Report plenary meeting
Ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2017
Ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2017
Report
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde zijn het ontwerp van decreet houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2017, het ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2017 en het ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2017.
Het Uitgebreid Bureau stelt voor om de algemene besprekingen van de drie ontwerpen van decreet samen te voegen tot één enkele algemene bespreking.
Is het parlement het hiermee eens? (Instemming)
De algemene bespreking is geopend.
De heer Bertels, verslaggever, heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, ministers, in de Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting werden de verschillende begrotingsdocumenten die hier ter stemming liggen, besproken op de vergaderingen van 8, 15, 22 en 29 november en 6, 7 en 13 december 2016. Ik zal het eerste deel voor mijn rekening nemen en mevrouw Lieve Maes zal vervolgens aansluiten.
Minister Tommelein licht op 8 november het ambtelijk monitoringrapport van oktober 2016 toe met betrekking tot het uitvoeringsresultaat 2016. In dat rapport week het tekort 172, 6 miljoen euro af van het vooropgestelde resultaat. De minister benadrukte dat dit een prognose is. Langs uitgavenkant waren er enkele onvoorziene meeruitgaven, onder meer bij de dienstencheques, terwijl de ontvangsten uit de gewestbelastingen 101,6 miljoen euro lager ingeschat werden dan begroot. Er was ook een bijstelling van de ESR-correcties. De minister concludeerde dat het om een beperkte afwijking ging ten opzichte van de begrotingsaanpassing 2016.
Hierna gaf de minister uitleg bij de begroting 2017. Hij stond stil bij de impact van de groei- en inflatieverwachtingen, de impact van de zesde staatshervorming en van de federale taxshift. Hij stelde dat de Vlaamse Regering sinds het begin van deze legislatuur zo’n 2 miljard euro heeft bespaard, waarvan 223 miljoen euro in 2017. Daarnaast meent de minister dat de Vlaamse Regering op koers zit om tijdens deze legislatuur 1,5 miljard euro bijkomend te investeren, waarvan 955 miljoen euro tegen eind 2017 gerealiseerd zou moeten zijn.
De economische parameters zijn de volgende. Voor de ontvangstenraming voor 2017 wordt uitgegaan van een groei van het bbp in 2017 van 1,2 procent. De evolutie van de consumptieprijsindex, oftewel de inflatie, wordt op 1,6 procent geschat.
Bij constant beleid wordt een totale brutobeleidsruimte gecreëerd van 2,9 miljard euro: 2,2 miljard euro op basis van de evolutie van de ontvangsten en er zijn ook positieve evoluties in de ESR-correcties voor net geen 600 miljoen euro, voornamelijk bij Scholen van Morgen en in de ziekenhuisinfrastructuur. De onderbenutting wordt op 539,5 miljoen euro geraamd, nog bijkomend op te trekken met 122 miljoen euro ten opzichte van de aangepaste begroting 2016 vanwege de consolidatie van de universiteiten en hogescholen.
Deze beleidsruimte wordt onder meer aangewend voor de indexatie van lonen en werkingsmiddelen die de evolutie van de gezondheidsindex volgen. Alles samen dient er voor de indexatie netto 451,8 miljoen euro in vastleggingskredieten en 413,3 miljoen euro in vereffeningskredieten toegekend te worden.
Andere kostendrijvers volgen uit eerder gemaakte budgettaire afspraken en uit de uitvoering van de Vlaamse regelgeving. Voor de begrotingsopmaak 2017 vereist dit bijkomende betalingskredieten ter waarde van 701,4 miljoen euro. De netto beleidsruimte bedraagt 613 miljoen euro en wordt onder meer aangewend voor investeringen voornamelijk in O&O, zorg en infrastructuur ter waarde van 507 miljoen euro, en 106 miljoen euro bijkomende impulsen.
Het vooropgestelde begrotingssaldo van de begroting 2017 bedraagt volgens de minister een beperkt overschot van 4 miljoen euro, als twee zaken niet in rekening gebracht worden: de bouwkosten van Oosterweel en voor 40 miljoen euro aan uitgaven voor reeds gerealiseerde ziekenhuisinfrastructuur. Wat de geconsolideerde schuld betreft, verwacht de minister tegen einde 2016 een toename van bijna 5,5 miljard euro, vooral door de overname van de bevoegdheid inzake ziekenhuisinfrastructuur. In 2017 is er ook nog een stijging van de schuld, onder meer door de verwachte toename van de schuld bij de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW) en het Vlaams Woningfonds.
Na deze toelichting van de minister komen we tot de vragen. We beginnen met de heer Diependaele die informeert naar de planning van Scholen van Morgen, de evolutie van de bijdrage van Vlaanderen aan de federale taxshift de komende jaren alsook van de autonomiefactor. Hij vraagt ook verduidelijking over het solidariteitsmechanisme in de Bijzondere Financieringswet en hoe de energieheffing en de stijging van de emissierechten resulteren in een beperktere stijging van de toegewezen ontvangsten.
De heer Bertels toont zich verontrust over de volgens het monitoringrapport lagere inkomsten uit de erfbelasting. Hij vraagt duidelijkheid omtrent de opcentiemen aangezien Vlaanderen zijn inkomsten hieruit ziet stijgen terwijl die voor de gemeenten dalen. Daarnaast vraagt de heer Bertels of de inkohiering van de onroerende voorheffing op schema zit, hoe de onderbenutting op de uitgaven van het sociaal akkoord Welzijn, Volksgezondheid en Gezin tot stand is gekomen en waarom de uitgaven van het Klimaatfonds lager zijn dan geraamd. Tot slot ziet hij een mogelijk probleem bij ESR-correcties voor het Vlaams administratief centrum (VAC) Brussel en vraagt inzage in het INR-advies (Instituut voor de Nationale Rekeningen) over het plan om de ziekenhuizen te financieren met forfaits. Finaal wenst hij de detailberekeningen van de desindexatie te krijgen en te vernemen hoeveel bijkomende extra inkomsten de minister verwacht uit de hervormde schenkbelasting.
De heer De Potter vraagt naar de positieve ESR-bijstelling, de gevolgen van vervroegde aflossingen bij het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA). De heer Rzoska vraagt meer informatie over de dienstencheques en het berekeningsmodel achter de inkomsten uit de schenkings- en successierechten. Hij wenst ook een verklaring voor de stijging van de geraamde inkomsten uit de kilometerheffing en de discrepantie met de beperktere stijging van de bijbehorende betaalkredieten. Hij wenst ook te weten wat er op het Overlegcomité gezegd is over de verkeersboetes en waar het verschil voor de verlaagde provisie voor de asielcrisis vandaan komt.
De heer Peumans informeert waarom bepaalde beschikbaarheidsvergoedingen als een vorm van schuld begroot worden en geen deel uitmaken van de financieringsbehoeften. De heer Vandenbroucke verwondert zich erover dat het monitoringcomité geen verklaring vindt voor de extra inkomsten uit de verkeersbelastingen terwijl de minister ze wel doorrekent in de begroting 2017.
Op 15 november lichtte de minister-president zijn aan onze commissie toebedeelde bevoegdheden toe, alsook zijn beleidsbrief Algemeen Regeringsbeleid in een nota van de Vlaamse Regering inzake monitoringresultaat en klantgerichte overheid. Voor deze bespreking verwijs ik naar het uitgebreide verslag omtrent de toelichting en de tussenkomsten.
Ik ga verder met de antwoorden van de minister van Begroting op de eerder gestelde vragen op 8 november. Aangaande de vragen van de heer Diependaele over de taxshift en de autonomiefactor, stelt de minister dat dit aan bod komt in de meerjarenraming. Het bedrag aan gederfde Vlaamse opcentiemen evolueert van -61,4 miljoen euro in 2016 over -312,1 miljoen euro in 2017 tot -875,1 miljoen in 2022. In 2018 wordt de autonomiefactor bijgesteld van 25,99 euro naar 25,083 procent.
In antwoord op de vraag van de heer Bertels over de Vlaamse opcentiemen uit de personenbelasting, wijst de minister erop dat de stijging deels gelinkt is aan een andere benadering, de methode van de getransactioneerde kas.
Over de niet-verarming antwoordt de minister aan de heer Diependaele dat die 306,4 miljoen euro slaat op het overgangsmechanisme voor het Vlaamse Gewest en een minderontvangst betreft op de gewestmiddelen volgend uit de nieuwe Bijzondere Financieringswet. Het overgangsbedrag voor de Vlaamse Gemeenschap is positief, naar rato van 148 miljoen euro.
Over de evolutie van de toegewezen ontvangsten stelt de minister dat de totale ontvangsten stijgen met in totaal 165 miljoen euro, de som van de toename van het Energiefonds en het Klimaatfonds zonder de bijstellingen op de begrotingsfondsen ter waarde van 31,3 miljoen euro.
Op de vraag van de heer Bertels over de inning van de onroerende voorheffing stelt de minister dat er een serieuze inhaalbeweging is ingezet en dat hij ervan uitgaat dat alles kan worden afgerond tegen eind 2016. Aangaande de minderontvangst van 110 miljoen euro voor de erfbelasting antwoordt de minister dat het bedrag onder meer lager ligt door niet-gerealiseerde ontvangsten inzake fiscale regularisatie. De uitwerking van het kader hiervoor is lopende.
Over de impact van de schenkingsrechten op de erfrechten wijst de minister de heren Rzoska en Diependaele op het progressievoorbehoud van drie jaar dat in de regelgeving is behouden. Hij stelt dat onroerende sterfbedschenkingen door de procedure worden getemperd. Hij concludeert dat er momenteel nog geen impact van de hervorming van de onroerende schenkingsrechten op de erfrechten merkbaar is en dat het ambtelijk monitoringcomité dit bevestigt.
In antwoord op de vragen van de heren Bertels en Rzoska over de schenkingsrechten stelt de minister dat het uitgangspunt voor bepaling van de ontvangsten uit schenkingsrechten in 2017 het maandelijks aantal geregistreerde schenkingsakten is. Hier is sinds de hervorming sprake van een volume-effect dat nog geruime tijd kan aanhouden.
De heer Vandenbroucke vroeg duiding over de vergroening van de verkeersbelasting, waarop de minister verklaart dat de opbrengsten van de verkeersbelasting hoger liggen door de inflatie.
Op de vraag van de heer Rzoska over het berekeningsmodel voor de kilometerheffing licht de minister toe dat de dagopbrengst van 2016 als uitgangspunt wordt gebruikt, aangevuld met een volume-effect van 1,2 procent en een indexatie ter waarde van 1,5 procent.
De heren Bertels en Rzoska wilden weten wat er is afgesproken op de interministeriële conferentie met betrekking tot de verkeersboetes. De minister bevestigt dat dit ter sprake is gekomen op het interministerieel comité Financiën en Begroting. Voor 2016 en 2017 worden de preliminair geraamde ontvangsten naar rato van 100 percent doorgestort aan Vlaanderen, maar de discussie is nog niet afgesloten.
In antwoord op de vraag van de heer Bertels over de uitgaven sociaal akkoord woonzorgcentra stelt de minister dat de reële uitgaven een bijstelling mogelijk maakten. Over het Klimaatfonds stelt de minister dat er in 2016 nog projecten zullen worden goedgekeurd die tot uitgaven in hetzelfde jaar zouden leiden. Met betrekking tot het loonmodel onderwijs antwoordt de minister de heer Bertels dat het naar aanleiding van de monitoring en uitvoering 2016 is dat er bij de begrotingsaanpassing 2017 eventueel zal worden bijgesteld.
Op de vraag van de heer Rzoska over de dienstencheques stelt de minister dat er een prognose van versnelling van de doorlooptijd onterecht was en dus werd gecorrigeerd. Wat het asielbeleid betreft, veronderstelt de minister dat 50 procent van de resterende provisie ter waarde van 23,6 miljoen ESR-matig nog in 2016 zal worden uitgeven en de uitgaven finaal 11,8 miljoen euro lager zullen liggen dan bepaald bij de begrotingsaanpassing.
Voor de ESR-correcties planning Scholen van Morgen verwijst de minister de leden herhaaldelijk naar de commissie Onderwijs en minister Crevits. Zij zal daarop antwoorden in de bevoegde commissie.
Over het Vlaams administratief centrum (VAC) Brussel antwoordt de minister de heer Bertels dat er nog uitzicht is op een overeenkomst tussen de Participatiemaatschappij Vlaanderen en De Meander nv tegen het einde van dit jaar. Wat het advies van het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR) over de ziekenhuizen betreft, bevestigt de minister dat er nog geen formeel advies is. De minister wijst op de toelichtende nota ter zake bij het Vlaams ontwerpbegrotingsplan.
Tot slot beantwoordt de minister de vraag van de heer Peumans over School Invest en stelt dat enkel de DBFM (Design Build Finance Maintain) Scholen van Morgen in de directe financieringsbehoefte van de Vlaamse ministeries terechtkomt omdat alleen die rechtstreeks wordt gefinancierd. Rechtstreekse financiering is niet bij alle contracten mogelijk.
Dan komen we tot de toelichting van het rapport van het Rekenhof. Raadsheer Debucquoy gaf toelichting bij dit rapport over het onderzoek van de begroting 2017 van de Vlaamse Gemeenschap.
Voor 2017 wordt een tekort genoteerd van 115,8 miljoen euro. Het Rekenhof betwist dat cijfer niet, maar stelt vast dat het iets negatiever is dan het vooropgestelde bedrag in het jongste advies van de Hoge Raad van Financiën (HRF) van april 2016. Wat het vorderingensaldo betreft, zijn er geen signalen dat Europa bij de beoordeling van de begrotingsinspanningen van België de bouwkosten van de Oosterweelverbinding en de investeringen in ziekenhuisinfrastructuur voor de bevoegdheidsoverdracht buiten beschouwing zal laten. Het hof is ten zeerste benieuwd naar de intra-Belgische en Europese gesprekken die ter zake worden gevoerd.
Het Rekenhof ziet nog steeds vijf knelpunten bij het streven naar een structureel begrotingsevenwicht voor België: een gebrek aan afspraken over de verdeling van de begrotingsinspanningen binnen de entiteit België, de stijgende overheidsschuld van Vlaanderen, de onduidelijkheid over het saldo van de lokale besturen, het uitblijven van een geactualiseerde meerjarenraming en het gegeven dat de terugschakeling van het Vlaams vorderingensaldo naar het structureel saldo ontbreekt, hoewel Europa doelstellingen formuleert in termen van een structureel saldo.
Het Rekenhof merkt vooruitgang op wat de leesbaarheid van de begroting betreft. Er zijn nog verbeterpunten. Zo zouden de toelichtingen nog beter kunnen aansluiten bij de begrotingsontwerpen, en ESR-correcties zouden het best onmiddellijk worden verwerkt in het saldo. Het Rekenhof blijft ook vragende partij voor meer toelichting bij de samenstelling van de pps-projecten (publiek-private samenwerking) die geherklasseerd zijn bij de overheid. Daarnaast kan de toelichting bij sommige begrotingsruiters beter en weerspiegelt de begroting van VDAB onvoldoende zijn decretale opdrachten. Ook de toelichting bij het Klimaatfonds blijft volgens het Rekenhof ondermaats.
Wat de ontvangsten betreft, beschouwt het Rekenhof de ramingen als betrouwbaar. Bij de uitgaven merkt het Rekenhof een tegenstrijdigheid tussen de beleidsintenties en de begroting. Zo ontbreken er middelen voor de psychosociale woonbegeleiding van asielzoekers en is het onduidelijk hoeveel beleidskredieten worden besteed aan investeringen voor fietsinfrastructuur. Tot slot is het betwijfelbaar dat er voldoende kredieten zijn ingeschreven om bijvoorbeeld alle afspraken bij het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) of het Hermesfonds te honoreren.
Dan komen we tot het debat naar aanleiding van het rapport van het Rekenhof. De heer Diependaele stelt dat het rapport meevalt en hekelt de communicatie van de oppositie erover. (Applaus bij de N-VA)
Dit is gewoon maar een verslag, collega's. Men gaat dat straks tegenspreken.
De begroting van 2017 is volgens hem een scharnierbegroting. De Vlaamse Regering stelde zich tot doel te investeren, en ondanks de moeilijke omstandigheden lukt dat. De 120 miljoen euro die niet wordt meegerekend in de begrotingsdoelstelling, is volgens hem goed beargumenteerd. Hij ziet in het rapport ook goede argumenten om een schuldnorm in te stellen.
De heer Rzoska repliceert op de beschuldigingen en refereert aan bladzijde 7 van het rapport, waar een negatief primair saldo van ruim 1 miljard euro te lezen is. Hij verwachtte in het rapport een opmerking over het Rampenfonds, daar er daar een tekort van 24 miljoen euro zou zijn. Hij blijft zich erover verbazen hoe de meerderheid creatief omspringt met het concept ‘evenwichtsbegroting’.
De heer Vandenbroucke leest in het rapport van het Rekenhof een pleidooi voor eerlijke communicatie. Hij betwist de noodzaak van bepaalde uitgaven niet, maar ze moeten als dusdanig worden opgenomen in het begrotingssaldo. Dan komt men op een tekort van 115,8 miljoen euro. Ook hij stelt vast dat de ambitie betreffende de fietsinvesteringen niet in de cijfers terug te vinden is. Tot slot vraagt de heer Vandenbroucke uitleg bij de minderopbrengsten uit de kilometerheffing en over de uitgaven in functie van het Klimaatfonds.
De heer Bertels wijst op de ontbrekende meerjarenbegroting en merkt op dat de vereffeningskredietbuffer voor betaalincidenties in het verleden wel een impact had op het vorderingensaldo. Ook het vorderingensaldo van de lokale overheden blijft inderdaad onduidelijk. Het lid vraagt of de ingeschreven onderbenutting 539,5 miljoen euro dan wel 662 miljoen euro is.
Hij vraagt of de positieve correctie ten bedrage van 312,6 miljoen euro met betrekking tot de nieuwe ziekenhuisfinanciering risico’s inhoudt voor de Vlaamse begroting. Verder vraagt hij uitleg over het tekort aan vereffeningskredieten voor Vlaanderen Radicaal Digitaal en vraagt hij of alle instellingen in de consolidatiekring volledig onder de centrale financiering vallen. Tot slot vraagt hij, gelet op de eventuele impact van een rentestijging, met welke rentevoet rekening wordt gehouden voor de centrale financiering.
De heer Schiltz stelt dat geen factuur onder de mat wordt geschoven. Er worden geen kosten buiten de begroting gehouden. Ze worden enkel niet meegeteld voor de doelstellingen. Daarnaast merkt hij op dat de onderbenutting een praktijk is die al jaren wordt toegepast. Hij pleit voor een nauwgezet schuldenbeheer.
De heer Van Rompuy concludeert dat het te vroeg is voor het eindresultaat van 2016. Hij vraagt eveneens naar de impact van een rentestijging op de begroting.
Wat de methodologie voor de afschrijving van de investeringen betreft, repliceert de heer Debucquoy dat het enige jaren zal vergen om het Europees beleid ter zake aan te passen. Dit is dus geen oplossing op korte of middellange termijn voor de Vlaamse begrotingssituatie. Hij pleit voor een schuldnorm als een essentieel beleidsinstrument. Het Rekenhof maakt geen opmerkingen over het nieuw financieringssysteem voor de ziekenhuizen. De weerslag op het vorderingensaldo is in de eerste plaats een exclusieve bevoegdheid van Eurostat. Het is voor het Rekenhof onmogelijk uit de begroting te distilleren hoeveel geld precies aan fietsinvesteringen wordt uitgegeven. Wat het Klimaatfonds betreft, wijst de heer Debucquoy op de ondermaatse toelichting. Hij weet niet hoe de ontvangsten worden berekend. Hij weet niet welk deel van de uitgaven voor de internationale verplichtingen is bestemd en welk deel elders wordt besteed. Wat de onderbenutting voor de hogescholen en de universiteiten betreft, vraagt het Rekenhof enige onderbouwing van de cijfergegevens. Tot slot stelt de spreker dat het effect van rentestijgingen moeilijk in te schatten valt.
Na deze repliek van het Rekenhof repliceert minister Tommelein dat hij blij is met de opmerkingen. De oppositie moet tegenwind geven, maar mag niet misleiden. Wat de discussie over het begrotingssaldo en het begrotingsevenwicht betreft, vraagt hij welk alternatief er is voor de investeringen die de Vlaamse Regering buiten de begrotingsdoelstellingen heeft gehouden.
De minister vindt het jammer dat de opmerking over het vorderingensaldo het terecht kritische, maar tegelijkertijd ook opbouwende rapport van het Rekenhof overschaduwt en het engagement van de Vlaamse Regering om op begrotingsvlak transparant te werken enigszins negeert.
Wat de onderbenutting betreft, stelt de minister dat het Rekenhof geen opmerkingen over de ramingswijze voor het bedrag van 663 miljoen euro heeft gemaakt. Over het verstrengd begrotingstoezicht op de ESR-collecties meent de minister dat er, gelet op de duidelijke toelichting, geen sprake kan zijn van een gebrek aan transparantie. Wat de buffer aan vereffeningskredieten (VEK) inzake betaalincidenties betreft, stelt de minister dat deze discussie eerder is gevoerd. Dit laat toe bepaalde acute betaalproblemen op een flexibele wijze op te lossen. De onderbenutting voor de hogescholen en de universiteiten zal als geheel geen bijkomende begrotingsimpact hebben ten opzichte van de voor hen voorziene betoelaging. De consolidatie heeft geen impact op het begrotingsresultaat. Om de schuld de komende jaren beheersbaar te houden, is het voor de minister belangrijk dat een schuldnorm wordt uitgewerkt.
De minister besluit zijn repliek met het danken van het Rekenhof voor de kritische en constructieve opmerkingen, die hij in bepaalde gevallen ook zeer terecht acht. Er zal met deze opmerkingen dan ook rekening worden gehouden.
Tijdens de replieken komt de heer Diependaele nog even terug op de vraag of het rapport toelaat te concluderen dat er een tekort van 1 miljard euro zou zijn. Volgens hem is dat niet het geval.
De heer Vandenbroucke herhaalt zijn vraagt in verband met een correcte en duidelijke communicatie over het begrotingsevenwicht ten aanzien van de burger. Hij vraagt geen verwarring te creëren.
De heer Rzoska stelt dat de oppositie zich ook boos kan maken over de communicatie van de Vlaamse Regering. Hij stelt vast dat selectief wordt geciteerd. Het Rekenhof heeft vastgesteld dat de verwerking van de begrotingsgegevens tot een negatief primair saldo van ruim 1 miljard euro leidt. Hij heeft nog steeds geen afdoend antwoord gehoord op de opmerkingen van het Rekenhof over de onderbenutting. Wat de Oosterweelverbinding betreft, heeft de minister geen argument om dit buiten de begrotingsdoelstellingen te houden. Tot slot ziet hij met de ESR-correcties voor de ziekenhuisfinanciering een nieuw zwaard van Damocles ter waarde van 280 miljoen euro boven de begroting hangen.
De heer Bertels sluit zich aan bij de vraag over de impact van de rentestijging en vraagt om een berekening van de planbatenheffing. Ook wat de ziekenhuisfinanciering betreft, ziet hij risico’s.
De minister concludeert dat hij niet boos is over de verkeerde signalen die de wereld in gestuurd worden en besluit dat passioneel geïnspireerde dialoog van beide kanten moet kunnen. (Applaus)
Mevrouw Maes, verslaggever, heeft het woord.
Voorzitter, ministers, dames en heren, mijn deel van het verslag begint bij de toelichting van minister Tommelein bij de beleidsbrief Financiën en Begroting 2016-2017. Concreet zijn er vier grote thema’s die behandeld worden in deze brief. Het luik begrotingsbeleid gaat over het traject naar een begrotingsevenwicht, de versterking van de monitoring van ontvangsten en uitgaven en het inpassen van grote infrastructuurwerken in de begroting. De minister stelt dat Vlaanderen in 2017 na twee saneringsjaren opnieuw zal aanknopen met het begrotingsevenwicht, terwijl daarnaast ook geld vrijgemaakt wordt voor belangrijke investeringen. Twee elementen worden niet buiten de begroting maar wel buiten de begrotingsdoelstellingen gehouden: de Oosterweelverbinding en de facturen van de ziekenhuisinfrastructuur.
Wat Oosterweel betreft, bevestigt de minister dat de Europese Commissie overtuigd is van het belang van het project, zoals blijkt uit de vermelding van de Oosterweelverbinding in de landspecifieke aanbevelingen van 2016 als belangrijk weginfrastructuurproject. Voor het volgende begrotingsjaar blijft men de evolutie op Europees niveau op de voet volgen, en in het bijzonder de discussie over de flexibiliteit voor overheidsinvesteringen binnen het Europees stabiliteitspact.
Het tweede luik ‘financieel beheer, controle en risicomanagement’ behandelt de aspecten rating, actief schuldbeheer en ruling. Vlaanderen kan momenteel een betere rating voorleggen dan België. De rating is bijzonder belangrijk omdat Vlaanderen zichzelf op de financiële markten financiert en ook investeert in actief schuldbeheer. Een gunstige rating garandeert een meer voordelige rentekost. Vlaanderen heeft ervoor geijverd om een ruling te verkrijgen van de federale overheid. Dat maakte de volgende stap mogelijk, namelijk de rechtstreekse financiering van entiteiten die van de Vlaamse overheid afhangen. Vlaanderen kan als overheid immers goedkoper financiering vinden op de kapitaalmarkten dan de aparte entiteiten.
Vervolgens gaat de minister in een derde luik uitgebreider in op de fiscaliteit. Na twee jaar beleid acht hij een overzicht van de gerealiseerde en toekomstige fiscale projecten gepast. De fiscale hervormingen worden gebundeld naargelang het uitwerkingsdomein. De minister behandelt er vier. Ten eerste is er woon- en vastgoedfiscaliteit. Dit gaat onder andere over de vereenvoudiging van de Woonbonus, de verlenging van het gunstregime voor de schenking van bouwgronden, de verlaging van de schenkingsrechten, de hervorming van de koopbelasting, het aankondigen van een ontwerp van decreet om het behoud van onroerend erfgoed te stimuleren, een studie inzake een alternatieve grondslag voor onroerende voorheffing en de afschaffing van de miserietaks.
Ten tweede is er de gezinsfiscaliteit waar er een nieuw project komt met betrekking tot de modernisering van de erfbelastingen dat ook samenhangt met de hervorming van het erfrecht op federaal niveau.
Ten derde is er ondernemingsfiscaliteit. Projecten die nog in de pijplijn zitten, zijn de verlenging van de dubbele aftrek voor materieel en outillage en een studie naar de fiscaliteit van publieke en private actoren. Door de federale tax shift bevat de Vlaamse begroting 312 miljoen euro aan lastenverlagingen in 2017 ten opzichte van 62 miljoen euro in 2016, of 250 miljoen euro extra. De Vlaamse begroting levert derhalve een grote budgettaire inspanning voor de lagere inkomens.
Ten vierde is er mobiliteitsfiscaliteit. Dit slaat op de vergroening van de verkeersbelasting, die kilometerheffing voor vrachtwagens, de handhaving van de mobiliteitsfiscaliteit door de Vlaamse Belastingdienst (VLABEL), de bijstelling van de vergroende BIV en de vergroening van de jaarlijkse verkeersbelasting.
Vervolgens staat minister Tommelein nog even stil bij de projecten rond de inning van belastingen. Dit gaat onder meer over overname van inning van de successierechten en vier registratierechten, de mogelijkheid tot forfaitair passief in de erfbelasting, verdere harmonisering en Vlaamse rulings. De minister sluit af met een korte toelichting bij het beleidsdomein overschrijdende doelstellingen. Hij spitst zich toe op het boekhoudkantoor en het kerntakenplan.
Op deze uiteenzetting namen volgende collega’s het woord: Jan Bertels, Björn Rzoska, Jenne De Potter, Matthias Diependaele, Bart Somers en Peter Van Rompuy. Zij gaven commentaar op een aantal onderdelen van de beleidsbrief en stelden een aantal vragen aan de minister waarop hij later zal antwoorden.
Vervolgens komen we aan de antwoorden van minister Tommelein op de vragen die werden gesteld tijdens het debat over het verslag van het Rekenhof over de begroting 2017. De minister heeft zijn antwoorden gebundeld in vijf thema’s: de lokale overheden, de ontvangsten, de onderbenutting, de uitgaven en het schuldbeheer.
In het thema lokale overheden behandelt de minister vragen van Matthias Diependaele over een onderzoek naar de tekorten van de lokale overheden en van Jan Bertels over het vorderingssaldo van de lokale overheden. De minister erkent dat er nog altijd geen duidelijkheid is over de verantwoordelijkheid voor de tekorten van de lokale overheden en vult aan dat dit een opdracht is voor de Hoge Raad van Financiën. Hij schetst de tot nu toe ondernomen acties en besluit dat de analyse verder moet worden uitgewerkt. De minister deelt mee dat er uitvoering wordt gegeven aan een aanbeveling van het Rekenhof. Er wordt in de toekomst namelijk een analyse ingevoegd van de mogelijke ESR-impact van het vorderingssaldo van de lokale overheden in de algemene toelichting. Dat zal gebeuren op aangeven van het Agentschap Binnenlands Bestuur en het kabinet van minister Homans.
In het thema ontvangsten worden vragen beantwoord van Joris Vandenbroucke over de minderontvangsten uit de kilometerheffing, van Jan Bertels over de gebruikte parameters voor de raming van de gewestbelasting en van Peter Van Rompuy over de impact van de rentestijging op de immobiliënmarkt. De minister legt uit hoe de initiële ramingen voor de kilometerheffing tot stand gekomen zijn. Het ramingsmodel is wel degelijk wetenschappelijk onderbouwd, maar men moest noodgedwongen met benaderingen werken. Belangrijk is dat dit alleen speelt voor de inkomsten uit het verleden. Sinds april 2016 is de kilometerheffing effectief van kracht en worden de inkomsten gemeten aan de hand van de on-boardunits (OBU’s). De reële ontvangsten zullen geëxtrapoleerd worden waardoor de foutenmarge al een stuk kleiner zal zijn. De minister brengt in herinnering dat alle ramingsmodellen die zowel het Rekenhof als de commissieleden hebben opgevraagd wel degelijk werden aangeleverd. Hij zal onderzoeken of er in de toekomst nog meer parameters uit de gehanteerde modellen op een leesbare manier kunnen worden weergegeven in de toelichtingen.
