Report plenary meeting
Report
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Beste collega’s, de nabestaanden van de slachtoffers van de aanslagen van 22 maart slaken een noodkreet in de krant. Ze voelen zich in de steek gelaten door de overheid. Ze worden van het kastje naar de muur gestuurd en er is onvoldoende psychosociale hulp. De coördinator voor die psychosociale hulp geeft de nabestaanden gelijk. Hij erkent dat de hulp tekortschiet en wijt dat aan een tekort aan mensen en middelen. Die eerlijkheid siert de coördinator en getuigt van een grote betrokkenheid en bezorgdheid voor die slachtoffers en hun nabestaanden.
Minister, die bezorgdheid is terecht. In april van dit jaar stelde ik u een schriftelijke vraag over die nazorg. Ik vroeg u: ‘Is er voldoende capaciteit voor de bijkomende hulpvragen die er zullen komen van die slachtoffers en hun nabestaanden?’ U antwoordde toen: ‘Hulpvragen worden doorgestuurd naar het CAW. Er wordt gemonitord. Alles is onder controle.’ Maar als je de nabestaanden hoort, is de realiteit duidelijk anders.
Minister, wat zult u concreet doen om tegemoet te komen aan de noodkreet van die nabestaanden?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega’s, we moeten zo’n signaal altijd ernstig nemen. We moeten dat gesprek met de betrokkenen uiteraard aangaan.
Ik probeer te reconstrueren wat er gebeurd is. Gisteren was er een Europees initiatief, waarop een aantal Vlamingen aanwezig waren. Aan de hand van een aantal interventies in het debat dat er gevoerd is, is dat signaal van de betrokken mevrouw aan het licht gekomen en heeft dat weerklank gekregen in de media. De coördinator die onmiddellijk is aangesteld in Vlaanderen om ervoor te zorgen dat op Vlaams niveau alles zou worden afgestemd in de centra algemeen welzijnswerk (CAW’s), bevoegd voor slachtofferhulp, maar ook met de Justitiehuizen, die bevoegd zijn voor het slachtofferonthaal, heeft gezegd dat er inderdaad een aantal zaken zijn die wat hem betreft beter kunnen worden aangepakt in de toekomst en waaruit er lessen moeten worden getrokken.
Dat laatste heeft hij ook gezegd op de hoorzittingen die in het federaal parlement zijn georganiseerd en waarin het optreden van de hulpdiensten is bekeken. Daarin kunt u lezen welke moeilijkheden er zijn geweest op het moment dat de psychosociale hulpverlening operationeel moest worden gemaakt. In een eerste fase heeft het Rode Kruis die zaken opgenomen. Er zijn moeilijkheden geweest met het juist kunnen samenstellen van de lijst over wie het allemaal gaat. Dat was trouwens een heel moeilijke en delicate situatie. Het zal ongetwijfeld een deel zijn van de aanbevelingen die er op het federale niveau zullen gebeuren: dat er daarover betere afspraken mogelijk moeten zijn.
Aan de hand van wat ik reconstrueer vandaag, kan ik alleen maar zeggen dat Vlaanderen onmiddellijk heeft gereageerd, dat de coördinatie is opgestart en dat er in de loop van de maanden 305 aanmeldingen zijn geweest bij de CAW’s, die bevoegd zijn voor slachtofferhulp naar aanleiding van dat drama. Bij de Justitiehuizen, die mee in de afstemming zaten, waren er ongeveer 350 aanmeldingen die soms betrekking hadden op meerdere personen. Aan de hand daarvan zien we dat de CAW’s wel degelijk hebben ingegrepen. Er zijn ook instellingen die adviezen hebben gevraagd omdat ze zelf werden geconfronteerd met het leed veroorzaakt door dat drama.
We hebben dus een aantal elementen die aangeven op welke manier Vlaanderen heeft geprioritiseerd. Ook de centra voor geestelijke gezondheidszorg (cgg’s) hebben zich geëngageerd om snel te reageren als er signalen kwamen. Er is wat ons betreft nooit een vraag geweest naar bijkomende capaciteit. Er is één vraag geweest om te gaan voor een centrale website en een communicatie naar een breder publiek, precies omdat men iedereen wilde bereiken. Dat is vertaald in een blad op de centrale website van de federale overheid met een link naar de ondersteuning van de CAW’s omdat men het niet verstandig oordeelde om daarvoor een afzonderlijke website te openen.
Ik heb nagelezen wat de betrokken coördinator van Vlaanderen in het federale parlement heeft geantwoord op vragen, onder meer over de capaciteit. Daarin zegt hij letterlijk: “Ik heb op dit moment geen gegevens dat de diensten het niet aankunnen.” En dat is tot nader order ook hoe wij de zaken zien: wij hebben geen vragen gekregen over een verhoging van de capaciteit. We moeten die vraag en die opmerking wel serieus nemen en ik heb dan ook aan de administratie en aan het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk gevraagd om een omstandig verslag te maken.
