Report plenary meeting
Report
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het ontwerp van decreet houdende diverse bepalingen betreffende het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.
De algemene bespreking is geopend.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Het ontwerp dat hier ter stemming voorligt, bevat een aantal bepalingen inzake de organisatie van de eerstelijnszorg. Deze maatregelen zijn belangrijk om zekerheid te geven aan het werkveld. Ik denk hierbij in het bijzonder aan Impulseo, de huisartsenkringen en geïntegreerde diensten voor thuisverzorging. Het zijn stuk voor stuk zaken waar we continuïteit voor moeten waarborgen. Dat betekent niet dat we die zaken nu verankeren voor de komende jaren. De hervorming van de eerstelijnsgezondheidszorg zal er komen, en ik hoop dat we dan kunnen overgaan tot een rationalisering van systemen en overlegmomenten en tot meer efficiëntie bij het overleg kunnen komen.
We zijn ook blij met het financieel kader en met de regelluwte die mee gecreëerd wordt, onder andere voor partners die deelnemen aan de experimentele projecten inzake geïntegreerde zorg voor chronisch zieken. Die zijn belangrijk in de herziening van de eerstelijnsgezondheidszorg.
We weten dat de komende jaren het aantal chronisch zieken enkel maar zal toenemen, en niet het minst de comorbiditeit. We moeten een omslag maken van een curatieve geneeskunde naar een geneeskunde gericht op chronische zorg. Dit plaatst de complexiteit van de behandeling van deze chronisch zieken alvast voor enkele specifieke uitdagingen. De experimenten waarvan sprake kunnen hierbij een belangrijk inzicht bieden in wat de randvoorwaarden zijn om die transitie tot een goed einde te brengen.
Dit ontwerp van decreet geeft ook uitvoering aan een deel van de resolutie van mijn voorganger in de vorige legislatuur, mevrouw Van der Borght, en met haar alle partijen, met name de loskoppeling van de animatiefunctie van de organisatievorm van het woonzorgcentrum of centrum voor kortverblijf. Ik denk dat dit zeker de bewoner van een dergelijk centrum ten goede zal komen. Animatie is verplicht voor alle woonzorgcentra, ook voor die die tot nu toe hiervoor geen subsidies ontvingen. In het verleden moesten de woonzorgcentra die geen subsidies ontvingen, de kost van het animatiepersoneel doorrekenen aan de oudere. Nu wordt elke oudere gelijk behandeld, want de voorwaarden zullen betrekking hebben op de afhankelijkheid van de oudere en niet op het statuut van het woonzorgcentrum.
Wat betreft het andere deel van de resolutie, meer bepaald met betrekking tot de VIPA-subsidies (Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden) voor woonzorgcentra, is beslist het ingevoegde amendement terug uit het ontwerp te halen. De bepalingen zullen worden opgenomen in een apart wetgevend initiatief. De discussie kan dan ook op dat moment ten gronde worden gevoerd.
Naar aanleiding van de problematiek van de erkenningskalender werd de piste ontwikkeld dat initiatiefnemers hun erkenning of voorafgaande vergunning voor een thuiszorgvoorziening of een ouderenvoorziening geheel of gedeeltelijk zouden kunnen omzetten in een erkenning of vergunning voor een andere zorgvorm in het gezondheids- of welzijnsbeleid. Dit ontwerp van decreet legt hiervoor de legistieke basis, en we zullen met interesse opvolgen in welke mate initiatiefnemers hiervan gebruik zullen maken. Het is positief dat de minister deze reconversie plaatst in het kader van het debat van de creatie van een intersectoraal aanbod. Een goed kader creëren voor het intersectoraal aanbieden van diensten, of die nu ambulant of residentieel zijn, is zonder twijfel de uitdaging voor de komende jaren.
