderen om die in een actieplan te gieten. Daar is een voorontwerp voor klaar.
Wat bleek in de commissie? Bij de bespreking van de beleidsnota zei u plots, zo langs uw neus weg en nogal tussen de soep en de patatten, dat u het nog eens zou moeten herbekijken, omdat er een zeer negatief advies was van de Inspectie van Financiën. Maar niemand van ons had dat advies al gezien. Dan doet het verslag wat aan geschiedvervalsing, minister, want daarin staat dat het rapport aan de commissieleden zou worden bezorgd. U hebt in de commissie gezegd dat dat in uw kabinet zat en dat u dat niet kon vrijgeven. We hebben dat dan via de voorzitter opgevraagd, via de openbaarheid van bestuur. We hebben het ook gekregen. Maar het is toch wel raar. Ik zal dat ook meegeven aan het verslag, zodat het ook zo in het verslag terechtkomt.
Dat rapport van de Inspectie van Financiën is inderdaad zeer negatief. Het zegt dat men perfect weet welk budget nodig is voor de realisatie van Natura 2000 in Vlaanderen tegen 2020, maar dat dat budget absoluut niet uitgetrokken is. Er is veel te weinig budget uitgetrokken om de plannen met betrekking tot natuur en de instandhoudingsdoelstellingen van onze natuur te realiseren.
De Inspectie Financiën zegt dat het heel goed is dat de minister nu in kaart heeft gebracht hoeveel we daarvoor zouden moeten vrijmaken, maar die middelen zijn er absoluut niet. Ze zeggen dat het niet de eerste keer is dat de onderfinanciering van de natuurplannen van de Vlaamse Regering aan bod komt. Het is een terugkerend euvel. Er staat letterlijk in: “De budgettaire meervragen worden stelselmatig door het ANB ingeleid bij elke begrotingsronde maar in de regel worden zij zelden gehonoreerd.” De Vlaamse Regering weet wat er moet gebeuren om die minimumdoelstellingen die Europees zijn vastgelegd, te behalen, maar de middelen zijn er niet. Wat gaat u daaraan doen? Hoe gaat u rekening houden met het advies van de Inspectie Financiën? Wat zijn de plannen van de Vlaamse Regering om hieraan tegemoet te komen?
Een tweede bezorgdheid naast de natuur, zijn de bossen. Dat is ook al aan bod gekomen. Een Boswijzer die in kaart brengt en meet wat de stand van zaken is van de bossen in Vlaanderen en die accuraat en betrouwbaar is, is er niet. De kaart van de waardevolle bossen die absoluut moeten worden beschermd, is er nog steeds niet. Het Boscompensatiefonds zit volgens het Rekenhof helemaal niet goed in elkaar. En ook over de stadsrandbossen hebben we geen idee wat de stand van zaken is. U hebt in de commissie gezegd dat u schriftelijk zou overmaken hoeveel bossen er al zijn gerealiseerd. Ik wacht nog op uw schriftelijk antwoord, minister, want ook daar maken wij ons zorgen over. (Applaus bij Groen)
De heer Vandaele heeft het woord.
Mevrouw Meuleman, ik heb net in mijn betoog gezegd dat uitgerekend voor de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen de regering heeft beslist om 57 miljoen euro extra vrij te maken tijdens deze legislatuur. Mijn partij heeft er hard voor gepleit binnen de regering. De minister gaat er wel nuttige dingen mee doen. We zullen er in ieder geval op toezien dat dat gebeurt. Het moet leiden tot concrete resultaten, maar de middelen zijn er wel.
En tot uitbreiding van natuur, mijnheer Vandaele, en dat is ook maar de vraag. Het is heel onduidelijk waarvoor de middelen precies worden gebruikt en of ze voor uitbreiding van natuur dan wel voor compensatie zullen worden gebruikt. Dat is iets waar we graag transparantie over zouden hebben.
Wat ons betreft, zal de 57 miljoen euro worden gebruikt voor natuur.
Ik ben al blij dat we dat engagement van u hebben.
De heer Ronse heeft het woord.
Ik dank eerst collega Lydia Peeters om mij haar 4 minuten te schenken zodat ik 7 minuten heb. (Gelach)
Minister, vorige week beloofde ik een reis in mijn gezelschap naar Kopenhagen voor degene die met een betere term voor ‘betonstop’ komt. Ik kreeg 176 inzendingen. Helaas zat er geen in van u, tenzij u anoniem hebt ingestuurd.
Minister, ik moet heel eerlijk toegeven dat ik bijzonder graag met u naar Kopenhagen zou willen gaan. Ik heb vandaag minder dan 3 minuten, maar dankzij collega Peeters 7 minuten, om u daartoe te verleiden.
Ik ben te rade gegaan bij de charmeur van onze fractie, collega Vandaele. (Gelach)
Die zei mij u uit te nodigen voor een dinertje in de poldergraslanden, opgeluisterd door een West-Vlaamse komiek. Dat laatste leek me geen goed idee.
Ik moet eerlijk gezegd toegeven dat ik wat gestresseerd ben. Ik zag collega Nevens al meermaals op zijn bek gaan toen hij u probeerde te verleiden: eerst met een roze zak, dan met een zelfgemaakte vlieger. Spijtig genoeg voor hem zonder positief gevolg, althans dat vermoed ik. (Gelach)
Ter zake. Minister, wij twee in Kopenhagen. Ik zou u de tijd van uw leven kunnen bezorgen. (Gelach)
De eerste avond zou ik met u klinken op de invoering van de omgevings- en digitale vergunning. Dat is fenomenaal: één openbaar onderzoek voor bouw en milieu. Heel wat zelfstandigen en burgers zullen hierdoor een aangenamer leven hebben.
De volgende ochtend zou ik met u willen genieten van het mooie Kopenhagen, gesplitste kavels, meergezinswoningen, hoogbouw. Ik geef het toe: het klinkt weinig romantisch maar ik denk dat we heel wat inspiratie zouden opdoen rond ruimtelijk rendement en veel foto’s kunnen trekken waarmee we het komende jaar de harten en zielen van gemeenten, ontwikkelaars, architecten en vooral de burgers zullen veroveren.
’s Middags zou ik het met u willen hebben over het Omgevingsbesluit: de integratie van MER, RUP en vergunning. Stel u voor wat dat zou betekenen voor investeerders, ontwikkelaars en architecten, als u dat kunt realiseren in 2017. Als u dat kunt toezeggen, dan mag u van mij de rest van de namiddag doen wat u wilt op mijn kosten.
Op onze laatste avond zou ik u uitnodigen om naar het voetbal gaan. Ik zou u toch in uw oor willen fluisteren dat ruimtelijke voorschriften ook voor voetbalstadions gelden, hier in Vlaanderen. (Gelach)
Minister, ik denk aan de bouwaanvraag voor het Eurostadion. De Vlaamse ondernemers, investeerders en burgers kijken met argusogen toe, want zij respecteren altijd alle voorschriften en procedures. Ik heb de indruk dat dit daar niet het geval is. Donderdag krijgen we inzicht in de bouwaanvraag via het openbaar onderzoek. Ik ben bijzonder benieuwd of dat conform is. Ik reken op u om daar zeer consequent in door te gaan.
Minister, aan alle mooie liedjes komt een eind. ’s Anderendaags vliegen we samen terug naar ons mooie Vlaanderen, vol energie om meer dan ooit onze ruimtelijke procedures verder te vereenvoudigen, rechtszekerheid te versterken en onze bouwshift – dat klinkt toch mooier dan ‘betonstop’ – te realiseren.
Minister, ik ben geen charmeur, ik ben geen gladiool, ik speel geen viool, ik had weinig tijd, maar hoop toch stil dat u op mijn aanbod ingaat. (Applaus)
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Minister, ik wil misschien ook wel met u op reis, maar ik zal het niet zo romantisch kunnen maken als de heer Ronse, dus laat ik het maar op Vlaamse bodem houden.
Ik wil even aansluiten op de tussenkomsten van mevrouw Meuleman en de heer Vandaele, die spraken over de inspanningen die in deze legislatuur werden gedaan op het vlak van de Europese natuurdoelen. In deze legislatuur wordt exponentieel veel geïnvesteerd in natuurherstel, instandhouding van natuur en een flankerend beleid hiervoor. De regering investeert in 2017 bijkomend 30 miljoen euro in natuur.
Bij de beleidsbriefbespreking heb ik nog eens de noodklok geluid voor het IHD- en PAS-dossier. Ondertussen heeft de regering een akkoord kunnen bereiken over de oranje bedrijven. Dit akkoord moet meer toekomstperspectief bieden voor de meer dan zevenhonderd gehypothekeerde landbouwbedrijven. Minister, u bent het engagement aangegaan om tegen nieuwjaar – en dat komt heel dichtbij – een inrichtingsnota aan de regering voor te leggen. Half volgend jaar moet het significantiekader meer ontwikkelingsmogelijkheden bieden op maat van ieder bedrijf.
Maar hiermee is het dossier niet afgelopen. Om onze doelstellingen te bereiken, ligt er nog een hele uitdaging voor ons. Hoewel de landbouwsector in het verleden vele inspanningen heeft geleverd, kreeg tot vandaag deze sector als enige een zeer ambitieuze doelstelling opgelegd. Ik reken er dan ook op, minister, tenminste als de regering het écht serieus meent met de natuurdoelstellingen, dat uw collega-ministers de daad bij het woord voegen en voor hun eigen bevoegdheden die een belangrijke impact hebben op onze natuur, even ambitieuze doelstellingen vooropstellen.
Nu, collega’s, het is niet uit de lucht gegrepen, maar op basis van een goede en strenge monitoring, waar wij trouwens een pluim voor kregen van de directeur van het Europees Milieuagentschap, de heer Bruyninckx, kan ik u zeggen dat we in vergelijking met de afgelopen decennia meer dan ooit leven in een gezond leefmilieu.
Ik zal het niet hebben over de goede resultaten die we boekten inzake luchtkwaliteit en het luchtbeleidsplan.
We moeten niet bescheiden zijn, ik wil het Vlaams materialenprogramma aanhalen. Daarmee spant Vlaanderen de kroon wereldwijd!
Een sterk materialenbeleid resulteert eveneens in een sterk klimaatbeleid. De doorgroei naar een echt Vlaams programma voor circulaire economie vormt het speerpunt in uw beleidsbrief. Elk gebouw is een materialendepot. Gebouwen moeten meer en meer zodanig ontworpen worden dat je er uiteindelijk een voor een alle materialen kunt uithalen. Dit, minister, is een visionaire visie van de Nederlands-Duitse architect Thomas Rau.
Volgens uw beleidsbrief is dit niet enkel toekomstmuziek. U spreekt ook over uw beleidsplan ‘Materiaalbewust bouwen en verbouwen’. Daarin zijn wij dan ook zeer geïnteresseerd.
Mevrouw Rombouts, ik hoor u zeggen dat er nog 700 oranje bedrijven zijn. Ik herinner mij dat toen de minister de vele brieven stuurde naar de rode en oranje bedrijven, en er algemene paniek ontstond bij de landbouwers, de N-VA gezegd heeft dat we dat eerst hadden moeten kunnen verfijnen alvorens de brieven te versturen. We hadden dat eerst moeten kunnen herberekenen enzovoort. We maakten ons toen sterk – en u kunt dat lezen in de verslagen van de commissie – dat we het aantal rode en oranje bedrijven konden halveren. Als ik nu kijk, meer dan een jaar, anderhalf jaar, misschien zelfs twee jaar later, dan zijn ze gehalveerd. We zijn vertrokken met 135 rode bedrijven. We hebben er nu nog 70. We zijn vertrokken met 1429 oranje bedrijven en we hebben er nu nog – als uw cijfers kloppen – 700. Daaruit besluit ik toch dat we destijds misschien wat minder paniek hadden moeten zaaien en eerst hadden moeten herberekenen en verfijnen, en dan pas communiceren.
Mijnheer Vandaele, sta mij toe om dan toch even enige correctie te brengen. U hebt heel duidelijk mee de beslissing genomen om de brieven te versturen.
Nee, nee, nee. Dat is niet zo.
U hebt zelfs heel duidelijk aangegeven dat er nog meer geblokkeerd moesten worden. Er is uiteindelijk een tussenniveau aangebracht, om aan te geven dat het een bewarende maatregel was, die verder verfijnd zou worden. Dat klopt. Dat engagement is op hetzelfde moment aangegaan. We hebben zoekzones aangeduid. Het was te allen tijde de bedoeling om die zoekzones in te krimpen, zodat minder bedrijven daarvan de impact hadden. Er was ook het significantiekader waarover we inderdaad ruimere tijd hebben gesproken, vooraleer uiteindelijk een besluit te kunnen nemen. Ook daar was vanaf dag één afgesproken dat er een verfijning in zou gebeuren, om te zien wat uiteindelijk noodzakelijk was om onze doelstellingen te kunnen bereiken.
Wat het belang van het versturen van de brieven betreft, mijnheer Vandaele, denk ik dat u het met mij eens moet zijn dat het oneerlijk zou zijn om bedrijven af te rekenen op bepaalde coderingen en besluiten die de regering neemt, zonder die bedrijven daarvan op de hoogte te brengen. Ik dacht dat u ook voor transparantie was, mijnheer Vandaele. Het valt mij een beetje tegen dat u nu doet alsof het geen beslissing zou zijn en dat, als de regering een besluit neemt, u de mensen die daar de gevolgen van moeten dragen niet op de hoogte zou mogen brengen. Ik dacht dat we daarover in het verleden op een andere manier hadden gesproken en dat u ook die transparantie nastreefde.
Die transparantie is zeer goed, maar je moet eerst zeer goed weten wat je wilt en dan daarover communiceren. Wij waren al van in het begin toch wat bezorgd over die communicatie. U zegt dat ik dat mee beslist heb. Dat is natuurlijk niet zo, dat is geen regeringsbeslissing.
Voorzitter, ik stel vast dat de helft van de boeren die destijds de brief hebben gekregen, eigenlijk nodeloos verontrust zijn, en écht verontrust zijn – dat weten we, het protest was zeer groot. Nu blijkt, na zoveel maanden, dat de helft van die mensen misschien beter die brief niet had gekregen.
Mijnheer Vandaele, met alle respect, maar u doet mij hier bijna omvervallen door de manier waarop u zelf uw eigen woorden uit het verleden verdraait. U hebt als meerderheid mee de beslissing genomen om een heel scherp kader af te bakenen en vervolgens de regels aan te passen om, inderdaad, te verfijnen tot de uiteindelijke besluitvorming van vandaag. Het is ongelooflijk op welke manier u hier vandaag verstoppertje speelt.
Mevrouw Rombouts, lees er elk verslag van de commissies op na en u zult precies hetzelfde lezen als wat ik hier nu zeg.
Dat is nadat de beslissing is genomen.
Het beleidskader hebben we samen ontworpen, maar dan hebben we gezegd dat het moest worden verfijnd en bestudeerd. Alstublieft, die communicatie is niet goed geweest. Wij stellen nu vast dat wij gelijk hadden. Maar het gaat niet over gelijk of ongelijk. Het is alleen jammer dat zoveel landbouwers ten onrechte verontrust zijn. (Applaus bij de N-VA)
Mijnheer Vandaele, dit is slecht beleid. Eerst maakt u een pak mensen ongerust, dan trekt u de beslissing terug en intussen haalt u de emissiedoelen voor de landbouw zwaar naar beneden. U discussieert nu trouwens alleen vanuit het standpunt van de landbouw. Ik gun alle landbouwers minder strenge normen. Het significantiekader verandert van 3 naar 5 procent, ze moeten niet eens de 30 procent emissievermindering bewijzen, ze moeten alleen een passende beoordeling maken bij een nieuwe aanvraag, kortom, behalve voor de rode bedrijven verandert er in Vlaanderen niets. Vindt u dat een goede beslissing? Is dat goed voor de natuur? Natuurlijk niet en het is ook niet goed voor de landbouwers, die u eerst allemaal gek hebt gemaakt. Dit is niet in orde, en het debat hier bewijst dat.
