Report plenary meeting
Ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2016
Ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2016
Report
Algemene bespreking (Voortzetting)
Dames en heren, aan de orde is de voortzetting van de algemene bespreking van het ontwerp van decreet houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2016, het ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2016 en het ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2016.
Brussel en de Vlaamse Rand
Dames en heren, aan de orde is het onderdeel Brussel en de Vlaamse Rand.
De heer Vanlouwe heeft het woord
Voorzitter, minister, geachte leden, ik begin met een citaat: “Brussel heeft nooit behoorlijk gefunctioneerd en zal dat ook nooit doen.” Minister, dat is geen citaat van mij, maar wel van iemand uit uw gemeente, voormalig PS-kopstuk Merry Hermanus, in zijn ondertussen toch wel bekende “vervelende brief”, zoals die door Rik Van Cauwelaert werd genoemd. Met het eerste deel van de uitspraak ben ik het eens, bij het tweede deel kan en wil ik me als Brusselse Vlaming absoluut niet neerleggen. De rest van de vlammende brief aan onder andere de PS-top, aan Brusselse politici, aan Di Rupo – het gaat over laksheid, het gaat over het pamperen van bepaalde gemeenschappen – zal ik u besparen, maar de lectuur is toch wel enigszins aan te raden.
Onbestuurbaarheid en onleefbaarheid gaan veelal samen. Dat toont het beleid, of misschien beter gezegd het non-beleid in Brussel ons toch wel elke dag. Dat doet me pijn, als Brusselse Vlaming. Dat doet me pijn als Brusselaar. Ik houd van deze stad, maar ik zie dat ze slecht wordt bestuurd, met alle gevolgen van dien. Onze goede Vlaams-Brusselse ex-collega, Luckas Vander Taelen, schreef een klein jaar geleden een heel interessant boek getiteld ‘Brussel, een politiek incorrecte schets’, met daarin een hoofdstuk getiteld ‘De bittere vruchten van de laksheid’. Dat werd reeds aangehaald. Ik wou dat ik kon geloven in het gezegde ‘there is no such thing as bad publicity’, maar jammer genoeg ligt onze stad in de lappenmand. Nationaal en internationaal staat Brussel, en zeker Molenbeek, bekend als ‘jihadi capital’. Dat moet een wake-upcall zijn. Men gebruikt hier verkeerde recepten.
We hebben erg goede recepten nodig in onze stad. De uitdagingen zijn groot. Denk maar aan de stadsvlucht. De thematiek werd uitgebreid besproken in de commissie en stond gisteren nog heel uitvoerig in De Standaard, op basis van een nieuwe studie. Velen verlaten Brussel, ongeveer tienduizend per jaar, maar tegelijkertijd zijn er migratiegolven naar onze stad.
Collega’s, er is natuurlijk ook veel goed nieuws uit onze stad. Vlaanderen biedt een ongelooflijke meerwaarde in Brussel. Waar Vlaanderen beleid voert, weliswaar op de zachtere thema’s, doen we het goed. We mogen daar fier op zijn. Kijk naar het Nederlandstalig onderwijs, dat bijna het slachtoffer is van zijn eigen succes. Kijk ook naar het cultuuraanbod in Brussel. Kijk naar de welzijnszorg in de hoofdstad. Die wordt ook gesmaakt. Laten we ook kijken naar inburgering. Die is al meer dan tien jaar verplicht in Vlaanderen en in Brussel nog steeds facultatief, maar Vlaanderen biedt dat wel degelijk aan. Minister, ik reken er alvast op dat daar verandering in komt, en dat er echt ook een verplichte inburgering met twee inburgeringstrajecten, van de Vlaamse Gemeenschap én de Franse Gemeenschap, kan worden aangeboden aan de nieuwkomers.
Minister, Vlaanderen mag Brussel nooit loslaten. We moeten de Vlaams-Brusselse link bestendigen en altijd versterken, daarom is het essentieel dat u conform het regeerakkoord ook aanwezig bent op de vergaderingen van het VGC-college, voor dat gemeenschapsbeleid. Dat is geen steriel debat, maar een afspraak waarvan ik hoop dat u die gaat nakomen. Daarom is het zo essentieel dat we er blijven op toezien dat we vanuit Vlaanderen blijven voldoen aan de Brusselnorm – recent hebben we de cijfers bekendgemaakt – en dat we inzetten op succesrecepten die wel werken in onze stad, en dit alles om die Vlaams-Brusselse band aan te halen.
De Brusselse Vlamingen en de Frans- en anderstalige Brusselaars en de vele pendelaars die elke dag in onze hoofdstad werken, hebben recht op een hoofdstad die naam waardig: een leefbare stad die bulkt van echte grootstedelijke visie en ambitie, een veilige stad met een blik op de toekomst, een verlichte stad waar geen plek is voor achterhaalde ideeën uit de middeleeuwen, een stad die niet tolerant is voor intolerantie ten aanzien van onze normen en waarden. Dat is het absolute minimum minimorum dat Brussel verdient.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Mijnheer Vanlouwe, ik was aan het wachten. Als we samen in de commissie Brussel zitten, mondt dat altijd uit in een debat. Vandaag moet ik zeggen dat ik u op twee details na gelijk moet geven. Ik ben het eens met uw analyse van Brussel, ik ben het eens met het beeld van het Brussel waar u naartoe wilt. Ik weet dat we fundamenteel van mening verschillen over de weg daarnaartoe.
U wilt namelijk twee inburgeringstrajecten. U stelt voor dat nieuwkomers kiezen voor een Franstalige of een Nederlandstalige inburgering. Ik denk dat het veel sterker zou zijn voor Brussel en voor het Nederlands in Brussel als er één inburgeringstraject is waarin beide talen hun plek krijgen. Dat zou ons allen versterken, ook de Nederlandstaligheid in Brussel. Ik vind het jammer dat u dat wilt opsplitsen.