Intussen heeft de federale overheid een traject opgezet, precies om een beter draaiboek te maken voor de psychosociale ondersteuning. Ze heeft ons daar begin november over gecontacteerd. We zullen daar uiteraard aan deelnemen en nagaan hoe de zaken beter kunnen worden georganiseerd door lessen te trekken uit wat er is gebeurd.
We gaan een nieuwe, bredere oproep doen zodat mensen die in de eerste fase niet echt een vraag naar ondersteuning hadden maar daar nu wel behoefte aan hebben, nog een beroep kunnen doen op slachtofferhulp.
De afstemming tussen slachtofferhulp, slachtofferonthaal en slachtofferbejegening is hoe dan ook een issue in Vlaanderen, nog meer nu we bevoegd zijn geworden voor de Justitiehuizen. Ik denk dat ik de mening van de meeste commissieleden vertolk wanneer ik zeg dat we van de gelegenheid gebruik moeten maken om veel eenduidiger te zijn wanneer het gaat over de verantwoordelijkheid voor de ondersteuning van de slachtoffers. We moeten wat meer afstand nemen van dat artificiële onderscheid en de verantwoordelijkheid in de backoffice verdelen onder de verschillende verantwoordelijken. Ik heb de ambitie in de beleidsbrief en in de beleidsnota om van dit moment gebruik te maken om dat aanspreekpunt voor slachtoffers veel helderder te maken, gelet op de nieuwe opportuniteit in de bevoegdheidsverdeling.
Minister, ik vind uw antwoord onbegrijpelijk. U verwijst naar een reactie van de coördinator van mei 2016. U antwoordt net hetzelfde als wat u antwoordde op mijn schriftelijke vraag in april 2016 terwijl we het hebben over een noodkreet vandaag, november 2016. Ik denk dat iedereen er hier van uitgaat dat die nabestaanden niet overdrijven en dat zij iets duidelijk willen maken. Ik ga er dan ook van uit dat u hun noodkreet ter harte neemt en dat u daaruit besluit dat er iets schort aan de monitoring. Er is kamerbreed afgesproken dat er extra mensen moeten komen, ik neem dan ook aan dat u dit aangrijpt om daar werk van te maken in plaats van gewoon hetzelfde te zeggen als wat u in april en in augustus zei.
Ik ga ervan uit dat u de lijst van de hulpvragen hebt, dat u met de CAW’s aan tafel gaat zitten en daadwerkelijk ook een antwoord geeft op de vragen van die nabestaanden, van die slachtoffers.
Die aanslagen hebben diepe wonden geslagen. Ik denk dus dat men zich er niet met een bureaucratisch antwoord kan van afmaken. (Applaus bij sp.a)
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Minister, dit gaat onze fractie ten zeerste aan. Ik denk dat de vraag van mevrouw Kherbache ongelooflijk relevant en pertinent is. Er zijn dit jaar diepe wonden geslagen in ons land. Het is een heel moeilijk jaar geweest. Een groep mensen die we als samenleving hadden moeten omarmen, moeten koesteren, moeten ondersteunen, heeft iets naar buiten gebracht. Ze hebben een oproep gedaan, en die moeten wij horen, die moet u horen. Dit is een teken, een signaal dat u moet oppikken, dat u niet mag minimaliseren. Ik hoor u zeggen dat de diensten dat aankunnen, dat onze CAW’s en onze cgg’s dat aankunnen. Ik wil u er echter op wijzen dat er ook heel veel mensen zijn die momenteel niet worden begeleid. Voor alle duidelijkheid: die mensen die ik ken die in begeleiding zijn, zijn tevreden over hun begeleiding. Onze mensen die begeleiding geven, hebben expertise en weten wat ze doen, hoe ongezien dit trauma ook is, want dit is ongezien in ons land. Er zijn echter heel veel mensen die niet worden begeleid.
Ik hoor u zeggen dat u een brede oproep wilt doen voor een nieuwe golf, en dat is nodig. Ik wil u dan oproepen dat niet enkel te doen ten overstaan van mensen die rechtstreeks betrokken waren bij de aanslagen, maar ten overstaan van een bredere groep mensen, mensen die betrokken waren bij de lockdown in Brussel, mensen die betrokken waren bij schietpartijen in scholen waar kinderen hebben vastgezeten toen Abdeslam moest worden gevangen. Bij mensen in Brussel zijn er enorme trauma’s opgeslagen, en die gaan breder dan die ene dag. Ik wil u dus oproepen om daadwerkelijk te luisteren naar wat die mensen zeggen, om lessen te trekken, maar er tegelijkertijd ook voor te zorgen dat al die mensen die vandaag nog begeleiding nodig hebben, worden bereikt.
