Report plenary meeting
Report
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het ontwerp van decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid.
De algemene bespreking is geopend.
Minister Muyters heeft het woord.
Misschien is het nuttig dat minister Schauvliege en ikzelf eerst een antwoord geven op het nieuwe advies van de Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening - Onroerend Erfgoed (SARO) als start van de bespreking. Blijkbaar zal minister Schauvliege elk moment aankomen.
We wachten op minister Schauvliege. Ik schors de vergadering.
– De vergadering wordt geschorst om 9.01 uur.
– De vergadering wordt hervat om 9.04 uur.
Minister Muyters heeft het woord.
Er is een bijkomend advies gevraagd aan de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) en de SARO. De SERV heeft geen consensus bereikt. Een deel van die adviezen is overgenomen in een gemengd advies van de SARO. Misschien is het nuttig dat minister Schauvliege en ikzelf een antwoord geven op de kritieken en op de positieve algemene appreciatie. Daar wil ik toch mee beginnen. Zowel de SERV als de SARO zeggen dat het globaal gezien positief is en dat het een goede zaak is dat deze wijzigingen en de integratie in de omgevingsvergunning van die sociaal-economische vergunning gebeuren.
Ik ga even in op de kritische punten die de SARO naar voren bracht. De SARO vindt het spijtig dat de derde lezing in de regering is gebeurd zonder opnieuw voorafgaand advies te vragen aan de strategische adviesraden (SAR’s). Mijn reactie is eenvoudig: de grondige wijziging en de integratie van de sociaal-economische vergunning in de omgevingsvergunning zijn juist gebeurd omdat de SARO dat naar voren heeft gebracht. Het lijkt me dan ook logisch, als je doet wat een adviesraad vraagt, dat je niet opnieuw naar die adviesraad hoeft te gaan, daarom hebben we dat niet gedaan. Als we vanaf nu, telkens als we ingaan op een advies van een adviesraad terug naar de adviesraad moeten gaan om te vragen of dat goed is, wordt de procedure alleen maar verlengd.
Minister Schauvliege zal op een paar andere punten ingaan, daarna bespreek ik nog een punt.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Voorzitter, dank u om een paar minuten op mij te wachten.
We zullen zoals gezegd door mijn collega ingaan op de opmerkingen in de adviezen. Globaal was dat dus een positieve beoordeling van het ontwerp van decreet. Een van de opmerkingen ging over de instrumenten: het ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) en de stedenbouwkundige verordeningen. Dat zijn natuurlijk twee verschillende instrumenten die ook verschillende finaliteiten hebben. Au fond raken we daar niet aan, het is aan de lokale besturen of de provincies om daarmee aan de slag te gaan.
De stedenbouwkundige verordening als instrument voor het handelsvestigingsbeleid blijft behouden op expliciete vraag van de steden en gemeenten. De stedenbouwkundige verordeningen zullen in de toekomst aan een openbaar onderzoek worden onderworpen. Er is natuurlijk een verschil. Een RUP wijzigt de bestemming, maar een verordening niet.
Een volgende vraag is of vergunningen al dan niet kunnen worden geweigerd op basis van de integrale visie op het handelsvestigingsbeleid. De memorie van toelichting bij het decreet vermeldt expliciet dat bij de opmaak van een kleinhandelsvisie ook de band wordt gelegd met het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid. Overheden zetten hun beleidslijnen en ambities tot het nemen van die planinitiatieven uiteen in het visiedocument. Het gaat over dezelfde doelstellingen die aan de basis liggen.
De volgende opmerking gaat over de stilzwijgende weigering. Waarom voorzien we in een stilzwijgende weigering? In de commissie heb ik gezegd dat een van de bedoelingen van het decreet een sterke vereenvoudiging is. Het gaat echt om een integratie van de stedenbouwkundige vergunning, de milieuvergunning en de socio-economische vergunning. Als we in het Omgevingsdecreet en de omgevingsvergunning kiezen voor de stilzwijgende weigering, dan moeten we dat hier ook doortrekken. Anders verliezen we de logica in de vereenvoudiging en het doortrekken van de procedures.
Ik wil hieraan nog toevoegen dat de meeste van de opmerkingen die collega Schauvliege heeft behandeld, ook in de vorige versie aan bod zijn gekomen en we hebben er toen ook al op geantwoord.
Een volgend element is artikel 52. De eerste opmerking van de SARO is dat de bepaling van retroactiviteit tot onduidelijkheid leidt. Ze verwijzen daarvoor naar een volgens hen mogelijke inconsistentie tussen artikel 52 en de memorie van toelichting. Ik herhaal wat ik ook al in de commissie heb gezegd. Als er inconsistentie is – wat volgens mij niet het geval is – dan primeert het decreet op de memorie van toelichting.
De SARO vraagt vervolgens een verduidelijking en motivering van de beoogde regeling van de artikelen 52 en 59. De vraag is vooral of dat dit juridisch-technisch robuust is. Ook hier herhaal ik wat ik in de commissie heb gezegd, namelijk dat de Raad van State in zijn advies daarover geen enkele opmerking maakt. Daaruit leid ik af dat de regeling voldoende robuust is. Als het de bedoeling is, zegt de SARO, om bepaalde sociaal-economische vergunningen opnieuw tot leven te wekken, dan moet dat volledig transparant gebeuren. Ik wil daar het volgende op zeggen. Als Vlaamse Regering vinden we het niet billijk dat de ontwikkelaar van een project dat met een schorsing van een vergunning te maken heeft, wordt aangezet om zijn project uit te voeren. Door een sociaal-economische vergunning te geven en daaraan een vervaltermijn te koppelen, willen we dat die sociaal-economische vergunning zo snel mogelijk wordt ‘gebruikt’. Maar de ontwikkelaar kan zijn project niet uitvoeren omdat hij niet de noodzakelijke vergunningen heeft. Het lijkt ons onlogisch dat die twee zaken niet aan elkaar worden gekoppeld. Daarom hebben we die koppeling ingevoerd.
De aanpassing van het eerste voorontwerp aan de eerdere opmerkingen van SARO hebben bovendien geleid tot een grondige herwerking van ons eerste ontwerp. De inschakeling in de omgevingsvergunning moesten we grondig en goed uitvoeren en dat heeft ook de nodige tijd gevraagd. Een reeks projecten straffen omdat wij tijd nodig hadden voor ons wetgevend werk, lijkt ons dan ook geen goede zaak. Ik heb de indruk dat iedereen principieel akkoord gaat met de koppeling tussen de omgevingsvergunning en de sociaal-economische vergunning. Het lijkt me dan ook goed dat principe in te voeren vanaf het moment dat we daar bevoegd voor zijn en niet te kiezen voor een systeem waarbij alle projecten in aanmerking komen met uitzondering van bepaalde projecten die in de ogen van sommigen in ongenade zijn gevallen. Daarom gaat de retroactiviteit in op het ogenblik dat de Vlaamse Regering bevoegd is geworden.
Een andere opmerking van de SARO is dat het op zijn minst wenselijk is dat de projecten met de doelstellingen van het decreet stroken. Artikel 53 van het decreet stelt dat alle geldende vergunningen voor handelsvestigingen verleend met toepassing van de wet van 1975 en de wet van 2004 vanaf de inwerkingtreding van artikel 11 worden beschouwd als omgevingsvergunning voor kleinhandel. Iedereen die vandaag volgens een sociaal-economische vergunning uit het verleden handel drijft, krijgt dus automatisch de omgevingsvergunning. Zelfs handelsvestigingen die stedenbouwkundig hoofdzakelijk vergund zijn of vergund geacht zijn en geen vergunning voor handelsvestiging dienen aan te vragen op basis van de wet van 1975, kunnen over een omgevingsvergunning voor kleinhandelsactiviteiten beschikken. Daarmee geven we rechtszekerheid aan alle projecten die op het moment van vergunning in regel waren met de toenmalige regelgeving. Diezelfde rechtszekerheid moeten we ook kunnen geven aan vergunde kleinhandelsactiviteiten die wegens een gebrek aan afstemming tussen de federale en gewestelijke regelgeving het slachtoffer zijn van onuitvoerbare vervaltermijnen. Op het moment dat zij hun vergunning bekwamen, voldeden ze aan de geldende regelgeving. Tot daar onze reactie op de opmerkingen van de SARO.