Ik ben bijzonder verrast, mijnheer Vandaele. Ik hoop dat u hier niet de indruk wilt wekken en de mensen wilt wijsmaken dat u en uw partij ervoor hebben gezorgd dat de oranje bedrijven in aantal op de helft zijn teruggevallen. Breek me de bek niet open! Dat het significantiekader van 3 naar 5 procent is gegaan, de reden waarom het aantal oranje bedrijven zo sterk is gedaald, kwam er niet op voorstel van uw partij. En meer wil ik daar niet over kwijt.
De heer De Bruyn heeft het woord.
Collega’s, gezien het korte tijdbestek van drie minuten zal ik slechts enkele aandachtspunten met betrekking tot het beleidsdomein Natuur aanstippen. Besluit daaruit echter niet dat we het komende jaar alleen die punten nauwgezet zullen volgen.
We vragen de minister zeer nadrukkelijk om verder in te zetten op meer en betere nabije natuur. We weten dat dat hoog op het wenslijstje van veel Vlamingen staat en we kennen de vele positieve gevolgen van nabije natuur. Ons lijkt het evident om daarbij prioritair in te zetten op natuurarme zones waar veel Vlamingen wonen. Inzetten op nabije natuur draagt bovendien rechtstreeks bij tot het beschermen en verhogen van de biodiversiteit in ons dicht bebouwd en verkaveld Vlaanderen.
Op voorzet van het Rekenhof en wellicht ook geprikkeld door Wouter Deprez kwam er de rationalisatie van het Boscompensatiefonds. Het vrijmaken van de 8 miljoen historisch opgebouwde reserve is een goede zaak. We hopen dat dit ook snel en effectief zal worden gerealiseerd.
We lieten eerder al onze bekommernis horen over de traagheid waarmee soortenbeschermingsprogramma’s worden opgemaakt en uitgerold. Het moet gezegd: in 2016 werd in dit dossier een aanzienlijke vooruitgang gemaakt en dat stemt ons hoopvol. Laten we de lat hoog blijven leggen en niet enkel kijken naar goed uitgewerkte plannen, maar vooral de vinger aan de pols houden om na te gaan of deze plannen op het terrein effectief tot bescherming van uiterst kwetsbare soorten leiden.
De middelen voor stadsrandbossen worden momenteel zeer sterk geconcentreerd ingezet rond Gent. Ik gun het elke Gentenaar, maar er zou meer ambitie mogen zijn voor stadsrandbossen in andere bosarme zones, zoals Kortrijk of Waregem. Daar wordt nog te gemakkelijk op opportuniteiten gewacht. In de klimaatresolutie die we onlangs in dit halfrond hebben goedgekeurd, wordt de regering gevraagd in de toekomst actiever te bebossen. Dit sluit daar naadloos bij aan.
We hopen verder dat een reeks lang aangekondigde uitvoeringsbesluiten eindelijk wordt afgewerkt, meer bepaald besluiten inzake de opmaak van natuurbeheerplannen en de erkenning van reservaten en besluiten die het natuurbeleid verder moeten financieren.
Ook uw aanpak, minister, van de integratie van het Natuur- en Bosdecreet zullen we nauwgezet volgen. We hopen dat het niet zal leiden tot een minder strenge of uitgeholde boswetgeving.
Tot slot wil ik nog mijn waardering uitspreken voor uw beleidsinteresse inzake ‘remote sensing’. Deze techniek van onze eigen Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO), die zeer gedetailleerde informatie kan geven over de vegetatie van het verkende gebied, zorgt voor een schat aan onderzoeksgegevens. U gaf aan nog deze legislatuur deze en gelijkaardige technieken te willen implementeren in de Natuur 2000-monitoring, wat we een uitstekende zaak vinden.
De heer Nevens heeft het woord.
In de toekomst zal er geen economie meer zijn, tenzij circulaire economie. In de Visie 2050 van de Vlaamse Regering is circulaire economie terecht een speerpunt. De minister wil inzetten op een doorgroei van het Vlaamse Materialendecreet in het programma Circulaire Economie. Ik roep de minister op om hier samen met haar collega van Economie, Wetenschap en Innovatie, werk van te maken. De kennis van beide beleidsdomeinen is onontbeerlijk om dit programma te laten slagen. We evolueren van een afvalbeleid naar een materialenbeleid: recyclaten zijn voeding voor onze economie. We moeten echter meer inzetten op het circulaire economische model, waarvan recyclaten een onontbeerlijk onderdeel zijn, maar kennis van het aanwenden en vermarkten, zit niet noodzakelijk bij het omgevingsdepartement. We kennen allemaal voorbeeldbedrijven die op een of andere manier een kringloopdenken in hun productieprocessen hebben ingevoerd, maar het laaghangend fruit is zeker nog niet geplukt.
Een dossier dat we nu al twee legislaturen meeslepen, en waar we nog steeds niet echt ver in staan, is de oprichting van een intergewestelijk stookolietankfonds. Dat we het alleen als regio niet kunnen dragen, zover zijn we al. Dat er een voorkeurscenario op de plank ligt, is ook waar. Dat men er federaal niet echt wakker van ligt, weten we ook al een tijdje. Minister, we verwachten in dit dossier dus een grotere proactiviteit van u. Het antwoord dat de federale overheid maar geen standpunt doorstuurt, daar kopen we niets mee.
Het nieuwe plan voor huishoudelijke en gelijkaardige bedrijfsafvalstoffen is goedgekeurd. Heel specifiek voor onze fractie blijven we de evolutie van de proefprojecten rond de inzameling van plastic fracties opvolgen. In september nog liet de minister ons in commissie weten dat de eerste resultaten niet goed waren, dat er zich een aantal problemen aandienden. Maar heel recent zagen we witte rook opstijgen: het gaat in die drie Vlaamse gemeenten blijkbaar net wel goed. Meer plastics inzamelen willen we graag doen via de bestaande kanalen, en daar bedoelen we een pmd+-zak mee, de paarse zak. Er bestaan vandaag de dag immers sorteertechnieken die de inhoud van de pmd+-zak gemakkelijk uit elkaar halen. We scoren dan driemaal: onze burgers moeten niet nog een extra zak van plaats voorzien, we kunnen efficiënter met onze vrachtwagens uitrijden om het afval op te halen. Meer zakken betekent immers meer vrachtwagens.
Minister, er is nog veel werk op de plank. Ik heb het nog niet gehad over het afvalverbrandingsbeleid en over uw geluidsactieplan, maar ik zal daar graag op terugkomen in de commissie.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Ik dank iedereen die gewezen heeft op de belangrijke beslissingen die in 2016 zijn genomen. Ik geef een kort overzicht. Het witboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen is goedgekeurd. Dan is er de klimaattop, met het klimaatpact dat is aangegaan en waar we samen met alle sectoren bijkomend 6 miljoen ton extra CO2 zullen besparen. Er is het feit dat we 300 miljoen euro hebben vrijgemaakt voor interne klimaatmaatregelen. Het uitvoeringsplan huishoudelijke afvalstoffen is goedgekeurd over hoe we de komende jaren nog meer werk willen maken van recyclage en minder afval in Vlaanderen. Er is ook een heel sterke vereenvoudiging: zowel het Omgevingsbesluit als het Vrijstellingenbesluit en het feit dat de MER geïntegreerd wordt in de ruimtelijke plannen, zijn voorbeelden van hoe we heel sterk hebben ingezet op die vereenvoudiging.
Collega Meuleman, Natura 2000 is beslist in de Vlaamse Regering en er is ook een begrotingsakkoord. De Inspectie van Financiën uit een aantal bezorgdheden over het feit dat Natura 2000 duur is, dat daar veel middelen voor nodig zijn. Er is een begrotingsakkoord goedgekeurd in de regering. Deze regering maakt jaar na jaar extra middelen vrij voor natuur, die effectief op het terrein worden ingezet. Ook nu al hebben we de quick wins en de eenmalige inrichtingswerken die we heel snel op het terrein uitvoeren, zodat we de resultaten kunnen zien.
Ook de kaart van de zonevreemde bossen is een eerste keer goedgekeurd door de Vlaamse Regering, en ze komt in januari terug naar de Vlaamse Regering. U weet dat er een aantal opmerkingen geformuleerd zijn vanuit verschillende beleidsdomeinen, en die hebben wij de voorbije weken moeten verwerken met onze diensten. Voor de signaalgebieden hadden we nood aan een decretale basis. Die zit mee in de Codex Ruimtelijke Ordening, die ook door de Vlaamse Regering al tweemaal is goedgekeurd en in januari definitief zal worden goedgekeurd. U ziet, het zijn heel wat beslissingen.
Collega Tobback, u mag mij feliciteren. Ik kan u melden dat van het Boscompensatiefonds de historische reserve ten belope van 8 miljoen euro dit jaar volledig zal zijn aangewend. Deze dossiers zijn dit jaar allemaal heel concreet goedgekeurd en getekend. U verwijst naar een heel concreet dossier, zoals het Kluisbos. Dat is een dossier dat al heel lang opgelost had kunnen zijn door het lokaal bestuur. Dat heeft dat niet gedaan, maar is om hulp komen vragen om daarbij begeleid te worden. We zullen dat ook doen. Had dat lokaal bestuur een aantal stappen gezet, dan was dit dossier al lang opgelost.
Collega Pira, wat betreft het landschappelijk waardevol gebied, stelt u de zaken heel foutief voor. Het gaat hier over een rechtspraak van de Raad van State, waarbij heel wat problemen waren. De oorspronkelijke bedoeling van de decreetgever was natuurlijk dat de landbouwactiviteit mogelijk is in landschappelijk waardevol agrarisch gebied. Door een aantal uitspraken van de Raad van State was dat op het terrein bijzonder problematisch. We hebben dat nu gewoon verduidelijkt in de nieuwe voorschriften. Dat heeft dus niets te maken met het feit dat we plotseling bouwvrije zones laten bebouwen. Daar heeft het helemaal niets mee te maken. Het gaat hier gewoon over een verduidelijking, en iets wat altijd inherent is geweest aan het landschappelijk waardevol agrarisch gebied.
Over de watertarieven is hier in het parlement beslist dat er een onafhankelijke waterregulator is. De timing is dat wij eind deze week een uitspraak verwachten over de tarieven die door De Watergroep op tafel zijn gelegd. Mijnheer Beenders, wij zullen nogmaals aandringen bij de waterregulator om bij de drinkwatermaatschappijen aan te dringen om die tarieven sneller bekend te maken. Sommigen hebben dat al gedaan, maar nog niet allemaal.
Voorzitter, ik was helemaal van mijn melk door de romantische tussenkomst van collega Ronse. Ik heb het heel fel overwogen, collega, om met u naar Kopenhagen te gaan, maar u hebt een cruciale fout gemaakt. De laatste keer dat ik naar Kopenhagen ben geweest, heb ik niet het vliegtuig genomen maar de trein omdat een vliegtuig op het vlak van klimaat bijzonder nadelig is. (Opmerkingen. Gelach)
U wou mij meenemen met het vliegtuig, maar ik stel voor dat u een bezoekje brengt aan het mooie landelijke Evergem, waar we ook heel veel mooie voorbeelden hebben van hoe het er in de praktijk aan toe kan gaan. Bij dezen dus een nieuwe uitnodiging om dat goed te maken. (Opmerkingen. Gelach)
Mijnheer De Bruyn, u had een heel concrete vraag naar het uitvoeringsbesluit van het Natuurdecreet. Dat is door de regering goedgekeurd, en daar zitten ook alle elementen in om verder te investeren in lokale natuur. Dank u voor uw complimenten wat betreft het soortenbeschermingsprogramma. We hebben inderdaad inspanningen gedaan en we zullen die ook de komende jaren voortzetten. Uiteraard zullen we op het terrein de nodige resultaten goed monitoren en bijsturen indien dat nodig zou zijn. (Applaus bij de meerderheid)
Minister, de nieuwe tarieven zullen worden bekendgemaakt, maar pas volgend jaar moeten de langetermijnvoorzieningsplannen worden ingediend door de watermaatschappijen. Die geven ook een inzicht in de investeringscurves. Daar kun je zien in welke mate er een normaal verloop is inzake investeringen en wanneer niet. Op basis van die langetermijnvoorzieningsplannen zou het misschien beter zijn om de andere tariefregulering door te voeren.
Minister, waarom hebt u het een niet aan het ander gekoppeld en hebt u nu al beslist om nieuwe tarieven in te laten voeren, maar moeten die langetermijnvoorzieningsplannen pas eind volgend jaar worden ingediend? Als die plannen worden ingediend, heb ik schrik dat er dan misschien opnieuw een vraag komt om de watertarieven weer te laten stijgen. Kunt u nu garanderen dat dat niet het geval is?
Mijnheer Beenders, we hebben er inderdaad voor geopteerd om de plannen nu al te laten indienen voor de waterfactuur en om die ook nu al te laten beoordelen door de regulator. Zowel decretaal als in de uitvoeringsbesluiten is heel uitdrukkelijk bepaald dat de betaalbaarheid van de waterfactuur een van de elementen is die in overweging moet worden genomen. Dat zullen we uiteraard goed bekijken en bewaken. We rekenen op de waterregulator om dat te doen.
Ik denk niet dat er plannen zullen komen inzake investeringen en dat het water nog duurder zal worden. Wat nu op tafel ligt, zullen de tarieven zijn voor de komende jaren. We rekenen net als iedereen in het parlement op de waterregulator, die op een goede manier moet beoordelen, om wat wordt doorgerekend aan de consument effectief te vertalen in investeringen, en dat het niet gaat om het verder laten aandikken van winst voor de drinkwatermaatschappijen.
Energie
Dames en heren, dan bespreken we nu het onderdeel Energie.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Voorzitter, ministers, collega’s, we naderen het hoogtepunt van dit debat, en dan heb ik het uiteraard over Mobiliteit en Openbare Werken, dat hierna aan bod komt. Maar ondertussen zullen we het even hebben over Energie.
Minister, in de eerste plaats zal ik het niet hebben over uw beleidsbrief – uitstekend werk – en over uw begroting, maar over twee parlementaire initiatieven. In de zomer van 2015 hebben we kamerbreed een resolutie goedgekeurd over het totstandbrengen van een Vlaamse energievisie en een Vlaams energiepact, en ook over onze klimaatresolutie die we vorige maand kamerbreed hebben goedgekeurd. De beide resoluties vragen aan de Vlaamse Regering om werk te maken van een Vlaamse energievisie. De eerste resolutie vroeg om dat allemaal klaar te hebben tegen de Septemberverklaring van 2016. Die timing hebben we helaas niet gehaald, maar ondertussen bent u wel van start gegaan met de stroomversnelling, een traject dat moet leiden tot zo’n Vlaamse energievisie.
Eerst dacht ik dat we op 1 december in de Ghelamco Arena te Gent – heilige grond –, die Vlaamse energievisie te horen zouden krijgen, maar we moeten nog even wachten. De werkgroepen hebben nog wat meer tijd nodig om tot concrete resultaten te komen. 2017 moet wel het jaar worden van het energie- en klimaatpact. Voor het energieluik kijken we uiteraard naar u.
In de klimaatresolutie zitten enkele concrete lijnen waarvan wij hopen dat de Vlaamse Regering zich eraan houdt bij het uitwerken van dat energiepact en die energievisie. De eerste prioriteit is energie-efficiëntie, waarbij we rekenen op een heel ambitieuze en kostenefficiënte bijdrage aan de Europese doelstelling: een energiebesparing van 30 procent tegen 2030. De gebouwensector is daarbij een prioriteit. We rekenen op een versnelde en ambitieuzere uitvoering van het Renovatiepact, met een ambitieus groeipact inzake doelstellingen en een veel hogere renovatiegraad in vergelijking met vandaag. We hebben een verouderd woningpatrimonium. We kunnen heel wat jobs creëren met een slim beleid en we rekenen erop dat u dat effectief gaat voeren.
Ten tweede is er de hernieuwbare energie. Europa wil 27 procent hernieuwbare energie tegen 2030. We vinden dat Vlaanderen ook op dat punt ambitieus moet zijn om die doelstelling mee te helpen invullen. We moeten daarbij op een kostenefficiënte manier gaan werken. We willen daarbij ook de basis betrekken, de lokale besturen, de burgers zo veel mogelijk betrekken bij het produceren van zo veel mogelijk en zo goedkoop mogelijke groene energie. Dat alles moet dus worden vervat in een energievisie en een energiepact, niet alleen vanuit Vlaanderen, maar ook samen met de federale overheid en de andere deelstaten. We moeten komen tot een interfederale energievisie, want het federale energiebeleid mag het door ons uitgestippelde beleid, met de nadruk op die verbetering van de energie-efficiëntie en de productie van hernieuwbare energie, geen stokken in de wielen steken. Integendeel, we verwachten steun vanuit de federale overheid voor ons Vlaams energiebeleid, een copernicaanse omwenteling van het energiebeleid.
