Report plenary meeting
Ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2016
Ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2016
Report
Algemene bespreking (Voortzetting)
Dames en heren, aan de orde is de voortzetting van de algemene bespreking van het ontwerp van decreet houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2016, het ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2016 en het ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2016.
Mobiliteit en Openbare Werken
We bespreken het onderdeel Mobiliteit en Openbare Werken.
Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Voorzitter, ministers, collega’s, ik overloop alvast drie voor onze fractie belangrijke topics, namelijk combimobiliteit, openbaar vervoer en investeringen. Verder zullen mijn collega’s het nog over verkeersveiligheid en het spoor hebben.
Ten eerste, de combimobiliteit. We moeten afstappen van de verkokerde visie op mobiliteit. Auto, deelauto, fiets, taxi, openbaar vervoer en buurtbus zijn complementair. We moeten mensen meer aanmoedigen tot een gecombineerd gebruik ervan. Het is onze ambitie om de Vlaming te verleiden om minstens een deel van zijn traject af te leggen met een alternatief voor de auto. Deze ketenbenadering betekent dat er extra aandacht besteed wordt, ook in de beleidsbrief uiteraard, aan het ontwikkelen van knooppunten en overstapmogelijkheden en aan de afstemming van dienstregelingen, of het nu van auto naar bus of fiets is, of naar trein, en omgekeerd.
Ten tweede: openbaar vervoer. De basismobiliteit heeft in het verleden haar verdiensten gehad. In absolute cijfers zijn er vandaag ongetwijfeld meer mensen die gebruikmaken van het openbaar vervoer dan pakweg vijftien jaar geleden. Maar we moeten eveneens vaststellen dat het aandeel van openbaar vervoer in woon-werkverkeer en in het totale verplaatsingsgedrag van de Vlaming ongewijzigd bleef. Dat moet anders. In de toekomst zal de omslag gemaakt worden naar basisbereikbaarheid. En vlak voor de zomer hebben we in deze vergadering een resolutie goedgekeurd waarin duidelijke keuzes staan met betrekking tot de invulling van deze basisbereikbaarheid: de hiërarchische opbouw van ons vervoersmodel, een meer vraaggericht openbaar vervoer, het beter betrekken van private partners, een onafhankelijke regisseur en medezeggenschap – belangrijk voor velen onder ons – voor de steden en gemeenten.
We kijken dan ook met belangstelling uit naar de conceptnota van de Vlaamse Regering over de toekomstige organisatie van ons openbaar vervoer, dat met een stipte, kwaliteitsvolle en vraaggerichte dienstverlening de Vlaming ertoe moet verleiden de overstap naar het openbaar vervoer te maken.
Daarnaast, en dat is meteen het laatste punt dat ik wil aanraken, blijft de Vlaamse Regering investeren in infrastructuur en in onze havens, en ik herhaal nog eens kort dat het een goede zaak was dat de Vlaamse Regering op basis van een positieve maatschappelijke kosten-batenanalyse volop de kaart trok van het Deurganckdok. We vernamen recent dat daar wat juridische problemen opduiken. Ik kan niet genoeg benadrukken hoe dramatisch het zou zijn voor de toekomst van de Antwerpse haven en de tewerkstelling mochten daar stokken in de wielen worden gestoken. Ik hoop dat de Vlaamse Regering spoedig actie onderneemt.
Tot slot, het Masterplan 2020: met de keuze voor een overkapte Oosterweelverbinding verenigt men het beste van twee werelden. Dat is de aanleg van een Scheldeoeververbinding om komaf te maken met de files, én de overkapping van de Antwerpse ring, wat uiteraard de leefbaarheid van de stad ten goede komt. Gisteren vernamen we het heuglijke nieuws dat Alexander D’Hooghe van het Massachusetts Institute of Technology met zijn team werd aangesteld als intendant. We zetten opnieuw een belangrijke stap vooruit. De intendant zal de overkappingsplannen moeten concretiseren. Ik ontwaar een voorzichtig enthousiasme in alle kampen, hopelijk mondt dit uit in een even voorzichtig groeiend draagvlak.
Het Masterplan Antwerpen gaat om meer dan het rondmaken van de Antwerpse ring. Het bevat een totaalpakket aan investeringen, waaronder tramverbindingen, verhoging van de bruggen over het Albertkanaal en de aanleg van fietspaden. Eigenlijk is het het schoolvoorbeeld van het combimobiliteitsverhaal waar ik mijn betoog mee startte: enkel door een en-enverhaal zullen we onze mobiliteit kunnen vlottrekken. En laat dat exact de kern van het beleid zijn van deze minister van Mobiliteit, die daar dan ook – het zal u niet verbazen – onze volledige steun voor krijgt. (Applaus bij de N-VA)
De heer de Kort heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik zal mijn betoog beperken tot enkele thema’s: verkeersveiligheid, de kilometerheffing en de fiets. De afgelopen weken hebben we slecht nieuws gekregen over het aantal verkeersdoden. De daling die de voorbije jaren was ingezet, wordt jammer genoeg omgebogen in meer doden in het verkeer. Er vielen het voorbije jaar 393 doden op onze Vlaamse wegen, 393 familiedrama’s, 393 vermijdbare drama’s. We hebben de ambitie om tegen 2020 het aantal verkeersdoden naar 200 te brengen, en op lange termijn naar 0. Een verre droom wellicht, maar wel een kraakhelder richtpunt.
Eergisteren kreeg mijn goede collega Lode Ceyssens, burgemeester van Meeuwen-Gruitrode, een keihard telefoontje. Wie het ooit meemaakte, weet dat op zo’n moment de anonieme statistieken ontzettend dichtbij komen. Daarom ben ik zeer verheugd, minister, dat u heel wat investeringen plant in verkeersveiligheid. In de eerste plaats wilt u de pakkans verhogen met onder meer de trajectcontroles. Want de hoofdverantwoordelijkheid voor die verkeersdoden ligt niet bij u als minister van Openbare Werken, ook niet bij de mensen die de wegen ontwerpen, en ook niet bij de politieagenten. Die ligt, jammer genoeg, bij onszelf, bij ons gedrag als bestuurder. Soms zijn we te snel, te onoplettend, te overmoedig in het verkeer. Ja, wij geloven in een slimmer verkeer, wij geloven in innovatie, in een leesbare weg – ik verwijs hier ook graag naar onze conceptnota eenvormig snelheidsbeleid. Maar de hoofdverantwoordelijkheid ligt bij het gedrag van ons allemaal als bestuurder.
Minister, naast uw infrastructuurinspanningen voor een leesbare weg en voor trajectcontroles, wilt u onder meer de klemtoon leggen op een betere rijopleiding, met meer aandacht voor rijervaring. Daarnaast steunen wij hier, maar vooral ook op het federale niveau, uw pleidooi voor een rijbewijs met punten. Er bestaat geen wonderoplossing van één maatregel om de verkeersveiligheid te realiseren, we kunnen dat met veel kleinere maatregelen. Laat ons dus inzetten op een betere opleiding, een betere sensibilisering, betere infrastructuur en een hogere pakkans.
Volgend jaar op 1 april wordt gestart met de kilometerheffing voor vrachtwagens. Minister, u hebt toegelicht wat dat budgettair betekent. 100 miljoen euro extra investeringen in weginfrastructuur. Tijdens de bespreking van de beleidsbrief hebt u de slimme kilometerheffing voor personenwagens aangekondigd. Als we echt willen zorgen voor een modal shift, en als we in de toekomst mobiliteitssturend willen kunnen werken, dan zullen we zo’n kilometerheffing voor personenwagens moeten invoeren. Het is goed dat u dat aspect verder wilt onderzoeken. Alleen dan zullen mensen nadenken over de opportuniteit van hun verplaatsingsgedrag. Zijn er alternatieven? Is dit het juiste moment om mijn verplaatsing te doen?
Dat brengt mij naadloos bij de duurzame alternatieven. Er werd hier al verwezen naar de resolutie over de basisbereikbaarheid, en mevrouw Brouwers zal dat nog verder toelichten.
Het blijft voor ons van belang dat er verder wordt geïnvesteerd in fietsen. Het is goed dat daar in het verleden zeer veel is in geïnvesteerd en dat dat ook zal gebeuren in de komende periode. Het is ook goed dat u de belofte van het meerjarenprogramma van de wegen hebt overgemaakt. Alleen, minister, we moeten onze weg in dat meerjarenprogramma zoals het nu is opgesteld, ook voor de fietsinvesteringen, nog in zoeken. Er ligt nog heel veel werk op de plank. Naast de goedkeuring van de begroting straks, werkt onze fractie in de toekomst zeer graag met u als minister verder op een positieve manier. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Minister, ik heb nog een vraag voor u, en ik hoop dat we het antwoord krijgen vooraleer we moeten stemmen over de begroting. Uiteraard investeert u niet alleen in wegen, maar ook in waterwegen en openbaar vervoer, en ook daar stelt u meerjarenprogramma’s voor op. De heer Ceyssens heeft daar uitdrukkelijk naar gevraagd in de commissie. Ik heb dat ook gedaan. Ik hoop dat we die meerjareninvesteringsprogramma’s nog krijgen, en wel liefst nog vandaag.