Inzake de planbatenheffing zegt hij dat er voor deze raming niet gewerkt wordt met het gemiddelde bedrag per dossier, maar met de globale werkelijke ontvangsten van de afgelopen jaren. Daarbij komt dat de planbatenheffing een eenmalige belasting is. Het is dus totaal onvoorspelbaar welke vordering er wanneer effectief betaald moet worden.
In het thema onderbenutting antwoordt de minister aan Jan Bertels en Björn Rzoska, die een betere verantwoording vroegen van de onderbenutting van 122,6 miljoen euro met betrekking tot de hogescholen en de universiteiten. Hij stelt dat op basis van de voorbije jaren de onderbenutting van 122 miljoen euro een voorzichtige raming is.
In het thema uitgaven antwoordt de minister aan Björn Rzoska over het opstuwen beleidskredieten versus magere betaalkredieten, aan Joris Vandenbroucke over het Klimaatfonds en aan Jan Bertels en Peter Van Rompuy over welke rentevoet gebruikt werd bij de opstelling van de begroting 2017. De minister antwoordt dat er op basis van een historische vaststelling wordt uitgegaan van de volgende betaalkalender: 10 procent in het eerste jaar, en vervolgens 30 procent in het tweede, derde en vierde jaar. In het geval van De Werkvennootschap is die betaalkalender zeker verantwoord. Het is de Vlaamse Regering die beslist over de bestemming van de middelen die uit het Klimaatfonds vertrekken. Bij de begrotingsopmaak 2017 werd de rentestand geraamd op 1,15 procent. Er komt nog een tweede ronde, met tussenkomsten van Jan Bertels en de minister.
We komen aan de voorstelling van de meerjarenraming 2017-2022 door de minister. Minister Tommelein deelt mee dat de voorliggende meerjarenraming voor de periode 2017-2022 op vrijdag 18 november 2016 werd goedgekeurd door de regering. Hij stelt de raming voor met behulp van een powerpointpresentatie met drie belangrijke boodschappen: de voorziene herrekening van de Bijzondere Financieringswet in 2018, het effect van de taxshift en de ontwikkeling van de schuldnormering. De minister benadrukt dat het om een raming gaat en het blijft een inschatting van de evolutie van de inkomsten en de uitgaven op langere termijn, gebaseerd op constant beleid. Dit moet met de nodige voorzichtigheid gelezen worden, omdat de raming afhangt van de actueel gehanteerde parameters.
Die zijn wel degelijk gebaseerd op de economische vooruitzichten van het Federaal Planbureau. Het doel blijft om tegen het einde van de regeerperiode de vooropgestelde 1,5 miljard euro investeringen te halen, steeds vertrekkend vanuit een begroting in evenwicht. Alleen in 2018 wordt er een eenmalig tekort verwacht wegens de afrekening van de herrekening van de ontvangsten uit de Bijzondere Financieringswet.
Voor 2017 en 2019 mikt de Vlaamse Regering op een begroting in evenwicht, en dit met de genoemde uitzonderingen. De eenmalige en voorziene afrekening in de Bijzondere Financieringswet maakt deel uit van de overgangsfase die was gepland bij de start van de zesde staatshervorming.
De regio’s hebben de voorbije drie jaar een groter aandeel van de personenbelasting ontvangen dan in feite nodig was. Samen met de afrekening voor de toelage inzake fiscale uitgaven en het overgangsmechanisme loopt de eenmalige en negatieve afrekening voor deze drie componenten op tot 900 miljoen euro wat Vlaanderen betreft.
De minister legt het effect van de taxshift uit op de Vlaamse opcentiemen en op de personenbelasting en de nettolonen van de werknemers. Hij voegt eraan toe dat de budgettaire impact van de federale taxshift integraal zal worden geabsorbeerd in de begroting.
Vervolgens komt de minister aan de ontwikkeling van een schuldnormering. De schuld wordt in perspectief gezet en dan afgewogen tegen vermarktbaar actief. Twee vuistregels dienen te worden gevolgd: ten eerste moet de rating goed worden gehouden en ten tweede moet het vermarktbaar actief groter zijn dan de schuld.
Om de huidige gunstige regeling te behouden, moet de schuld worden beperkt tot maximaal 65 procent van de lopende ontvangsten, conform de methodologie van Moody’s.
Op dit punt van de bespreking wordt het voorstel van resolutie betreffende een compensatie voor lokale besturen naar aanleiding van de vertraging van de inkohiering van de personenbeslasting ingevoerd. Dit is stuk 498.
Jan Bertels licht toe dat hij dit voorstel van resolutie heeft ingediend naar aanleiding van de grote vertraging van de inkohiering van de FOD Financiën in het najaar van 2015. Voor 2016 zit men redelijk op schema.
De indieners vragen of er in het Overlegcomité afspraken werden gemaakt met de federale minister van Financiën over het structurele voorschottensysteem. Er volgen tussenkomsten van Matthias Diependaele, Bart Somers en Koen Van den Heuvel. Minister Bart Tommelein bevestigt dat federaal minister Johan Van Overtveldt een principenota klaar heeft, die hij zal aftoetsen met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG).
Jan Bertels argumenteert dat dit voorstel van resolutie aan de Vlaamse Regering vraagt om de Vlaamse gemeenten eventueel te compenseren en dat dit een louter Vlaamse bevoegdheid is. Minister Tommelein antwoordt dat hij dit niet zal doen, daar het om een federale bevoegdheid gaat. Jan Bertels vindt dit een duidelijk standpunt, maar is het er niet mee eens. Hiermee wordt dit punt afgesloten.
We komen aan de bespreking van dinsdag 29 november 2016. De minister heeft een antwoord op veertien gestelde vragen na de voorstelling van de beleidsbrief. Hij gaat dieper in op de ESR-impact van de ziekenhuisinvesteringen, de krotbelasting, de afdeling Vastgoedtransacties, de stand van zaken van de geplande fiscale regularisatie en de handhaving van de kilometerheffing voor vrachtwagens. Ook de onderhandelingen met de Europese Commissie over pps-constructies, de taxshift, de vergroening van de verkeersbelasting voor leasingwagens en de lichte vracht komen aan bod. De minister sluit af met de studie over de kilometerheffing voor personenwagens, de beleidsintenties rond het crowdfundingplatform en de win-winlening, de hervorming van de koopbelasting, de stand van zaken van de hervorming van de erfbelasting en, last but not least, het actief schuldbeheer.
Het volgend punt is het verslag van het Rekenhof over de uitvoering van de besparings- en begrotingsmaatregelen in 2015. De aanleiding van dit verslag was het begrotingsonderzoek en de vaststelling daarin dat niet alle besparingsmaatregelen in de algemene toelichting konden worden aangesloten op de begrotingsontwerpen en programmatoelichtingen. Daarom besliste het Rekenhof in een financieel themaonderzoek te onderzoeken in welke mate de begrotingsbesparingen in de algemene toelichting eenduidig in verband konden worden gebracht met de begrotingsartikelen die het Vlaams Parlement goedkeurde, en of de begrotingsmaatregelen in de begrotingsaanpassing werden bijgestuurd en geconcretiseerd.
Daarnaast poogde het hof zich een beeld te vormen van de opvolging van de besparingen door de regering, de mate van realisatie en de structurele aard ervan. Frank Smet, eerste auditeur-directeur bij het Rekenhof gaf een toelichting over hun manier van werken en hun bevindingen.
Het Rekenhof trok de volgende algemene conclusies. Noch de algemene toelichtingen, noch de programmatoelichtingen stelden de begrotingsmaatregelen concreet en transparant voor. Beleidsdomeinen hebben de maatregelen ook onvoldoende controleerbaar geconcretiseerd en draaiden sommige maatregelen terug. Opvolging is decentraal georganiseerd en doorgaans beperkt tot automatische kredietbewaking door OraFin.
Bij gebrek aan een accurate opvolging is geen uitspraak mogelijk over de realisatie van de begrotingsmaatregelen, maar er zijn relatief weinig tegenindicaties. Onduidelijk is of de verbetering van het vorderingensaldo mee door besparingen komt. De meeste besparingen waren inderdaad structureel van aard.
Het Rekenhof formuleert ook vier aanbevelingen. Er was eerst een antwoord van de minister waarin een aantal veronderstellingen weerlegd worden. Daarna volgde een korte gedachtewisseling met de commissieleden Matthias Diependaele, Jan Bertels, Koen Van den Heuvel en Willem-Frederik Schiltz.
De volgende stap in de bespreking is de toelichting van het Rekenhof door raadsheer Jan Debucquoy, bij hun brief aan de voorzitter van het Vlaams Parlement over de meerjarenraming. Jan Debucquoy preciseert bij het begin van zijn toelichting dat de meerjarenraming geen begroting is maar een informatief document, waarvan het Rekenhof de leesbaarheid en de vorm sterk waardeert. Het kan gelden als goedepraktijkvoorbeeld voor andere overheden. Het is kwaliteitsvol en kan dienen als beleidsinstrument omdat het een duidelijk beeld geeft van de budgettaire ruimte voor nieuw beleid in de komende jaren.
Daarna volgt een gedetailleerde analyse van alle aspecten van de meerjarenraming. De transparantie van het document is een duidelijke plus. De evolutie van de schuld vindt het Rekenhof dan weer zorgwekkend. Het Rekenhof is blij dat er een schuldnorm is, maar verkiest een eenvoudig hanteerbare norm die transparant, adequaat, consistent, afdwingbaar en flexibel is.
Minister Tommelein gaat in zijn repliek puntsgewijs in op de vijf hoofdstukken van de brief van het Rekenhof. Dat zijn achtereenvolgens het concept van de meerjarenraming, de ontvangstenevolutie, de uitgavenevolutie, de evolutie van het vorderingensaldo en de schuldevolutie en de schuldnorm. Hierop volgen uiteenzettingen van Peter Van Rompuy en Jan Bertels. Björn Rzoska bezorgt zijn vragen per mail. Minister Tommelein zorgt voor uitgebreide antwoorden.
Er volgt nog een tweede ronde, met bijkomende reacties van Björn Rzoska, Jan Bertels en Peter Van Rompuy, waarop minister Tommelein opnieuw uitvoerig antwoordt.
De volgende grote brok is het monitoringrapport van november 2016. Minister Tommelein geeft de gebruikelijke toelichting bij het rapport, dat hij op 2 december 2016 heeft overgemaakt aan de voorzitter van het Vlaams Parlement. Dat wil zeggen: eerst een samenvatting met de meest recente cijfers, een verbetering van 272 miljoen euro tegenover de monitoring van oktober, en nadien een toelichting van de belangrijkste evoluties in de cijfers. Er wordt kort gereageerd door Matthias Diependaele en Björn Rzoska.
Minister Bart Tommelein geeft finaal nog bijkomende toelichting bij het rapport van het Rekenhof over de Vlaamse begrotingsontwerpen 2017, onder meer over de terugbetalingsfondsen, de normnaleving door de Vlaamse overheid, de geconsolideerde schuld en het Vlaams Brusselfonds. Hij licht een amendement van de Vlaamse Regering op de middelenbegroting toe.
In de laatste vergadering op 13 december levert minister Tommelein nog de laatste antwoorden op vragen van Björn Rzoska, Jan Bertels en Peter Van Rompuy over de meerjarenraming 2017-2022, wat nog tot een aantal korte debatjes leidt.
Het laatste onderdeel van het verslag gaat over de artikelsgewijze besprekingen en stemmingen. Wat het ontwerp van decreet houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2017 betreft, worden alle artikelen aangenomen met 10 stemmen tegen 3. Er is een amendement bij de tabel van de Vlaamse Regering. Het amendement en daarna de geamendeerde tabel worden aangenomen met 10 stemmen tegen 3. Het aldus geamendeerde ontwerp van decreet houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2017 wordt aangenomen met 10 stemmen tegen 3.
Wat het ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2017 betreft, dient de Vlaamse Regering op de artikelen 15, 44, 45, 154 amendementen in. De niet-geamendeerde artikelen worden aangenomen met 10 stemmen tegen 3. De amendementen en daarna de geamendeerde artikelen worden eveneens aangenomen met 10 stemmen tegen 3, behalve artikel 154, dat vervalt, wat zorgt voor een hernummering van de daaropvolgende artikelen.
Op Tabel I, Begrotingskredieten, worden 7 amendementen ingediend door leden van de oppositie: amendement 1 van mevrouw Segers, amendementen 2 en 3 van de dames Gennez en Soens en de heer Vandenberghe, amendement 11 van de heren Danen en Rzoska, amendementen 12 en 13 van de heren Van Malderen, Bertels, Moyaers en Vandenbroucke en mevrouw Van den Bossche, en amendement 14 van de heer Rzoska. Zij worden allen verworpen met 10 stemmen tegen 3. Op de tabel dient de Vlaamse Regering 2 amendementen in, amendementen 9 en 10. Die amendementen worden aangenomen met 10 stemmen tegen 3. De aldus gewijzigde tabel wordt aangenomen met 10 stemmen, tegen 3.
Op sectie III, Diensten met Afzonderlijk Beheer, zijn geen amendementen ingediend. Afdeling III wordt aangenomen met 10 stemmen tegen 3. Ook op Afdeling V, Vlaamse Rechtspersonen, werden geen amendementen ingediend. Afdeling V wordt aangenomen met 10 stemmen tegen 3.
Dan komen we tot de eindstemming. Het aldus gewijzigde ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2017 wordt aangenomen met 10 stemmen tegen 3. Tot zover het verslag. (Applaus)
Bedankt, mevrouw Maes.
Collega’s, ik wil u erop wijzen dat de Vlaamse Regering volledig aanwezig is en dat van de parlementsleden nog niet de helft aanwezig is. (Applaus. Opmerkingen)
Voorzitter, onze fractie is ook volledig, op één iemand die ziek is na. Misschien is dat ook het vermelden waard. (Applaus)
Ik sluit me daar graag bij aan.
We gaan nu over tot de standpunten van de fractievoorzitters. De heer Diependaele heeft het woord.
Goedemorgen, beste collega’s. Dank u wel om toch zo talrijk te zijn om te komen luisteren. Ik neem aan dat dat meer voor het verslag was dan voor mij. Bedankt ook aan de verslaggevers voor hun verslag.
Dat verslag kan natuurlijk maar weergeven wat er in de commissie is gezegd. En als ik terugkijk op het debat in de commissie, sterkt mij dat in de overtuiging dat er tegen deze begroting maar heel weinig echt fundamenteels in te brengen is. Nochtans is het een heel betekenisvolle en belangrijke begroting. Niet enkel zitten we in het midden van de legislatuur – tweeënhalf jaar achter ons, tweeënhalf jaar voor ons – maar met deze begroting zetten we ook een volgende stap in het verwezenlijken van de ambities van deze regering. En die ambities zijn niet min. We willen met deze regering bakens verzetten. We willen een omslag maken in het beleid. We wilden met deze regering de verandering bepleiten waar heel wat Vlamingen op zaten te wachten.
Concreet moesten we op budgettair vlak, ondanks het voorbereidende werk van de vorige regering, die beleidsruimte had gecreëerd voor Vlaanderen, orde op zaken stellen. We moesten de negatieve spiraal waarin we sinds de financieel-economische crisis en de zesde staatshervorming verzeild waren geraakt, omdraaien. We moesten die spiraal stoppen. En dat is ook gelukt. Dat is niet het werk van boekhouders. Dit is geen regering van boekhouders. Dit is niet de regering van pappen en nathouden, maar integendeel een regering van hervormers. Het is belangrijk dat we dat grotere verhaal, waar deze regering voor staat, niet uit het oog verliezen.
De ambitie was zeer duidelijk om met deze regering de zaken op orde te zetten en de weg te effenen voor investeringen die de welvaart en het welzijn van de Vlaming moeten versterken op korte en op lange termijn. Maar zonder centen geen complimenten, beste mensen. En dus voegen we met deze begroting het geld bij het woord. Daarmee zitten we niet enkel op het scharniermoment van deze regeerperiode: we zitten ook op het scharniermoment van heel wat hervormingen, vereenvoudigingen en investeringen die we met deze regering willen doen. Als er iets is wat deze regering toont, is het daadkracht.
“Er zijn belastingen verlaagd; de schenkingsrechten zijn fors gedaald; de verkeersbelasting is vergroend; de miserietaks is verlaagd en de RSZ-bijdrage voor jongeren, ouderen en mensen met een beperking is verminderd door middel van de doelgroepenkorting. Daarnaast is er geïnvesteerd in welzijn, onderzoek en ontwikkeling, scholenbouw, sociale huisvesting, kinderopvang, woonzorg en mobiliteit en er is een nieuw systeem van kinderbijslag uitgewerkt, wat door de zesde staatshervorming een Vlaamse bevoegdheid is geworden.” Dit is een citaat uit een kwaliteitskrant van vorige week dat moet aantonen dat we wel degelijk te maken hebben met een regering die heel wat daadkracht en hervormingen aan de dag legt. Maar jammer genoeg is niet iedereen in het parlement daarvan overtuigd.
Volgens sommigen is een politiek debat eigenlijk niet veel meer dan een discussie over de vraag of het glas nu halfvol of halfleeg. Volgens mij valt er wel wat te zeggen voor die visie op politiek. Maar het debat in de commissie is daar niet onder te vatten. Meer en meer lijkt het een strategie te zijn, om zeker op het gebied van de begroting, een perceptie de wereld in te sturen die op geen enkele manier nog beantwoordt aan de realiteit. Dat is daarnet ook naar voren gekomen in de verslaggeving. Ik geef u twee voorbeelden. Bijna ieder jaar is er een discussie over de monitoringrapporten, terwijl iedereen intussen al meer dan voldoende weet dat die monitoringrapporten slechts een momentopname zijn en dat je op basis daarvan geen afrekening kunt maken van het volledige beleid op jaarbasis. Toch krijgen we keer op keer, ieder jaar, diezelfde discussie, als de monitoringrapporten slecht zijn natuurlijk of althans een negatief beeld geven. Dat is natuurlijk niet het beeld van de realiteit. De keren dat de monitoringrapporten een goed beeld geven, dan is er weinig of geen debat over.
Een tweede voorbeeld is daarnet ook aangehaald in de verslaggeving. Op een bepaald moment is er beweerd dat het Rekenhof zou hebben gezegd dat er een tekort is van 1 miljard euro, maar niets is minder waar. Het Rekenhof heeft ook in diezelfde paragraaf – blijkbaar was er onwil om die paragraaf te lezen – zeer duidelijk aangegeven dat dit niet het hele verhaal is, dat er nog correcties moesten op worden toegepast.
In elk geval, deze begroting toont voor mij dat het glas niet half gevuld is maar meer dan halfvol is.
De heer Rzoska heeft het woord.
Mijnheer Diependaele, u begon met te zeggen dat deze regering hervormt. Nog geen twee minuten later begint u alweer gewoon de communicatie van de oppositie te fileren. Ik neem akte van het feit dat u de rapporten van het Rekenhof, toch de auditdienst van dit parlement en de begrotingswaakhond, eigenlijk niet serieus neemt. Want wel degelijk in zowel het rapport van het Rekenhof als in de powerpointpresentatie in de commissie, hebben ze zeer duidelijk gemaakt – en er is een verschil tussen vorderingensaldo en begrotingssaldo – dat in een begrotingssaldo er wel degelijk een tekort is van 1 miljard euro dat door een aantal correcties wordt rechtgetrokken. Die correcties zijn maar liefst iets meer 600 miljoen euro onderbenutting. Er zitten nog een aantal correcties in die een soort van bagbox zijn, namelijk 300 miljoen euro. Zijzelf hebben het onderscheid gemaakt tussen het begrotingssaldo en het vorderingensaldo. U zet dat eigenlijk weg als praat van de oppositie, waarvan akte.
Wat betreft uw andere hervormingen waarvan u beweert dat de Vlaming er beter van wordt, wel, die Vlaming zal aan het eind van 2017 met wat hij dit jaar al betaald heeft en volgend jaar zal betalen, zowat 800 miljoen euro opgehoest hebben met een zeer onrechtvaardige ‘Turteltaks’. Ook dat zijn hervormingen van uw regering die de Vlaming elke dag voelt.
In plaats van de communicatie van de oppositie te fileren, zou u beter kijken naar uw eigen daden, en echt veel rechtvaardige hervormingen zitten daar voor mij niet in. (Applaus bij Groen en sp.a)
Mijnheer Rzoska, ik kom straks nog uitgebreid terug op die hervormingen.
Eerst en vooral, wij nemen die rapporten van het Rekenhof natuurlijk wel serieus. Alleen nemen wij de moeite om de volledige paragraaf te lezen en niet alleen de eerste zin.
In de debatten in de commissie is het zeer duidelijk geweest dat ook de oppositie het niet eens was. Volgens sp.a was er een verschil van 880 miljoen euro.
En dit lijkt me nog het strafste van al: als u nu komt vertellen dat het onterecht zou zijn dat de Vlaamse Regering die 600 miljoen euro onderbenutting meeneemt in haar berekeningen, dan moet u mij ook eens komen uitleggen waar u die 600 miljoen euro gaat halen om de begrotingsdoelstellingen te halen. Dat moet u mij eens uitleggen. (Applaus N-VA)
Dat is de consequentie van uw woorden die u zelf niet onder ogen wilt zien. U zegt dat we een tekort hebben van een miljard euro en dat we die onderbenutting niet mogen meerekenen. Dat is totaal van de pot gerukt, onderbenuttingen worden altijd en overal in elke begroting meegenomen om het vorderingensaldo te berekenen. Als u zegt dat we dat niet mogen doen, moet u eens uitleggen waar u nog extra wilt besparen om uw doelstelling toch nog te halen.
Mijnheer Diependaele, u moet het rapport van het Rekenhof eens goed lezen. Hun opmerking was dat u ervan uitgaat dat die onderbenutting 100 procent zal worden gerealiseerd. U hebt een kapitaalbuffer zitten van 100 miljoen euro waarvan het Rekenhof zegt: ‘ik zou daar voorzichtigheidshalve voor de helft rekening mee houden, want we hebben dat in 2016 ook voor de helft aangesproken’. Eigenlijk zegt het Rekenhof dat u dat miljard euro tekort en wat u daar aan correctie tegenover zet, voorzichtig moet beramen.
Maar ik ben het met u eens: u hebt dat eigenlijk weggezet omdat dat natuurlijk een beetje ingaat tegen de goednieuwsshow die u probeert te brengen. Het Rekenhof heeft deze regering opgeroepen tot een realistische begroting en realistische begrotingscijfers. Alleen hebt u mordicus om dat evenwicht op papier te bewijzen – wat er trouwens niet is – allerhande correcties en buffers ingebouwd waarvan u zelfs zegt dat u ze niet gaat gebruiken in 2017, terwijl de rekeningen van 2016 nog moeten komen. Ook al in het monitoringrapport is zeer duidelijk dat u die buffers ook al in 2016 aan het gebruiken bent. Kom mij niet zeggen dat wij de rapporten van het Rekenhof niet serieus nemen, het wordt tijd dat u ze eens serieus neemt.
Maar ik kom u helemaal niet zeggen dat u de rapporten van het Rekenhof niet serieus neemt, wij nemen ze ook serieus.
De raming van de onderbenutting gebeurt elk jaar. Ik herinner me nog zeer goed, ik wil er van af zijn of het 2012 of 2013 was, toen bleek op het einde van het jaar bij de rekeningen dat er een overschot was van 240 miljoen euro. Dat lag grotendeels aan het feit dat de onderbenutting toen overschat was. Toen is vanop die hoek de opmerking gekomen dat het jammer was dat we die overschat hadden omdat we dat geld eigenlijk hadden kunnen uitgeven. Ja, wat wilt u nu eigenlijk? Het is van twee dingen één.
Minister Tommelein heeft het woord.
Ik betreur dat de heer Rzoska de begroting 2017 begint te verwarren met de energieheffing en erop wijst dat deze heffing effectief geld zal kosten aan de Vlaming. In feite moet ik u danken, mijnheer Rzoska, want u bewijst opnieuw welke immense bedragen uit het verleden moeten worden goedgemaakt. Dit is geen extra heffing, dit zijn de schulden uit het verleden van de groenestroomcertificaten. U verwart alles, u gooit alles op een hoopje.
Ik heb vanmorgen zelfs begrepen dat iets wat nog beslist moet worden en vandaag nog wordt onderzocht, mijnheer Beenders, de schuld zou zijn voor de stijging van de tarieven. Het moet nog worden beslist! Wat nog moet worden onderzocht, is de oorzaak van de stijging! Hoever kan men gaan met het belazeren en misleiden van de mensen? Ook hier weer stel ik dat vast. (Applaus bij de meerderheid)
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Ik stel vast dat Groen daar opnieuw is met zijn onheilstijding. Dat is elk jaar opnieuw hetzelfde. Dat was in 2015 ook al zo. We gingen uit van een tekort van 500 miljoen euro, finaal was het maar 300 miljoen euro. Groen had natuurlijk een nog veel groter tekort voorspeld.
Wij hebben alle respect voor het Rekenhof. Wat zegt het Rekenhof in essentie? Eén, de correcties die we doorvoeren inzake onderbenutting zouden we op de begrotingskredieten zelf moeten inschrijven. Dat doen wij niet, wij boeken de begrotingskredieten correct en brengen in totaliteit een correct geraamde onderbenutting in van 539 miljoen euro. Die is jaar na jaar correct gebleken en dus is er geen sprake van een tekort. Dit is een manier van werken die toelaat om heel juist het ESR-vorderingensaldo te berekenen. Als Groen zegt dat we die onderbenutting niet mogen doen, moeten ze maar eens zeggen waar ze dat geld willen halen. Het zijn reële onderbenuttingen. Ofwel leidt het voorstel van Groen inderdaad tot meer dan een half miljard euro bijkomende besparingen, ofwel tot het schrappen van investeringen, terwijl we weten dat die onderbenutting realistisch is. Alleen is het niet, zoals het Rekenhof vraagt, begrotingskrediet per begrotingskrediet vermeld, maar in totaliteit correct en objectief geraamd. Twee, de kritiek van het Rekenhof gaat over een bedrag van 321 miljoen euro dat we ESR-matig niet boeken omdat het in de vorige jaren al ESR-matig geboekt is.
Mijnheer Rzoska, het is dus een correcte, transparante begroting. U probeert de hele tijd twijfels te zaaien. Dat is totaal onterecht. Dit is correct en juist geraamd, zoals dat ook de vorige jaren gebeurd is. (Applaus bij de N-VA)
Collega’s, op heel wat domeinen maken we een omslag om onze Vlaamse samenleving verder naar de top van Europa te brengen en daar te houden. Ik ben trouwens niet te beroerd om toe te geven dat heel wat van die hervormingen ook al tijdens de vorige legislatuur zijn begonnen. Ik licht er een paar toe die voor mijn partij zeer belangrijk zijn. Ik begin met wat dit parlement het meest bindt.
Het klimaat belangt ons allemaal aan. Dit parlement en in het bijzonder de mensen in de Klimaatcommissie die aan de resolutie getrokken hebben, mogen trots zijn op het resultaat ervan. We erkennen in de resolutie dat grondige ingrepen en bijsturingen in onze samenleving nodig zijn om een propere leefomgeving voor onze kinderen en kleinkinderen achter te laten. Maar het blijft niet bij een resolutie. De komende jaren zal de regering ook effectief de daad bij het woord voegen. Vlaanderen wil uitdrukkelijk een voortrekkersrol op zich nemen inzake klimaatbeleid en energiebeleid. De ruim 300 miljoen euro van het Klimaatfonds gaat voornamelijk naar het energetisch performant maken van sociale woningen, scholen en gebouwen van de overheid. De komende maanden zal uitwerking worden gegeven aan heel wat acties in verschillende beleidsdomeinen.
Het meest in het oog springende was natuurlijk het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. We erkennen dat het tempo van de uitbreiding van het ruimtebeslag, zoals dat vandaag loopt, onmogelijk aan te houden is. Zonder aan de rechten van inwoners te raken of de vrijheid van de Vlaming te beperken, gaan we naar een beperking van de uitbreiding van het ruimtebeslag, om dat uiterlijk in 2040 tot 0 hectare per dag te beperken.
We hebben al twee jaar op rij een schijf van 200 miljoen euro voor leningen voor sociale woningbouw uitgetrokken. Het gaat over de bouw van nieuwe sociale woningen of het verbouwen van bestaande sociale woningen. Daarbovenop voorzien we volgend jaar in een structurele verhoging van 200 miljoen euro voor sociale leningen. Ook voor de sociale verhuurkantoren wordt een inspanning gedaan van 10 miljoen euro.
Collega’s, wij hebben altijd gezegd dat de hervormingen en besparingen niet voor niets zouden zijn. Niemand bespaart voor zijn plezier. Dat is nooit een doel op zich. Maar vandaag kunnen we dat ook hard maken door een resem investeringen, vooral in Welzijn en Economie.
De grote ommezwaai in Welzijn zit natuurlijk in de start van de persoonsvolgende financiering. Dat is een van die hervormingen die tijdens de vorige legislatuur werd ingezet, maar waar we nu ook effectief het geld tegenover plaatsen. Niet de instellingen maar personen met een beperking komen centraal te staan. Zij krijgen de regie in handen van de zorg die zij nodig hebben. Dat is essentieel voor mijn partij. Het nieuwe systeem vergroot de keuzevrijheid voor mensen met een beperking, waarbij de mens zelf centraal komt te staan. We hopen daarmee ook de wachtlijsten te kunnen verkorten.
