Report plenary meeting
Actuele vraag over de activering van langdurig zieken
Report
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, in 2014 volgden 1723 arbeidsongeschikten vrijwillig een trajectbegeleiding naar werk. In 2016 waren dit er 3035. Dat is een stijging met 76 procent. Meer dan waarschijnlijk gaan we naar een verdubbeling tegen het einde van het jaar. Ruim een derde van de arbeidsongeschikten die dit volgt, vindt ook een job. Dat blijkt uit de cijfers van de vzw GTB die nauw samenwerkt met VDAB om mensen aan de slag te helpen.
Dit is uiteraard goed nieuws, want het betekent dat arbeidsongeschikten bereidheid en goesting hebben om opnieuw aan de slag te gaan. Er is ook een mentale omslag bij de werkgevers en de adviserende geneesheren van de mutualiteiten. Ziekte hoeft niet altijd meer gepaard te gaan met inactiviteit, en zeker niet met voltijdse inactiviteit.
De federale ministers Peeters en De Block hebben een minder vrijblijvende regeling voor de integratie van langdurig zieken aangekondigd. Het objectief is om in 2017 10.000 mensen aan de slag te helpen. Onder die langdurig zieken zitten er ook heel wat werklozen. De bedoeling is dat de behandeld arts met de arbeidsgeneesheer en in samenwerking met VDAB een re-integratietraject opstelt. Er is dus ook een heel actieve rol weggelegd voor VDAB. Hoe zal VDAB zijn werking afstemmen op het federale beleid inzake integratie van langdurig zieken?
De heer Ronse heeft het woord.
Minister, talent is een bijzonder schaars goed geworden in onze samenleving. We leven in tijden van hoogconjunctuur. Vacatures raken moeilijk ingevuld, in het bijzonder in de provincie West-Vlaanderen. Er zitten op de tribune trouwens een aantal ondernemers die via een stage van UNIZO hebben vastgesteld dat in het parlement geen ‘tamzakken’ zitten zoals het soms wordt voorgesteld en dat er hier hard wordt gewerkt. Zij zijn hard op zoek naar talent.
Er zijn verschillende pools om talent te activeren. Een van die pools hebt u in 2012 ontdekt. Dat zijn mensen die langdurig ziek zijn. Zoals collega Talpe zei, naar aanleiding van een antwoord op een schriftelijke vraag van mezelf, hebt u vastgesteld, minister, dat sinds uw akkoord met het RIZIV in 2012 niet minder dan 10.000 mensen die langdurig ziek zijn, zich vrijwillig hebben aangemeld om een traject naar werk te vinden. Collega Talpe, zoals u aangaf, heeft bijna vier op tien effectief werk gevonden. Dat is op vrijwillige basis.
Helaas beschikt Vlaanderen niet over de mogelijkheid om te verplichten. Wij hadden graag die bevoegdheden gehad in ons confederaal model. We hebben die niet, maar we hebben wel mooie, leuke, witte rook zien opstijgen aan de overkant van de straat. Het duo De Block-Peeters kondigt een actieplan rond langdurig zieken en reactivering en integratie aan, zoals collega Talpe heeft geschetst. Dat lijkt ons een goede zaak. Vraag is, minister, wat de impact daarvan zal zijn op de werking van VDAB en de controle- en sanctioneringsbevoegdheden van VDAB.
Minister Muyters heeft het woord.
Jullie hebben prachtig geschetst wat de stand van zaken is. Wij begeleiden met VDAB effectief mensen die ‘arbeidsongeschikt’ zijn terug naar een job. We doen dat, zoals ook al bleek uit het antwoord op een schriftelijke vraag, steeds beter. Dat heeft succes omdat VDAB en de partners zoals GTB daar maatwerk leveren en echt gaan kijken wat iemand wel en niet kan, dit mee dankzij wat de geneesheer en dergelijke aanbrengt en ook mee dankzij het feit dat de werkgevers daar meer en meer voor openstaan. Op zich is het dus een succesverhaal. Nu is de federale overheid een verplichting aan het installeren, maar u hebt het mooi gezegd, namelijk dat ze een minder vrijblijvend element aan het inbrengen is.
