Report plenary meeting
Report
De heer Van Overmeire heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, collega’s, we beleven boeiende, maar ook zeer verwarrende tijden, ook als het gaat over handels- en investeringsakkoorden. In een recent verleden werden die bijna automatisch goedgekeurd, omdat iedereen dat een goede zaak vond. Vandaag is dat niet meer het geval. Vandaag weet iedereen wat het Transatlantic Trade and Investment Partnership (TTIP) en het Comprehensive Economic and Trade Agreement (CETA) betekenen. President-elect Trump zegt dat hij het Trans-Pacific Partnership in de vuilnisbak zal gooien, en de Chinezen zeggen: ‘Doet u maar, wij springen wel in het gat.’ Er ontstaan allerlei onwaarschijnlijke bondgenootschappen. Ik hoor de linkerzijde pleiten voor soevereiniteit. Dat hoorde ik vanuit die hoek al twintig jaar niet meer.
Minister-president, ik denk dat een gedeelte van de bekommernissen terecht is. Mensen zijn wat ongerust. Ze zijn ten dele ook slecht geïnformeerd. Terechte bekommernissen moeten we meenemen. Vlaanderen is een regio waarvoor import en export cruciaal zijn. Ik heb genoteerd dat vorige vrijdag de Vlaamse Regering een nota over de houding van Vlaanderen tegenover het Europees handels- en investeringsbeleid heeft goedgekeurd. De Vlaamse Regering heeft in dat verband een offensief luik en een defensief luik goedgekeurd. Het is heel goed dat in woelige tijden alle neuzen in dezelfde richting staan. Hoe zult u die nota in het huidige Belgische en Europese kader implementeren?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, het klopt dat we onze strategie hebben goedgekeurd. Hoe zullen we die implementeren? Vanaf nu is de nota de leidraad en het mandaat voor onze onderhandelaars inzake akkoorden van de EU met het oog op handels- en investeringsverdragen, maar ook voor onderhandelingen over de EU-positie ten aanzien van de World Trade Organization (WTO) en dergelijke.
Ik heb die strategie meegedeeld aan de Federale Regering en ook aan de Europese Commissie, maar een strategie hebben is één zaak, ze kunnen uitvoeren een andere. U hebt erop gewezen dat we in moeilijke, onzekere tijden leven. In de EU hebben we met het CETA een hele saga meegemaakt. Ik kijk met veel belangstelling uit naar de opinie van het Europees Hof van Justitie met betrekking tot Singapore, dat duidelijkheid zal verschaffen – zo hoop ik toch – over wie waarvoor bevoegd is. Mijn stelling is dat de Europese Unie bevoegd is voor handelsverdragen, en dat investeringsverdragen gemengde verdragen zijn. Over handelsverdragen is er nauwelijks discussie, maar als we verder nog discussies hebben, stel ik voor om die in de toekomst te splitsen. Voor de handelsverdragen geldt een communautaire bevoegdheid: de Europese Unie treedt wereldwijd op als actor in de wereld. Investeringsverdragen zijn gemengde verdragen, waarvan je kunt zeggen dat bepaalde landen ermee akkoord gaan en andere niet; dat is ook niet strijdig met de Europese interne markt. Daarbij is het voor Vlaanderen natuurlijk belangrijk dat ook deelstaten kunnen intreden in die verdragen. Anders zitten we helemaal geblokkeerd.
We hebben op dit ogenblik grote moeilijkheden met de BLEU-akkoorden. Sinds Wereldoorlog II is het een traditie om investeringsakkoorden te sluiten met Luxemburg. Op dit moment zijn er 51 BLEU-akkoorden geblokkeerd door Wallonië, maar ook door Brussel, collega’s van CD&V en Open Vld. Wallonië en Brussel zeggen dat er een state-to-statesettlementprocedure moet zijn, waarbij het bedrijfsleven en wij zeggen dat het een moderne investor-state dispute settlement (ISDS) moet zijn. Met Iran bijvoorbeeld komen we er niet toe een akkoord te sluiten. Wel, Luxemburg heeft zich daarvan losgemaakt. Luxemburg sluit nu apart een investeringsakkoord, maar zo zijn er verschillende landen waarbij onze bedrijven en wij het beter vinden, gelet op de andere rechtsstandaarden, een arbitrageprocedure te hebben dan te moeten procederen in bijvoorbeeld Oezbekistan voor de lokale rechtbank. Oezbekistan is toevallig een van de geblokkeerde BLEU-akkoorden. Ik maak me daar zorgen over. Daarom wil ik die gedeblokkeerd zien, en dat heb ik ook op de Interministeriële Conferentie voor Buitenlands Beleid (ICBB) geagendeerd. Zo niet wil ik naar open verdragen gaan, waarin de deelstaten kunnen intreden, samen met de federale overheid en Luxemburg.