De heer Ronse heeft het woord.
Vanavond stemmen we over een heel belangrijk ontwerp van decreet. Dat decreet is broodnodig en komt er wat mij betreft zeker niet te vroeg. Op vlak van handelsbeleid hebben we immers de laatste twintig tot dertig jaar een serieus gebrek gehad aan goede instrumenten. Dat heeft onder meer geleid tot problematieken op het niveau van verkeer, van leefbaarheid en handelskernen en dies meer.
In de zesde staatshervorming kwam het handelsvestigingsbeleid over naar Vlaanderen. De Vlaamse Regering heeft trouwens ook al tijdens de vorige legislatuur het denkwerk verricht om tegemoet te komen aan een heel belangrijke uitdaging, namelijk, hoe kunnen we onze steden en gemeenten van voldoende instrumenten voorzien om een degelijk handelsbeleid te voeren. Tot op vandaag is het nog al te vaak zo dat wanneer een aanvraag wordt ingediend in een bepaalde gemeente, de gemeente over een socio-economische vergunning moet beslissen zonder enig referentiekader, zonder enige visie. Vaak is de aanvraag de trigger tot de opmaak van een visie. Vaak is de visie in het beste geval dan de trigger tot een initiatief inzake planning om problematieken in de toekomst te vermijden.
Het goedbedoelde dat al in de wetgeving zat, kwam ook onder druk te staan wegens Europese richtlijnen, namelijk de Bolkesteinrichtlijn. Die richtlijn verbiedt eigenlijk om in een socio-economische vergunning rekening te houden met marktconforme elementen of elementen die te maken hebben met de marktwerking, zoals de verstoring van het handelsgebeuren en zo meer.
Een derde element van de onhoudbaarheid van de situatie van vandaag is het triplet aan vergunningsniveaus dat tot op vandaag bestaat: milieuvergunning, stedenbouwkundige vergunning, socio-economische vergunning. Mensen en aanvragers raken helemaal niet meer wijs uit de situatie.
Er is nood aan verandering en die verandering wordt u vandaag ter stemming voorgelegd.
Die verandering is goed omdat wordt uitgegaan van vertrouwen. Ze geeft steden en gemeenten een instrument om via verordeningen of ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP’s) een strategische visie over het commercieel beleid effectief bindend om te zetten. Daarmee komen we ook tegemoet aan de Bolkensteinrichtlijn. Vandaag zal men niet meer moeten zeggen dat er niet wordt vergund omdat men daarmee x, y of z zou verstoren, vandaag kan men verwijzen naar een verordening die ook bij de aanvrager gekend is en dus rechtszekerheid biedt. Er is geïnvesteerd in een strategische, commerciële visie. Dat is het eerste positieve punt: een belangrijke evolutie op het vlak van handelsvestigingsbeleid waarvoor mijn applaus aan beide ministers.
Er zijn vier assortimentscategorieën: voeding, persoonsgebonden materiaal, bloemen en planten en andere. Die vier categorieën vormen een referentiekader waarop gemeenten en steden hun planning kunnen ontwikkelen en realiseren.
Er is ook een koppeling gemaakt in het fameuze artikel 52 met de bouw- en milieuvergunning. De meerderheid heeft ook een amendement ingediend dat ervoor zal zorgen dat die koppeling nog sneller realiteit zal worden, met name vanaf 1 januari 2018. Dan wordt de socio-economische vergunning geïntegreerd in de omgevingsvergunning. Voor alle aanvragers zal dan gelden: één openbaar onderzoek, één procedure.
Samengevat, dit ontwerp van decreet biedt steden en gemeenten een fantastisch instrument om hun visie op commerciële werking en toekomst vlot te verankeren. Het biedt rechtszekerheid voor wie wil ondernemen, want men weet perfect op voorhand wat waar mogelijk is. Tot slot vereenvoudigt heel sterk het ondernemen door de integratie van de socio-economische vergunning in de omgevingsvergunning. Ik denk dan ook dat we vandaag over een mooie dag mogen spreken, een historische dag. Applaus aan beide ministers voor dit ontwerp van decreet. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Van Malderen heeft het woord.
Voorzitter, ik probeer altijd positief te zijn en het moment even feestelijk in te kleuren als onze collega dat net heeft gedaan, maar ik moet er dan wel argumenten voor vinden. Het antwoord van beide ministers, zowel hier als in de commissie, leidt daar jammer genoeg niet toe. De minister heeft net gezegd dat de SARO globaal positief is, en dat is inderdaad zo, want heel veel mensen hebben uitgekeken naar dit ontwerp van decreet. Minister, ‘the devil is in the detail’, maar in het kader van dit ontwerp van decreet is ‘the devil in the retail’. Er is nood aan een integraal handelsvestigingsbeleid. Iedereen erkent dat de ruimtelijke wanorde in Vlaanderen zijn limieten ver heeft overschreden en dat de impact op mobiliteit, leefbaarheid en landschappelijkheid moet worden aangepakt. Daarnaast zijn er ook externe, economische en sociologische factoren die maken dat we werk moeten maken van een kernversterkend beleid. Het uitrustingsniveau van onze kernen, of het nu gaat over kernen in grootsteden, in kleinstedelijk gebied of in kleinere gemeenten, staat op heel veel plaatsen onder druk, en dus hebben we nood aan een Vlaams beleid.
Met die hooggespannen verwachting hebben we naar dit ontwerp van decreet gekeken, met de vraag of dit ontwerp van decreet nu eindelijk de instrumenten biedt waarmee we op verschillende beleidsniveaus aan de slag kunnen gaan, om ervoor te zorgen dat we niet alleen proberen in te perken en in te snoeren wat we niet willen, maar tegelijk ook een proactief beleid voeren dat echt investeert in kernen, waarmee we ervoor zorgen dat de leefbaarheid en de economische leefbaarheid van heel veel steden en gemeenten in Vlaanderen een nieuwe boost krijgen.
Ik wil u niet langer in spanning houden, collega’s: die verwachtingen zijn niet ingelost. Zowel bij de bespreking in de commissie als in het antwoord dat ik net van de ministers heb gehoord, blijkt dat we hiermee duidelijk niet de wapens krijgen om daarmee aan de slag te gaan, niet om een barrière op te werpen tegen tendensen en initiatieven die we niet willen, maar ook niet om een proactief kernversterkend beleid te voeren dat ons de noodzakelijke hefbomen biedt.
