Report plenary meeting
Report
De heer Daniëls heeft het woord.
Dames en heren, gisteren verschenen de resultaten van een internationaal vergelijkend onderzoek met betrekking tot wiskunde en wetenschappen. Vlaanderen heeft daaraan deelgenomen met de vierde leerjaren lager onderwijs. Eigenlijk zouden we met zijn allen moeten applaudisseren voor onze leerkrachten in het lager onderwijs want ze slagen erin om 99 procent van de leerlingen in de lagere scholen het basisniveau wiskunde te laten bereiken en 96 procent de basisniveaus wetenschappen. We zijn elfde in de wereld op vlak van wiskunde. De kloof tussen de sterkst presterenden en de laagste presterenden is klein. Aan alle onheilsprofeten die steeds zeggen dat we het niet goed doen in Vlaanderen: deze cijfers tonen aan dat we onszelf geen collectieve onderwijsdepressie moeten aanpraten.
Gewoon ter info: van Finland, dat regelmatig op een sokkel wordt gezet, kan ik zeggen dat die sokkel barsten begint te vertonen. Wil dat zeggen dat we zelfgenoegzaam moeten zijn, collega’s? Neen. Op wetenschappen en techniek moeten we toch nog een tandje bijsteken, want we scoren maar gemiddeld, en onze sterkst presterende leerlingen gaan achteruit. Bij degenen die thuis geen Nederlands spreken, stellen we vast dat er ook een tandje mag worden bijgestoken.
Gelukkig spelen we met deze regering daarop in. Wetenschap en techniek wordt een apart leergebied in het basisonderwijs, zoals apart aandacht wordt besteed aan wiskunde. We voorzien in vakleerkrachten in het basisonderwijs. In de eerste graad van het basisonderwijs wordt wetenschap en techniek een verplicht vak in de basisvorming en Nederlands krijgt de aandacht die nodig is.
Minister, hoe wilt u, naast de genomen maatregelen, wetenschap en techniek nog meer versterken, zodat we ook daar stijgen van een gematigde naar een toppositie?
Minister Crevits heeft het woord.
Ik ben het eens met alles wat de heer Daniëls heeft gezegd; dat is een historisch moment. Zijn analyse is dat ons basisonderwijs als kenmerk heeft dat het geïntegreerd is van het eerste tot het zesde leerjaar, dat één leerkracht heel veel verschillende vakken geeft aan de leerlingen en samen met de leerlingen een niveau probeert te halen, en dat die methode zeer goed werkt. We zien dat de resultaten die worden behaald, uitstekend zijn voor wiskunde en behoorlijk maar wel een stuk minder goed voor wetenschap en techniek.
Collega Daniëls, u hebt zelf al een aantal aanzetten gegeven. We hebben vorig schooljaar beslist om wereldoriëntatie te splitsen in wetenschappen en techniek enerzijds en mens en maatschappij anderzijds. We hebben vorig schooljaar ook een gerichte bijscholing mogelijk gemaakt voor leerkrachten in wetenschappen en techniek omdat het rapport net zegt dat leerkrachten, als het gaat over wetenschappen, zich iets minder vertrouwd voelen met de materie. Veel heeft ook te maken met het feit dat bij ons pas in het vijfde leerjaar natuurkunde en dergelijke apart wordt bekeken, wat heel vaak tot in het vierde leerjaar volledig geïntegreerd gebeurt.
Wat willen we nog extra doen? U weet dat er een STEM-didactiek (Science, Technology, Engineering and Mathematics) ontwikkeld is voor het basisonderwijs, die heel specifiek focust op hoe je didactisch wetenschap en techniek het beste kunt aanbrengen. U weet ook dat we het mogelijk willen maken om bijzondere leermeesters in te zetten in het basisonderwijs voor wetenschappen en techniek. Is dat verplicht iemand met een bachelordiploma in wetenschapen? Neen, dat kunnen ook onderwijzers zijn, leergebiedexperten zoals dat heet, die zich specialiseren om die wetenschappen beter aan te brengen. Dan is er natuurlijk het hele eindtermendebat, waarin we ons de vraag moeten stellen of we de eindtermen wetenschap en techniek iets scherper moeten gaan formuleren of niet. Dat debat moeten we de komende weken en maanden nog voeren.
