Report plenary meeting
Actuele vraag over leerkrachten die betrokken zijn in een onderzoek naar pedofilie
Report
De heer Daniëls heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, gelukkig duikt maar af en toe een bericht op van een leerkracht die in verdenking wordt gesteld van pedofilie. Ook nu is dat gebeurd. Bij een leerkracht zijn 14.000 kinderpornografische foto’s gevonden. Die leerkracht heeft nog anderhalf jaar les mogen blijven geven. Gedurende het volledige strafrechtelijke onderzoek was niemand op de school op de hoogte van het feit dat die leerkracht in verdenking was gesteld en wordt vervolgd. Meer zelfs: het openbaar ministerie eist vandaag, nu het onderzoek is afgerond, dat een beroepsverbod wordt opgelegd.
Kan men in zulke gevallen in het onderwijs niet preventief optreden? Jawel, de preventieve schoring bestaat. Een schoolbestuur kan een personeelslid betrokken in een strafrechtelijk onderzoek preventief schorsen. In dat geval behoudt die persoon zijn loon en statuut. Die persoon is niet veroordeeld, maar die schoring gebeurt in het belang van de dienst. Hier rijst de vraag hoe het komt dat de school niet op de hoogte was. De school en de inrichtende macht hadden eventueel maatregelen kunnen treffen. U wees er al op dat de desbetreffende school iets kon ondernemen, op basis van artikel 4 van het betreffende BVR, op voorwaarde natuurlijk dat men op de hoogte zou zijn geweest.
We balanceren enigszins op een slappe koord. Want de persoon in kwestie is niet veroordeeld. Maar er liep een onderzoek. Men zou eventueel een automatische uitgevoerde preventieve schoring kunnen opleggen in de gevallen waarbij iemand het voorwerp is van een onderzoek over feiten die betrekking hebben op zijn of haar beroep.
Minister, mijn vraag is eenvoudig. Bent u in contact met de minister van Justitie om een richtlijn uit te werken opdat het departement en de inrichtende macht automatisch op de hoogte worden gebracht wanneer leraren worden vervolgd inzake feiten die zijn gelinkt aan hun beroep, zodat men desgevallend een preventieve schorsing kan opleggen?
De heer De Ro heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, in dit soort thema’s moeten we altijd met een beetje schroom het woord voeren. Aangezien dit huis de bevoegdheden Welzijn, Onderwijs en Jeugd huisvest en aangezien we de kinderrechtencommissaris onder onze koepel hebben, vind ik dat de parlementsleden in dit halfrond vragen moeten stellen over de integriteit en de veiligheid van kinderen en leerlingen.
De zaak is duidelijk geschetst door de heer Daniëls. Iedereen heeft gisteren kunnen vaststellen dat op het moment dat de school dat, meer dan een jaar na de feiten, via een journalist verneemt die de school contacteert, iedereen verbaasd en verbijsterd is: de school, de ouders enzovoort. Ook u hebt de maatschappelijke verontwaardiging daarover geuit.
Het dilemma tussen de privacy en het geheim van het onderzoek aan de ene kant en de bescherming van kinderen aan de andere kant is duidelijk. Als er deze ochtend één ding duidelijk werd in de pers, dan is het dat juristen daarover niet eenduidig ja of neen, of wit of zwart denken. Ik denk dat we in dit huis niet anders kunnen dan bekijken hoe dit kan worden voorkomen. Wat er is gebeurd, is gebeurd. We zien dat er sinds april 2014 een duidelijke omzendbrief is uitgevaardigd door het college van procureurs-generaal. Die brief biedt toch wat mogelijkheden. Aangaande dit specifieke geval moet die brief ons toch de wenkbrauwen doen fronsen waarom hier niet actiever mee is omgegaan.
Minister, ik stel u deze vraag namens onze fractie. U zou contact hebben opgenomen of van plan zijn om contact op te nemen met uw federale collega van Justitie, minister Geens. Wat zijn de precieze vragen die u namens de Vlaamse Regering hebt voorgelegd?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, ik moet bekennen dat ik, toen ik eergisteren de krant las en de avond voordien op de hoogte werd gebracht van wat mogelijk in de krant zou staan, bijzonder verbaasd en zelfs gechoqueerd was.
Het is soms een voordeel om als minister van Onderwijs ook advocaat te zijn en dus een opleiding in de rechten te hebben genoten. Normaal zou ik mij zeer ver weg houden van publieke uitspraken als het gaat over dossiers waarin er nog geen veroordeling van de persoon is, omdat er een vermoeden van onschuld bestaat, omdat er onderzoeksgeheim is, omdat de rechten van de verdediging moeten worden gerespecteerd. Ik ken dat dus allemaal wel goed. Maar in deze situatie was ik oprecht geschokt. Ook voor de mensen van het parket en mensen die onderzoeken voeren, bestaan er namelijk sinds 2014 mogelijkheden – u hebt er zelf naar verwezen – om in een aantal gevallen van een lopend onderzoek toch over te gaan tot het informeren van de werkgever.