Daar houdt het niet mee op. Daarnaast investeren we ook 100 miljoen euro in de bouw van woonzorgcentra en 132 miljoen euro om de wachtlijsten van personen met een beperking weg te werken, en in kinderopvang. Alles samen kunnen we stellen dat de budgettaire stijging voor het beleidsdomein Welzijn een van de grootste is van de laatste jaren.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Mijnheer Diependaele, u zegt terecht dat er extra investeringen zijn in Welzijn. U begint terecht met maatregelen voor personen met een handicap: er is 117 miljoen euro extra. Dat is een goede zaak. Ik denk dat Groen dat ook een paar keer heeft bevestigd. Maar u gaat daarover alsof alles in orde is en alsof heel die hervorming in kannen en kruiken is en een goede zaak is.
Op 1 januari gaat er een nieuw systeem van start. Vanaf 1 januari wordt heel die sector omgegooid. We zijn vandaag 21 december. Dat gaat dus binnen tien dagen van start. Tienduizenden gebruikers, tienduizenden mensen met een handicap weten nog niet hoe hun situatie is. Honderden voorzieningen weten nog niet wat dit voor hen betekent. Op een moment waarop er enorm veel onzekerheid, chaos en ontevredenheid en zelfs teleurstelling is – de rek is eruit en de fut is op – wil ik u vragen of u oprecht trots bent op dit beleid. Verdedigt u dit met fierheid?
U weet zeer goed dat wij daar de voorbije weken ook onze bezorgdheid over geuit hebben. Maar laat het duidelijk zijn. Ja, ik ben trots op deze hervorming omdat het fundament ervan overeind blijft: de persoon met een beperking komt zelf centraal te staan. Het is de doelgroep zelf die centraal komt te staan en niet de instelling. We delen de bezorgdheid met betrekking tot de verdeling over de instellingen en daar moet nog verder aan gewerkt worden. Maar het fundament zelf, dat voor ons essentieel is, moet overeind blijven.
Ik ben blij dat u trots bent. De fundamenten, daar staan wij ook achter, maar ik vrees dat ze niet overeind blijven. (Opmerkingen van Matthias Diependaele)
De theorie is goed en wat u vermeldt is de theorie, maar in de praktijk is het zo dat de manier van hervormen anders is. Het zijn niet de gebruikers die middelen krijgen op basis van hun eigen zorgnood, maar dat gebeurt puur op basis van de voorzieningen. Heel de essentie van de hervorming, namelijk geef mensen de eigen regie, is onderuit gehaald omdat de financiering niet kan worden toegepast, omdat er niet kan worden gekeken hoe zwaar de handicap is en hoeveel zorg ze nodig hebben. Er wordt enkel gekeken in welke voorziening ze zitten en wat daartegenover staat.
Hetzelfde geldt voor de mensen die in het weekend kinderen met een zorgbehoefte opvangen, zoals ouders van een kind met een handicap die in het weekend zelf voor hun kind zorgen. Zij moeten vechten om dit detail aan te passen en om ervoor te zorgen dat ze zeven dagen op zeven opvangrechten krijgen. Keer op keer wordt er beloofd dat er naar de zorgnood zal worden gekeken, maar telkens weer blijkt dat in deze hervorming er wordt vertrokken van het bestaande zorgaanbod dat gewoon wordt voortgezet. De hervorming waar u voor staat, wordt niet toegepast zoals ze is beloofd, de theorie en de praktijk liggen ver uit elkaar.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Het systeem gaat van start op 1 januari 2017 en het is uiteraard de bedoeling dat de gebruikers, ook de mensen die zorg krijgen in een instelling, een brief zullen krijgen die vermeldt wat het budget is waarover ze kunnen beschikken. Als ze willen beslissen om met dat budget de zorg op een andere manier in te richten, dan zullen ze dat kunnen. De voorzieningen zullen de zekerheid hebben dat het budget waarover ze nu beschikken stabiel zal zijn. Dat is een heel belangrijke keuze geweest in de laatste rechte lijn. We hebben ervoor gekozen om zoveel mogelijk mensen zekerheid te geven. De gebruikers van de voorzieningen zijn zeker dat er continuïteit is en als ze geen andere keuze maken is de zorg die ze nu krijgen voor hen verzekerd. De voorzieningen hebben de zekerheid dat hun budget constant zal blijven, behoudens wanneer iemand met zijn rugzak een andere keuze zou maken. Die regeling is de beste startpositie van het nieuwe systeem.
Mevrouw Van den Brandt, in het nieuwe systeem passen we uiteraard een operatie toe om vanuit het oude systeem, met een aanbodgefinancierde steun, om te schakelen naar het nieuwe systeem. Daarin zullen alle nieuwe zorgvragen van de toekomst ingepast worden. Er moet een beetje respect opgebracht worden voor het feit dat er een operatie is om de huidige gebruikers naar het nieuwe systeem toe te leiden, terwijl dat nieuwe systeem al een tijdje operationeel is voor de nieuwe zorgvragen.
Ik heb altijd gezegd dat die transitie gepaard zou gaan met een aantal knelpunten. De laatste maanden hebben we inderdaad vragen en reacties van mensen opgevangen en we zijn bereid geweest om daarover in overleg te gaan. We zullen inderdaad een aantal aanpassingen doen, zoals de ondersteuningsgarantie voor wie een intensieve woonondersteuning krijgt en daar vijf dagen op zeven gebruik van maakt. De garantie moet er zijn dat dit kan worden omgezet in opvang gedurende zeven dagen op zeven. Er zijn nog een aantal andere vragen die in de commissie zijn besproken en waarvoor we zullen zorgen dat daarop een antwoord wordt geboden.
Ik begrijp dat sommige mensen heel bezorgd zijn. We hebben tijdens de laatste maanden inderdaad een beslissing moeten nemen over de manier waarop we de instap doen. In alle eerlijkheid, de vertegenwoordigers van gebruikers die ik ontmoet, zijn zeer tevreden dat het systeem van start gaat en dat men weet met welk budget. Andere opties om dat budget voorwaardelijk te maken en afhankelijk van allerlei shifts, die nog zouden moeten gebeuren, konden bij die vertegenwoordigers op veel minder bijval rekenen. Ik ben mij ervan bewust dat een aantal zaken de voorbije maanden moesten worden beslist en ik begrijp ook dat sommige voorzieningen hadden gehoopt dat dit zou leiden tot een herijking op het niveau van de voorzieningen. We gaan dat met de sector ook proberen te doen. We gaan de taskforce die de transitie begeleidt terug opstarten om te kijken hoe je op het niveau van de voorzieningen nog één en ander kunt verbeteren.
Al bij al mag ik toch zeggen dat de start er zal zijn, de mensen hun budgetten zullen kennen, ze mobiel kunnen zijn maar ook zeker kunnen zijn van de continuïteit. Onze voorzieningen zijn gerustgesteld: er zal op 1 januari geen spectaculaire wijziging komen van hun budget. Dat was voor velen een grote bekommernis.
Minister, u zegt dat u mensen tegenkomt die zeer tevreden zijn. Ik denk dat wij ons dan in andere milieus bevinden want ik kom mensen tegen die ongerust zijn, ontevreden zijn, onzeker zijn en uitgeput zijn, mensen van voorzieningen die hebben ingeschaald, die hun best hebben gedaan, die hun schouders onder dit project hebben gezet omdat iedereen erin gelooft. Iedereen gelooft erin dat mensen met een handicap hun eigen regie moeten krijgen, zelf moeten beslissen op welke manier ze hun zorg krijgen. Maar er is nu een grote ontgoocheling omdat het niet waar zal zijn, omdat het niet zal lukken.
U zegt dat mensen hun budget zullen kennen. In het beste geval zullen mensen in januari weten waar ze aan toe zijn voor een systeem dat in januari al van start is gegaan. Er is vertraging, er is onduidelijkheid. Het systeem waar iedereen achter staat, heeft zijn draagvlak verloren omdat de uitvoering absoluut te wensen over laat.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Ik heb een simpele vraag aan de minister: waar zijn de besluiten die uw uitleg ondersteunen? Op essentiële zaken blijft er ongelooflijk grote onduidelijkheid bestaan. De minister zegt dat de voorzieningen gerustgesteld zijn. Minister, ik kan u mijn mailbox tonen, ze zijn allesbehalve gerustgesteld. Integendeel, ze raken meer en meer in paniek, heb ik de indruk. De oorzaak is heel simpel. De heer Diependaele kan met een janushouding zeggen: ‘We staan achter het principe’. Maar het is wel mevrouw van der Vloet die na het debat in de commissie de minister de wacht heeft aangezegd door te zeggen: ‘Maar we staan niet achter de manier waarop dit dossier concreet wordt aangepakt.’ Dat is natuurlijk de essentie.
Minister, er zijn vandaag geen besluiten. Wat gebeurt er als mensen meer zorg nodig hebben? Hoe zit het met de concrete regeling voor mensen die in het weekend hun kinderen opvangen? Voorzieningen zullen pas in 2018 weten hoeveel centen ze concreet zullen krijgen om die verschillen dicht te rijden. Enzovoort, enzovoort.
Voorzitter, essentieel is dat de minister hier een aantal voorwaarden inschrijft en zegt dat hij de mensen zekerheid zal geven als ze niet meer zorg nodig hebben. Hij zegt dat de voorzieningen zeker zullen zijn van hun centen als mensen geen andere zorgvraag zullen formuleren. Dat is natuurlijk de essentie van het systeem. Men wil verandering, het is de grote transitie, maar wie verandert of een andere vraag durft stellen, dreigt gesanctioneerd te worden bij gebrek aan concrete besluiten. Waar zijn de besluiten?
Wel, het besluit dat nog nodig was om de inschaling en het kennisgeven aan gebruikers van hun budget, te funderen, zal na het advies van de Raad van State nu vrijdag opnieuw op de ministerraad worden besproken. Dat zal er zijn zoals het er moet zijn. Er is ook al gecommuniceerd met de sector, het raadgevend comité enzovoort. De andere punten van correctie die niet per se gebonden zijn aan de datum, maar die er natuurlijk wel snel zullen moeten komen, zullen ook naar de regering gaan. Ze zijn op het raadgevend comité geweest en zullen de procedure doorlopen. Wat dat betreft, zal er geen enkel probleem zijn.
Ik vind dat jullie de zaken niet correct voorstellen. De hele operatie is uitgegaan van de idee dat voor de huidige gebruikers die met een aanbodgefinancierd systeem zorg krijgen, er een omslag moet gebeuren naar het nieuwe systeem. Dat budget moet omgeslagen worden naar een deel organisatiegebonden kosten dat in de voorzieningen blijft en een aantal budgetten die in rugzakken moeten worden omgezet. De afspraak van bij de start, zelfs nog vorige legislatuur, was dat dat voor de huidige gebruikers in een budgetneutrale operatie zou gebeuren. Het macrobudget zou niet wijzigen met de inschaling van de huidige gebruikers. Dat was de optie. Die optie betekent natuurlijk dat het niet correct is dat de voorzieningen denken: ‘We schalen mensen in, we zien dat we meer zullen krijgen mochten ze ingeschaald worden met een budgetcategorie verbonden aan een inschaling qua zorgzwaarte zoals wij dat doen.’ Neen, de afspraak was dat als alle resultaten binnen zouden zijn en er zou blijken dat de optelsom hoger is dan het budget, dat iedereen zou inleveren, en zelfs lineair.
Omdat we hebben gezien dat, als we dat consequent doen, dit echt tot een onmogelijke situatie gaat leiden van geen continuïteit voor gebruikers en onzekerheid voor voorzieningen, hebben we gezegd dat we het op een andere manier gaan organiseren. Die manier is: de voorziening heeft een budget, weet hoeveel van dat budget voor zorg is ingezet, slaat dat budget om op het aantal gebruikers en verdeelt dat in functie van de zorgzwaarte van de gebruikers op dit ogenblik. Er is continuïteit want je kunt erop rekenen dat je blijft houden wat je hebt, en je hebt een budget waarmee je kunt vertrekken. De mobiliteitsvraag is het sluitstuk van die redenering. Als je van oordeel bent dat je budget niet correct is, kun je een inschaling vragen in het nieuwe systeem en zullen we dat ook honoreren in min of in plus, want dat is natuurlijk een totaal andere inschalingslogica dan in het verleden is gebruikt.
Daarmee is een evenwichtige strategie onderhandeld en overlegd. Ik denk dat ik mag zeggen dat in het raadgevend comité en bij de stakeholders hierover een consensus is of minstens een akkoord om het op die manier aan te pakken. Nu zorgen we er best voor dat we die start maken, dat we kijken hoe de mensen die de nieuwe rugzak krijgen, erop zullen reageren en hoe ze met die zaken zullen omgaan. Dat zullen we uiteraard moeten monitoren.
Met de taskforce gaan we bekijken hoe we het oude, en voor vele voorzieningen frustrerende … Maar het is een historisch gegeven, dat we al jaren meeslepen, dat voorzieningen anders zijn gefinancierd met dezelfde populatie en dezelfde zorgzwaarte. We gaan dat met de voorzieningen opnieuw onder ogen nemen. We gaan rustig proberen te bekijken hoe we daar in de backoffice, op het niveau van de voorzieningen, nog correcties kunnen doen.
Dat is een goede manier om de start te nemen. Nogmaals, het gaat bij de start om de vraag hoe je mensen inschaalt die al ondersteuning krijgen in de sector. Daarnaast heb je het nieuwe systeem. Ik ben graag bereid om het debat helemaal over te doen in de plenaire vergadering. Twee weken geleden hebben we er uitvoerig over gesproken. Het VAPH heeft toelichtingen gegeven. Ik kan alleen maar bevestigen dat zowel op het reglementaire, als op het operationele vlak de administratie bezig is de nodige documenten klaar te maken voor de gebruikers.
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Mijnheer Van Malderen, u bent er goed in om altijd woorden te verdraaien. Wij hebben nooit gezegd dat we niet achter het systeem staan. Ik heb enkel en alleen gezegd dat ik het betreur dat het stappenplan dat in maart voorligt, niet is gevolgd. Als dat stappenplan toen was gevolgd door de minister – wat ik in de commissie meermaals heb benadrukt –, dan hadden we nu in de vooravond van de persoonsvolgende financiering de werkwijze misschien niet moeten veranderen. Dat betreur ik.
Ik ben er zeker van dat de persoonsvolgende financiering met de regie in eigen handen een heel grote omslag kan geven voor personen met een beperking, zeker voor de inclusie. Ze hebben eindelijk het recht waar ze zorg gaan inkopen. Wij staan nog altijd ten volle achter dat systeem. We zijn ten zeerste tevreden dat het op 1 januari 2017 van start gaat en dat de mensen met hun rugzak eindelijk kunnen gaan waar ze zelf willen. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw van der Vloet, u moet wel eens luisteren naar het antwoord van de minister. U zegt dat de mensen met hun rugzak kunnen gaan waar ze willen. De minister heeft net het omgekeerde geantwoord. Onder de noemer continuïteit wordt een systeem, waar we kamerbreed achter staan, gestart, maar dat bij gebrek aan concrete besluiten … Dat heeft de minister ook gezegd: dat het systeem op 1 januari zal starten zonder dat de regering op een aantal cruciale vragen heeft geantwoord.
Met andere woorden, we gaan niet weten wat er gebeurt voor degenen die vandaag hun kinderen in het weekend opvangen. We hebben geen antwoord binnen welke redelijke termijn vragen naar meer hulp zullen worden beantwoord, laat staan waar het budget daarvoor zich bevindt. Dus wordt hier gezegd dat de persoonsvolgende financiering start, maar de voorwaarde voor je rugzak is dat je blijft waar je bent en de voorziening krijgt continuïteit op voorwaarde dat iedereen in die voorziening blijft.
Minister, dat is toch de essentie van uw antwoord en van de huidige toestand. Mevrouw van der Vloet, dan snap ik niet hoe u de twee met elkaar kunt rijmen.
Ik moet toch even nuanceren. Ik kan bevestigen dat sp.a erbij was. Groen was er op dat moment eigenlijk niet zo enthousiast over. Ik ben dus blij dat de temperatuur wat wijzigt wat dat betreft. Wat sp.a betreft, ik ga dit één keer zeggen: mijnheer Van Malderen, wat u zegt, is voor mij kwade trouw, absoluut kwade trouw. Wat zal gebeuren op 1 januari, is dat mensen inderdaad een budget hebben en inderdaad de beslissing kunnen nemen, in alle vrijheid, of ze blijven, en dan zullen ze er zeker van zijn dat de zorg wordt gecontinueerd. Of ze kunnen een andere beslissing nemen. Wat de reglementaire basis daarvoor betreft, zal de regering vrijdag een besluit nemen. Dat is overigens een kort besluit, want het grote besluit dat heel die transitie regelt, is al maanden klaar. Dat heeft er dus allemaal niets meer mee te maken. Heel die reglementering is al lang klaar. Het zorgzwaarte-inschalingsinstrument is operationeel. Het informaticasysteem is operationeel. Men kan zijn budget zien, online consulteren enzovoort. Dat zal allemaal operationeel zijn en de mensen zullen begin januari een brief krijgen met hun budget.
Er zijn dingen aan het licht gekomen. Zo vraagt men wat het kortverblijf betreft dat het toch mogelijk zou zijn, uit respect voor mantelzorgers, om daar een beroep op te kunnen doen, ook al zit je in trap 2 en zou je dat theoretisch niet meer kunnen. Wel, dat besluit zullen we aan de regering voorleggen, en dat zal in de eerste maand of anderhalve maand van 2017 ook daadwerkelijk realiteit zijn. Op dat vlak zullen er dus geen issues zijn die de start niet mogelijk zouden maken. De mensen hebben perfect het recht om, op het moment dat ze hun budget kennen, een beslissing te nemen. Mijnheer Van Malderen, de ambitie van het nieuwe systeem is natuurlijk dat voorzieningen niet voor honderd procent zeker zijn van hun budget, want dat zal afhankelijk zijn van het aantal mensen dat ervoor kiest om voor die zorg een beroep te doen op die instelling. Ik versta dus helemaal niet dat nu ineens wordt gezegd dat die voorzieningen niet zeker zijn. Die voorzieningen weten wat hun budget is, maar als iemand beslist om met die rugzak elders te gaan, dan zal dat natuurlijk van het budget van die voorziening afgaan. Dat is toch de essentie van dat systeem. Als u daar nu ineens een probleem van maakt, dan moet ik u eerlijk zeggen dat ik dat echt niet begrijp. Nog eens, ik ben me goed bewust van het feit dat niet alle knelpunten zomaar opgelost geraken. We zijn er nog altijd van overtuigd dat we in overleg ook moeten bekijken wat er nu aan het licht komt in zo’n megaoperatie, waarop we dan moeten reageren en eventueel de nodige aanpassingen doen. Ik sluit dat dus allemaal niet uit. Ik wil het ook niet rooskleuriger voorstellen dan het is, maar het systeem zal starten en zal eigenlijk een totale omwenteling zijn. De droom van velen om met meer vraagsturing in de sector te kunnen werken, zal worden gerealiseerd. (Applaus bij CD&V)
Mijnheer Van Malderen, ik denk dat ik beter kan luisteren naar de minister dan u. Ik heb nu immers nogmaals gehoord dat de minister bevestigt dat de mensen met hun rugzak mogen gaan naar waar ze zelf willen. Ik zou dus willen vragen dat u stopt met altijd die onrust te zaaien. De mensen hebben het al moeilijk genoeg om door heel de communicatie te komen, om door de bomen het bos te zien. Stop daar gewoon mee. Laat de mensen vanaf 1 januari hun rugzak nemen en laat ze gaan naar waar ze zelf willen. (Applaus bij de N-VA)
Ik denk dat het laatste woord daarover inderdaad nog niet is gezegd, maar we hebben nog twee dagen debat om dat uit te benen.
Ik ga van welzijn naar welvaart. De tewerkstellingskansen voor werkzoekenden waren sinds het derde kwartaal van 2011 nooit zo groot, volgens de hr-dienstengroep Manpower. Dat heeft onder meer te maken met de taxshift en het doelgroepenbeleid dat sinds 1 juli in werking is. Vergeet vooral niet dat een groot deel van die taxshift door de Vlaamse overheid wordt bijgedragen, namelijk 312 miljoen euro, en dat die nota bene vooral de laagste lonen ten goede komt. Daarnaast plukken we echter ook de vruchten van een efficiënt Vlaams arbeidsmarktbeleid en investeringsbeleid. Zoek maar op: je hebt de keuze uit heel wat studies, van de Nationale Bank, van het Planbureau, internationaal, die allemaal aantonen dat men in België, met de twee regeringen samen, daadwerkelijk een heel goed beleid aan het voeren is voor het creëren van extra jobs.
Voor 2016 staat de teller nu al op 55.000 bijkomende jobs. Dit jaar staat nu al geboekstaafd als een topjaar op het vlak van de werkgelegenheidscreatie. De komende jaren zullen er gecumuleerd nog eens 120.000 jobs bij komen. Die jobs komen er voornamelijk bij in de private sector, en vooral dat is niet onbelangrijk. In mei 2016 zijn bij VDAB in totaal 19.340 nieuwe vacatures aangemeld. Het gaat om gewone jobs en niet om uitzendkrachten. Daarmee boekt VDAB bijna de helft meer jobaanbiedingen dan in mei 2015. Tussen juni 2015 en mei 2016 is het jobaanbod in Vlaanderen voor het eerst sinds 2012 boven de grens van 200.000 vacatures gestegen. Dat zijn harde cijfers en geen meldingen van fake news op Facebook of op Twitter.
Ik kom nu tot mijn persoonlijke oogappel. Onze kenniseconomie kan niet zonder onderzoek en ontwikkeling (O&O). Met 195 miljoen euro aan bijkomende investeringen in O&O zetten we opnieuw een stap in de richting van de 3 procentnorm. Ik herhaal echter graag dat in verband met O&O niet enkel de centen tellen. We moeten ook het bedrijfsleven meekrijgen. Het overheidsgeld moet zeer doelbewust worden ingezet.
Het is absoluut een goede zaak dat de minister de afgelopen jaren structurele voorbereidingen heeft getroffen om aan deze voorwaarden te voldoen. Dit is misschien niet onmiddellijk zichtbaar voor de burger. Ik neem aan dat hij daar niet direct wakker van ligt, maar het is nochtans van levensbelang voor hem. O&O is de bron van jobcreatie en van onze Vlaamse welvaart. Met innovatie kan Vlaanderen, vooral in samenspraak met de bedrijven en de sectoren, het verschil maken. Een sterke economie is gebaseerd op creatieve en innovatieve mensen en bedrijven.
Ik sluit het rijtje af met investeringen in mobiliteit. De investeringen van 140 miljoen euro worden in 2017 aangevuld met de inkomsten van de kilometerheffing die we in mobiliteit herinvesteren. Minstens even belangrijk zijn de grote investeringsprojecten die nog op de plank liggen. Het gaat niet enkel om het wegvervoer. Ik heb het over de grote sluis in Terneuzen, die vooral voor de haven van Gent van levensbelang is, en over de Brusselse ring. We moeten eindelijk de spade in de grond krijgen voor de Oosterweelverbinding, die natuurlijk in de eigenlijke begroting is opgenomen.
Ik keer terug naar de eigenlijke begroting. We kunnen ons op de borst kloppen dat we onze evenwichtsdoelstelling volgend jaar halen. We zijn echter niet blind voor de schulden. Het moet duidelijk worden gezegd dat de schulden die Vlaanderen nu heeft, geen gevolg zijn van een wanbeleid van de Vlaamse Regering. Daar mag geen verwarring over bestaan. De schulden zijn niet het gevolg van hogere uitgaven dan inkomsten. Die schulden zijn ontstaan ten gevolge van de zesde staatshervorming, de nieuwe aanrekenregels van de Europese Commissie en de financieel-economische crisis.
De Vlaamse Regering heeft die schulden sowieso altijd zeer hard in de gaten gehouden. We hebben er altijd voor gezorgd onze tekorten zo veel mogelijk te beperken. We hebben een schuldbeleid gevoerd, maar nu zetten we daar ook een schuldnorm tegenover. Op die manier zorgen we ervoor dat we de komende jaren de vinger nog meer aan de pols kunnen houden.
We kunnen dit met de andere deelstaten in dit land vergelijken. Als we de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest samenvoegen, ging het eind 2015 om 26 miljard euro. Vlaanderen stond toen op 17 miljard euro. Als we naar het bbp of het inwonersaantal van beide deelstaten kijken, is die verhouding hallucinant.
We doen dat natuurlijk in de eerste plaats om onze rating te kunnen behouden. Vlaanderen is nu een van de slechts vier regio’s in Europa met een betere rating dan de federale entiteit. Daarenboven zijn onze schulden ook nog eens vermarktbaar. Eind 2015 ging het om 21 miljard euro, wat een nettoactief van 2,8 miljard euro oplevert. Wij sturen geen facturen naar de volgende generaties.
Om af te sluiten, kom ik terug op het bredere plaatje. Het derde jaar van de regering-Bourgeois sluit opnieuw aan bij een begroting in evenwicht. Daarmee komt de Vlaamse Regering haar belofte na om tijdens de eerste jaren van de legislatuur te besparen in een traject dat in 2017 zou leiden tot een evenwicht met betrekking tot de doelstellingen.
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Mijnheer Diependaele, ik heb zitten wachten op het woord dat in september zo vaak werd gebezigd en dat toen nog vooraan in de speeches van de meerderheid zat, namelijk het woord ‘evenwicht’. U hebt nu gewacht tot uw conclusie om er toch nog iets over te zeggen.
Dames en heren van de meerderheid, ik zou u aanraden om daarmee te stoppen. Stop met uzelf iets wijs te maken, stop met de Vlamingen iets wijs te maken. De minister-president heeft daarnet heel wat geciteerd uit het rapport van het Rekenhof. Het Rekenhof heeft in de commissie verklaard dat er een tekort is van 115,8 miljoen euro. Niemand ziet het evenwicht: het Rekenhof niet, de SERV niet en de hoge Raad van Financiën niet. Het is niet eens een gloeiende schande dat u moet toegeven dat u die belofte niet kunt waarmaken, want u hebt er een uitleg voor. Wees gewoon eerlijk. Er zijn soms goede redenen om een belofte niet waar te kunnen maken. Een van die goede redenen is dat er moet worden geïnvesteerd. Wij staan achter investeringen die productief zijn en die de economie helpen aanzwengelen. Stop met regeltjes te verzinnen om toch maar te kunnen spreken over een evenwicht, terwijl iedereen buiten dit parlement en iedereen binnen dit parlement, behalve de meerderheid, weet dat er geen evenwicht is. (Applaus bij sp.a en Groen)
Mijnheer Vandenbroucke, deze discussie is uitentreuren gevoerd in de commissie. Ik blijf erbij dat het een goede zaak is dat we in onze begrotingsdoelstellingen een evenwicht hebben. Oosterweel is uiteraard wel opgenomen in de begroting. We kunnen ook niet anders en we mogen ook niet anders van Europa. Er is geen enkele intentie om die regels te overtreden. We zeggen alleen dat er een zeer goede reden is om Oosterweel buiten de begrotingsdoelstellingen te houden. We zijn er eerst en vooral van overtuigd dat Oosterweel zichzelf zal terugverdienen. Het zal een zegen zijn voor onze economie en onze mobiliteit. We zullen eindelijk af zijn van het miljoen euro dat we nu betalen aan stilstand. Als je effectief wilt dat de begroting op nul uitkomt en Oosterweel meeneemt in de begrotingsdoelstellingen, dan moet dat geld uiteraard ergens anders worden gehaald. Het zou zeer onterecht zijn om dat geld te halen bij Onderwijs, Welzijn of O&O. Er zou effectief ergens anders moeten worden geknipt om de investering te doen. Wij maken de afweging om dit niet te doen. Om dit te extrapoleren: elk gezond Vlaams huisgezin zou dezelfde afweging maken als de Vlaamse Regering.
Als ik als goede huisvader een aankoop doe, dan gaat dat van het saldo van mijn zichtrekening. Zo is dat ook bij de Vlaamse Regering. Uw begroting bestaat uit plussen en minnen en het eindresultaat is min 115,8 miljoen euro. U moet geen nieuwe regels verzinnen. U bent een beetje zoals een voetbaltrainer die na een verloren match zegt: ‘We hebben gewonnen als je de goals van de tegenpartij niet meetelt.’ Als de begroting op deze manier in evenwicht is, dan hebben de Rode Duivels het Europees voetbalkampioenschap gewonnen en dan moeten we de drie goals van Wales niet meetellen. Dan had Wilmots gerust trainer kunnen blijven. Op zo’n manier gaat u om met de regels. (Applaus bij sp.a en Groen)
Mijnheer Vandenbroucke, het is een beetje cynisch als u zegt dat u een goede huisvader zou zijn. Een goede huisvader die een huis wil kopen, laat dat niet meteen van zijn zichtrekening halen. Blijkbaar is dat bij u wel zo. Blijkbaar lukt dat bij u wel. (Applaus bij de meerderheid)
Ik gun u dat absoluut als socialist, maar de meeste Vlamingen die een huis willen kopen, gaan daarvoor een lening aan. Ze gaan daarvoor schulden aan. Ze winnen dan tweemaal. Eerst en vooral verwerven ze een huis, wat altijd goed is als pensioen later. Mocht dat niet het geval zijn, dan zouden we veel meer sociale woningen nodig hebben. Ten tweede moet men geen huur betalen. Exact dezelfde logica past deze Vlaamse Regering toe door Oosterweel op schuld te nemen.
De heer Schiltz heeft het woord.
Mijnheer Vandenbroucke, het is geen fetisj van deze regering om een evenwicht te lanceren. Het is een diepe overtuiging dat om investeringen te kunnen blijven doen, we moeten blijven opletten dat het beleid niet grenzeloos ontspoort.
