Report plenary meeting
Report
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het ontwerp van decreet houdende wijziging van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en van diverse decreten wat betreft de uitvoering van het kerntakenplan van het agentschap Onroerend Erfgoed en wat betreft financiële en technische aanpassingen.
De algemene bespreking is geopend.
Mag ik vragen uw uiteenzettingen bescheiden te houden. De minister-president wordt vandaag 65, en dat is emotioneel moeilijk te verwerken. (Algemeen applaus)
Ik heb vanmorgen in een sms allerlei praktische raadgevingen gekregen van uw voorzitter. Voor 51 euro krijg ik een abonnement op De Lijn, ik krijg kortingen in musea, ik mag danslessen gaan volgen en cursussen valpreventie voor senioren: allemaal raadgevingen die ik niet zal volgen, voorzitter. (Gelach)
Mevrouw Van Werde heeft het woord.
N-VA steunt de decreetswijziging omdat het de vertaling is van keuzes uit het kerntakendebat. Een van die keuzes is subsidiariteit. De gemeenten krijgen meer autonomie, meer verantwoordelijkheid op het vlak van erfgoed. Ze krijgen een aantal taken toegewezen. Ze moeten nadenken over de toekomst van de kerkgebouwen, die de gemeenschap handenvol geld kosten en die dus correct en efficiënt moeten worden beheerd, en misschien wel een andere functie moeten krijgen.
Men zou kritiek kunnen hebben op het feit dat het decreet nu al moet worden bijgestuurd, maar het getuigt eerder van goed bestuur om in te grijpen als er ingegrepen moet worden. De bijsturingen gebeuren op basis van de praktijk. Het zijn meestal technische aanpassingen. Inhoudelijke keuzes hebben te maken met de kerntaken en de problematiek van de lange wachtlijsten. Laat ons eerlijk zijn, die wachtlijsten zijn een probleem. Uiteraard kan het agentschap Onroerend Erfgoed niet bepaalde taken uit handen geven en de gemeenten hun plan laten trekken. Neen, de gemeenten moet daar heel goed begeleid in worden en dat is de verantwoordelijkheid van het agentschap. Het agentschap monitort verder, afhankelijk van de evaluatie en de aanpassingen die er eventueel komen in 2017, maar we hebben er alle vertrouwen in dat het goed komt.
De heer Caron heeft het woord.
Minister-president, van harte proficiat. Niettemin werkt u verder. U zult de pensioengerechtigde leeftijd overschrijden. Maar ik wil het nu over het decreet Onroerend Erfgoed hebben.
We hebben geen probleem met de technische aanpassingen in het decreet, hoewel het natuurlijk wel een beetje vreemd is dat er zo snel op een aantal punten technische aanpassingen moeten gebeuren, vooral voor het luik archeologie, dat pas sinds 1 juni grotendeels in voege is getreden. Er wordt nu massaal aan gecorrigeerd, terwijl volgend jaar al een eerste evaluatie is gepland. Niettemin kunnen wij die aanpassingen steunen.
We steunen ook het feit dat u de restauratiepremies en de toekenning ervan voor kerken koppelt aan de aanwezigheid van een kerkenbeleidsplan. Dat op die manier beschermde kerken inderdaad een nieuwe bestemming moeten krijgen, is logisch en terecht. Het belast op die manier wat minder uw plannen voor de volgende jaren in verband met het toekennen van restauratiepremies en het budget. Dat begrijpen we.
Aan de andere kant hebben we moeite met twee aspecten. Het eerste is – ik kan het positief uitdrukken en ik wil dat ook wel doen –: de rol van de gemeenten in het erfgoedbeleid moet sterker worden dan in het verleden. Ik ben het daar helemaal mee eens. In die zin is het dan ook wat bizar dat niet van de gelegenheid gebruik is gemaakt om de archeologen die bij gemeenten en de intergemeentelijke onroerenderfgoeddiensten werken, een automatische erkenning te geven, waardoor het hele archeologieluik veel vlotter zou kunnen verlopen.