U zegt dat we de Brusselnorm moeten halen. Ja, absoluut, maar wat is voor u de definitie van de Brusselnorm? Ik heb de indruk dat u daar een beperkte definitie van hanteert.
Mevrouw Van den Brandt, ik denk dat we inderdaad op bepaalde punten gelijk denken. U beseft ook wel dat u uitgaat van die Brusselse gemeenschap, wij gaan uit van een hoofdstedelijke visie. Wij houden van een gemeenschapsvormend project, de Vlaamse Gemeenschap moet hier aanwezig zijn en uiteraard de Franse Gemeenschap. In een Brusselse gemeenschap geloven wij absoluut niet. Dan zou er op dit ogenblik geen zorgverzekering zijn in Brussel, dan waren er zeker wachtrijen voor het onderwijs, dan was er nog geen Brussels Onthaalbureau (bon), geen inburgeringstraject, en geen Huis van het Nederlands. Het is een goede zaak dat Vlaanderen rechtstreeks aanwezig is in Brussel. Zoals we soms moeten wachten op onze Franstalige collega’s, zou dat er niet zijn. Ik verwijs naar de afspraak rond de verplichte inburgering die anderhalf à twee jaar geleden gemaakt werd en die nog steeds niet werd ingevoerd.
We hebben de cijfers van de Brusselnorm bekendgemaakt. Daaruit bleek dat Vlaanderen inderdaad die 5 procent van die gemeenschapsmiddelen besteedt op de verschillende domeinen waarvoor Vlaanderen bevoegd is in Brussel. We geraken gemakkelijk aan 5 procent voor Onderwijs; voor Inburgering – een bevoegdheid van minister Homans – geraken we aan 10 procent; voor Welzijn is en blijft het een probleem, daar zitten we amper aan 3 procent. In Brussel moet Vlaanderen de ambitie hebben om 30 procent van de bevolking te bereiken. We moeten daarvoor 5 procent van de gemeenschapsmiddelen vrijmaken.
Ik ben blij dat u die 30 procent erbij haalt, maar er is een contradictie. Ik kan niet zeggen dat u met die 5 procent 30 procent gaat halen. Je moet die definitie steeds samen nemen. Ik ben blij dat u erkent dat 30 procent van de Brusselaars ons doelpubliek is en niet dat u enkel wilt inzetten op de Nederlandstaligen. Dat zou een miskenning zijn van de realiteit en identiteit van de vele Brusselaars.
We zijn een open gemeenschap, we zijn een inclusieve gemeenschap. Vlaanderen heeft dat al getoond in Brussel. Ons onderwijs is er uiteraard voor de Brusselse Vlamingen, voor de Nederlandstaligen. U weet zeer goed dat ons onderwijs ook openstaat voor anderstaligen, maar het is evident dat er een voorrangsbeleid wordt gevoerd voor de Nederlandstaligen. Ook onze culturele instellingen, de kinderopvang, de welzijnsinitiatieven, ze staan open voor anderstaligen. Vlaanderen is een open gemeenschap, een inclusieve samenleving, en dat willen we ook hier in Brussel tonen.
De heer Van Grieken heeft het woord.
Minister kunnen zijn van de Vlaamse Rand rond Brussel, wat een droomjob moet dat voor u zijn als Vlaams-nationalist, om niet meer als VNSU-student (Vlaams-nationale Studentenunie) actie te voeren, maar vandaag de teugels in handen te hebben om beleid te voeren. Alleen, wat stellen we vast? Dat alle signalen van het Vlaamse karakter in de Rand rond Brussel op rood staan. Op het vlak van onderwijs, huisvesting, milieu en veiligheid kreunt de Rand onder die verdere verbrusseling.
In de meeste faciliteitengemeenten worden nog minder dan een op vijf kinderen geboren in een Nederlandstalig gezin. Een groeiend aantal Nederlandstalige scholen kampt met een steeds groter wordende groep anderstaligen, waardoor de onderwijskwaliteit er zienderogen op achteruitgaat.
De aanhoudende inwijking vanuit Brussel duwt de Vlamingen weg uit de Rand rond Brussel. Maar voor sommigen gaat dit nog niet ver genoeg. Zo pleiten ze openlijk voor de inplanting van hoogbouwprojecten die de inwijking vanuit Brussel nog zal aanzwengelen, wat uiteraard past in de Franse veroveringsstrategie. De resultaten zijn ernaar: in heel wat deelgemeenten in de Vlaamse Rand, in Ruisbroek, Zellik, Strombeek-Bever, Sint-Stevens-Woluwe, spreekt amper nog 15 procent van de jonge gezinnen Nederlands.
Met de bouwtoelating voor Uplace en voor extra stadsrecreatie in de groene gordel rolt de Vlaamse Regering de rode loper nog verder uit voor de ontnederlandsing van de Rand. Ik vind het compleet onbegrijpelijk hoe u als Vlaams-nationalist met de N-VA als enige tegen beter weten in, tegen elke vorm van gezond verstand in dat Uplace-verhaal blijft verdedigen.
Door actief mee te werken aan de oprichting van een Brusselse Hoofdstedelijke Gemeenschap, die de volledige oude provincie Brabant omvat, geeft de Vlaamse Regering de Brusselse expansiezucht extra wind in de zeilen. Ik begrijp dat echt niet. Terwijl de Vlaamse Regering de macht, de mogelijkheden en de ministers heeft om een assertief Vlaams beleid te voeren, werd er nooit eerder een beleidsbrief voorgelegd met zo weinig Vlaamse ambitie en zo weinig daadkracht. In de nasleep van het Linkebeek-debacle heeft de vzw die een duidelijke FDF-stempel heeft en gevestigd is in het stadhuis van Sint-Lambrechts-Woluwe – u weet wel, die gemeente waar Olivier Maingain de plak zwaait – brieven en pamfletten verstuurd waarin ze de Franstaligen oproept om zich zeker niet te integreren. Wat doet u als krachtdadig Vlaams-nationaal minister? U stuurt een briefje.