De omzendbrief uit 2014 is zeer duidelijk: er moeten vier criteria vervuld zijn. Eén: de ernst van de feiten moet worden beoordeeld. Twee: er moet een verband zijn tussen het mogelijke misdrijf dat gepleegd is en de beroepsuitoefening van de persoon – wat in dezen niet echt in vraag kan worden gesteld. Drie: als de informatie het belang van het onderzoek zou kunnen schenden, is het beter om het niet te doen. Vier: er moet rekening worden gehouden met het stadium van de rechtspleging.
Daar is iets wat mij bijzonder choqueert. Op het ogenblik dat de zaak wordt doorverwezen naar de rechtbank, weet je dat de zaak een publiek beslag zal krijgen en dat het onderzoek is afgerond. Toen het onderzoek was afgerond en de zaak werd doorgestuurd naar de rechtbank, is de school dus niet op de hoogte gebracht. De omzendbrief stelt heel expliciet – en dat verbaast mij nog meer: “Specifiek voor personen die in de jeugdsector actief zijn, kan een mededeling worden gedaan aan de werkgever.” Het geval komt hier dus letterlijk aan bod: de jeugdsector, mensen die lesgeven op school en omgaan met jongeren. Voor mij is het dus onbegrijpelijk waarom de school in dit geval geen enkele informatie heeft gekregen.
Ik heb onmiddellijk contact opgenomen met mijn collega van Justitie. Op 2 juli, dus nog voor het reces, is er een vergadering gepland met de procureurs-generaal. Toevallig is het een vergadering waarop ook de gemeenschappen zijn uitgenodigd. Onze minister-president en minister Vandeurzen kunnen daarop dus ook aanwezig zijn. Ik heb gevraagd om dit punt, de interpretatie van de omzendbrief, op de agenda te zetten én om ter bespreking voor te leggen of er niet wat meer systematiek kan worden gebracht in het al of niet verwittigen van scholen. De minister heeft mij bevestigd dat hij het mee agendeert. Minister-president Bourgeois en minister Vandeurzen zijn verwittigd. Het wordt daar dus besproken.
Deze problematiek overstijgt Onderwijs. U haalt zelf de jeugdsector aan. Er zijn ook de Welzijnsbevoegdheden, met heel veel van die situaties. Maar we zien dat scholen in andere dossiers wel op de hoogte worden gebracht, en dat scholen daar zeer verantwoord mee omgaan.
Collega’s, zomaar zeggen dat het altijd automatisch moet gebeuren, is moeilijk. Er zijn ook situaties waarin personen worden aangeklaagd, waarna blijkt dat er helemaal niets aan de hand is. Als je zo iedere keer melding moet maken aan de school, breng je zeker de rechten van de verdediging in gevaar. Het vermoeden van onschuld blijft dan niet staande.
Ik ga er zeker mee akkoord dat er in elk geval per dossier een individuele afweging moet worden gemaakt. Maar ik heb het wat moeilijk als ik zie dat er in zulke situaties, zelfs na doorverwijzing naar de rechtbanken, geen informatie wordt gegeven. Dan vraag ik mij toch af hoe je kunt verantwoorden dat de manier waarop het dossier nu aan de school ter kennis is gebracht en dus in de media is gekomen een goede zaak zou zijn. Dat is voor de school een slechte zaak, en voor de ouders. Maar ook – als ik zo vrij mag zijn – voor de persoon in kwestie is dat een bijzonder vervelende situatie.
Dit wordt dus vervolgd op 2 juli, waar de ministers en ook onze ministers dit samen met de procureurs-generaal zullen bespreken.
Minister, dank u voor uw toelichting. De omzendbrief uit 2014 is in dezen zeer duidelijk. Het besluit over de preventieve schorsing bepaalt ook dat de betrokkene wordt gehoord door de inrichtende macht, hetzij ervoor, hetzij erna. Hij kan zich laten bijstaan door zijn raadsman. Alle elementen om een juist beeld te kunnen vormen, ook door de school, zijn aanwezig.
