Report plenary meeting
Report
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het voorstel van decreet van Axel Ronse, Lode Ceyssens, Lydia Peeters, Wilfried Vandaele, Ward Kennes en Jan Hofkens houdende wijziging van diverse decreten, wat de optimalisatie van de organisatie en de rechtspleging van de dienst van de Vlaamse bestuursrechtscolleges betreft, waarvan het opschrift door de commissie is gewijzigd als volgt: “voorstel van decreet houdende wijziging van diverse decreten, wat de optimalisatie van de organisatie en de rechtspleging van de Vlaamse bestuursrechtscolleges betreft”.
De algemene bespreking is geopend.
De heer Ronse heeft het woord.
Collega’s, het wordt een drieluikpresentatie met de heer Ceyssens en mevrouw Peeters.
Deze Vlaamse Regering en dit parlement hebben er zich toe verbonden om meer te vereenvoudigen, om meer rechtszekerheid te bieden, om investeringen mogelijk te maken en om haar eigen juridische apparaat, de eigen Vlaamse rechtspraak, die onder de koepel van de Dienst van de Bestuursrechtscolleges (DBRC) zit, de Raad voor Verkiezingsbetwistingen en de Raad voor Vergunningsbetwistingen, sterker, transparanter, rechtszekerder en eenvoudiger te maken.
Het is niet zonder trots dat ik dit werkstuk, dat gezamenlijk met de heer Ceyssens mevrouw Peeters, de heer Vandaele, de heer Kennes en de heer Diependaele werd uitgewerkt, aan u voorstel.
Collega's, de Raad voor Vergunningsbetwistingen is lang het lelijke eendje geweest op het niveau van Vlaamse rechtspraak. Dossiers die sinds 2009 moesten wachten op een beslag, beroepen tegen vergunningen, die weliswaar niet opschortend werkten, die vijf jaar konden aanslepen: dat kunnen we ons in Vlaanderen niet veroorloven.
Onze minister-president heeft aanvullende rechters benoemd. De doorlooptijd in die Raad voor Vergunningsbetwistingen is aanzienlijk verkort. Vandaag is de doorlooptijd minder dan een jaar voor een dossier. Collega's, het is ook zo dat de historische achterstand vandaag is weggewerkt.
Maar al snel, kort na de eedaflegging in het parlement, heb ik in de heer Ceyssens en mevrouw Peeters partners gevonden om nog een aantal extra stappen ter vereenvoudiging en verbetering van die Raad voor Vergunningsbetwistingen te zetten. Die stappen zijn vooral ingegeven door het feit dat de omgevingsvergunning er aankomt. Die vergunning is nog zo'n mooi voorbeeld, nog zo'n kroonjuweel van Vlaamse vereenvoudiging: één openbaar onderzoek voor milieu en bouw, één geïntegreerd advies. Dat betekent dat, zodra die omgevingsvergunning in werking treedt, de Raad voor Vergunningsbetwistingen ook bevoegd zal zijn voor alles wat te maken heeft met beroepen tegen milieuaspecten. We willen toch niet dat de exploitatiebehoeften van ondernemers in jarenlange beroepen enzovoort zouden aanslepen?
Met dit werkstuk hebben we een fantastisch evenwicht gevonden tussen rechtszekerheid, democratische rechtstoegang en eenvoud. Er zit heel wat lekkers in. Er is een spoedprocedure voor onontvankelijke beroepen. Nu kon het zijn dat je na vijf jaar te horen krijgt dat een beroep dat je hebt ingediend, niet ontvankelijk is omdat er een verkeerde handtekening opstaat. Zowel voor de beroepsindiener als voor degene wiens vergunning wordt aangevochten is dat niet leuk, is dat verschrikkelijk. Er is ook een rechtsplegingsvergoeding ingevoerd, die, wie beroepen wil indienen, twee keer doet nadenken of een beroep nodig is. We hebben alles op het niveau van rechtsplegingsvergoeding en rolrecht naar het niveau van de Raad van State gebracht. Belangenschade – zeer belangrijk – wordt een voorwaarde voor vernietiging van verzoekschriften. Bij voorkeur spreekt de Raad voor Vergunningsbetwistingen zich uit over alle middelen. Er is geen beroep meer mogelijk door een gemeente na een stilzwijgende weigering.