De heer De Clercq heeft het woord.
Minister, u staat voor een grote uitdaging, maar u staat er niet alleen voor. We leven in een land waar verschillende ministers van Mobiliteit actief zijn. De oproep vanuit mijn fractie is om goed samen te werken want de uitdaging is zo groot op het vlak van mobiliteit, doorstroming, collectief vervoer, afstemming, combimobiliteit en verkeersveiligheid. De diverse overheden kunnen niet anders dan goed samen te werken. Om een betere afhandeling van het hindermanagement bij ongevallen te bewerkstelligen, zullen de federale en Vlaamse overheid moeten samenwerken. Als het gaat over het afstemmen van trein op bus of tram, dan zult u ook goed moeten samenwerken. Minister Galant reikt u de hand. Het is goed om ook in het kader van het Intelligence Transport System goed samen te werken. Als het gaat over de zelfrijdende wagen, dan moeten de overheden niet alleen samenwerken, maar dat ook samen op Europees niveau bepleiten. Mijn oproep is om de handen in elkaar te slaan en samen stappen vooruit te zetten.
Minister, de havens zijn een belangrijke slagader van onze economie. Ik apprecieer uitermate uw voluntarisme in het kader van de nieuwe sluis in Terneuzen we blijven dat zeggen vanuit Gent. Er is de tegenvallende Europese financiering, maar deze Vlaamse Regering steekt haar nek uit en zegt er zonder twijfel mee te zullen doorgaan. Dat is de geloofwaardigheid waar de heer Keulen altijd op hamert. Keuzes moet je handhaven en er middelen voor zoeken. Dat gaat over de tewerkstelling van 60.000 mensen in de hele regio. Ik apprecieer uw inspanningen.
Ik doe ook een oproep om het collectief vervoer in de tweede grootste stad van Vlaanderen verder voorwaarts te duwen. Voor lijn 7 is het tracé goedgekeurd en het onderzoekt loopt. Er wordt nu gezocht naar middelen voor de realisatie. Dat is belangrijk om de combimobiliteit mogelijk te maken en een alternatief te bieden voor de wagen. Als we blijven rondrijden in al die wagens, dan zullen we letterlijk en figuurlijk verstikken in ons mooi Vlaanderenland. Ik denk dat u de laatste bent die dat wilt. We zullen daar samen tegen ingaan. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Voorzitter, minister, dames en heren, het toverwoord is 74 keer gevallen tijdens ons debat in de commissie. Het is vandaag al 8 keer gevallen, en we zijn nog maar drie sprekers ver: ‘combimobiliteit’. Een prachtig concept, waar ik ook wel wat in zie: afstappen van de eenzijdige focus op de wagen die ons mobiliteitssysteem compleet heeft doen vastlopen en overstappen naar de fiets, het openbaar vervoer, meer gedeelde mobiliteit enzovoort.
Minister, u hebt prachtige hefbomen om die combimobiliteit waar te maken. De belangrijkste hefboom die u hebt, is uw investeringsbudget. Het probleem is: u laat uw hefboom afzagen en u gebruikt hem verkeerd.
Een eerste punt: de kilometerheffing voor vrachtwagens brengt inderdaad extra middelen in het laatje. Maar we hebben gezien wat uw onderhandelingen met de vrachtwagensector hebben opgeleverd: 200 miljoen euro minder aan extra inkomsten die zouden kunnen worden geïnvesteerd in alternatieven. Die geeft u terug, die gaan in rook op. In de plaats krijgt u meer sluipverkeer in onze dorpen en steden.
Een tweede punt vind ik problematischer, minister. U spreekt over uzelf als een verleider, de man die de Vlaming gaat verleiden om de wagen te laten staan. Ik stel vast dat u mevrouw Turtelboom niet hebt kunnen verleiden. (Opmerkingen van minister Ben Weyts)
U hebt u laten uitkleden. Jaja! (Gelach)
Dat is in een verleidingscontext normaal gezien het gewenste effect, maar aan de onderhandelingstafel bij de opmaak van de begroting is dat natuurlijk bijzonder problematisch. Minister Turtelboom is gaan lopen met het gros van de inkomsten uit de kilometerheffing. Er schiet niet zo veel meer over voor u. Er komt wel wat bij vanaf 2017 en 2018. Wat doet u daar dan mee? Hoe gebruikt u de hefboom? Gaat u meer investeren in fietsinfrastructuur? Neen. Gaat u uw budget verhogen voor de doorstroming van ons openbaar vervoer zodat het betrouwbaarder wordt, stipter en sneller, zodat we gemakkelijker die overstap maken? Neen, dat gaat u niet doen. Wat gaat u doen met uw extra budget? U gaat het integraal recycleren in beton en compensaties voor de vrachtwagensector. Ik vrees, minister, dat u dat mooie concept van de combimobiliteit – tien keer gezegd vandaag – zelf aan het ondergraven bent. (Applaus bij sp.a)
De heer Rzoska heeft het woord.
Collega’s, minister, in de commissie hebben we een zeer goed debat gevoerd, zowel over de beleidsbrief als over de begroting. Wat mijn fractie betreft: ook wij zijn wel degelijk vragende partij om naar een modern, vraaggestuurd openbaar vervoer te gaan. Ook wij willen wel degelijk mee nadenken over hoe we de zogenaamde ‘first mile, last mile’ kunnen openbreken, zodat we allerhande nieuwe bewegingen op het vlak van mobiliteit die aan de onderkant aan het ontstaan zijn, mensen die zichzelf organiseren met fietsdelen, autodelen en zo meer, ten volle mee integreren in ons openbaarvervoersysteem. Ik ben het met u eens dat mobiliteit en alle winst die we daar kunnen halen wel degelijk een positief effect hebben op bijvoorbeeld klimaat, gezondheid, lucht en economie. Het is, zoals ik gisteren ook gezegd heb in mijn toespraak over de begroting, een win-winsituatie, waarbij we vandaag investeren om toekomstige kosten te vermijden. Minister, tot daar mijn waardering voor een aantal opties die u neemt.
Collega de Kort heeft het daarnet zeer mooi geschetst: verkeersveiligheid moet op dit moment echt een absolute prioriteit zijn. Daar moeten we wel degelijk op inzetten. Het feit dat we nu eindelijk op Vlaams niveau ook een Verkeersveiligheidsfonds krijgen, kunnen we alleen maar toejuichen.
Het principe van de kilometerheffing voor vrachtwagens ondersteunen we. We vinden dit een eerste stap, maar we vrezen een stukje de uitrol, waar mogelijk een paar problemen wat betreft sluipverkeer gaan opduiken. We hebben het erover gehad in de commissie. We geven u daar het voordeel van de twijfel. U gaat het monitoren. We zullen het uiteraard in de gaten houden.
Wat het verplaatsingsgedrag betreft, weet iedereen die mobiliteit al een aantal jaren volgt dat uw verleiding een zeer grote verleiding zal moeten zijn. Misschien hebt u uw collega Turtelboom niet kunnen verleiden, maar ik hoop dat u veel Vlamingen zult verleiden. We weten immers allemaal uit onderzoek van verplaatsingsgedrag dat heel wat Vlamingen nog altijd hun auto nemen voor een verplaatsing onder de 5 kilometer. Ik hoop dus dat we samen de ambitie op tafel kunnen leggen om meer mensen te overtuigen – zoals bijvoorbeeld ook collega de Kort heeft aangetoond – om meer met de fiets te rijden. Wat mij betreft, ligt daar de grootste winst. Ik heb u een aantal weken geleden vragen gesteld over de snelle elektrische fiets. Ik zie nu dat uw federale collega daarrond heel wat regelgeving en heel wat drempels aan het opbouwen is, maar ik hoop toch dat we de boot niet missen om die snelle elektrisch fiets te kunnen inzetten op woon-werkverkeer. Ik denk dat daar echt potentie in zit.
Ik heb nog één concrete vraag voor u, en die heeft te maken met wat collega Vandenbroucke ook op tafel heeft gelegd, namelijk De Lijn en de investeringen. Ik zie dat de investeringen opnieuw licht stijgen, maar het is me niet helemaal duidelijk in de meerjarenraming. U hebt ooit aangekondigd dat u, ook na het snoeien van De Lijn in 2015-2016, vanaf 2017 extra investeringsbudgetten op tafel zult leggen. Dat is een concrete vraag die ik voor u nog heb, want die belofte, die u toen gemaakt hebt, kan ik niet aflezen in de meerjarenraming. Kunt u vandaag bevestigen dat De Lijn na 2016 inderdaad over meer investeringsbudgetten zal beschikken?