De ooit grootste sportieve en Vlaamse manifestatie, de Gordel, is niet alleen onder uw beleid maar ook onder dat van uw voorganger Geert Bourgeois, verschrompeld tot een manifestatie van amper 18.900 deelnemers. Vijf jaar geleden waren het er nog 80.000. Een sterkere indicator dat die nieuwe formule niet werkt, is er niet.
Uw beleid, minister, staat symbool voor een ambitieloze middelmatigheid, wars van elke Vlaamse reflex. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Doomst heeft het woord.
Het is niet omdat er in de Vlaamse Rand minder klagers zijn dan elders, dat de problemen niet even groot zijn. In de komende jaren hebben we echt wel nood aan daden en cijfers, niet aan woorden en wensen. De kans is groot dat we binnen tien, vijftien jaar 40.000 tot 50.000 mensen bij zullen krijgen in de Rand door de werking van de Europese machine en de wereldpoort die openstaat. De ontnederlandsing zullen we dringend moeten tegenhouden.
Men voelt aan dat dat niet met brochures alleen zal gaan. Dat zal niet alleen met shots op televisie lukken. We zullen daar echt op het terrein werk van moeten maken. Minister, los van uw tête-à-tête met minister Homans, wil ik u vragen vanuit mijn tête-à-tête met u om daar even aandacht voor te hebben. Ook al heb ik er begrip voor dat als u in de ogen kijkt van minister Homans, u meer aandacht hebt voor haar lieftallige verschijning dan voor mijn bede. (Applaus. Gelach)
Ik had niet verwacht dat u uw verleidingsstrategie zo geweldig zou demonstreren. (Opmerkingen van minister Liesbeth Homans en minister Ben Weyts)
Ik heb hetzelfde gevoel als u als ik in de ogen van mevrouw Homans kijk. (Applaus. Gelach)
Minister, ik had het erover dat u het in de Vlaamse Rand niet alleen moet doen met brochures en uitzendingen op RINGtv. Het zal ook moeten gaan met contacten op het terrein. Vandaar mijn bede om aandacht te hebben voor kleinschalige initiatieven. Dat is mijn dada. Om vooruit te kunnen gaan, zullen we er iets aan moeten in de contacten met mensen.
Linkebeek, dat non-event is voorbij. De carrousel zal efkens draaien. Voor velen geeft dat het gevoel dat dit geen politiek meer is, maar een rondreizend theater onder de titel ‘Waar Thiéry bleef stille staan’.
Er is een post-BHV-klimaat waarin ook mogelijkheden zijn. Ik zou toch aandringen dat we voor één verziekte faciliteitengemeente de ambitie niet opgeven om te proberen in de andere vijf zo veel mogelijk vooruit te gaan, omdat ik het gevoel heb dat daar een ander klimaat heerst en dat er kansen zijn.
We hebben het niet zo breed in de Vlaamse Rand, maar we moeten het toch wat breder laten hangen. Laat ons ons niet alleen op de 6 faciliteitengemeenten en de 13 buurgemeenten concentreren. Er is niet toevallig een Toekomstforum waarin de 35 gemeenten van Vlaams-Brabant zich hebben verenigd. Ik zou verzoeken om daar echt oor voor te hebben. Vanuit de basis worden er heel belangrijke dingen voor Vlaams-Brabant aangebracht.
De beleidsbenadering van de Rand moet breder, ook in de commissie. Daartoe willen we de vakministers ook uitnodigen. Hebben we perspectief om inzake het belangrijke Vlabzorginvest in 2016 stappen vooruit te zetten?
De heer Bajart heeft het woord.
Voorzitter, minister, dames en heren, Brussel, een stad waar iedereen wel een mening over heeft: gefundeerd, ongefundeerd en dikwijls – té dikwijls – beschuldigend. Parijs laat sporen na en het imago van Brussel heeft serieuze ‘motten’ gekregen. Het is echter mijn diepste overtuiging dat steekvlampolitiek en wantrouwen niets oplossen. Daar worden bovendien de Nederlandstalige Brusselaars, de Vlaamse Brusselaars geen meter mee vooruit geholpen. Wat onze hoofdstad nodig heeft, is een standvastig beleid. We hebben in deze legislatuur al een stap in de goede richting gezet. Mijn fractie en ikzelf zijn dan ook tevreden met de aanpak van minister Gatz. Hij is erin geslaagd om een aantal moeilijke dossiers te deblokkeren.
Er ligt een nota, een plan op tafel over het Vlaams gemeenschapsbeleid in Brussel in opvolging van de vraag van de taskforce.
De invoering van het N-logo is een feit. De fusie van de Vlaams-Brusselse Media, een politiek zeer gevoelig dossier, was de oorzaak van nogal wat commotie, waarover we hier en ook in de commissie hebben gedebatteerd met de collega’s Van den Brandt, Poschet en Vanlouwe. Daar heeft de minister ook verantwoordelijkheden opgenomen. Er is eindelijk een coherente visie op de toekomst van Brussel, met respect voor de autonomie en de rol van de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Geen processie van Echternach, of toch zo weinig mogelijk, maar tastbare resultaten en vooruitgang, stap voor stap.
De Brusselminister vervult zijn rol van bruggenbouwer met respect voor de bevoegdheden die elke partij rond de tafel heeft. Ook in samenwerking met andere Vlaamse ministers worden er resultaten geboekt. Collega Vanlouwe heeft al verwezen naar de verplichte inburgering in Brussel. Dat werd in samenspraak met de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC) weer op de sporen gezet, met respect voor het Vlaams inburgeringsbeleid, in samenwerking met minister Homans. De Vlaamse sociale bescherming en daaronder ook de zorgverzekering zijn vanaf 2016 en zeker in 2017 primordiale dossiers. Zijn we aan het einde? Zeker niet, we zijn maar aan het begin. Maar het is zeker aan ons, volksvertegenwoordigers, ook vanuit Brussel, om standvastig op de verantwoordelijkheden te wijzen.