Ik stel vast dat er ook wat rechtsgronden worden gecreëerd om uitvoering te geven aan het decreet Kinderopvang. Artikel 90 voert ook een bijkomende administratieve vereenvoudiging in, namelijk het niet langer vereist zijn van een kwaliteitshandboek of kwaliteitsmanagementsysteem voor organisatoren met minder dan achttien plaatsen. Ik denk dat de praktijk ons ondertussen heeft geleerd dat dit effectief zeer nodig is, en ik wil de minister daarvoor danken. Ik stel vast dat de minister en Kind en Gezin blijvend aandacht schenken aan die administratieve vereenvoudiging. We hebben het er in de commissie en in de plenaire al meermaals over gehad: administratieve vereenvoudiging is uitermate belangrijk voor initiatiefnemers.
De recente bevragingen bij organisatoren tonen inderdaad een belangrijk probleem aan en zeggen ons dat die administratie vaak moet worden vervuld tijdens de vrije tijd. Uit het voortgangsrapport van Kind en Gezin met betrekking tot het Kinderopvangdecreet hebben we geleerd dat men beseft dat men meer moet gaan werken met voorontwikkelde modellen die dan iedere organisator, groot of klein, volgens zijn normen kan aanpassen. Ik denk dat er een belangrijke ‘mind switch’ is gebeurd.
De heer Bertels heeft het woord.
In de wandelgangen werd dit ontwerp van decreet het Mozaïekdecreet genoemd. Een mozaïek bestaat uit heel veel stukjes. Dat is ook wat we vinden in dit verzameldecreet. Er staan heel veel technische bepalingen in, maar ook een aantal belangrijke zaken over het breed welzijnsveld. Ik wil daar drie opmerkingen over maken.
Eén: er staan heel ruime machtigingsbepalingen in over fundamentele zaken. Over bepaalde artikelen hebben de Raad van State en de oppositie opgemerkt dat het goed zou zijn dat er een fundamentele discussie wordt gevoerd. Met de Raad van State gingen wij akkoord dat daarover een apart ontwerp van decreet moest worden ingediend om die zaken te kunnen uitdiscussiëren en niet snelsnel in een verzameldecreet te stoppen zonder een gedegen discussie.
Het gaat over platformen geestelijke gezondheidszorg, Justitiehuizen, de zorginspectie, de accreditatie die wordt ingevoerd. Dat zijn belangrijke zaken voor ons welzijnsveld. Het zou goed zijn dat we daarover in het parlement een gedegen discussie kunnen voeren, en dat er een opvolging is.
Twee: er staan ook zaken in die goed zijn voor het welzijnsveld. Daarom hebben we ons op het geheel onthouden. Daar kunnen we mee verder. Ook daar zal opvolging nodig zijn. We hebben het Vlaams Instituut voor Kwaliteit van Zorg. Het is goed dat dat wordt gecreëerd.
Dan de projecten Geïntegreerde zorg chronisch zieken. Minister, u hebt snel gereageerd om de federale projecten te kunnen inbedden in een regelluw Vlaams kader. Dat is goed. Er zijn sommige zaken in het preventief gezondheidsbeleid waarvoor een decretale basis wordt gecreëerd in Vlaanderen. Die decretale basis op zich is goed, maar u hebt ruiterlijk erkend dat bepaalde zaken nog moeten worden opgevolgd en uitgevoerd. De tegemoetkoming voor tabakologen wordt bijvoorbeeld afgeschaft, maar het nieuwe systeem, waarover al veel is overlegd en waarvoor adviezen zijn ingewonnen, moet nog in werking worden gezet tegen 1 januari 2017.
Het Impulseoprogramma voor de ondersteuning van huisartsen wordt afgeschaft. Er komt een nieuwe decretale basis, maar we weten nog niet goed wat we gaan doen in de toekomst. Ook daar is opvolging nodig nadat de decretale basis is gecreëerd.
Nog veel meer is dat zo bij een goed principe: het reconversiebeleid voor zorgvoorzieningen. Daar hebben we het in de commissie al over gehad. Hoe, wat, wanneer, waar: dat moeten we nog helemaal uitwerken. Het is heel belangrijk voor de woonzorgvoorzieningen, onder meer voor de ouderen, maar ook voor anderen, dat de juiste reconversie nadien wordt uitgevoerd.