De heer Van Miert heeft het woord.
Voorzitter, minister, beste collega’s, namens onze fractie wil ik het ook kort hebben over verkeersveiligheid en verkeershandhaving. Ik sluit mij graag aan bij collega de Kort.
2014 was inderdaad een gitzwart jaar voor onze verkeersveiligheid, met bijna vierhonderd verkeersdoden te betreuren en een trend die van dalende cijfers naar stijgende cijfers ging. Zoals mijn collega al zei, zijn we heel ver verwijderd van de doelstelling van tweehonderd slachtoffers in 2020. Als we een duidelijke kentering wensen te creëren, dringt zich een sterk en coherent beleid op, minister. Met de oprichting van het Vlaams Huis voor de Verkeersveiligheid en het tot stand komen van het Vlaams Verkeersveiligheidsplan neemt u alvast belangrijke stappen. Hiermee maakt u gebruik van alle instrumenten die Vlaanderen op dit moment ter beschikking heeft om de verkeersveiligheid op onze wegen te verbeteren. Het Vlaams Huis voor de Verkeersveiligheid zal gebaseerd zijn op vijf belangrijke fundamenten die elkaar onderling zullen versterken en door een gecoördineerde aanpak zorgen voor belangrijke synergie-winsten. Dit nieuwe orgaan zal de komende jaren inderdaad voor enkele belangrijke taken staan, denken we maar aan de hervorming van de rijopleiding, het wegwerken van de lijst met zwarte punten, de verdere uitbouw van het ANPR-netwerk (Automatic NumberPlate Recognition) en de modernisering van de autokeuring. Zoals collega de Kort ook al aanhaalde, blijft het gedrag van de deelnemers aan het verkeer nog steeds de bepalende factor, ondanks al onze hervormingen, alle beleid dat we wensen uitgevoerd te zien. Dat werd afgelopen dinsdag ook gesteld op de Staten-Generaal voor de Verkeersveiligheid. Inzetten op een verandering van mentaliteit zal vermoedelijk de grootste uitdaging zijn waar het Vlaams Huis voor zal staan.
De zesde staatshervorming zorgde er ook voor dat Vlaanderen bevoegd is geworden voor sensibilisering in het kader van verkeersveiligheid. Minister, u hebt hiervan al gebruik gemaakt door een trendbreuk te creëren. De toekomstige verkeersveiligheidscampagnes worden niet meer gebaseerd op de shockeffecten die we zo goed kennen van de grote affiches langs onze snelwegen, maar wel op positieve emoties, het communiceren van het gewenste gedrag eerder dan het communiceren van het ongewenste gedrag en de gevolgen daarvan. Om deze campagnes daadwerkelijk effect te laten hebben, is het uiteraard essentieel om diverse kritische prestatie-indicatoren te definiëren zodat een brug kan worden gelegd tussen de evaluatie van de campagnes en het gewenste gedrag.
Collega’s, het is duidelijk dat iedereen verkeersveiligheid hoog in het vaandel draagt, maar investeren in verkeersveilige infrastructuur, inzetten op gedragsverandering, sensibiliseren: het zal enkel werken wanneer ook de nodige aandacht wordt geschonken aan verkeershandhaving.
Deze Vlaamse Regering heeft de verantwoordelijkheid om een verkeersveilig kader voor onze weggebruikers te creëren, maar daarnaast moet er ook een reële pakkans bestaan voor wie de regels overtreedt. Indien dit laatste ontbreekt, zal het effect van de overige genomen maatregelen significant afnemen.
Binnen het Vlaams Huis voor de Verkeersveiligheid wordt alvast gekeken naar de uitbouw van een platform om de ANPR-camera’s te integreren in een groter geheel. De verdere uitbouw van een dergelijk netwerk, gekoppeld aan performante databanken en een intensief delen van de data, kan ervoor zorgen dat er meer en efficiëntere controles komen.
Daarnaast hebben we ook vernomen dat de minister verder zal inzetten op de uitbouw van trajectcontroles. Dat is een goede zaak. In mijn eigen politiezone heeft dat geleid tot een effectieve daling van het aantal letselongevallen. In 2016 zullen naast de bestaande controles op de snelwegen twee nieuwe worden ingepland op de E313 en E40. Bijkomend zullen er op de gewestwegen naast de achttien bestaande installaties nog acht nieuwe bijkomen.
Zoals ik in het begin van mijn betoog reeds aangaf, was 2014 een gitzwart jaar voor onze verkeersveiligheid. We zijn nog ver verwijderd van de eigen doelstelling van maximaal 200 verkeersdoden in 2020. Wensen we een structurele daling van het aantal verkeersslachtoffers, dan hebben we nood aan structurele maatregelen. Het laaghangend fruit is reeds geplukt. Elementen zoals het Vlaams Huis voor de Verkeersveiligheid en het Vlaams Verkeersveiligheidsplan zijn de fundamenten voor de verdere uitbouw van een sterk en coherent beleid met verkeersveiligheid en handhaving als prioritaire doelstellingen. Het verder bewandelen van dit pad sterkt mij in de overtuiging dat we de komende jaren dit cijfer significant kunnen doen dalen.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Collega’s, ik pik graag in op de tussenkomst van collega de Kort.
Om de modal shift in Vlaanderen te realiseren moet ook het systeem van openbaar vervoer worden verbeterd. ‘Van basismobiliteit naar basisbereikbaarheid’, dat was het afgelopen jaar zowat ons nieuwe mantra.
Na intense hoorzittingen in het voorjaar over het nieuwe concept van basisbereikbaarheid riep dit parlement de regering op om snel werk te maken van een radicale herdenking van het stads-en streekvervoer. Een meer vraaggestuurd en hiërarchisch gestructureerd net, waar vlotte verbindingen worden verzekerd voor grote groepen reizigers, moet het kernnet worden. Daarnaast moet er een ondergeschikt net van busvervoer van en naar dat kernnet komen.
Daar ligt de toekomst voor een functioneel en aantrekkelijk openbaar vervoer, met een interne operator die dat kernnet en dat aanvullende net efficiënt uitbaat, aangestuurd door een onafhankelijke modusneutrale mobiliteitsregisseur die multimodaal denkt. Elk woord heeft hierbij een betekenis.
Onder die twee netten moeten vervoersregio’s dan een vervoer op maat aanbieden voor de spreekwoordelijke ‘first and last mile’. Die vervoersregio’s, die breed worden samengesteld door lokale besturen en hun vervoerspartners, moeten een gepast antwoord formuleren op die vervoersvragen, die onmogelijk op een efficiënte en haalbare manier kunnen worden beantwoord met grote bussen op vaste tijdstippen en trajecten meanderend langs vele haltes.
Met een aantal grootschalige proefprojecten hopen we dat we dit volgend jaar kunnen uittesten en verder concretiseren. Intussen moet een beheersovereenkomst voor De Lijn worden opgemaakt. We gaven de minister daarvoor uitstel, maar dat mag geen afstel worden. Daarom stellen wij voor dat een transitiebeheersovereenkomst wordt opgesteld. Een beheersovereenkomst opstellen die blind is voor de paradigmawissel die volop in voorbereiding is, is uiteraard zinloos, maar wachten tot alle details van de nieuwe organisatie zijn uitgewerkt, is ook niet wenselijk.
Mag ik ten slotte oproepen om de grootste terughoudendheid aan de dag te leggen inzake verdere besparingen in het aanbod van De Lijn? Alle aandacht moet nu gaan naar de omslag bij De Lijn, bij de reizigers, bij de besturen en bij de partners. Verder snoeien in verbindingen in moeilijk ontsloten gebied zonder alternatief dreigt de geloofwaardigheid van de rest van de mooie ambities toch wat onderuit te halen.
Ik sluit me aan bij wat mevrouw Brouwers zo-even heeft gezegd: stop met snoeien in het aanbod zolang er geen alternatief is. Dat is het afgelopen jaar inderdaad gebeurd, in belbusgebieden en in Antwerpen, met het nachtnet. Mevrouw Brouwers heeft erg interessante zaken gezegd over hoe het net van De Lijn moet worden hervormd. Ik zie daarin grote parallellen met wat in de conceptnota staat en ook al is besproken, toen we het onder meer hadden over het kernnet en dergelijke. Ik vroeg me af of u aan het voorlezen was uit een document dat staat geagendeerd op de ministerraad van morgen, bij punt 82. Krijgt het parlement de primeur om dat document nu in te kijken en daarover te debatteren? Het zou voor een consensus kunnen zorgen, en dat zou prachtig zijn. Gelet op de agenda van de ministerraad vermoed ik dat het ei is gelegd. Ik hoop, minister – en ik leg het ook voor aan de ondervoorzitter van de commissie – dat we zo snel mogelijk over de conceptnota kunnen debatteren.