Verder zijn de middelen voor NT2-cursussen ook het komende jaar verankerd in het budget. Wie in 2016 een cursus NT2 volgt, wordt vrijgesteld van zijn of haar inschrijvingsgeld. Ook dat is positief.
Dan is er de vraag: moet een Brusselminister als een bewakingsagent alle vergaderingen bijwonen van de GGC? Neen dus. Het gaat om resultaten, het gaat volgens mij niet om aanwezigheidspolitiek. Als Brusselaar in hart en nieren kan ik voor de toekomst alleen het kapitaal belang onderstrepen van de faciliterende rol van de Brusselminister. Het is zijn rol binnen de regering, zoals het ook onze rol is als Brusselaars in het Vlaams Parlement, om de andere vakministers te wijzen op hun verantwoordelijkheden als het op Brussel aankomt. Want op verschillende domeinen kampen we nog altijd, laat ons eerlijk zijn, met een historische achterstand. In Welzijn voorbeeld wordt de Brusselnorm niet gehaald. Hiervoor kijk ik in de richting van minister Vandeurzen. Welzijn moet een ankerpunt worden in het Vlaamse Brusselbeleid, maar ik zie te weinig ambitie. We weten allemaal dat dat enorm moeilijk is, maar toch. Ook voor sport vragen we aan minister Muyters om grotere aandacht te hebben voor de hoofdstedelijke situatie. Hij doet het al, hij spreekt erover. Wij ook.
Het Nederlands blijft de motor voor de opwaartse sociale mobiliteit en een sterk Vlaams Gemeenschapsbeleid komt iedereen in Brussel ten goede.
Collega’s, ik doe een warme oproep: laten we Brussel niet stiefmoederlijk behandelen vanuit Vlaanderen maar in al zijn diversiteit omarmen, accepteren en vooruitgaan. (Applaus bij de meerderheid)
Mijnheer Bajart, u krijgt luid applaus omdat u de verwezenlijkingen van uw minister in de verf zet. Ik heb tot het einde gewacht omdat ik het lijstje zeker niet wilde missen. Ik wil even overlopen wat u als realisaties van uw minister ziet.
De Vlaams-Brusselse Media kun je met moeite een succesdossier noemen. Dat is een kolderdossier geweest. Het N-logo was iets van de VGC en ik heb daar ernstige kritiek vanuit uw eigen meerderheid op gehoord. Wat betreft de nota over hoe het verder moet met de taskforce, heeft de administratie van de VGC tijdens een bezoek dat we hebben gebracht, zelf gezegd dat het nogal wordt tegengewerkt vanuit de Vlaamse administratie om gewoon eens samen te komen. De Vlaamse sociale bescherming: als ik aan minister Gatz of aan minister Vandeurzen vraag wat dat zal betekenen voor Brussel, dan weten ze het nog niet, maar ze gaan het nog bekijken. Denkt u dat de historische achterstand in Welzijn zal worden weggewerkt vanuit het budget Welzijn? Minister Gatz heeft gezegd dat men dat zal doen met het Brusselfonds. De helft van het Brusselfonds zal daartoe dienen.
Het lijstje van realisaties vind ik onvoldoende. Ik wil minister Gatz nog een tijdje het voordeel van de twijfel geven, maar het is niet overtuigend om af te komen met deze realisaties.
Het was niet de bedoeling om een lijst van realisaties op te sommen. Het is een lijst van moeilijke dossiers die worden aangepakt. De Vlaams-Brusselse Media is in feite een fusie die vorige legislatuur al juridisch klaar was. Vandaag wordt daar in de praktijk aan gewerkt. Dat is een realiteit die we ook hebben besproken.
Welzijn is uiteraard immens moeilijk, maar ik wil vandaag, vanuit onze plicht als Brusselaars in het Vlaams Parlement, onderstrepen dat we daar hardnekkig aan moeten blijven voortwerken. Ik had het niet over de realisaties, zeker niet van Welzijn.
Mevrouw Segers is verontschuldigd. Het woord is aan de heer Segers.
Voorzitter, ministers, collega’s, de mooie, Vlaamse en Groene Rand mag na twee dagen debatteren aan bod komen in een avonddebat. Ik heb begrepen dat de sprekerslijst volgende keer wordt omgekeerd en dan staan wij, zoals het past, in de frontlinie met de Rand, een regio vol uitdagingen en af en toe wat politieke balorigheden. Ik zal de geschiedenis niet herhalen: het collectief ontslag van een aantal mensen in de gemeenteraad van Linkebeek, de nieuwe verkiezingen die vorige week zijn uitgeschreven. U kent ondertussen de resultaten. Het waren buitengewone verkiezingen, om verschillende redenen: het resultaat van buitengewone koppigheid en eigenwaan, buitengewoon duur en bovendien buitengewoon zinloos. De wet is duidelijk. De minister heeft dit ook reeds na de verkiezingsuitslag meegedeeld en wij steunen haar daarin. Zoals gezegd, zal dit waarschijnlijk nog een aantal draaien aan de carrousel met zich meebrengen, maar ook dan gaan we ervan uit dat inderdaad gekeken wordt naar een ordentelijk bestuur en het feit dat de gezagsdragers in Linkebeek daar ook rekening mee houden.
Want in de Vlaamse Rand zijn er uiteraard heel wat andere uitdagingen, die ook om mensen draaien en niet om één mens. Minister, we stellen met genoegen vast dat u in uw beleidsbrief aanhoudt de faciliteitengemeenten niet los te laten. Dat doet u enerzijds met de klemtoon op een bijschaving van het Gordelfestival, daar blijft u deze gemeenten daadwerkelijk bij betrekken. U doet dat ook door het feit dat u de kleinschalige subsidies behoudt voor initiatieven die het Vlaams en groen karakter ondersteunen, specifiek voor die gemeenten, en dat ze dus geen deel uitmaken van de aangekondigde schaalvergroting die voor de andere gemeenten geldt. Collega Doomst had daar wat bedenkingen bij, maar ik denk dat dit een ideaal moment is om te beseffen dat de gemeenten en verenigingen die hier creatief willen op inpikken, een vernieuwde en doordachte impuls kunnen geven aan precies dat Vlaams en groen karakter. Dat vindt onze collega van het Vlaams Belang ook niet onmiddellijk terug, maar we moeten daar de mensenverenigingen en gemeenten echt op richten.