Mijn grootste zorg gaat niet over wetenschappen en techniek, maar over taal, omdat we zien dat doorheen wiskunde en wetenschappen leerlingen die de taal onvoldoende beheersen, slechter scoren op alle fronten. Het zal dus een bijzondere uitdaging zijn, ook in de lerarenopleiding, om de didactiek in het aanleren van de taal aan anderstaligen – dat is anders dan als je het Nederlands aanleert aan kinderen die thuis Nederlands spreken – sterker naar voren te trekken om kinderen verder te brengen als het gaat over het aanleren van de taal.
Minister, ik ben blij dat u aanhaalt dat wiskunde al een apart leergebied is in het basisonderwijs. Eindelijk is wetenschap en techniek dat ook. Dat is ook wat professor De Fraine aanhaalt. Eindelijk gaan we daar de nodige aandacht aan besteden, met vakleerkrachten, zoals u terecht zegt.
Dan komen we aan het onderdeel over de lerarenopleiding. ‘Onbekend maakt onbemind’ en ‘denk zelf na over welke vakken u het leukste vindt’, zijn dingen die afhangen van het beslagen zijn van een leerkracht. We denken dus dat we in onze lerarenopleiding daarop moeten inzetten. Het rapport pleit er ook voor om masters toe te laten in het basisonderwijs. Ik denk dat dat zeker en vast moet kunnen.
Ik heb nog een bijkomende vraag over de uitrusting van de scholen, minister. Ik denk bijvoorbeeld aan projecten rond LEGO Education. Ik mag geen reclame maken, maar zij hebben een heel ontwikkelde lijn. We hebben dat gezien met de mensen die mee zijn geweest naar Zuid-Korea. Daar zijn scholen bezig met LEGO Technic, en het is heel stimulerend voor kinderen om daarmee om te gaan. Hoe kunt u daar nog verder een beleid rond ontwikkelen?
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Collega’s, als je de analyse leest, doen we het inderdaad heel goed voor wiskunde en relatief goed voor wetenschappen, maar we mogen zeker niet blind zijn voor de uitdagingen die ons te wachten staan.
Eén bezorgdheid is dat de thuissituatie zeer bepalend blijft voor het studiesucces van de kinderen, minister. De SES-middelen (Sociaal-Economische Status) zijn ongelooflijk belangrijk. We moeten daarop blijven inzetten.
Een tweede analyse die ik maak, is dat in andere landen de vooruitgang een stuk groter is. Voor wetenschap en techniek moeten we de lat zo hoog mogelijk leggen. Dat hoor ik graag tijdens het debat dat we zullen voeren over de eindtermen. Maar als je kijkt naar de vergelijkende rapporten tussen Vlaanderen en bijvoorbeeld Slovenië, zie je dat Slovenië structureel grotere vooruitgang boekt. Volgens het onderzoek heeft dat twee oorzaken. Eén: een coherent beleid inzake de leerkrachtenopleiding. En twee, en dat is mijn stokpaardje: intensieve en onderzoeksgebaseerde professionele vormingen van de leerkrachten. Dat is waar vandaag het schoentje wringt. Er is onvoldoende tijd en ruimte voor de leerkrachten om die gestructureerde navormingen te volgen. Minister, als wij straks het debat zullen voeren over de leraren en de directies, moeten we maken dat er voldoende tijd is voor die mensen om die nascholingen te volgen.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, we doen het inderdaad nog altijd goed in ons lager onderwijs. Dat is altijd zo geweest. Zoals mijn neef uit de lerarenopleiding het altijd zegt: een struisvogelpluim voor onze leerkrachten in het basisonderwijs.