Ik dank u alvast voor uw steunbetuiging, mijnheer Vandenbroucke. Precies omdat het ei nog niet helemaal is gelegd, vindt de CD&V-fractie het belangrijk om nog eens het eigen standpunt te herhalen. Wij hopen dat het zal terug te vinden zijn in de conceptnota die de Vlaamse Regering zal bespreken. Die bespreking is haar bevoegdheid, en dat moeten we respecteren. Ik denk trouwens niet dat we dat onderwerp er hier vandaag nog bij kunnen nemen.
De heer Keulen heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, ik denk dat 2016 het jaar van de doorbraken moet worden. de regering is nu anderhalf jaar aan het werk. Het is een heel normaal proces dat de regering bij de start een aantal nieuwe inzichten lanceert, en die aftoetst in de samenleving en het middenveld, om daarvoor een steunvlak te creëren. Maar op een bepaald moment moet men de daad bij het woord voegen. Ik denk dat ondertussen heel Vlaanderen u kent, minister. Ik denk dat u vooral bekendstaat als iemand met een hart voor zijn stiel, iemand die heel gedreven is en absolute voorrang geeft aan verkeersveiligheid. Dat laatste is volkomen terecht. U spreekt terecht van de schande van de vierhonderd verkeersdoden. Er staat heel wat in de steigers.
Twee punten wil ik zelf aanstippen. Ik begin met het collectief vervoer. Mevrouw Brouwers heeft haar inzichten daarover al verwoord. Het is duidelijk dat we naar dat vraaggestuurd model moeten gaan. De samenleving heeft nu ook recht te weten wat we daaronder verstaan. We kennen nu allemaal de gevoeligheden. Steden en gemeenten moeten een regierol krijgen, niet enkel om te adviseren, maar om mee te beslissen hoe dat collectief vervoer bij hen moet worden aangeboden en ook om te bepalen wie dat collectief vervoer zal aanbieden. Ik zou dat voluntaristisch aanpakken, want we staan verbaasd te kijken naar wat vandaag op dat vlak in onze steden en gemeenten al aan aanbieders bestaat.
De vraag is hoe we dat kunnen organiseren, met één bekommernis: meer service en meer verbindingen ten voordele van de reiziger. Dat is het begin en het einde van de hele hervormingsoperatie: de reiziger meer aanbod bezorgen. We moeten De Lijn en de partners – de steden en gemeenten – zeggen wat we daar nu heel concreet mee bedoelen. Mensen beseffen dat zo’n transitie niet in een handomdraai kan, maar ze willen nu wel weten waar u precies naartoe wilt. We zijn uw bondgenoot om die grote hervormingsbeweging ter voordele van de reizigers concreet te maken.
Een tweede punt is het hele verhaal rond verkeersveiligheid. Als er nu één thema is waarvoor in de Vlaamse samenleving het draagvlak wellicht bijna 100 procent is, is het dat wel. Het is zo’n beetje als een minister van Sport die heel manmoedig zegt dat hij de doping en het dopingmisbruik gaat bestrijden. Ook die krijgt 100 procent steun, want wie zou daar nu tegen zijn?
Er vallen nog altijd vierhonderd doden op jaarbasis. Niet afgelopen weekend, maar het weekend daarvoor was weer zo een van die gitzwarte weekends waarin heel wat verkeersdoden te betreuren vielen. Telkens denk je dat we door het dieptepunt heen zijn, maar toch worden we telkens opnieuw met drama’s geconfronteerd.
Daarom is het belangrijk, minister, dat er nu geconcretiseerd wordt. U werkt aan een groot Verkeersveiligheidsplan waar heel veel aan wordt opgehangen. Dat zou er nog voor het einde van de jaarwisseling komen. Zal dat zo zijn, of is het voor begin 2016? Er is ook het hele verhaal van de rijopleiding volgens het LOVE-principe: de leerfase, de verdere ontwikkeling, de vervolmakingsfase en dan het eeuwig leren. Dat komt er in 2016. Wanneer mogen we dat precies verwachten?
Minister, u bent een gedreven iemand. U hebt een overtuiging. En u hebt bovenal de moed om voor uw overtuiging uit te komen. Het is vanuit die overwegingen dat u op de volle steun van de Open Vld-fractie kunt rekenen voor uw mobiliteits- en openbarewerkenbeleid. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Van Campenhout heeft het woord.
Minister, de aanpak van de fileproblematiek en het verbeteren van de doorstroming van het verkeer blijven een grote uitdaging. Onze fractie vindt het dan ook verheugend dat u inzet op een globale aanpak. Ik zal het woord nog eens gebruiken dat collega De Ridder en collega De Kort al hebben vermeld: de combimobiliteit. Wij vinden dat een zeer goede zaak. Er is aandacht voor de auto, voor de trein en, zoals collega De Kort zei, ook voor de fiets. Het is verheugend om in Antwerpen vast te stellen dat voor korte afstanden tot 7 kilometer de fiets een ideale modus is, mijnheer Vanbesien.
In het kader van het verbeteren van de doorstroming zet de minister ook in op slimme netwerken en realtime informatie. Zo zal op basis van de resultaten van een proefproject rond de integratie van verkeersevents als files en ongevallen, binnen de operationele omgeving van het Verkeerscentrum, in 2016 een open offerteaanvraag gelanceerd worden om een overeenkomst te sluiten op langere termijn. Ook voor de gebruikers van het openbaar vervoer wordt gewerkt aan realtime informatie, zodat je op je tablet of smartphone alle mogelijke informatie over je reistraject kunt opvragen.
De minister werkt ook aan een betere doorstroming via een verkeerslichtenregeling. Dat zal worden ingeschat op basis van een vaste set prestatie-indicatoren, waardoor de verkeerslichten in de hele Antwerpse regio, en hopelijk ook in heel Vlaanderen, op een slimme manier kunnen worden aangestuurd.
Minister, ook het openbaar vervoer speelt een belangrijke rol, naast de auto en de fiets. U zult in 2016 starten met het overleg met de NMBS over het Gewestelijk Expressnet Antwerpen en Gent, naast Brussel toch twee prominente steden in Vlaanderen. Wij kijken uit naar uw combimobiliteit. Dat wil zeggen: de auto, de fiets en in het bijzonder de Gewestelijke Expressnetten Brussel, Antwerpen en Gent. (Applaus bij de meerderheid)
Minister Weyts heeft het woord.
Bedankt, collega’s. Ik moet vooreerst zeggen dat ik, komende van het federaal parlement, nogal onder de indruk was van de werkzaamheden in de Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken en de mate waarin de pleidooien, over de partijgrenzen en over de grenzen van meerderheid en oppositie heen, altijd gefundeerd en altijd redelijk positief zijn. Er bestaat in die commissie echt een sfeer waarin men allen tracht te werken met hetzelfde oogpunt voor ogen, bijvoorbeeld als het over de verkeersveiligheid gaat, maar in afgeleide orde ook over mobiliteit.
Voorzitter, vooraleer we met z’n alleen een ‘kumbaya’ gaan zingen, wil ik ingaan op de puntjes die worden aangehaald.
Eerst de verkeersveiligheid en de schande van de vierhonderd verkeersdoden in Vlaanderen. Vele toespraken, onder andere die van de heer de Kort, leggen daarop de focus. Voor alle duidelijkheid: de projectie inzake het aantal verkeersdoden die men net heeft gemaakt in het kader van de Staten-Generaal voor de Verkeersveiligheid is voor Vlaanderen positiever. We hebben de voorbije tien jaar een gestage daling gekend van het aantal verkeersdoden. De laatste jaren stagneren we, en vanaf 2014 is er opnieuw een stijging naar vierhonderd. Maar voor 2015 is de evolutie positiever. Als we de projectie maken voor heel 2015 op basis van de eerste drie kwartalen, zou het resultaat 8 procent beter zijn dan 2014. Het is een momentopname, het is wat het is. Het ontslaat ons geenszins van de verplichting om te blijven werken. Maar ik hoop dat die schande van de vierhonderd een momentum is geweest van maatschappelijke bewustwording. Dat lijkt te lukken.
Het is de aanleiding geweest om te starten met het Vlaams Huis voor de Verkeersveiligheid. Daarin trachten we heel breed alles samen te brengen, van de ‘usual suspects’, de verenigingen en vzw’s die werken aan verkeersveiligheid, de vzw Ouders van Verongelukte Kinderen, maar ook automobilistenverenigingen zoals de Vlaamse Automobilistenbond (VAB) en Touring. Ook de transportfederaties zijn erbij en, over de grenzen van de bevoegdheden heen, politie en justitie. Ik heb hen gewoon gevraagd. Bevoegdheidsmatig heb ik daar geen wettelijke aansturingsmogelijkheid. Ze zijn gekomen en ze zijn er altijd.