Voor ons is het prijsbeleid voor de woon- en zorgcentra, de dagprijs voor de rustoorden, altijd heel belangrijk geweest. Ook daarvoor plannen we een andere decretale basis. Maar we moeten de nieuwe Vlaamse evaluatiecriteria – ik neem aan dat die nog zullen komen – nog uitwerken. Voorlopig hanteren we nog de vroegere federale evaluatiecriteria.
Drie: de besparingen op de animatiesubsidies voor de woon- en zorgcentra. Dat is een minpunt, en dat betreuren we ten zeerste. Minister, u verdeelt eenzelfde bedrag over meer deelnemers, waardoor een groot aantal minder krijgt. Dat is niet goed voor het welbevinden van de ouderen in onze woon- en zorgcentra. Daar hebt u een brute besparing doorgevoerd, en daar creëert u de decretale onderbouw voor. Daarmee kunnen we niet akkoord gaan.
Tot slot: de nieuwe financiering van de woon- en zorgcentra. Ik ben blij dat de meerderheid eindelijk heeft beseft dat we daar een echt debat over moeten hebben, dat we dat niet te elfder ure kunnen invoeren met het creëren van een decretale basis voor nieuwe financieringsmethodes voor de woon- en zorgcentra, met een amendement van de meerderheid in de laatste commissie. Dat is geen manier van werken. Men baseert zich op een resolutie van het Vlaams Parlement van 2013, waar nagenoeg een kamerbrede consensus over is, en die als basis wordt gebruikt maar niet volledig wordt uitgevoerd. Ik ben blij dat de meerderheid tot inkeer is gekomen en dat we zo snel mogelijk een echt debat kunnen voeren over de nieuwe financieringsmethodes voor de woon- en zorgcentra. Die zijn nodig, maar wel met een gedegen debat eraan voorafgaand.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Dit is een mozaïekdecreet. Mozaïek is een heel mooi woord, maar ik kan dit geen mooi decreet noemen. Ik kan niet voor, ik niet tegen dat ontwerp van decreet zijn omdat er zoveel in zit: positieve zaken, negatieve zaken, zaken die er niet in mogen zitten. Het is een vergaarbak van allerhande bepalingen gaande van kinderopvang over onze jeugdhulp, geestelijke gezondheidszorg, mensen met een handicap, ouderenzorg, gezondheidsbeleid, preventie enzovoort.
Het gaat over zoveel zaken dat dit een vergaarbak is geworden. Ik gebruik bewust het woord ‘vuilbak’ niet omdat er een aantal mooie bepalingen instaan, maar het is geen manier van werken. We missen een aantal kansen om goede inhoudelijke debatten te voeren over een aantal zaken.
Er zijn twee aspecten uit het ontwerp van decreet gehaald en daar zijn we blij om. Het feit dat jongeren na vijf dagen niet meer voor de jeugdrechter zouden worden voorgeleid, is ingetrokken en uit het ontwerp gehaald en zal bij het nieuwe Jeugdsanctiedecreet aan bod komen. Dat is positief. Het is een enorm belangrijk debat dat in zijn globaliteit moet worden gevoerd. Ook de financiering van de woonzorgcentra is uit het ontwerp van decreet gehaald. Ook dat is positief. Maar er blijven nog tal van artikels in staan waar we een kans missen om een goed maatschappelijk debat te voeren. De oppositie heeft een aantal amendementen ingediend. Minister, u hebt in de commissie gezegd dat het de regering vrij staat om ontwerpen van decreten in te dienen en daar een meerderheid voor te zoeken. Dat is natuurlijk waar, en ik betreur dat de meerderheid er zo vlot in meegaat om heel veel machtigingen aan de regering te geven en om heel veel inhoudelijke debatten op zo’n manier weg te steken in een mozaïekdecreet.
Ik wil een aantal inhoudelijke elementen aanhalen en de positieve zaken benoemen. Het feit dat kleine crèches geen kwaliteitshandboek meer moeten hebben, is positief. Er worden een aantal regeltjes voor kleine crèches weggewerkt en dat is goed. De regeldruk op kinderopvang is heel hoog. Door op deze manier gevolg te geven aan een traject dat bezig is rond deregulering, is goed.