Er zit verder nog heel wat moois in. Ik laat de heer Ceyssens en mevrouw Peeters verder toelichten hoe zij het zien en wat voor goeds er volgens hun in zit.
In ieder geval is het voor ons een belangrijke stap in de verbetering naar een sterke, Vlaamse rechtspraak en meer rechtszekerheid en investeringszekerheid.
We hebben ook een amendement ingediend namens de meerderheid. Het is een eerder technisch amendement. Er stond in het voorstel van decreet dat het maximaal één maand na publicatie in het Staatsblad in werking zou treden. We hebben daarvan drie maand gemaakt, te bepalen door de Vlaamse Regering, om de simpele reden dat het procedurebesluit nog in opmaak is en dat we zeker niet willen dat het voorstel van decreet in werking zou treden vooraleer het procedurebesluit volledig af is. Drie maand is echt wel de maximumperiode. We hopen dat dit voorstel van decreet sneller in werking zal treden.
Collega's, ik sta ter beschikking voor alle felicitaties die straks ongetwijfeld zullen volgen. (Applaus bij de N-VA)
De heer Ceyssens heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, wat we zelf doen, doen we beter. Dat is een adagium dat Vlaanderen graag huldigt. Wat echter de Raad voor Vergunningsbetwistingen betreft, leek dat in het begin niet op te gaan. Nochtans was het uitgangsprincipe van de Raad voor Vergunningsbetwistingen die nog het levenslicht zag onder impuls van minister Van Mechelen, zeer lovenswaardig in die zin dat men de beroepstrap die er vroeger nog was tot bij de minister, zou objectiveren en dat de dossiers die vandaag vaak bij de Raad van State geblokkeerd zitten, sneller zouden worden behandeld en er dus een snellere rechtspleging zou zijn op Vlaams niveau.
In het begin leek niets minder waar te zijn. Al heel snel, vanaf 2010, hebben wij in het parlement de Raad voor Vergunningsbetwistingen uitgenodigd om te vragen waarom die doorlooptijden zo lang waren en waarom er zo’n stuwmeer aan dossiers ontstond. Dat stuwmeer werd zelfs zo groot dat op een bepaald moment de Raad voor Vergunningsbetwistingen besliste om het ‘last in first out’-principe toe te passen. De dossiers die op dat moment binnenkwamen, werden eerst behandeld zodat zij nog binnen een redelijke termijn werden afgehandeld.
Tijdens de vorige legislatuur is geremedieerd aan een aantal manco’s die er waren binnen de Raad voor Vergunningsbetwistingen: extra personeel, extra budget, interim-raadsheren en de reorganisatie van verschillende bestuursrechtscolleges binnen de DBRC: de Raad voor Verkiezingsbetwistingen, het Milieuhandhavingscollege en de Raad voor Vergunningsbetwistingen. Er is dus zeker beterschap, deze integratie is een goede zaak, maar toch moeten we vaststellen dat er problemen blijven. Zo trok de windsector vorig jaar nog aan de alarmbel: er was voor liefst 343 miljoen euro geïnvesteerd in onzekerheid doordat uitspraken binnen de DBRC op zich lieten wachten.
Mevrouw Peeters, de heer Ronse en ikzelf vonden het dan ook nodig om aan een aantal zaken te remediëren. Ik zal onze zeven punten overlopen: het verbeteren van de spoedprocedure om te bepalen of beroepen ontvankelijk zijn; het invoeren van een rechtsplegingsvergoeding; het aantonen van belangenschade voor wie in beroep gaat, substitutiebevoegdheid waarbij de raad zich in de plaats van de vergunningverlenende overheid kan stellen; het mogelijk opleggen van een dwangsom. Daarnaast kunnen overheden die een stilzwijgende weigering toepassen, geen dossier meer inleiden. Tot slot kan de raad in één arrest schorsing en vernietiging uitspreken en moet er geen aparte procedure meer worden opgestart.