Minister-president, met uw goedvinden ga ik nog even door op die BLEU-akkoorden, omdat dat toch belangrijk is. Altijd weer komt het communautaire om de hoek kijken. We leven wel in verwarrende, maar interessante tijden. Mensen die gisteren nog confederalist waren, pleiten nu voor herfederalisering. Dan ga je snel voor buitenlandse handel pleiten. Maar pas dat eens toe op deze situatie, waarin Vlaanderen en Wallonië compleet tegenovergestelde standpunten hebben. De Luxemburgers zeggen in deze context zelfs dat ze niet meer meedoen en dat België zijn eigen problemen maar moet oplossen: als België er niet uitgeraakt, sluiten we apart een akkoord met Iran.
Minister-president, wat u voorstelt – die asymmetrische akkoorden – is een betere piste. Maar de vraag is hoe reëel die zijn in een Belgische context. Hebt u daarover al contacten gehad met de federale overheid? Wat is de positie van Wallonië en Brussel hierover? Zouden ze eventueel bereid zijn een dergelijke asymmetrische piste te bewandelen, of ons die asymmetrische piste te laten bewandelen.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Onze fractie is heel blij dat de voltallige Vlaamse Regering voor vrijhandelszaken is. In deze boeiende, moeilijke, maar ook turbulente tijden voelen we wereldwijd dat de idee van vrijhandel wat in de verdrukking komt. Het is daarom goed dat de Vlaamse Regering zegt: neen, wij geloven erin. Vrijhandel zorgt voor extra jobs en extra welvaart. We moeten dat als verantwoordelijke politici met meer overtuiging durven uitdragen. Ik ben dan ook blij dat de Vlaamse Regering dat vorige week heeft gedaan. Ik hoop dat bijvoorbeeld ook de BLEU-akkoorden kunnen worden gedeblokkeerd want dat is goed voor de Vlaming.
Mijnheer Van Overmeire, voor alle duidelijkheid: wij, als CD&V en als overtuigde confederalisten, geloven daar sterk in.
De heer Daems heeft het woord.
Vrijhandel, weten we, is de enige formule die echt meerwaarde biedt aan alle partijen. We leven in Vlaanderen voor drie vierde van de internationale handel, dus onze welvaart en jobs hangen hiervan af. Ik denk dat u gelijk hebt, minister-president, met de stelling dat handelsverdragen een Europese aangelegenheid zijn en ook op dat niveau behandeld moeten worden, terwijl daarentegen investeringsverdragen gemengd kunnen zijn, en waar Vlaanderen ook zijn zeg over kan en moet hebben.
Het is een trieste zaak dat de BLEU-akkoorden, 51, geblokkeerd zijn. Mijn fractie is er natuurlijk van overtuigd dat samenwerkingsfederalisme de enige oplossing is die dit kan deblokkeren. Niettemin kijken we uit naar de stelling die u te verdedigen hebt – terecht, vinden wij – op het Overlegcomité. Ik verwacht u als voorzitter van de commissie Buitenlandse Handel met feedback in onze commissie om dit te bespreken.
Mevrouw Turan heeft het woord.
Voorzitter, dit is een heel raar debat. Eigenlijk vind ik dat collega Van Overmeire, N-VA’er en partijgenoot van de minister-president, een zeer terechte vraag heeft gesteld. Hoe gaat u dit implementeren in het huidige Belgische kader?