Gaat de aard van het werk van VDAB veranderen? Neen. Ik zou de vraag kunnen omdraaien. U vraagt aan mij: hoe gaat u zich aanpassen? Wij moeten ons niet aanpassen, want de aard van het werk dat VDAB vandaag doet, is dezelfde. Zoals jullie hebben gezegd, hebben wij bovendien een samenwerkingsakkoord met het RIZIV. Het RIZIV betaalt VDAB voor elke begeleiding die zij doen ten aanzien van die doelgroep. Dat lijkt mij ook logisch. Wij nemen mogelijk op termijn mensen weg uit het RIZIV door hen te begeleiden naar werk. Als de begeleiding op maat die wij doen, betaald blijft door het RIZIV, zelfs als er een grotere werklast zou zijn, hoeft dat geen probleem te zijn, want dan zullen wij daar bijkomende mensen voor aanwerven en opleiden.
Wat betreft controle en sanctionering, collega Ronse, is het ook anders. Dit zijn geen mensen met een werkloosheidsuitkering maar met een RIZIV-uitkering. In het samenwerkingsakkoord met het RIZIV dat vandaag al bestaat, geven wij mogelijke problemen en dergelijke door aan het RIZIV. Het is aan hen om eventueel te sanctioneren. Dat is dezelfde werkwijze die ook in de toekomst mogelijk zal zijn. Of we meer mensen gaan krijgen, is een vraagteken. Ik kan daar nu niet op antwoorden. Dat zal afhangen van de adviserende geneesheren: hoeveel mensen achten zij geschikt om in een soort traject te komen? Dat kan ik vandaag niet weten. Maar zolang wij betaald worden per prestatie, lijkt me dat niet direct een probleem.
Ik wil ten eerste concluderen dat een goed systeem dat in Vlaanderen bestond en vrijwillig was, men nu federaal verplichtender maakt, wat voor mij een prima zaak is en waar ik geen bezwaar tegen hebt. Ten tweede: praktisch moet de werking niet echt wijzigen. Onze werking wordt de facto bevestigd. Ik vind dat men federaal mooi heeft ingespeeld op wat wij in Vlaanderen doen. Ik zou dit niet omdraaien, collega Talpe. Ten derde: voor andere gewesten heeft dat wel een groot effect, want wij zijn de enigen die een dergelijk samenwerkingsakkoord met het RIZIV hebben. Voor de collega's van het Waalse Gewest en het Brusselse Gewest zal deze verplichting wel een en ander meebrengen, want zij hebben dat nog niet ingebakken in de werking van hun arbeidsbemiddelingsdienst. Alles bijeen, wat ons betreft, is dat een goede zaak. Wij kunnen daar verder mee aan de slag.
Bedankt voor uw antwoord, minister. Het klopt dat Vlaanderen een mooi resultaat neerzet, ondanks de vrijwilligheid die bestaat. Ik weet dat Fons Leroy, de topman van VDAB, ook voor die vrijwilligheid pleit. Hij zegt dat dat in Vlaanderen een heel goed systeem is. In de federale context is het natuurlijk wat anders, want daar hebben we twee regio’s die met een andere snelheid werken. Wallonië en Brussel doen het op dat vlak iets minder goed dan Vlaanderen.
Bent u, gezien de expertise en de bemoedigende resultaten van VDAB, voorstander van meer interregionale samenwerking met de andere gewestelijke diensten voor arbeidsbemiddeling, zodanig dat we ook die landsgedeelten op de rails kunnen krijgen wat betreft de activering van langdurig zieken?
Ook van mijn kant bedankt voor uw antwoord, minister. Het is schitterend nieuws dat VDAB al over de knowhow, de competenties, de skills en de ervaring beschikt. Dat is te danken aan het akkoord dat u in 2012 met het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) hebt afgesloten. Het is opmerkelijk dat wij de enige regio in dit land zijn die een dergelijk akkoord heeft, die daarop gewerkt heeft, die daar ervaring in heeft opgedaan, en die nu dus ook in staat is om meteen om te gaan met het iets minder vrijblijvende karakter dat aan die activering en integratie van langdurig arbeidsongeschikten wordt gegeven.