Voor de opmaak van die interfederale energievisie moeten de huidige federaal besliste kernuitstap en de doelstellingen van de Europese Energie-unie, namelijk een groeiend aandeel van hernieuwbare energie in de energieproductie, het verbeteren van de energie-efficiëntie en een optimale interconnectie met de buurlanden, het uitgangspunt vormen. Op basis van die interfederale energievisie verwachten wij ook een interfederaal energiepact, breed gedragen, met alle mogelijke stakeholders.
Minister, er is heel wat werk op de plank om dat ook echt te realiseren. Eigenlijk hebt u wat ons betreft voor volgend jaar maar één prioriteit: het tot stand brengen van die langetermijnvisie. Er moet immers heel wat worden geïnvesteerd in ons energiesysteem, in energie-efficiëntie, in de productie van hernieuwbare energie, en die investeringen kunnen er alleen maar komen als wij als overheid zekerheid, een duidelijk kader bieden om die investeringen te laten gedijen en te laten renderen.
Minister, met de goedkeuring vorige maand van die klimaatresolutie heeft het parlement niet alleen inhoudelijk een aantal bakens proberen uit te zetten, maar deze regering ook in een strak keurslijf proberen te dwingen. Strakke keurslijfjes gaan aandoen is niet bij elk lid van deze regering even evident, maar bij u moet dat zeker ook lukken. We verwachten een jaarlijkse rapportering aan dit parlement over de voortgang van uw beleid in het kader van deze klimaatresolutie. Volgend jaar hopen we dus niet alleen over uw stevige beleidsbrief en begroting te debatteren, maar ook over de voortgang en de resultaten die u boekt inzake het energie- en klimaatbeleid. We zullen daar alleszins graag samen met u aan meewerken. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Danen heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik zal de laatste zijn om te ontkennen dat u hard uw best doet om het beleidsdomein Energie weer te laten swingen. Naast de energiefactuur, waarover het vanmorgen ging en die belangrijk is, maar waarop ik nu niet verder inga, zie ik echter toch minstens drie werven waar de komende tijd een stevige extra inspanning moet worden gedaan, zodat we kunnen komen tot een toekomstbestendig, eerlijk en klimaatvriendelijk energiebeleid.
Een eerste werf is die van de energievisie en het energiepact. Als het over een toekomstig energiesysteem gaat, moeten we weten waar we naartoe willen, met wie, tegen wanneer en op welke manier. Daarbinnen dienen er scenario’s te worden uitgewerkt met tussentijdse doelstellingen op korte en middellange termijn voor de Vlaamse energiemix en het aandeel hernieuwbare energie daarbinnen. Het feit dat u die doelstellingen wel al naar voren schoof voor zon en wind tegen 2020, is nuttig en nodig, maar dient in een veel breder verhaal te worden ingepast.
Een tweede werf is die van de energie-efficiëntie. Naast het stimuleren van energie-efficiëntie in ondernemingen wil ik hier nu het belang van de energetische renovatie van bestaande woningen benadrukken. Ons gemiddeld energiegebruik is maar liefst 70 procent hoger dan het Europese gemiddelde. Naast premies is ook een doorgedreven beleid gericht op ontzorging van belang, en is er veel meer nodig dan wat nu al gebeurt. Ik denk dat het ook belangrijk is dat de rust rond de energiehuizen en de energieleningen terugkeert, en dat er een oplossing uit de bus komt die er uiteindelijk voor zorgt dat er meer energiebesparende maatregelen gebeuren.
Ten derde dienen we een tand bij te steken als het gaat over het transport, een van onze grote CO2-uitstoters.
Minister, uw fractieleider heeft daarstraks trots gesteld dat de particuliere verkoop van elektrische wagens fel is gestegen. Daar staat wel tegenover dat de verkoop aan bedrijven is gedaald. Ik stel dan ook vast dat er nog veel werk aan de winkel is om de transportsector in het algemeen en ons wagenpark in het bijzonder te vergroenen. Ons energiesysteem moet klimaatvriendelijker, efficiënter, gezonder en eerlijker worden. Indien u dat ook wilt, vindt u in ons een kritische doch constructieve bondgenoot.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Voorzitter, de energietransit zit nu in de startblokken, en dit dankzij de aanpak van de Vlaamse Regering, maar ook van het Vlaams Parlement, onder meer ten gevolge van de breed gedragen resolutie betreffende een krachtig Vlaams klimaatbeleid.
Ik wil echter even stilstaan bij waar we een eind verder in de tijd zouden kunnen staan. We vragen dat de uitstoot van broeikasgassen tegen 2050 met minstens 80 procent daalt. We zien duidelijk dat dit enkel kan indien onze samenleving meer wordt geëlektrificeerd en meer op groen gas overschakelt. Als we die doelstelling willen halen, wijzen onderzoekers erop dat ons primair energieverbruik met iets minder dan 40 procent zal dalen. Onze elektriciteitsbehoefte zal echter met minstens 60 procent stijgen.
Meer mensen zullen beschikken over fotovoltaïsche panelen, een stirlingmotor, een batterij en een warmtepomp. De verbruikers moeten echter ook de kans en de vrijheid krijgen om in een innovatiever marktmodel in te stappen. Het verbruik zal meer op de productie en op de eigenproductie moeten worden afgestemd.
Volstaan onzen netten nog voor een elektrificatie van Vlaanderen? Hebben we globaal nog voldoende bevoorradingszekerheid indien onze elektriciteitsbehoefte met 60 procent stijgt? Ik wil niet in een samenleving wonen waar eerst enorm promotie voor de elektrische wagen wordt gevoerd om vervolgens vast te stellen dat we met 30 procent elektrische wagens de kritische limiet van ons elektrisch net bereiken.
We moeten er dan ook voor zorgen dat we individueel of in kleinere groepen zo veel mogelijk onafhankelijker van het net worden en dat we zo weinig mogelijk moeten injecteren of afnemen op de ogenblikken waarop, bijvoorbeeld, weinig hernieuwbare energie beschikbaar is.
We moeten ons even voorstellen dat we vandaag in 2030 leven. Tegen dan zijn de huishoudtoestellen standaard met een bluetoothfunctie uitgerust. We hebben een waterpomp, een zestal fotovoltaïsche panelen, gecombineerd met een batterij en een digitale meter met de bijbehorende app, wat dan meteen een slimme digitale meter wordt. Er zijn dan ook totaal nieuwe marktmodellen. We kunnen ons aansluiten bij de groene-energieaankoopcentrale van, bijvoorbeeld, sp.a.
Iemand kan ’s morgens naar het werk vertrekken. De huishoudtoestellen werken enkel indien er voldoende eigenproductie is of de prijzen op het net zeer laag zijn. Indien iemand met zijn modale elektrische wagen op zijn werk aankomt, heet een vriendelijke smart charger hem welkom. Die controleert hoe leeg de batterij is en vraagt vriendelijk wanneer hij naar huis wil. Tegen dan moet de batterij immers weer opgeladen zijn, onafhankelijk van wat in de loop van de dag eventueel met die batterij is gebeurd.
Misschien is het interessant de eigenproductie, de stationaire batterij of de rollende batterij door de groene-energieaankoopcentrale tegen een bepaalde vergoeding ter beschikking van het net te stellen.
Iemand kan het ook leuk vinden dat de aanbieder van energie hem een signaal geeft als het verbruik de dag voordien abnormaal hoog lag, dat hij onmiddellijk kan zien wat de besparing is als hij de verlichting in de keuken vervangt of dat hij geen afspraak meer moet maken om de tellerstand te laten opmaken, in het geval van een storing of indien hij zijn capaciteit wil wijzigen. Dit is het ‘internet of energy’ van de toekomst. Daarvoor hebben we echter eerst de hardware en de formule nodig: de digitale meter en de nieuwe tariefstructuur.
De tegenstanders van het ‘internet of energy’ proberen momenteel dit hele verhaal in honderd stukjes te kappen op elk stukje veel zout te leggen. Ze houden de innovatie echter tegen. Ze redeneren dat dit liever niet bij hen kan gebeuren. Ze houden de nieuwe kansen voor innovatieve marktmodellen tegen. Als het erom gaat hernieuwbare energie meer, beter en tegen een aanvaardbare prijs in te zetten, zijn zij de dwarsliggers. Wie is tegen meer, beter en betaalbaar?
Minister, dit houdt uiteraard in dat volgend jaar nog heel wat werk moet worden verzet. Dit werk heeft betrekking op uw bevoegdheid, maar ook op de Vlaamse Energieregulator en op het Vlaams Parlement. De digitale meter en de nieuwe tariefstructuren moeten worden uitgerold. De proeftuinen en regelluwe zones moeten worden opgestart. We moeten de kerntaken van de distributienetbeheerders duidelijk afbakenen. We moeten overgaan tot transparante facturen en de energienorm opstellen. We moeten een decreet betreffende de warmtenetten afwerken. We moeten de energiefraude en de energiearmoede verder aanpakken. De conceptnota over zonnedelen en batterijopslag moet in decreten en besluiten worden vertaald.
Mijnheer Gryffroy, ik apprecieer ten zeerste het toekomstbeeld dat u hebt geschetst. Iedereen deelt dat beeld en weet dat dat op komst is. U laat nu plots ‘doemdenkerig’ uitschijnen dat we barrières opwerpen en dat er niet aan wordt gewerkt. Natuurlijk zullen we de digitale meter uitrollen. U hebt van de minister nooit iets anders gehoord. We kunnen het toekomstmodel morgen uitrollen, maar we moeten wel even bekijken wat de kostprijs daarvan is en de impact op de factuur. We moeten ervoor zorgen dat we iedereen meehebben in dat verhaal. U brengt een ander verhaal dan dat van daarnet en dan dat dat de minister steevast brengt: een draagvlak creëren, iedereen meekrijgen, ervoor zorgen dat het de mensen zelf zijn die de transitie inzetten en niet een overheid die eventjes bepaalt hoe het allemaal moet gebeuren en de factuur zien we dan later wel. Ik juich uw toekomstvisie toe en mijn fractie en de minister deelt die, maar met enige behoedzaamheid over de uitrol. Het enthousiasme moet zich vertalen in een brede maatschappelijke transitie en niet alleen in een futuristisch toekomstbeeld van enkele energiespecialisten.
Ik schrik ervan dat u zich aangesproken voelt. Ik heb het duidelijk over diegenen die proberen het toekomstig energieverhaal niet in een groot geheel te brengen, maar in honderd kleine stukjes en dan nog op elk stukje zout leggen. Daarover heb ik het. Het moet een groot verhaal zijn en ik denk dat u daarin meegaat. Zo niet, begrijp ik het niet. Ik raad de minister ook aan om een groot verhaal te brengen. Ik begrijp dus niet dat u zich aangesproken voelt, tenzij u me verkeerd begrepen hebt.
Minister Tommelein heeft het woord.
Mijnheer Bothuyne, ik ben me bewust van de heel speciale opdracht die er op ons afkomt. Ik wil benadrukken dat de klimaat- en energietop van 1 december als doelstelling 2020 had. We hebben daar duidelijk gemaakt welke dingen we tegen 2020 willen realiseren. Het verbaast me dat u telkens zegt dat het nog verder moet gaan. Dat was zeker niet de bedoeling van de top.
U hebt gelijk dat ik in mei ben gestart en dat in juni het project Stroomversnelling al op gang was getrokken. De werkgroepen zijn bij elkaar gekomen. Ze hebben input gegeven aan de twee laatste werkgroepen, die in januari beginnen. We zullen dan een energievisie neerschrijven, die daarna in dit parlement zal worden besproken. Dat gaat uiteraard verder dan 2020. Het gaat over 2030 en 2050.
Ook Vlaanderen zal een belangrijke rol hebben in de realisatie van het energiepact. Dat is ook logisch. Het is niet alleen met de federale overheid dat we afspraken moeten maken, maar ook met de andere gewesten. U weet dat ik al initiatieven heb genomen en dat ik al met de ministers Furlan en Fremault van de andere regeringen contact heb gehad. Ik heb ondertussen ook met minister Marghem een planning gemaakt om na te gaan wanneer we bepaalde zaken kunnen aanpakken.
Wat betreft de energie-efficiëntie is sneller bijna niet haalbaar. Ik heb het Zonneplan gemaakt waarin heel duidelijk staat wat we zullen doen tegen 2020 om de doelstellingen te halen. Het Windkrachtplan 2020 is samen met minister Schauvliege vorige week door de Vlaamse Regering goedgekeurd. We hebben ook daar heel duidelijke doelstellingen en we weten wat we in de komende jaren moeten doen om die doelstellingen te bereiken. Het Warmteplan zal in het voorjaar komen. Het is nu belangrijk om het draagvlak verder te zoeken, voornamelijk bij de lokale overheden. De burgemeesters en schepenen die nu bezig zijn, zullen heel veel kunnen bijdragen aan de realisatie van de doelstellingen. De heer Rzoska verwees naar de gemeenteraad van Lokeren van deze week. Ook in andere gemeenten is men volop bezig.
Ik heb niet één prioriteit. Als ik de heer Gryffroy hoor, dan zijn er een massa prioriteiten die moeten worden gerealiseerd om straks de volledige energievisie te kunnen uitrollen. Het is niet voldoende om een visie te hebben. Die moet ook nog kunnen worden waargemaakt.
U moet zich geen zorgen maken over de jaarlijkse rapportering. Dat zal gebeuren.
Mijnheer Danen, de tussentijdse doelstellingen moeten we uiteraard breed vertalen. We hebben heel wat werk op het vlak van energie-efficiëntie en ik wil het nog even hebben over de energiefactuur. Men doet alsof in de factuur zomaar prijsstijgingen zitten.
Heel wat van de prijsstijgingen die vandaag door de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt (VREG) worden aangekondigd, hebben te maken met initiatieven en genomen beslissingen die de komende jaren op het vlak van energie-efficiënte moeten worden gerealiseerd. De premies dienen inderdaad om energie-efficiëntie na te streven in een woningpark dat inderdaad sterk verouderd is en waarvan het gemiddelde energieverbruik veel te hoog ligt. De sociale premies die we aan de sociaal zwakkeren geven om ook te investeren, ook dat zit in de distributietarieven. Ook de aanmoedigingen, de stimuli die we jarenlang hebben gegeven – ik ga er niet meer verder over uitweiden – en die we nog altijd proberen te doen om tot resultaten te komen, hebben natuurlijk geleid tot een aantal inspanningen die moeten gebeuren op het vlak van energie zelf. We moeten de eerlijkheid en de moed hebben om aan de bevolking te zeggen: kijk, we zijn bezig met een transitie, we zullen een periode nodig hebben om een aantal zaken te realiseren en dat zal van iedereen inspanningen vragen.
Mijnheer Daenen, zeker op het vlak van transport, denk ik dat u gelijk hebt dat de grote doorbraak geleverd zal worden door de bedrijfswagens. Als ze omschakelen en als we de actieradius zien toenemen, als we het aanbod van modellen zien toenemen, en de prijs zien dalen, dan zal dat absoluut het geval zijn.