De heer Anseeuw heeft het woord.
Voor die aanslagen, voor wat daar op 22 maart is gebeurd, zijn er zoveel maanden later nog altijd geen woorden. Ook voor het leed van de slachtoffers en de nabestaanden zijn er geen woorden. Dat is nog altijd amper te vatten. Dat sommigen onder hen zich vandaag in de kou gelaten voelen, is eigenlijk heel pijnlijk. Er is dan ook nog de groep mensen die op 22 maart in de buurt van het vliegveld hun afspraak met de dood hebben gemist. Ook aan hen werd eigenlijk geen helpende hand geboden. Er zijn inderdaad wel een aantal zaken gedaan voor een deel van die mensen, voor de slachtoffers zelf, voor de nabestaanden zelf, maar blijkbaar zijn er toch veel van die mensen gemist. Ik hoor ook vandaag veel goede plannen, maar uiteindelijk zijn het natuurlijk altijd de resultaten die tellen.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Zoals anderen hier ook al hebben gezegd: het is inderdaad intriest als mensen die zulke gebeurtenissen hebben meegemaakt – en dan spreek ik niet alleen over slachtoffers en families, maar ook over hulpverleners – niet onmiddellijk de nodige steun en psychologische begeleiding krijgen. We weten dat dat ook medisch gezien op lange termijn enorme gevolgen heeft, niet alleen individueel, maar ook maatschappelijk. Daarom wil ik toch even zeggen dat er een absolute stroomlijning moet komen van slachtofferonthaal en slachtofferhulp. Minister, dat staat ook in uw beleidsnota. Welke timing kleeft u daarop?
Ik ben begonnen met te zeggen dat, als je zoiets hoort, je dat per definitie ernstig moet nemen, net uit respect voor die slachtoffers. We gaan dat uiteraard ook doen. Ik denk dat men in Vlaanderen snel na het drama een wijs besluit genomen heeft met het aanstellen van één centrale coördinator, die vanaf dat moment ook de aansturing, ook in de federale coördinatie, vanuit Vlaanderen mee heeft opgevolgd. We zullen natuurlijk proberen te vernemen of er nog zaken zijn die beter moeten. We zullen ook duidelijk maken dat slachtoffers die zich misschien in de eerste fase niet hebben gemeld of op dat ogenblik niet hebben aangegeven nood te hebben aan ondersteuning, uitdrukkelijk worden uitgenodigd, net als hun omgeving, om dat wél te doen.
We zullen ook, ingaand op de uitnodiging van de federale overheid, kijken hoe we de psychosociale ondersteuning in ons land beter kunnen organiseren. We zullen kijken hoe we structureel, gebruikmakend van onze nieuwe bevoegdheden, het aanspreekpunt voor slachtoffers beter, logischer en toegankelijker kunnen maken. Dat is de beste manier om de zaken aan te pakken.
Ik heb uiteraard gevraagd dat er onmiddellijk gehoor wordt gegeven aan het signaal en dat de mensen, onze diensten en het algemeen welzijnswerk worden uitgenodigd om aan te geven wat er schort en wat er beter kan. Het feit dat er vanuit de federale diensten een initiatief is om daarover te spreken, wijst erop dat iedereen beseft dat in een land met een aantal bevoegdheidsniveaus en een complexe bevoegdheidsverdeling, we moeten kijken hoe we ons beter kunnen organiseren uit respect voor en in grote betrokkenheid met de slachtoffers en nabestaanden. Dat zal gebeuren.
Mevrouw Saeys, ik hoop dat ik begin januari van mijn administratie een zicht zal krijgen op wat we in de federale besprekingen zullen inbrengen. Ik heb er geen enkel probleem mee om dit hier te delen op dat ogenblik.
Het is goed dat u de noodkreet ter harte neemt. Ik neem aan dat u ook zult luisteren naar wat de coördinator aangeeft omdat hij meteen aanstipt dat er een structureel probleem is en dat hij ongerust is over de toekomst. Ik hoop dat de nabestaanden en de slachtoffers kunnen rekenen op degelijke hulp. Er zijn verschrikkelijke trauma’s veroorzaakt bij de samenleving, maar zeker ook bij hen. Ze moeten kunnen rekenen op degelijke hulp en op u, minister, want nu hebben ze enkel extra kopzorgen en dat is onaanvaardbaar. (Applaus bij sp.a)
De actuele vraag is afgehandeld.