Wat we hier wel doen, als het op deze manier goedgekeurd wordt, is de druk bij steden en gemeenten leggen, zonder dat we vandaag een duidelijk kader hebben van wat Vlaanderen als ondersteuning aan die steden en gemeenten biedt, zowel inhoudelijk als instrumenteel. Onder het mom van vertrouwen geven aan de steden en gemeenten, zegt men eigenlijk: trek uw plan. Het meest voorkomende woord in heel dit ontwerp van decreet is “kunnen”. Dat is wellicht voor een stuk geïnspireerd door de Amerikaanse president, maar helaas betekent ‘kunnen’ hier ‘je hebt het potentieel’, maar we hebben geen enkel idee of dat potentieel ook kan worden uitgeput op het terrein, integendeel. Af en toe vertrekt de visievorming van een concrete aanvraag, en dan kom je al heel snel in de denktrant: ‘Als wij het niet doen, dan zal iemand anders wel ja zeggen op dit project.’ Die dialectiek stoppen we niet.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Ik wil mijn verwondering uitdrukken over de zeer negatieve toonaard van collega Van Malderen op dit vroege uur, in wie we inderdaad een zeer positief ingestelde medemens herkennen. Hij en zijn medemensen behorende tot zijn partij waren een tijdje terug echt positief ingesteld. Op 14 februari 2014, Valentijnsdag, dag van liefde en andere mooie dingen, keurde de toenmalige regering, met zijn partij daar nog volop in aanwezig, het voorontwerp van decreet op het integrale handelsvestigingsbeleid goed. Dat was eigenlijk de blauwdruk van wat hier vandaag voorligt. De instrumenten die collega Van Malderen vandaag bekritiseert, hebben hij en zijn partij toen mee goedgekeurd en mee onderschreven.
Ik vind het dan ook wat flauw dat hij hier vandaag doet alsof de instrumenten die we toen samen hebben ontwikkeld in een voorontwerp en die vandaag uiteindelijk ter stemming voorliggen in het parlement, ertoe zouden leiden dat alle verantwoordelijkheid bij de lokale besturen wordt gelegd, dat de Vlaamse Regering een en ander afschuift, dat dit een flauw afkooksel zou zijn van wat we allemaal hebben bedoeld met het ontwerpen van een eigen Vlaams handelsvestigingsbeleid. Dat is zeer flauw en getuigt veeleer van partijpolitieke inzichten dan van inzichten met betrekking tot het handelsvestigingsbeleid.
Omdat net uw partij mee aan de wieg stond van dit beleid, mijnheer Van Malderen, vind ik het jammer dat u datzelfde beleid probeert af te kraken in een partijpolitiek spelletje. (Applaus bij de meerderheid)
Ik dank collega Bothuyne voor zijn bijzonder positieve en constructieve bijdrage. Ik weet dat hij een collega is die gespeend is van iedere partijpolitiek en van cynisme, en die vooral toekomstgericht kijkt. En als hij toekomstgericht kijkt, dan moet hij zich inleven in het detail. Iedereen heeft uitgekeken naar dit ontwerp van decreet. Hier zitten globaal een aantal zaken in. Dat is trouwens ook de visie van de SARO. Maar je beoordeelt het detail, je beoordeelt hoe er concreet mee aan de slag wordt gegaan.
In de commissie hebben we op een aantal heel belangrijke pijnpunten gewezen. Er worden bijvoorbeeld een aantal definities gehanteerd, en dat is iets anders dan wat een aantal maanden of jaren geleden is naar voren gekomen. We hebben het steevast over handelslinten. Ik zeg u dat vandaag op het terrein heel andere projecten worden aangevraagd die we ook even schadelijk vinden als die handelslinten, maar die niet gevat worden door de definitie die hier gehanteerd wordt. We hebben het daar in de commissie over gehad. Daar is geen antwoord op gekomen. Wij, en wij niet alleen trouwens, hebben het gehad over de wirwar van planningsinstrumenten die hier wordt aangereikt. We kunnen, maar waarmee zullen we? Dat is een onduidelijkheid die met dit decreet wordt gecreëerd.
Had u een beetje meer geduld gehad, collega Bothuyne, dan had u me toegelaten dat ik aan het ‘pièce de résistance’ van dit debat was toegekomen, en dat is natuurlijk de koppeling tussen de socio-economische vergunning en de omgevingsvergunning. Ook daar is duidelijk geworden dat er best wel argumenten te verzinnen zijn om die twee te koppelen: omdat niemand in een carrousel van procedures wil terechtkomen. Maar het grote debat gaat uiteraard over de terugwerkende kracht.
Mijnheer Van Malderen, ik denk dat we echt een compleet verschil in visie hebben. Dat is dan anders dan in de vorige regering waar we blijkbaar dezelfde visie deelden. Maar in deze regering, met u in de oppositie, hebben wij er vertrouwen in dat die steden en gemeenten het best geplaatst zijn om een visie uit te werken rond het kleinhandelsvestigingsbeleid. Wij vertrouwen erop dat zij dat kunnen. Ik hoor u zeggen dat wij hun aan hun lot overlaten. Neen, wij zullen met de VVSG ondersteunen waar we kunnen. Maar wij vertrouwen erop dat zij het best geplaatst zijn, en niet wij in Bussel, om een beleid, een visie op het kleinhandelsvestigingsbeleid uit te werken. Daar ligt volgens mij het grote verschil in visie als ik u hoor. Vandaar dat er “kunnen” staat. Zij moeten dat zelf willen doen. Met deze instrumenten kunnen ze dat doen. Dat is niet alleen mijn visie. Als u het advies leest van de Unie van Zelfstandige Ondernemers (UNIZO), dan zult u zien dat ook UNIZO dat vindt. Ook Voka is het daarmee eens. Ik begrijp dat ook de VVSG daar positief tegenover staat. Ook de SARO zegt dat in het algemeen de instrumenten die hier worden ingezet, goede instrumenten zijn.
U hebt het over de handelslinten. Ik heb dit ook aan mevrouw Christiaens in de commissie geantwoord: er is voor de eerste keer een definitie. Dat we dat verder moeten monitoren, dat daar een dynamiek in kan zijn en dat we dat eventueel moeten evalueren, daar ben ik het helemaal mee eens. Maar we zetten hier een grote stap die in het verleden nooit is gezet. Dat is ook belangrijk.
Op het element van de retroactiviteit heb ik afdoende geantwoord op het advies van de SARO waarom wij uitdrukkelijk deze keuze maken. Alleen voor een klein groepje van bedrijven die vandaag een socio-economische vergunning hebben, die laten vervallen, ervoor niet en erna niet, maar alleen voor degenen die pech hebben en er juist tussen zitten, dat is volgens ons onrechtvaardig en dat willen wij niet realiseren.
Minister, ik ben blij dat u impliciet toegeeft dat de definitie die u hanteert, vandaag ontoereikend is. Dat was de kritiek die we hadden. U zegt dat we dat moeten monitoren en waar nodig bijsturen. Het probleem is natuurlijk dat alles wat u van tijd verliest terwijl u monitort, en de tijd die u nodig zult hebben om bij te sturen, een moment is waarvan men vandaag gebruikt maakt om zaken te zetten die in essentie onomkeerbaar zijn. De trend is lopend. Onze steden en gemeenten kreunen onder leegstand, onder het uitrafelen van hun lokaal handelslint. U moet vandaag een heel sterk beleid voeren. U moet hun vandaag de eenduidige wapens geven om mee aan de slag te gaan.
Waarover we het eens zijn, minister, is dat steden en gemeenten echt wel bereid zijn om daarmee aan de slag te gaan, dat steden en gemeenten bij wijze van spreken staan te springen om dingen te doen. Maar je moet ze dan ook de wapens geven om die strijd aan te gaan.
U zegt dat u er vertrouwen in hebt. Wel, ze zijn bereid, maar ik weet niet of ze vandaag, met de middelen die u aanreikt – en dat is uw verantwoordelijkheid – in staat zijn om dat te doen. Vraag het hun zelf of ze tevreden zijn met het instrumentarium waarover ze beschikken. Vraag het aan de schepenen van ruimtelijke ordening, aan burgemeesters, aan schepenen van lokaal economisch beleid of ze ervan overtuigd zijn dat ze de wapens hebben om er effectief mee aan de slag te gaan.