Over de automatisering die we moeten nastreven, heeft ook de federale commissie Seksueel misbruik een aanbeveling geformuleerd: er moet een automatisch gerechtelijk mechanisme zijn om de procureur des konings na de tussenkomst van een onderzoeksrechter de mogelijkheid te bieden om meteen preventieve maatregelen te treffen. We moeten op dat overleg van 2 juli pleiten voor een automatisme, zowel voor de jeugdsector als voor de sector van het onderwijs. Als er in dergelijke gevallen een vervolging is die aan die vier criteria voldoet, moet er een automatische melding kunnen gebeuren op basis van het rijksregister of van iets anders – dat moet dan maar uitgeklaard worden.
Minister, u hebt zelf geciteerd uit de omzendbrief. Die kan moeilijk duidelijker zijn. Ook als niet-juristen hem lezen, is dat helder. Als je zeker dit geval ernaast legt, kun je toch moeilijk geloven dat deze omzendbrief hier niet werd toegepast. Het doet me denken aan een verhaal van een paar weken geleden. In de commissie Radicalisering kwam u toen melden dat PLP 40, de politie-omzendbrief die in het kader van wat er na Joe Van Holsbeeck is gebeurd de relatie tussen scholen en politie moet regelen, in één op drie politiezones niet echt werd toegepast. Minister, ik roep u op om informatie en extra druk mee te nemen naar het federale niveau.
U moet de omzendbrief niet herschrijven of nieuwe omzendbrieven schrijven. Neen, alle parketten moeten deze goedgeschreven, heldere omzendbrief toepassen. Ik hoed mij een beetje voor het woord ‘automatisch’, maar zij moeten zelf bekijken wanneer het noodzakelijk is. In dit geval, wanneer er een bekentenis is en een doorverwijzing, kun je toch moeilijk een school in het duister laten over een situatie. Ik ben zelf lid van een schoolbestuur. Dit is echt wraakroepend.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister en collega’s, ik deel jullie verontwaardiging. Niet zozeer het principe zit fout, hier rijst de vraag wat er in dit geval gebeurd is. In deze fase van het onderzoek, maar ook al vroeger, zou je kunnen vragen waarom, gezien de ernst van de feiten en gezien het duidelijke verband tussen het misdrijf en het beroep van diegene die het gepleegd heeft, men daar niet nu, maar ook niet vroeger, heeft opgetreden en de school verwittigd. Dat blijft een grote vraag.
Minister, dit zal het onderwerp zijn van het overleg dat u hierover hebt. Ik wil u dan ook vragen dat u het parlement op de hoogte houdt van de resultaten van dat overleg en dat u het snel laat plaatsvinden. Het blijft toch een vraag hoe zoiets is kunnen gebeuren.
De heer Janssens heeft het woord.
Voorzitter, de veiligheid en de bescherming van onze kinderen is voor iedereen van het allergrootste belang. Dat geldt zeker ten aanzien van leerkrachten, directies en scholen, waar ouders hun kinderen aan toevertrouwen in de wetenschap of ten minste in de veronderstelling dat ze daar in goede handen worden achtergelaten.
Ik sluit me aan bij de vraagstellers die de belangrijkste vragen hebben gesteld. Ik heb geen bijkomende vragen, maar wil alleen een heel eenvoudige oproep doen. Zorg ervoor dat, in overleg met minister van Justitie Geens en het parket, het nooit meer opnieuw gebeurt in onze scholen dat iemand die van dergelijke feiten verdacht wordt en zelfs bekentenissen heeft afgelegd, nog een dag voor de klas kan staan. Dat mag nooit meer gebeuren.
De heer De Meyer heeft het woord.
Ik wil onderstrepen dat een preventieve schorsing geen uitspraak doet over de grond van de zaak. Het is een bewarende maatregel. Bovendien moet de preventieve schorsing een uitzonderingsmaatregel blijven. Daarenboven is er ook een beroep mogelijk tegen deze maatregel. De praktijk leert dat schoolbesturen er tot nu toe op een verantwoorde wijze gebruik van hebben gemaakt indien ze in kennis waren van bepaalde feiten.
Het is ook voor mij onbegrijpelijk en onverantwoord dat een school van deze feiten kennis moet nemen via de pers. Het is duidelijk dat dergelijke zaken niet voor herhaling vatbaar zijn.
Ik wil één zinnetje citeren uit de krant van vandaag, waar advocaat Christine Mussche zegt dat “het geheim van het onderzoek maar heilig is voor zover een ander heilig principe niet in het gedrang komt, dat er geen gevaar bestaat dat nog meer slachtoffers worden gemaakt”. Juristen hebben altijd een uitleg waarom iets wel of niet gebeurt, maar dit is de nagel op de kop. Ik zit zelf met heel wat vragen waarom de principes van de omzendbrief die helder zijn, niet zijn gevolgd en waarom geen informatie aan de school is verschaft.