Mijnheer Gryffroy, ik ben het voor honderd procent met u eens dat dit een totaalverhaal is, een totaalverhaal waar wij – ik heb dat deze morgen al gezegd – een draagvlak voor moeten blijven zoeken. Het is niet eenvoudig. Als we spreken over de bewustmaking van de mensen, dan maak ik mij grote zorgen als het gaat over de kennis van de mensen over hun eigen energieverbruik en hun eigen energiefactuur. We kunnen daar allemaal wel grote verhalen rond vertellen, maar één op twee Vlamingen heeft geen flauw benul van zijn verbruik of zijn factuur. Ik neem bijna elke dag de proef op de som. Ik vraag het aan de mensen rondom mij, zowel op KV Oostende als in de kroeg waar ik kom, als op recepties of vergaderingen. Heel veel mensen hebben er echt geen flauw benul van. Een op de drie zelfstandigen heeft daar echt geen flauw benul van. Het begint daar: mensen bewuster maken van de manier waarop ze met energie omgaan, ook duidelijk maken dat we de energiefactuur naar omlaag kunnen krijgen als we de moeite doen om aan energie-efficiëntie te werken, ook om de prijzen te vergelijken. Daar kunnen we al een flinke stap vooruit. Ik ga me er niet achter verstoppen. De energiefactuur kan niet blijven stijgen. Ze moet naar omlaag en we moeten er met zijn allen inspanningen voor leveren om ervoor te zorgen dat de energiefactuur niet verder blijft stijgen. Dat is belangrijk. Een groot verhaal, een verhaal waar heel veel stappen zullen moeten worden gezet en waar men niet fragmentarisch mag werken. We zullen in de komende maanden naar voren komen met de digitale meters, met de conceptnota. We zullen inderdaad een kader voor batterijen uitwerken, we zullen met een Warmteplan komen, we zullen moeten blijven ijveren naar een nieuwe tariefmethodologie en een nieuw tariefsysteem. Zoals het vandaag is, is niemand tevreden. We willen allemaal veranderen, maar zodra men wil veranderen, zijn een aantal mensen bang voor het nieuwe, voor het onbekende. Ik wil met aandrang vragen om er zeker in dit dossier over energie voor te zorgen dat we de kalmte bewaren en duidelijk op een correcte manier informatie geven waarover het juist gaat aan de mensen, aan de consumenten, aan de bedrijven.
Mobiliteit en Openbare Werken.
We gaan over naar het onderdeel Mobiliteit en Openbare Werken.
De heer Keulen heeft het woord.
Minister Weyts, wat uw beleid rond Mobiliteit en Openbare Werken betreft, wil ik beginnen zoals ik vorige week in de commissie heb gedaan, met u te danken voor wat afgelopen donderdag is gebeurd: de doorbraak inzake het Spartacusproject, de sneltramlijn 1 van Hasselt naar Maastricht, is gelukt. De impasse is doorbroken door het feit dat u daar voluntaristisch bent opgetreden, op het terrein bent gekomen, in onderhandeling bent gegaan met het gemeentebestuur van Maastricht, maar ook met de Nederlandse provincie Limburg. U hebt daar mee het verschil gemaakt in een dossier dat nu toch al twee jaar in een impasse zat. Daarvoor ben ik erkentelijk en dankbaar.
Spartacus is natuurlijk een totaalverhaal: het gaat niet alleen om de sneltram lijn 1, maar ook lijn 2 en lijn 3. Het is ook een verhaal van verknoping, van meer busaanbod, het verbeteren van de inter-Limburgse mobiliteit. We hebben dat voor de derde keer ingeschreven in het regeerakkoord. Het staat ook in het Strategisch Actieplan voor Limburg in het Kwadraat (SALK). Het is nu dus zaak om die andere dossiers onder de noemer Spartacus vlot te trekken.
Er is een ander dossier dat in het slop zit. Het is een symbooldossier geworden van hoe wij als overheid in een situatie zijn terechtgekomen waar de slang in haar eigen staart bijt, minister. Door alle procedures die wij doen om deze of gene te vrijwaren en te beschermen, krijgen we namelijk geen enkel groot project meer uit de startblokken getrokken. Het gaat over het dossier van de Noord-Zuidverbinding. Dit specifieke dossier betreft Limburg, maar het staat symbool voor andere noord-zuidprojecten in de rest van Vlaanderen.
Minister het is zaak dat u samen met uw collega bevoegd voor het vergunningenbeleid, minister Schauvliege, kijkt naar een soort van turboprocedure. Of het nu gaat over het decreet Complexe Werken of het decreet Omgevingsbesluit, we moeten komen tot doorbraken. We worden daar als politieke klasse met een existentieel probleem geconfronteerd, namelijk dat ons probleemoplossend vermogen vandaag heel zwaar onder vuur ligt. De mensen zeggen: ‘Ge kunt mij perfect uitleggen waarom er nu al tientallen jaren niet gebeurt wat moet geschieden. Los het op.’ Meer dan ooit is het niet meer vijf voor twaalf, maar twaalf uur. We moeten met turboprocedures komen om vooruitgang op het terrein van die mobiliteitsdossiers af te dwingen.
Minister, 2017 is sowieso een sleuteljaar voor De Lijn, onze openbaarvervoermaatschappij. In 2017 – dat slechts binnen enkele dagen van start gaat – beginnen we met het lanceren van drie proeftuinen, drie vervoersregio’s: de regio Mechelen, de regio Aalst en de Westhoek. We bekijken hoe we samen met die lokale besturen kunnen omschakelen van een aanbodbeleid naar een vraaggestuurd beleid. Het is zaak om dat heel goed op te volgen en te monitoren, want hier wordt school gemaakt.
We moeten duidelijk maken aan onze openbaarvervoermaatschappij dat we meer collectief vervoer nodig hebben, dus meer bussen, geen ideologische blokkages. We moeten ertoe komen dat alles wat er op dat vlak aan rollend materieel beschikbaar is, ook op het terrein kan worden ingezet op het moment dat het nodig is. Voor de leefbaarheid van onze steden en gemeenten is het belangrijk om mensen te vervoeren die vandaag in bepaalde regio’s van Vlaanderen met vervoersarmoede worden geconfronteerd. (Opmerkingen van de voorzitter)
Minister, voor meer verkeersveiligheid wordt dit absoluut een sleuteljaar. We zullen dit vanuit de commissie op de voet volgen.
Ik had eigenlijk nog een punt, voorzitter. Maar gedisciplineerd als ik ben en wegens het respect dat ik heb voor u als mens en in uw functie, zal ik dat niet meer brengen.
Minister Weyts, voor uw beleid inzake mobiliteit en openbare werken kunt u rekenen op de volle steun van de Open Vld-fractie. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Collega’s, we naderen het jaareinde. Het is dan altijd goed om eens terug te blikken.
Minister Weyts, als ik denk aan mobiliteit, dan associeer ik 2016 met het feit dat er minder doden zijn gevallen op onze wegen, maar ook met het feit dat u er niet in bent geslaagd om meer Vlamingen te verleiden tot het gebruik van het openbaar vervoer. En dan denk ik ook aan het feit dat de filedruk in Vlaanderen met 15 procent is gestegen. Volgens het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) en volgens de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) kosten die files ons jaarlijks 8 miljard euro.
Minister, het zou te kort door de bocht zijn – om in mobiliteitstermen te blijven – om dat allemaal enkel en alleen op uw conto te schrijven. Maar het geeft wel aan, collega’s, voor welke gigantische uitdagingen het mobiliteitsbeleid staat. We hebben, collega’s, het dichtste wegennet van heel Europa en toch hebben wij ook de langste files van heel Europa. Ik denk dus dat het blijven trekken van de kaart van bijkomende wegcapaciteit, zoals een gekende werkgeversorganisatie vorige week nog dacht te moeten doen, geen oplossingen brengt, maar nog meer problemen zal veroorzaken.
Minister, uw beleidskredieten stijgen fors. Dat moet gezegd. Het is zeer opvallend in de begroting. Ze stijgen onder andere door de inkomsten uit de kilometerheffing voor vrachtwagens, maar ook omdat de tarieven voor openbaar vervoer gestegen zijn.
De keuzes die u maakt, weerspiegelen onvoldoende de ambitie om echt die radicale omslag te maken in ons mobiliteitsbeleid en weg te gaan van dat model dat compleet is vastgelopen en steunt op hoofdzakelijk automobiliteit. Daarom minister, zou ik willen eindigen met u een aantal goede voornemens voor te leggen. Ten eerste staat er nog 30 miljoen euro aan onbestemde investeringsmiddelen op een provisie op het Vlaams Infrastructuurfonds. Ik zou u willen vragen om die 30 miljoen euro te investeren in alternatieven voor de wagen, om nog meer te investeren in het openbaar vervoer – ik kan u een aantal zeer goede projecten aan de hand doen in mijn stad maar ook elders in Vlaanderen – en nog meer te investeren in de fiets.
Ten tweede wil ik u vragen te praten met uw federale collega’s en hen te overtuigen om te stoppen met het perspectiefloze besparingsbeleid op het spoor. Het spoor is de ruggengraat van ons openbaar vervoer, dat staat in zoveel beleidsdocumenten die we hier al hebben besproken. Ik denk echt dat snijden in die ruggengraat dramatisch zou zijn. Misschien kunt u de heer Descheemaecker die opdracht geven: zijn liefde voor het spoor is namelijk wijd en zijd gekend. (Applaus bij sp.a)
Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Mijnheer Vandenbroucke, de eerste onwaarheid heb ik laten passeren. Dat heeft te maken met het vergevorderde uur. Maar naarmate u ze opstapelt, kan ik het toch niet laten te reageren.
U zegt dat de minister er niet in geslaagd is om meer mensen tot het openbaar vervoer te verleiden. Dat is de eerste onwaarheid, want voor de eerste keer is er wel sprake van een voorzichtige modal shift. Ik geef toe dat die niet fenomenaal is, maar er is sprake van een stijging van het aandeel van het openbaar vervoer en het fietsgebruik in het nadeel van de auto. Dat was in het verleden niet het geval: de middelen voor het openbaar vervoer werden toen verdrievoudigd maar zonder wijziging van de modal shift. Het aandeel van de Vlaming in het openbaar vervoer bleef ongewijzigd. Met dat beleid en onder een N-VA-minister worden voor het eerst meer mensen verleid om het openbaar vervoer te gebruiken.
Ik neem akte van uw pleidooi. Het siert u dat u zegt dat er meer moet worden geïnvesteerd in het fietsgebruik. Maar laat het nu net deze regering zijn die voor de eerste keer een fietsbeleidsplan naar voren schuift. Deze regering maakt zich sterk om tegen het einde van de legislatuur de kaap van de 100 miljoen euro per jaar te ronden voor die fietsinfrastructuur. Er wordt niet alleen extra geïnvesteerd in wegen, infrastructuur en openbaar vervoer, maar ook in fietsinfrastructuur.
Mevrouw De Ridder, ik heb u al vaker horen zeggen dat het de allereerste keer is dat het aandeel van het openbaar vervoer als hoofdvervoerswijze is gestegen. Ik zou de tabel wel eens willen zien waaruit dat moet blijken. Op bladzijde 450 van de Vlaamse Regionale Indicatoren (VRIND) staat de modale verdeling van het woon-werkverkeer. Daar is geen stijging te zien van het aandeel van bus, tram of metro. Ik neem aan dat u de trein niet meerekent. Wanneer ik kijk naar de modale verdeling van het woon-schoolverkeer, dan zie ik dat het aandeel van bus, tram en metro nog nooit zo laag is geweest sinds 2007. Het is zelfs fors gezakt. Vanwaar haalt u die uitspraak?
U neemt er gewoon de beleidsbrief bij en u kijkt naar de passage over de verwijzing naar het Onderzoek Verplaatsingsgedrag. Daarin staat dat Vlamingen voor hun woon-werkverkeer steeds vaker een alternatief voor de auto kiezen. Ondanks die positieve tendens blijft de auto wel met 69,4 procent de belangrijkste vervoerswijze voor het woon-werkverkeer maar ten opzichte van het laatste Onderzoek Verplaatsingsgedrag is er een daling van 2,8 procent. Het woon-werkverkeer met de fiets is gestegen met 2 procent ten opzichte van 2013, en 9,6 procent van de woon-werkverplaatsingen gebeurt met het openbaar vervoer, wat een stijging van 0,5 procent betekent. Het is de eerste keer dat dit gebeurt, dat is in het verleden nooit gebeurd. Voor het eerst zien we een voorzichtige verbetering in het voordeel van het openbaar vervoer.
Ik ontken niet wat er in de beleidsbrief van minister Weyts staat, dat in het woon-werkverkeer het aandeel van bus en tram een beetje gestegen is. Maar mevrouw De Ridder, dat was ook zo in 2011-2012 ten opzichte van 2007-2008. En in 2007-2008 was dat ook zo ten opzichte van 2000-2001. Het aandeel van bus, tram en premetro is al jaren aan het toenemen in Vlaanderen. Ik heb hier de historische tabellen bij. Ik heb alle onderzoeken over het verplaatsingsgedrag in Vlaanderen opgezocht en naast elkaar gelegd. Die zijn perfect vergelijkbaar met elkaar. U kunt het licht van de zon niet ontkennen. Die stijging is u van harte gegund. Ik hoop dat ze nog groter wordt. Die stijging is zeer goed. Maar zeg toch niet dat dat voor de allereerste keer in de geschiedenis is, want dat klopt niet. Er wordt al jaren aan uitbreidingsbeleid gedaan in de centrumsteden, waar de bevolking toeneemt en dus ook het aandeel van openbaar vervoer.
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, in de file van sprekers wil ik ook wel eens terugkijken op de afgelopen tweeënhalf jaar dat u de verantwoordelijkheid Mobiliteit hebt. U bent met hoge ambities begonnen, met te zeggen dat u de Vlaming uit zijn wagen wou halen. Daar zijn we het kamerbreed over eens, om allerlei redenen. Collega Vandenbroucke heeft ze opgesomd.
Maar ik moet eerlijk zeggen dat ik vind dat u na tweeënhalf jaar nog niet echt veel van uw ambitie hebt waargemaakt. Ik vind dat u net te weinig Vlamingen uit de wagen aan het halen bent. Als ik kijk naar de gebruikerscijfers van bijvoorbeeld De Lijn, wat toch uw verantwoordelijkheid is, dat openbaar vervoer, waar u de Vlaming mee probeert te verleiden, dan denk ik dat we niet snel genoeg gaan en dat er nog behoorlijk wat rek op zit.
We hebben die discussie uitentreuren gevoerd. Ik vind het absoluut niet slim dat u geregeld aan die tarieven zit te sleutelen, toch zeker in populaire vervoers- of gebruikersbewijzen zoals het sms-ticket. Ik zou dat in uw plaats echt niet gedaan hebben. U treft daar heel wat mensen mee die op een gemakkelijke manier tram en bus nemen.
Een tweede punt dat ik wil maken, gaat over de kilometerheffing. Voor de kilometerheffing voor vrachtwagens was bijna kamerbrede steun. U hebt dat ingevoerd, waarvoor uiteraard alle lof. Maar ik vind dat u wat achterblijft in de discussie over de kilometerheffing voor personenwagens. Ik vind het een beetje een zwaktebod om te zeggen dat u daar nu niets aan kunt doen, maar dat u het wel meteen doorschuift naar een volgende Vlaamse Regering. Ik zie echt niet in wat de andere context zal zijn in 2019 om dat in te voeren. Ik hoop dat u wat meer uw borst nat zult maken en eventueel de andere gewesten gaat verleiden – dat kan ook bij de kilometerheffing voor vrachtwagens – dat zij een ander tarief hanteren, bijvoorbeeld een nultarief, en dat we in Vlaanderen vooruitlopen en werk maken van die verkeersfiscaliteit of die slimme kilometerheffing voor auto’s.
Tot slot moet ik eerlijk zeggen dat ik wat ontgoocheld ben over de manier waarop u met fietsinvesteringen omgaat. Ik heb u daarmee geconfronteerd in de commissie. U hebt een aantal dingen aangekondigd: een fietsinvesteringsplan, een fietsactieplan. We hebben een fietsbeleidsplan gezien, maar ik wacht nog altijd op een zeer duidelijk fietsinvesteringsplan, waarbij u zeer duidelijk aangeeft wat u waar en wanneer gaat investeren. Ik schrok eerlijk gezegd niet van de opmerking van het Rekenhof, dat op zoek gegaan is naar uw 100 miljoen euro, maar die niet kon terugvinden in uw begroting. Ik weet het wel, het zit versnipperd over zodanig veel posten dat het zeer moeilijk te vatten is. Maar ook in de controle is het zeer moeilijk om te weten of die 100 miljoen euro er is en waar u die gaat inzetten. Ik had gehoopt dat er, zoals u had aangekondigd, een fietsinvesteringsplan zou komen, zodat we zijn allen die omslag naar meer fietsgebruik ook kunnen controleren in uw begroting. (Applaus bij Groen en sp.a)
Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Voorzitter, heren ministers, collega’s, ik had eerst 4 minuten spreektijd, maar heb er nu 7, omdat ik voor mijn goede collega Lies Jans, die helaas verontschuldigd is wegens ziekte, in mijn betoog extra aandacht zal besteden aan toegankelijkheid en fietsbeleid.