Vandaag geven wij via een amendement het bestuursrechtscollege nog wat extra tijd om een procedurebesluit op te stellen. Vandaag leggen wij het wettelijk kader ter stemming voor. Wij rekenen erop dat de bevoegde minister, Geert Bourgeois, de vinger aan de pols zal houden en het bestuursrechtscollege op zijn plichten zal blijven wijzen om vooruitgang te boeken. Een Vlaming die rechtszekerheid zoekt of vraagt, hoort die binnen een redelijke termijn te krijgen. Wij zullen alleszins vanuit het parlement en de bevoegde commissie die werking van de DBRC met meer dan gewone aandacht blijven opvolgen.
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, collega Ronse heeft al om felicitaties gevraagd voor dit initiatief. Ik denk dat dat terecht is. Collega Ceyssens heeft dat ook benadrukt. Hij heeft verwezen naar het positieve initiatief van voormalig minister van Ruimtelijke Ordening Van Mechelen, die inderdaad de introductie heeft gelanceerd van de Raad voor Vergunningsbetwistingen.
Beste collega’s, iedereen die vandaag wil bouwen, moet kunnen rekenen op rechtszekerheid. Iedereen die in Vlaanderen wil bouwen, heeft ook een bouwvergunning nodig. Indien die bouwvergunning wordt geweigerd of aangevochten, dan kan men zich richten tot de Raad voor Vergunningsbetwistingen, een van de drie raden binnen de DBRC.
De Raad voor Vergunningsbetwistingen werd in 2009 opgestart om de problemen en de ellenlange procedures die men toen kende bij de Raad van State, te verhelpen. Nu, al snel bleek de Raad voor Vergunningsbetwistingen in hetzelfde bedje ziek. Van de dossiers die van begin 2009 tot 2011 werden ingediend, waren er begin dit jaar, dus bijna zeven jaar later, nog altijd een aantal hangende. Ruim 10 procent van de zaken ingeleid in 2009 had in 2016 nog geen einduitspraak. Dat kan uiteraard niet.
Gelukkig is er nu beterschap. Onze fractie blijft er alleszins bij dat het absoluut onaanvaardbaar is dat een procedure voor de Raad voor Vergunningsbetwistingen meer dan vijf, zes of zeven jaar kan blijven duren. Dat is niet goed voor de rechtszekerheid. Betwistingen moeten snel en correct en zeker kwaliteitsvol worden afgehandeld.
Collega Ceyssens heeft het ook al gezegd: ere wie ere toekomt, om de opgebouwde achterstand in te korten heeft de Vlaamse Regering al extra middelen en personeel ingezet. Dat heeft sowieso al baat gebracht wat de achterstand betreft. Dat, en zeker ook de digitalisering van het informatiebeheersysteem, zijn alleszins al een aantal goede punten.
In het verslag van de DBRC van 2015-2016 geeft eerste voorzitter Storms aan dat er nog veel problemen op te lossen blijven, maar dat men op de goede weg is om die te verhelpen. Wij willen dat verhelpen met dit voorstel van decreet nog wat versnellen. Ik ga niet verder in op de procedurele aspecten, die al zijn toegelicht door collega Ronse en collega Ceyssens. Dit bevat immers een aantal procedurele aspecten, die zeker zullen zorgen voor een snellere en vlottere afhandeling van de procedures, maar ook een aantal organisatorische aspecten. Een van die organisatorische aspecten is het beleidsplan. Een aantal collega’s in dit parlement, maar ook ikzelf, hebben er reeds meerdere keren op aangedrongen bij de Vlaamse Regering, bij de minister-president om ervoor te zorgen dat de voorzitter van de DBRC zijn beleidsplan zou indienen. Bij mijn weten is dat beleidsplan er vandaag de dag nog altijd niet. Dat had er uiterlijk in april 2015 moeten zijn. Met dit voorstel van decreet geven we de Vlaamse Regering alleszins de opdracht om het huishoudelijk reglement in die zin aan te passen en ervoor te zorgen dat er wel degelijk ook een beleidsplan zal komen. Ik vind het belangrijk om daar te blijven op hameren.
Het amendement is al toegelicht door de vorige twee sprekers. Ik kan me er volledig in vinden dat we het ietwat verruimen in de tijd tot maximum 3 maanden. Uiteraard kan de Vlaamse Regering sneller de inwerkingtreding goedkeuren. In het jaarverslag 2015-2016 lezen we dat de voorzitter een pleidooi houdt voor 1 september 2017. Mij lijkt dat iets te ver in de tijd. Dit amendement geeft daar een goede tegemoetkoming aan.