Sp.a is zeer blij dat u met een visie afkomt voor internationale handel en de strategie daaromtrent. Het versterken van onze kmo’s is heel belangrijk, en dat is een deel van de strategie. U hebt hier vandaag geen woord over gezegd. Er zijn verschillende punten waarop ik fundamenteel met u van mening verschil. Ik zou het handelsbeleid nieuwe generatie anders aanpakken: duurzamer en evenwichtiger. Daar spreekt u niet over, maar dat gaan we in de commissie doen.
Ik heb eigenlijk dezelfde vraag als uw partijgenoot. U hebt daar niet op geantwoord. Hoe gaat u dat implementeren in het huidige Belgische kader?
De heer Van den Heuvel zegt: ‘Wij zijn confederalisten en geloven erin.’ De heer Daems zegt: ‘Wij zijn voor samenwerkingsfederalisme.’ Ik heb uw coalitiepartners horen zeggen dat ze voor een herfederalisering zijn. Wat is het nu? Welk vertrouwen krijgt u van deze meerderheid om voort te doen?
Wat is nu uw vraag aan de minister-president?
Welk vertrouwen hij denkt te hebben om met zijn handelsbeleid voort te doen.
De heer Vanbesien heeft het woord.
Ik weet dat de heer Van Overmeire – maar nu blijkbaar ook mevrouw Turan – van deze zaak graag een communautaire kwestie zou maken. Ik zou liever een inhoudelijke vraag stellen over vrijhandel.
Ik denk dat het goed is dat een Vlaamse Regering formuleert wat de positie is van Vlaanderen, en dat er offensieve en defensieve belangen zijn. Er is echter iets wat ik enorm mis, en mijn vraag is om dat toch samen te knopen met de meer maatschappelijke doelstelling: we moeten die ‘free trade’ ombuigen naar ‘fair trade’. We hebben een mensenrechtennota. Dat wordt dan geïsoleerd bekeken, los van de vrijhandel. Hier worden af en toe voorstellen van resolutie goedgekeurd over Bangladesh en schone kleren enzovoort, maar dat staat dan los van deze nota.
Ik vind dat wij in onze internationale handelsstrategie die internationale handel moeten bekijken als een hefboom voor duurzame handel, voor sociale rechtvaardigheid, en dat Vlaanderen in dat debat het voortouw moet nemen, en niet alleen de eigen belangen moet bekijken, maar ook van ‘free trade’ ‘fair trade’ moet maken.
Mevrouw Turan, het antwoord op uw vraag is gegeven. De heer Van den Heuvel heeft het gezegd en de heer Daems heeft het gezegd. Beiden hebben sterk de waarde van de vrijhandel voor Vlaanderen, voor onze welvaart, voor onze jobs onderschreven. Ze hebben zich sterk geschaard achter de strategienota die we goedgekeurd hebben, die nota bene, maar dit is een actuele vraag, onze offensieve belangen oplijst, en onze defensieve belangen vertelt.
U weet dat wij niet gaan voor liberalisering van een aantal materies. Die zijn ook bewaakt in het CETA-akkoord. We gaan daar verder de hand aan houden. Ik verwijs naar de audiovisuele en de culturele sector. Ik verwijs naar de behartiging van onze standaarden en onze normen met betrekking tot arbeid, tot productveiligheid, tot leefmilieu en dergelijke meer.
U hebt minister-president Magnette gehoord onlangs. Hij zei: ja, we hebben vastgesteld dat in dat CETA-verdrag geen hormonenvlees toegestaan wordt, en dus hebben we dat punt laten vallen, want het stond er al in. Al die punten zijn opgelijst en we gaan daar verder de hand aan houden.
We verdedigen daarin heel sterk de belangen van onze kmo’s, ook in die geschillenregeling. Collega’s, de mij toegemeten tijd is wellicht te kort om de hele lijst voor te lezen: Angola, Cambodja, Cuba, Indonesië, Jamaica, Kameroen, Kenia, Laos, Namibië, Seychellen, Turkije, Wit-Rusland, Brazilië, Centraal-Afrikaanse Republiek, Congo-Brazzaville enzovoort enzovoort. Onze kmo’s hebben er in de eerste plaats belang bij dat er een goede ISDS-clausule is. Zij moeten niet gaan voor die lokale rechtbanken. Ik heb in de commissie uiteengezet dat een van onze grote investeerders in Panama er momenteel niet in slaagt om, net als andere Europese partners, die wél beschikken over de arbitrageclausule, een immens groot bedrag te recupereren. Wel, dit is behartiging van de belangen van onze Vlaamse ondernemers, in de eerste plaats van onze kmo’s. We zullen die lijn blijven doortrekken.