Minister, we zijn in de helft van de legislatuur en de kracht van verandering bereikt ook mobiliteit en openbare werken. Ik ga namens onze fractie een aantal accenten leggen.
Het openbaar vervoer is momenteel in volle overgang van basismobiliteit naar basisbereikbaarheid. We hebben recent een resolutie goedgekeurd, alvast met de meerderheid, waarin we een aantal belangrijke accenten voor de toekomst leggen, accenten die we graag vertaald zouden zien in de nieuwe beheersovereenkomst. We stellen dat het openbaar vervoer meer vraaggericht moet worden. We willen private partners meer betrekken. We zouden willen dat er een onafhankelijke regisseur komt en dat de regie apart wordt gevoerd en dat er medezeggenschap is van steden en gemeenten. Dat moet leiden tot een openbaar vervoer dat performanter is, flexibeler is, en vooral de Vlaming moet verleiden en dus aantrekkelijker wordt voor de Vlaming.
Ik wil niet opnieuw verwijzen naar de net geen 10 procent van de Vlamingen die het openbaar vervoer gebruiken, maar, collega Vandenbroucke, ik denk dat we dezelfde doelstelling delen als we zeggen dat het aandeel omhoog moet.
Zo'n verandering van aanpak wil natuurlijk niet zeggen dat we De Lijn loslaten, integendeel. Meer dan ooit wordt er geïnvesteerd. In de begroting van 2017 staat maar liefst 50 miljoen euro meer ingeschreven dan in de vorige legislatuur. Bovendien voorziet u nog in andere kredieten. Er is een verdubbeling van het 'doorstroomfonds' naar 32 miljoen euro. Ook in het Klimaatfonds zit 22 miljoen euro die wordt vrijgemaakt voor de vergroening van de bussenvloot.
Daarnaast doet u een stevige inspanning om ook de dienstverlening voor mensen met de mobiliteitsbeperking te verbeteren. Er is financiële ondersteuning voor de Mobiliteitcentrales Aangepast Vervoer en de Diensten Aangepast Vervoer voor 4 miljoen euro. U blijft ook werken aan de toegankelijkheid van De Lijn zelf waarbij mobiele lijnen met haltes toegankelijk moeten zijn voor alle reizigers. De voertuigen moeten aangepast zijn aan mensen met een beperking. Dat moet de norm worden voor de toekomst.
– Wilfried Vandaele, ondervoorzitter, treedt als voorzitter op.
Dan is er de combimobiliteit. Wij geloven dat de auto, de fiets en het openbaar vervoer complementair aan elkaar moeten zijn. Het is onze ambitie om de Vlaming te verleiden om minstens een deel van zijn traject af te leggen met een alternatief voor de auto. Er wordt extra aandacht besteed aan knooppunten, overstapmogelijkheden, apps en deelsystemen. De bluebike-ritten vertienvoudigden en het aantal cambio-abonnementen verdubbelde. Het betekent dat het beleid ook aanslaat.
Ik wil ook bijzondere aandacht geven aan het fietsbeleid in Vlaanderen. 2016 was een cruciaal jaar voor het fietsbeleid. Voor de eerste keer in de geschiedenis legt een minister van Mobiliteit een breed gedragen en structureel fietsbeleidsplan voor. Dit plan zal worden ondersteund door een stevig investeringsbudget dat tegen het einde van de legislatuur de kaap van 100 miljoen euro per jaar zal overschrijden. Laat ons, collega's, daar toch eens opgetogen en tevreden over zijn. Dit is historisch en gebeurde nooit eerder. We zien doorbraken in verschillende fietsprojecten: fietsbruggen, fietstunnels, fietssnelwegen, fietsverbindingen door heel Vlaanderen die werden en worden gerealiseerd.
Ook belangrijk is het inspelen op de trend van de elektrische fiets en de speed pedelec die in oktober is opgenomen in de Wegcode. Er hingen heel wat extra voorwaarden aan vast die we met dank aan de zesde staatshervorming helaas nog niet in eigen handen hebben. Maar als wegbeheerder kan Vlaanderen wel de speed pedelecs maximaal faciliteren door toe te laten op fietssnelwegen en jaagpaden en dat is ook exact wat we doen.
Tot slot blijft de regering ook investeren. Twee belangrijke dossiers voor Antwerpen maar eigenlijk voor heel Vlaanderen, zijn daarbij Oosterweel en Saeftingedok. Voor Oosterweel zien we dat we stap na stap in de goede richting bewegen. Een intendant die, laat ons eerlijk zijn, onder een moeilijk gesternte is begonnen, timmert dag in dag uit aan een draagvlak dat moeizaam wordt gevonden maar onontbeerlijk is. Hopelijk zullen we op die manier een oplossing voor de files kunnen combineren met een oplossing voor de leefbaarheid. Ik hoop – en die hoop is echt diep geworteld – dat we in 2017 dan ook de spade in de grond kunnen steken voor de Oosterweelverbinding en zo een einde maken aan het fileleed in en rond Antwerpen.
Ik denk dat het tijd is om ons met ons allen achter die plannen te scharen, zeker in combinatie met de overkappingswerken, want vergis u niet, collega’s, plan B zal er niet zijn, tot spijt van wie het benijdt, dat is de realiteit.
Daarnaast ligt natuurlijk ook de Antwerpse haven mij na aan het hart. Ik zal het even in herinnering brengen, die haven zorgt voor werkgelegenheid voor maar liefst 150.000 gezinnen. Dat kunnen we eigenlijk niet voldoende benadrukken. Daarom is het een heel goede zaak dat er een beslissing is genomen recent, minister, om de procedure complexe projecten voor de Saeftinghezone op te starten. Ik hoop dat uw collega bevoegd voor het vergunningenbeleid achter de schermen ook hard werkt aan een oplossing voor de aanvaarding van de natuurcreatie, productief dan wel als compensatietraject. Ik hoor daar momenteel weinig over en ik vrees dat we zonder oplossing voor het natuuraspect ons ook in dit nieuwe complex project riskeren vast te rijden. Laten we er met ons allen voor zorgen dat dit niet gebeurt.
In 2017 blijven we meer dan ooit investeren – in niet-evidente tijden – in zowel infrastructuur als in openbaar vervoer als in waterwegen, fietsinfrastructuur, doorstroming enzovoort. Het zal u dan ook niet verbazen dat wij als fractie onze volledige steun bieden aan uw beleid en begroting voor 2017, minister. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw De Ridder, van alle sprekers hebt u de meeste spreektijd gekregen. Hoe komt dat?
U hebt niet goed geluisterd daarnet. Dat komt door de samenvoeging van twee spreektijden.
Voorzitter, misschien moet u aan de fractieleider van de N-VA vragen hoe dat komt.
Ik zal hem straks op mijn kamer vragen.
Ik denk dat hij niet zal komen.
De heer de Kort heeft het woord.
Minister, voorzitter, collega’s, de vraag is hoe u als minister van Mobiliteit de geschiedenis zult ingaan. Toenmalig minister Sauwens heeft de kleur van de verkeerspalen veranderd. Ik denk, minister, dat u de geschiedenis zult ingaan als de minister die het aantal verkeersborden langs de weg heeft verminderd. U gaat er effectief voor zorgen dat 16.000 snelheidsborden verdwijnen.
U weet dat onze fractie nog een stap verder wou gaan, net zoals Open Vld, naar de leesbaarheid van de weg. Door een gedachtewisseling en de hoorzitting kunnen we deze stap voorwaarts wel appreciëren, en ook het antwoord dat u hebt gegeven aan de heer Ceyssens tijdens de bespreking van de begroting en de beleidsbrief. Voor een veilig verkeer is immers een correcte en functionele signalisatie onontbeerlijk.
Kennisdeling gebeurt nu reeds met adviesverlening, VSV-infomomenten en informatie op Mobiel Vlaanderen. Overleg over de huidige plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens met de wegbeheerders en politiediensten is van belang. Wij blijven ervan overtuigd dat er in Vlaanderen niet enkel te veel borden staan, maar dat er ook veel verkeerde staan. Als dat kan worden verbeterd, dat is een belangrijk punt. Dat is een compliment voor u, u zult de geschiedenis ingaan.
Ik heb niet afgesproken met de heer Rzoska, maar mijn volgende punt is de kilometerheffing voor vrachtwagens. Minister, op voorhand was iedereen er eigenlijk van overtuigd dat het chaos zou worden. Maar we hebben moeten vaststellen dat de overheid dat samen met u op een gedegen manier heeft georganiseerd. De kinderziektes van de eerste weken werden snel opgelost. De kilometerheffing voor vrachtwagens werd op een goede manier ingevoerd.
– Jan Peumans, voorzitter, treedt als voorzitter op.
Mijn fractie heeft altijd gezegd dat dat voor ons een belangrijke test was, ook voor een invoering van een veralgemeende slimme en sturende kilometerheffing voor personenwagens. Want als je dat kunt voor de vrachtwagens, moet het ook mogelijk zijn voor de personenwagens. Ik zou dezelfde oproep willen doen als de heer Rzoska: dat u de tijd die we nu nog hebben gebruikt om die zaken verder voor te bereiden. Want we weten dat met de huidige standpunten in Wallonië het moeilijk zal zijn om nu de slimme kilometerheffing voor personenwagens in te voeren. We moeten meer doen dan enkel een studie naar dat draagvlak. We moeten alle verdere stappen onderzoeken om ervoor te zorgen dat we de slimme kilometerheffing voor personenwagens bij het begin van de volgende legislatuur kunnen invoeren.
Minister, waar u volgens mij niet op hoeft te wachten, is een slimme kilometerheffing voor vrachtwagens. Onze wegeninfrastructuur behoort tot de meest benutte van Europa, ‘s Nachts is er echter een gigantische overcapaciteit. Elke maatregel die nachtelijk vervoer bevordert, is pure winst voor de congestie overdag. De kilometerheffing voor vrachtwagens werkt goed. Waarom niet een tariefdifferentiatie naar het gereden uur? Dat zou op korte termijn onze oververzadigde wegcapaciteit moeten verlichten.
Ook duurzame modi voor vrachtvervoer kunnen een verlichting betekenen voor onze wegen. Wij hebben met de meerderheid een resolutie klaar inzake de promotie en de ondersteuning van de binnenvaart.
Minister, collega’s, de duurzame modi zullen niet alles oplossen, maar de aandacht ervoor moet op peil worden gehouden.
Minister, ten slotte vragen wij ook voor de fiets de nodige aandacht. Het is goed dat u als bijkomende mogelijkheid voorziet om in de toekomst de studiekosten van gemeenten mee te financieren. Maar, minister, het gaat niet altijd over centen. Het is ook van belang dat u de screening, opvolging en aansturing van de fietsdossiers verder onderzoekt. Als je ziet dat sommige gemeenten in het verleden bereid waren om fietsinvesteringen op gewestwegen over te nemen, en dat men nu na tien jaar op een startvergadering denkt dat men kan starten met de aanleg van de fietssnelweg, maar als dan een afdeling als AWV komt zeggen dat ze nog elders een paar andere werkzaamheden gaat starten en de aanleg van fietspaden wordt nog maar eens uitgesteld, dan betekent dat ook dat bepaalde administraties het belang te weinig naar voren schuiven. Een goede screening en aansturing bij die administraties zouden op een betere manier moeten gebeuren.
De heer Van Miert heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik wil in drie minuten bondig drie thema’s aanhalen.
Binnen het domein MOW was het meest besproken punt afgelopen jaar zeker de kilometerheffing voor vrachtwagens. De effectieve opstart in april vertoonde initieel nog enkele kinderziektes, maar terugblikkend kan toch gesteld worden dat, gezien de omvang van de operatie en het project, het toch een succesvolle invoering en uitrol van het geheel was. Het zwaar verkeer dat onze infrastructuur danig zwaar belast, draagt vanaf nu direct bij aan het onderhoud ervan. De eerste inkomsten uit de heffing van dit jaar zullen volgend jaar, in 2017, al worden aangewend. De buitenlandse transporteurs dragen dit jaar al meer dan 170 miljoen euro bij. Dat is een groot deel van de totale inkomsten uit de kilometerheffing. Minister, dit mag gezien worden als een lastenverlaging voor onze bevolking.
Maar om de files en het congestieprobleem in te dijken, zal er meer nodig zijn. Minister, daarom zet u in op alle beschikbare middelen.
Aanleg van fietsostrades, nieuw en extra rollend materieel voor De Lijn, de combimobiliteit, ondersteuning van het mobiliteitsbudget én de aanleg van nieuwe weginfrastructuur: enkel de som van al deze maatregelen zal kunnen leiden tot een oplossing voor de stilstand. Ook een eventuele sturende fiscaliteit naar plaats en tijd voor personenwagens moet daarbij worden bekeken, willen wij de files die onze economie zo zwaar belasten, een halt toeroepen. Er is nog werk, minister, er is nog ruimte voor verbetering, maar de juiste weg is ingeslagen, door alle beschikbare registers open te trekken.
Hoog op de agenda, ook op uw agenda, staat de verkeersveiligheid. Vorig jaar stonden we hier nog stil bij de rampzalige cijfers voor 2014. Onze doelstellingen voor 2020 leken toen echt wel ver weg. Als we de cijfers van het BIVV voor de eerste 9 maanden van dit jaar vergelijken met die voor 2015 zien we gelukkig een daling met 12 procent. Dat zijn 55 mensenlevens. We zijn er nog niet, want elk slachtoffer is er natuurlijk één te veel, maar het beleid mist zijn doel duidelijk niet. Het Huis voor de Verkeersveiligheid en het Vlaams Verkeersveiligheidsplan zullen zeker een sterke basis vormen om de cijfers verder terug te dringen. Daarnaast is er ook de voortdurende uitbreiding van de trajectcontroles. Dat juichen wij toe. Het systeem werkt wel degelijk. Getuige daarvan bijvoorbeeld het traject Erpe-Mere-Wetteren, waar het tot 43 procent minder ongevallen leidde.
Tot slot is er de invoering van 70 kilometer per uur als snelheid op de wegen buiten de bebouwde kom. De maatregel was vooral bedoeld om ons bos aan verkeersborden in te dijken en de ‘leesbaarheid’ van onze wegen te vergroten. Ik kan de impact ervan op de verkeersveiligheid niet genoeg benadrukken. Deze maatregel brengt uw streefdoel om ‘de schande van de 400’ uit te vegen, enkel maar dichterbij. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Collega’s, ik zal het in mijn korte uiteenzetting vooral hebben over de Vlaamse Vervoermaatschappij - De Lijn en het openbaar vervoer.
Eigenlijk was de beheersovereenkomst met De Lijn al afgelopen. Wie het thema volgt, weet uiteraard dat Vlaanderen bezig is met een oefening rond openbaar vervoer dat op een nieuwe leest is geschoeid, namelijk de basisbereikbaarheid. Om de werking van De Lijn niet te hypothekeren, maar ook de vernieuwing niet tegen te houden werd geopteerd voor een transitiebeheersovereenkomst, die eerstdaags nog aan de regering moet worden voorgelegd, want ze moet op 1 januari ingaan.
Ons parlement gaf in een resolutie al aan waar we de klemtoon willen leggen. Voor CD&V moet openbaar vervoer in elk geval groen, stipt, groeiend, toegankelijk, geïntegreerd, veilig en innovatief zijn.
Volgens ons zijn er twee risico’s verbonden aan de opmaak van de transitiebeheersovereenkomst. Enerzijds dat men de transitie en de voorbereiding van de basisbereikbaarheid compleet negeert en gewoon voortdoet alsof er niets aan de hand is en anderzijds dat men denkt in deze transitiebeheersovereenkomst voorafnames te moeten maken op conclusies inzake basisbereikbaarheid die nog uit de proefprojecten moeten blijken. Beide zijn dwaalsporen. De transitiebeheersovereenkomst geeft de mogelijkheid om nieuwe opdrachten aan De Lijn goed te formuleren. We denken daarbij meer bepaald aan de vergroening van het rollend materieel met de uitdrukkelijke doelstelling om tegen 2025 emissievrij te rijden in stedelijk gebied en aan de ambities inzake toegankelijkheid, met bijvoorbeeld het project mobiele lijnen. Verder pleiten we voor goede proefprojecten in de aangewezen vervoersregio’s, zonder enige premisse. Laat die proefprojecten echt proefdraaien.