Ik hoop dat de hele meerderheid dit voorstel van decreet zal goedkeuren. (Applaus)
De heer Bertels heeft het woord.
Na deze drievoudige schets van de context van het voorstel van decreet geef ik onze visie weer die we ook tijdens de commissievergaderingen hebben uitgesproken.
We delen de doelstelling dat de rechtspleging niet te lang mag duren. De lange wachttijden voor beroepsprocedures inzake vergunningen moeten worden weggewerkt, niet alleen voor de ondernemers maar ook voor de burgers, de rechtsonderhorigen, die procedures aanhangig hebben gemaakt. We zijn het ermee eens dat de rechtsgang wordt verbeterd.
Ik heb echter ook twee ‘maren’ uitgesproken tijdens de commissiebesprekingen en die nopen ons tot een onthouding bij de stemming over dit voorstel van decreet. We moeten zeer alert blijven voor de toegankelijkheid van de procedures voor de burgers die een beroep willen indienen bij de verschillende rechtscolleges. De nieuwe procedures mogen geen drempels opwerpen die zo hoog zijn dat de toegankelijkheid niet meer voor iedereen is gegarandeerd. We moeten daarover waken in het kader van het Vergunningenbesluit. De indieners hebben gezegd dat ze daarover zullen waken, maar we willen daartoe garanties.
Een tweede ‘maar’ is dat de indieners – en dat begrijp ik als jurist niet – een risico willen nemen met betrekking tot de onafhankelijkheid van de rechtspraak. De Raad van State heeft daar terecht een opmerking over gemaakt en heeft mogelijke uitwegen aangeboden, waar de indieners niet op zijn willen ingaan. Het risico blijft dus bestaan dat de procedure achteraf wordt aangevochten voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, en dan zijn we nog veel verder van huis met betrekking tot een snelle rechtsgang.
Ik hoop dat we eindelijk een bestuurs- of beleidsplan zullen krijgen van de DBRC. De voorzitter heeft dat al eens beloofd aan het parlement, maar dat is nog niet gebeurd. Ik hoop dat daarin dan maatregelen zullen staan die garanderen dat de rechtstoegankelijkheid voor iedereen bewaard en gegarandeerd blijft.
De heer Vanbesien heeft het woord.
De Raad voor Vergunningsbetwistingen is een belangrijk instrument voor de burger. Als er door overheden vergunningen worden gegeven waar problemen mee zijn en als de overheid te kort door de bocht is gegaan, dan moet daar klacht tegen kunnen worden ingediend. Op deze manier worden burgers beschermd tegen fouten en onomkeerbare beslissingen. Achter het idee om dat te vereenvoudigen en om naar een snellere rechtsspraak te gaan, kunnen we 100 procent staan, maar in dit voorstel van decreet worden drempels opgeworpen voor burgers die de rechtstoegang bemoeilijken.
We hebben in de loop van het proces een aantal amendementen ingediend om die drempels af te breken. We waren er voorstander van om rolrecht te laten betalen per dossier in plaats van per verzoeker, want hiermee worden de verzoekers enkel maar op kosten gejaagd. We waren er voorstander van om bemiddeling in het proces gratis te maken in plaats van betalend. Als een vergunning door de Raad voor Vergunningsbetwistingen wordt geschrapt en er vervolgens door de overheid een vergunning voor een identieke of gelijkwaardige beslissing wordt gegeven, dan zijn we er voorstander van dat dit hoogdringend kan worden behandeld. Zo hadden we een paar amendementen ingediend om die drempels af te breken. Ze zijn allemaal weggestemd. Omdat de bezorgdheid blijft, mijnheer Ronse, kunnen we spijtig genoeg geen felicitaties geven, maar zullen we u belonen met een tegenstem.
De heer Landuyt heeft het woord.
Ik heb een fundamentele vraag in verband met de toegang tot de procedure. Ik heb begrepen dat men het iets moeilijker wil maken om procedures te vermijden. Het belang speelt daar een belangrijke rol in.