Dat heeft op korte termijn geleid tot een ruim kader rond de hervorming van de verkeersopleiding. Daar leggen we de lat hoger. Wij vragen meer van een kandidaat-chauffeur, zowel voor het theoretisch als voor het praktisch rijexamen. Dat zit dus goed. Ook inzake handhaving leggen we de lat hoger en doen we wat we kunnen op Vlaams vlak. Zo doen we voor trajectcontrole investeringen op autosnelwegen, waar de inkomsten voor de federale kas zijn. Voor ons ligt de winst op het vlak van het aantal verkeersdoden. Dat gaat dus vooruit.
Je ziet dat ook op federaal niveau de incentive is doorgedrongen. De Staten-Generaal heeft ook daar effectief vruchten afgeworpen. Als een minister van Binnenlandse Zaken zegt dat hij voortaan werk gaat maken van het gegeven dat per jaar één derde van de chauffeurs zal worden gecontroleerd, wat een ongelooflijk ambitieniveau is, dan is het duidelijk dat met ook daar de lat voor het eerst hoog legt.
De heer De Clercq zei dat ik moet samenwerken. Ik doe dat voluit. Vlaanderen was de enige deelstaat die op ministerieel niveau aanwezig was op de Staten-Generaal. Maar ik vertolk daar dan ook de mening van Vlaanderen. Ik zeg daar dat, in plaats van kortetermijnvruchten te plukken, het rijbewijs met punten voor ons prioritair is. Het is vervat in het Vlaams regeerakkoord. Het is voor ons een expliciete wens. Wij vragen aan het federale niveau om daar nu eens eindelijk werk van te maken. Vlaanderen ondersteunt dat volledig. Dat heb ik ook heel duidelijk gezegd. De respons is op dat vlak in eerste instantie misschien ietwat beperkt, maar we moeten daar over de partijgrenzen heen aan blijven werken. Verkeersveiligheid en het aantal verkeersdoden: dat is geen zaak van partijpolitiek.
Het is misschien veel meer een ethisch dan een politiek dossier. We moeten proberen dat op alle bestuurlijke niveaus als dusdanig te accentueren.
Er zijn opmerkingen gemaakt met betrekking tot de fiets. We hebben ook daar nog wat werk voor de boeg. We proberen de eerste maanden van het volgend jaar naar voren te komen met een fietsplan. We proberen daarbij heel duidelijk de coördinatie te vormen. Fietsbeleid heeft in eerste instantie te maken met infrastructuur, op de diverse niveaus, zowel op gemeentelijk, provinciaal als op Vlaams niveau. We moeten proberen de coördinatie daar meer gestalte te geven.
Verder heeft het natuurlijk ook te maken met investeringen in die infrastructuur. Ook daar engageer ik mij om enerzijds op korte termijn het investeringsniveau te handhaven, maar ook om in een groeipad te voorzien voor de volgende jaren. Dat is ons ambitieniveau.
Mijnheer Vandenbroucke, u maakte een opmerking over de kilometerheffing en verwees naar het verleiden van regeringsleden. Ik heb niet op u gewacht om dat te doen. Zelf ben ik heel eenvoudig te verleiden. De heer Somers heeft dat bewezen: met de zure ‘tut’ die hij mij heeft gegeven, ben ik al heel tevreden. (Gelach)
Ik heb ook een verleidingspoging ondernomen richting minister Turtelboom. En ik denk dat die is geslaagd. Tenminste, wat mij betreft, is die geslaagd. (Gelach)
Zeker in vergelijking met het verleden, is die goed geslaagd. Ik ben er eigenlijk wel fier op. (Opmerkingen van minister Annemie Turtelboom)
Ik ben tevreden over mijzelf, ja. Ik heb er alleszins van genoten. (Gelach)
Ík heb ervan genoten en zíj heeft het niet geweten, dus wat is het probleem? (Gelach. Applaus. Opmerkingen van Joris Vandenbroucke)
In vergelijking met het verleden vind ik het alleszins een geslaagde operatie. Er is een netto-opbrengst van 181 miljoen euro. Minstens 100 miljoen euro gaat naar extra investeringen in de weginfrastructuur. Als je weet dat ons budget inzake weginfrastructuur vandaag een 300 miljoen euro bedraagt, dan is dat een verhoging met een derde. Ik vind dat een immense vooruitgang.
Ik heb een vergelijking gemaakt met het verleden. Er is voordien, in 1995, al een vorm van verkeersfiscaliteit ingevoerd wat de vrachtwagens betreft, in de vorm van een eurovignet. Dat was toen onder een socialistische minister, zowel op federaal als op Vlaams niveau. Op Vlaams niveau was in 1995 Eddy Baldewijns minister van Vervoer. Op federaal niveau was Elio Di Rupo toen minister van Verkeer. Het waren alleszins de socialistische kameraden die het heft in handen hadden. Toen is het budget voor Mobiliteit en Openbare Werken teruggeschroefd tot 0 euro. Nul. In 2017, met de kilometerheffing voor vrachtwagens, zal dat jaarlijks 100 miljoen euro zijn.
Op het vlak van verleiding en bevrediging hebben we dus een hele weg afgelegd in vergelijking met de rode periode. (Opmerkingen van minister Annemie Turtelboom en Joris Vandenbroucke)
Ja maar, als de lust en drang dermate groot zijn... (Opmerkingen van minister Annemie Turtelboom)
Als u zegt dat minister Turtelboom mij heeft ontkleed, dan stonden de socialisten in 1995 in hun blootje. Ik denk dat ik vandaag alles kan aanhouden.
Wat de investeringen in De Lijn betreft, kunnen we na een jaar heel tevreden zijn. We hebben besparingen doorgevoerd bij De Lijn, in eerste instantie omdat de problematiek van de kostendekkingsgraad speelde. In de gangbare definitie van kostendekkingsgraad is sprake van 15 procent. Er was nauwelijks 15 procent kostendekkingsgraad bij de Lijn. In een jaar tijd hebben we dat opgetrokken tot 18 procent. In relatieve cijfers is dat een serieuze vooruitgang.
We hebben bij De Lijn bespaard op de exploitatie en niet op de investeringen, integendeel, want het investeringsbudget van De Lijn zal stijgen. Door de tariefhervorming zijn er immers meer inkomsten gegenereerd voor De Lijn.
De tarieven zijn inderdaad verhoogd. Men schreeuwde moord en brand dat dit een drama zou zijn voor het openbaar vervoer, maar uiteindelijk heeft dat wel gezorgd voor meer inkomsten, ook op het vlak van de abonnementen voor de 65-plussers. Ook daar schreeuwde men hel en verdoemenis. Voorgaande studies wezen uit dat het aantal 65-plussers dat effectief gebruikmaakte van het gratis openbaar vervoer een derde van de doelgroep bedroeg. Vandaag heeft meer dan een derde van de 65-plussers zo’n abonnement van 50 euro. Het gaat over 350.000 abonnees, en dat is veel meer dan de oorspronkelijke gebruikersgroep van enkele jaren geleden toen het abonnement gratis was. Ook op dat vlak zetten we dus een stap vooruit.
We zijn erin geslaagd om via die weg meer inkomsten te genereren: 6,9 miljoen euro. Daarvan vloeit 4 miljoen euro terug naar investeringen ten voordele van De Lijn. Heel die operatie inzake efficiëntie, rationalisering, betaalbaarheid van het openbaar vervoer, zowel voor de gebruiker als voor de belastingbetaler, heeft ertoe geleid dat we meer kunnen investeren in het openbaar vervoer. We hebben hier een heel mooie cirkel gemaakt. Daardoor kunnen we niet alleen investeren in meer capaciteit voor het openbaar vervoer maar ook in een betere doorstroming en meer comfort. We verleiden mensen niet om het openbaar vervoer te nemen met een zuur ‘tutje’ maar door te investeren in comfort en snelheid.