Een ander probleem dat ook is aangehaald, is de historische achterstand van Welzijn. Daar worden duidelijk stappen in de goede richting gezet, denken we maar aan een investering van een opmerkelijk bedrag op het vlak van kinderopvang en de investeringsconstructie van Vlabzorginvest.
Als we het over de Rand hebben, moeten we het uiteraard ook hebben over sociale verdringing. In uw beleidsbrief kondigt u aan mee werk te zullen maken van een nieuwe regeling voor ‘Wonen in eigen streek’ die deze verdringing moet tegengaan, uiteraard rekening houdend met de opmerkingen die het Grondwettelijk Hof maakte toen het die regeling in de vorige regering heeft vernietigd. Die opmerkingen richtten zich vooral op het gebrek aan een aantal sociaal-economische indicatoren, en niet zozeer op de voorwaarde van verbondenheid met de regio. Vanuit die overweging dat de Vlaamse Rand echt in de frontlinie ligt van deze sociale verdringing, die bovendien ook vaak met ontnederlandsing gepaard gaat, vragen wij dan ook met aandrang erop toe te zien dat de nieuwe regeling ook een sterke voorrangsregeling bevat. Diezelfde ontnederlandsing is de gemeenschappelijke factor in een resem andere uitdagingen waarmee de Rand geconfronteerd wordt, maar die pakt u aan samen u met vzw ‘de Rand’ en andere medespelers op het vlak van taalpromotie.
In het overlopen van alle beleidsdomeinen die u horizontaal mee in het oog zult houden, had ik toch graag nog de aandacht gevestigd op, enerzijds, de inburgering en het blijvend behoeftedekkend NT2-aanbod en, anderzijds, het onderwijs. Wij wachten begin volgend jaar de eerste resultaten van de Task Force Onderwijs voor de Vlaamse Rand met grote belangstelling af.
Afrondend zou ik graag nog een lans willen breken voor een doorgedreven solidariteitsgedachte binnen de hele regio die Vlaamse Rand wordt genoemd.
De uitdagingen zijn er van dien aard dat ze niet gemeente per gemeente of stad per stad kunnen worden aangepakt, maar echt met een coherente aanpak vanuit een streek- of regio-identiteit. Er is reeds verwezen naar het Toekomstforum Halle-Vilvoorde: dat biedt heel wat mogelijkheden en we kijken daarnaar uit. (Applaus bij de meerderheid)
Dames en heren, ik weet nog niet hoe laat de vergadering vandaag eindigt. Ik nodig collega’s die een taxi nodig hebben vriendelijk uit om dat te melden aan mijn charmante medewerkster Rita.
De heer Poschet heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, Brussel is een uniek stadsgewest door zijn economische kracht als dé groeimotor en als het Europese en internationale centrum van het land, door het culturele en artistieke aanbod, door de bevolkingssamenstelling en de demografische evolutie en door de politieke structuur.
In dit unieke stadsgewest is dit parlement, ons parlement, voor de volle 100 procent bevoegd voor Nederlandstalig onderwijs, cultuur, kinderopvang, ouderenzorg, sport en armoedebestrijding, enzovoort. Voor dit beleid zien we 30 procent van de Brusselaars als doelpubliek. Het gaat dan om 350.000 inwoners. Daarmee is Brussel de tweede stad van de Vlaamse Gemeenschap, na Antwerpen, maar vóór Gent.
Door de specificiteit van Brussel moet ons beleid voor die 350.000 Brusselaars een beleid op maat zijn. Kunnen we het ‘algemene’ Vlaamse beleid zo maar op Brussel overplanten? Het antwoord is neen. De Brusseltoets zorgt voor een wettelijke toets. Er is echter ook een realiteitstoets nodig. Worden onze leerkrachten voldoende voorbereid op de bijzondere context van een klas in Brussel, met een superdiversiteit en een minderheid die thuis Nederlands spreekt? Tussen haakjes, die uitdaging duikt ook in andere steden op. Bereiken onze culturele centra een voldoende divers publiek? Is de sectorale steun voor gemeenten – die in Brussel blijft bestaan – bij die gemeenten wel voldoende gekend? Ik pleit niet voor een beleid à la tête du client, maar misschien moeten we af en toe afwijken van een al te rigide afhandeling van subsidieaanvragen.
Bij dit beleid op maat, bij deze realiteitstoets kan en moet er voluit worden samengewerkt met dé Brussel-experts van onze Vlaamse overheid: de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Dat is onze partner. Het is positief dat de Vlaamse Regering met het College van de VGC gaat samenzitten en dat beide samen de bakens zullen uitzetten voor het beleid van de komende vijf tot tien jaar. We roepen u op om hier vaart mee te maken. 2016 zal ook een jaar worden waarin de hervorming van de Vlaams-Brusselse Media op toerental komt. We hopen dat het community-gevoel blijft doorleven en de hervorming zal ondersteunen. Bruzz heeft zeker ook een rol te spelen in het imago van Brussel.
Het Vlaamse Gemeenschapsbeleid in Brussel moet worden voortgezet. Wij willen maximaal kansen creëren voor de Brusselaars, via voldoende en kwalitatief Nederlandstalig onderwijs en kinderopvang, via een rijk cultuuraanbod, via een levendig Nederlandstalig socio-cultureel verenigingsleven, via sport. Wij, Brusselaars, moeten die kansen ook grijpen, want als mensen hun talenten kunnen ontwikkelen, staan ze sterker in het leven. Het beleid moet mensen verbinden, zeker ook in Brussel. Het ‘wij’ is net hier en vandaag belangrijker dan ooit. (Applaus bij CD&V en Open Vld)
Minister Weyts heeft het woord.