Sta me wel toe, collega’s, om hier nogmaals te benadrukken dat het voor CD&V echt belangrijk is dat het vervoer op maat, de ‘last mile’, het vervoer waarvoor de gemeenten in het kader van de vervoersregio’s de volle verantwoordelijkheid zullen dragen, gefinancierd zal moeten worden door Vlaanderen. Vanuit CD&V zijn we ervan overtuigd dat de vervoersregio’s het best geplaatst zijn om de beslissingen te nemen over dat vervoer op maat in hun eigen regio. De financiering voor dit vervoer op maat zal dan ook navenant moeten zijn aan het aandeel van de dienstverlening die de vervoersregio’s zullen overnemen van De Lijn.
Naast de transitiebeheersovereenkomst wil ik nog een punt aanraken in verband met het openbaar vervoer. Minister, al jaren wordt beloofd om de verschillende abonnementensystemen te integreren op één kaart. Abonnementencombinatie op één kaart werd al verschillende malen aangekondigd, maar dat is er op dit moment nog altijd niet. Minister, heel concreet, wanneer zullen de abonnementen van de NMBS, de MIVB, De Lijn en de TEC op één kaart kunnen? Is daar een datum voor? Wanneer zal eventueel ook het Blue-bike-abonnement geïntegreerd kunnen worden op diezelfde kaart?
Minister, wij steunen u volkomen om volop in te zetten op de rijopleiding. Blijf wat betreft de Vlaamse spoorstrategie aan de mouw trekken van uw federale collega. Wat het verkeersveiligheidsplan betreft, steunen wij u volledig en hopen wij dat wij in Vlaanderen stilaan kunnen bereiken wat mogelijk is in het Brusselse Gewest, waar men nu eindelijk nul doden had. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Van Campenhout heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, de aanpak van de fileproblematiek en het verbeteren van de doorstroming van het verkeer blijft een grote uitdaging. Het is dan ook verheugend om vast te stellen dat de minister inzet op een globale aanpak, waarbij veel aandacht gaat naar combimobiliteit en toekomstgerichte systemen in het kader van realtime informatie. Minister, u zet sterk in op het aantrekkelijker maken van het openbaar vervoer, met specifiek voor Gent en natuurlijk voor Antwerpen aandacht voor het uitwerken van een GEN. Alleen een geïntegreerd openbaarvervoerssysteem waarbij de verschillende aanbieders van openbaar vervoer samenwerken om het aanbod op elkaar af te stemmen, kan mensen verleiden om meer te kiezen voor het openbaar vervoer. Voor de gebruikers van het openbaar vervoer wordt volop gewerkt aan realtime informatie zodat reizigers niet alleen aan de halte of op hun computer, maar ook via hun smartphone of tablet alle mogelijke informatie over hun reistraject kunnen opvragen. Ik wil hetzelfde pleidooi houden als collega Brouwers voor het uitwerken van een combiticket, apps, QR-codes en dergelijke, waardoor reizigers met een eenvoudige handeling kunnen betalen voor het gebruik van trein, tram, bus, taxi, en in Antwerpen ook de Velo, die trouwens net is uitgebreid en een groot succes is. Dat past allemaal in het aantrekkelijker maken van het openbaar vervoer.
In het kader van het stimuleren van een multimodaal verkeersmodel, hebt u ook aandacht voor de verdere ontwikkeling van combiparkings, waar u samen met de NMBS wil streven naar combiparkings ter hoogte van de stopplaatsen langs de gewestelijke expresnetten. Zeker het uitwerken van enkele grote parkings in het kader van het Masterplan 2020 voor de mobiliteit in en rond Antwerpen, waarbij u ook streeft naar een versterking en uitbreiding van het tramnet, verheugt ons Antwerpenaren. Er wordt volop gewerkt aan de noorderlijn, waardoor mensen vanuit het noorden van Antwerpen meer zullen kiezen voor de tram om naar het centrum van de stad te komen. Ook de capaciteit van het openbaar vervoer wordt verhoogd door het investeren in nieuwe en grotere tramstellen. In het kader van het verbeteren van de doorstroming zet u ook volop in op slimme netwerken en realtime informatie. In 2017 zal meer verkeersinformatie ontsloten worden, waardoor we een stap dichter komen bij een geïntegreerd systeem van realtime informatie. Meer en meer evolueren we zo naar een systeem waarbij weggebruikers op elk moment en gelijk waar, via dynamische verkeersborden, via hun gps of hun smartphone, kunnen zien welke transportmodus of welke route het meest interessant is.
Niet onbelangrijk voor de doorstroming van het verkeer is de regeling van verkeerslichten. Om hier sneller op te kunnen inspelen, evalueert het AWV op regelmatige basis de bestaande verkeerslichtenregelingen. Dat juichen we natuurlijk toe, evenals de komst van de nieuwe verkeerslichtencomputer en uw inspanningen voor de IJzeren Rijn. U zet Vlaanderen op de juiste weg met het oog op een vlottere mobiliteit. (Applaus bij de N-VA)
De heer Maertens heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, u weet het misschien niet, maar ik ben een vurige minnaar van de binnenvaart in Vlaanderen. Ik kom uit een echte wegtransportdynastie. Mijn broer, mijn vader, mijn grootvader, zelfs mijn overgrootvader: allemaal hebben ze wegtransport gedaan, maar ik geloof in de binnenvaart.
Minister, ik hoor u al een hele tijd benadrukken dat 80 procent van alle Vlaamse bedrijven op minder dan 10 kilometer van een bevaarbare waterweg ligt. Dat is een even opvallend als inspirerend cijfer. Want als zoveel ondernemingen in Vlaanderen zo dicht bij een goed uitgeruste rivier of kanaal liggen, dan biedt dit ongelooflijk veel potentieel: potentieel om het vele transport van goederen en materialen op een veilige, duurzame, milieuvriendelijke en stipte manier te organiseren, en zo duizenden grote vrachtwagens voor minstens een groot deel van het traject van onze wegen te halen, wat de veiligheid verhoogt en zorgt voor minder file-ellende. En dat zal ons allen plezieren.
Daarom is het zo ontzettend belangrijk dat Vlaanderen snel en fors investeert in de uitrusting van die waterwegen en laad- en losmogelijkheden. En dan doet het me heel veel plezier dat deze Vlaamse Regering, dat deze minister Weyts daartoe in de begroting van de afgelopen jaren, in die voor volgend jaar en in die voor de volgende jaren, in een stevig pakket middelen voorziet: bijvoorbeeld voor nieuwe werken op de Leieas in het kader van het Seine-Scheldeproject met onder meer nieuwe, grotere sluizen, of voor de vernieuwing van de doortocht in Brugge, die de haven van Zeebrugge beter moet ontsluiten. Al is het daarvoor vooral uitkijken naar de mogelijkheden van de estuaire vaart, eigenlijk binnenvaart op zee, die met het project Vlaamse Baaien een definitieve grote doorbraak kan kennen.
Met die Vlaamse Baaien durven we in Vlaanderen vooruitkijken, durven we innovatief zijn. En als we vooruitkijken naar de toekomst, dan is het bijzonder hoopgevend dat de minister ook investeert in de mogelijkheden van onbemand varen. Dankzij onbemand varen kan Vlaanderen zich zeer competitief opstellen inzake binnenvaart en kunnen we extra vracht naar de waterweg lokken. Met deze plannen, projecten en investeringen, is het duidelijk dat deze Vlaamse Regering, met minister Weyts op kop, de juiste koers houdt, om in de juiste terminologie te blijven.
Minister, het zal u niet verrassen, maar de N-VA-fractie wenst u en de Vlaamse Regering daarmee een zeer goede vaart. (Applaus bij de meerderheid)
Minister Weyts heeft het woord.
Collega’s, ik ben betrekkelijk fier op deze begroting, meer bepaald op basis van de harde cijfers. Als we vergelijken met 2015, leggen we nu een begroting van Mobiliteit en Openbare Werken voor die stijgt met 485 miljoen euro. Dat is een toename van de middelen voor Mobiliteit en Openbare Werken met maar liefst 18 procent. In tijden van budgettaire krapte stijgt deze begroting aanzienlijk. Dat is een hele prestatie, en ik ben er de collega’s absoluut dankbaar voor. Je ziet dat in de budgetstijging van alle vervoersmodi, maar ook van De Lijn.
In twee jaar tijd hebben we een heel moedig traject afgelegd met concrete resultaten, zodat we de belastingdotatie – de belastingmiddelen die worden toegekend aan De Lijn – hebben doen dalen met ongeveer 47 miljoen euro. Niettegenstaande dat zijn de investeringsbudgetten van De Lijn nog nooit zo hoog geweest.
In vergelijking met 2015 is de belastingdotatie dus gedaald en zijn de investeringsbudgetten van De Lijn sterk gestegen, van ongeveer 190 miljoen euro in 2015 naar 230 miljoen euro vandaag. Dat is dus een toename met 40 miljoen euro, een stijging met meer dan 20 procent. Als je dan toch wil vergelijken met andere vervoersmodi, dat is een grotere stijging dan de concrete budgetten voor de weginfrastructuur. De belastingdotatie is dus gedaald, en de kostendekkingsgraad van De Lijn is gestegen. Ik ga ervan uit dat we dit jaar zelfs een kostendekkingsgraad van 20 procent zullen bereiken. Ik loop even vooruit, maar het zal er niet ver van zijn, en we komen van 15 procent in 2014. Ook op dat vlak zetten we dus gigantische stappen vooruit, met een moedig beleid waarover hel en verdoemenis werd afgeroepen op het moment dat we aankondigden af te stappen van het gratisbeleid. We zien zelfs dat dat vruchten afwerpt, in die zin dat het aantal betalende reizigers met 3 procent is gestegen, dat het aantal betalende abonnementen met 3 procent is gestegen, niettegenstaande dat we inderdaad prijzen hebben verhoogd en gratis abonnementen hebben afgeschaft. Ten aanzien van alle vergelijkbare regio’s blijven we echter veruit de scherpste tariefpolitiek voeren, dus ook daar met heel rechtvaardige sociale tarieven. Er is ook daar een sterk aanbod.
Vooruitlopend op enige kritiek of sfeerschepping ter zake, het aanbod is helemaal niet ingekrompen, het aanbod is toegenomen. Het aantal plaatskilometers, dus het aantal plaatsen maal het aantal kilometers, is toegenomen, en dat is de beste graadmeter voor het aanbod. Er is ook op dat vlak winst geboekt. Ik ben met dat palmares dus toch redelijk fier op hetgeen we kunnen bieden. (Applaus bij de N-VA)
Het klopt dat ik een voorstander ben van de invoering van een slimme kilometerheffing voor personenwagens. Ik weet echter evenzeer vanuit een realistisch perspectief dat wat ik zelf zou willen invoeren, toch redelijk revolutionair is. Je kunt dus niet gewoon zeggen ‘laten we dat gewoon even snel doen’. Dat gaat eenvoudigweg niet. Dat gaat niet. Ik ben een voorstander omdat ik een voorstander ben van een belastingverlaging. Ik denk dat we met de invoering van een slimme kilometerheffing voor personenwagens een belastingverlaging kunnen doorvoeren, door enerzijds alle verkeersbelastingen af te schaffen en anderzijds de buitenlanders mee te laten betalen voor de belasting van onze weginfrastructuur. Vandaag dragen die in onze contreien 0 euro bij inzake personenverkeer, terwijl wij het met zijn allen de evidentie zelve vinden dat we pakweg in Frankrijk péage betalen. We kunnen die opbrengsten gebruiken, niet alleen voor een belastingverlaging in onze contreien, maar evenzeer ook voor nieuwe investeringen in onder andere weginfrastructuur en als het even kan ook in alternatieven voor die weginfrastructuur.
Ik steek daarvoor mijn nek uit. Ik voer het debat open en bloot. Ik zeg dat ik er een voorstander van ben. Dat levert me niet de grootste politieke populariteit op, blijkens mijn mailbox. Dat duidt er wel op dat we moeten zoeken naar dat draagvlak. Daarom wil ik ook het debat voeren. Dat is heel doelbewust, want als je dat net voor verkiezingen moet voeren, dan weet je bij voorbaat dat dat debat gedoemd is om snel te sterven. Daarom voer ik het nu, daarom dat we nu ook de studie laten uitvoeren, in de zoektocht naar dat draagvlak.
We moeten ook duidelijk zijn: als je dat op brede basis wilt invoeren, dan is dat alleen al technisch een huzarenstukje, want dan spreek je over zeker meer dan 10 miljoen on-boardunits (OBU’s), dus bakjes die je op de markt zou moeten brengen en installeren in personenwagens. Alleen al dat technische aspect is een ongelooflijke ingreep die je ter zake moet realiseren.
‘It hasn’t been done yet’. Het is nog niet gebeurd. Niemand heeft het ons ooit voorgedaan. Ik kan de slimme kilometerheffing voor personenwagens op dergelijk grote schaal niet met een vingerknip invoeren. Ik zou dat misschien willen, maar dat is nog niet gebeurd.
Ik wil het even over het Spartacusplan hebben. Ik wil benadrukken dat het om een drie-eenheid gaat. Het gaat niet enkel om Spartacus 1, maar ook om Spartacus 2 en Spartacus 3, meer bepaald spoorlijn 18. Ik zie de bevoegde federale minister op zeer regelmatige basis en ik blijf hierop hameren.
Ik tracht er tevens voor te zorgen dat we vanuit Vlaanderen meer greep en invloed op het spoorbeleid krijgen. Heel concreet trachten we met de wijzigingen in de samenstellingen van de raden van bestuur van Infrabel en de NMBS de invloed van het Vlaams mobiliteitsbeleid op het federale beleid te vergroten. Dat betekent concreet dat we voordrachten namens de Vlaamse Regering voor de vertegenwoordiging in de raden van bestuur van Infrabel en de NMBS handhaven.
Zoals de zaken er nu uitzien, zal de vertegenwoordiger van de Vlaamse Regering, de heer De Bode, tevens de voorzitter van de raad van bestuur van Infrabel worden. Ik vind dat een stap vooruit. De voorzitter van de raad van bestuur van De Lijn zal tevens deel uitmaken van de raad van bestuur van de NMBS. Ook daar zal het standpunt van het Vlaams mobiliteitsbeleid binnen een federale entiteit worden vertolkt. Als het erop aankomt het federale beleid gestalte te geven, trachten we onze greep en onze invloed te vergroten.
Het fietsinvesteringsplan komt eraan. We werken er momenteel aan. We hebben de touwtjes echter niet alleen in handen. De provincies moeten die mee gestalte geven. We leggen de puzzel op dit ogenblik. Ik zal dit dra kenbaar kunnen maken. Het is mijn vaste ambitie de magische grens van 100 miljoen euro te ronden. Ik wil zorgen voor nooit geziene investeringen in de fietsinfrastructuur.
Wat de verkeersveiligheid betreft, heeft de heer de Kort het over 16.000 borden gehad. Het zullen er nog enkele tienduizenden meer zijn. Die 16.000 borden verdwijnen dankzij de maatregel in verband met de maximumsnelheid van 70 kilometer per uur.
We hebben dit debat in de commissie met open vizier gevoerd. Ik vond het een interessant debat, zonder enige vooringenomenheid. Op een doordeweekse blauwe maandag zijn we tot de conclusie gekomen dat we dit misschien wel moeten doen.
De verwijzing naar 16.000 borden slaat enkel op de borden langs de gewestwegen. Daarenboven geldt de maatregel natuurlijk in alle breedte voor alle wegen buiten de bebouwde kom. Dit betekent dat nog enkele tienduizenden borden in de loop der tijden zullen verdwijnen.