Dat is wat er gebeurd is bij de vorige regeringen, met u op kop: investeren, investeren … en we zien wel wie de factuur betaalt. Als we vandaag een tekort hebben van 115 miljoen euro op een totaal budget van 40 miljard en tegelijk blijven investeren in cruciale sectoren zoals Welzijn, Onderwijs en Onderzoek en Ontwikkeling, dan heeft deze regering haar ogen haarscherp op de boekhouding en heeft ze een heel strak plan.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Mijnheer Vandenbroucke, ik ben natuurlijke een beetje verbaasd over uw ijver, want wie is de grootste fetisjist? Dan bent u zelf, want u staart zich blind op de kleine cijfertjes. Wat is de basisboodschap? Daarop wil ik graag uw antwoord. Is de budgettaire rekening op orde, ja of neen? Daarover gaat het. Daarop zeggen we als meerderheid duidelijk: budgettair is de rekening van de Vlaamse Regering op orde. De heer Diependaele heeft het daarnet heel duidelijk gezegd: voor investeringen mogen we lenen. Ze zijn buiten de begrotingsdoelstellingen gehouden. Het is heel duidelijk: deze regering zorgt ervoor dat de Vlaamse begroting op orde is.
Geen mens, geen instelling, geen adviesraad, geen Rekenhof, geen Hoge Raad van Financiën, aan wie u zelf adviezen hebt gevraagd, onderschrijft de definitie van de begrotingsdoelstelling die deze regering heeft uitgevonden. Mijn stelling is wat het Rekenhof zegt, namelijk dat u uw begroting afsluit met een tekort van 115,8 miljoen euro. Ja, wij staan achter productieve investeringen, maar wij vragen om gewoon eerlijk te communiceren. U maakt er een fetisj van, niet ik. Min 115,8 miljoen euro, dat is wat het Rekenhof letterlijk heeft gezegd – ik citeer de heer Debucquoy. Dat is het enige cijfer dat ertoe doet. U mag nog zoveel regeltjes verzinnen, geen kat buiten dit parlement gelooft dat uw begroting in evenwicht is. In plaats van dat naar voren te blijven schuiven, leg gewoon uit waarom.
Mijnheer Vandenbroucke, eerst en vooral: elkaar verwijten zitten maken, helpt helemaal niets en helpt de Vlaming niet vooruit. Een ding weet ik wel: over eerlijke en oneerlijke communicatie heb ik van u en van uw fractie geen lessen te leren.
Ik, en met mij de hele Vlaamse Regering, ben niet van plan om de Oosterweelinvesteringen op te nemen in mijn begrotingsdoelstellingen. Ik heb een totale begroting van 41 miljard. De verwachte investeringen in de volgende jaren bedragen in totaal 3,5 miljard. Dan kan men dat nooit in de begrotingsdoelstellingen opnemen zonder zwaar te saneren als men een begroting in evenwicht, zoals u dat formuleert, wil. De Oosterweel is een terugverdienmodel. Dat betekent dat daar ook inkomsten uit komen.
Ik zal het u met een heel simpel voorbeeld aantonen. Als de Vlaming vandaag beslist om te beleggen in zonnepanelen, is dat een investering. Als hij daarvoor middelen gebruikt of een lening aangaat, dan weet hij dat dit zichzelf zal terugverdienen. Ik probeer al maanden aan een stuk aan de mensen uit te leggen, dat ze die zonnepanelen zelfs niet eens in hun gezinsbudget moeten opnemen. Dat kunnen ze er perfect eventjes buiten zetten zonder dat dat zou wegen op hun gezinsbudget. Hebt u het nog altijd niet begrepen? Ik probeer het nochtans al maanden uit te leggen. Heel veel Vlamingen hebben dat begrepen, maar u blijkbaar nog altijd niet.
Ik zeg u: ik ben niet alleen van plan om Oosterweel buiten de begrotingsdoelstelling te houden, maar ik ben er ook niet mee akkoord om de ziekenhuisfactuur van beslissingen van de Federale Regering, waar de Vlaamse Regering niets mee te maken heeft omdat het beslissingen zijn die al waren genomen vóór de bevoegdheid werd overgedragen, in mijn begroting op te nemen als begrotingsdoelstelling. Ik herhaal, ze staan in mijn begroting. Zo wordt het overgemaakt aan entiteit I, die de federale begroting samen met de andere begrotingen moet indienen bij Europa. Wij hebben daar heel duidelijke afspraken rond gemaakt. We zijn ook binnen de Federale Regering, binnen een interfederale werkgroep, aan het bekijken op welke manier we dat verder kunnen realiseren, maar ik hou in het begrotingsevenwicht geen rekening met die zaken. Dat is terecht, anders moet u mij eens zeggen waar u overal op zult besparen. Deze regering investeert en zal in de komende jaren verder investeren.
Voorzitter, er is iets dat mij buitenmate stoort aan de heer Vandenbroucke. Hij creëert een sfeer van: ‘wees nu eens eerlijk, verzin niets’. Ik heb vanaf dag één, daar op de tribune, bij de Septemberverklaring, gezegd dat wij een evenwicht hebben, maar dat wij Oosterweel niet in onze begrotingsdoelstellingen opnemen. We doen dat om zeer goede redenen, die minister Tommelein, de heer Schiltz, de heer Diependaele enzovoort hier nog eens hebben herhaald. Dat gaan we niet doen.
Het gaat niet eens over die 80 miljoen euro nu. We zullen nog zien hoe het in 2017 evolueert. Het kan best zijn dat we perfect in evenwicht zijn met die 80 miljoen euro. Dat is kleingeld, naar de woorden van minister Muyters. 100 miljoen in min of in meer, dat is een begroting in evenwicht op zo’n budget.
Maar er staat een olifant in de kamer. Daarna komt er 500 à 600 miljoen euro per jaar.
Wel, we hebben goede redenen – en u betwist dat ook niet – om te zeggen dat we er niet voor gaan. Wel, wees dan eens correct. De hele Vlaamse publieke opinie vindt dit een correcte aanpak, dat je die investeringen waarvoor je vier à vijf jaar lang onnoemelijke besparingen zou moeten doen of andere investeringen terug zou moeten schroeven, niet mee opneemt in een begrotingsdoelstelling.
Minister Tommelein en ik zijn daarvoor naar de Europese Commissie geweest. De heer Moscovici zegt: ‘Uw voorstel om afschrijvingen te kunnen doen, is een zeer interessant voorstel. Op dit ogenblik is er daarvoor echter geen meerderheid in Europa.’ Hij gaat wel met de heer Katainen en mevrouw Marianne Thyssen in overleg om ons tweede voorstel, onze terugvalpositie, in overweging te nemen. De investeringsclausule die nu al bestaat in de Europese verordening, zou desgevallend hierop kunnen worden toegepast. Het is de tweede grootste publieke investering in Europa: 3,5 à 3,6 miljard euro. Gooi dat op de begroting van een land als Duitsland, en dan is dat niets. Gooi dat op ónze begroting, en dan zegt geen redelijk mens: ‘Doe dit in vijf jaar, met een begrotingsdoelstelling in evenwicht.’
Dat is de kern van de zaak. Houd nu eens op met te zeggen dat we dingen verzinnen. We voeren een goed en correct beleid. We hebben een structureel evenwicht. Die Oosterweel zal zich later terugverdienen. (Applaus bij de meerderheid)
Tot slot dan. Onze minister-president noemde de ontwerpbegroting in 2017 in de Septemberverklaring een turbobegroting. De motor heeft ontegensprekelijk een tijd gesputterd. Maar we hebben hem opgewarmd gekregen en hij komt steeds sterker op dreef. De resultaten zijn er, en niemand kan dat nog tegenspreken.
Als afsluiter zou ik de regering dan ook willen oproepen om te blijven hervormen, om de ingeslagen weg verder te zetten en te blijven rijden met die auto. Als ik daarvoor een wat gewaagde parafrasering van Tom Waits mag gebruiken: ‘Geen hond durft zijn poot op te heffen tegen een rijdende auto.’ Ik dank u. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Vandenbroucke heeft het woord;
Beste leden van de regering, beste collega’s, voorzitter, we zijn vandaag in de Warmste Week. Ik zie dat velen het symbooltje hebben opgespeld.
Kerstmis komt naderbij. En niets menselijks is vreemd aan diegenen die de regeringsbanken bevolken. Ik begin graag met een compliment. Ik denk dat u daarvoor niet ongevoelig bent, collega’s.
Er zitten ontegensprekelijk een aantal positieve elementen in deze begroting. (Applaus bij de N-VA)
Ik vind het een verstandige keuze van de regering om van de lage rente gebruik te maken om bijvoorbeeld 200 miljoen euro extra investeringen in sociale woningen te realiseren. Ik vind het goed dat er extra wordt geïnvesteerd in scholen. Ik vind het zeer positief dat minister Vandeurzen 117 miljoen euro extra kan investeren in het ondersteunen van gehandicapten. En ik ben de eerste om toe te juichen dat er extra wordt geïnvesteerd in mobiliteit.
Wat de klimaatresolutie betreft, die nog niet eens zo lang geleden is goedgekeurd en die kamerbreed wordt gedragen, zal het volgens mij niet bij papieren intenties blijven. Ik zie investeringen in energiezuinige scholen en in energiezuinige sociale woningen. Ik juich ook een aantal beslissingen toe die deze resolutie concretiseren, bijvoorbeeld op het vlak van ruimtelijke ordening.
Ik ben dus niet te beroerd om toe te geven dat in deze begroting een aantal perspectiefvolle keuzes worden gemaakt. Maar halfweg de legislatuur komt dit natuurlijk niets te vroeg, want laat ons niet vergeten dat de afgelopen 2,5 jaar deze Vlaamse Regering zware inspanningen heeft gevraagd van de gezinnen. De kinderopvang is duurder geworden, de zorg is duurder geworden, het openbaar vervoer is duurder geworden, het inschrijvingsgeld voor het hoger onderwijs is gestegen en de facturen voor energie en water blijven stijgen. En niet zelden heeft deze regering daarbij de keuze gemaakt om de grootste tariefschokken te reserveren voor de mensen en de gezinnen die het minst weerbaar zijn.
Ik had gehoopt om naast de positieve keuzes die ik heb gezien in deze begroting, ook een aantal elementen en bijsturingen te vinden om de last voor de gezinnen te verlichten. Ik had verwacht dat het nu welletjes zou zijn geweest met het doorschuiven van kosten naar de Vlaamse gezinnen, maar helaas is dat niet het geval. Opnieuw klopt deze Vlaamse Regering bij de gezinnen aan, opnieuw beslist zij om de kinderbijslag niet te indexeren. Collega’s, ik wil even duiden hoe belangrijk deze kinderbijslag is voor gezinnen met kinderen in Vlaanderen. De kinderbijslag is voor de meeste gezinnen de op een na belangrijkste inkomstenbron, naast het inkomen uit arbeid. Kinderbijslag dient ervoor om de stijgende levensduurte op te vangen in het gezinsbudget. Voor veel gezinnen in Vlaanderen maakt de kinderbijslag het verschil tussen al dan niet het einde van de maand halen. En opnieuw ontzegt deze Vlaamse Regering die gezinnen die middelen die hun toekomen, voor de tweede keer al.
Ik heb op 28 september in het debat over de Septemberverklaring gezegd dat deze Vlaamse Regering de cijfers ziet, maar niet langer de mensen. Die boodschap viel toen op een koude steen. Ik werd weggezet als een doemdenker, als een negativist wanneer ik sprak over de mensen in de zorg die zichzelf voorbijhollen met de chronometer in de hand, wanneer ik sprake over leerkrachten die uit eigen zak schoolgerei moeten kopen, wanneer ik sprak over jongeren in crisissituaties die de hulp niet krijgen die ze verdienen. Dat viel allemaal op een koude steen.
De dag na dat debat verscheen er een interview met Lieven Boeve, de topman van het katholiek onderwijs, die letterlijk zei: “De aanhoudende besparingen van de Vlaamse Regering versmachten de basis- en secundaire scholen.” Hij had het dan over de aankoop van didactisch materiaal, uitstapjes, kleine herstellingen waarvan de betaalbaarheid in het gedrag zou komen. Ik dacht toen: nu horen ze het eens van een ander, niet van de oppositie. En ik dacht: misschien brengt dat deze Vlaamse Regering tot inzicht. Maar nauwelijks drie weken later diende deze Vlaamse Regering een programmadecreet in waarin beslist wordt dat de werkingsmiddelen van tal van organisaties, ook van scholen, niet worden geïndexeerd. En in een pennentrek heeft ze beslist om dat voor drie jaar te doen, tot de volgende legislatuur.
In ministerjargon wordt dan gezegd dat dat een generieke maatregel is die doorgetrokken wordt. Ik zal u zeggen, collega’s, wat die beslissing in de praktijk betekent. In de praktijk betekent dat dat leerkrachten in Vlaanderen schoolgerief uit eigen zak zullen moeten blijven financieren. In de praktijk betekent dat, collega’s, dat lagereschooldirecteurs te weinig ondersteuning krijgen om hun job goed te doen. In de praktijk betekent dat dat heel wat scholen de oplopende facturen voor energie en onderhoud met moeite kunnen betalen, en dat die secundaire scholen waar er geen maximumfactuur bestaat, steeds meer kosten moeten doorschuiven naar gezinnen.
De katholieke koepel van ouderverenigingen heeft twee weken geleden nog een studie uitgebracht waaruit blijkt dat zo goed als alle ouderraden van alle basisscholen in Vlaanderen sponsor zijn geworden van hun school. Zij spreken over een onzichtbare schoolfactuur. En natuurlijk juich ik dat engagement van ouders in ouderverenigingen van harte toe. Ik heb zelf twee kleine kinderen die naar de school in mijn buurt gaan. Wij organiseren ook mosselfestijnen, speelnamiddagen, een boekenfestijn, om geld in het laatje te brengen voor de school. Dat is steeds meer nodig.
Op zich is dat engagement een goede zaak, minister. Maar op een bepaald moment lanceerde u dan het idee om die giften van ouders aan scholen fiscaal aftrekbaar te maken. Mij niet gelaten. Wat kunnen we daartegen hebben? Maar ik vraag me soms in alle oprechtheid af waar wij in Vlaanderen naartoe gaan. Ik herinner mij nog dat wij, toen ik in het 2e middelbaar zat, 25 jaar geleden intussen, acties deden met onze klas om geld op te halen voor leeftijdsgenoten in Haïti. Zijn we nu zo ver gekomen in Vlaanderen dat onze eigen scholen en onze eigen leerlingen het goede doel zijn geworden om geld voor op te halen? Dat scholen steeds meer afhankelijk worden van fiscaal aangemoedigde liefdadigheid, collega’s? (Applaus bij sp.a en Groen. Rumoer)
U zou ervoor moeten zorgen dat dat niet nodig is! Zo ver zijn we gekomen. En dat is geen vooruitgang. Dat is achteruitgang.
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, ik volg sinds vele jaren met grote zorg het dossier van de werkingsmiddelen, maar ik heb ook begrepen dat de minister enkele weken geleden in dit halfrond heeft aangekondigd dat er wat het kleuteronderwijs betreft, en zeker voor het geheel van het basisonderwijs, een actieplan zal komen.
Ik wil graag drie elementen aanbrengen. Ten eerste lees ik in het recente VRIND-rapport (Vlaamse Regionale Indicatoren) dat Vlaanderen voor alle onderwijsniveaus meer uitgeeft per leerling of student dan een gemiddeld EU-land, behalve voor het kleuteronderwijs. Men voegt er ook aan toe dat nergens in Europa, met uitzondering van Frankrijk, zo een uitgebreid kleuteronderwijs bestaat als in Vlaanderen. We weten welk engagement de minister heeft uitgesproken.
Ten tweede mogen we niet vergeten dat de begroting 2017 met 247 miljoen euro stijgt voor onderwijs.
Ten derde, mijnheer Vandenbroucke, lees ik dat de heer Van Damme in De Morgen van 16 september zegt: “De modernisering van het secundair onderwijs moet een besparingsoperatie zijn.” Wat denkt u daarvan? Het is niet mijn pleidooi, maar ik denk dat u de heer Van Damme wel kent.
De heer Van Dijck heeft het woord.
Collega, ik wil gerust stellen dat er nog zeer veel voor het goede doel gebeurt in de scholen en dat veel leerkrachten, scholieren en studenten vandaag ook het vlammetje hebben opgespeld zoals wij hier.
U maakt er wel degelijk een klucht van. Ik zou u de vraag willen stellen of in de tijd toen minister Van den Bossche, en minister Baldewijns, en minister Vandenbroucke, en minister Smet, minister van Onderwijs waren, de schoolfacturen allemaal sluitend waren. U weet toch ook, mijnheer Vandenbroucke, dat – en dat was ook zo in de vorige regeringen – de lat gelijkleggen tussen de verschillende onderwijsnetten een inspanning was en nog steeds is. Dus maak er geen karikatuur van. Er zijn inderdaad nog veel uitdagingen, maar u doet alsof het onderwijs in Vlaanderen het niveau heeft van een ontwikkelingsland. Daar verzet ik me ten volle tegen. (Applaus bij de meerderheid)
Dat zijn uw woorden, collega.
De heer De Ro heeft het woord.
Collega Vandenbroucke, toen u in het tweede middelbaar zat, moet u op een school hebben gezeten die zeer uitzonderlijk was, want ik heb als kind altijd meegewerkt op schoolfeesten die niet voor Haïti bedoeld waren maar bedoeld waren om de kinderen in onze school af en toe iets extra te geven bovenop wat de overheid gaf. Ik doe dat nu nog altijd met veel plezier om de bos-, sneeuw- en zeeklassen betaalbaar te houden.
Ik ga nogal graag in op uitnodigingen om in het buitenland met andere onderwijsmensen te gaan spreken. Ik deed dat als ambtenaar en ik doe dat nu als parlementslid. Ik zeg altijd in een paar zinnen waar het onderwijs in Vlaanderen voor staat. Ik zal dat nu ook doen. Tot 81,5 procent van de facturen voor schoolgebouwen wordt door de Vlaamse overheid gedragen, zelfs al is het een privaat initiatief. Alle lonen van de leerkrachten zijn voor de overheid. Het kleuteronderwijs is voor iedereen toegankelijk en heeft, internationaal gezien, een zeer lage prijs en heeft professioneel personeel. Het zijn mensen die een diploma hoger onderwijs halen. Als ik kijk naar de openendfinanciering, dan is het enige wat open valt de monden van de parlementsleden of onderwijsmensen in andere landen. (Applaus bij de meerderheid)
U gaat mij hier niet horen zeggen, zeker niet als schepen van Onderwijs en vanuit mijn betrokkenheid in het onderwijs, dat er niet nog meer kan gebeuren. Maar in het Europa van vandaag hier komen beweren, in primetime in dit parlement, dat we een karikatuur aan het worden zijn, dat we Haïti niet meer moeten steunen want dat we hier zelf aan ontwikkelingssamenwerking moeten gaan doen, is echt wel van de pot gerukt.
Bij het begin van de legislatuur deelden we beiden de vrees dat de SES-middelen (socio-economische status) zouden wegvallen. In de begroting die we morgen zullen goedkeuren, neemt het percentage middelen voor socio-economische kenmerken toe. Wel, dat ben ik fier op de minister van Onderwijs en de minister van Begroting die dit kunnen realiseren. 2,5 jaar geleden was iedereen bevreesd voor wat er ging komen en wat het zinnetje in de regeerverklaring zou betekenen. De SES-middelen zijn er nog altijd en nemen toe. Voor het tweede jaar worden aan de allerzwakste kleuters, de anderstalige kleuters extra middelen gegeven.
Zijn er nog verlanglijstjes in onderwijs? Ja. Zullen er nog schoolfeesten plaatsvinden om de opbrengst in de eigen school te gebruiken? Ja. Maar hier vandaag komen zeggen dat al het geld wegstroomt en dat er niets meer naar onderwijs gaat en dat het in het verleden altijd beter is geweest, daar zou ik toch voor passen. (Applaus bij de meerderheid)
Mijnneer Vandenbroucke, u bent zeer sterk begonnen maar intussen bent u opnieuw vervallen in een echte grote karikatuur. U hebt de energierekening nog eens bovengehaald, terwijl we allemaal weten waarom die energierekening moet worden betaald. De 2 miljard euro komt niet van deze regering, maar van uw minister bij wie u toen op het kabinet zat en mee verantwoordelijk was.
U weet zeer goed dat de desindexering van de kinderbijslag, ook die van vorig jaar, als een van de weinige, opnieuw geïnjecteerd zullen worden in 2019.
U laat de kinderen van vandaag betalen voor uw systeem van morgen. Dat is inderdaad het geval.
Uw dedain over schoolfeesten is ongehoord. Elke Vlaming heeft op een schoolfeest wel eens rondgelopen met een kom frieten of rijst. Dat dedain van u en uw terugkeer naar een soort staatssocialisme is ongepast. Laat ons daar toch echt mee stoppen. (Applaus bij de meerderheid)
Uw oneliner dat deze regering niet investeert in mensen slaat nergens op. Het is net het omgekeerde: deze regering investeert in de sectoren die ertoe doen voor mensen. Daarom gaat het budget van Welzijn met bijna 500 miljoen euro naar omhoog. Daarom gaat het budget van Onderwijs met bijna 250 miljoen euro naar omhoog. Daarom investeren wij in Mobiliteit, want de Vlamingen willen bewegen. Daarom stijgt het budget voor mensen met een beperking met bijna 120 miljoen euro. Daarom komen er 1400 extra plaatsen in de woon- en zorgcentra. Het gaat om mensen. Deze regering investeert in de sectoren die er echt toe doen voor mensen.
Ik ben het absoluut eens met de heer Vandenbroucke dat het nog meer afhankelijk maken van de financiering van ons onderwijs van giften, schoolfeesten en wafelenbakken, nefast is. Er wordt, mijnheer De Ro, nog eens bespaard in het basisonderwijs. Er komt namelijk een niet-indexering van de werkingsmiddelen. Ook in het kleuteronderwijs betekent dat minder inkomsten.
Wat zal het resultaat zijn als we de werking van een school nog meer afhankelijk maken van giften? Een nog grotere ongelijkheid, want welke scholen zullen extra giften kunnen binnenhalen? Dat zullen de scholen zijn met een sterk publiek. Dat zullen niet de scholen in de steden zijn die het al moeilijk hebben. Voor die scholen zal het nog moeilijker worden. We zullen de ongelijkheid nog groter maken door de scholen afhankelijk te maken van giften. Ik vind dat absoluut geen goede evolutie. Ik vind het zeer terecht dat u dat hier aankaart. (Applaus bij Groen en sp.a)
De heer Daniëls heeft het woord.
Mijnheer Vandenbroucke, ik was echt blij dat u zei dat we extra investeren in scholenbouw en dat u dat goed vond. U moet eens gaan luisteren bij uw collega’s hoe zij gestemd hebben over het DBFM-dossier in de commissie. Dat komt niet helemaal overeen.
Ik heb recent ook nog met groentemanden gesleurd. Als ouders en oudercomités activiteiten organiseren, is het om iets extra’s te kunnen doen, bijvoorbeeld een nieuw speeltuig. Dat leidt trouwens tot verbondenheid. Na zo’n activiteit voelen mensen zich meer betrokken bij de school.
Zoals de heer De Ro zegt, we hebben een openendfinanciering en we willen dat absoluut niet afschaffen. We zijn uniek op dat punt.
Ik heb er in de commissie al een paar keren naar verwezen. Als we inderdaad bijna het duurste onderwijssysteem in Europa hebben, waar het meest geld wordt geïnvesteerd per leerling, maar we halen een aantal doelstellingen niet, dan ben ik bereid om met u te kijken wat er met die middelen gebeurt. Waar zijn die middelen dan naartoe? Dat onderzoek wil ik absoluut doen. Het Rekenhof heeft daartoe een aanzet gegeven, daar ben ik het mee eens, maar hier goedkoop komen zeggen dat we het Tahiti van de wereld aan het worden zijn! Excuseer hé!
Minister Crevits heeft het woord.
Ik dank alle collega’s van de meerderheid voor de schitterende tussenkomsten. Maar ik zal er nog wat cijfers aan toevoegen. Weet u, mijnheer Vandenbroucke, hoeveel Vlaanderen jaarlijks investeert in zijn onderwijs? 11,2 miljard euro! Dat is de grootste uitgavenpost van de Vlaamse overheid. Dan durft u hier op de tribune komen zeggen dat dit een ontwikkelingsland is, dat is een schande! (Applaus bij de meerderheid)
Ten tweede, mijnheer Vandenbroucke, deze Vlaamse Regering – en het is de allereerste – heeft extra middelen uitgetrokken om anderstalige kleuters financiering te geven: 5 miljoen euro vorig jaar. De Federale Regering heeft door de taxshift ook ruimte gegeven aan scholen: 5 tot 10 miljoen euro.
Sorry, ik word … (Minister Hilde Crevits wordt onwel)
Dames en heren, we schorsen de vergadering.
– De vergadering wordt geschorst om 11.03 uur.
– De vergadering wordt hervat om 11.17 uur.
Dames en heren, de vergadering wordt hervat.
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Collega’s, ik ga verder. Ik hoop dat iedereen zich ondertussen opnieuw goed voelt in zijn vel.
Mijnheer De Ro, mijnheer Van Dijck, mijnheer De Meyer, mijnheer Daniëls, het stoort mij niet dat u van mijn woorden een karikatuur probeert te maken. (Opmerkingen van Jos De Meyer)
Wat mij wel ongelooflijk stoort, collega’s van de meerderheid, is dat u de signalen vanuit de onderwijskoepels gewoon van tafel veegt. (Opmerkingen van Jo De Ro)
U hebt de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) om advies gevraagd. De Vlor schrijft letterlijk dat de besparingen van de Vlaamse Regering ingrijpen op de kernopdracht van het onderwijs, en dat scholen het steeds moeilijker krijgen. Dat schrijft de Vlor. En het klopt wat u aanvoert: de Onderwijsbegroting in Vlaanderen is een groeibegroting. Ik ontken dat niet. Die begroting stijgt. Maar die begroting is voor een groot deel – en de heren De Ro en Daniëls hebben daarop gewezen – te danken aan het feit dat wij een openendfinanciering hebben, aan het feit dat wij in Vlaanderen sinds jaar en dag in de wet hebben ingeschreven dat als het aantal leerlingen en studenten stijgt, dat dan automatisch ook de middelen en de lerarenuren stijgen. Tot mijn verbazing wordt dat in de commissie Onderwijs maar ook vandaag als niet zo vanzelfsprekend naar voren gebracht, en als een grote overwinning van deze Vlaamse Regering. Dan is mijn open vraag aan u of u dat principe misschien ter discussie stelt. Stelt u het principe ter discussie dat elk kind in Vlaanderen kwaliteitsvol onderwijs verdient, en dat we dus, als er meer kinderen zijn, meer investeren in het onderwijs? Ik hoop van harte van niet. (Applaus bij sp.a)
Mijnheer Vandenbroucke, wij stellen dat niet ter discussie. Maar hier komen doen alsof dat een wet is die in arduin is gebeiteld, en dat bij de opmaak van een begroting een regering kan doen alsof dat zomaar passeert, gezien de stijgende factuur van de openendfinanciering door een groeiend aantal kinderen in onze regio… Neen, er moeten inspanningen voor gebeuren. Ik ben niet alleen fier op de minister van Onderwijs voor een aantal dingen die ze heeft gedaan, maar ook op de minister van Begroting.
Die openendfinanciering moet elk jaar worden betaald. U weet dat maar al te goed. U hebt zelf ook beleidservaring. De woorden ‘aanwendingspercentages’ en ‘niet-indexeren’ zijn geen uitvindingen van nu. Die zijn in het verleden al meerdere keren gebruikt, altijd om het basisprincipe van die ‘open end’ te vrijwaren. Die inspanning gebeurt hier heel duidelijk.
U zegt dat u geen signalen hebt ontvangen, waarmee u rekening moest houden. Welnu, het signaal dat ik in onze steden met veel kansarme kinderen al twee en een half jaar meeneem naar dit parlement is: ‘Regering, raak alstublieft niet aan de SES-middelen!’ Deze regering raakt niet aan de SES-middelen. Integendeel, al twee jaar op rij stijgt het percentage dat binnen de onderwijsbegroting gebruikt wordt voor SES-middelen. Dat zijn net de scholen met de meest kwetsbare kinderen en die inderdaad op minder ouders een beroep kunnen doen als vrijwilliger of om op schoolfeesten te komen eten of helpen. Als u inzoomt op die begroting, als u niet alleen kijkt naar het macroverhaal van de meer dan 11 miljard euro die we uitgeven, maar ook naar waar de uitgaven nog stijgen, dan hebben we niet alleen een openendfinanciering, maar stijgen de uitgaven net voor de meest kansarme scholen.
Mijnheer Vandenbroucke, u zei dat van uw woorden een karikatuur wordt gemaakt. Niemand hier heeft op welk moment dan ook de openendfinanciering in vraag gesteld. Integendeel, wat mij betreft is die wel in steen gehouwen. Daar houden we aan vast, zonder enig probleem. Dat betekent niet dat het niet betaald moet worden, en dat is niet zo evident. Dat geld moet van ergens komen. Het is niet omdat je een openendfinanciering hebt dat het geld er zomaar is. Deze Vlaamse Regering moet zeer duidelijke keuzes maken om ervoor te zorgen dat het geld er is. We maken dus die keuze om dat geld naar Onderwijs te laten gaan.
U had het over de situatie van 25 jaar geleden. In mijn tijd hielden we eetfestijnen ten voordele van de infrastructuur. Ik heb het vaak meegemaakt dat scholen zoiets moesten organiseren om de laatste centen bij te passen voor de inrichting van een sportzaal of een wetenschapszaal. Daarvoor waren er vroeger eetfestijnen. Dat gebeurt nu veel minder. Er is jarenlang gedesinvesteerd op schoolgebouwen. Deze regering, en de vorige ook al trouwens, heeft daar een ommezwaai in teweeggebracht. We proberen die achterstand in te halen. Ook daarvoor wordt er extra geld vrijgemaakt. Hier zomaar beweren dat we terug naar de middeleeuwen gaan, klopt helemaal niet.