Ik ga antwoorden op enkele opmerkingen over het Vlaamse Randbeleid. Ik heb in de commissie al geantwoord op de bekommernissen van collega Doomst over de kleinschaligheid. Ook heb ik begrip voor de discussie over de uitbreiding van het Vlaamse Randbeleid. Ik wil uw bekommernis afwegen tegenover mijn bekommernis. Ik wil vermijden dat de middelen bestemd voor de Vlaamse Rand over een groter gebied worden verkruimeld, waardoor we uiteindelijk een poedersuikerbeleid voeren en in Aalst uitkomen. Ik weet dat dit niet uw bedoeling is.
Ik ben dus echt bereid om good practices uit te wisselen. Over het uitsmeren van de middelen ben ik terughoudend.
Mijnheer Van Grieken, het beleid inzake de Vlaamse Rand steunt op twee pijlers. Enerzijds moet men nieuwkomers een gastvrij doch kordaat integratiebeleid aanbieden. Anderzijds moet men nieuwkomers onderdompelen in een warm integratiebad. Daartoe moet men zorgen dat er genoeg water in het bad staat. Ik bedoel daarmee dat de ontvangende gemeenschap met genoeg mensen moet zijn – zowel kwalitatief als kwantitatief. Dat zijn onze pijlers. Vandaar dat het erg belangrijk is dat er opnieuw werk wordt gemaakt van een voorrangsbeleid betreffende de verkoop van private gronden, na de vernietiging door het Grondwettelijk Hof. Ook de heer Segers zei dat.
Het recht op wonen in eigen streek wil de Vlaamse overheid maximaal garanderen. Vandaar dat we bereid zijn om in te grijpen op de privatemarktwerking en bij de verkoop van kavels een aantal kavels reserveren voor mensen die een band hebben met de streek. Dat is voor ons erg belangrijk, gezien de sociale verdringing in de Vlaamse Rand. Daar stegen de grond- en woningprijzen met 400 procent in enkele jaren tijd. Dat zorgt ervoor dat jongeren en gezinnen moeten uitwijken en niet langer in eigen streek kunnen wonen. Daaraan remediëren is essentieel. We maken daar ook werk van. In de loop van 2016 nemen we daartoe decretale initiatieven.
U richt zich tegen Uplace, maar u moet weten dat er een afspraak is met Uplace over het taalgebruik in en buiten Uplace. Als u denkt dat u op dit punt Uplace wilt veroordelen, dan denk ik dat u daarover nog eens goed moet nadenken. Zo’n convenanten met afspraken over het taalgebruik bestaan niet met Delhaize of Carrefour, maar wel met Uplace. Als u Uplace opvat als een steen des aanstoots, dan zult u nog veel andere projecten moeten afwijzen, want elders bestaan die convenanten niet.
Wat De Gordel betreft, zorgen minister Muyters en ik ervoor dat die opnieuw in het teken van het Vlaamse en groene karakter wordt georganiseerd. We hebben elkaar daar ontmoet, mijnheer Van Grieken. U droeg er wat u nu draagt, en ik stond er in korte broek. U wordt verweten een vorm van kortebroeknationalisme aan te hangen. Wel, ik wil u aanraden om de volgende keer in korte broek te komen. In plaats van enkele minuten voor de camera te verschijnen, doe gewoon mee. Participeer, en fiets en wandel mee. Toon niet alleen in woorden maar ook in daden dat u het goed voorhebt met de Vlaamse Rand. (Applaus bij de N-VA)
Minister, dat is een beetje flauw. U weet ook dat u samen met die andere prominenten slechts tien minuten hebt gefietst. Terwijl wij onze actie nog aan het opruimen waren, kwamen er parlementsleden al terug om zich om te kleden, want ze hadden hun cameramomentje al beleefd. Ja, ik zal de uitdaging aangaan en samen met u aan De Gordel participeren. U leukt dit verhaal steeds opnieuw op. Maar ik had graag vernomen waarom 18.000 mensen aan die manifestatie meedoen. Uw concept werkt blijkbaar toch niet zo goed.
Het is fijn dat u probeert om de aandacht af te leiden, maar op vijf jaar tijd zijn we van tachtigduizend deelnemers – ooit de grootste Vlaams-nationale groene en sportieve manifestatie – afgezakt naar iets dat niet meer lijkt op wat het vroeger was. De kritieken zijn legio. In een tweede ronde zegt u dan altijd: “We doen het ten minste. We hebben het opnieuw opgestart.” Maar het is onder uw eigen partij, onder uw voorganger dat het is afgeschaft. Het is dus geen verdienste dat u het opnieuw hebt opgestart: u had het beter nooit afgeschaft. Dan hadden we nooit zulke lage cijfers gehad.
Ik denk niet dat het afgeschaft is, laat staan dat het dan ook weer opgestart is. Het is toch niet afgeschaft?
De Gordel en het Gordelfestival, dat is niet meer hetzelfde. Dat is net ook de fundamentele kritiek van de mensen in de Rand. Het is een heel ander concept. Het is natuurlijk daar dat ik op doel, minister.
Daarom zou ik net verwachten dat u mezelf en collega Philippe Muyters ten volle zou steunen in het prononceren van het Vlaamse en groene karakter van die Gordel, waar wij daadwerkelijk werk van maken. Wij rekenen op uw steun, in korte broek. We zien elkaar volgend jaar. (Opmerkingen. Gelach)
Minister Gatz heeft het woord.
Collega’s, ik heb de verschillende interventies over Brussel goed beluisterd. En hoewel er hier en daar ook wel fundamentele meningsverschillen zijn, gaat het toch vaak om nuances en is het water niet altijd zo diep als het hier vanop het spreekgestoelte lijkt. Ik denk dat wat ik in mijn beleidsbrief en in de middelen die daaraan gekoppeld zijn, probeer te weerspiegelen, een breed draagvlak kan vinden in dit parlement, namelijk het resoluut investeren, via onze gemeenschapsbevoegdheden, in onze hoofdstad.