Er staan ook dingen in waar we als oppositie absoluut geen voorstander van zijn. Er wordt een decretale basis gelegd voor een beslissing die de regering eerder nam, namelijk dat de OCMW’s voortaan een kortingstarief kunnen geven aan mensen voor kinderopvang. Uiteraard is Groen er niet tegen dat mensen een kortingstarief kunnen krijgen en beseffen we ook dat de OCMW’s daarvoor goede expertise hebben, maar Groen vindt het onbegrijpelijk dat er een tariefverhoging is voor de laagste inkomensgroepen. Zij hebben het al zo moeilijk en vinden zoveel moeilijker de weg naar de kinderopvang. Door die tariefverhoging is de drempel voor die groepen zeker niet verlaagd. De omweg via het OCMW is en blijft een omweg. Je moet je kortingstarief aanvragen bij het OCMW. De cijfers tonen aan dat het niet zo vaak gebeurt. Het kan misschien zijn dat er geen mensen in armoede van de kinderopvang gebruikmaken of dat ze de weg niet vinden, maar dit is geen goed scenario. Ofwel vinden mensen in armoede de weg naar de kinderopvang niet en dat is een probleem, ofwel vinden ze de weg niet naar het kortingstarief en dat is ook een probleem. De omweg via de OCMW’s, ongeacht de expertise die de OCMW’s hebben, is geen goede zaak. Men had beter de tarieven zelf veel lager en efficiënter gehouden, zoals wij hebben voorgesteld.
Wat we ook negatief vinden, is dat de samenstelling van de raad van bestuur voor gegevensdeling een uitzondering krijgt op het decreet Deugdelijk Bestuur. Je kunt zeggen dat dit toch maar een detail is en dat er zoveel evenwichten zijn die in het oog moeten worden gehouden. Het is waar dat in een raad van bestuur evenwichten in het oog moeten worden gehouden, maar dat wist dit parlement op het moment dat het een decreet Deugdelijk Bestuur goedkeurde. Dit parlement heeft, ondanks opmerkingen van de oppositie, dat decreet goedgekeurd en gezegd dat het belangrijk is. Dat is ook zo, maar als men een decreet goedkeurt over hoe raden van bestuur moeten worden samengesteld, dan moet men dit ook naleven. Al meteen een uitzondering maken, is een zwaktebod. Met dit ontwerp van decreet wordt niet alleen een uitzondering gemaakt door te zeggen dat er niet een derde externe experten aanwezig moeten zijn, maar ook het aantal zitjes wordt uitgebreid zodat er meer zorgkassen rond de tafel kunnen zitten. Als u dan toch die raad van bestuur uitbreidt, doe het dan op zo’n manier dat er voldoende externe experten aanwezig zijn en respecteer de decreten die dit parlement goedkeurt en ontwijk ze niet via andere decreten.
De heer Bertels heeft het ook al gehad over de animatiesubsidies. Op zich is het goed dat animatiesubsidies voor alle rusthuizen toegankelijk zijn, maar als de enveloppe dezelfde blijft, dan betekent dit dat er de facto minder animatie zal zijn in een aantal rusthuizen. Dat is zeer jammer. Animatie in een rusthuis is geen luxe. Animatie zorgt ervoor dat mensen een deftige dagbesteding hebben, dat mensen op een kwaliteitsvolle manier hun dag kunnen doorbrengen. Het is geen luxe, het is een basisessentie voor de levenskwaliteit van oudere mensen. Waarom is dat zo belangrijk? U hebt zelf onlangs het rapport naar buiten gebracht over hoe ouderen hun verblijf in een woonzorgcentrum beleven. Een van de belangrijke punten is net de dagbesteding. Animatiesubsidies en inzetten op een goede kwaliteitsvolle animatie zou een manier zijn om een van de aspecten waarvan ouderen zelf aangeven dat ze dit niet goed vinden, recht te zetten. U creëert hier een basis om het open te trekken, maar wij vragen ook met aandrang om voldoende budgetten uit te trekken zodat er in alle woonzorgcentra op een goede manier aan animatie kan worden gedaan.