Het zal natuurlijk belangrijk zijn dat het RIZIV en de arts zelf goede analyses maken of iemand klaar is voor re-integratie of niet. Dat is een belangrijke kritische succesfactor van heel het verhaal. In welke mate werden de regio’s en werd u zelf ook, als ervaringsdeskundige, mee betrokken in de uitwerking en opmaak van die KB’s?
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, ik zou u willen vragen om erover te waken dat we geen averechts effect krijgen. Het feit dat langdurig zieken hun eerste stappen op de arbeidsmarkt zetten, is een positieve zaak. Dat helpt bij het genezingsproces. Dat helpt ook bij de re-integratie op de arbeidsmarkt, maar ook in de samenleving. Maar we moeten erover waken dat we niet in een logica terechtkomen die enkel en alleen draait om sanctioneren, of die misschien zelfs een verkapte besparingsoperatie is. We moeten ervoor zorgen dat in het centrum van het beleid de langdurig zieke staat, met een begeleiding op maat, die ervoor zorgt dat die kan genezen en beter kan worden. Ik wil u vragen om er als Vlaams minister over te waken dat we niet in die valstrik trappen, dat het geen verkapte besparingsoperatie of een sanctioneringslogica wordt.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, dit is inderdaad een perfect voorbeeld van een goede samenwerking tussen de federale en de Vlaamse overheid, ministers die de handen in elkaar slaan om concrete problemen aan te pakken op de arbeidsmarkt en opportuniteiten te grijpen. Dat is een heel goede zaak. Vanuit de federale overheid wordt er ook een duidelijke doelstelling naar voren geschoven: volgend jaar wil men tienduizend mensen bereiken. Schuift u ook voor Vlaanderen een dergelijke doelstelling naar voren? Hoeveel mensen wilt u met VDAB bereiken?
Ik heb een suggestie om dat allemaal nog wat te versterken – maar misschien doet u dat al. We hebben de erkende centra voor loopbaanbegeleiding. De loopbaanbegeleidingscheques zijn een echt succes. Mensen kunnen op die manier hun eigen loopbaan heroriënteren, hun eigen competenties ontdekken, hun talent beter gebruiken. Misschien moeten we de mensen die hier in deze trajecten terechtkomen, versterkt toeleiden naar loopbaanbegeleidingscentra, zodat ze hier zelf sterker uitkomen en aan de slag kunnen op de arbeidsmarkt.
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Minister, het is een prima zaak om werkzoekenden en arbeidsongeschikten die medisch klaar zijn om weer de stap naar de arbeidsmarkt te zetten, zo goed mogelijk te begeleiden. Ik wil er daarom voor pleiten om erover te waken dat de aanpak van VDAB niet doorkruist wordt door de federale druk die nu op arbeidsongeschikten wordt gelegd.
VDAB ziet soms ook dat werkzoekenden niet toeleidbaar zijn, wat soms ook te maken heeft met hun medische situatie, die door de federale overheid niet wordt erkend. Men beschouwt deze mensen nog altijd als arbeidsgeschikt terwijl VDAB hen als niet-toeleidbaar beschouwt. We hebben er maanden geleden al een discussie over gehad. U zei dat minister Peeters er iets aan zou doen omdat het natuurlijk een probleem is voor de betrokkenen zelf.
Minister, is deze discussie ook op tafel gekomen? Is er een oplossing in zicht?
Ik kan het u niet zeggen, want ik heb die discussie niet mee gevoerd. Ik ben ook niet betrokken geweest bij het opstellen van deze regelgeving. Men heeft wel goed gekeken naar de manier waarop het in Vlaanderen gebeurt en dit als voorbeeld genomen. Het is dus niet aan bod gekomen. Ik vind het niet erg dat een goede regeling en een goede manier van werken in Vlaanderen wordt gebruikt en als voorbeeld voor de federale collega’s geldt.