We doen dat met Onderwijs, waar we substantieel in investeren. Daar kan kritiek op komen, zoals vanmiddag nog bij de actuele vragen, door bijvoorbeeld mevrouw Van den Brandt. Dat mag en dat moet voor het debat, maar het aantal plaatsen dat wij er op korte termijn bij creëren, is substantieel. Wij verliezen daarbij ook de ondersteuning van de leerkracht niet uit het oog.
Wij zijn nog altijd zeer manifest aanwezig met onze culturele kwaliteit, op allerlei podia groot en klein in de hoofdstad. Dat wordt door vriend en vijand bevestigd. We weten allemaal dat er in Welzijn nog een heel groot gat dicht te rijden is. Ik heb u gezegd dat ik daar vanaf 2017 in elk geval mijn hefboomkapitaal van het Vlaams Brusselfonds voor wil inzetten. De contacten met collega Vandeurzen om de deuren wat breder open te bonken, lopen nog steeds. Hij is zich daar ook van bewust. Hetzelfde geldt voor de goede contacten met collega Muyters. Het sportbeleid in Brussel mag er zeker zijn, vanuit Vlaams oogpunt. We moeten nu zien dat we in het volgende jaar de keuzes omtrent de richting die we met bijkomende Vlaamse sportinfrastructuur uitgaan, kunnen maken.
Ik wil ook de aandacht vestigen op mijn beleidsdomein Jeugd. Het jeugdbeleid in Brussel staat voor veel Vlaamse, maar ook anderstalige jongeren open. Recent hebben we nog, met steun van collega Homans, in het kader van de positieve identiteitsontwikkeling, bijkomende middelen toegekend aan twee van de acht projecten in Brussel, die van start kunnen gaan vanaf januari.
Dan is er nog Inburgering, waarmee ik een beetje de brug wil maken naar het GGC-beleid (Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie), dat hier vanuit verschillende invalshoeken naar voren is gebracht. Wij volgen daar de volgende methode. Als de noodzaak om ook in Brussel een inburgeringsbeleid uit te rollen, via het kader van de GGC en de twee sporen – een Vlaams inburgeringsbeleid of een inburgeringsbeleid aan Franstalige kant in Brussel – op de agenda komt, dan overlegt mijn kabinet met het kabinet van mevrouw Homans en vice versa. Wij hebben daar helemaal niet lang over moeten vergaderen. De positie was snel en helder bepaald. Daar is dan over gecommuniceerd met de collega’s van en binnen de GGC. Zij hebben dan ook, met het oog op volgend jaar, in hun eigen begroting de middelen vrijgemaakt om eindelijk dat traject uit te rollen. Wij nemen met andere woorden wel degelijk onze rol op om ten aanzien van de GGC, op de momenten dat het ertoe doet – los van het feit dat onze contacten met de andere kabinetten binnen de GGC rond allerlei dossiers voortdurend lopen – er te staan, hetzij alleen, hetzij met andere collega’s van de Vlaamse Regering. In het kader van de Vlaamse sociale bescherming zal dat inderdaad wel degelijk met collega Vandeurzen gebeuren.
Er is hier door sommigen wat smalend gedaan over realisaties. Ik wil herhalen dat het niet evident en misschien zelfs niet wenselijk is om alleen dingen te realiseren in Brussel omdat ze dan ook alleen staan en snel in het geheel wegzakken, niet zichtbaar zijn en geen impact krijgen. We moeten in Brussel vooral inzetten op samenwerking. Ik verwijs nog heel kort naar het debat over de actuele vraag van de heer Poschet deze namiddag. Wanneer we in Brussel aan het imago van onze stad willen werken, is het goed om dat samen met anderen te doen, in dit geval het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en visit.brussels. Inburgering doen we samen met de GGC maar ook met de VGC, omdat zij binnen het agentschap ook een regierol voor Brussel heeft en behoudt. Rond Muntpunt en de Vlaams-Brusselse Media zijn er samenwerkingsverbanden, in dit geval met Collegelid Smet en met de VGC in het bijzonder. Rond cultuur zijn er samenwerkingsverbanden mogelijk met minister Milquet, om met de Franse Gemeenschap een aantal dingen samen te doen in Brussel.
Hier leg ik dus de nadruk op. Sommigen denken dat het enkel maar papier is dat verduldig is. Samenwerken in Brussel is noodzakelijk. Het is, zelfs met substantiële middelen, de enige manier voor ons om in Brussel mee het verschil te kunnen maken. Ik ga verder op de ingeslagen weg. En zo, collega’s, moeten ook onze afspraken binnen en met de VGC bekeken worden, over hoe wij het Vlaamse Gemeenschapsbeleid samen zullen uitbouwen en op die manier versterken. (Applaus bij de meerderheid)
Bestuurszaken
Dan beginnen we nu aan het onderdeel bestuurszaken.
De heer Maertens heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik vrees dat het domein Bestuurszaken niet meteen het meest sexy thema is om hier als laatste te bespreken. Ik ga er weinig collega’s mee verleiden, om in de terminologie van minister Weyts van daarnet te blijven. (Opmerkingen van minister Homans)
Ik hoop, minister, dat ik dat met u wel kan doen, maar we zullen er niet op doorgaan. Nu toch niet.
Het is misschien een minder sexy, maar toch een zeer essentieel en belangrijk domein. Want in dit beleidsdomein zorg je ervoor dat de machine draait en blijft draaien. Dat het grote raderwerk dat de Vlaamse overheid is, goed en zo efficiënt en zuinig mogelijk functioneert. Dat de overheid de burgers en ondernemers een kwaliteitsvolle dienstverlening kan aanbieden. Want tenslotte betalen zij daar toch belastingen voor.