Mijnheer Maertens, ik ken uw grote persoonlijke voorkeur voor plat water en spuitwater. Uw persoonlijke praxis kan hier nog niet aan worden gekoppeld. (Gelach)
Inzake logistiek ken ik uw voorkeur, die ik ook deel. Wat mij betreft, is 2017 voor mij zeker en vast het jaar van het water in Vlaanderen. We starten met de fusie. De Vlaamse Waterweg krijgt gestalte. Ik weet zeker dat dit momentum er zal zijn voor het startschot van een nieuwe promotiecampagne voor een groter gebruik van het water voor de logistieke processen. We zullen trachten de werkgevers maximaal op sleeptouw te nemen. We willen de bedrijven ervan overtuigen zich niet enkel langs het water te vestigen, maar ook meer gebruik te maken van het water.
Ik hoop dat we eind 2017 zullen kunnen concluderen dat steeds meer ondernemingen voor hun logistieke processen gebruikmaken van het water en dat we veel meer vrachtverkeer van de weg kunnen halen en op het water kunnen zetten. (Applaus bij de N-VA)
Woonbeleid
Dames en heren, dan bespreken we nu het onderdeel Woonbeleid.
Mevrouw Hostekint heeft het woord.
Voorzitter, leden van de regering, dames en heren, er was de laatste dagen heel wat te doen over kerststallen in ons land. Ik ben geen grote expert ter zake, maar, minister, ik las dat uw partij daar veel belang aan hecht. U zult wellicht bekend zijn met het verhaal van Jozef en Maria, een moeder, een vader, een kind op de vlucht, op zoek naar onderdak. Het verhaal is oud, maar de thematiek is actueel. (Opmerkingen van Marc Hendrickx)
Klopt het niet?
De heer Hendrickx heeft het woord.
Neen, ze waren niet op de vlucht. Er was een volkstelling.
Mevrouw Hostekint heeft het woord.
Ze waren dus niet op de vlucht. Ik zei dat ik geen expert ter zake was. Er zijn ook vandaag veel mensen op de vlucht, ook in eigen land, op zoek naar een veilig onderkomen en een dak boven het hoofd. (Rumoer)
Hier is toch vrijheid van spreken. Iedereen mag zeggen wat hij wil.
Mevrouw Hostekint heeft het woord.
U mag me straks verbeteren over Jozef en Maria. Misschien moeten we tot de essentie komen, en die is dat heel wat mensen op zoek zijn naar een dak boven het hoofd. Veel van die mensen ondervinden dagelijks aan den lijve hoe moeilijk het is om een woning te vinden op de private huurmarkt. Betaalbaarheid en discriminatie zijn maar enkele van de uitdagingen waarmee ze worden geconfronteerd.
Vorige week nog kwam het persbericht van de Confederatie van Immobiliënberoepen (CIB) dat ook grote gezinnen heel veel moeite hebben om een woning te vinden op de private huurmarkt. De verschraling van de woningmarkt treft vooral de grote gezinnen. Daarnaast waren er de berichten dat de huurprijzen opnieuw zouden stijgen, met zo’n 10 procent is de voorspelling, terwijl vandaag al meer dan een derde van de huurders niet meer voldoende overhoudt om een menswaardig leven te leiden na betaling van de huur. Elke week worden 12.000 gezinnen met uithuiszetting bedreigd.
De problemen op de huurmarkt zijn groot en urgent. We hebben geen tijd te verliezen. We hebben ook alle troeven in handen, nu we sinds de zesde staatshervorming over de volledige bevoegdheid Wonen beschikken. U hebt in uw conceptnota een paar goede voorzetten gegeven. Het is zaak om nu zo snel mogelijk werk te maken van concrete maatregelen. We zijn halfweg de legislatuur. Dit is een keerpunt. U werd bij uw aantreden een superminister genoemd omdat u zoveel bevoegdheden in handen hebt, zoveel hefbomen om het verschil te maken. U hebt nu de keuze: ofwel wordt u inderdaad een superminister die effectief het verschil maakt, ofwel wordt u de minister die de verwachtingen niet heeft ingelost en die – ondanks alle troeven – de private huurmarkt op zijn beloop heeft gelaten. De keuze is aan u. Ik hoop oprecht dat u voor het eerste kiest. The time is now. (Applaus bij sp.a en Groen)
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Minister, ik wil het betoog van mevrouw Hostekint heel graag ondersteunen. De huurmarkt, de stijgende armoede en de betaalproblemen op de huurmarkt verdienen al onze aandacht.
Volgens Groen moeten er drie dingen gebeuren. Ten eerste moeten er meer sociale woningen komen. Ten tweede moet er een ruimer aanbod aan private woningen komen, met daarbij specifieke aandacht voor nieuwe woonvormen. Dat laatste is een van de belangrijkste hefbomen om het aanbod op de private huurmarkt te verruimen. Ten derde is er een tussenkomst nodig van de overheid voor het laagste segment aan huurders op de private markt die in de miserie zit.
Minister, u weet dat, want het staat in uw conceptnota. Het knelpunt zit in de timing, de middelen en de concrete uitwerking. Ook daar treed ik mevrouw Hostekint bij: 2017 wordt het jaar van de waarheid voor u. U moet de nodige middelen vrijwaren, het legistieke werk voltooien en u moet ervoor zorgen dat u door de concrete uitwerking het hele onderste segment van de huurmarkt kunt bereiken.
Dus, minister, ook vanuit Groen: u weet wat er moet gebeuren. Het staat in de conceptnota. U hebt zich geëngageerd om het te willen. In 2017 is het dus het moment om het ook effectief te doen.
De heer Engelbosch heeft het woord.
Stellen dat we private verhuurders nodig hebben om mee de woonbehoeftes in Vlaanderen te vervullen, is een open deur intrappen. Niet alleen stellen we hierover wekelijks vragen in de commissie en in de plenaire vergadering, maar we hebben vanuit het parlement ook via verschillende resoluties een aantal mogelijke ideeën aangereikt die de huurmarkt kunnen versterken. Ik ben ook blij te horen dat u hier vandaag al mee aan de slag bent en uw schouders wilt zetten onder het systeem van proefhuren, een systeem waardoor het onterechte wantrouwen ten opzichte van bepaalde huurdersgroepen kan worden weggenomen. In navolging van onze resolutie rond nieuwe woonvormen lanceert u nu een projectoproep rond vernieuwende wooninitiatieven en cohousing. Proefprojecten in een regelluw kader zijn de ideale stimulans om deze woonvormen op te starten, en ik hoop dan ook in 2017 verschillende projecten uit de startblokken te zien komen in Vlaanderen.
Het komende jaar zal ook een jaar moeten zijn van overleg met de betrokken sector en het middenveld. Uw conceptnota private huur werd door zowel huurders- als verhuurdersorganisatie met de nodige appetijt ontvangen en is de basis om nu, samen met alle betrokkenen, de juiste keuzes te maken zodat de balans op de private huurmarkt in evenwicht wordt gebracht. In het bijzonder kijk ik uit naar de uitrol van uw systeem van geconventioneerde huur, een systeem waarbij men vrijwillig een lagere huurprijs aanvaardt en aan die mensen verhuurt die net te veel verdienen voor een sociale of een SVK-woning, over een lange termijn, in ruil voor een tegemoetkoming. Ook de huurwaarborglening zal ervoor zorgen dat mensen die vandaag steeds uit de boot vallen sneller aan een woning geraken. We mogen het niet luidop zeggen maar laat ons een kat een kat noemen: het feit of een kandidaat-huurder zijn waarborg meteen zelf op tafel kan leggen, was en is één van de weinige selectiecriteria die een eigenaar vandaag gebruikt. In dit nieuwe systeem nemen we hem dit af, en misschien nemen we hem dat zelfs terecht af, want dat mag niet het selectiecriterium zijn. Het systeem maakt trouwens de moeizamere OCMW-waarborg en de bankwaarborg overbodig. Maar door deze hervorming van het systeem ten voordele van de huurder moeten we, daarmee samenhangend, er ook durven over na te denken om de waarborg uit te breiden naar drie maanden huur.
Minister, ik ben tevreden dat wat de private huurmarkt betreft, u nog geen overhaaste decreten en beslissingen heeft genomen. Ik hoor collega’s zeggen dat het vijf voor twaalf is, maar ik ben ervan overtuigd dat een hervorming van de huurmarkt in één keer en in één allesomvattende stap moet gebeuren. Stabiliteit en betrouwbaarheid op de private huurmarkt zijn uitermate belangrijk en ik ben zeer blij dat u eerst uw huiswerk wilt maken en dan uw beslissingen wil nemen.
Mijnheer Engelbosch, mag ik u erop wijzen dat het vijf voor twaalf was? (Gelach)
Ik wist dat, voorzitter, ik had het getimed.
Mevrouw Partyka heeft het woord.
Minister, Vlaanderen legt een grenzeloze creativiteit aan de dag op veel vlakken, maar ook op vlak van wonen. We doen het op allerlei manieren: rustiek, modern, kubistisch, in haciënda’s, in fermettes en bungalows. We hebben een baksteen in de maag.
Al wie, zoals ik, lokaal mandataris is, of in de realiteit staat, weet dat er ook een andere realiteit is, een veel rauwere realiteit van mensen die eigenlijk in mensonwaardige omstandigheden leven. Verslagen van onbewoonbaar verklaarde of verkrotte woningen geven een blik achter de muren van deze realiteit. Het rapport van de kinderrechtencommissaris was duidelijk: kinderen en jongeren die worden geconfronteerd met uithuiszettingen, het is om koude rillingen van te krijgen. Mensen die geen dak boven hun hoofd hebben, zijn een dagelijkse realiteit in al onze gemeenten en steden.
De uitdaging voor u is dan ook om alle Vlamingen een kwaliteitsvol en betaalbaar dak boven het hoofd te bieden. We zijn dan ook blij dat de begroting Wonen van 2017 geen besparingsbegroting is, maar een investeringsbegroting. Er wordt extra ingezet op sociale verhuurkantoren, de renovatiepremie krijgt extra middelen. Er is 20 miljoen euro vanuit het Vlaams Klimaatfonds en vooral is er de blijvende verhoging van de machtiging van de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW) met 200 miljoen euro.
Afgelopen jaren waren recordjaren op het vlak van investeringen in sociale huurwoningen. Allerlei actoren moeten daarin hun steentje bijdragen: lokale overheden met een sociaal objectief, de huisvestingsmaatschappijen, maar ook private actoren. We zijn dan ook blij met de werkzaamheden aan de overkant van de straat hier, bij de federale collega’s, die werk maken van een verlaging van het btw-tarief naar 12 procent voor private actoren die investeren in sociale huurwoningen op voorwaarde dat ze verhuurd worden door een openbare instelling. We vinden dat een uitstekende manier en een grote stap in de goede richting om het aanbod op de private markt te verhogen.
Er is veel aandacht gegaan naar de conceptnota private huur. Dat is helemaal terecht. Mevrouw Christiaens zal daarop ingaan. Enkele punten verdienen echter wat extra aandacht. We zijn het er allemaal over eens dat discriminatie onwettelijk is en niet kan. We vrezen een beetje dat enkel zelfcontrole van de sector te licht weegt om dit aan te pakken.
Uithuiszettingen zijn nog zo’n blinde vlek. Het budget is gedaald van 1,6 miljoen euro naar een krediet van 30.000 euro omdat het aan euthanasie toe is. Het systeem is onwerkbaar. We zijn blij dat u samen met minister Vandeurzen de handschoen opneemt en verwachten veel van een fundamenteel andere regeling.
Ik wil nog even van de gelegenheid misbruik maken om heel even aandacht te vragen voor de situatie in Vlaams-Brabant. De gouverneur heeft daar aan de alarmbel getrokken wegens de grote achterstand die er is, om verschillende redenen: te duur, te weinig sociaal aanbod, zeker in de Vlaamse Rand.
We kijken dan ook verwachtingsvol uit naar de nieuwe decretale regeling die u hebt aangekondigd rond wonen in eigen streek.
Minister, u zou het misschien niet zeggen, maar we zijn uw grootste fans. U moet niet verbaasd kijken, dat is echt gemeend. We wensen u veel werkijver in 2017, niet om plannen te maken, maar om concrete realisaties uit te werken. Ik dank u. (Applaus bij de meerderheid)
Het woord was nu normaal aan Mercedes Van Volcem. Dat is al de derde liberaal die is ingeschreven, maar die niet aanwezig is. De andere collega’s zijn hier wel aanwezig. Dat is zonder stijl: gewoon afwezig, zonder zich te verontschuldigen. (Opmerkingen van minister Bart Tommelein)
Ja, maar u bent geen volksvertegenwoordiger. De enige die nog hier is, is Francesco Vanderjeugd. (Luid applaus)
De heer Anseeuw heeft het woord.
Collega’s, we hebben inderdaad alle reden tot juichen, want KV Oostende heeft ook vanavond op verplaatsing gewonnen met 0-2. (Applaus. Gejuich)
Na het sterke einde van mevrouw Partyka en haar toch verrassende betoog – ze is de eerste christendemocraat die ik heb horen pleiten voor euthanasie – zal ik niet zomaar verwijzen naar haar betoog. Zij heeft ook een aantal dingen níet gezegd, bijvoorbeeld dat we in Vlaanderen, in vergelijking met het Australië van de koala’s, tot drie keer meer sociale woningen hebben. Het is maar goed ook dat we er zoveel hebben.
Maar wat nog beter is, is dat er nog sociale woningen bij komen. Want net zoals vorig jaar wordt er ook dit jaar opnieuw 200 miljoen euro extra vrijgemaakt voor de bouw en de renovatie van sociale woningen. Voor 2017 komt er nog eens 20 miljoen euro bij uit het Klimaatfonds voor de energetische renovatie van die sociale woningen, opnieuw een flinke besparing voor de huurder.
Het is natuurlijk niet alleen belangrijk dat je een goed geïsoleerd dak boven je hoofd hebt. Als sociale huurder is het minstens zo belangrijk dat je een correcte huurprijs betaalt. In 2017 komt er daarom een allesomvattende bijsturing van de manier waarop die huurprijs wordt berekend. Ik juich dat vanzelfsprekend toe, minister, want daarbij wordt onder andere een solidariteitsbijdrage onderzocht voor bestaande huurcontracten. Die bijdrage zou erin bestaan dat de huurders met een inkomen hoger dan de toepasselijke inkomensgrens naast de huurprijs een maandelijkse bijdrage leveren waarvan de opbrengst opnieuw een extra ondersteuning zou betekenen voor de meest kwetsbare huurders, want zo wordt opnieuw geïnvesteerd in ons sociaal woonpatrimonium.
De nieuwe sociale huurcontracten zullen voortaan van bepaalde duur zijn. Wie meer dan 25 procent boven op de inkomensgrens verdient, kan na negen jaar en nadien telkens na drie jaar worden opgezegd en zo doorstromen naar de private woonmarkt. Ook dat zorgt ervoor dat de beschikbare sociale woningen nog meer dan vandaag kunnen worden toegewezen aan zij die die het hardst nodig hebben. Ook de onderbezettingsvergoeding zal ervoor zorgen dat het beschikbare patrimonium nog efficiënter dan vandaag wordt ingezet. Wie vandaag in een te grote sociale woning woont, zal in de directe omgeving een woning op maat worden aangeboden. Wie zo’n alternatief blijft weigeren, betaalt een onderbezettingsvergoeding, dat lijkt me niet meer dan rechtvaardig.
Sociale huisvestingsmaatschappijen bedienen elk hun eigen regio met typische kenmerken en typische uitdagingen waarop ze gepast moeten kunnen inspelen. Met de vereenvoudiging van het kaderbesluit Sociale Huur dat er zit aan te komen, zal dit in de toekomst ook kunnen. Ook dat juichen we toe.
Tegelijk worden ook de sociale verhuurkantoren (SVK’s) versterkt. In 2017 wordt extra geld vrijgemaakt voor de werking van de SVK’s. Niet onbelangrijk daarbij is het tijdstip van uitbetalen dat ervoor zorgt dat SVK’s voortaan minder dan voorheen zelf moeten prefinancieren, wat hun financiële stabiliteit ten goede komt.
Het is een kleine bloemlezing van maatregelen die ervoor zorgen dat er meer sociale woningen komen, dat er betere sociale woningen komen, dat bestaande contracten ook worden gerespecteerd en dat goed samenwonen in de buurt wordt verbeterd, ook met het verscherpen van de taalvoorwaarden. Daarom, collega’s en minister, steunen wij dit beleid volmondig. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Christiaens heeft het woord.