Mijnheer Vandenbroucke, u hebt misschien niet goed geluisterd, maar ik heb zeker geen karikatuur gemaakt van uw betoog. De signalen die we krijgen vanuit het veld, leggen we niet naast ons neer. Mocht u aanwezig geweest zijn in de commissie Onderwijs, dan zou u nu niet meewarig uw hoofd schudden. Ik verwijs nogmaals naar het engagement dat de minister is aangegaan, hier in de plenaire vergadering en ook in de commissie Onderwijs. Ik heb wel geprobeerd om het dossier iets genuanceerder te duiden. Laat het duidelijk zijn: openendfinanciering in Onderwijs is voor ons een evidentie. Maar dat heeft ook financiële consequenties.
Wat betreft de schoolinfrastructuur, werd er daarnet al op gewezen dat er vandaag binnen de regering wel degelijk bijzonder grote inspanningen worden gedaan. Heb ik daarmee gezegd dat op het einde van de legislatuur alle problemen opgelost zullen zijn? Zeker en vast niet. Voor alle duidelijkheid, mijnheer Vandenbroucke: ik heb hier ook al de opeenvolgende ministers van Onderwijs Van den Bossche, Baldewijns, Vandenbroucke en Smet meegemaakt. Ik mag wel zeggen dat in de huidige financiële context enorm vele meer inspanningen gedaan worden voor schoolinfrastructuur dan ik in de voorbije 25 jaar heb meegemaakt. (Applaus bij CD&V en de N-VA)
Mijnheer Vandenbroucke, ik grijp terug naar mijn opleiding als pedagoog en pas het didactisch principe van de herhaling toe, in de hoop dat het doorsijpelt of blijft hangen. Nogmaals: de openendfinanciering is iets wat we in Vlaanderen, zoals onze fractieleider al heeft gezegd, vastgezet hebben. Maar de middelen moeten er wel zijn.
Vlaanderen investeert wel degelijk. U vergeet te vermelden dat we in het hoger onderwijs de klik hebben toegekend van 25,4 miljoen euro. In de commissie Onderwijs hebben we vanuit onze fractie ook al aangekondigd dat na het hoger onderwijs het kleuteronderwijs aan de beurt zal zijn. Dat noemen we: prioriteiten stellen.
Een laatste punt: u haalt twee dingen door elkaar, maar uw onderwijsspecialisten zullen u het wellicht kunnen uitleggen. In onderwijs spreken we over omkadering en werking. Omkadering is personeel. Wat is er binnen de werkingsmiddelen niet geïndexeerd? Het niet-loongebonden gedeelte. (Opmerkingen van Joris Vandenbroucke)
Ik haal het u maar even aan.
Ik kan lezen wat er in het programmadecreet staat.
Ik ben blij dat u dat kunt lezen, maar dat wil zeggen dat u ook dat onderscheid gelezen hebt. Nogmaals, werkingsmiddelen zijn cruciaal, absoluut, maar deze regering heeft gezegd dat we de prioriteit van open end blijven inzetten. Je leert geen leerling Nederlands door 400 euro op zijn bank te leggen.
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Collega Vandenbroucke, ik heb een vraag aan u. U hebt aangehaald dat de scholen de maximumfactuur, die wij decretaal goedgekeurd hebben, niet toepassen. Dat is belangrijke informatie. (Opmerkingen van Joris Vandenbroucke)
Maar ze is er wel degelijk in het basisonderwijs. In het secundair onderwijs wordt er gevraagd om zuinig te werken. Ook daar is er een opvolging om te bekijken op welke manier dat gebeurt. Ik heb hier in het parlement, toen Frank Vandenbroucke minister van Onderwijs was, die de maximumfactuur invoerde, de gesprekken meegemaakt. Ik herinner me zeer goed dat Frank Vandenbroucke, sp.a, toen duidelijk in dit parlement zei: ‘Ik vind het belangrijk dat ouders zelf een financiële bijdrage leveren binnen onderwijs.’ Dat heeft hij zeer duidelijk aangestipt toen hier de discussie rond de maximumfactuur gevoerd werd. Ik stel mij de vraag waarom sp.a van mening is veranderd.
De eindtermen hebben wij hier ook samen goedgekeurd. Daarin wordt aangestipt dat verantwoordelijkheid leren nemen, belangrijk is, dat sociale vaardigheden ontwikkelen in het onderwijs, belangrijk is, en dat ondernemingszin ontwikkelen, belangrijk is. Wij hebben dat allemaal zonder enige twijfel goedgekeurd. De school is de beste leerschool voor leerlingen om ook die vaardigheden en competenties te ontwikkelen. Vindt u het niet meer belangrijk dat dit in onderwijs een plaats krijgt?
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Voorzitter, er moet me hier toch iets van het hart. Blijkbaar ontkennen de parlementsleden wat de minister van Onderwijs zelf bekent, namelijk dat ze het niet fijn vindt om te moeten besparen, maar dat het wel degelijk gebeurt. Ik ben blij dat collega Diependaele duidelijk zegt dat de open end in steen gebeiteld moet zijn. Ik vind het in een beschaafd land de evidentie dat de kerntaak van een overheid, betaalbaar onderwijs verstrekken voor elk kind, gegarandeerd is en dat als er meer kinderen op school zijn, er dan ook meer middelen volgen. Ik neem aan dat we de discussie daarover voor eens en voor altijd in dit parlement kunnen sluiten.
Ten tweede, ons onderwijs kent eigenlijk twee systemen om die kerntaak te kunnen blijven garanderen. Het eerste is de open end: meer kinderen, meer middelen. Het andere systeem is het systeem van de index. Als de kosten stijgen in het onderwijs, dan komen er inderdaad extra middelen bij via die index. Daar zien we inderdaad dat de Vlaamse Regering die niet toekent, boven op de besparingen aan het begin van de legislatuur van 35 euro minder werkingsmiddelen per kleuter en per lagereschoolkind en 137 euro minder per kind in het secundair onderwijs. Nu gaat men nog eens desindexeren.
Ik geef een concreet voorbeeld. In het secundair onderwijs komt er 45 miljoen euro bij door de open end omdat er meer leerlingen zijn, maar tegelijkertijd gaat er 18 miljoen euro af omdat men desindexeert, en niet alleen voor 2017 maar ook voor 2018 en 2019, dus ook al voor de volgende legislatuur. Dan ontkennen dat men niet bespaart, is eigenlijk gewoon plat populistisch en niet correct. (Applaus bij sp.a)
Collega’s, we spreken hier over de maximumfactuur. Collega Vandenbroucke was zeer duidelijk. Onze partij is vragende partij om dat ook in het secundair onderwijs in te voeren. Waarom? Het kan toch niet dat in een rijk en beschaafd land als Vlaanderen kinderen een studiekeuze moeten maken op basis van de kostprijs van een opleiding, dat sommige kinderen niet naar de hotelschool gaan of niet voor bakker leren omdat het te veel kost. Dat is toch de wereld op z’n kop. Laten we zorgen dat die kosten beheersbaar blijven.
Inderdaad, collega Helsen, we vragen dat er een inspanning wordt geleverd door ouders. Ook bij de maximumfactuur gebeurt dat, in het kleuteronderwijs voor 45 euro, in het basisonderwijs voor 85 euro per schooljaar. In het secundair onderwijs mag er ook een bijdrage worden gevraagd, maar geen zotte kosten van 1500 of 1800 euro per opleiding, want dat is gewoon kinderen kansen ontzeggen en daarin moet de regering investeren.
Daarom is het een slechte beleidskeuze dat deze regering verder blijft besparen op de werkingsmiddelen in het onderwijs. Als jullie, collega’s van de meerderheid, dat allemaal niet vinden, dan is het goed dat er een oppositie van sp.a en Groen is die dit blijft aankaarten en de stem van ouders, directies en netten in het onderwijs blijft vertolken, want de Vlor is heel duidelijk: de kerntaak van ons onderwijs – goede vorming leveren – staat onder druk, en dat kunnen we in een beschaafd land niet tolereren. (Applaus bij sp.a en Groen)
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Ik stoor me een beetje aan de opmerkingen van de meerderheid, die de tussenkomst van onze fractieleider uit de context trekken. Wat collega Vandenbroucke vandaag wil aanreiken, is de bezorgdheid op het werkveld. Daar heeft hij volkomen gelijk in. Ik ben tien jaar directeur geweest en vijftien jaar leerkracht, en sinds ik parlementslid ben, ben ik al anderhalf jaar bezig gesprekken te voeren met directies en leerkrachten.
Inderdaad, een school is wettelijk verplicht met haar werkingsmiddelen in het materiaal te voorzien nodig voor de leerlingen om de eindtermen te kunnen halen. Vandaag zijn er al te veel scholen die in die middelen niet meer kunnen voorzien. Hoe komt dat? Als ze het organiseren van activiteiten moeten laten afhangen … Ik ben er ook voorstander van. Een avondactiviteit of een schoolfeest zorgt voor een binding in de school, maar vandaag zijn te veel directeurs afhankelijk van die activiteiten om ervoor te zorgen dat een computerklas in orde kan worden gebracht, dat het materiaal om het nieuwe leerplan Nederlands in een basisschool te kunnen implementeren, wordt gevrijwaard. Ze zijn daarvoor te afhankelijk van de buitenschoolse activiteiten die moeten worden georganiseerd. Dat is het punt. Niet dat ze moeten meewerken aan een schoolfeest, niet dat ze geld moeten ophalen om bepaalde zaken in hun school in orde te brengen. Neen, dat doen ze met veel plezier. Maar als ze daarvan deels afhankelijk worden, dan wordt het een probleem. (Applaus bij sp.a en Groen)
Goed, collega De Meyer, ik ben wel degelijk op de hoogte dat minister Crevits een engagement is aangegaan, een legislatuuroverschrijdend actieplan heeft aangekondigd. Maar de enige legislatuuroverschrijdende beslissing die al is genomen en waar ik het over heb, is het feit dat deze Vlaamse Regering in haar programmadecreet met één pennentrek werkingsmiddelen niet indexeert tot en met 2019.
Ik heb stellig de indruk dat deze regering en de leden van de meerderheid ontkennen wat de gevolgen zijn van die maatregel. Ik blijf daar bewust wat langer bij stilstaan. Als ik lees dat de strategische adviesraad voor Welzijn spreekt over een ondoordachte en botte besparingstechniek, dan zouden de alarmbellen toch moeten afgaan. De strategische adviesraad voor Welzijn zegt dat welzijnsorganisaties misschien wel eens zouden moeten knippen in het personeelsbestand, en schrijft dat de leefbaarheid van die organisaties zeer moeilijk is, dat ze die besparingsmaatregel ervaren als een kaakslag, als een gebrek aan appreciatie voor het werk dat ze verzetten. Dat staat in een advies dat deze regering heeft gevraagd over haar eigen begroting.
En dit raakt vooral de mensen die een beroep moeten doen op die welzijnsorganisaties, de Vlamingen die nood hebben aan zorg en aan hulpverlening. Voor hen worden de drempels hoger. De kwaliteit van de dienstverlening gaat achteruit. Dat schrijft die strategische adviesraad. Dat schrijft ook de SERV.
Minister Vandeurzen, het moet me van het hart: ik vind dat u daar zeer licht overheen bent gegaan in de discussie in uw commissie. U hebt het op een bepaald moment gepresteerd om te zeggen dat dat toch zo erg niet is, dat er toch de taxshift is, die ervoor zorgt dat de kostenstijging wordt beperkt. Dat is die taxshift waarvan Eric Van Rompuy zegt dat er 6 miljard euro te kort voor zal zijn in de begroting. Dat is die taxshift die u aanhaalt.
U hebt het op een bepaald moment zelfs gepresteerd om “verzachtende omstandigheden” in te roepen. Over welke verzachtende omstandigheden hebt u het? Over het feit dat de wachtlijsten voor gehandicaptenzorg nog altijd ellenlang zijn? Over het feit dat er nog altijd te weinig plaatsen zijn in de kinderopvang? Over het feit dat er voor heel wat jongeren in een crisissituatie geen hulp voorhanden is in Vlaanderen? Is dat een verzachtende omstandigheid?
Het feit dat wij in Vlaanderen nog veraf staan van de droom van de minister-president, die we kunnen lezen in zijn visieplan: het warme Vlaanderen, waarin Vlamingen die nood hebben aan hulpverlening en zorg, daar ook op kunnen rekenen. Minister, dat zijn geen verzachtende omstandigheden. Dat zijn verzwarende omstandigheden. Dat zijn omstandigheden die u zouden moeten doen inzien dat het jarenlang wegschrapen van werkingsmiddelen van welzijnsorganisaties meer problemen creëert dan dat het oplossingen biedt, dat dat inderdaad een botte en ondoordachte besparingstechniek is. (Applaus bij sp.a)
Ik heb in de commissie inderdaad gezegd dat ik uiteraard begrijp dat voorzieningen dat helemaal niet zo leuk vinden. Het zou nogal naïef zijn of van weinig respect getuigen als we niet zouden begrijpen dat voorzieningen dat niet zo’n leuke maatregel vinden. Ik heb inderdaad gezegd dat ik ook ten opzichte van de strategische adviesraad mijn ongenoegen heb geuit over het feit dat men de enorme uitbreiding van de middelen voor Welzijn in de begroting 2017 ook niet mee in het perspectief brengt. Ik vind dat inderdaad niet correct. Er gaat enorm veel geld extra naar de sector, en dat is dan een voetnoot waard. Ik ga die besparing ook niet ontkennen, maar dat is dan het majeure punt. Er is inderdaad een taxshift. Men mag daarover allerlei beschouwingen maken in het Belgische parlement, maar op het terrein heeft die natuurlijk wel zijn gevolgen als het gaat over het betalen van lonen en het ter beschikking hebben van werkingsmiddelen. Dat is een stuk van de uitgavenrealiteit van onze voorzieningen en diensten.
Bovendien zijn we voor Welzijn daarin ook bijzonder selectief geweest. Er zijn ook een aantal posten binnen Welzijn die in de begroting en in het decreet beschermd zijn, die niet aan die maatregel onderworpen zijn. Voor alle RIZIV-sectoren die overgekomen zijn, gaat die indexatiekwestie niet spelen. Ik verwijs ook naar de vergoeding voor jongeren, die zakgeld krijgen enzovoort. Ik verwijs naar een aantal zaken bij de onthaalouders. Er zijn heel wat posten waarvan we zeer bewust hebben gezegd dat we ze buiten het effect van die maatregel houden. Dus ja, dat is een besparingsmaatregel en die is lineair voor heel de overheid, maar er zijn een aantal elementen die ik in de weegschaal leg om het geheel te kunnen beoordelen.
Minister, u zegt dat ze dat niet zo leuk vinden, maar dat de maatregelen nog redelijk selectief zijn. Ik wil er even op wijzen dat het niet één keer, niet twee keer, niet drie keer, niet vier keer, niet vijf keer, niet zes keer, maar zeven keer is geweest dat er geen indexatie was voor de werkingsmiddelen van welzijnsorganisaties. Dat is niet alleen niet leuk. Dat snijdt concreet in de werking. Dat raakt aan de kwaliteit van de werking. U bent terecht trots op het feit dat er extra investeringen zijn, maar u mag niet blind zijn voor de besparingen: 65 miljoen euro door een niet-indexatie binnen de kinderopvang, 25 miljoen euro per keer dat u de werkingsmiddelen niet indexeert. Die besparingen komen in de buurt van het bedrag dat u extra investeert. Dit is dus geen voetnoot. Dit is een heel essentieel element, dat u niet mag ontkennen.
De heer Parys heeft het woord.
Voorzitter, de fractieleider van sp.a heeft net het beeld geschetst dat in de welzijnssector een grote kaalslag aan de gang is. Hij heeft net verteld dat hij het verslag van de commissievergadering over de begroting goed heeft gelezen.
Mijnheer Vandenbroucke, ik wil u dan toch eens wijzen op pagina 33, tweede paragraaf. Ik citeer de heer Van Malderen: “Het budget voor Welzijn is nog nooit groter geweest dan vandaag.” Dat zegt volgens mij alles. (Applaus bij de meerderheid)
Mijnheer Parys, minister, jullie illustreren net het punt dat ik in september 2016 heb gemaakt en dat ik vandaag opnieuw wil maken. Jullie zien door de cijfertjes de mensen niet meer.
Minister, u geeft er zich absoluut geen rekenschap van wat de gevolgen van die eenvoudige pennentrek in het programmadecreet zijn. Ik ben geen jurist, maar ik weet wie verzachtende omstandigheden inroept. Diegenen die eerst schuldig hebben gepleit, moeten verzachtende omstandigheden inroepen. Ik heb erop gewezen dat de context waarin u dat meent te doen, veeleer wijst op verzwarende omstandigheden.
U voegt nog druppels aan de emmer toe. In een tot u gericht advies heeft uw eigen strategische adviesraad verklaard dat de emmer volloopt en dat dit wordt ervaren als een kaakslag en een gebrek aan appreciatie voor het werk dat die mensen dagelijks op het terrein uitvoeren.
Ik heb ondertussen begrepen dat de meerderheid die adviezen niet graag leest en eigenlijk opzij duwt. Ik wil het dan maar over de Raad van State hebben. De Raad van State kennen we van de doorgaans zeer droge adviezen over de wettelijkheid van de teksten die hier worden goedgekeurd. De Raad van State heeft de situatie in zijn advies over het programmadecreet heel goed samengevat. Door de aanhoudende besparingen en de niet-indexeringen komen niet minder dan de grondwettelijk beschermde sociale rechten van de Vlamingen in het gedrang. Ik heb het over het recht op sociale bescherming, sociale zekerheid, ontplooiing en gezinsbijdragen. Dat is een waarschuwing die volgens mij kan tellen. (Applaus bij sp.a)
Mijnheer Vandenbroucke, dit is het mooiste voorbeeld van de oneerlijke communicatie die de oppositie voert. U verspreidt hier pure leugens. Ik wist dat u dit zou aanhalen. Ik heb het advies van de Raad van State hier voor me liggen. Ik citeer letterlijk: “De Raad van State wijst er wel op dat een aanhoudende niet-indexering op langere termijn tot gevolg zou kunnen hebben”. Zou kunnen hebben, mijnheer Vandenbroucke! De Raad van State geeft hier een waarschuwing voor de toekomst. (Opmerkingen van Joris Vandenbroucke)
Nergens zegt de Raad van State dat het nu al het geval is dat de grondrechten door die niet-indexering worden geschonden. U verklaart dat hier echter wel. Dat zijn pure leugens, mijnheer Vandenbroucke.
Mijnheer Diependaele, u illustreert mijn punt. Het is inderdaad een waarschuwing van de Raad van State. Ze is geschreven in de voorwaardelijke wijs, zoals die adviezen worden opgesteld. Maar weet u wat? Deze regering vervult die voorwaarden. Dat is precies wat de regering heeft beslist: aanhoudend niet indexeren, drie jaar lang, tot de volgende legislatuur. En dat heeft inderdaad tot gevolg dat niet minder dan de grondwettelijk beschermde sociale rechten van de Vlamingen in het gedrang komen. (Applaus bij sp.a)
Mijnheer Vandenbroucke, u trekt het echt op flessen. De Raad van State moet dit natuurlijk stellen. Indien we gedurende vijftig of zestig jaar niet zouden voorzien in middelen om de grondrechten te beschermen, zouden we die grondrechten uithollen. Er is daarnet aangehaald dat meer dan een vierde van ons totale budget naar het onderwijs gaat. U moet me dan eens uitleggen hoe een kleine indexering ertoe zou leiden dat we plots niet meer in onderwijs zouden voorzien. Ik lees dat niet in het advies van de Raad van State. Geen enkel zinnig mens leest dat daarin. (Applaus van Matthias Diependaele)
Ik luister met verbazing naar de heer Vandenbroucke. Hij geeft de indruk dat deze regering helemaal niet meer investeert in Welzijn en Onderwijs. Ik ben minister van Begroting en ik zie in de cijfers dat Onderwijs niet alleen de grootste begroting heeft, maar als ik Onderwijs en Welzijn samenneem, dan maken ze meer dan de helft uit van het totale budget van meer dan 40 miljard euro. Beide departementen stijgen ook gevoelig op het vlak van betaalkredieten. U moet niet doen alsof er niet wordt geïnvesteerd in onderwijs. U zegt dat het ‘front end’ is en dat er een aantal kostendrijvers zijn. Wilt u mij eens uitleggen waar u al dit geld vandaan zou blijven halen? Ik heb de indruk dat u denkt dat het maar van de bomen te plukken is. Zo is dat niet, mijnheer Vandenbroucke. Wij maken een begroting op waarvan we zeggen dat dit gezond beleid is, een gezonde begroting. U doet alsof deze regering niets doet voor Onderwijs en Welzijn. Niets is minder waar.
Minister Tommelein, ik ben mijn toespraak begonnen met te erkennen dat er investeringen gebeuren en dat we die toejuichen. De sp.a-fractie juicht elke euro toe die wordt geïnvesteerd in Onderwijs en Welzijn. Absoluut. Maar waar ik het over heb, zijn die generieke maatregeltjes waar u zo graag overheen walst. Elke adviesraad waaraan deze Vlaamse Regering advies heeft gevraagd – tot en met de Raad van State –, waarschuwt voor de concrete gevolgen ervan.
Ik richt me tot de minister-president. Minister-president, ik weet dat u niet warmloopt voor protesten uit het middenveld. Als wetenschappers kritisch zijn over de beleidsopties van uw regering, dan durft u het wel eens aan om hen te schofferen. Het is me duidelijk geworden dat uw regering de eigen adviesraden niet ernstig neemt. U bent wel een eminent jurist. Ik waardeer u als een verdediger van de rechtsstaat. Uw stilzwijgen was trouwens zeer veelbetekenend toen uw voorzitter enkele weken geleden de scheiding der machten in vraag dacht te moeten stellen. Daarom vraag ik u om alstublieft het advies van de Raad van State nog eens grondig na te lezen. De Raad van State toetst de beleidsopties die genomen worden door uw regering in het programmadecreet af aan de Grondwet en zegt dat een aantal grondwettelijk sociaal beschermde rechten van de Vlamingen in het gedrang komen. (Opmerkingen van Willem-Frederik Schiltz)
Ik zou u willen vragen, u als jurist, om dat ernstig te nemen. Dat is mijn boodschap aan deze Vlaamse Regering, waarmee ik wil eindigen. We zijn halverwege de legislatuur. We hebben nog een halve legislatuur te gaan, twee en een half jaar. Het is nog niet te laat om het roer op een aantal fundamentele punten om te gooien. Ik vraag u om de adviezen die u zelf hebt gevraagd, ernstig te nemen en om te luisteren naar de bekommernissen van de Vlaamse gezinnen in plaats van hen in de kou te laten staan. (Applaus bij de sp.a)
Mijnheer Vandenbroucke, ik blijf erbij dat u het advies van de Raad van State moedwillig foutief leest. Er worden geen grondrechten geschonden. Het gaat over artikel 23 van de Grondwet, wat een standstillbepaling is. De Raad van State zegt inderdaad dat als we onder dat niveau zouden gaan, we de grondrechten zouden schenden. Nergens zegt de Raad van State dat dit al het geval is. Absoluut niet.
U beweert dat de Vlaamse Regering en de meerderheid geen rekening houden met adviesraden. Ik spreek dat met klem tegen. Het klopt natuurlijk wel dat deze regering een overzicht moet houden op alle mogelijke beleidsdomeinen. Elke adviesraad komt op voor zijn eigen beleidsdomein en dat is logisch. Ik heb daar alle begrip en respect voor. Het is ook zeer broodnodig als advies aan de Vlaamse Regering, maar de regering moet natuurlijk keuzes maken. Er moet een evenwicht worden gezocht, en dat doet deze Vlaamse Regering.
Wij maken zeer duidelijke keuzes. Er wordt wel degelijk geïnvesteerd in die zaken waar u naar verwijst, in zaken die mensen belangrijk vinden, zoals Welzijn en Onderwijs. Daar wordt meer dan een beetje in geïnvesteerd. Het is inderdaad zo dat men nooit volledig kan voldoen. Dat was ook niet, zeker niet, toen uw partij in de regering zat. Het is onmogelijk om aan alle wensen van alle adviesraden tegemoet te komen. Dat gaat gewoon niet.
Ik heb een inzicht gekregen. (Opmerkingen. Applaus)
De heer Vandenbroucke heeft me een zeer rijk inzicht bezorgd: Sinterklaas bestaat, en hij staat dáár. (Willem-Frederik Schiltz wijst naar Joris Vandenbroucke)
Wij zorgen dat onze grondrechten en de welvaart ingevuld worden, dat daar geld voor is, vandaag en voor de toekomst, voor onze kinderen. Weet u wanneer de grondrechten en onze welvaart in het gedrang zouden komen, mijnheer Vandenbroucke? Als we uw sinterklaaspolitiek, zoals we hem bij Energie hebben gezien, zouden loslaten op de hele Vlaamse begroting. (Applaus bij de meerderheid)
Mijnheer Vandenbroucke, ik heb het daarnet al gezegd: u bent sterk begonnen, maar afgedwaald naar zekere karikaturale toestanden. Deze regering maakt inderdaad keuzes. De voorbije uren is duidelijk aangetoond dat er heel wat projecten op stapel staan die er toe doen voor mensen: onderwijs, welzijn, mobiliteit en jobs – 55.000 jobs in dit land, ook in de particuliere sector, dat is een topscore. Het is jaren geleden dat zulke mooie cijfers worden gerealiseerd. Dat is ook voor een sociaaldemocraat heel belangrijk, dat mensen extra jobs hebben, maar daar wordt met bijna geen woord over gesproken.
Wat mij echter het meest stoort in heel uw discours, is een gebrek aan coherentie. U geeft eerst een bloempje aan de regering door te zeggen dat er toch wel heel veel en mooie initiatieven zijn, en dan wilt u als een soort Sinterklaas blijven doorgaan. Dat is niet de realiteit. Weet u, de Vlaming weet dat. De Vlaming heeft geen boodschap meer aan profeten die denken dat de gebouwen tot in de hemel kunnen groeien. De Vlaming wil een zeker realisme. Als we de geloofwaardigheid willen herstellen, heeft onze politiek daar nood aan, aan een ernstig discours dat hoop en perspectief geeft, maar geen valse beloften doet zoals de groene stromen van enkele jaren geleden. De Vlaming heeft daar lak aan. Laat ons de geloofwaardigheid in de politiek herstellen en vanuit de oppositie zou het heel goed zijn om daaraan mee te werken. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Vandenbroucke heeft me rechtstreeks aangesproken, dus ik ga de handschoen opnemen. Ik wil aansluiten bij wat de vorige sprekers hebben gezegd. Inderdaad, Sinterklaas staat dáár. We zijn bovenop de besparing van 2 miljard euro waartoe we verplicht waren, in deze begroting nog eens verplicht geweest tot bijkomende besparingen. De groei die lager is dan ingepland, kost ons 90 miljoen euro per jaar. Nota bene, de groei in Vlaanderen is volgens het Planbureau 1,7 procent en in België 1,2 procent. We zijn gebonden aan het Belgische groeicijfer. Vlaanderen doet het significant beter dan de andere entiteiten.
We hebben 200 miljoen euro vooraf in onze bak gekregen van de Financieringswet: 200 miljoen euro bijkomend, boven op de horizontale transfer die we aan Brussel en Wallonië betalen. We hebben dus gezegd: we gaan opnieuw naar een evenwicht, niet naar een evenwicht om de cijfertjes in evenwicht te hebben, maar ook om te investeren. Ik begrijp dat u en uw partij zeggen: die investeringen, dat is goed. Er worden ongeziene bedragen uitgetrokken voor Welzijn, voor sociale woningbouw, voor Onderwijs. In de kinderbijslag doen we twee indexsprongen. We gaan de kinderbijslag optrekken tot ongeziene bedragen. Op 1 januari gaan een eerste en tweede kind 160 euro krijgen. Dat is veel meer dan in uw eigen partijprogramma stond. We hebben de doelgroepenkorting nog eens verhoogd met 125 miljoen euro dit jaar. Zoals de heer Van den Heuvel zei: er zijn 55.000 mensen meer aan het werk.
Dat is het verschil tussen u en ons. Wij gaan voor opwaartse sociale mobiliteit. Wij investeren in Onderzoek en Ontwikkeling opdat onze werkgelegenheid zou aantrekken. Wij investeren in Mobiliteit en Openbare Werken. We zien dat Vlaanderen groeit. De prognose bedraagt 1,7 procent. Dat is nog te weinig, het zou 2 procent moeten zijn.
Maar we zorgen ervoor dat die toekomstige generaties niet worden belast. Met uw systeem, waarbij je naar een begrotingstekort gaat, zorg je er pas voor – ik sluit aan bij wat de heer Schiltz heeft gezegd – dat in de toekomst de sociale rechten van de mens onder druk komen te staan. Dat is wat wij niet willen. Wij zorgen er nu voor dat we een goed beleid voeren, dat er een structureel evenwicht is, dat we investeren waar het moet. Mensen weten inderdaad dat er massaal wordt geïnvesteerd in al die sectoren. En het gaat beter. Het trekt aan. We zijn daarover optimistisch. Maar u komt altijd met doembeelden om iedereen naar beneden te praten. Want het gaat vooruit, blijkbaar tot uw ongenoegen.
Maar wat wij niet gaan doen, is grote putten maken nu, zodat er in de toekomst – en ik verwijs naar bepaalde Europese landen – massale zware besparingen moeten gebeuren die inderdaad ten koste gaan van de sociale rechten van de mensen. Dat zullen we niet doen. En in die zin zijn wij veel socialer dan wat u voorhoudt, veel socialer dan wat uw partij zegt. (Applaus bij de meerderheid)
Minister-president, ik heb niets anders gedaan dan gewezen op wat er staat in de adviezen waar u zelf om hebt gevraagd. Ik vind het eerlijk gezegd erg dat de fractieleider van de N-VA dit wegzet als desiderata van de verschillende sectoren die we onmogelijk allemaal kunnen invullen.
Bij mij gaan de alarmbellen af als er gezegd wordt dat de kernopdracht van onderwijs in het gedrang komt. Bij mij gaan de alarmbellen af wanneer men in het beleidsdomein Welzijn spreekt van een botte en ondoordachte besparing, wanneer de Raad van State zich inderdaad genoodzaakt ziet om de Vlaamse Regering te wijzen op wat er in de Grondwet staat.