Het tweede punt is de problematiek van de inventaris. We hebben vandaag twee niveaus op het vlak van bescherming: wat beschermd is of, in de volksmond, ‘geklasseerd’ is, en wat op de inventaris staat. Dat is niet de harde ‘klassering’, maar daarvoor geldt een zorgplicht in hoofde van eigenaars, rechtenhouders en vergunningverlenende overheden. Die inventaris zal vandaag veel losser worden behandeld dan ooit in het verleden het geval was. De Vlaamse administratie laat de zorgplicht voor de inventaris eigenlijk los en laat ze over aan de lokale besturen, terwijl decennialang een vrij grote ploeg mensen het erfgoed in Vlaanderen in de inventaris heeft opgenomen.
Er is één positief punt: ik ben blij dat er uitdrukkelijk in dit ontwerp van decreet staat dat gemeenten die willen overgaan tot de sloping van een pand dat in de inventaris van het bouwkundig erfgoed staat, voortaan een motivatieplicht hebben. Ik vind het jammer dat u niet de kans hebt gegrepen om die taak uitsluitend voor te behouden aan de erkende onroerenderfgoedgemeenten. Dat zou logisch zijn. Het zou hun positie versterken en het zou de titel van erkende onroerenderfgoedgemeente hebben bekrachtigd. Neen, elke gemeente kan dat doen. Ik ben een ‘communalist’, voor wie daar nog aan mocht twijfelen, maar niet elke gemeente heeft in Vlaanderen de competentie in huis om te oordelen over de waarde van een pand dat in die inventaris staat. Ik moet tot mijn scha en schande zeggen dat er de voorbije periode heel wat gebouwen die op die inventaris staan, zijn gesloopt zonder enige vorm van motivering en op die manier een aantasting betekenen van het onroerend erfgoed. Het is goed om gemeenten te responsabiliseren, maar het is beter dat te doen naar analogie met andere vergunningen waarbij de erkenning, de ontvoogding zoals dat heet voor andere types van vergunningen, eerst moet worden verleend aan gemeenten die daar eigenstandig over kunnen beslissen.
Tot slot wil ik ervoor pleiten dat de zorg voor de inventaris ook niet helemaal wordt losgelaten, maar wordt bijgehouden in de toekomst. Dat is een heel belangrijke zorg.
Door die bezorgdheden en doordat een aantal zaken te snel gaan, als gevolg van het kerntakenplan van de administratie, concentreert het agentschap Onroerend Erfgoed zich op de beschermde monumenten en landschappen en niet meer op de inventaris. Dat is een stap te snel en te ver in Vlaanderen. Om die reden zullen wij ons bij de stemming over dit ontwerp van decreet onthouden.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Mijnheer Caron, op het vlak van archeologie gebeuren er slechts kleine wijzigingen. Wat uw vraag betreft over de archeologen in dienst van de intergemeentelijke onroerenderfgoeddiensten (IOED’s), heb ik in de commissie bevestigd dat dit wordt opgenomen in de evaluatie van het decreet.
Wat de rol van de gemeenten betreft, zijn wij duidelijk voorstander van een versterking van het gemeentelijke niveau. Ik stel vast dat u dat ook doet, maar u zegt terughoudend te zijn op dat vlak, terwijl wij daar voluit voor gaan. Ofwel gaat men naar twee sterke niveaus: het Vlaamse niveau en de gemeenten, ofwel gaat men verder met het dirigisme vanuit Vlaanderen. Wij kiezen ervoor om de gemeentelijke autonomie te versterken, ook op dit vlak.
Wat de inventaris betreft, zullen we met het agentschap in het kader van het kerntakenplan stoppen met de geografische inventaris. Dat wordt een taak van de gemeenten. We zien dat een aantal gemeenten daar al mee zijn gestart, zoals Leuven, De Pinte, Antwerpen. Steeds meer gemeenten zullen daar breder en met meer kennis van zaken op ingaan dan de Vlaamse overheid. Ik kan me voorstellen dat ze bepaalde gebouwen op de inventaris zullen plaatsen door hun historisch karakter zoals een geboortehuis of huis waar een of andere bekende figuur heeft gewoond, en dat voor ons vanuit het oogpunt van erfgoed misschien weinig of geen waarde heeft.