Ja, het heeft moed gevergd om die weg in te slaan. Ja, wij moesten die tarieven verhogen. En ja, wij moesten soms een heel beetje snoeien in het aanbod van De Lijn. We spreken dan over een vijftiental geschrapte belbuslijnen. Uit berekeningen bleek immers dat die lijnen 30 tot 40 euro per rit per reiziger kostten. Het is een zotternij om zulke lijnen, in welke omstandigheden dan ook, budgettair barre tijden of tijden van overvloed, in stand te houden. Een verantwoordelijke maatschappij en goede huisvader moet dan optreden, die lijnen schrappen en dat geld investeren in lijnen waar wel vraag is. Daar moeten wij investeren in meer capaciteit. In die zin zijn we met De Lijn op de goede weg. We zorgen voor een openbaar vervoer dat effectief kan verleiden en dat efficiënt en betaalbaar is voor de gebruiker en voor de belastingbetaler. (Applaus bij de meerderheid)
Minister, u verwijst naar het verleden, naar de invoering van het eurovignet. Het is tekenend dat u zo ver moet terugkeren in de tijd om een punt te kunnen maken. 1995, dat is de vorige eeuw. Ik stel voor dat u eens kijkt naar het recente verleden naar de ministers van Openbare Werken die – u zult de signatuur wel herkennen – een zwartepuntenprogramma van een half miljard euro hebben opgezet. Ik stel voor dat u eens kijkt naar de opeenvolgende ministers van Mobiliteit die – het betreft iets dat u stoort, maar het zijn de middelen die u nu ook uitgeeft en blijft uitgeven – het budget voor het openbaar vervoer met 150 procent hebben doen stijgen en die ervoor hebben gezorgd dat er overal in Vlaanderen een kwaliteitsvol en betaalbaar aanbod is voor alle Vlamingen.
Ik hoop, minister, dat u spoedig zult kunnen landen met uw nota, met agendapunt 82 dat morgen op de ministerraad staat. Ik kijk er heel erg naar uit. Tot op vandaag heeft uw beleid er vooral toe geleid dat er geschrapt is zonder dat er een alternatief is. Dat alternatief is nog komende, toch op papier. Ik kijk ernaar uit.
En het is misschien beperkt, het gaat over cijfers achter de komma, maar het is toch een feit dat u tot nu niet meer, maar eerder minder Vlamingen hebt kunnen verleiden tot het gebruiken van het openbaar vervoer. Ik hoop natuurlijk dat u de omslag zult kunnen maken. Ik zal met veel interesse kennisnemen van het alternatief.
Minister, gewoon kort twee punten. Ook ik kijk met spanning uit naar punt 82 dat morgen op de agenda van de regering staat. Ik heb de indruk dat een aantal van uw coalitiepartners, de heer Keulen en mevrouw Brouwers, u daarnet hebben proberen te verleiden om hun definitie in de nota te krijgen. Ik had de indruk dat er toch nog wat ruis en spanning zat op wat nu juist de combimobiliteit is.
Maar soit, uw verleidingstechnieken zijn in dezen blijkbaar ongekend. Ik kijk er met veel spanning naar uit.
Op het einde had ik ook een concrete vraag gesteld waar u halvelings op hebt geantwoord. En met een half antwoord, daar doe ik het natuurlijk niet mee. Ik heb wel degelijk gezien dat in 2016 de investeringen bij De Lijn stijgen. U hebt in het verleden gezegd dat 2015-2016 de moeilijkste jaren zijn. Uiteraard werkt De Lijn ook met een meerjarenraming, net zoals elk bedrijf. U hebt ooit beloofd dat ook de jaren na 2016, de investeringsbudgetten bij De Lijn zullen stijgen. Kunt u dat op de ene of andere manier bevestigen?
Mijnheer Vandenbroucke, ik reageer heel kort en voor u de cd met Kumbaya oplegt…
U hebt het over agendapunt 82, ik kijk er ook naar uit. Ik wist niet dat het agendapunt 82 betreft. U wordt blijkbaar nog altijd heel goed geïnformeerd via de administratie – die benoemingen hebben ergens toe geleid. (Opmerkingen)
Ik concentreer me eerst op het parlementair debat, op de hoogste macht. Ik kijk eerst naar de decreetgever en vervolgens naar de regering. Dat is de juiste volgorde.
“Geschrapt”, zegt u. U blijft dit maar herhalen. U tracht zo de idee ingang te doen vinden, ook al klopt dat niet, dat we veel aanbod geschrapt zouden hebben. Ik heb verwezen naar het 15-tal lijnen van de belbussen waarvan ik vind dat ze in geen enkele omstandigheid gehandhaafd kunnen worden, dat zou gewoon zotternij zijn.
We hebben aan de andere kant geïnvesteerd in, ik zeg maar wat, de albatrostrams. Er zijn 48 nieuwe albatrostrams in Gent, en in Antwerpen komen er nog extra bij. We investeren waar de vraag naar capaciteit het grootst is. Wij vertrekken dus niet van het socialistische dogma dat op basis van het decreet Basismobiliteit stelt: ‘Ge zult een halte krijgen op 750 meter van uw deur voor openbaar vervoer, ook al vraagt u die halte niet, ook al wilt u die halte niet, ook al gebruikt u die halte niet.’ Daarvan moeten we echt afstappen. We moeten de reiziger centraal stellen. We moeten niet vertrekken van het aanbod, maar wel van de vraag en de wens van de reiziger.
Dat willen we doen. Vandaar dat we investeren in meer capaciteit in de fiere Gentse stede, maar ook in Antwerpen. Met de albatrostrams zorgen we ervoor dat we in sommige gevallen de capaciteit kunnen verdubbelen. Dat vind ik een goede weg.
Men mag dus niet zeuren, jammeren en klagen over die enkele belbussen die 30 tot 40 euro per reiziger en per rit kosten. Men moet focussen op wat hoop en perspectief creëert, en dus op maatregelen waarmee men de mensen ertoe kan verleiden de wagen te laten staan. Dat komt neer op sneller en comfortabeler openbaar vervoer. Dat hopen we te realiseren met agendapunt 82.
Woonbeleid
We gaan nu over tot de bespreking van het onderdeel Woonbeleid.
De heer Anseeuw heeft het woord.
Sta me toe even stil te staan bij enkele belangrijke veranderingen in het sociaal woonbeleid. De heren Engelbosch en Hendrickx zullen later het woord nemen bij specifieke onderdelen van het Vlaams woonbeleid.
– Peter Van Rompuy, ondervoorzitter, treedt als voorzitter op.
Een kwaliteitsvol en betaalbaar dak boven ieders hoofd, liefst op maat en in een aangename leefomgeving: daar wil de Vlaamse Regering werk van maken. Daarbij vormt het sociaal woningaanbod niet de enige, maar desalniettemin wel een belangrijke hefboom om die doelstelling te realiseren.
Het aantal sociale woningen moet worden uitgebreid en het beschikbaar aanbod zo efficiënt mogelijk worden ingezet. Met het oog hierop zijn vier belangrijke maatregelen in aantocht.
Ten eerste: de huurovereenkomsten van bepaalde duur voor sociale woningen. De bestaande huurcontracten voor sociale woningen laten we onaangeroerd, maar de nieuwe huurcontracten zijn niet langer van onbepaalde duur, maar van negen jaar, verlengbaar voor opeenvolgende periodes van drie jaar. Hierdoor kunnen we het bestaande aanbod heel wat gerichter inzetten voor wie het echt nodig heeft.
Ten tweede: de resultaatsverbintenis voor de kennis van de Nederlandse taal die de leefbaarheid in sommige sociale woonwijken moet verbeteren. In bepaalde sociale woonwijken vormt de taalbarrière nu immers al te vaak ook een barrière om behoorlijk samen te leven.
Momenteel bestaat voor sociale huurders een verplichte inspanningsverbintenis om Nederlands te leren. Binnenkort evolueren we naar een resultaatsverbintenis, met als doel een betere leefbaarheid en verstandhouding tussen sociale huurders.
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Het stemt me tevreden dat de heer Anseeuw de resultaatsverbintenis en de verplichte taaltest aanhaalt. Daarover bestond gisteren immers enige verwarring bij de leden van Open Vld.
Minister, u was gisteren niet aanwezig toen dit thema aan bod kwam. Ik zal de problematiek dan ook even samenvatten. U wilt een verplichte taaltest invoeren om de overlast in sociale woonwijken tegen te gaan. Wie niet slaagt in die taaltest, zal een boete tot 5.000 euro moeten betalen. De verwarring betrof het uitzonderingsstatuut voor analfabeten. De heer Somers was niet helemaal op de hoogte. Ik heb het voor hem opgezocht. Deze kwestie kwam het laatst aan bod in de commissie voor Wonen, Armoedebeleid en Gelijke Kansen van 12 februari jongstleden, naar aanleiding van een vraag van collega Partyka. U antwoordde toen: “Ik ben mij ervan bewust dat bepaalde mensen het A1-niveau, hoe laag het ook is, niet kunnen halen en dat daar uitzonderingen voor zullen worden voorzien. Het kan bijvoorbeeld op basis van een eenvoudige medische attestering. Als een analfabeet naar de dokter gaat, kan die dokter echt wel attesteren dat die persoon analfabeet is.”
Minister, kunt u dit bevestigen of aanpassen, indien dit niet meer correct is, en wilt u dit even verduidelijken voor de leden van Open Vld?
Minister Homans heeft het woord.
Ik was gisteren inderdaad niet fysiek aanwezig, maar ik heb de debatten wel gevolgd vanop mijn kantoor.