Mijnheer Van den Heuvel, ik heb als sociaaldemocraat geen lessen te krijgen van een christendemocraat die zijn voeten veegt aan het feit dat het onderwijs vraagt om te investeren in zijn kernopdrachten! (Rumoer. Applaus bij sp.a en Groen)
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Mijnheer Vandenbroucke, beste collega's, mijn vader zei altijd: “Hoe harder je moet roepen, hoe minder geloofwaardig je bent.” (Applaus bij de meerderheid)
Het steekt natuurlijk, mijnheer Vandenbroucke, dat wij als christendemocraten duidelijk het verschil kunnen maken en dat onze minister Crevits het veel beter doet als minister van Onderwijs dan haar voorganger. (Applaus bij de meerderheid)
Beste collega's, minister-president, geachte ministers, voorzitter, Brussel, Parijs, Istanbul, Aleppo en nu ook Berlijn: de spiraal van zinloos geweld blijkt eindeloos. De manier waarop we die beantwoorden, is bepalend voor hoe de wereld er de komende decennia zal uitzien.
Ik parafraseer graag professor Loobuyck die politici gisteren in een krant terecht voor hun verantwoordelijkheid plaatste: ‘Zij denken electoraal garen te kunnen spinnen uit een samenlevingsmodel dat onder druk staat, door bijvoorbeeld de Syriëstrijders enzovoort. Maar mensen hebben het gevoel dat ze hun cultuur moeten verdedigen. De politiek speelt daarop in. We zijn erin geslaagd om een totale polarisering te creëren.’
Een groot deel van onze jonge mensen groeit op met een vrijwel permanente crisis: de bankencrisis, de economische crisis, de klimaatcrisis, de vluchtelingencrisis, de politieke crisis, brexit, vergrijzing, terreurdreiging. Ons samenlevingsmodel wordt al enkele jaren tot in zijn diepste vezels uitgedaagd. We moeten het onbehagen dat daaruit voortvloeit, herkennen en benoemen. Maar afglijden naar het voeden ervan, mag nooit een optie zijn voor verantwoordelijke politici. Zowel de geschiedenis als recente internationale politieke gebeurtenissen binnen en buiten Europa tonen de verwoestende gevolgen van een dergelijke kortzichtige politiek.
Democratieën hebben het vandaag moeilijk. Internationale verhoudingen staan onder spanning. Wie het pad van de angst kiest, zet de deur wagenwijd open voor extremisten. En op het eind van die tocht is iedereen verliezer.
We behoren tot die politieke generatie die willens nillens een nieuw verhaal moet schrijven. We bevinden ons op onbekend terrein, maar er is geen alternatief. Tegen die achtergrond van zoveel verandering wapent de vertrouwde retoriek niet en zijn oude recepten niet langer afdoende. Precies op zulke momenten moet de politieke wereld het lef hebben om op zoek te gaan naar perspectief. Zij moet redelijkheid en verbondenheid durven aan te moedigen, de omslag durven maken en nieuwe oplossingen uitwerken, in staat zijn om vertrouwen te geven aan mensen en hun vaste grond onder de voeten geven.
We staan op een splitsing. De keuze die voor ons ligt, is deze tussen terugplooien op onszelf of verder ontwikkelen, tussen protectionisme en internationaal realisme, tussen angst en veerkracht, tussen terecht zelfbewustzijn en verkramping. De foute keuze maken leidt – en dat toont ons de geschiedenis – tot minder welvaart, minder groei en meer conflicten. Het is niet voor het eerst dat ik hier om die reden oproep tot politieke moed. Ik merk immers dat ook in ons land de verleiding groot is geworden om te kiezen voor wat onze samenleving hindert om de uitdagingen waar we voor staan, met overtuiging vast te pakken.
Wie nu kiest voor het discours van de angst, verzekert zich wellicht van een ruim electoraat op korte termijn. Het is echter mijn overtuiging en die van mijn partij dat wie het lef heeft te kiezen voor de weg van de redelijkheid en de hoop, op lange termijn echte geschiedenis schrijft.
Met wat oplapwerk komen we er niet. We zijn de fase van het pure crisismanagement voorbij. Het is hoog tijd om die keuzes te maken die tot echte antwoorden leiden en die ervoor zorgen dat crisissen voortaan kunnen worden vermeden of beter worden aangepakt.
Op het congres van mijn partij eind november hebben wij resoluut de keuze gemaakt om de omslagen die broodnodig zijn, zonder terughoudendheid te maken. Ik ga even voorbij aan de aanpak van onze federale evenknie op het vlak van terreur en veiligheid, asiel en migratie, die de meerwaarde bewijst van het positieve confederale model waarvan CD&V al decennialang de motor wil zijn, ten opzichte van de contrafederale logica.
Ook economisch worden de eerste vruchten daarvan geplukt. Een loonkostverlaging leverde nu al 55.000 nieuwe banen op. De Nationale Bank voorspelt er nog 120.000 tegen het einde van deze legislatuur, ook in de particuliere sector. Het Vlaamse luik van die federale taxshift staat dit jaar alleen al borg voor meer dan 312,1 miljoen lastenverlagingen voor de Vlaming. Fantastisch werk, heet dat dan. Ik wil echter vooral focussen op enkele van de antwoorden die deze Vlaamse meerderheid formuleert op de crisis die we doormaken. Er wordt geïnvesteerd in de beleidsdomeinen die er echt toe doen voor de mensen. En wij zijn dan ook trots op een aantal grote hervormingen die op poten zijn gezet door onze ministers, met sociaal overleg en in samenspraak met onze fractie en diverse actoren van het middenveld.
Op budgettair vlak zit Vlaanderen op schema. Deze regering zal geen putten nalaten die door volgende generaties moeten worden gevuld. Het einde van het gratisbeleid en de heroriëntering naar ecofiscaliteit bieden een solide basis om op verder te bouwen en creëren op termijn nieuwe investeringsruimte.
Om onze economie via innovatie te stimuleren, voorziet de regering in bijna 195 miljoen euro extra in 2017. Fundamenteel en toegepast onderzoek, niet alleen in functie van grote ondernemingen maar ook met het oog op de groei van de kleinere bedrijven, moet ons nog meer op de internationale kaart zetten.
Om het grootste mobiliteitsproject in Vlaanderen, de Antwerpse ring, weer uit het slop te halen, stelde deze regering een intendant aan, Alexander D’Hooghe. Een van ’s werelds grootste specialisten toonde zich bereid om samen met de Vlaamse Regering, maar vooral ook samen met alle actoren, administraties en de burgerbewegingen, op zoek te gaan naar gedeelde oplossingen, waarin de leefbaarheid van de stad en een verbeterde mobiliteit hand in hand gaan. Met zijn ambitienota verraste hij vriend en vijand. Zijn aanpak werkt, collega’s, en verdient aanbeveling en navolging.
Inzake klimaat werd nooit een verregaander engagement kamerbreed gedragen. De klimaatresolutie maakt dat het Akkoord van Parijs in Vlaanderen geen dode letter blijft. De omslagen in energie, economie, mobiliteit, wonen, natuur, land- en tuinbouw: stuk voor stuk wordt de richting aangegeven. En veel belangrijker nog: de voortgangsrapportage aan de hand van concrete doelstellingen werd afgedwongen. In dezelfde historische lijn moet ook het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen gezien worden, na gedurfde, maar intelligente keuzes voor nieuwe instrumenten om onze ruimte te vrijwaren, op een manier die onze economie niet lamlegt. Het is een keuze voor leefbaarheid die geen financiële kraters slaat. Het is het prototype van een omslag die perspectief biedt, perspectief op een Vlaanderen met ademruimte voor jongeren, gezinnen, natuur, land- en tuinbouw en bedrijven.
We zijn in volle voorbereiding van de invoering van het groeipakket. Als de armoedetoets het licht op groen zet, zullen vanaf 2019 jonge gezinnen extra worden ondersteund met 160 euro per maand en zal het aantal gezinnen dat een beroep kan doen op sociale toeslagen, verdriedubbelen tot 12 procent. We stellen ons garant voor een Vlaamse kinderbijslag die niet alleen onze gezinnen steunt in de opvoeding van hun kinderen, maar tegelijk ook de kinderarmoede verder terugdringt.
Het totale welzijnsbudget groeit met 450 miljoen euro. Dat is een stijging van meer dan 4 procent. De persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap zal ervoor zorgen dat zo’n 1500 mensen extra worden ondersteund en hun leven zelf in handen kunnen nemen. Los van de paradigmashift die daarmee gepaard gaat, bedraagt de budgetverhoging voor personen met een handicap bijna 120 miljoen euro of zo’n 8 procent.
Sinds de meest recente PISA-resultaten (Programme for International Student Assessment) weten we dat ons onderwijs internationaal hoog blijft scoren. Maar we kunnen niet blind blijven voor de jongeren die onderpresteren. De modernisering van ons secundair onderwijs, met een uitgesproken focus op talentdetectie, begeleiding en oriëntering doorheen de volledige schoolloopbaan, komt dan ook geen moment te vroeg. De belangrijkste grondstof die Vlaanderen rijk is, moet maximaal ontgonnen worden. En het is daarnet al gezegd: nog nooit zijn er op zo’n korte termijn en in zo’n hoog tempo nieuwe scholen gebouwd in Vlaanderen.
De versterking van de lokale bestuurskracht is verder de beste garantie op een hechte samenleving. Het vasthouden aan de keuze hen te laten beslissen om al dan niet te fuseren, is het ultieme bewijs van vertrouwen in hun inschattingsvermogen om te doen wat moet om lokale leefgemeenschappen te versterken en te laten groeien. De machtiging voor de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW) wordt voor het komende jaar opnieuw verhoogd met 200 miljoen euro. Het maakt dat de realisatie van sociale huurwoningen met een verhoogd tempo kan worden voortgezet, zodat de woonnood van de meest behoeftigen van een structurele oplossing kan worden voorzien. Vorige vrijdag nog nam deze regering een aantal belangrijke beslissingen om de archeologienota’s sneller, relevanter en goedkoper te maken, zonder verlies van aandacht voor ons archeologisch erfgoed.
Collega’s, de Warmste Week bewijst elk jaar dat de Vlaming zeer bereid is tot solidariteit. Maar die Vlaming wil daar ook iets voor terug: warmte, gezelligheid, verbondenheid, maar vooral de zekerheid dat die solidariteit fair en rechtvaardig gedragen wordt en tot iets leidt.
Wij hebben inderdaad van de Vlaming inspanningen gevraagd, en die zijn verdedigbaar als die inspanningen gepaard gaan met de zekerheid dat ze resultaat opleveren. Het is onze plicht om daarvoor te zorgen.
Het palmares van deze regering is dus halverwege niet min, maar we zijn er nog niet. We zijn niet blind voor het feit dat het werk niet af is, niet volmaakt. Nieuwe systemen vragen nu eenmaal een testfase zodat, waar nodig, kan worden bijgestuurd.
De roep om meer leefbaarheid in de brede zin van het woord wordt zo steeds luider. Niet alleen in het Antwerpse dossier moeten we hiervoor alert zijn; ook in de komende dossiers, zoals de optimalisering van de Brusselse ring, de toekomst van de luchthaven van Zaventem, de Noord-Zuid Limburg, de West-Vlaamse N8, moeten we economisch en ecologisch verzoenen met leefbaarheid voor omwonenden en gebruikers.
Een ander aandachtspunt blijft de concrete invulling van een eenduidige en volgehouden klimaatkoers. Het is voor ons een absolute prioriteit. De positie van Koning Fiets in het mobiliteitsverhaal moet ondubbelzinnig worden versterkt. Met het vernieuwd ruimtebeheer starten we vandaag. Net zo met de modernisering en het energie-efficiënt maken van de woningen, zonder de betaalbaarheid ervan te hypothekeren. Een bijkomende versnelling is broodnodig. Eigenaar of huurder, iedereen thuis, kwalitatief en betaalbaar.
De economie heeft zich, ondersteund door het Vlaamse, federale en Europese beleid, vrij robuust getoond. Maar na de financiële crisis eisen terreuraanslagen hun tol. De toeristische sector tekent een verlies op van 15 procent: Het slechtste resultaat ooit. Het is tekenend voor de manier waarop naar ons land wordt gekeken. De economische weerslag daarvan mogen we niet onderschatten.
Dat geldt ook voor de lokale besturen. Ze zijn het bestuursniveau bij uitstek dat de verbondenheid tussen mensen versterkt en bruggen kan bouwen. Vlaanderen investeert meer in dat partnerschap. Maar in dat versterkt contract met de lokale bestuurders moet ‘regelhygiëne’ centraal staan. Als we het menen met het vertrouwen in de lokale besturen, moeten we hen ernstig nemen. Dat betekent ook vaart maken met de regelgeving die de integratie van OCMW in de gemeentebesturen organiseert. Ook bij het aan de slag krijgen en houden van hen die wat verder van de arbeidsmarkt verwijderd zijn, moet de lokale overheid haar rol kunnen spelen. Wijk-werking kan daartoe een belangrijke kansencreërend instrument zijn en moet de komende maanden verder worden uitgewerkt. Een luisterend oor voor alle betrokken partners verhoogt hier de slaagkans in het veld.
Collega’s, het vraagt een bijzonder intelligente afweging om nieuw beleid vorm te geven, zonder afbreuk te doen aan basisverworvenheden. De vrijheid van meningsuiting en godsdienstbeleving, het verbod op discriminatie, het respect voor de rechtsstaat en de scheiding der machten, het recht op een menswaardig leven, het recht op arbeid, sociale zekerheid, huisvesting en een gezond leefmilieu, onderwijs zijn tijdloos en grondwettelijk verankerd, net om ervoor te zorgen dat ze niet worden geschaad omdat een nerveuze tijdsgeest daarom lijkt te vragen. Niemand heeft iets aan een goedkope fiets als nadien blijkt dat hij met minderwaardige materialen is gebouwd en bij de eerste klim de ketting breekt.
De omslagen die deze regering in moeilijke omstandigheden heeft gemaakt, bieden op middellange termijn een uitweg uit de financiële, economische en klimaatcrisis. Door de complexiteit van de oefening is overhaasting geen optie. Dat betekent niet dat tijd wordt verloren; alleen betekent dat dat de resultaten niet onmiddellijk zichtbaar zijn, en het maakt ook politiek op dit moment dubbel moeilijk. De verleiding van goedverkopende simplismen is groot, maar biedt geen echt perspectief. We moeten voor ogen houden dat er slechts één emotie sterker is dan angst, en dat is hoop.
Beste collega’s, ik wens u allemaal een zeer warme kerst toe, en op de splitsing van oud naar nieuw de moed om het pad van de angst en polarisering de rug toe te keren en voor dat van de hoop te kiezen. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Rzoska heeft het woord.
Voor het eerst ben ik blij, minister Crevits, dat de Vlaamse Regering voltallig is.
Collega’s, leden van de regering, voorzitter, het is de tijd van het jaar waarin je wel eens de vraag krijgt: wat was voor u het hoogtepunt van het jaar? Voor Groen was dat ongetwijfeld de concretisering van het Klimaatakkoord in Parijs door de goedkeuring van een kamerbreed gedragen klimaatresolutie. Het is een klimaatresolutie, denk ik, waarvan we allemaal het belang onderkennen. Vlaanderen kiest voor de groene toekomst, voor de eerste stap naar een samenleving die niet langer draait op eindige fossiele brandstoffen maar die eigenlijk kiest voor hernieuwbare energie.
Dit parlement gaat voor een halvering van het aantal nieuwe auto’s met een verbrandingsmotor tegen 2030, een uitfasering van stookolietanks en nog meer hernieuwbare energie. Voor het eerst, collega’s, vraagt een duidelijke meerderheid om paal en perk te stellen aan het verspillen van open ruimte. Ik denk dat we met dit parlement een omslag hebben gemaakt, en die was dringend nodig.
Nu, al te vaak wordt door u, minister-president, een ideale samenleving beschreven in pakweg 2050 of 2040, zonder een concreet stappenplan om daar te geraken. Het parlement daarentegen toont met de klimaatresolutie aan dat het wel degelijk een routeplan heeft om naar de ideale samenleving te gaan. Nu is het eigenlijk aan u en aan uw ploeg om die handschoen ook op te nemen. We kunnen heel wat concrete stappen vandaag zetten.
Het gaat niet langer op, denk ik, om een aantal toekomstbeelden te projecteren en te zeggen: kijk, daar gaan we naartoe als we vandaag niet de juiste weg inslaan, als we vandaag niet de omslag maken in het beleid die nodig is. U spiegelt de Vlaming een aantal mooie toekomstbeelden voor. Maar mijn vraag is, minister-president, wat doet u vandaag om daar te geraken? Wat doet u, wat onderneemt u vandaag om daar in 2050 te geraken? Dat is voor mijn fractie op zijn zachtst gezegd ondermaats.
Het is natuurlijk duidelijk dat de Vlaamse Regering wel stappen zet. Het is niet omdat we een Visienota 2050 uitgetekend hebben, dat we nu met de armen gekruist zitten. Ik wil erop wijzen dat we wat betreft de beleidsruimte voor Vlaanderen nog ambitieuzer zijn dan dit parlement, mijnheer Rzoska. We willen de omslag maken naar 0 hectare bijkomende ruimte innemen in 2040.
We hebben zeer ambitieuze doelstellingen en we ondernemen actie. We hebben de verkeersbelasting vergroend. We hebben zeer concrete maatregelen genomen voor energienormen voor de woningen en de gebouwen, residentieel en niet residentieel. We hebben de kilometerheffing voor vrachtwagens ingevoerd. We zullen zo snel mogelijk een instrumentenbox uitwerken met betrekking tot het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. Dit is een wetboek, we gaan dit omzetten in decreetgevend werk. Inzake Mobiliteit maken we volop werk van een fietsbeleid. Er worden fietssnelwegen aangelegd. We stimuleren iedereen, werkgevers en werknemers, om daar ook gebruik van te maken. Minister Tommelein heeft net een windkrachtplan voorgelegd aan de regering dat we goedgekeurd hebben.
Op elk van die domeinen ondernemen we actie, uiteraard ook evenzeer als het erop aankomt om de omslag te maken naar industrie 4.0. We investeren ongeziene bedragen in onderzoek en ontwikkeling. Wees gerust, die stap naar de toekomst, die zetten we, die concretiseren we. Daarom precies komen we met die begroting die zo ambitieus is, daarom trekken we zoveel honderden miljoenen uit voor dat toekomstgerichte beleid.
Ik zal daar niet zo verschrikkelijk veel aan toevoegen. Het is inderdaad duidelijk dat deze regering daarop inzet en dat ik – zeker op het vlak van energie – grote ambities heb. Ik ben gedreven om resultaten te boeken en doelstellingen te halen.
Wat me van het hart moet, mijnheer Rzoska: ik vernam vanmorgen dat u een aantal vaststellingen doet, die voor mij niet nieuw zijn. U zegt dat er dit jaar en het komende jaar een flink bedrag aan energieheffing zal worden geïnd door deze regering. Dat is een feit. Ik heb altijd gezegd dat ik daar niets aan zal kunnen veranderen. Er zijn in het verleden beslissingen genomen die tot bedragen hebben geleid die er nu eenmaal zijn. Ik hoor iedereen graag zeggen: ‘Dit moet weg.’ Dat hebt u ook vanmorgen in de krant verklaard, mijnheer Rzoska.
Ik zou een oproep willen doen om het draagvlak voor hernieuwbare energie mee te herstellen. Dat draagvlak is zeer broos in Vlaanderen en lag zelfs een hele tijd aan diggelen door toedoen van een discussie die nergens toe leidt. Ik ben net zoals u heel tevreden over de gang van zaken. Ik zie inderdaad dat er een kamerbrede resolutie is. Ik zie dat de regering op het vlak van alles wat te maken heeft met klimaat en energie, beslissingen neemt die toch wel revolutionair zijn. We hebben met de regelmaat van de klok een plan: Zonneplan, een Windplan, zoals minister-president Bourgeois zegt, en ik ga werken aan een Warmteplan. Er moeten een aantal veranderingen komen in onze systemen. Ik stel telkens vast dat sommigen in onze samenleving zich geroepen voelen om mensen bang te maken, om angst te zaaien en te zeggen: ‘Dit kan niet.’ Op een bepaald moment moeten we ook eens durven te zeggen waar het op staat. Wij moeten een omslag maken, en dit zal energie vragen, energie van iedereen: van de burgers, de overheid, de bedrijven. Maar telkens opnieuw herhalen dat dit ook wel wat financiële energie en investeringen vraagt, en doen alsof je een volledig budgetneutrale energieomslag kunt maken: u weet ook dat dat niet kan.
Kijk naar buurland Duitsland, waar ook een ‘Energiewende’ bezig is, waar men ook een energieomslag doet, waar men ook aan de burgers probeert te zeggen: ‘Kijk, wij moeten in die richting gaan.’ Ik stel vast dat de Duitse burgers en het Duitse bedrijfsleven verder gaan dan de ambities van de overheid. Dat is nu net waarmee ik zeer graag zou worden geconfronteerd: dat we de ambitie die wij vandaag hebben met de Vlaamse Regering en die u, mijnheer Rzoska, ook hebt, samen kunnen overtreffen in 2020, dat we kunnen zeggen dat we het beter hebben gedaan dan we gepland hadden. Maar dan moeten we wel stoppen met telkens opnieuw verwarring te zaaien bij de mensen en bij de burgers, en telkens opnieuw te zeggen: ‘Ge moet eens kijken wat hier allemaal betaald moet worden.’
Ja, mijnheer Rzoska, en ik herhaal het voor de laatste maal: er is op een bepaald moment een bedrag dat moet worden opgehoest, en er is een bedrag dat daar ligt en dat op een of andere manier moet worden aangepakt. Ik heb iedereen de hand gereikt, maar blijkbaar wil men daarmee niet stoppen. Door te zeggen dat dat in feite niet bestaat en dat het weg moet, lossen we niets op.
Ik luister zeer graag naar uw ambitie en naar uw oproep, maar ik roep ook op om te stoppen met het draagvlak voor hernieuwbare energie telkens opnieuw aan diggelen te slaan.
Minister, een deel van uw discours kan ik volgen. Ik hoop dat u op een gegeven moment geconfronteerd wordt met een bedrijfsleven dat veel verder gaat dan uw eigen plannen. Ik weet dat u heel wat plannen hebt. Ik hoop ook dat die zullen worden uitgerold. Maar het kan en zal mij er niet van weerhouden om een onrechtvaardige belasting die u, of uw voorgangster, de Vlaming in de schoenen heeft geschoven, te blijven contesteren. Iedereen beseft dat die ‘Turteltaks’ helemaal niet rechtvaardig in elkaar zit. Dat is een absoluut domme beslissing geweest, die geen rekening hield met wat mensen verbruiken, die grote verbruikers even hard treft als kleine verbruikers terwijl die kleine verbruikers zouden moeten worden gestimuleerd, die kmo’s treft terwijl grote bedrijven en multinationals ontsnappen. Dat staat telkens opnieuw in het rapport.
Toen u het voor het zeggen kreeg op dat departement, hebt u aangekondigd dat u een aantal onrechtvaardigheden in de ‘Turteltaks’ ging wegwerken. Ik wacht tot op de dag van vandaag wanneer u die onrechtvaardigheden gaat wegwerken. U hebt dat meerdere keren aangekondigd. Ik zie in de begroting 2017 een bedrag voor de ‘Turteltaks’ op kruissnelheid, en ik zie niet waar de correcties zitten.
Minister-president, ik ken het liedje ondertussen. Wat betreft open ruimte waren wij bereid om verder te gaan. Ook een deel van de meerderheid was bereid om verder te gaan. Maar er was nog één partij in uw meerderheid die behoorlijk op de rem ging staan toen het over open ruimte ging. Ik ben benieuwd met welke concrete plannen u gaat komen. (Applaus bij Groen en sp.a)
Mijnheer Rzoska, ik begrijp dat we over een aantal zaken een andere mening hebben. Over de wijze van uitvoering kunnen we inderdaad discussiëren, maar als telkens opnieuw de indruk wordt gegeven dat we een energieheffing kunnen wegtoveren en dat niemand dat zal hoeven te betalen, dan moet ik dat tegenspreken. Men heeft destijds de mensen de indruk gegeven dat sommige zaken gratis waren. Welnu, gratis bestaat niet. Dat heb ik intussen wel geleerd. We kunnen nog discussiëren over wie wat moet dragen en op welke manier de kosten moeten worden gedragen. Ik heb vandaag ook al gezegd dat een aantal zaken dienen te worden geëvalueerd. Ik heb in de commissie al aangekondigd dat de meest onrechtvaardige gevolgen aangepakt worden en bij de Raad van State liggen. Het is mijn bedoeling die regeling in werking te laten treden vanaf 1 maart 2017. Dat weet u zeer goed. U zat immers in die commissie en u hebt daar kennis van genomen. Nu doet u opnieuw alsof er niets gebeurt. Ik betreur dat omdat u aan de buitenwereld de indruk geeft dat het probleem niet wordt aangepakt. Dat vind ik jammer.
Mijnheer Rzoska, ik stel vast dat u akte neemt van de maatregelen die we wel degelijk nemen. Wat me een beetje stoort, is dat u zich uitsluitend fixeert op de resolutie van het Vlaams Parlement, die een goede resolutie is en waar we heel blij om zijn. U zou volgens mij beter wijzen op de grote synergie en op de grote overeenstemming tussen wat het Vlaams Parlement wil en wat de regering wil. Voor het eerst staan we voor een historisch moment, voor een omslag die we willen maken. We gaan die omslag maken op alle gebieden en we staan open voor samenwerking. Als u van uw kant de indruk geeft dat deze regering niet de daad bij het woord voegt, dan is dat fout en dat weet u. Ik heb al vijf of zes maatregelen opgesomd. Ik zou nog de circulaire economie kunnen vermelden en wat de plannen daarvoor zijn.
Ik zou dus veel liever hebben dat we daar samen werk van zouden maken. We gaan dat met zijn allen moeten doen. We moeten die lokale besturen meekrijgen met betrekking tot die ruimtelijke plannen. Ze moeten daar allemaal stuk voor stuk over nadenken. De Bouwmeester is daar momenteel voor op pad: hij geeft tientallen lezingen in Vlaanderen. Laten we de handen in elkaar slaan, in plaats van te zeggen dat het Vlaams Parlement goed zijn werk doet en de regering niets doet. Dit klopt niet.
De heer Somers heeft het woord.
Mijnheer Rzoska, er is vandaag in onze samenleving al genoeg verzuring. Ik vind het spijtig dat u daaraan meedoet.
Ik sluit me volkomen aan bij wat de minister-president zojuist heeft gezegd. Als er in dit Vlaams Parlement eensgezind een resolutie wordt goedgekeurd, die een omslag realiseert in het ruimtelijk beleid in Vlaanderen en als die resolutie bovendien spoort met wat de Vlaamse Regering doet, is dat een historische en positieve gebeurtenis. In plaats van dat aan te grijpen en te zeggen dat u vanuit de oppositie de weg die we nu inslaan zult steunen, probeert u tegenstellingen te zoeken die er niet zijn.
U verwijst naar onze partij. Onze partij heeft dat zowel in de regering als in dit parlement volkomen gesteund. We geloven in het belang daarvan. Ik begrijp niet waarom u verdeeldheid moet zaaien waar er eenheid heerst. Er is in onze samenleving al voldoende verdeeldheid. Als we nu die historische omslag maken, steun die, moedig die aan, op een kritische maar constructieve manier. Probeer geen verdeeldheid te zaaien in de meerderheid, waar er geen verdeeldheid is.
Mijnheer Somers, de oppositie heeft ook nog wel iets anders te doen dan te applaudisseren voor een regering die al halverwege is en niet oplevert wat ze heeft beloofd. Dat heeft niets te maken met verbondenheid of verdeeldheid in deze samenleving. Ik denk dat we schouder aan schouder staan, met sommigen iets meer dan met anderen, om die verdeeldheid in die samenleving tegen te gaan en die verbondenheid te gaan opzoeken. Dat ontslaat mij niet van de opdracht om die Vlaamse Regering voor haar verantwoordelijkheid te plaatsen.
Ik ben het eens met de heer Van den Heuvel dat het belangrijkste de voortgangsrapportage is die daarin zit. Ik ben benieuwd, mijnheer Somers, want ik zie die omslag niet vandaag. Ik kom daar straks nog op terug. Ik ben benieuwd met welk rapport die Vlaamse Regering na 1 jaar klimaatresolutie naar het Vlaams Parlement zal komen. Dan zal elke minister duidelijk moeten maken wat hij of zij gedaan heeft om een stap te zetten in de richting van dat ideale Vlaanderen dat we hopen te zien tegen 2020 of 2050. Op dit moment overtuigt die Vlaamse Regering mij niet. Er zijn een aantal dossiers, zoals carbon leakage en andere, die zeer duidelijk aantonen dat deze Vlaamse Regering hardleers is op een aantal punten. Om een echte omslag te realiseren laat deze Vlaamse Regering veel te veel steken vallen en is ze behoorlijk inconsequent.
Ik ben bereid met open vizier de Klimaatresolutie en het beleid van de Vlaamse Regering te bekijken, maar ik wacht liever op het resultaat alvorens op dat punt voor deze Vlaamse Regering te applaudisseren. (Applaus bij sp.a en Groen)
De heer Bothuyne heeft het woord.
Mijnheer Rzoska, de vijf partijen hebben de Klimaatresolutie samen opgemaakt en ze ook samen goedgekeurd. Dan verwacht ik van u dat u ook wel weet wat erin staat. Als de ‘carbon leakage’ het voorbeeld is waarmee u wilt aantonen dat deze Vlaamse Regering geen goed klimaatbeleid voert, dan moet u lezen wat erin staat. Er is overeengekomen dat we in 2020 op basis van het ritme dat de Europese Commissie op dat vlak voorschrijft, een evaluatie en bijsturing zullen doen. Gelijk wie op dat moment in de regering zit, zal daar op dat moment zijn verantwoordelijkheid moeten nemen. Ik ga ervan uit dat minstens een van onze vijf partijen op dat moment in de regering verantwoordelijkheid zal opnemen en dat ook op dat moment zal moeten doen.