Maar we moeten inderdaad nog vooruitgang boeken op een aantal vlakken, ten eerste op het vlak van gelijke kansen. De resultaten zijn nog steeds sociaal bepaald, en daar moeten we verder op inzetten. Wat ten tweede ook opvalt in het onderzoek, is wat de leerkrachten aangeven, namelijk dat om beter wetenschap te kunnen geven, de werkcondities moeten verbeteren. Die zijn immers minder optimaal: er is te weinig aangepast lesmateriaal, de infrastructuur is onvoldoende, ze hebben te weinig bijscholing en professionalisering en er wordt nog te klassiek gedoceerd.
Wat gaat u doen aan die alarmbel, die door de leerkrachten geluid wordt en waarover het onderzoek zegt dat we, als we stappen vooruit willen zetten in wetenschappen, op dat vlak een tandje bij zullen moeten steken?
De heer De Meyer heeft het woord.
Naast de waardering voor de leerkrachten, minister, wil ik nog even drie aandachtspunten onder uw aandacht brengen. Ten eerste heeft de leeromgeving thuis een grote en langdurige impact op de resultaten van onze kinderen. Ten tweede zijn hulpmiddelen, onderwijstechnologie en uitnodigende schoolgebouwen een van de variabelen die meer aandacht moeten krijgen. En ten derde mogen ook zelfstandig leren werken en het ontwikkelen van onderzoeksvaardigheden zeker ook meer aandacht krijgen. Deelt u die mening, minister?
De heer De Ro heeft het woord.
Pluimen zijn er al terecht en voldoende gegeven voor de leerkrachten in het basisonderwijs. Ik zie er een onderstrepen in van een beleid dat de afgelopen twintig jaar is gevoerd op het vlak van meer gelijke kansen en betere kansen in het basisonderwijs. Een van de bezorgdheden in het rapport is ook dat men vaststelt dat in Vlaanderen leerlingen minder ver staan inzake voorschoolse geletterdheid en gecijferdheid bij de start van het lager onderwijs. Onze fractie ziet daarin een bevestiging van ons streven van al enkele decennia om kinderen beter voorbereid in het leerplichtonderwijs te krijgen, en om het belang van kleuteronderwijs zeker niet te onderschatten. Minister, ziet u daarin ook nog een aantal aanleidingen om dat nog te versterken?
Collega’s, ik heb daarnet al vrij duidelijk gesteld dat wij, om in te gaan op de vragen naar bijscholing, vorig jaar al voor het eerst een STEM-bijscholing gemaakt hebben en dat wij nu ook binnen ons basisonderwijs een lerend netwerk van STEM-leerkrachten hebben.
Ik heb een tijdje geleden het genoegen gehad om zo'n sessie bij te wonen. Het is spectaculair om te zien hoe leerkrachten die niet zo vaak over de scholen heen met elkaar discussiëren over hoe het beter kan, heel intens met elkaar in overleg gaan over wetenschap en techniek om na te gaan hoe men dat beter in de school kan brengen. Er wordt absoluut aan bijscholing gewerkt. Het is een prioritaire focus, maar er is ook interesse bij de leerkrachten. Leerkrachten zeggen soms dat ze zich niet zeker voelen. Ze kunnen hieraan werken via bijscholing, maar er zijn nog andere manieren. Heel veel bedrijven staan klaar om scholen te ondersteunen bij het vertrouwd maken van kinderen met wetenschap en techniek. Leerkrachten en ondernemingen komen soms ook buitenschools samen om hun scholing te verbeteren. Voor de kennis van wetenschap en techniek bij de leerkrachten moet het palet aan maatregelen volstaan.
Wat mij zeer bekommert, is de link met taal. In de lerarenopleiding moet dus niet alleen worden ingezet op het correct beheersen van de taal door de leerkracht, maar ook op het aanleren van een didactiek om met anderstalige kinderen om te gaan en hun de taal te leren.