Mevrouw Moerenhout, ik veronderstel dat u hierop later tijdens uw toespraak wel terugkomt. Sta me dan ook toe eerst een ander misverstand uit de wereld te helpen dat telkens weer, maar helemaal onterecht, onder de aandacht wordt gebracht.
We gaan inderdaad van een inspanningsverbintenis, zoals de heer Anseeuw heeft gezegd, naar een resultaatsverbintenis. Ik vind dat ook de logica zelve. Als Vlaamse overheid geven we in alle solidariteit en met heel veel plezier een sociale woning aan iemand, en dan vind ik dat daar ook iets tegenover mag staan, namelijk een klein beetje Nederlands praten.
Wat de concrete vraag en het betoog van de heer Somers van gisteren betreft: ik heb inderdaad gezegd dat er uitzonderingen bestaan, maar ik ga niet de hele groep van analfabeten vrijstellen, en de heer Somers heeft dat ook helemaal niet gezegd. Ik zou het immers zonde vinden voor onze samenleving en ook voor de kansen van die mensen in onze samenleving dat we hen per definitie zouden opgeven en loslaten. We hebben trouwens in de Huizen van het Nederlands ook aangepaste programma’s voor mensen die analfabeet zijn, die niet kunnen lezen en schrijven. Dat behelst ongeveer driehonderd lesuren. Nu bestaat er inderdaad wel de mogelijkheid dat er, als men die lesuren heeft doorstaan en men kan het echt niet, dan een ‘attest van uitgeleerdheid’ komt. Natuurlijk kan een arts op medische gronden iemand een vrijstelling geven, maar analfabeet zijn is geen medische grond. Er zijn dus twee uitzonderingen: mensen die op basis van een medisch attest kunnen worden vrijgesteld en analfabeten die, na wel degelijk een grote inspanning te hebben gedaan, een attest van uitgeleerdheid krijgen. Echter, gewoon een hele groep loslaten, gewoon van een hele groep de kansen afnemen die ze nodig hebben om met twee voeten in onze maatschappij te kunnen staan, dat ga ik ook niet doen. Dat heeft de heer Somers gisteren ook helemaal niet gezegd.
De heer Somers heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik ben blij dat we daar nog eens op kunnen terugkomen, omdat ik eigenlijk nog altijd gechoqueerd ben door de benadering van de collega van Groen. Ze heeft gisteren gezegd dat 40 procent van de mensen die in aanmerking komen voor die cursus Nederlands, analfabeet is. Ze stelde dat onze maatregel om dat te verplichtend te maken, niet zou werken, omdat 40 procent gewoon zal worden vrijgesteld: die gaan immers een briefje halen bij de dokter. Mevrouw Moerenhout, dan zegt u eigenlijk dat analfabetisme een ziekte is. Ik vind dat schandelijk. Natuurlijk zijn er mensen die analfabeet zijn om medische redenen. Dat is een beperkte groep. Zij hebben de intellectuele capaciteiten niet, of ze hebben een of andere afwijking of medisch probleem waardoor ze niet alfabeet kunnen worden. Als men echter koudweg beweert dat de 40 procent van de nieuwkomers in onze samenleving die analfabeet zijn, allemaal niet over de intellectuele of fysieke capaciteiten kunnen beschikken om alfabeet te worden, dan stuit dat me tegen de borst. Het revolteert me dat men ervan uitgaat dat onze artsen al die mensen een papiertje gaan geven om hen vrij te stellen. Wat is immers de realiteit, de praktijk? Ik heb het gisteren nog eens bij mijn eigen diensten nagekeken. Er zijn inderdaad nogal wat vrouwen die van hun echtgenoot die cursussen Nederlands niet mogen volgen, om maar één voorbeeld te geven, omdat manlief niet graag heeft dat de vrouw daar sociale contacten opbouwt en buitenshuis kan komen, en daar Nederlands kan komen verwerven. Natuurlijk hebben die mannen graag dat er bij de dokter een papiertje kan worden gehaald om die lessen niet te volgen. Het is vanuit emancipatorisch oogpunt dat we ervoor moeten zorgen dat die mensen die vandaag analfabeet zijn, maximaal alfabeet kunnen worden. Ik protesteer daar dus tegen. Ik blijft volstrekt achter mijn verklaringen van gisteren staan. Als er dokters zijn die gemakzuchtig ingaan op de vraag van sommigen om een papiertje te krijgen zodat ze kunnen spijbelen, om op medische gronden een bewijs te krijgen dat niet correct is, dan vind ik inderdaad dat controleartsen dat moeten onderzoeken. Dat kan immers niet! Dat is mensen kansen ontnemen om deel uit te maken van onze samenleving! (Applaus bij de meerderheid)
Dit debat is te gek voor woorden. Minister, het voorbije jaar hebt u in alle media en in de commissie gezegd dat analfabeten zouden worden vrijgesteld. Mijnheer Anseeuw, u hebt dat overigens ook gezegd, in De Zevende Dag. Nu zegt u totaal het omgekeerde: analfabeten zullen toch niet worden vrijgesteld. Wat is het nu? Dat is een vraag die ik al zo vaak uit uw mond heb gehoord. Worden analfabeten vrijgesteld of niet?
Correctie, ik heb gezegd dat wie het niet kan leren, wordt vrijgesteld. Dat heb ik gezegd, en dat is niet elke analfabeet!
Als u zegt dat analfabeten niet worden vrijgesteld, dan zegt u iets helemaal anders dan wat u het voorbije jaar hebt gezegd. Waarom zouden analfabeten moeten worden vrijgesteld? Wat was het discours van het voorbije jaar?
Als u zegt dat analfabeten niet worden vrijgesteld, dan zegt u iets helemaal anders dan in het voorbije jaar. En waarom zouden analfabeten moeten worden vrijgesteld? Dat was het discours van het afgelopen jaar. Als men analfabeten het niveau A1 gaat opleggen, gaan ze gemiddeld vijf jaar Nederlands moeten volgen. Analfabeten volgen vijf dagen per week drie uur per dag les om te leren lezen en schrijven. Vijf jaar lang gaat u hen geen kans op een job geven, want u gaat hen in de klas zetten. Los nog van het feit of dat wenselijk is, is het niet haalbaar, want er zijn niet eens genoeg lessen. Er zijn niet genoeg lessen voor circa 15.000 analfabeten per jaar. Trouwens, mijnheer Somers, die 40 procent waren laaggeschoolden.
Bovendien is het grondwettelijk niet mogelijk! U kunt niet iemand bepaalde diensten ontzeggen op basis van intellectuele capaciteiten.
Met alle respect, wij hebben altijd gezegd, mevrouw Moerenhout: wie de taal niet kan leren, zullen we daar niet op aanspreken. Het is niet omdat iemand analfabeet is, dat hij de taal niet kan leren. Ik snap niet waarom u onze woorden moet verdraaien.
Gisteren begon u erover en nu opnieuw: het is ongrondwettelijk! Ik dacht dat we daar vanaf waren, dat we daar voorbij waren. U volhardt in de boosheid als u vandaag nog altijd zegt dat wij diensten – het recht op wonen – willen ontzeggen. We hebben altijd gezegd dat we dat niet zullen doen! Ik dacht: dat zal ze laten varen, maar collega Moerenhout heeft iets nieuws gevonden: de analfabeet! Dat argument snijdt ook geen hout, mevrouw Moerenhout, en dus grijpt u weer naar de ongrondwettelijkheid van maatregelen. Ik weet niet waarom u daar blijft op terugkomen. We hebben altijd gezegd: wie de taal niet kan leren, zullen we daar niet op aanspreken, wie het wel kan, zullen we kansen bieden – en daarmee uit. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Moerenhout, ik dacht dat ik zeer duidelijk was geweest en werd bijgetreden door onder andere de fractievoorzitter van Open Vld. Ik ben heel duidelijk geweest over mijn bedoelingen met de analfabeten. Ga ik die mensen loslaten? Neen. Ga ik die mensen kansen geven? Ja. Dat is absoluut noodzakelijk. Zullen er mensen bij zijn die het verstandelijk of door een medische beperking niet kunnen leren? Ja, en die zullen worden vrijgesteld.
Het is me niet echt duidelijk wat uw fractie zo tegenhoudt om in te stemmen met het voorstel om in ruil voor een sociale woning een klein mondje Nederlands te leren. Wat is daar nu zo vreemd aan? Vindt u het zo vreemd dat iemand die hier zijn toekomst wil uitbouwen voor zichzelf en voor zijn kinderen, A1 niveau Nederlands moet kennen? Dat is een zeer laag niveau.
Mevrouw Moerenhout, u begint nu op een andere trom te slaan, die van de analfabeten. U hebt eerst een ander punt proberen te maken. Zowel ikzelf als de heren Somers en Anseeuw hebben u duidelijk van antwoord gediend, u slaat daar ook de bal mis. Analfabeten moeten het niveau A1 volgen en dat betekent alleen leren praten. Ze moeten niet kunnen schrijven. Ik hoop dat u niet nog met dat argument aankomt.