Waar ik me een beetje zorgen over maak, is niet het rolrecht, want de Raad van State heeft blijkbaar opgemerkt dat er enig gevaar was van te dure procedures. Maar ik maak me zorgen in verband met de rechtsplegingsvergoeding. Ik denk dat er rare situaties kunnen ontstaan die onrechtvaardig zouden kunnen zijn. U weet dat de rechtsplegingsvergoeding een eerste stap is om de verliezende partij de advocaatkosten van de winnende partij te laten betalen. Dat kennen we in het burgerlijk recht. Maar hier in het administratieve recht wordt dat ook ingevoerd, maar toch met een paar rare voorwaarden. Dat de Vlaamse Regering het niveau van de rechtsplegingsvergoeding zal bepalen, lijkt mij logisch. Dat de rechtbank, of de rechter, of het rechtscollege in dezen, of de Raad voor Vergunningsbetwistingen hier op een gemotiveerde wijze kan van afwijken, is ook nog een gebruik.
Maar bij de voorwaarden staat iets zeer raars, dat ik niet goed begrijp. Men kan dat wegens de financiële draagkracht van de in het ongelijk gestelde partij verlagen. Dat lijkt me een goede sociale reflex. Men kan het ook een stuk laten afhangen van de complexiteit van de zaak. Dan is er een derde voorwaarde, die volgens mij voor veel interpretaties vatbaar is: de rechtsplegingsvergoeding die de verliezende partij moet betalen, kan bepaald worden volgens de kennelijk onredelijke aard van de situatie. Dan is mijn vraag: waarover hebben we het? Welke situatie? De situatie tijdens de discussie of de situatie op het terrein? Is dit een vorm van sanctie wegens de situatie op het terrein? Of is het, wat soms gebruikelijk is, het gevolg van de houding van een procespartij? Dit lijkt mij de introductie van een soort sanctie voor de overheid, misschien omdat men een onredelijke situatie heeft gecreëerd. Het is mij helemaal niet duidelijk wat men hier invoert.
Sta me toe om alle collega’s te danken voor hun constructieve tussenkomsten. Sta me ook toe om vast te stellen dat iedereen het ermee eens is dat een stevige vereenvoudiging noodzakelijk is en dat iedereen de waarde van dit werkstuk op dat niveau ook schat.
Er werden een aantal fundamentele zaken aangegeven. Collega Bertels heeft ons een waarschuwing gegeven. We hebben in de commissie geantwoord dat we die waarschuwing ter harte nemen. We hebben hierover advies opgevraagd bij de Raad van State en die had ons er ook op gewezen. In het bestaande decreet dat in de DBRC voorziet, staan een aantal extra garanties om mogelijke belangenconflicten te vermijden, zoals het verbod op cumulatie van deeltijdse functies bij de DBRC en de Vlaamse overheid alsook het feit dat de bepaling inzake onpartijdigheid behouden blijft. Dat zal uiteraard ook gelden voor de drie extra functies waarin in het kader van dit voorstel van decreet wordt voorzien. Wij hebben ook vastgesteld dat er geen enkele cassatie-uitspraak gekend is waarbij een arrest van de Raad voor Vergunningsbetwistingen vernietigd werd wegens deze elementen. Wij voelen ons dus gesterkt om hiermee door te gaan. We stellen ook vast dat het decreet in 2014 ook nooit in vraag is gesteld. Met die bepalingen zien wij het dus zitten.
Ik wil hier de indruk wegwerken dat de rechtstoegang bemoeilijkt wordt. Alles is zoals het niveau van de Raad van State vandaag. De rechtstoegang wordt dus op geen enkele manier bemoeilijkt of verminderd. Iemand die vandaag nog een beroep aantekent tegen een milieuvergunning, doet dat nog bij de Raad van State. Dat zal overgaan naar de Raad voor Vergunningsbetwistingen. Dat zal voor die persoon op basis van hetzelfde rolrecht en zo meer zijn.
Collega Landuyt, dat derde luik gaat over verzoekschriften die al van bij het begin het oogpunt hebben om het spel te vertragen en die absoluut niets meer te maken hebben met een concreet rechtstreeks gelieerd belang in het dossier. Dat hangt ook een beetje samen met onze bepaling dat iemand een belang moet aantonen bij het dossier. Die kennelijke onredelijkheid gaat gepaard met het begin.