Mijnheer Van Malderen, u maakt er altijd een punt van iets te zeggen dat ik zou hebben gezegd, maar dat ik nooit heb gezegd. Ik vind de definitie van het handelslint een heel goede definitie, maar ik ben niet naïef. Er komen ook nieuwe vormen. Het kan zijn dat er zaken evolueren doorheen de tijd. Geen enkele wet is voor eeuwig. Natuurlijk moet je dan mee evolueren. Dat is wat ik zeg. Ik zeg niet dat het nu onvoldoende is. Dat is uw afleiding, en ik ben het er niet mee eens.
Ik voel me nogal comfortabel als ik zie hoe de VVSG reageert. Het is veel positiever dan wat u doet, want zij zijn zeer tevreden. Daarnet zei u dat wij het moesten beslissen. Zo begreep ik dat toch, maar dat zal dan ook verkeerd begrepen zijn, en nu staan ze te springen om het beleid te voeren. Daarjuist mocht het “niet kunnen zijn”, maar moest het “moeten zijn” veronderstel ik dan als het “niet kunnen” is, en nu is het “ze staan te springen om het te doen, maar hebben ze wel de instrumenten?”
Ik voel me comfortabel als ik lees dat UNIZO zegt: “Tot nu toe hadden we die niet, actueel onvoldoende met de huidige instrumenten, maar dit nieuwe decreet biedt ons de instrumenten.” Dan geloof ik dat we juist bezig zijn, en UNIZO en de gemeenten staan aan dezelfde kant van het kleinhandelsvestigingsbeleid.
Collega Van Malderen, u zei: vraag het hun zelf. Wel, ik heb even de website van de VVSG bekeken, en ik citeer: “Dit reeds lang aangekondigde decreet is een goede zaak. Het geeft aan gemeenten de nodige instrumenten om hun visie op detailhandel, vaak opgenomen in een strategisch commercieel plan, om te zetten in de praktijk. ( …) De VVSG zal in nauwe samenwerking met het Agentschap Innoveren en Ondernemen het decreet en de voorziene instrumenten vertalen in duidelijke richtlijnen (…), opdat de gemeenten dit decreet maximaal en efficiënt kunnen aanwenden.”
Mijnheer Van Malderen, ik denk echt dat u spijkers op laag water zoekt, of u hebt weinig vertrouwen in onze talloze lokale mandatarissen. Dus, alstublieft, hou het wat serieus.
Ik stel vast dat de minister UNIZO en de gemeenten nogal identificeert. Dat is een detailopmerking. Waar het over gaat, is dat de doelstellingen staan ingeschreven die antwoorden op vragen die vandaag bestaan. Mensen hebben lang uitgekeken naar dit decreet, maar op essentiële details is er dusdanig gewerkt dat we vandaag niet met vertrouwen kunnen zeggen dat op het terrein de wapens worden gegeven, waarmee de mensen die dat beleid willen voeren, het ook zullen kunnen. We hebben daarop geduid.
Als men denkt dat men met dit decreet de Uplaces en anderen van deze wereld zal kunnen tegenhouden om een kernversterkend beleid te voeren, collega’s, ga gerust uw gang, maar we hebben onze twijfel en met ons, heel veel mensen die hiermee aan de slag zullen moeten gaan op het terrein, wetende dat er definities zijn die al bij voorbaat achterhaald zijn, dat er een amalgaam van beleidsinstrumenten wordt ingezet, waarvan heel duidelijk is dat ze niet op elkaar zijn afgestemd, dat het niet altijd duidelijk is welk instrument wanneer moet worden ingezet, en dat die gaten in de wetgeving aanleiding zullen geven tot bijkomende procedures en carrousels van beroep en tegenberoep. Daar is een integraal handelsvestigingsbeleid absoluut niet mee gediend.
Ik wou nog even stilstaan bij de discussie over de terugwerkende kracht waar u, minister, in uw repliek al proactief op bent ingegaan. Ik lees het advies van de SARO en ik zeg dat de SARO, in het gedeelte dat wel unisono is, heel duidelijk zegt dat de terugwerkende kracht voor hen onvoldoende is gemotiveerd. Onvoldoende gemotiveerd. Waar u argumenten kunt vinden om een koppeling omgevingsvergunning en socio-economische vergunning te maken, vinden we die niet terug voor de retroactiviteit.
Collega’s, in heel het pakket van de zesde staatshervorming is dit het enige voorbeeld waar we met terugwerkende kracht werken. Ik vind dat geen goede zaak. Ik denk dat in de kunst van het decreetgeven, werken met terugwerkende kracht met grote terughoudendheid moet worden toegepast en moet kunnen worden geobjectiveerd. Hier zijn deze voorwaarden niet vervuld. Ik vind het trouwens opvallend dat de repliek die u, minister, net hebt gegeven op het advies van de SARO, in grote mate gelijklopend is met de repliek die u al gaf in de commissie. Ik vraag me af of u gewoon uzelf herhaalt dan wel bent ingegaan op de adviezen van de SARO en van de SERV.
U zegt dat het advies van de SARO unaniem is. Ik lees toch bij de standpunten dat Voka opmerkt dat de afdeling wetgeving van de Raad van State geen opmerkingen heeft gemaakt bij de bewuste bepaling. Voka vindt het billijk om ook aan de vergunningshouders onder het stelsel van de wet van augustus 2004 bijkomende rechtszekerheid te bieden. En als het gaat over de datum: “Het komt arbitrair over om geen bijkomende rechtszekerheid te verschaffen aan vergunningshouders onder het stelsel van de wet van 13 augustus 2004 die, alhoewel het Vlaamse Gewest al sinds 1 juli bevoegd is inzake handelsvestiging, hun vergunning handelsvestiging zouden hebben zien vervallen voordat het decreet betreffende het integrale handelsvestigingsbeleid in werking treedt.” Ik denk dat dit volledig weerspiegelt wat ik ook daarstraks naar voren heb gebracht. En als dat unisono is, dan ben ik het helemaal eens met dit deel van het unisono zijn.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister, ik denk dat uw unisonolezing een gedeeltelijke lezing is. Als we het advies van de SARO nemen, zijn er eigenlijk twee aspecten aan het bewuste artikel 52, gekoppeld aan artikel 59, 4°.
Minister, u hebt daarnet herhaald wat u in de commissie hebt gezegd, maar dat antwoord kan ons onvoldoende overtuigen. Het retroactieve karakter is onvoldoende robuust, zegt de SARO. Maar veel belangrijker is dat samen met de SARO ook de Bond Beter Leefmilieu, ook UNIZO, ook de Boerenbond, ook beweging.net, een fundamentele opmerking maken met betrekking tot de intenties en de doelstellingen van dit ontwerp van decreet. De doelstellingen van dit ontwerp van decreet zijn nobel, maar het achterpoortje dat er is met artikel 59.4, haalt de doelstellingen van het ontwerp van decreet compleet onderuit. Wat immers met de vergunningen die nu worden verlengd van projecten die volledig niet stroken met de doelstellingen van het ontwerp van decreet? Ruimtelijke duurzaamheid, kernversterking. We hebben allemaal een project in ons hoofd waarvan we weten dat het flagrant in strijd is met de doelstellingen van dit ontwerp van decreet. We denken aan Uplace. Is Uplace ruimtelijk duurzaam? Neen. Is het kernversterkend? Ik dacht het niet. Is het duurzaam op het vlak van mobiliteit? Ik dacht het niet.
Excuseer, mevrouw Segers, u zegt dat het unisono is over de retroactiviteit en het onvoldoende onderbouwd zijn. Ik lees: “De voorziene retroactiviteit van 1 juli 2014 vermijdt ongerechtvaardigde verschillende behandeling tussen vergunningshouders. Voka vindt deze overgangsregeling billijk en steunt de motivering uit de toelichting.”