De vraag is dan wat we gaan doen. Ik heb daar wel degelijk op geantwoord. Misschien kan ik dat nu wat meer expliciteren. Ik heb gezegd dat ik het heb geagendeerd op de Interministeriële Conferentie voor Buitenlands Beleid. Dat is mijn taak. Ik zal proberen om daar tot een akkoord te komen. Wij zijn al meer dan een jaar bezig met te proberen een nieuw modern BLEU-akkoord op te maken. De oude akkoorden, die dateren van na de Tweede Wereldoorlog, zijn wel aan vernieuwing toe, onder andere met betrekking tot alle zaken waarvan ik zonet heb gezegd dat we ze willen behartigen. We zijn er al meer dan een jaar mee bezig, maar er is geen enkele vooruitgang, ook niet in akkoorden die geparafeerd zijn – enkele zijn zelfs getekend –, laat staan in akkoorden die al rond zijn. Er zijn 51 akkoorden, sommige geparafeerd, andere getekend en nog andere in de laatste rechte lijn. Ze worden geblokkeerd door toedoen van dat ene belangrijke punt: men zegt aan Waalse zijde dat dit voor de lokale rechtbanken moet komen. Wel, ik heb u een beperkte voorlezing gegeven. Ik kan u de hele lijst bezorgen. Het is niet in het belang van onze kmo’s, het is niet in het belang van onze bedrijven om te zeggen dat zij stuk voor stuk bij investeringen in die landen moeten procederen voor die lokale rechtbanken. Laat het ons houden op de lijn dat de rechtsnormen, dat de standaarden, dat de procedures daar niet altijd beantwoorden aan de normen die wij gewend zijn te hanteren.
Daarom blokkeert het. Als wij er niet in slagen om dat te doorbreken, moeten wij kiezen. De heren Van den Heuvel en Daems hebben terecht gezegd dat dit belangrijk is voor onze welvaart. Wij hebben een studie laten uitvoeren door het steunpunt. Professor Van Hove heeft aangetoond dat in Vlaanderen een op zes jobs komt van onze export. Het Europese gemiddelde is een op zeven. Deze regering heeft de taak om onze belangen te behartigen, om voor onze welvaart te zorgen, om jobs die we hebben, te behouden, om bijkomende jobs te creëren. Lukt dat niet, dan pleit ik ervoor dat we tot asymmetrische verdragen kunnen komen. Ik kan me niet inbeelden dat de belangen van Wallonië zijn geschaad door het feit dat wij een investeringsakkoord afsluiten met elk van die 51 landen. Het is mijn bedoeling om tot die open verdragen te kunnen komen. We zullen zien of dat lukt. Ik denk dat dit binnen het bestaande kader kan. De dialoog daarover moet worden gevoerd. Ik hoop dat we daarin slagen. Zo niet ziet het er niet goed uit voor de toekomst van onze investeringsakkoorden.
Dit inhoudelijke debat wordt overal gevoerd waar er genoeg democratie is om dit debat te kunnen en te mogen voeren. Dat is een goede zaak en dat doen we ook hier in Vlaanderen. Maar anderzijds is dit, mijnheer Vanbesien, in dit onzalige land ook een communautair debat. Enerzijds heb je een regio die staat voor 14 procent van de Belgische export. Anderzijds heb je een regio die staat voor 83 tot 84 procent van de Belgische export. Dan is het evident dat de belangen verschillend zijn en dat de regeringen er verschillende standpunten verdedigen. De vraag is dan hoe het verder moet. De minister-president schuift de asymmetrische oplossing naar voren. Ik stel vast dat er bij CD&V en ook bij Open Vld belangstelling is om die piste verder te onderzoeken. Dat doet mij veel plezier.
Minister-president, in afwachting steunen wij u bij de uitvoering van uw nota.
De actuele vraag is afgehandeld.