Een andere zaak die ik zowel goed als niet goed vind, gaat over de oprichting van een instituut voor kwaliteitszorg. Uiteraard is het positief dat er aan kwaliteitszorg wordt gedaan. Uiteraard is het positief dat er een instituut voor komt. Dat komt ook niet uit de lucht vallen. Er is een heel voortraject. Maar als we willen inzetten op kwaliteit in de beleidsdomeinen Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, dan moeten we dat op alle domeinen doen.
En je kunt van elkaar leren. Je moet dat niet beperken tot een bepaald deel segmenten. Je moet het ook doen op een manier dat je niet enkel naar een aantal kwantitatieve indicatoren gaat, maar naar een heel kwaliteitsaspect. Dat kan ook kwalitatieve methoden bevatten. Het kan ook gesprekken bevatten met ouderen, het consequent bevragen van ouderen, het consequent betrekken van mensen in de zorg, mensen die zelf patiënt zijn of klant in de zorg.
Het potentieel van zo’n instituut voor kwaliteitszorg is dus enorm, maar we betreuren de beperktheid waarmee er hier van start wordt gegaan. Ook hier moeten we vaststellen dat dat niet is omdat de minister gekant is tegen kwaliteit of tegen uitbreiding. Dat bleek ook in de gesprekken tijdens de commissievergaderingen. Je moet natuurlijk wel ergens beginnen. Als er geen budgetten zijn om iets echt op poten te zetten, moet je het natuurlijk kleinschalig houden. We betreuren het ten zeerste dat hier wel aanzetten worden gegeven om dingen te verbeteren, maar dat de hefbomen die er mogelijk zijn, niet ten volle worden benut.
Ik kan nog een tijdje doorgaan, omdat het zoveel aspecten omvat. Zo wordt ook de regeling rond tabakspreventie aangepast. Enerzijds kunnen we daar natuurlijk niet tegen zijn, omdat het een gevolg is van de zesde staatshervorming. Anderzijds was dat ook wel een kans om echt een goed debat te voeren over heel het preventieve beleid, over de aanpak van tabaksontwenning en andere verslavingen. We missen dus kansen voor het bredere debat, op veel aspecten in dit ontwerp van decreet.
Collega’s, we hebben het debat al ruimschoots gevoerd in de commissie. Ik heb voor Groen een aantal elementen uitgelicht om uit te leggen waarom wij ons op dit ontwerp van decreet zullen onthouden. Het bevat positieve elementen, negatieve elementen en elementen die beter kunnen. We hebben vooral heel veel problemen met de manier waarop dit verlopen is, de manier waarop zoveel inhoudelijke debatten in een potpourri worden gestoken. We hopen dat het de laatste keer is dat we in de commissie Welzijn op deze manier over belangrijke zaken hebben moeten praten.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Voorzitter, ik vermoed dat ik de laatste spreker ben. Ik wil de algemene bespreking graag afronden met een oproep aan de regering en de collega’s van de meerderheid. Die oproep is: gebruik de instrumenten die we hebben waarvoor ze dienen. Er zal elk jaar wel nood zijn aan een programmadecreet. Er zal elk jaar wel nood zijn aan een decreet zoals dit, dan in een heel breed bevoegdheidsdomein als Welzijn een aantal technische, gedetailleerde zaken regelt. We zullen daar dan een debat over voeren. Dat debat zal gefragmenteerd zijn zoals dit soort decreten per definitie gefragmenteerd zijn.
Het beeld van een mozaïek is terecht: allemaal kleine steentjes waarvan je mag hopen dat er een patroon in te vinden is. We zullen een debat voeren over dingen waarover we het eens zullen zijn en een debat over dingen waarover we het niet eens zijn. Gelukkig zitten er ook zulke dingen in dit decreet. Mevrouw Van den Brandt heeft daarnet al verwezen naar de sociale correcties die we hiermee invoeren naar aanleiding van de prijsverhoging die deze regering heeft beslist voor de ouderbijdrage in de kinderopvang. We zijn het daar niet mee eens, omdat we het niet eens zijn met die prijsverhoging. Ik ben er echter wel van overtuigd dat dit iets is dat in dit ontwerp van decreet thuishoort, omdat het een technische detailuitvoering is van een andere beslissing die werd genomen. We betreuren die beslissing, maar procedureel is het wel het juiste middel om dat te doen.