Dat is dan toch niet unisono, mevrouw Segers? Ik kan ook anderen citeren, zoals de burgemeester van Machelen. Het is zeker niet unisono. Ik heb het er moeilijk mee dat er wordt gezegd dat iedereen tegen is, behalve de regering. Ik zie dat ook anderen die motivering volgen.
Ik wil nog eens benadrukken dat vanuit een rechtvaardigheidsgevoel werd bepaald dat iedereen vóór juli 2014 zijn vergunning kan bewaren. Van jullie mag het vanaf de publicatie in het Belgisch Staatsblad, maar in de tussentermijn niet, omdat er eentje bij zit die jullie niet graag hebben. Die redenering is volgens mij discriminerend ten opzichte van bedrijven. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Segers, aan uw non-verbale communicatie te zien, wilt u graag repliceren.
Ja, uiteraard.
Minister, u schermt met Voka, maar ik heb er een aantal anderen opgenoemd: Bond Beter Leefmilieu, UNIZO, Boerenbond, beweging.net. Zij hebben allemaal diezelfde bezorgdheid uitgedrukt.
U geeft geen antwoord op een bepaalde kwestie. Met die bepalingen in het ontwerp van decreet riskeert u om de hele filosofie met nobele doelstellingen van het ontwerp van decreet onderuit te halen, doordat u met het argument rechtszekerheid een aantal projecten toch in leven blijft houden, aan het infuus houdt, terwijl niemand in Vlaanderen ze nog wil, omdat ze flagrant in strijd zijn met de doelstellingen van uw eigen beleid.
De heer Nevens heeft het woord.
Mevrouw Segers, de heer Van Malderen zegt: “The devil is in the detail.” Maar ik heb een andere indruk, namelijk ‘the devil is in the sp.a’. Waarom houdt u dat pleidooi niet voor NEO en Docks? (Applaus bij de N-VA)
De heer Diependaele heeft het woord.
Mevrouw Segers, we moeten eerlijk zijn. Ik wil u aanraden toch een beetje van uw geloofwaardigheid te behouden.
Het is zoals de minister het zegt. In februari 2014 was er een voorontwerp van decreet. De heer Bothuyne heeft er ook al naar verwezen. Het principe van de koppeling stond er op dat moment in. Iedereen aanvaardde dat principe. (Opmerkingen van Bart Van Malderen)
Ja, mijnheer Van Malderen, ook uw partij heeft toen dat principe aanvaard. Waren we er toen in geslaagd om dat ontwerp van decreet al goed te keuren, dan hadden we nu inderdaad een verlenging of schorsing van die sociaal-economische vergunning van Uplace. Dan zou die nooit verder gelopen zijn en ook nooit vernietigd zijn. Hadden we toen dat ontwerp van decreet kunnen goedkeuren, waar ook uw partij achterstond, was het effect net hetzelfde.
Nadien hebben we inderdaad die retroactiviteit moeten toevoegen. Die stond er in 2014 natuurlijk nog niet in. We hebben dat moeten doen om dat principe ook op de dossiers in de tussenperiode te laten gelden. Het is de geloofwaardigheid en rechtvaardigheid zelf dat het op die manier gebeurt.
Je moet altijd voorzichtig zijn met retroactiviteit. Dat hebben we ook gezegd in de commissie. Dat klopt absoluut. Maar niet de Raad van State heeft er opmerkingen over gemaakt. Je maakt mij niet wijs dat, als de Raad van State dat ziet en er opmerkingen bij heeft, hij er geen opmerking over zou hebben gemaakt. Ik hoor dat er rondgaat dat de Raad van State erover zou hebben gelezen. Daar geloof ik niets van. Als de Raad van State retroactiviteit ziet en daarmee problemen heeft, zal hij daarop reageren. Dat is in dezen niet gebeurd. Dus: behoud uw eigen geloofwaardigheid en rechtvaardigheid. We zullen geen bepaling invoeren voor één dossier. Het is alleen maar de logica zelf om dat principe in te voeren vanaf 1 juli 2014.
Mijnheer Diependaele, u neemt de woorden rechtvaardigheid en geloofwaardigheid in de mond. Ik wil u er dan toch toe oproepen te luisteren naar wat mensen zeggen.
Ik heb daarnet gezegd dat er best wel argumenten te vinden zijn om die koppeling te maken. Alleen hebben wij een groot probleem met het feit dat de terugwerkende kracht hier wordt ingeschreven. Dat is ook het probleem dat we hebben met dit ontwerp van decreet in zijn geheel. Op hoofdlijnen kun je weinig vinden waar je niet achter kunt staan. Maar in de details – en dat is waarover we stemmen – zitten er dusdanige gaten dat we ervan overtuigd zijn dat we hiermee de steden en gemeenten niet de noodzakelijke wapens, die fijn moeten zijn afgestemd, bieden om daarmee aan de slag te gaan.
Er is een decreet nodig. We hebben nood aan een integraal handelsvestigingsbeleid. Maar dit ontwerp van decreet, dat vandaag voorligt, beantwoordt daar niet aan. Ik heb geargumenteerd waarover het gaat.
Wat ik bijzonder betreur, is dat dit decreet werd misbruikt, dat men geüsurpeerd heeft, niet om een integraal handelsvestigingsbeleid te voeren, maar om gewoon een beleid te voeren voor één project, om één project boven water te houden. Dat is een smet die op deze regering drukt. Dat is een smet die op dit ontwerp van decreet rust.
Mijnheer Van Malderen, het is natuurlijk net omgekeerd. Wij voeren hier een algemeen principe in, waar u voorstander van was. U hebt in 2014 bevestigd dat u daar voorstander van was. We voeren dat nu in, en enkel en alleen omdat het ook voor één project van toepassing is, mag het voor u nu niet meer. U bent diegene die nu aan politieke willekeur doet, u bent diegene die een algemeen principe dat voor iedereen geldig is, niet wil toepassen vanwege het feit dat er één project ook van geniet. Dat is net het omgekeerde. (Applaus bij de meerderheid)
Mijnheer Diependaele, wij gaan het omgekeerde bewijzen. Er wordt een belangrijk document rondgedeeld.
Wilt u dat amendement nog toelichten?
Mevrouw Segers zal dat straks doen.
Oké, dan doen wij dat straks, bij de artikelsgewijze bespreking.
Mevrouw Christiaens heeft het woord.
Ik kan vrij kort zijn. De heer Ronse heeft als eerste spreker een uitgebreide toelichting gegeven over de inhoud van het ontwerp van decreet. Ook in de commissie is, tot tweemaal toe door de tweede lezing, dit ontwerp van decreet zeer uitgebreid aan bod gekomen.
CD&V is altijd een pleitbezorger geweest van het integraal handelsvestigingsbeleid. Wij zijn dan ook tevreden met het werk dat de ministers Schauvliege en Muyters hebben geleverd en waarover wij vandaag mogen, kunnen en moeten stemmen. Wij zien twee essentiële voordelen.
Ten eerste kunnen de lokale en regionale overheden hun eigen visie proactief ontwikkelen en een stimulerend beleid voeren. Daarvoor krijgen zij in dit ontwerp van decreet de nodige en voldoende instrumenten.
Ten tweede wordt de administratieve vereenvoudiging gerealiseerd. Dat is een heel belangrijk element van dit ontwerp van decreet waarover het nog maar weinig ging en dat we hier kunnen realiseren: er komt een inbedding van de socio-economische vergunning in het huidige kader van de ruimtelijke ordening. Er is een integratie, er moet maar één procedure meer worden gevolgd voor alle vergunningen. Dat is een ongelooflijke verlichting, een ontzorging, zowel voor de lokale en regionale overheden als voor de ondernemer zelf, die daar enkel en alleen maar voordelen bij heeft.