Voorzitter, ministers, collega’s, het woonbeleid wordt geconfronteerd met heel wat uitdagingen. Twee daarvan liggen mij na aan het hart: de versterking van de private huurmarkt en de noodzaak om het potentieel van de nieuwe woonvormen ten volle te valoriseren.
Tegen 2040 zijn we met meer dan 7 miljoen Vlamingen. Deze bevolkingsgroei en de toename van het aantal gezinnen gecombineerd met de verdergaande gezinsverdunning zal de vraag naar betaalbare, kwaliteitsvolle woongelegenheden enkel nog doen stijgen. Dat betekent in de eerste plaats dat het aanbod aan woningen moet stijgen, vooral op de private huurmarkt.
Wanneer we huurders en kandidaat-huurders een grotere kans willen geven op een betaalbare, kwaliteitsvolle huurwoning, kan dat enkel via een stijging van het aanbod. Dat betekent dat het verhuren van een woning moet worden aangemoedigd.
Wat de versterking van de private huurmarkt betreft, heeft de minister voor het zomerreces een gedetailleerde conceptnota ingediend met een breed palet aan maatregelen. Sommige daarvan, zoals het principe van de geconventioneerde huur en de verdere inspanningen tot ontzorging van de verhuurder, bieden zeker heel wat potentieel. Ze kunnen ervoor zorgen dat mensen er toch voor opteren om te investeren in de aankoop of in de bouw van een woning met als doel deze vervolgens op de huurmarkt aan te bieden. Ik kijk alvast uit naar de praktische uitvoering van die maatregelen.
In afwachting van de verdere uitvoering van de conceptnota kunnen er natuurlijk wel al andere zaken aangepakt worden. Ik heb het dan over het voorstel dat ik al meermaals met u heb besproken, met name de uitbreiding van de renovatiepremie naar de verhuurders-eigenaars.
U hebt me daar altijd hetzelfde antwoord op gegeven, namelijk dat u wel zou willen maar dat het niet gemakkelijk is. Toch zal ik op diezelfde nagel blijven kloppen, dat heeft al vaker resultaat opgeleverd en ik blijf dat dan ook doen.
Minister, ik wil dat zoveel mogelijk eigenaars die een woning verhuren, dit verder blijven doen en ik wil dat die woning van een degelijke kwaliteit is. De idee om de renovatiepremie uit te breiden naar de verhuurders, is een oefening met alleen maar winnaars. Eenzelfde redenering gaat eigenlijk op voor het uitbreiden van de opdrachten van de sociale verhuurkantoren voor wat renovatiebegeleiding betreft. Een betere kwaliteit van de huurwoning is beter voor de verhuurder, de eigenaar en de huurder. Minister, ik hoop van u op termijn een positief antwoord te mogen ontvangen.
Een andere uitdaging waarover ik het wil hebben, zijn de nieuwe woonvormen. Het is een sector die met heel veel uitdagingen wordt geconfronteerd. Ik heb het over alle nieuwe woonvormen: samenhuizen, cohousing, kangoeroewonen, community land trust en noem maar op. Voor steeds meer mensen is een vrijstaand huis met een grote tuin eromheen gelukkig niet langer de ultieme woondroom. Inzetten op nieuwe woonvormen biedt heel wat voordelen. De beschikbare ruimte wordt optimaal benut en de kosten worden gereduceerd. Bestaande gebouwen die lang leeg dreigden te blijven staan, kunnen een tweede leven krijgen.
Ik ben dan ook tevreden, minister, dat u en de Vlaamse Regering een versnelling hoger hebben geschakeld en volop werk hebben gemaakt van een proefomgeving voor experimentele woonvormen. Ik hoop dat die experimenten de nodige informatie opleveren, die het mogelijk zal maken om meer nieuwe woonvormen te realiseren.
Maar ik doe ook een oproep, minister: wacht het resultaat van die proeftuinen niet af, maar werk parallel verder aan het uitbreiden van nieuwe woonvormen en het creëren van een definitie, zodat daar de nodige rechtszekerheid over bestaat.
Minister, ik heb gemerkt dat u met heel veel aandacht naar mijn betoog hebt geluisterd. Ik verwacht dan ook op elk van mijn vragen een gedetailleerd antwoord. (Gelach. Applaus)
Minister, wij gaan met onze fractie voor een verhoogde dynamiek in de woonmarkt. Wij verwachten dat ook van u, zo dadelijk bij uw antwoorden. (Applaus)
Ik hoef me niet te bemoeien, maar als het over de luisterbereidheid gaat, zal ik af en toe ook eens een opmerking maken – niet tegen u, mevrouw Christiaens, maar in het algemeen. Er zijn zelfs mensen die niet luisteren naar het antwoord van de minister. Dat mag ook wel eens gezegd worden.
De heer Hendrickx heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s van het laatste uur, ik zou graag willen focussen op de strijd tegen de sociale fraude in het woonbeleid. Net als voorheen, minister, bewijzen uw beleidskeuzes overtuigend dat u dit thema ter harte neemt. Een eerste problematiek waar ik graag op hamer, is de aanpak van domiciliefraude, een uiterst asociale praktijk, die vaak hand in hand gaat met andere misdrijven, zoals uitkeringsfraude en belastingfraude. Uit de cijfers die ik onlangs van u mocht ontvangen, blijkt dat de versnelling hoger die hier wordt getrapt, rendeert: viermaal meer vaststellingen, vijfmaal meer veroordelingen. Ik kijk als advocaat wel uit om hier kritiek te uiten op de rechterlijke macht – er zijn anderen die dat doen – maar ik kan alleen maar de woorden van uw voorgangster herhalen: de parketten zijn veel te snel geneigd om vaststellingen van domiciliefraude te seponeren. (Opmerkingen)
Dat is niet motiverend voor onze controleteams en erkent onvoldoende het belang van de strijd tegen deze praktijk. Ik kan alleen maar hopen dat u alles uit de kast haalt om ook daar kentering te brengen.
Een tweede element dat ik er wil uitpikken, is de huurachterstanden bij de sociale huisvesters. Die dalen algemeen licht, maar er blijven enkele probleemgevallen waar de achterstand hoog is en blijft oplopen. Het gaat daar zeker niet uitsluitend om kleine maatschappijen. Ik hoop met u dat de hernieuwde visitatie en controle die trend kan ombuigen.
Minister, uw engagementen om de gegevensuitwisseling op alle bestuursniveaus te structureren, zijn bijzonder loffelijk. Alleen door sociale huisvesters maximaal aan te sluiten op nationale databanken, kunnen zij de nodige controle uitoefenen op de aanvragen. De verklaring op eer moet een uitzondering worden, geen regel. Dat bijvoorbeeld bezit in vennootschap vanaf nu systematisch gecontroleerd kan worden, is een belangrijke stap vooruit. Ik kan alleen maar hopen dat bezit in het buitenland de volgende dominosteen is die valt.
Minister, collega’s, er is geen socialer beleid denkbaar dan het aanpakken van sociale fraude. Wie fraudeert met sociale woningen of uitkeringen, benadeelt sociaal zwakkeren en haalt het vertrouwen in ons sociaal vangnet onderuit.
Minister, ik heb er alle vertrouwen in dat wij daar hetzelfde over denken. Ik wens u nog een goede nacht. (Applaus)
Mijnheer Hendrickx, het getuigt van motivatie dat u speciaal uit Mechelen bent teruggekomen om hier 3 minuten te komen spreken.
Minister Homans heeft het woord.
Collega's, het is nu kwart over 12, en morgenvroeg ben ik hier om 9 uur opnieuw present.
U weet dat ik het bestrijden van sociale fraude zelf ook heel belangrijk vind, zeker in de sociale huisvesting. Ik ben ervan overtuigd dat de sociale woningen die we hebben, moeten toekomen aan die mensen die het echt nodig hebben. Vrijdag bespreken we binnen de Vlaamse Regering – en dat was geen fraude, want de wetgeving liet het toe – dat men geen eigendom mag hebben. Vroeger stond er in het kaderbesluit dat men geen 100 procent eigendom mocht hebben, maar bijvoorbeeld wel 99 of 98 procent. Was dat fraude? Neen, maar ik vind dat niet billijk. Ik hoop dat we met de regering deels aan uw verzuchtingen zijn tegemoetgekomen, mijnheer Hendrickx.
Collega's, ik heb hier daarnet 11 uur gezeten en ben teruggekomen op dit nachtelijk uur om nogmaals mijn collega van Begroting, Tommelein, een compliment te geven. (Applaus)
Het was niet evident om bij de begrotingsaanpassing 2016 200 miljoen euro extra machtiging te krijgen voor sociale woningen. Het was ook niet evident om met de begrotingsopmaak 2017 opnieuw 200 miljoen euro extra machtiging te krijgen voor sociale woningen. Het zorgt natuurlijk voor schuldopbouw. Mijnheer Vandenbroucke, u hebt in uw betoog gezegd dat u dit een goede maatregel vond. Ik denk dat de heer Rzoska dit ook heeft gezegd, en ik denk dat de hele meerderheid dit vindt. Ik ben minister Tommelein en mijn collega's dus zeer dankbaar dat ik dit heb mogen doen.
Er is ook 10 miljoen euro extra, buiten de 2,7 miljoen euro die er in 2016 al was, in 2017 voor de sociale verhuurkantoren. U moet zich niet persoonlijk aangevallen voelen, maar Oost-Vlaanderen is een grote blinde vlek. U weet dat en het is niet uw verantwoordelijkheid. We moeten echt wel extra investeren in sociale verhuurkantoren. We kunnen daarin partners zijn. We moeten met die extra middelen voor de SVK’s ook zorgen dat ze niet meer moeten interen op hun reserves en dat ze onmiddellijk kunnen investeren. Het is zeer belangrijk dat ze niet meer aan prefinanciering moeten doen.
Ik kan nu ook met heel veel blijdschap meedelen dat vrijdag de taalvereiste voor het krijgen van een sociale woning definitief zal worden goedgekeurd na advies van de Raad van State.
De oppositie heeft redelijk moord en brand geschreeuwd: dit haalt nooit de Raad van State, dit passeert nooit. De Raad van State heeft echter geen commentaar gegeven. De maatregel gaat door. Men zal nu geen inspanning meer moeten leveren, maar ook effectief een resultaat moeten realiseren. Het enige commentaar dat ze gaven was dat we beter moesten specificeren welke groep eventueel uitgesloten kon worden. Ik heb dat al heel omstandig uitgelegd in de commissie en ook hier in de plenaire vergadering: het gaat over mensen die aan het dementeren zijn, die terminaal ziek zijn en dergelijke. Dat hebben we beter omschreven in ons decreet, maar over het principe op zich heeft de Raad van State zich niet negatief uitgelaten en zijn ze dus akkoord gegaan.
Wat de private huurmarkt betreft: ik ben het absoluut eens met de collega’s die hier een pleidooi hebben gehouden – ik heb het vooral over mevrouw Christiaens en ook wel mevrouw Partyka en de heer Engelbosch – over het belang van de private huurmarkt. 70 procent van de Vlamingen is eigenaar, 20 procent is aangewezen op de private huurmarkt, 10 procent kan terecht op de sociale huurmarkt. We hebben echt wel nood aan eigenaars-verhuurders die hun woning ter beschikking willen stellen op de private huurmarkt. Daar moeten we stimulansen aan geven.
Er werd redelijk uitgebreid verwezen naar de conceptnota private huur. We hebben die heel uitgebreid besproken in de commissie, redelijk lang. Ik vind dat goed. We zijn er nu volop mee aan de slag. Collega’s, sommigen van u hebben het niet direct gezegd maar wel indirect geïnsinueerd, dat er nog niets gebeurde. Ik heb nooit ofte nimmer beweerd dat er geen discriminatie bestaat op de huurmarkt. Vandaar dat ik in de begroting 2017, hoewel we natuurlijk een conceptnota private huur hebben die nog moet worden omgezet in regelgeving, al 1,8 miljoen euro heb ingeschreven voor de eigenaars en het eigenaarssyndicaat om aan zelfregulering te doen. Ik geloof absoluut in zelfregulering, ik geloof niet in mystery calls, ik geloof niet in praktijktesten. De sector moet de bestrijding van discriminatie zelf regelen.
Ik heb één concrete vraag aan de sp.a-fractie. Het is bijna halfeen, we mogen toch nog een leuk debatje hebben. U bent tegen de tijdelijke contracten. Groen is consequent geweest in dezen en heeft gezegd: we zijn niet tegen het principe maar wel tegen de modaliteiten. Ze hebben zich ook onthouden bij de stemming. Mevrouw Moerenhout was zeer correct in de commissie, maar de sp.a snap ik hier niet. Enerzijds zegt u dat we oog moeten hebben voor mensen die het moeilijk hebben, voor de allerzwaksten in onze samenleving, daar ben ik het absoluut mee eens. Anderzijds keurt u de tijdelijke contracten in Brussel goed. (Opmerkingen van Joris Vandenbroucke)
Mijnheer Vandenbroucke, ik begrijp niet dat een partij als sp.a, waar ‘sociaal’ of ‘socialistisch’ nog altijd in de partijnaam zit, kan blijven verdedigen dat iemand met een inkomen van boven 60.000 euro een sociale woning kan huren. Ik heb onlangs – en ik viel bijna letterlijk van mijn stoel – vernomen dat de PS, uw zusterpartij in Wallonië, beslist heeft dat sociale woningen nu ook kunnen voor mensen met een inkomensgrens boven 60.000 euro, en met een eigendom voor zover ze dat in bewaring geven bij een immokantoor; lees: dat ze nog altijd inkomsten hebben uit dat eigendom.
Sp.a, de intellectuele eerlijkheid in dit debat ontgaat mij volledig. U bent oppositie, dat begrijp ik. Wij zijn de meerderheid. Maar tijdelijke contracten zijn toch een heel sociaal gegeven. Zorg ervoor dat de sociale woningen terechtkomen bij die mensen die het echt nodig hebben. We investeren aan een recordtempo in nieuwe sociale woningen en tegelijkertijd stimuleren we het innoveren, renoveren en energetisch renoveren van bestaande sociale woningen, zodat de mensen minder moeten betalen aan een energiefactuur in plaats van aan de huishuur. Uw redenering gaat mijn petje dus echt wel te boven.
Voorzitter, wij hebben zeer goede afspraken kunnen maken in het kader van de begroting. Er zijn veel meer middelen voor wonen. We hebben al heel veel maatregelen genomen in het kader van het rechtvaardig maken van het sociale wonen. Vrijdag zullen we op de regeringsbijeenkomst – hopelijk met de steun van de collega’s en van mijn vrienden in de regering – al die maatregelen kunnen goedkeuren. (Applaus bij de N-VA)
Voorzitter, ik wil u niet te lang ophouden, maar ik wil toch graag nog reageren op wat hier gezegd is.
Minister, u zegt dat u hier nog graag een debatje zou willen hebben. Het zou natuurlijk wel bevorderlijk zijn voor het debat indien u zou luisteren naar wat vooraan gezegd wordt en indien u daarop zou reageren, in plaats van zelf uw eigen verhaal te brengen zonder zelfs maar in te pikken op wat de sprekers daar vooraan hebben gezegd. Ik heb het over de private huurmarkt gehad. U hebt op niets van alles wat ik heb gezegd, gereageerd. Dan begint u hier gewoon uw eigen verhaal te vertellen. Ik heb niet de intentie om hier de PS te verdedigen of wat dan ook. Maar, minister, het is niet zo bevorderlijk voor het debat als u eerst zelf zit te babbelen met de persoon naast u, en zit te bellen, terwijl de sprekers bezig zijn, en als u dan uw eigen verhaal komt te vertellen. Dat is geen debat.
Mevrouw Hostekint, met alle respect, maar ik zal u er in het vervolg ook op wijzen wanneer u niet aan het luisteren bent wanneer iemand hier spreekt. (Applaus bij de N-VA)
Ik hoef de regering niet te verdedigen, maar dit keer ben ik het fundamenteel met u oneens. Op een bepaald ogenblik zit u zelfs zó met uw ding bezig. (De voorzitter houdt zijn smartphone voor zich uit)
Maar niet terwijl de minister aan het antwoorden is.
En zo zit u boodschappen te doen en ik weet niet wat. U moet de regering niets verwijten, u moet eerst bij uzelf beginnen. (Opmerkingen van Michèle Hostekint)