Helaas hebben we moeten vaststellen dat er in dit mozaïekdecreet ook zaken zijn ingeschoven die daar helemaal niet in thuishoren. Het zijn zaken die niet passen in een beeld van allemaal kleine steentjes die samen bouwstenen vormen voor een beeld dat het beleid moet zijn. Het zijn robuuste blokken, die er in sommige gevallen op het laatste moment in zijn gegooid en die de hele mozaïek eigenlijk verstoren.
De heer Bertels en mevrouw Van den Brandt hebben er al naar verwezen. Dat is geen correcte manier van werken. Als je ziet dat heel het luik over het preventief aanhouden van jongeren hier plotseling werd ingediend, dat een hele hervorming in de ouderensector bijna op een diefje werd ingediend, dan klopt dat niet. Het argument van de tijdsdruk geldt in dezen niet. Ik wil benadrukken dat de drukproef van dit document zeventien dagen heeft verwijld op het kabinet van de minister. Tijdsdruk kunt u de oppositie dus nooit aanwrijven.
Ik ben blij dat we er in de commissie met wat aandringen in zijn geslaagd om de grootste anomalieën eruit te halen. We zijn erin geslaagd om, meerderheid en oppositie samen, amendementen in te dienen die ertoe gestrekt hebben dat die grote brokken die niet thuishoren in de mozaïek er zijn uitgehaald. We hebben er ons toe verbonden om daarover terdege een debat te voeren. Men zal ongetwijfeld zeggen dat dit dan een vertraging voor de sector betekent. Dat is juist. Maar alweer: dat is niet onze verantwoordelijkheid. We hadden dat debat ten gronde ook kunnen aangaan, zoals we het in de commissie vaak zijn aangegaan. Het is de verantwoordelijkheid van de regering dat zij getalmd heeft met het indienen van de stukken die er zijn uitgehaald en van het document in zijn geheel.
Ik wil dus een positieve oproep doen: gebruik alsjeblieft de documenten en de middelen die we hebben waarvoor ze dienen. Gebruik het Mozaïekdecreet waarvoor het dient, maar laat ons over essentiële zaken in Welzijn, zoals jeugdsanctierecht, jeugdzorg, ouderenzorg en dergelijke meer, een fundamenteel debat hebben. De manier waarop dit debat is verlopen, vind ik absoluut niet voor herhaling vatbaar.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega’s, ik wil jullie eerst en vooral bedanken voor de uiteenzettingen.
Mijnheer Van Malderen, het zal u misschien verbazen, maar ik wil u ook bedanken voor de nuance. Maar ik wil eraan toevoegen dat ik ook de suggestie van de commissievoorzitter ter harte neem. Ik ben het er absoluut mee eens dat een verzameldecreet een techniek is die men niet te pas en te onpas moet toepassen. Ik ben het er ook mee eens dat het niet de regel moet worden dat men elk jaar een soort verzameldecreet op het vlak van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin moet maken. Ik ben lang genoeg parlementslid geweest om te weten dat je zo’n techniek alleen maar moet toepassen als je echt over geen alternatief kunt beschikken om een aantal zaken die aan tijdsdruk onderhevig zijn te regelen. Wat dat betreft, heb ik geen probleem om te erkennen dat verzameldecreten de voordelen hebben die je als minister misschien altijd wel zou willen aanwenden, maar anderzijds ook een parlementair nadeel hebben. Ik wil daar respect voor opbrengen. Dat is de reden waarom ik met betrekking tot een aantal punten heb gezegd dat ik door de conjunctie van de timing van het nieuwe jeugdrecht de ambitie zie van het agentschap om de situatie in Everberg, dat door de zesde staatshervorming een Vlaamse bevoegdheid is geworden, veel meer te convergeren met de statuten van de gemeenschapsinstellingen. Ik zie dat daarover een hele polemiek ontstaat. Er is iets voor te zeggen, gelet op het feit dat het een en het ander nu toch korter bij elkaar komen, om dat in een globale discussie op te nemen.