Dit ontwerp van decreet geeft vertrouwen aan lokale besturen. CD&V onderschrijft dat vertrouwen. Wij vinden het goed dat er vrijheid wordt gegeven aan de lokale besturen. Het is een vertrouwen, met niet altijd een verplichting. Dat is noodzakelijk. Er is vrijheid, vertrouwen, maar ook een rechtszeker kader. Dit ontwerp van decreet schept hiervoor het kader. Met een amendement vanuit de meerderheid geven we nog extra rechtszekerheid door de datum van inwerkingtreding te laten vastleggen op 1 januari 2018, zodat elke overheid weet wanneer zij klaar moet zijn en wanneer dit allemaal in werking kan treden.
Er werd al veel verwezen naar de retroactiviteit. In de commissie heeft minister Muyters bijna tot vervelens toe hetzelfde herhaald. Hij was duidelijk over het feit dat het een algemene bepaling is. Er zijn inderdaad maar een of twee partijen die er telkens één bepaald dossier uit halen. Het gaat om een algemene bepaling. Jullie maken ervan dat het gaat over één individueel project. Dat is absoluut niet het geval. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Rzoska heeft het woord.
Voorzitter, ministers, collega’s, ook mijn fractie heeft in de commissie zeer duidelijk gemaakt dat wij de hoofdlijnen van dit ontwerp van decreet wel degelijk zien zitten. Maar natuurlijk laat het mij toch ook niet los om even te kijken naar de dagelijkse praktijk. Dit ontwerp van decreet komt voort uit een hele historiek. Er was in de vorige legislatuur de Winkelnota, en er is nu dit ontwerp van decreet, waarvan het eerste ontwerp werd goedgekeurd of gelanceerd door de vorige regering en waarmee deze regering doorgaat – zij heeft er nog de retroactiviteit aan toegevoegd.
Collega’s, een toetsing op het terrein is nodig. De afgelopen jaren hebben sommige lokale besturen gezondigd. Ze zijn tegen de Winkelnota ingegaan. Het is dus vijf voor twaalf. We moeten ervoor zorgen dat de verstedelijking en het ondernemerschap in stedelijke handelskernen worden versterkt. Alles wat gebeurt aan de periferie zorgt voor problemen inzake mobiliteit – dat is vaak het grootste probleem – en ook inzake ruimtelijke ordening. En het zorgt voor het leegzuigen van de handelskernen. Mijn fractie vindt het dus een belangrijk principe dat we investeren in die handelskernen. De leefbaarheid moet er voor de ondernemers verbeteren. De stadskernen en de historische handelscentra moeten we versterken. Het perifere winkelen zien we niet zitten, en de redenen heb ik vermeld. We moeten dat duidelijk zeggen.
In de commissie zeiden we het al erg duidelijk: in dit ontwerp van decreet zit veel eten en drinken. We zijn het met de principes eens. Van ons had het wel iets dwingender gemogen. Er staan zinssneden in als “een lokaal bestuur kan”. Lokale besturen zouden moeten worden geprikkeld en uitgedaagd om hierover na te denken. Men moet beseffen dat het gaat om een ontwikkeling die vaak een impact heeft op de toekomst van de steden en gemeenten. Ik ben blij dat u de adviesraden nog hebt geconsulteerd, voorzitter. In het advies staat dat men toch had verwacht dat de jongste versie op tijd zou worden voorgelegd, zodat men meer dan vijf dagen zou hebben gehad. Dat staat ook in het SARO-advies. Ik begrijp natuurlijk wel dat de zaak een hoogdringend karakter heeft.
Het brengt me terug bij de discussie over artikel 52 en de retroactiviteit. Mijn fractie blijft daarmee in de maag zitten. Dat is geen nieuws. Men zou het anders kunnen bekijken. De heer Diependaele heeft het ook gezegd: vanuit juridisch oogpunt moet men zeer voorzichtig omgaan met de retroactiviteit. Ik weet wel dat de Raad van State geen opmerkingen heeft gemaakt. Toch denk ik dat er een procedure van zal komen. Het neergelegde verzoekschrift is bijzonder sterk onderbouwd. Als dat wordt goedgekeurd, komt er een volgende fase, bij het Grondwettelijk Hof. Daar zal de tekst op zijn juridische deugdelijkheid worden beoordeeld. In het advies van de SARO staat dat ook: men vraagt motivering en verduidelijking over de juridische robuustheid.
Mevrouw Christiaens, het is wat vreemd dat u ons verwijt om er één project uit te halen en daar dan artikel 52 aan te toetsen. Sta me toe duidelijk te zijn. We zijn ook tegen NEO en tegen Dockx. (Opmerkingen van minister-president Geert Bourgeois)
We zaten in de regering toen de beslissingen waren genomen, en hebben die loyaal uitgevoerd. (Applaus. Rumoer)
Als ik me niet vergis, dan was Uplace ook uw project niet. Maar u hebt het wel op u genomen. Een van de huidige coalitiepartners zwijgt nu, maar die ziet dat project ook niet zitten. De burgemeester van Mechelen zal me op dat punt gelijk geven. Men heeft gelijk om dat project niet te zien zitten. Want Uplace is een aanslag op de handelskernen van heel wat steden. Het zal ondernemen in die steden moeilijker maken. De heer Ronse heeft gelijk: dit had een feestje kunnen zijn. Het enige waar we over struikelen, is die retroactiviteit. U had evengoed kunnen zeggen dat u de zaak invoert, maar tot aan de invoer de oude regeling handhaaft. Men kan altijd terugvallen op de federale wetgeving, tot op het moment dat men zelf bevoegd wordt.
Nu gaat men die retroactiviteit invoeren. Collega Christiaens, dan gaat het inderdaad vooral over één project, waaraan deze Vlaamse Regering hardnekkig blijft vasthouden. Ze probeert dat project in leven te houden op een moment dat de meerderheid in Vlaanderen doorheeft dat dat geen toekomst is, dat je geen groot handelscentrum of winkelcentrum gaat leggen langs wat al de drukste autosnelweg van het land is, zodat omliggende stedelijke kernen worden leeggezogen en bedreigd. Dit ontwerp had daar een antwoord op kunnen zijn. Het had kunnen zeggen dat wij dit soort ontwikkeling niet willen in het Vlaanderen waar we naartoe willen. Minister-president, dit soort ontwikkeling staat haaks op de Visie 2050 die u hier hebt ingediend. Daar staat een groen Vlaanderen in, en dit project staat daar haaks op. Minister Muyters, daarom is het jammer dat dit inderdaad geen feest is, toch niet wat mij betreft. The proof op the pudding is in the eating. Ik denk dat een aantal beslissingen, ook in het verleden, haaks staan op wat u hier nu in theorie indient.
Voorzitter, collega’s, we zullen niet tegenstemmen. Dat zou ik te negatief vinden. Er zitten immers een aantal goede dingen in. We zijn ook voor die integratie. Het zal u echter niet verwonderen dat we ons zullen onthouden, om de aangegeven redenen.