Als u twee weken geleden ermee akkoord ging om het op die manier te doen, moet u vandaag hier geen kritiek komen spuien op de regering die daar tekort zou schieten. Ik zie die niet op dit moment. Deze resolutie biedt heel veel kansen en mogelijkheden voor deze en volgende regeringen om een klimaatbeleid te voeren dat Vlaanderen nodig heeft. Ik hoop dat u daar gewoon constructief aan zult blijven meewerken, zonder in platte oppositieretoriek te vervallen.
Mijnheer Bothuyne, ik werk mee aan een compromis. Dat is uiteraard niet helemaal het programma van Groen, want dan hadden we het ook niet getekend. Dat geldt voor elke partij. Er zijn nog altijd een aantal dossiers waarvan ik en mijn fractie vinden dat het niet snel genoeg gaat en ik behoud me het recht voor om die aan te duiden. Maar ik zal elke stap vooruit omarmen, alleen mag het wat mij betreft wat sneller gaan. De Klimaatresolutie had voor ons een bepaalde lat waar we niet onder wilden. Die zit erin. Dan zullen we daar ook constructief aan meewerken, zoals we ook altijd hebben gedaan.
Ik kom terug op de begroting. Ik ben daarnet geëindigd met te zeggen dat deze Vlaamse Regering, op zijn zachtst uitgedrukt, ondermaats de weg inslaat van waar het naartoe zou moeten gaan. In die zin is een begroting natuurlijk een neerslag op papier van de richting die een regering kiest. Gaat ze naar links, naar rechts, vooruit of achteruit? De begroting is eigenlijk de ‘reality check’ voor de talrijke beloftes die de regering de voorbije jaren deed.
Minister-president, u zei bij uw eerste regeringsverklaring: “We willen eerlijk zijn over deze maatregelen. Je kunt niet zo zwaar besparen zonder dat dit inspanningen vergt. Maar het is snoeien om te groeien. Dit is een regeerakkoord dat perspectief biedt. (...) Dat betekent dat we niet alleen het tekort wegwerken, maar door structurele besparingen ook extra financiële ruimte voor investeringen in belangrijke maatschappelijke noden en de economie vrijmaken.”
Minister-president, in september liet u bij uw Septemberverklaring uitschijnen dat het kantelmoment bereikt is. U zei letterlijk: “De motor slaat aan, nu is het tijd voor de turbo.” Die Vlaamse turbo zou dan neerkomen op straffe investeringen in scholen, zorg, innovatie en verkeer. Maar de werkelijkheid is in mijn ogen zo anders en zo teleurstellend. De besparingen lopen gewoon door. De regering maakt bij de begroting 2017 geen enkele besparing uit het verleden ongedaan. Eén ding is wat mij betreft, wel zeker: de regering van de N-VA, Open Vld en CD&V stuurde de voorbije twee jaar voor 2 miljard euro besparingen en facturen op de mensen af. 2 miljard euro besparingen, u hebt het bedrag daarnet zelf nog eens genoemd. 2 miljard euro besparingen en facturen, en de bekendste factuur – ja minister Tommelein, ik ga er toch op terugkomen omdat ik hem zo onrechtvaardig vind – kost de Vlamingen dit en volgend jaar ongeveer 800 miljoen euro. Dat is die vermaledijde ‘Turteltaks’. Minister, op zich had ik niets tegen uw voorgangster, maar ik had gehoopt dat met haar verdwijnen ook de taks verdween, maar die is er nog altijd.
De regering van de N-VA, Open Vld en CD&V sneed in het budget voor basisonderwijs, de culturele sector en de VRT. Boven op al die besparingen en die ‘Turteltaks’ stuurt u nog eens eindeloze facturen naar de Vlamingen, naar al die mensen die keihard werken om dagelijks rond te komen. Er zijn hoger inschrijvingsgeld voor het hoger onderwijs en hogere waterfacturen. U houdt de kinderbijslag laag door twee keer niet te indexeren, terwijl de prijzen in de supermarkt wel degelijk stijgen. U verhoogde de tarieven voor kinderopvang, u verhoogde de premie voor de zorgverzekering, u maakte dat er duurdere tickets waren voor de bus en de tram. Die facturen, beste Vlaamse Regering, zijn een dagelijkse realiteit voor al die Vlamingen, en dat nu al twee jaar lang.
Intellectuele oneerlijkheid, mijnheer Rzoska. Ik heb heel veel respect voor u, maar als u spreekt over 800 miljoen euro, dan moet u maar eens goed beseffen dat dit nog maar een peulschil is van wat moet worden opgelost. Als u dan opnieuw blijft herhalen dat dit weg moet, dan vraag ik me af hoe u het dan wel zou doen. Hoe zult u de schulden uit het verleden, die zijn afgeleverd en die men uit de hand heeft laten lopen, die ongeveer 9 miljard euro bedragen volgens de berekeningen, die engagementen zijn naar de burgers die je niet zomaar kunt annuleren, aflossen? Hoe zult u het wel doen? Hoe doet u dat weg? Hoe doet u dat zomaar weg? Nog belangrijker, hoe blijft u de mensen motiveren om de omschakeling naar hernieuwbare energie te maken? Hoelang nog zult u de mensen wijsmaken dat dat allemaal kan, zonder dat daar 1 euro investeringen mee gepaard gaat, zonder dat er 1 euro stimuli in wordt geïnvesteerd? Ik ben echt benieuwd.
Minister, wij hebben een alternatief op tafel gelegd voor die ‘Turteltaks’. We hebben dat wel degelijk gedaan. U hebt een tijdje aan de overkant van de straat gezeten …
Weg, hé. Weg, hé. Niemand betaalt dat in uw voorstel.
We hebben wel degelijk gezegd dat die factuur moest worden opgelost. Maar, minister, het is volgens mij toch de overheid, en de Vlaamse regeringen in het verleden, die een verantwoordelijkheid hebben in heel dat verhaal. Hoe komt het dan dat de huidige Vlaamse Regering bij het oplossen van die factuur, zelf geen verantwoordelijkheid neemt? U schuift ze volledig door naar degenen die eigenlijk de energiefactuur moeten betalen. Er komt niets uit de algemene middelen. (Opmerkingen van minister Bart Tommelein)
Minister Tommelein, ik heb u laten uitspreken. Ik hoop dat u me ook laat uitspreken.
We hebben wel degelijk een alternatief systeem op tafel gelegd met een veel getrapter systeem. Die ‘Turteltaks’ houdt geen rekening met degenen die weinig verbruiken. De mensen die weinig verbruiken, zouden veel minder energieheffing moeten betalen. Dat zat er niet in. Het is een soort vlaktaks geworden. Je houdt geen rekening met mensen, vaak in kwetsbare situaties, die bijvoorbeeld elektrisch verwarmen. Je houdt geen rekening met kmo’s. Die betalen wel, terwijl een aantal multinationals die op een ander net zijn aangesloten, geen ‘Turteltaks’ betalen. Er zitten een aantal anomalieën in die naar boven zijn gekomen in de maanden nadat die ‘Turteltaks’ door de Vlaamse Regering is beslist – ik heb het dan ook over de appartementsbewoners –, waar u tot vandaag nog altijd geen correctie op hebt toegepast.
Ik wacht dus op u, minister, want u hebt bij uw aantreden aangekondigd dat u de onrechtvaardigheden eruit zult halen. Wel, ik wacht op u om te kijken welke onrechtvaardigheden u eruit zult halen. Het moet me van het hart: in 2017 houdt u gewoon rekening met het pad dat de ‘Turteltaks’ van bij het begin heeft gehad, u laat hem draaien op kruissnelheid en volgend jaar zal de energieheffing diep in de zakken van de Vlamingen binnenkomen. (Applaus bij Groen en sp.a)
Ik heb al gezegd aan de heer Vandenbroucke dat deze regering openstaande facturen betaalt, punt. U schijnt vergeten te zijn dat de belastingen ook door mensen worden betaald, dat de overheid niet iets abstract is die maar aan de staart van de ezel heeft te trekken om geld te hebben om die facturen te betalen. In welke richting u het ook wilt draaien, het maakt niet zoveel verschil.
Bovendien, wat baten kaars en bril, als den uil niet zien en wil? Dit debat hebben we al ongeveer driehonderd keer gevoerd, en het is jammer dat u de techniciteit van dit dossier onderkent en dat wij uit alle macht hebben gezocht naar de meest rechtvaardige oplossing – we kunnen daarover van mening verschillen –, maar het is niet omdat u dit potje blijft opwarmen, dat het van smaak verandert.
Dat klopt, mijnheer Schiltz, daar kan ik alleen maar akkoord mee gaan. Op het einde van de maand zien de Vlamingen op hun energiefactuur wat hun die ‘Turteltaks’ kost. Of ik dat potje nu wel of niet opwarm, op het einde van de maand moeten ze het wel betalen.
Mijnheer Rzoska, weet u hoeveel bedrijven er op dit moment zijn vrijgesteld van de energieheffing? Dertig. Dat zijn de dertig bedrijven die niet zijn aangesloten op het net. Er zijn bedrijven in dit land die tot 120.000 euro energieheffing betalen. Tegenover de buitenwereld en de samenleving doen uitschijnen dat er geen energieheffing is voor bedrijven, is dus manifest onjuist, oneerlijk en misleidend.
U spreekt over de zwakkeren in onze samenleving. Er zijn 230.000 gezinnen die een verlaging van de energieheffing krijgen. 230.000 gezinnen. Hier nu zeggen dat er geen rekening wordt gehouden met de zwakkeren in onze samenleving, is dus manifest onjuist. U spreekt over elektrisch verwarmen. U spreekt over appartementsbewoners. Ik heb die maatregel genomen om die categorie te verschuiven. U doet alsof dat allemaal niet gebeurt.
Wat me echter het meest stoort, is het volgende. We kunnen discussiëren over de modaliteiten. U bent een linkse rakker. U mag dat zijn. U vindt dat het op een andere manier moet worden verdeeld. Dat is uw goed recht. Ik zeg alleen maar dat ik mijn verantwoordelijkheid opneem, en een discussie zelfs niet uit de weg ga. Ik weet wat daar ligt qua schuldenberg en ik weet dat die moet worden opgeruimd. Ik weet dat we daar allemaal samen inspanningen voor zullen moeten leveren. Stop met tegenover de buitenwereld te laten uitschijnen dat, als u aan de macht zou zijn en als u op mijn stoel zou zitten, die taks verdwenen zou zijn. U misleidt de mensen, mijnheer Rzoska. (Applaus bij de meerderheid))
Minister, ik misleid de mensen niet. Ik zeg alleen dat we het op een andere manier zouden hebben aangepakt. Dat is nogal duidelijk. U zit daar. Wij zitten in de oppositie. Mocht ik op uw stoel zitten, dan had ik het op een andere manier aangepakt. Ik ben op dat vlak inderdaad vermoedelijk een linksere rakker dan u. Dat kan goed zijn, maar ik zou het inderdaad op een rechtvaardige manier hebben aangepakt en ik zou er ten minste voor hebben gezorgd dat diegenen die het minst verbruiken, toch niet het zwaarst worden belast.
Wat besparingen en niet-indexeringen betreft: een van de grote hervormingen van deze Vlaamse Regering was de nieuwe kinderbijslag. Minister, we hebben daarnet een uitgebreid debat gehad, dus ik ga niet helemaal opnieuw in op die kinderbijslag, maar ik moet wel zeggen dat ik me stilaan begin af te vragen hoe het nu eigenlijk zit met die armoedetoets. Ik dacht toch dat die in dit parlement was aangekondigd, als een doorlichting. Ik heb daarnet ook collega Van den Heuvel ernaar horen verwijzen. Hij had het over het geval dat de armoedetoets positief is, dat die oplevert wat u hoopt. Het zou ook het omgekeerde zijn: wat als die armoedetoets dat niet oplevert? Hoe zit het daar nu mee? Ik heb een brief van u aan de parlementsvoorzitter gelezen, waarin u aankondigde dat die armoedetoets ten vroegste in oktober beschikbaar zou zijn. Het is eind december. In december hebt u in de commissie ook gezegd er bijna te zijn. Ik weet niet goed wat er aan de hand is. Ik vind dat het toch wel tijd wordt. Is die armoedetoets er nu? U hebt die immers eigenlijk toch op twee momenten aangekondigd. Dan vind ik dat het parlement daar inzicht in zou moeten kunnen krijgen.
U zult daar inzicht in krijgen, maar ik heb hem op dit moment nog niet. De reden is dat dit inderdaad een oefening is die vrij complex is en waarbij alle aspecten moeten worden bekeken. Het is aan diegenen die die toets uitvoeren om ons op een bepaald moment te zeggen dat ze het resultaat in zijn totaliteit kunnen voorleggen. Op dit moment is hij dus niet in mijn bezit. Ik heb er ook geen kennis van. We gaan doen wat we hebben afgesproken wat dat betreft. Ik zie dus eigenlijk nog niet echt een probleem.
Het probleem is het volgende, vind ik. Er is een hevig debat geweest toen de hervorming van de kinderbijslag hier in het parlement is besproken. Ik stel vast dat het op dit moment eind december is en dat de armoedetoets er nog niet is. Ik hoop dat we hem binnenkort kunnen zien, want dit lijkt me toch een van de grote, fundamentele hervormingen waarop u hebt ingezet, en de vraag is natuurlijk wat die armoedetoets oplevert. Het zou immers best wel eens kunnen zijn, met de dure woorden die u toen hebt uitgesproken, dat die hervorming opnieuw op tafel moet komen. Maar oké, de armoedetoets is er nog niet. Laten we wachten. Wat wel een vaststaand feit is, is dat de gezinnen vandaag die twee niet-indexeringen van de kinderbijslag wel al op hun bord hebben gekregen. Die niet-indexering creëert vandaag in mijn ogen al extra armoede.
De timing is dat het nieuwe systeem in 2019 in werking treedt. Naast de tarieven en de inkomenscategorieën enzovoort zijn er natuurlijk nog heel wat andere zaken die moeten worden geregeld, zoals de governancestructuur enzovoort. Dat is dus een werk dat we natuurlijk voortzetten, maar ik kan alleen maar bevestigen dat die armoedetoets uiteraard belangrijk is en dat die ook aan het parlement moet worden meegedeeld. U moet daar uiteraard een debat over kunnen voeren.
Ik wou over die indexering toch nog eens zeggen wat ik u ook de vorige keer heb gezegd. De vorige index is voor ons het resultaat van een federale ingreep. Dit voegen we weer aan het systeem toe. We zullen een index gebruiken om het nieuw systeem te laten werken. In het voorliggend concept doen we dit niet enkel om het nieuw systeem te laten werken, maar ook om een aantal sociale correcties te kunnen doorvoeren. Dit geldt dan ook voor de mensen die onder het oude systeem blijven vallen.
Mijnheer Rzoska, de kinderbijslag heeft altijd twee ambities gehad, namelijk de opvoedingskosten helpen dekken en een bijdrage leveren in de strijd tegen armoederisico’s. U moet de mensen vertellen wat het groene voorstel is. U wilt het systeem substantieel selectiever maken. U moet mainstream-Vlaanderen vertellen dat dit voor u geen bijdrage is om de koopkracht te verhogen en de opvoedingskosten voor alle Vlamingen te dekken. U wilt zelfs inperken dat het voor alle Vlamingen een appreciatie van en een bijdrage tot de opvoedingskosten zou zijn. Ik vind dat u dat luider moet zeggen.
Het is natuurlijk gemakkelijk de indruk te wekken dat u zowel het ene als het andere wilt. We moeten keuzes maken. Uw keuze is duidelijk veel selectiever. Dat is een keuze die u mag maken. U moet dan wel de modale Vlaamse gezinnen zeggen dat dit op het vlak van de kinderbijslag ten koste van hen zal gaan.
Minister, ik heb er absoluut geen probleem mee te stellen dat we voor een lager basisbedrag gaan en de kinderbijslag veel selectiever willen opbouwen, zodat dit geld kan terechtkomen bij de mensen die dit het hardst nodig hebben.
In dat geval zal het over veel meer dan de index gaan.
Minister Tommelein heeft me daarnet een linkse rakker genoemd. Ik bevestig dat. Wij willen de kinderbijslag anno 2016 en nadien veel selectiever en inkomensafhankelijk maken. In aanloop naar de verkiezingen heeft elke partij zijn systeem op tafel gelegd. Ik blijf daaraan vasthouden.
Wat er in ons voorstel geen deel van uitmaakt, is de kinderen van vandaag te laten betalen om het system voor de volgende generatie betaalbaar te maken. Dat zit er bij ons niet in. Dat hebben wij nooit voorgesteld.
Mijnheer Rzoska, uw voorstel houdt ook niet in dat de mensen die onder het oud systeem vallen van in het begin bijkomende sociale correcties zouden ondergaan. Dat maakt geen deel van uw voorstel uit. Ik vind dat u in dit verband een totaalverhaal moet vertellen. U vertelt dat de index er voor alle Vlamingen is. We moeten respecteren dat het leven duurder wordt en u wilt dat met de kinderbijslag allemaal oplossen. U moet dan ook zeggen dat het voor de modale Vlamingen die minder zouden krijgen in uw systeem over veel meer dan enkel de index gaat. (Applaus bij CD&V)
Minister, ik vind het boeiend dat u het groene systeem voor de kinderbijslag wilt analyseren. Ik wil het opnieuw even over uw systeem hebben. Groen zou gaan naar een systeem dat er veel meer op gericht is de kinderarmoede aan te pakken. U hebt net verklaard dat de kinderarmoedetoets nog moet komen. We wachten hier al heel lang op. Mijn vraag is waarom die toets nog niet is opgeleverd.
Minister, hebt u contact met de onderzoekers gehad? Waarom duurt het zo lang? Wanneer mogen we die toets verwachten? U hebt snel verklaard dat de armoedetoets er niet is en er al had moeten zijn. Ik zou graag weten wat de redenen zijn waarom uw armoedetoets achterblijft.
U hebt in de commissie verklaard dat u aan ontwerpen van decreet werkt. We moeten vermijden dat die ontwerpen van decreet klaar zijn voor de kinderarmoedetoets ernstig in overweging kan worden genomen. (Applaus bij Groen)
Ik weet welke framing op dat vlak circuleert. Ik heb geen contact met de onderzoekers. Het agentschap Kind en Gezin heeft de onderzoeksopdracht gegeven en zal me het rapport overhandigen. Ik heb hier geen kennis van. Op het ogenblik dat het onderzoek is afgerond, zal ik wellicht een toelichting krijgen. Ik zal er uiteraard voor zorgen dat het Vlaams Parlement hier ook kennis van kan nemen.
Het is complex omdat het een nieuw systeem betreft. Er zijn een heleboel variabelen en drie onderdelen. Dit moet allemaal in het licht van dit systeem worden bekeken. We moeten wachten tot we vernemen dat de opdracht is afgerond en het onderzoeksrapport ons wordt bezorgd.
Ik wil echter duidelijk zijn. De armoedetoets zal iets zeggen over het systeem. We werken met een basisbedrag, sociale correcties en een derde onderdeel. De evaluatie van het systeem zal gebeuren aan de hand van de armoedetoets. Dat we daarop wachten, betekent echter niet dat er niet nog een pak ander werk is om een Vlaamse kinderbijslag operationeel te maken. Dit werk heeft niets te maken met het systeem van de tarieven en de tarievenstructuren, maar met de governancestructuur. We moeten een EVA oprichten en kassen aanduiden. Er is nog heel wat werk dat niet moet wachten tot we met betrekking tot een aantal dossiers een evaluatie aan de hand van de armoedetoets kunnen maken.
Minister, die studie is in opdracht van de Vlaamse Regering besteld. Kind en Gezin zorgt inderdaad voor de toepassing. U bent echter de bevoegde minister. U merkt nu dat de studie lang wegblijft. Volgens mij zou u uw boekje niet te buiten gaan indien u zich zou informeren over de vragen wanneer en hoe die studie zal komen. U hebt die studie nodig om de volgende stap te kunnen zetten. De vraag aan de onderzoekers wanneer het resultaat er zal zijn, lijkt me dan ook zeer legitiem.
U hebt die studie nodig om een volgende stap te kunnen zetten. Het zou zeer legitiem zijn om aan de onderzoekers te vragen wanneer het resultaat er zal zijn.
Ik vind het heel sympathiek dat u dit zo stelt, maar als ik me zou bezighouden met het informeren naar hoe het met de studie gesteld is, dan zou het kot te klein zijn. Er wordt langs alle kanten gespind, maar ik zal me daarvan weghouden totdat de studie via Kind en Gezin tot bij mij komt. Ik wil geen kennis hebben van dingen die daarin in voorbereiding zijn omdat ik weet wat er op dat moment allemaal aan het gebeuren is. Ik zal de onderzoekers absoluut niet opjagen, noch commentaar geven, noch instructies geven. Dat ziet u van hier. (Applaus bij de meerderheid)
We kijken dan met z’n allen uit naar de studie die onderweg is.
Groen vindt dat het snoeien gewoon doorgaat en dat er van de bloei bitter weinig te merken is. Volgens onze analyse hebt u gewoon te diep gesneden. U hebt te hard bespaard. U bent te lang blijven vasthangen in een klassiek versoberingsbeleid. Internationaal en ook Europees is het roer intussen volledig omgegooid. Men kiest voor een voluntaristisch investeringsbeleid. Dat hebt u te lang niet gedaan. Als ik naar uw begroting en uw besparingen kijk, dan vraag ik me af wat het resultaat is van al die facturen. Waar is het geld van de mensen naartoe? Zij hebben wel degelijk bespaard. Dat hebt u zelf gezegd: 2 miljard euro.
Ik probeer mijn punt te maken: een begroting in evenwicht? Neen, die belofte maakt u niet waar. Laat ons duidelijk zijn, degenen die denken dat er een begrotingsevenwicht is, geloven in sprookjes. Het wordt tijd, minister-president, dat u stopt met mensen te beliegen en eerlijk zegt waar het op staat. Voor wie neemt u eigenlijk de Vlaming? We hebben er in de commissie met minister Tommelein uitgebreid over gediscussieerd. Ik zeg niet dat Oosterweel en de ziekenhuisfacturen niet in de begroting staan. Ze staan er wel in. Ze drijven de schuld naar omhoog. U telt al uw plussen en minnen op, zet Oosterweel en de ziekenhuisfacturen opzij en zegt dan dat er een begroting in evenwicht is. Dat is hetzelfde als iemand die op café gaat, zijn rekening krijgt en 60 euro moet betalen terwijl hij er maar 50 bij heeft, dingen opzijzet en dan zegt aan 50 euro te komen en alles betaald te hebben, terwijl er nog op de poef staat. Deze Vlaamse Regering doet nu iets waarvan ze gezegd had het nooit te doen, namelijk facturen doorschuiven naar de toekomstige generaties. (Applaus bij Groen en sp.a)
Mijnheer Rzoska, dat is een kromme redenering. Pintjes verdienen zichzelf zelden terug. Investeren in Oosterweel heeft een maatschappelijke meerwaarde die veel minder schadelijke bijeffecten heeft dan te veel pintjes. In een huishoudbudget heb je dagelijkse onkosten voor eten, drinken, kleding en dingen die je consumeert. Dat moet natuurlijk op orde staan. Dat is de reden waarom deze regering ernaar streeft om een begroting in evenwicht te houden. De grap is al gemaakt: een huis betaal je niet vanaf je zichtrekening.
Mijnheer Rzoska, we zijn stilaan in cafépraat terechtgekomen. (Applaus bij de meerderheid)
U stelt zich de vraag waar het geld naartoe is. We hebben dat moeten besparen omdat we zoveel minder inkomsten hadden. We hebben 2 miljard euro moeten besparen omdat we minder inkomsten hadden. De krachttoer bestaat er inderdaad in dat we die besparingen hebben gedaan: 70 procent op de overheid en 30 procent op de kostendekking. Dat is gematigd gespreid en kan de internationale toets doorstaan. Er zijn steeds sociale correcties. We nemen daar verantwoordelijkheid voor op. U zou in het rood gaan. We hebben dat gedaan.
Ik heb u gezegd wat we in 2017 nog eens bijkomend moeten besparen. De groei is lager dan voorspeld. Dat kost ons 19 miljoen euro. We krijgen 200 miljoen euro vooraf binnen van de afrekening van de Financieringswet die normaal maar in 2018 zou komen. We hebben een horizontale transfer naar Brussel en Wallonië van ongeveer 150 miljoen euro per jaar. Niettemin zijn we in evenwicht. Wat doen we daarmee? We investeren daarmee. We maken ruimte om te investeren. Dat is juist waar uw verhaal niet klopt. Sinds de regering-Martens is het investeringsbedrag in dit land van 5 procent van het bruto nationaal product (bnp) gedaald naar amper 2 procent van het bnp. Daar willen we nu werk van maken. Daarom gaan we naar een evenwicht met bijkomende ruimte voor investeringen.
Dat is ongezien. Honderden miljoenen euro worden bijkomend geïnvesteerd. We zitten met een serieus groeipad. U ontkent dat, maar dat zijn de grondlijnen van deze begroting. We zijn er best trots op dat we dat kunnen doen in een omstandigheid waarbij we enorm moeten besparen en tegelijkertijd een enorme impuls geven aan onze economie, maar ook tegemoet komen aan al die noden. Dat is deze begroting. Dat is de essentie, maar ik begrijp dat u die 2 miljard euro niet zou besparen, dat u in het rood zou gaan, of dat u belastingen zou heffen, ik weet niet hoe u het zou aanpakken. Wij hebben een evenwicht. Inderdaad, een begroting is optellen en aftrekken. Er zijn meeruitgaven, minderuitgaven, maar aan het einde van de rit hebben we een begroting in evenwicht. Niettemin, met al die inspanningen slagen we erin om zeer zware bijkomende investeringen te doen. Dat is ook nodig, dat is wat alle economisten aanbevelen, wat de Europese Commissie ons aanbeveelt, wat het Internationaal Muntfonds (IMF) aanbeveelt, wat de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) aanbeveelt: er moet meer worden geïnvesteerd in dit land. De publieke investeringen zijn enorm gedaald, veel te fel gedaald: van 5 procent van het bnp naar 2 procent. We kiezen dus de juiste weg. (Applaus bij de meerderheid)
Dat beeld dat het hier een sociale kaalslag is… Ik ben een tijd geleden gaan spreken op een bijeenkomst waar sprekers uit verschillende regio’s en landen kwamen spreken over de vooruitgang inzake sociale aangelegenheden en datgene wat in de pijplijn zit in hun land. Ik was daar zo goed als de enige die kon zeggen dat er nog een extra budget wordt uitgetrokken en dat er een groeipad is in de gehandicaptensector, in de ouderenzorg enzovoort. Ik hoef maar naar het noorden te gaan, of zelfs naar de zuiderburen in ons land,.. wat gaat er daar gebeuren met de tegemoetkomingen, met de index die niet genomen is in de kinderbijslag in 2015? Deze regering maakt op dat vlak manifest keuzes die in dat geheel best wel de toets kunnen doorstaan van de vergelijking met andere regio’s. Weet u dat? Ik ben soms verbaasd hoe wij nog investeren terwijl ik in andere landen alleen maar collega’s ontmoet die zeggen dat ze aan het afbouwen zijn en noem maar op. Internationaal mogen we echt wel zeggen dat deze regio nog manifest voor Welzijn gaat. De uitdagingen zijn ook groot genoeg om dat te verantwoorden. Daar ben ik het absoluut mee eens. (Applaus bij de meerderheid)
Ik ontken niet dat er investeringen gebeuren. Alleen stel ik vast dat de investeringen die worden aangekondigd, een pak minder zijn dan de besparingen die u eind 2017 zal hebben gerealiseerd. Ik kom daar straks nog op terug.
Wat Oosterweel betreft, is de Vlaamse Regering op dit moment zowat de enige regering in dit land en in Europa die ervan uitgaat dat ze een dergelijk budget niet buiten de begroting maar buiten de fantastische begrotingsdoelstellingen houdt, en dan aan de Vlaming probeert wijs te maken: we hebben een evenwichtsbegroting – allemaal concepten die men binnen Europa niet kent, die ook het Rekenhof niet kent. Eigenlijk heeft het Rekenhof de rekening gemaakt – de heer Vandenbroucke heeft er al naar verwezen – en gezegd dat de begroting een tekort van 115 miljoen euro vertoont. Ik begrijp niet welk soort dans u daarrond organiseert om vooral uzelf ervan te overtuigen dat u een begroting in evenwicht hebt. Minister-president, ik roep u op: stop daarmee. Zeg de Vlaming gewoon waar het op staat. Hij kan daartegen. Hij zal misschien wel een deel van uw investering onderschrijven en erkennen, maar stop met u zelf wijs te maken dat u een begroting in evenwicht hebt.
Nog een tweede dossier. Ik heb het al aangehaald in de commissie, we weten met zijn allen wat deze Vlaamse Regering nodig heeft om de rampendossiers die al erkend zijn, ook te betalen. U hebt bewust wat u nodig hebt in uw begroting onderaan gezet om zogenaamd uw begroting in evenwicht te halen. Op dit moment heeft uw eigen kabinet zelf aan de Inspectie van Financiën laten weten dat de Vlaamse Regering in 2017 nog een 35 miljoen euro zal nodig hebben om alle rampendossiers af te betalen, terwijl u met veel goede wil ongeveer 17,5 miljoen euro in de begroting heeft staan. Als u me dus zegt: ‘Mijn begroting is in evenwicht’, dan roep ik u op om eerlijk begrotingswerk te doen. Een begroting loopt over een heel jaar. Een begrotingsaanpassing is een bijsturing. U hebt bewust een aantal zaken weggemoffeld om op papier een begroting in evenwicht te hebben.
Voorzitter, het gaat van kwaad naar erger met de heer Rzoska.