Mijnheer Van Malderen, die algemene opmerkingen wil ik graag ter harte nemen.
Waarom hebben wij nu toch een aantal zaken samengebracht? Wij moeten ten eerste een decretale basis creëren om een aantal bevoegdheden, die door de zesde staatshervorming de onze zijn geworden, minstens voor de korte termijn te regelen. In de commissie werd ook gezegd dat het niet de ambitie is om naar aanleiding van dit ontwerp van decreet – ik denk aan de vragen van mevrouw Saeys over Impulseo en dergelijke – nu plots, ‘in den duik’, besluiten te maken die een totale koerswijziging zouden inhouden voor het bestaande systeem. Maar wij moeten voor een aantal aspecten van de zesde staatshervorming een decretale basis creëren. Los van de vraag om te continueren op de korte termijn, zullen wij voor de toekomstige invulling daarvan natuurlijk koppelen aan de inhoudelijke debatten, zoals de eerstelijnsgezondheidsconferentie. Dat is een reden geweest om een aantal zaken te regelen.
Mevrouw Van den Brandt, ik heb ook gezegd dat het Vlaams Instituut voor Kwaliteit van Zorg een project is dat al een aantal jaren loopt en heel succesvol is. We zijn erin geslaagd om bottom-up, zonder nieuwe regels en verplichtingen voor voorzieningen, diensten en ziekenhuizen indicatoren te ontwikkelen. Wij moeten dat verduurzamen, en dat moet zich geleidelijk uitbreiden over meerdere sectoren. De bottom-upbenadering vinden wij tot nu toe een goede benadering.
Afgezien van de verduurzaming van dat project, dat een steviger basis moet krijgen – en dat is het geval voor het Vlaams Instituut voor Kwaliteit van Zorg –, zijn er nog andere redenen die aan de basis liggen van dit ontwerp van decreet. Een ervan is het feit dat het parlement en de commissie de integrale jeugdhulp hebben geëvalueerd. Toen is gesteld dat de begrippen ‘verontrusting’ en ‘maatschappelijke noodzaak’ in het decreet preciezer moeten worden omschreven. Tijdens de discussies in de commissie en de hoorzittingen is gebleken dat sommigen het decreet formeel interpreteren. Ze gaan na of er sprake is van vrijwillige hulpverlening, om dan aan de hand van de tekst van het decreet te besluiten dat er geen afweging door het openbaar ministerie nodig is. De maatschappelijke noodzaak om na te gaan of de integriteit van het kind in gevaar is, zou er niet zijn.
We hebben de tekst dus aangescherpt. Volgende week zal de commissie de resolutie en de aanbevelingen evalueren. We zijn tot het besluit gekomen dat de dynamiek die zo’n decreet op gang brengt via de interpretaties die worden gemaakt door het parket, de politie en de hulpverleners, een correctie nodig maakt. Dat geldt ook voor de chronische zorgprojecten. Ere aan wie ere toekomt: minister De Block heeft met de gemeenschappen een akkoord afgesloten opdat innovatieve projecten op het vlak van financieringssystemen en organisatiemodellen inzake chronische zorg kansen zouden krijgen. We zijn van oordeel dat er een decretale basis nodig is voor de partners die daarbij zijn betrokken en die door ons worden gefinancierd. Zo kunnen ze in een regulier kader participeren.
Het klopt dat er veel technische aspecten bij komen kijken. De zesde staatshervorming verplicht ons om over heel wat zaken initiatieven te nemen. Bij wijze van besluit wil ik nogmaals benadrukken dat ik zeer goed besef dat mozaïekdecreten geen regel mogen worden. Ik zal me dar in de toekomst dan ook aan houden.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet.
De door de commissie aangenomen tekst wordt als basis voor de bespreking genomen. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2015-16, nr. 773/8)
– De artikelen 1 tot en met 116 worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.