Mijnheer Rzoska, ik wil u eerst en vooral bedanken voor het feit dat u de lijn van het ontwerp apprecieert en mee kunt onderschrijven. Uit de commissiebesprekingen heb ik ook begrepen dat collega Sanctorum het eens is met het principe van koppeling van de sociaal-economische vergunning en de omgevingsvergunning. Ik denk dat je dan ongelijk gaat behandelen als je zegt dat je het tot dan zus en daarna zo en daarvoor ook anders zult doen. Wij willen eenvormigheid en rechtszekerheid. Als er dan toevallig een project tussen zit dat sommigen niet graag of helemaal niet graag zien, dan is dat zo. Dat hoort bij rechtsregels. U mag dat project gerust bestrijden, maar doe dat dan op een redelijke en eerlijke manier, en niet door iets aan te vallen waar u eigenlijk achter staat. Daar heb ik het moeilijk mee. Mijnheer Rzoska, ik denk dat het voor de meerderheid in elk geval nog altijd een feestje is dat dit ontwerp van decreet straks kan worden goedgekeurd. (Applaus bij de meerderheid)
Minister, ik maak geen uitzondering voor één project. Als ik voorstel dat de oude federale wetgeving zou gelden tot op het moment dat je dit invoert, dan geldt dat ook voor alle andere projecten die in dat geval zijn. Ik maak dus geen uitzondering. Weet u wat zo cynisch is als het gaat over dit ontwerp van decreet, als je abstractie zou maken van die retroactiviteit? Laat Uplace in het kader van dit ontwerp van decreet een procedure doen en ze halen het niet. De principes die Uplace hanteert, staan immers helemaal haaks op wat u vandaag op tafel legt.
Ik wil toch nog even aanduiden waarom er wel een ongelijke behandeling is. Er kunnen sociaal-economische vergunningen zijn die zich vandaag nog in de fase bevinden waarin de vervaltermijn nog niet is verstreken. Juist? Vanaf het moment dat dit decreet van kracht is, worden die vervaltermijnen geschorst. Indien die termijnen al wel zijn verstreken, worden die niet geschorst. Dat is een ongelijke behandeling van projecten die in het verleden zijn goedgekeurd. In het ene geval wordt de vervaltermijn verlengd, want die wordt geschorst, in het andere niet. Dat is een ongelijke behandeling en die heffen we op met ons ontwerp. Dat is heel duidelijk.
De heer Somers heeft het woord.
Ik wil heel kort ingaan op dit punt, aangezien men me heeft genoemd. Onze fractie steunt dit ontwerp van decreet, omdat het logisch is. Men maakt een koppeling met Uplace. Ik denk dat men op dat punt twee belangrijke denkfouten maakt. Eerst en vooral, en daar heeft de minister nog niet naar verwezen, bestaat er ook zoiets als de vaste rechtsspraak van de Raad van State. Die is zeer consistent ter zake. Die zegt dat ook vandaag reeds de sociaal-economische vergunning de facto wordt geschorst indien andere belangrijke vergunningen voor een rechtbank worden aangevochten. Dit ontwerp verandert op dat punt dus eigenlijk niets aan de vaste rechtsspraak van de Raad van State.
Er is nog een tweede element waar niet over gepraat is en dat niet onbelangrijk is. U mag niet vergeten dat de socio-economische vergunning verleend is in het kader van het oude GRUP. Het is een zeer gedetailleerde socio-economische vergunning die bepaalt hoeveel vierkante meter aan het een en het ander mogen worden gegeven. Het is vanuit juridisch oogpunt – ik ben maar een bescheiden jurist – een waarschijnlijk niet houdbare socio-economische vergunning in het kader van het nieuwe GRUP. Er zal sowieso waarschijnlijk een nieuwe socio-economische vergunning moeten worden aangevraagd om die te laten passen binnen het nieuwe GRUP. Dat is alleszins mijn juridische lezing van wat er gebeurt. Dat zal ook duidelijk worden in de loop van de komende maanden.
Dan is er ook geen enkel beletsel om dit eruit te halen.
Iedereen kent mijn positie over Uplace. Ik moet daar niet flauw over doen. De fout die leden van de oppositie in dezen maken, is dat ze het voorliggende ontwerp van decreet, dat een consistent decreet is, lezen vanuit de bril van één project. Dit ontwerp van decreet gaat echter niet over één project, maar over de regelgeving in Vlaanderen voor alle projecten. De minister heeft zeer helder uiteengezet waar de consistentie zit van de redenering die de regering volgt. Die onderschrijven we volledig.
Ik heb daarnet proberen aan te tonen dat daar waar men het probleem Uplace probeert in te brengen in deze discussie, men dit om twee redenen eigenlijk niet mag en niet kan doen en dat het niet nodig is om dat te doen omdat dit voor de situatie van Uplace niets verandert. Dit ontwerp van decreet gaat niet over Uplace, maar over het socio-economische vergunningenbeleid in Vlaanderen. Daarom staat onze fractie achter dit ontwerp.
Mijnheer Somers, ik wil zeer ver meegaan in uw redenering en ik ben ook geen jurist, maar dan heeft dit artikel eigenlijk geen zin meer. Dan kan de retroactiviteit eruit worden gehaald. U zegt dat het voor bestaande projecten geen verschil uitmaakt. Dan vraag ik me af waarom de retroactiviteit erin zit.
Er moet toch een bepaalde reden zijn waarom in de vorige legislatuur, toen dit ook al door de Vlaamse Regering werd gelanceerd, de retroactiviteit niet was opgenomen en nu wel. De retroactiviteit wordt nu toegevoegd. Ik heb nog altijd de indruk dat er wel degelijk wordt gekeken naar één project. U zegt dat dit niet het geval is, want het maakt geen enkel verschil. Dan denk ik dat de retroactiviteit er best uit wordt gehaald en dan zal het een feestje worden, want dan gaat het kamerbreed.
Mijnheer Van Malderen en mijnheer Rzoska, jullie hebben net door die uitspraken zelf bewezen dat het jullie te doen is om een algemeen principe te schrappen vanwege één project. Jullie hebben zonet bewezen dat jullie kiezen voor politieke willekeur. Wij zeggen het tegenovergestelde. Het principe moet erin omdat het een algemeen geldend principe is en niet erin geschreven is voor één project. Jullie hebben net jullie eigen redenering helemaal onderuitgehaald door aan te geven dat het alleen maar daarvoor is. We kunnen niet nagaan of hier al dan niet nog andere projecten van zullen genieten, maar we zijn er wel van overtuigd dat het geldend principe moet worden ingevoerd.
Mijnheer Rzoska, u moet eens nadenken over wat u hebt gezegd. Ik raad u aan om vanavond het verslag er eens op na te lezen. U verwondert er zich over dat er voor 1 juli 2014 in het voorontwerp nog geen retroactiviteit was ingeschreven. Ja, duh! Hoe kan dat anders? Hoe kan retroactiviteit worden ingevoerd op dat moment? Het is pas als die datum is gepasseerd dat er een probleem is, dat er een gat is en dat retroactiviteit moet worden toegepast. Je moet echt geen jurist zijn om dat in te zien.
De heer Somers zegt dat er een nieuwe socio-economische vergunning moet worden aangevraagd. De heer Rzoska heeft ook aangegeven dat de kans zeer groot is dat een project als Uplace het gewoon niet meer haalt. Wij stellen voor om die bepaling eruit te halen, niet vanwege Uplace maar omdat dit de doelstellingen van het hele ontwerp van decreet onderuit dreigt te halen. We staan niet alleen in dat standpunt. Alle verschillende organisaties hebben er letterlijk op gewezen dat bepaalde socio-economische vergunningen weer tot leven zullen worden gewekt, terwijl deze projecten niet stroken met de doelstellingen van het voorliggend ontwerp van decreet. Dit ontwerp van decreet heeft nobele doelstellingen, maar in de uitwerking ondergraaft het zichzelf.