We hebben dat debat over het Rampenfonds gevoerd in de commissie. Ik heb u aangetoond dat er 26 miljoen euro in de begroting zit. We hebben nog geen aangiften binnen. We hebben nog geen zicht op wat er zal binnenkomen. We weten dat er inderdaad nog een pak meer geld nodig zou zijn. Maar ik heb u gezegd dat we tot aan de begrotingsaanpassing voldoende geld hebben om uit te betalen. We zullen die uitbetalingen helaas niet op één jaar kunnen doen. Gespreid over twee jaar hebben we al 52 miljoen euro, het Vlaams Fonds voor de Lastendelging twee keer.
Ik heb u gezegd dat de regering heeft afgesproken dat we bij de begrotingsaanpassing, op het moment dat we zicht hebben op de bedragen, onze verantwoordelijkheid zullen nemen en ervoor zullen zorgen dat iedereen kan worden uitbetaald. Maar hou op met de sfeer te creëren dat de mensen niet zullen worden betaald. Er is nu al 26 miljoen euro. Dat volstaat ruimschoots tot aan de begrotingsaanpassing. Dan zullen we wel zien wat we nodig hebben.
We hebben verder nooit gezegd dat we, met Oosterweel inbegrepen, een evenwicht hadden. Ik heb hier, op deze tribune, bij de Septemberverklaring gezegd dat we dit niet opnemen in onze begrotingsdoelsteling.
U bent het die hier steeds omgekeerde informatie geeft. U bent het die de mensen desinformeert. Wij komen ervoor uit dat we voor die vier à vijf jaar niet die extra inspanningen zullen doen. Want anders komt u op de tribune zeggen dat er nog maar eens meer wordt bespaard of dat we besparen ten koste van investeringen in scholengebouwen, in sociale woningen, in onderzoek en ontwikkeling, in mobiliteit en openbare werken enzovoort.
Wij nemen die verantwoordelijkheid. We nemen die heel bewust, want er zal ook een terugverdieneffect zijn. We nemen ze omdat het een eenmalige, zeer zware investering is. Die staat, mijnheer Rzoska, voor amper 0,15 procent van het bnp. Als elke overheid in dit land alleen maar op zo’n manier aan het tekort zou bijdragen, dan is België de beste leerling van heel Europa. (Applaus bij de meerderheid)
Dus, we nemen die verantwoordelijkheid op.
Minister-president, ik heb die tabel van het Vlaams Fonds voor de Lastendelging bij me. Ik heb ze opgevraagd bij minister Tommelein. Op dit moment, met de provisie erbij, zit er een kleine 18 miljoen euro in voor uw rampen. Ik vind het geen ernstig begrotingswerk.
Ik heb uw advies gelezen en dat van de inspectie Financiën. Uiteraard is het gespreid over twee jaar. U geeft zelf aan dat u in 2017 55 miljoen euro nodig hebt. Ik vind het dan ook absoluut niet ernstig dat u op dit moment in 17,5 miljoen euro voorziet. U komt dus 35 miljoen euro tekort. En ik kan wel degelijk een tabel lezen, anders wil ik ze u straks geven.
Ik zal kort zijn over Oosterweel. U zegt dan altijd: ‘Zeg mij eens waar we dan moeten besparen.’ Ja, u doet dat ook niet. Uw Oosterweel staat in de begroting en toch doet u alle investeringen. U doet dus eigenlijk wat wij zeggen: u neemt dat project in uw begroting op, alleen niet in de doelstelling.
U zegt dat er een evenwicht is. Ik kan u verzekeren, minister-president, als je goed luistert naar de vertegenwoordiger van de Europese Commissie die hier af en toe langskomt: men kent het concept begrotingsdoelstelling niet binnen Europa. Men kent het concept evenwichtsbegroting niet. Het zijn concepten die u zelf uitvindt, om uw sprookje van het evenwicht te kunnen volhouden. Wat de Europese Commissie en het Rekenhof doen, want zij werken binnen die Europese begrotingsregels, is gewoon kijken naar het resultaat. Zij trekken het lijntje aan het resultaat. En dan zien ze ‘min 115,8 miljoen euro’. Dat gebeurt er. Dat gebeurt er. En al de rest zijn dingen die u uzelf gewoon wijsmaakt. (Applaus bij Groen)
De heer Diependaele heeft het woord.
Het is natuurlijk een beetje een dovemansgesprek, mijnheer Rzoska. Maar ik ben heel blij dat u de Europese Commissie aanhaalt. Ik heb daar namelijk een kleine opmerking bij. U hebt daarnet verwezen naar andere landen in Europa die dergelijke investeringen wel zouden meenemen in de begrotingsdoelstellingen. Maar eigenlijk is dat niet helemaal waar. De 3 procentnorm waarover Europa het heeft, is eigenlijk net ingesteld om dergelijke investeringen te doen. Eigenlijk zit dat achter de redenering van Europa, die zegt: ‘Als je met je begroting rond bent en in evenwicht, en je lopende uitgaven en dergelijke zijn goed, dan is de 3 procentnorm er, dan is de ruimte daar om grotere investeringen te doen, investeringen die, zoals daarnet aangehaald, zichzelf terugverdienen, al dan niet op middellange of lange termijn.’ Daarvoor dient dat eigenlijk. Van daar komt dat concept ook. Men noemt het inderdaad geen begrotingsdoelstellingen of wat dan ook. Maar het concept, de idee erachter, is net hetzelfde.
Mijnheer Rzoska, ik kan het niet blijven herhalen. De minister-president heeft het ook al gezegd. We zijn bij de Europees commissaris geweest. We hebben dat besproken. Het is inderdaad juist dat er op dit moment in Europa geen animo is om die afschrijvingsregels te veranderen. Maar Europa erkent wel dat we die investeringen moeten doen en dat die belangrijk zijn.
U zegt dat men naar de Vlaamse begroting kijkt en een lijntje trekt. Bij mijn weten kijkt men vanuit Europa niet eens naar de Vlaamse begroting: men kijkt naar de globale, federale begroting.
En daar is er natuurlijk wel discussie. U hebt het over Oosterweel. Wanneer ik echter begin over de ziekenhuizen, dan vindt u dat wij die moeten opnemen in onze begroting. Een beslissing die de Federale Regering destijds heeft genomen, zouden wij moeten opnemen in onze begrotingsdoelstellingen om een evenwicht te kunnen bereiken. Zeg me dan eens, mijnheer Rzoska, waar u zult besparen om dat evenwicht te krijgen. Op onderwijs, welzijn, infrastructuur? (Opmerkingen van Björn Rzoska)
Het staat in de begroting en de begroting gaat op die manier naar de federale overheid. Wij houden daar echter geen rekening mee in onze begrotingsdoelstellingen. Wij hebben een begroting van 40 of 41 miljard euro die in de komende jaren nog zal stijgen en u vindt dat wij 3,5 miljard euro in de begrotingsdoelstellingen moeten opnemen. Maar dan moet u ook meteen zeggen waar u dan wel zult besparen om een begroting in evenwicht neer te leggen. Maar dat doet u niet, u doet in elke discussie dit u voert hetzelfde, u biedt namelijk geen alternatieven.
Minister, ik begrijp het niet goed, want u doet het gewoon zelf. U stopt uw investeringen in uw begroting, u stopt uw uitgaven in uw begroting, u stopt Oosterweel in uw begroting. Alleen zegt u aan het einde dat u voor het evenwicht 115 miljoen euro op de zijkant parkeert. U doet dat gewoon. U moet dus aan mij niet vragen hoe u het moet doen, want u doet het gewoon. Ik begrijp daar helemaal niets van.
Wat de ziekenhuisfinanciering betreft, moeten we nog afwachten. Ik heb begrepen dat er op dit moment een discussie is tussen Eurostat en het Instituut van de Nationale Rekeningen (INR) over de consolidatie van die ziekenhuizen. Daar moet nog een uitspraak over komen. Als ik één zaak heb geleerd in de commissie ad hoc over alternatieve financiering en pps, is het dat we op dit moment niet weten hoe Eurostat en dus Europa zullen kijken naar die ziekenhuizen. Dat is heel duidelijk gezegd door onder meer de vertegenwoordiger van Eurostat en INR. Daarover is discussie aan de gang. U hebt ze er nu buiten gezet, maar voor hetzelfde geld wordt er geconsolideerd en vallen ze er binnen.
De regering blijft volharden in de boosheid, misschien helpt het om de discussie op te lossen door te kijken naar wat een onafhankelijke derde instantie daarover zegt bij wie wij advies inwinnen, meer bepaald het Rekenhof. Het Rekenhof heeft drie zaken gezegd in de commissie: “Er is een tekort van 115,8 miljoen euro.” Dat is het eerste citaat.
Tweede citaat: “Er zijn geen signalen dat Europa bij de beoordeling van de begrotingsinspanningen van België de bouwkosten van Oosterweel en de investeringen in ziekenhuisinfrastructuur buiten beschouwing zal laten.”
Laatste citaat: “Het klopt dat de voorstellen van de minister-president al breder onderschreven worden, maar ze bieden volgens het Rekenhof geen oplossing op middellange termijn en lijken weinig realistisch.”
Met andere woorden, het Rekenhof zegt dat wat u zichzelf wijsmaakt, inderdaad niet realistisch is, dat er maar één manier is waarop men naar de begroting kan kijken, met name met de definities die wij hebben afgesproken in het Vlaams Parlement, intra-Belgisch en met Europa, en dan hebt u een tekort van 115,8 miljoen euro. Zeg dat gewoon, leg uit waarom dat tekort er is. Die investeringen moeten gebeuren, er is niemand die daaraan twijfelt.
Mijnheer Rzoska, u haalt doelbewust twee dossiers door elkaar. In eerste instantie zou ik wel eens willen weten waar u hebt gelezen dat er discussie is met INR en Eurostat. Het bedrag van 40 miljoen euro dat niet wordt opgenomen in de begrotingsdoelstellingen, gaat over gerealiseerde ziekenhuisinfrastructuur waarvan de afrekening nu pas binnenkomt. Dat heeft helemaal niets te maken met het dossier waar u naar verwijst.
Die discussie wordt hier al gevoerd sinds de eerste dag. Ik herhaal dat wij van meet af aan duidelijk hebben gemaakt, met het cijferboekje in de hand, dat die 115 miljoen euro niet in de doelstellingen is opgenomen, dat daar dus geen evenwicht voor is en dat we bewust die verantwoordelijkheid op ons nemen. Die 40 miljoen euro betreft een factuur uit het verleden, minister Tommelein heeft dat net gezegd. En wat Oosterweel betreft, hoor ik niemand van de oppositie zeggen dat daar andere zware investeringen voor moeten worden weggesnoeid of dat daarvoor andere zware besparingen moeten gebeuren. Waar zijn we dan in godsnaam mee bezig? Het Rekenhof heeft gelijk: dit draagt nu niet bij tot het begrotingsevenwicht. We weten dat er momenteel in Europa niet voldoende draagkracht bestaat voor ons voorstel tot afschrijvingen.
Maar ik heb u gezegd dat Moscovici na ons bezoek akkoord gaat om met Katainen en Thyssen te onderzoeken of men ermee akkoord kan gaan om daar de investeringsclausule op toe te passen. Doen ze dat niet, collega’s, dan herhaal ik hier nog eens dat deze regering op dezelfde weg zal doorgaan, omdat het een investering is die op vier, vijf jaar in onze boeken komt, met een terugverdieneffect, en dat we daarvoor geen onnozele dingen gaan doen.
De heer Bertels heeft het woord.
Minister Tommelein, toch even intellectuele eerlijkheid van uw kant. We hebben in de discussie met u, en in de ad-hoccommissie met betrekking tot de alternatieve financiering, gevraagd naar de risico’s die u hebt met betrekking tot de ziekenhuisfinanciering. Er is een INR-advies dat zegt dat de forfaitarisering binnen de woon- en zorgcentra afgedekt is voor Europa. Maar dat is niet afgedekt – daar is discussie over tussen Eurostat en het INR – voor de ziekenhuizen, minister. Uw medewerker heeft zelf gezegd dat er een risico is op consolidatie binnen de sociale zekerheid van ziekenhuisinfrastructuur. U loopt daar met uw begroting een risico. U kunt niet aan de heer Rzoska zeggen dat daar geen discussie over is. Dat is in de commissie twee keer letterlijk gezegd. Het staat zelfs een kleine beetje in uw nota.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Wat het dossier betreft van het instandhoudingsforfait en het strategische forfait, hebben wij uiteraard het gesprek gevoerd. Wij verwachten zeer binnenkort het formele advies, maar het is wellicht – en dat is ook wat uit het gesprek en uit het officiële advies over de woonzorgcentra blijkt – in de lijn van de redenering die voor de residentiële ouderenzorg is gevolgd.
U hebt van collega Tommelein een uitvoerig antwoord gehad op uw vragen over die consolidatiekwestie. Dat is een andere kwestie. Als u het antwoord in die brief leest, zult u merken dat, wat ons betreft, de vraag of men zou consolideren op het niveau van de sociale zekerheid of niet, intern-Belgisch niets zal doen aan onze techniek van de financiering van de investeringen. Ik hoor bovendien zeggen dat het absoluut nog niet zo zeker is dat er geconsolideerd zal worden. In de brief die u gekregen hebt, wordt daarop geantwoord: zelfs indien er consolidatie komt in de sociale zekerheid quod non , zal dat niets afdoen aan de operatie van de investeringsfinanciering. (Opmerkingen van Jan Bertels)
Minister, ik denk dat collega Bertels al geantwoord heeft. En anders moet u gewoon eens kijken naar de verslagen van de pps-commissie. We hebben daar twee keer die vraag gesteld. Er is twee keer bevestigd dat er een discussie aan de gang is tussen Eurostat en het INR. Ik heb geen glazen bol. Ik weet niet hoe die discussie zal aflopen. We zullen zien op het moment dat het advies daar is.
Collega’s, de regering zit vandaag in de helft van haar beleidsperiode. Ze kondigde zichzelf aan als een regering die de kracht van verandering zou tonen. Na twee jaar zouden er toch al concrete resultaten van die verandering op tafel mogen liggen. De regering kondigde hervormingen aan in het onderwijs. Er is daarnet al verwezen naar de PISA-doorlichting, waarin Vlaanderen wat ons betreft totaal door de mand viel. 17 procent van de 15-jarigen haalt geen basisniveau wetenschap en wiskunde en wordt dus onvoldoende voorbereid en opgeleid om te functioneren, toch zeker in de kennismaatschappij die Vlaanderen stilaan wordt. Dat is een absolute verspilling van talent, en een bewijs dat een hervorming die maatwerk biedt en het watervalsysteem doorbreekt, echt noodzakelijk is.
De hervormingen en investeringen die u beloofd hebt, ministers, die komen soms met mondjesmaat. Voor onze fractie zijn het voor een stuk investeringen in projecten uit het verleden, in plaats van investeringen voor een duurzamere toekomst. Soms hapert het ook bij de uitvoering. De sluipende besparingen in Welzijn worden ook niet uitgewist. We hebben het er al uitgebreid over gehad.
Op het vlak van energie, minister, hebt u bij uw aantreden gezegd dat u de federale collega’s kent en dat u een energiepact zou maken. Op dit moment wacht ik daar nog altijd op. We hebben toch nood aan een energiepact, om in Vlaanderen en België te weten waar we naartoe willen, onder andere op het vlak van hernieuwbare energie? Het Renovatiepact ligt op tafel, maar wanneer wordt het uitgevoerd? Ook dat is dringend nodig.
De files worden steeds langer. Het aantal reizigers bij De Lijn daalt door de besparingen, minister. Wat de beloofde investeringen in fietspaden betreft, wist het Rekenhof aan de commissie te vertellen dat het op dit moment vanuit uw begroting niet hard kan maken dat er wel degelijk 100 miljoen euro in fietspaden wordt geïnvesteerd. Ik kijk dan ook vooral uit naar de audit van het Rekenhof wat betreft het fietsbeleid en de fietsinvesteringen van de afgelopen jaren.
Want als het Rekenhof de 100 miljoen euro niet in de begroting kan terugvinden, vermoedelijk door de versnippering, hoe kunnen wij dan nagaan of u uw belofte van 100 miljoen euro per jaar haalt?
Wat de infrastructuurprojecten waar u zo trots op bent, betreft – Oosterweel is er daar één van, Uplace is een ander, en zeker de verbreding van de ring –, dat zijn voor ons betonprojecten van het verleden en er zit geen enkele, geen enkele omslag in in de richting van een duurzaam mobiliteitsbeleid.
Wat open ruimte betreft, minister-president, moet wie A zegt ook B zeggen. Wij wachten op concrete beslissingen rond het schrappen van slechtgelegen verkavelingsgebieden, shoppingcentra en bedrijventerreinen, op het aanduiden van signaalgebieden om overstromingen tegen te gaan, op de bescherming van waardevolle, zonevreemde gelegen bossen, een dossier dat al veel te lang aansleept. We hebben absoluut geen boodschap aan een lange reeks versoepelingen waardoor bouwsels in waardevolle landbouwgebieden worden gedoogd of zelfs worden uitgebreid.
Daarnet hebben we het gehad over investeringen, investeringen die, wat u betreft, worden opgetrokken naar 1,5 miljard euro tegen 2019. U komt dan altijd met de riedel ‘zorg, onderwijs, O&O’. En dat klopt. Van die 1,5 miljard euro zult u in 2017 bijna 1 miljard euro hebben aangekondigd, terwijl de regering tegen volgend jaar, 2017, wel al 2 miljard euro heeft bespaard en de facturen heeft doorgeschoven naar de mensen. Dat is de verhouding waarin u werkt. U gaat harder besparen dan u eigenlijk gaat investeren. De omvang van de voelbare besparingen zal met andere woorden het dubbele zijn van de beloofde meeruitgaven die u met deze regering gaat doen. Het snoeien gaat onder deze Vlaamse Regering eens zo hard als het groeien.
Mijnheer Rzoska, het is typisch voor het verhaal dat u brengt. U verzwijgt doelbewust ook dat er een taxshift is. Op kruissnelheid zal er een lastenverlaging voor vooral de zwaksten in onze samenleving gebeuren. De laagste lonen zullen er het meest van genieten. Vlaanderen neemt 26 procent van die verlaging in de personenbelasting op zich. Dat betekent in 2017 een lastenverlaging van 300 miljoen euro waar tegenover wij geen enkele belastingverhoging zetten. Wij nemen dat volledig ten laste met de nadruk op het feit dat het gaat over voornamelijk de laagste lonen die hierdoor hoger zullen worden en dus koopkrachtiger worden. U verzwijgt dat allemaal en spreekt er niet over, u spreekt enkel over de negatieve zaken. Ik betreur dat.
Minister, ik ga gewoon af op de cijfers die u zelf geeft. U hebt zelf verschillende keren in de commissie, net zoals de minister-president, 1,5 miljard euro aan investeringen aangekondigd. Ik ken uw powerpointpresentatie. Ik stel gewoon vast dat u op het einde van 2017 ongeveer 2 miljard euro hebt bespaard en vooral facturen heb gestuurd naar de Vlaming. Er is toch een onevenwicht. Ik ontken niet dat er een aantal groeipaden zijn, maar op dit moment wordt er veel harder bespaard, veel harder gesnoeid dan er wordt geïnvesteerd. De omslag richting investeringen wordt in mijn ogen voor stuk kapot gemaakt door zeer harde besparingen.
Wat de taxshift betreft, ben ik het met u eens. Ik heb dat zelfs ook al in de pers gezegd. Ik vind het logisch dat u een beslissing van uw federale collega's niet compenseert op Vlaams niveau. Dat vind ik logisch. U wordt geconfronteerd – ik heb de tabel ook gezien – met een extra uitgave die u moet compenseren. Er zijn groeipaden, maar ik zet het cijfer af tegen de besparingen die u sinds het begin van deze regeerperiode hebt doorgevoerd en dat is voor 2 miljard euro eind 2017.
Mijnneer Rzoska, nog een laatste keer. U zou natuurlijk een punt hebben, waren onze inkomsten niet zo sterk gedaald. Dit is een regering die vertrokken is met veel lagere ontvangsten dan de vorige regering. We hebben moeten besparen om tot een evenwicht te komen. Bovendien slagen we er nog in om zo'n prachtig investeringstraject rond te maken. U zou een punt hebben, als we ongewijzigde inkomsten hadden en dan 1 miljard euro zouden besparen op recurrente uitgaven en die zouden omzetten in investeringen zodat er een onevenwicht ontstaat. Dat is het juist niet. U negeert dat wij zoveel minder inkomsten hadden, dat wij zoveel hebben moeten besparen om de eindjes aan elkaar te knopen om tot een evenwicht te komen. Dat is de grote denkfout in uw redenering.
Minister-president, het zijn de cijfers die u zelf hanteert die ik hier gewoon tegenover elkaar zet. Ik weet het, de waarheid kwetst soms, maar het is zo, u snoeit meer dan dat u gaat investeren. Dat is in onze ogen een nefaste politiek.
Voorzitter, collega’s, ik ben blij dat de heer Van den Heuvel terug is, want ik wil aansluiten bij zijn begin. Ik vind dat we vandaag mensen die op de vlucht zijn, echt niet kunnen culpabiliseren. Aleppo is de schandvlek van 2016. Voor mij is het een van de ware schandvlekken voor de wereldgemeenschap. Ik wou dat mevrouw de Bethune hier nog was, want ik vind dat ze vorige week gelijk had. U ook, mijnheer van den Heuvel, u had net gelijk.
We moeten kiezen, België en Vlaanderen zouden samen moeten kiezen voor hervestiging en voor de directe toegang van gezinnen in levensgevaar tot ons land. In plaats daarvan speelt men eigenlijk, wat u daarnet terecht aanhaalde, politieke spelletjes ten koste van een gezin uit Aleppo. Laat één ding duidelijk zijn: onze fractie steunt Theo niet en zal het populistische en harteloze beleid van de N-VA in dat dossier nooit steunen. (Applaus bij Groen en sp.a)
En wat is de houding van de Vlaamse Regering ten opzichte van de erkende oorlogsvluchtelingen als ze naar Vlaanderen komen? Het zijn mensen die ondertussen erkend zijn en een statuut hebben en die hier recht hebben op huisvesting, op arbeid en zoveel meer.
De minister van Onderwijs – jammer dat ze er niet is, maar dat begrijp ik wel – heeft haar job gedaan. Terecht en correct heeft zij haar middelen aangewend, extra middelen om ervoor te zorgen dat die kinderen ook een plaats hadden in de klas. Als die gezinnen op de vlucht voor oorlog een huis zoeken, dan vind ik dat minister Homans, die intussen ook vertrokken is, zich angstvallig op de vlakte houdt. Wij verwachten van minister Homans, dat ze werk maakt van een woonplan voor vluchtelingen naar het model van Noord-Rijnland-Westfalen, waar deze Vlaamse Regering zo graag naartoe trekt. Daar heeft men een beleidsplan voor vluchtelingen, met alvast meer sociale woningen en vooral een uitbreiding van het systeem van de huurpremies. Wij verwachten een woonplan voor alle mensen in Vlaanderen met woningnood. Wij verwachten van de Vlaamse Regering dat er een vluchtelingenbeleid wordt gevoerd, gebaseerd op mededogen en geen harteloze kopie van het federale beleid.
Mijnheer Rzoska, het verwondert me natuurlijk niet dat u zegt dat u Theo niet steunt. Ik moet u wel herinneren aan het feit dat Theo Francken samen met de volledige Federale Regering zowat de grootste crisis heeft kunnen bemeesteren die we gekend hebben sinds 2000. We zijn erin geslaagd om ervoor te zorgen dat niemand op straat moest slapen. Dat is een verwezenlijking waar bij vorige crisissen, die kleiner waren, niemand in geslaagd is. Daar heeft hij zich voor ingezet, daar heeft de volledige Vlaamse Regering zich voor ingezet. (Applaus bij de N-VA)
Dat u dat niet steunt en dat u meer politiek garen spint bij mensen die op straat gaan kamperen, moedwillig, en dat u daar campagne gaat voeren, dat kan ik begrijpen. Dat is dan uw standpunt.
Inzake de visumrel zelf, zullen we nog zien wat de rechter zegt. Iedereen gaat er nu van uit dat de uitspraak sowieso terecht is, maar we leven nog altijd in een rechtsstaat, ik heb dat tenminste begrepen. Dat betekent dat er nog altijd hoger beroep mogelijk is. We zullen nu afwachten wat daar uiteindelijk gezegd wordt. Over humanitaire visa gesproken, daarvan zijn er een veelvoud uitgereikt door Theo Francken tegenover de vorige regering. (Opmerkingen)
Een veelvoud is uitgereikt door die N-VA-staatssecretaris in vergelijking met de vorige regering. Daar gaat u allemaal zomaar aan voorbij. Ik neem aan dat u al die humanitaire visa ook niet steunt, als u Theo niet steunt. In elk geval willen wij niet dat die uitspraak van de rechter een precedent kan zijn om de grenzen open te zetten. Daar passen wij voor. Voor ons mag de uitspraak van de rechter er niet toe leiden dat een rechter kan beslissen of humanitaire visa worden uitgereikt. Dat komt nog altijd de regering toe. Daarin verschillen wij van mening. Ik heb er geen enkel probleem mee om het standpunt van mijn partij te verdedigen. (Applaus bij de N-VA)
Er is inderdaad een verschil tussen het beleid dat staatssecretaris Francken gevoerd heeft en het discours dat hij hanteert. Op een moment dat het eigenlijk niet aangewezen is om politieke spelletjes te spelen op de kap van een dergelijk dossier, op een moment dat er misleidende informatie de publieke opinie wordt ingegooid om er zelf politiek garen bij te spinnen, dan steun ik Theo niet.
Ik denk – en daar zit ik op dezelfde lijn als de heer Van den Heuvel – dat deze maatschappij, in het tijdsgewricht waarin we zitten, verantwoordelijke politici nodig heeft. (Opmerkingen bij de N-VA)
Verantwoordelijke politici die recht voor zich uit durven te kijken en die uitleggen waar het op staat. En dus, neen, mijnheer Diependaele, ik steun Theo niet. (Applaus bij Groen en sp.a)
Verantwoordelijke politici die ervoor zorgen dat niemand op straat moet slapen, die meer dan duizend humanitaire visa per jaar uitdelen aan mensen die inderdaad in een oorlogsgebied leven: daar gaan we inderdaad voor.
Weet u, ieder vogeltje zingt zoals het gebekt is. Ik heb er geen probleem mee dat je het anders zou verwoorden of wat dan ook. Dan doet u maar. In elk geval herinner ik mij een opiniestuk van Bart Staes, Europees Parlementslid voor uw partij. Vorig jaar, toen u hier nog stond te ontkennen dat Groen voor een opengrenzenbeleid was, schreef hij dat wel op zijn blog. Wat is het nu bij u: bent u voor open grenzen of niet? (Applaus bij de N-VA)
Mijnheer Diependaele, ik nodig u uit om gewoon onze standpunten te bekijken op onze website. (Opmerkingen bij de N-VA)
Wij zijn niet voor een opengrenzenbeleid. Er zijn wel degelijk spelregels die moeten worden gevolgd. Ik heb daarnet gezegd – maar het ontgaat u natuurlijk – dat ik geen probleem heb met heel wat van de beslissingen die staatssecretaris Francken de afgelopen maanden heeft genomen, ook op het moment dat de crisis zeer hoog zat. Maar ik maak wel een fundamenteel onderscheid met de communicatie die hij de laatste weken aan het voeren is. Dit is op dit moment geen communicatie. Dit is een kortzichtige communicatie, die vooral heel wat polarisatie met zich meebrengt. Terwijl ik vind dat politici vandaag vooral zouden moeten verbinden en zoeken naar hoop in plaats van te kapitaliseren op een dossier waar je dat beter niet doet. Dat is het onderscheid dat ik maak.
Voorzitter, ik begrijp dat de heer Rzoska met zijn cafépraat over het Vlaamse beleid uitgepraat is en dat hij nu over het federale niveau wil discussiëren. (Applaus bij de N-VA)
Mijn Vlaamse Regering zal zich niet laten verleiden tot een debat over Theo Francken. Voer dat debat in de Kamer. Voer hier het debat over ons beleid. Ik zeg u wat ik van meet af aan heb gezegd: het grenzenbeleid, het asielbeleid is een federaal beleid. Dat gaan we hier niet voeren. Wat wij doen, is met alle ministers die betrokken zijn en met de hele Vlaamse Regering mensen die erkend zijn een humanitaire bejegening geven, wijzen op hun recht maar ook op hun plichten. We hebben de integratievereisten aangescherpt. We voeren een bijkomend beleid voor kinderen van ouders met een vreemde oorsprong. We investeren heel sterk in integratietrajecten vanaf het kleuteronderwijs. We hebben de budgetten voor integratie opgetrokken. We hebben de budgetten voor Welzijn opgetrokken. We hebben de budgetten opgetrokken bij Arbeid en Tewerkstelling, waarbij we tot en met in de Fedasilcentra mensen toeleiden tot werk. Voer misschien het debat over dit beleid. Het is een sterk beleid, dat wellicht een voorbeeld is voor heel veel andere landen in Europa. (Applaus bij de N-VA)
Collega’s, ik besluit. De nodige investeringen van de Vlaamse Regering zijn, zoals ik heb gezegd, ondermaats. Wij vragen om te blijven investeren in de toekomst van onze samenleving: het onderwijs, de zorg en de verbondenheid in de samenleving. En om ons land in de goede richting te zetten door te investeren in een duurzame transitie van onze economie van de toekomst, met een betere mobiliteit en een nieuw energiebeleid.
Een belangrijk gezegde luidt: ‘de rest van je leven begint morgen.’ Voor Groen en voor al die Vlamingen die het wachten beu zijn, begint de toekomst vandaag.
Wij roepen de Vlaamse Regering op om zich volledig te herpakken. Investeer in die zaken waar de Vlamingen om vragen: een koolstofarm en fossielvrij Vlaanderen. Geef hoop en perspectief aan al wie in Vlaanderen woont. Omdat deze begroting dat wat ons betreft niet doet, zal de Groen-fractie haar – maar dat had u begrepen – niet goedkeuren. Ik dank u. (Applaus bij Groen en sp.a)