We kennen die voorbeelden allemaal, waar uiteindelijk procedures gevoerd worden die met de grond van de zaak niets te maken hebben, tot en met burenruzies waar procedures worden ingespannen tot het allerlaatste moment die ook niets met de grond van de zaak te maken hebben. Ik wil erop wijzen, mijnheer Landuyt, dat er ook duidelijk bij staat dat die afwijking nog altijd binnen de vastgelegde minimum- en maximumbedragen moet blijven.
Ik wil daar nog een korte aanvulling bij doen. We kennen in de gerechtelijke procedures ook het verhaal van het tergend en roekeloos geding. Dit moet u in dezelfde context plaatsen.
Het is maar taal, maar normaal staat er “de kennelijke onredelijkheid” van de vordering, het verzoek of de procedure, en hier staat “de kennelijke onredelijke aard van de situatie”. Een procedure is geen situatie. Ik meen dat hier iets heel eigenaardigs binnengebracht wordt dat niets te maken heeft met de procesvoering. Het gaat over de aard van de situatie die kennelijk onredelijk is. Het is dus niet de aard van een handeling, maar de aard van een situatie die kennelijk onredelijk is. Dat is voor mij een zeer vage term. Ik vind dat onrustwekkend, omdat net via de rechtsplegingsvergoeding de procedures afschrikwekkend kunnen zijn voor de gewone burger, die probeert om van een kennelijk onredelijke situatie af te raken. (Opmerkingen)
Kwade wil? Een situatie heeft geen wil. Een situatie is een toestand. Ik heb begrepen dat de indieners niet zeker zijn van wat ze hier bedoelen. (Opmerkingen)
De indieners hebben uitvoerig advies gevraagd aan de Raad van State. De Raad van State heeft daar in zijn advies geen opmerkingen over gemaakt. Er hebben ook nog andere, even eminente juristen als collega Landuyt, naar gekeken. Wij zijn dus gesterkt in ons oordeel dat dit voorstel van decreet de toets mooi heeft doorstaan en zal doorstaan.
De inleiding van het advies van de Raad van State stelt duidelijk waarover de raad zich heeft uitgesproken. Mocht u die specifieke vraag gesteld hebben, zou u wellicht een ander advies gekregen hebben op dat punt.
Ik heb nog een klein praktisch vraagje. Er zitten veel goede dingen in het voorstel. Met name dat men ook bij de vernietigingsbeslissing een dwangsom kan voegen, is een stap vooruit. Maar dat brengt mij bij de volgende vraag. Als men het niet gevraagd heeft tijdens het vernietigingsproces, kan men het nadien dan nog komen vragen? Zal wat vandaag mogelijk is, morgen nog mogelijk zijn? Of is het nu de verplichting van iedereen om het direct agressief te vragen in het eerste proces?
U hebt het over een situatie dat bijvoorbeeld de raad vernietigt en oplegt aan bijvoorbeeld een deputatie om een herstelbeslissing binnen een bepaalde termijn te nemen. Als de deputatie de termijn voor die herstelbeslissing niet respecteert, dan is er effectief in een dwangsom voorzien.
Het zou een kleine vergetelheid kunnen zijn, maar een die wel vervelend is voor de toekomst omdat er veel vernietigingsarresten zijn waarin er geen dwangsom is bepaald. Vandaag kan men nog conform artikel 38 nadien toch nog een dwangsom vragen. Nu zegt men dat men het moet vragen tijdens de hoofdprocedure, met andere woorden, men kan het niet meer achteraf vragen. Is dit bewust of onbewust? Blijft het nog mogelijk of niet?
Bewust, in de zin dat het tot in het allerlaatste moment van de procedure moet kunnen worden gevraagd.
Ik doe het voorstel om gezamenlijk een nieuw voorstel in te dienen om het opnieuw in te voeren, want er zullen zeker problemen komen. Men schaft iets af, heel bewust, dat men zich zeker zal beklagen.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het voorstel van decreet.
De door de commissie aangenomen tekst wordt als basis voor de bespreking genomen. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2015-16, nr. 777/6)
– De artikelen 1 tot en met 22 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement tot vervanging van artikel 23. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2015-16, nr. 777/7)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het voorstel van decreet houden.