Mijnheer Diependaele, als ik uw redenering volg, alles wat overkomt in het kader van de zesde staatshervorming, eens dat men die datum voorbij is, bouwt men retroactiviteit in. Ik daag u uit. Er is hier niets, tot nu toe, in alles wat dit parlement aan bevoegdheden heeft overgenomen, is er nergens, maar dan ook nergens, een retroactiviteit ingebouwd. Duh! Waarom doet u het dan nu?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Voorzitter, de oppositie slaagt er weer eens in om het debat compleet te vergiftigen. Dit is een feest, dit is een zeer goed ontwerp van decreet. Het is kernversterkend, het is toekomstgericht, daar is iedereen het over eens, en nu probeert de oppositie te focussen op één dossier. Wel collega’s, dat heeft daar niets mee te maken.
Zoals uiteengezet, gaan wij voor één vergunning. Dat is een verstandig beleid in Vlaanderen. Met dit ontwerp van decreet integreren we de socio-economische vergunning in die ene vergunning die nu al van kracht zal worden. De omgevingsvergunning betreft zowel het ruimtelijke als de exploitatie. De exploitatievergunning maakt daar deel van uit. Dat is een goede zaak, dat een bedrijf in één keer een vergunning krijgt om niet alleen te bouwen maar ook om te exploiteren. We gaan uit van één vergunning.
Waarom ontstaat er ongelijkheid? Omdat we, ten eerste, en collega Diependaele heeft erop gewezen, voor 1 juli 2014 niet eens bevoegd waren voor de socio-economische vergunning. Ten tweede, omdat we met dit ontwerp van decreet een correcte maatregel treffen. Als er een beroep is tegen uw bouwvergunning bijvoorbeeld, en we weten niet hoeveel beroepen er lopen, gemeenten hebben bouwvergunningen gegeven en daar lopen beroepen tegen, dan willen we dat u de socio-economische vergunning niet verliest. We doen dat met dit ontwerp van decreet.
Zoals minister Muyters gezegd heeft, gaan we, als we niet ‘terugwerken’ tot 1 juli, een totaal ongelijke behandeling creëren tussen degenen waarvan de exploitatievergunning nog niet vervallen is, van wie intussen de bouwvergunning wordt aangevochten, en die hun exploitatievergunning kunnen behouden, die vervalt niet tot aan de definitieve behandeling, en degenen die daar niet onder vallen. Degenen die het ongeluk hebben dat hun exploitatievergunning in die tussentijd vervalt, zullen het hele circuit opnieuw moeten doorlopen. Dat is natuurlijk krankzinnig. We vermijden dat in de toekomst.
We weten niet hoeveel er daartussen vallen. Is dat Uplace? Moet Uplace een nieuwe vergunning aanvragen? Dat zullen we allemaal wel zien. De regels moeten worden nageleefd; voor al diegenen gaan we dezelfde regel toepassen. Dat is goed bestuur, collega’s.
We gaan voor één vergunning. We willen dat de ondernemingen één vergunning kunnen krijgen. De Raad van State maakt daar geen opmerking over. We laten die maatregel retroactief ingaan vanaf de dag dat we bevoegd zijn.
Hou op met dit debat te vergiftigen. Dit is niet op het lijf geschreven van één bedrijf. We weten niet hoeveel het er zijn. Zijn het er twee, drie, tien, vijftien of twintig? Ik weet het niet. We kunnen niet weten of er beroepen zijn tegen vergunningen van gemeenten. Dat is een zeer goede maatregel. Laat ons het feestje niet vergallen door groen-rode oprispingen. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Pira heeft het woord.
Minister-president, u zegt vergiftigen, maar ik denk dat het de oppositie te doen is om de juridisch-technische correctheid van die retroactiviteit. Mag ik gewoon verwijzen naar het advies van de SARO, dat onze voorzitter te elfder ure nog heeft moeten vragen omdat u gewoon geen advies gevraagd had rond dit belangrijke ontwerp van decreet? U had geen advies gevraagd aan die belangrijke strategische adviesraad. Onze voorzitter heeft dat dan gedaan omdat er zoveel commotie was omtrent het artikel rond de retroactiviteit. Daar staat in – los van Uplace – dat zowel de BBL, UNIZO, de Boerenbond als beweging.net opmerken dat deze retroactieve bepaling onvoldoende robuust is op juridisch-technisch vlak. Ze menen dat de regeling ongrondwettelijk is. Dat is onze bezorgdheid.
Alstublieft, stop met te zeggen dat wij het debat vergiftigen. We hebben net gezegd dat we het ontwerp van decreet zeer goed vinden, maar we hebben bepaalde zeer ernstige bezorgdheden. Dat kunt u ons niet kwalijk nemen, zeker niet als we gelijk krijgen van een belangrijke adviesraad.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister-president, u maakt zich er een beetje te gemakkelijk van af door te zeggen dat we nog wel zullen kijken of Uplace een nieuwe vergunning moet aanvragen. In de commissie zijn we daar uitvoerig op ingegaan. De heer Somers is duidelijk van mening dat Uplace vandaag niet meer beschikt over een socio-economische vergunning die uitvoerbaar is gezien het GRUP en dus een nieuwe moet aanvragen. Minister Muyters heeft echter minutenlang geargumenteerd, in een eerbiedwaardige, maar volgens mij gefaalde poging om enige elasticiteit in een arrest van de Raad van State te stoppen, waarom volgens hem Uplace wel degelijk nog over een geldige vergunning beschikt. Een van u twee heeft gelijk en de andere niet, en ik stel voor dat u probeert uw meningen op elkaar af te stemmen.
Minister-president, bent u echt bereid minister-president te zijn van een regering waarin blijkbaar de willekeur regeert, op één uitzondering na. In geen enkel dossier waarin we federaal recht naar Vlaams recht omzetten in het kader van de zesde staatshervorming passen we de retroactiviteit toe, behalve hier.
Mijnheer Van Malderen, dit is echt zeer vermoeiend en ik voel me geraakt in elke vezel van mezelf als volksvertegenwoordiger. We moeten ons constant verdedigen tegen uitspraken die doelbewust verkeerd zijn. U weet zeer goed dat wat u zegt, niet klopt, maar kwaadwillig blijft u deze uitspraken de wereld in sturen. De heer Somers heeft gezegd dat er vragen kunnen worden gesteld bij de socio-economische vergunning – en de rechtbank zal zich daarover uitspreken – wegens de link met het GRUP. Dat heeft hij zeer duidelijk aangehaald. Minister Muyters heeft in de commissie gezegd dat het niet duidelijk is of de schorsing van de socio-economische vergunning al dan niet is ingegaan, of de schorsing dus al loopt of niet. Dat zijn twee totaal verschillende zaken. Beide constant door elkaar halen is gewoon niet eerlijk. Ofwel is het onkunde, ofwel is het onwil van uw kant. In uw belang hoop ik dat het onwil is.
Ik kan heel kort gaan. Mevrouw Pira, ik verwijs naar mijn eerste uiteenzetting waarin ik op het advies van de SARO ben ingegaan en uw vragen duidelijk heb beantwoord.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet.
De door de commissie aangenomen tekst wordt als basis voor de bespreking genomen. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2015-16, nr. 767/5)
– De artikelen 1 tot en met 58 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement op artikel 59. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2015-16, nr. 767/6)
Mevrouw Segers heeft het woord.
Voorzitter, we hebben het debat grondig gevoerd. Wij blijven bij ons standpunt dat we artikel 59, 4°, niet nodig vinden. Volgens ons kan het gewoon worden geschrapt, omdat de retroactiviteit toch nog altijd tot onduidelijkheid leidt. Bovendien zorgt het artikel voor een achterpoortje waardoor projecten die flagrant in strijd zijn met de nobele doelstellingen van het decreet, toch een vergunning kunnen krijgen. Daarom vragen we gewoon de schrapping van artikel 59, 4°.
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.