De inventaris was al een niet-bindend instrument. Er was geen bindend advies meer. Dat is gemeentelijke autonomie. Om te vermijden dat steden en gemeenten die ontvoogd zijn inzake ruimtelijke ordening, daar al te licht mee zouden omgaan, moet de aanvraag van een vergunning voor het slopen van een pand dat op de inventaris staat, ook worden gemotiveerd. Die afweging moet worden gemaakt, maar het is aan de gemeente die ruimtelijk bevoegd is, om na te gaan hoe ze die ontwikkeling ziet en of ze dat pand wil behouden. Is het een pand dat beschermenswaardig is, dan neemt Vlaanderen zijn verantwoordelijkheid en gaan wij over tot bescherming. Wanneer iets op Vlaams niveau wordt beschermd, kan er niet worden gesloopt.
We versterken de instrumenten van de gemeente. De gemeente moet uitdrukkelijk de afweging maken en motiveren. Dit is een uitvoering van de complementariteit tussen gemeenten en Vlaanderen. Wij geloven heel sterk in die hervorming.
Minister-president, ik pleit niet voor dirigisme. Vandaag gaf het agentschap alleen een advies dat niet bindend is. Maar met de competentie die bij het agentschap aanwezig is en die in het advies terechtkomt, doen gemeenten gemotiveerd wat zij willen. Ik erken de autonomie van de gemeenten, maar ik wil ook dat de competentie die bij het agentschap en niet bij elke gemeente aanwezig is, wordt overgedragen.
Ik ben er absoluut voor dat de inventaris een taak is en wordt van de gemeenten, maar ik wil wel een sterke ondersteuning van die gemeenten. Niet overal is competentie aanwezig, en ik mis die ondersteuning vandaag, zeker op georganiseerde wijze.
Ik was daarnet nog wat vergeten te zeggen, collega’s. Op de restauratiepremie wordt door een aannemer die restaureert, uiteraard btw gerekend. In het verleden werd die btw meegerekend voor het toekennen van de premie, het percentage van de restauratiepremie. Nu wordt die btw daaraf gehaald. In de toekomst zal voor de meeste eigenaars, of het nu lokale besturen of privé-eigenaars zijn, de restauratie van een pand dus 15 procent duurder worden.
Collega’s, u weet dat er een probleem is van ontzettend grote wachtlijsten. De btw is op zich niet iets dat bijdraagt aan het herstel en de restauratie van het onroerend erfgoed. Wat de taak van de gemeenten betreft, collega Caron, wil ik nog eens uitdrukkelijk bevestigen dat het agentschap de gemeenten zal begeleiden bij die nieuwe taak. Dat is een taak van de Vlaamse overheid: begeleiden, ondersteunen, een kenniscentrum zijn. De gemeenten die niet over de nodige kennis beschikken, kunnen een beroep doen op het agentschap. Wij verspreiden ook allerlei handleidingen.
Bovendien kunnen de gemeenten die onvoldoende bestuurskracht hebben, gaan samenwerken met andere gemeenten om wel de nodige expertise in huis te halen. Dat is een duidelijke boodschap. De kosten van een onroerenderfgoedexpert delen met vijf of zes gemeenten, dat is een heel kleine kost. Het agentschap zal de taak van begeleiding heel duidelijk op zich nemen.
Mijnheer Caron, laten we eerlijk zijn: 6 procent in plaats van 21 procent zou inderdaad een zegen zijn voor het patrimonium. Ik heb begrepen dat daarover gesprekken bezig zijn. De minister-president ijvert al jaren voor goed bestuur en goed beheer. Ik neem aan dat die gesprekken vruchten zullen opleveren.
Mevrouw Van Werde, ik deel uw wens dat de btw niet alleen op schoolgebouwen maar ook op beschermde panden zou kunnen worden verlaagd van 21 naar 6 procent. Dat zou dan meteen ook de prijs van die duurder wordende restauratie wat naar beneden halen.
Voor de volledigheid wil ik zeggen dat de dotaties aan de gewesten en de gemeenschappen in belangrijke mate gebaseerd zijn op btw-ontvangsten. Je kunt dus niet zeggen dat btw alleen ten goede komt aan de federale overheid. Die komt ook in belangrijke en dominante mate ten goede aan de budgetten van de gewesten en de gemeenschappen. Het zou dus eigenlijk een broekzak-vestzakoperatie kunnen zijn, die hier niet nodig is.
Zo zie je hoe masochistisch we zijn, collega Caron. (Opmerkingen. Gelach)
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet.
De door de commissie aangenomen tekst wordt als basis voor de bespreking genomen. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2015-16, nr. 771/3)
– De artikelen 1 tot en met 54 worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.