Ik lees in dit rapport wel een bevestiging – en de heer De Ro heeft het ook gezegd – dat het beleid in het basisonderwijs en de manier waarop wij naar de kinderen kijken en de resultaten die de leerkrachten met de kinderen boeken, oké is. Er zijn bijzonder weinig landen die erin slagen om alle kinderen, of bijna alle kinderen, over de basislat te helpen. En we vinden dat we ook in het secundair onderwijs zo’n basislat moeten hebben om iedereen mee te trekken, en het zal nodig zijn.
Maar in het basisonderwijs doen we het goed. Misschien worden de sterkste presteerders iets te weinig uitgedaagd. Dat betekent dat leerkrachten moeten uitzoeken hoe ze gedifferentieerd kunnen werken in de klas. Dat kan men leren in de opleiding en dat kan men ook leren door als leerkrachten met elkaar te overleggen. Er zit muziek in en ik zie de resultaten.
De heer De Ro heeft ook de link gemaakt met het kleuteronderwijs. De vaststelling in het rapport heeft me bijzonder verrast. Wij hebben de grootste kleuterparticipatie ter wereld en toch zeggen ouders dat de kinderen, wat geletterdheid betreft, niet zo goed voorbereid zijn op het eerste leerjaar. We moeten natuurlijk kijken naar het doel van het kleuteronderwijs. De ontwikkelingsdoelen zijn gericht op het leren lezen en schrijven. Ze zijn gericht op heel veel vaardigheden die kleuters moeten kunnen om de stap te zetten naar het eerste leerjaar. Wat zijn de oorzaken? In de krant staat dat het ouders zijn die te weinig met hun kinderen bezig zijn. Ik hou me ver van dergelijke conclusies. We moeten wel eens onderzoeken of de ontwikkelingsdoelen niet meer op kennis moeten worden gericht. Het is een open vraag. Uit het onderzoek blijkt ook dat kinderen die participeren aan het kleuteronderwijs, beduidend hogere resultaten halen in het vierde leerjaar – en het is het vierde leerjaar dat getest is. In het onderzoek wordt gezegd dat de kinderen wat geletterdheid betreft, niet zo ver staan in het eerste leerjaar als sommige anderen. Maar, als er al een achterstand mag zijn, lijkt hij in het vierde leerjaar ruim te zijn ingehaald.
Mevrouw Meuleman, ik was heel blij dat u aan het applaudisseren was voor de pluim die ik hier gaf. Het is zeker geen struisvogelpluim omdat die voor mij een rare connotatie heeft. Sinds vorige week weet ik dat u soms grappige combinaties maakt van woorden. Laat het ons houden bij een hele, hele dikke pluim en een grote motivatie voor mezelf als minister van Onderwijs om voluit te investeren in het basisonderwijs samen met jullie allemaal. (Applaus bij de meerderheid)
Collega's, voor mij is die pluim een mooie pluim van een pauw, en niet die van een struisvogel. Een struisvogel doet me denken aan iemand die zijn kop in het zand wil steken om de goede resultaten niet te willen zien.
Ik stel vast dat we samen zullen moeten inzetten op de eindtermen. Minister, ik hoor u graag zeggen dat we aandacht moeten hebben voor taal: vanuit de N-VA hebben we er steeds voor gepleit om in te zetten op het Nederlands. Als het gaat over de thuisomgeving, moeten we allemaal samen aan de kar trekken van inburgering en integratie, zodat ook de ouders Nederlands leren. Wat wiskunde betreft, leren we uit het rapport dat kennen goed zit, maar redeneren iets minder en dat moeten we versterken zonder de kennis te verliezen. Inzake wetenschappen is het omgekeerd: daar redeneren we goed, maar is er te weinig kennis. Daar moeten we dus blijven inzetten op kennis. Tot slot moeten we ervoor zorgen dat we onze sterkste leerlingen, die later kunnen uitgroeien tot belangrijke figuren in de maatschappij, blijven uitdagen en ondersteunen.
De actuele vraag is afgehandeld.