Die dienstverlening evolueert, ook bij de Vlaamse overheid en bij de lokale besturen. Minister, ik ben dan ook zeer tevreden dat u in uw beleidsbrief opnieuw de lijn van de Vlaamse overheid doortrekt naar die steden en gemeenten. De lokale besturen kunnen steeds meer meegenieten van de expertise en de toch grotere mogelijkheden waarover de Vlaamse overheid als apparaat beschikt. Bijvoorbeeld inzake aankopen, of inzake projecten van digitalisering van de dienstverlening. Dergelijke acties op Vlaams niveau kunnen heel vaak ook een heel grote meerwaarde betekenen voor de lokale besturen, voor de steden en gemeenten.
De dienstverlening aan burgers en ondernemers evolueert. Het is zeer goed dat Vlaanderen radicaal op de snelweg van de digitalisering en het e-government wil gaan rijden. Het actieplan Vlaanderen Radicaal Digitaal is meteen, wat mij betreft, het meest vernieuwende element in de beleidsbrief en de begroting voor Bestuurszaken. Zo is er bijvoorbeeld elk jaar een hefboombudget van 10 miljoen euro voor de realisatie van concrete digitaliseringsprojecten. We kennen de automatische toekenning van studietoelagen, die op til staat. Dat is heel belangrijk. Maar ook het steeds meer beschikbaar stellen van open data is, zeker voor ondernemers in Vlaanderen, niet zonder belang.
Dat zijn concrete verbeteringen, concrete projecten die voor de burger en voor de ondernemer in Vlaanderen het verschil kunnen en moeten maken. En dat is nu net de opdracht die een bestuur, die een overheid met beide handen moet aannemen. Dat is nu net de opdracht die deze Vlaamse Regering voor zichzelf heeft vooropgesteld. Ik wens u, minister, alle succes om die opdracht tot een goed einde te brengen. We zullen u in de commissie Bestuurszaken wel geregeld herinneren aan het belang van die taak. (Applaus)
De heer Kennes heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister, velen van jullie hebben vast graag gewacht op het moment dat ik naar het spreekgestoelte kwam, omdat jullie weten dat onze lange besprekingen dan gedaan zijn. (Gelach. Applaus)
Zoals collega Maertens net heeft gezegd, is die administratie de basis van heel onze werking. In die zin is het belangrijk om er, zelfs op het einde van de besprekingen, nog even bij stil te staan.
Minister, we hebben het daarstraks gehad over het streefdoel van 40 procent vrouwen in het top- en middenkader. Er zijn voor verschillende doelgroepen streefcijfers vooropgesteld. Ik besef dat in een krimpende organisatie, met minder medewerkers en minder departementen, het vaak moeilijker is om dat streefcijfer te halen. Namens mijn fractie zou ik er echter blijvend op willen aandringen om daar actief werk van te maken.
Het gelijkschakelen van de arbeidsvoorwaarden van statutairen en contractuelen is een kwestie van billijkheid. Het is een punt dat u na aan het hart ligt. Het is in elk geval een punt waarop ik vaak de aandacht vestig. Het is een agendapunt waarvan we ook het volgende jaar werk moeten blijven maken. Ik reken erop dat dat kan gebeuren met pragmatische stappen. Ik denk niet dat dat met grote theorieën of discours moet gebeuren, maar wel vooral met pragmatische stappen. Al onze medewerkers hebben het recht om, als ze in eenzelfde organisatie werken, hetzelfde werk doen en op dezelfde werkvloer actief zijn, gelijk te worden behandeld.
Ik wil ook graag mijn steun uitspreken voor de initiatieven die u neemt om in de brede overheidssector de uitzendarbeid mogelijk te maken, voor de centrale overheid, maar ook voor de lokale besturen. Het stelt hen in staat om kort op de bal te spelen.
Daarbij aansluitend – omdat het gaat over de minder evidente zaken in ons personeelsstatuut – zou ik ook nog eens de lans willen breken om de elders verworven competenties maximaal te kunnen inzetten. Het komt erop aan om geen talenten, geen competenties en geen vaardigheden verloren te laten gaan.
Minister, tegen het einde van de legislatuur wil de Vlaamse Regering het met 1950 personeelsleden minder doen. U bevestigt dat dat op koers zit. Onze zorg is dan altijd dat ook de kwaliteit van de dienstverlening niet in het gedrang mag komen.
Ook aan efficiëntiewinsten en productiviteitsstijgingen zitten limieten. Het is belangrijk dat we ook weten waar die liggen. Het welzijn van de Vlaamse ambtenaar is een belangrijke factor om de beleidsdoelstellingen te halen en om de goede beleidsdienstverlening te verzekeren.
Voorzitter, ik sluit af met een pleidooi om ook op het Vlaamse niveau het sociaal overleg ernstig te nemen, goed te laten verlopen en daarin als overheid te investeren. (Applaus bij de meerderheid)
Minister Homans heeft het woord.
Ik wil de twee sprekers bedanken die toch nog de moeite hebben gedaan om laat op de avond over dit heel belangrijk thema een zeer positief betoog te houden.
Mevrouw Pira heeft het woord.
Minister, in onze commissievergaderingen hebben wij twee keer het thema van het ziekteverzuim bij de ambtenaren ter sprake gebracht. Volgens de laatste cijfers was dat redelijk hoog. Daarover wil ik het echter niet hebben. In dat kader had u een actieplan tegen burn-outs bij ambtenaren aangekondigd. U had dat in het najaar beloofd. In het voorjaar van volgend jaar zou er een rondetafel komen. Voor zover ik weet, hebben we daarover nog niets vernomen. Loopt dat actieplan vertraging op? Of heb ik iets gemist?
Mevrouw Pira, u weet dat ik er voorstander van ben om zo veel mogelijk informatie te delen met en te bespreken in het parlement. Ik kan u zeggen dat het actieplan klaar is, dat we op schema zitten en dat de rondetafel begin januari zal plaatsvinden.
Vraagt nog iemand het woord over deze drie ontwerpen van decreet? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.