Collega’s Annouri en Kherbache, ik ben het met u eens. We moeten natuurlijk ervoor zorgen dat de essentie – mensen op maat begeleiden – blijft bestaan. VDAB zal dat zeker doen, maar het is een beetje afhankelijk van wat de beoordelend geneesheer naar voren zal brengen. Ik ga ervan uit dat het mensen zullen zijn die ook met hun competentie en hun capaciteiten de juiste beslissingen zullen nemen.
Hoeveel mensen wil ik bereiken? Dat is heel moeilijk, want ik ben niet de raadgevende geneesheer. Het is het federale niveau dat uiteindelijk zal bepalen wie verplicht zal moeten worden begeleid. Zolang wij worden betaald voor de extra capaciteit die we moeten inschakelen, heb ik er geen probleem mee omdat we de skills hebben, omdat we de kennis hebben, omdat we weten hoe we dit moeten aanpakken. We kunnen het wel aan. Ik ben er vrij zeker van dat we het aankunnen, op voorwaarde dat de screening goed gebeurt. Ik kan er dus geen cijfer op plakken. Ik weet ook niet hoe de 10.000 verdeeld is over Vlaanderen, Brussel en Wallonië. De collega’s moeten er nog mee starten, terwijl wij er al 3200 hebben. Het is dus toch wel een ambitieuze doelstelling. Ik ga niet graag uit van cijfers; ik ga graag uit van mensen. Ik hoop dat iedereen die in aanmerking kan komen, in aanmerking komt voor die maatregel.
Ik heb er nooit bezwaar tegen om na te gaan hoe Forem actief is en hoe VDAB en Forem kunnen samenwerken. Als in een samenwerkingsovereenkomst wordt gevraagd om dit mee te nemen, ben ik bereid om dit samen met VDAB te onderzoeken. We moeten er natuurlijk eerst voor zorgen dat we zelf genoeg capaciteit hebben, maar ik sta altijd open voor samenwerking met de collega’s van de andere regio’s.
Ik kan verder met de manier van werken zoals wij dat in het verleden deden. We zullen nagaan welke invloed de federale maatregelen hebben op onze werking.
Minister, eind vorig jaar waren er meer dan 370.000 langdurig zieken in België. Dat is meer dan de helft meer dan tien jaar geleden. Hoe langer men arbeidsongeschikt is, hoe moeilijker het is om opnieuw op de arbeidsmarkt actief te worden. Het mag en zal zeker geen heksenjacht worden. Heel wat mensen die arbeidsongeschikt zijn, zullen helemaal niet kunnen worden gereactiveerd. Wat we wel willen, is kansen geven en deuren openen voor hen die wel kunnen en willen integreren of opnieuw op de arbeidsmarkt gaan. Dit zal vaak geleidelijk moeten gebeuren en met aanpassingen op de werkvloer.
In Vlaanderen gebeuren er al heel veel goede dingen, maar minister, stroop uw mouwen op, want er is maatwerk aan de winkel. (Applaus bij Open Vld)
Minister, ik wil u bedanken voor het feit dat u al vier jaar lang uw mouwen opstroopt en erin geslaagd bent om tienduizend langdurig zieken mee toe te leiden en zich vrijwillig te laten engageren naar werk. Dit is zeer belangrijk. Ondernemers zoeken en schreeuwen om juist talent, om mensen met de juiste competenties. Minister, u doet dat.
Ik zit hier met een dubbel gevoel, want ik ben zeer tevreden met de maatregelen die op federaal niveau zijn genomen, maar misschien moeten we dit glazen plafond ook eens doorbreken, zodat ze ons aan de overkant van de straat horen en ons meer gaan betrekken. Bij dergelijke maatregelen is overleg met de regio’s en zeker met een regio als Vlaanderen, die daar al vier jaar voortrekker in is en expertise in heeft, toch essentieel. Laten we nu het beste van die maatregel maken. Vlaanderen is er klaar voor.
De actuele vragen zijn afgehandeld.