Ik was wel heel blij toen ik de persmagistraat van het parket van Kortrijk op televisie hoorde zeggen dat dit verder intern zou worden bekeken. Misschien is er iets fout gelopen waardoor het niet is gebeurd.
Het is mijn mening dat de school in kwestie recht heeft op een uitleg nadien waarom ze niet zijn geïnformeerd. Ik kan me inbeelden dat ze daar met heel veel vragen zitten. Word als schooldirecteur maar eens wakker met zo’n nieuws. Alle ouders en leerkrachten in paniek, een leerkracht die plots gestigmatiseerd dreigt te worden, terwijl het allemaal zoveel voorzichtiger had aangepakt kunnen worden. Ik zit met een probleem en vraag dat er een zorgvuldige na-evaluatie gebeurt waarbij gekeken wordt hoe zulke situaties in de toekomst beter beheerst kunnen worden. Het wordt niet losgelaten, maar opgenomen.
Ik ben voorzichtig om het woord ‘automatisch’ uit te spreken als het gaat over strafonderzoeken en vervolgingen waarvan de realiteit soms heel complex is en moeilijk te achterhalen. Ik vind wel dat er op een of andere wijze moet worden gemotiveerd waarom het wel of niet gebeurt, en dat daarvan een spoor terug te vinden moet zijn. Het moet duidelijk zijn waarom het op een bepaald moment niet is gebeurd. Ik kan me inbeelden dat het voor de personen die niet geïnformeerd zijn, totaal onvoldoende is om te zeggen dat dit in het belang was van het onderzoek.
Wat betreft de preventieve schorsing, vind ik dat scholen daar zeer verantwoord mee omgaan. De procedure is goed, moet niet gewijzigd worden en doet geen uitspraak over schuld of onschuld. Dat moeten we onderstrepen. Het is iets preventiefs dat geen impact mag hebben op het toekomstige oordeel. Wordt dus vervolgd!
Ik vraag geen nieuwe omzendbrief, maar het zou goed zijn als die iets duidelijker wordt gemaakt. Nu staat erin dat “het makkelijker is om het bestaan van vervolgingen mee te delen op een ogenblik dat de zaak aan een rechtscollege voorgelegd is voor een uitspraak ten gronde”. Dat was een tijdje geleden al gebeurd. Het had dus in de preperiode van de media gemeld kunnen worden.
Als u het hebt over een automatisering, is dat misschien het moment waarop dat moet gebeuren. Dan wordt het onderzoek zeker niet geschonden, aangezien het voorbij is. Ik laat het over aan de wijsheid van de procureurs-generaal om daar een oordeel over te vellen.
Tot slot moeten we altijd de gedachte in het achterhoofd houden dat niemand schuldig is tot hij veroordeeld wordt. Het vermoeden van onschuld bestaat en het geheim van het onderzoek mag op geen enkele wijze in het gedrang worden gebracht. Er bestaat een omzendbrief en het is perfect mogelijk om binnen dat kader op een zorgvuldige en correcte wijze te informeren.
Minister, wat ik bedoel met ‘automatisch’ is dat in zulke zaken er automatisch moet gekeken worden naar het beroep van de betrokkene en dat dan automatisch de omzendbrief moet worden toegepast. Ik wacht 2 juli af en we zullen zien wat er verder gaat gebeuren. Een vraag die de school zich ook stelt, is hoe het komt dat er bij hen op school geen onderzoek is gevoerd. De ouders vragen zich af of er mogelijk ook kinderen van de school bij betrokken zijn geweest.
Ik wil een oproep doen om in alle lopende zaken die te maken hebben met zedendelicten, na te gaan in welke mate daar leerkrachten, jeugdwerkers of welzijnswerkers bij betrokken zijn en in welke mate de omzendbrief daar al dan niet op is toegepast.
Een onderwijssysteem zoals wij het hier kennen, waarbij ouders hun minderjarige kinderen toevertrouwen aan de goede zorg van leerkrachten en schoolbesturen, functioneert alleen maar als we met zijn allen kunnen garanderen dat het welbevinden, de veiligheid en integriteit van kinderen op geen enkel moment in gevaar kan komen. Vanuit het Vlaams Parlement moeten we het altijd opnemen voor de zwaksten. Dat hebben de collega’s over de grens van meerderheid en oppositie heen hier vandaag gedaan: ze roepen u op om in dit geval over de rechten van de minderjarigen te waken en ervoor de zorgen dat deze omzendbrief niet in de onderste, maar in de bovenste lade van het parket bewaard en ook toegepast zal worden.
De actuele vragen zijn afgehandeld.