Ik ben dit stilletjesaan beu. Het is niet dat ik uw vragen niet wil of kan beantwoorden. Het is redelijk voorspelbaar en dus niet moeilijk. Ik vind het wel ontzettend jammer voor de mensen die op een wachtlijst staan of in een sociale woning wonen, dat u keer op keer blijft beweren, willens nillens, tegen beter weten in, dat wij de toegang tot of het behouden van een sociale woning gaan koppelen aan die taaltest. Neen, mevrouw Moerenhout. Neen, mevrouw Moerenhout. Neen, mevrouw Moerenhout. Dat gaan we niet doen, want dat is strijdig met artikel 23 van de Grondwet. Zou u daar alstublieft willen mee stoppen? U mag ons daarmee pesten, u mag ons constant blijven ondervragen, maar val die mensen niet lastig, maak hen niet ongerust, want dat is wat u doet. (Applaus bij de N-VA)
De heer Tobback heeft het woord.
Voorzitter, ik neem het woord met de nodige schroom, want ik ben niet altijd thuis in het debat over huisvesting. Ik weet wel een klein beetje hoe het eraan toegaat in de lessen Nederlands voor nieuwkomers. Ik kan me zelfs inschrijven in de stelling van de heer Somers, ik ben het er absoluut mee eens dat er een inspanning gevraagd moet worden. De resultaatsverbintenis is nog een andere zaak. We moeten ons absoluut 100 procent inzetten om 100 procent van de nieuwkomers Nederlands te laten leren en we mogen daar hard in gaan. Daar ben ik het helemaal mee eens.
De realiteit een beetje kennende, hebben we voor degenen die wel kunnen lezen en schrijven nu al onvoldoende toegangsmogelijkheden tot de lessen Nederlands. Laat staan dat we aangepaste modules hebben voor degenen die niet kunnen lezen of schrijven. De standaardvormen van Nederlands voor nieuwkomers zijn nog altijd gebaseerd op handboeken, noteer en spel: handboeken. Met andere woorden, minister, wat is het bijzondere pakket middelen dat u hebt gepland om te maken dat het grote percentage nieuwkomers dat niet kan lezen en schrijven, ook kan leren lezen en schrijven? Dat is toch het minimum dat u op tafel zou moeten leggen.
Ik zeg dit met de nodige schroom. Ik neem aan dat we er ons niet van afmaken met een test die hen alstublieft en dank u wel leert zeggen in de Nederlandse les, als we echte integratie willen hebben. Dat mis ik altijd in deze discussie. Vaak is het stoer doen over resultaatsverbintenissen, maar ik zou liever hebben dat u stoer doet over de middelen die u inzet om hen allemaal echt te integreren en echt Nederlands te leren, in plaats van stoer te doen over enkele symbolische woorden die ons laten denken dat we straf geweest zijn.
De heer Somers heeft het woord.
Dit is een heel belangrijk debat. Ik hoor een groot onderscheid in benadering tussen de twee partijen ter linkerzijde. Het is belangrijk om dat onderscheid op te merken. Van een zichzelf progressief noemend politicus die vaststelt dat er een grote groep analfabeten is in de samenleving, zou ik verwachten dat hij het tot zijn kerntaak maakt ervoor te zorgen dat die mensen worden gealfabetiseerd en Nederlands leren. Ik kan begrijpen dat een vraag van de linkerzijde als volgt luidt: ‘hebt u genoeg lespakketten en cursussen om uw doelstelling te realiseren?’ Dat is de juiste vraag.
Het in twijfel trekken van het principe dat mensen in deze samenleving alleen maar kunnen functioneren als ze Nederlands kennen, en ervan uitgaan dat een analfabeet terzijde moet worden geschoven in de benadering van het Nederlands, is voor mij revolterend. Ik begrijp de vraag van de heer Tobback. Of die juist is of niet, laat ik aan de minister over. Maar dat is een terechte vraag van de linkerzijde. Maar de vraag van mevrouw Moerenhout vind ik revolterend en onaanvaardbaar. (Applaus bij de meerderheid)
Mijnheer Somers, hoe luider u roept, hoe minder u een punt hebt. (Opmerkingen)
De heer Tobback en ik staan volledig op dezelfde lijn. Nederlands leren is ontzettend belangrijk. Ik heb zelf jaren voor de klas met anderstaligen gestaan. Elke nieuwkomer moet zo goed en zo snel mogelijk Nederlands leren. Dat is ongelooflijk belangrijk inzake empowerment. Vanuit het werkveld weet ik perfect hoe dat kan gebeuren.
– Jan Peumans, voorzitter, treedt als voorzitter op.
Het politieke bochtenwerk in dit dossier is van zo’n hoog niveau, het is gewoon knullig. In november 2014 wordt er gecommuniceerd dat iedereen, inclusief analfabeten, het niveau moet behalen. In februari 2015 wordt gezegd dat analfabeten worden vrijgesteld. Vandaag – en dat is totaal nieuw, het is nog nooit gezegd en geschreven – wordt gezegd dat analfabeten vrijgesteld zijn van de schriftelijke test, maar niet van de mondelinge test. Los van het feit dat er nergens staat dat die resultaatsverbintenis over een maand in werking treedt, stelt de heer Tobback de terechte vraag hoe u daar in een maand tijd een traject voor gaat uitwerken. (Applaus bij Groen en sp.a)
Mijnheer Somers, ik wil u bedanken voor uw vurige, gedragen, passionele steun, maar iets minder voor het certificaat dat u uzelf geeft om te bepalen wie wel en wie niet progressief is en wat dat precies inhoudt.
In het verlengde van uw gepassioneerde verklaring wil ik graag weten waarom u zelf die vraag niet hebt gesteld. U zegt dat de vraag terecht is: wat doet u om te maken dat mensen effectief de kans krijgen te leren lezen en schrijven? Ik heb u die vraag niet horen stellen. Ofwel interesseert het u niet, ofwel weet u dat het antwoord negatief is. Er zijn niet genoeg middelen om te garanderen dat men dat allemaal kan. En dus maken we ons er gemakkelijkheidshalve vanaf.
Dus ja, dit zijn veel straffe en stoere verklaringen. Maar neen, dit is geen beleid waarbij iedereen kan worden geïntegreerd.
Vooraleer we kunnen zeggen ‘moet’ – wat mij betreft mag het ‘moet’ zijn –, moet eerst de vraag ‘kan het?’ worden ingevuld. Die is in deze begroting en ook in uw verklaringen, mijnheer Somers, tot mijn spijt niet ingevuld. Dat zijn dus een hoop holle verklaringen. (Applaus bij sp.a en Groen)
Ik ging uit van de veronderstelling dat dit debat over Wonen ging en niet over Inburgering, want er worden hier echt wel twee zaken compleet door elkaar gehaald. Ik zal u uitleggen waarom. In beide domeinen hebben we een resultaatsverbintenis ingevoerd. We hebben het al gehad over sociale woningen, maar bij Inburgering wordt het attest van iemand die een inburgeringstraject heeft doorlopen veel meer waard. Voor alle duidelijkheid, mijnheer Tobback, in het kader van sociaal wonen moeten mensen niet naar de les. Ze zijn niet verplicht om een inburgeringstraject te volgen. Als ze natuurlijk onderworpen zijn aan die plicht, dan moeten ze geen bijkomend attest behalen. Dat heb ik steeds duidelijk gemaakt in de commissie Wonen.
Hoe kunnen ze Nederlands leren? Bijvoorbeeld via vrijwilligerswerk, Nederlands op de werkvloer, door contacten met hun kinderen die wel Nederlands krijgen op school enzovoort. Of ze kunnen er bewust voor kiezen om wel naar de les te gaan, maar ze moeten niet want het gaat maar om niveau A1. Dat is een zeer laag niveau. Omdat men geen cursus moet volgen, heb ik de Huizen van het Nederlands de mogelijkheid gegeven om ook te kunnen attesteren. Sociaal wonen en inburgering worden hier door elkaar gehaald. Ze mogen dus naar de les, maar ze moeten niet.
Er zijn geen wachtlijsten. Mijnheer Tobback, u vraagt hoe ik in het kader van de asielcrisis en de erkende vluchtelingen de grote instroom aan nieuwkomers zal opvangen. Er is net voor die inburgering 83 miljoen euro extra opgenomen in de begroting. Als we inburgering verplicht opleggen – wat een goede zaak is –, dan moeten we voor een aanbod zorgen. Met dat geld hebben we dat aanbod. We nemen dus wel degelijk onze verantwoordelijkheid.
Mevrouw Moerenhout, u verwijt ons bochtenwerk, maar ik weet niet hoeveel loopings u vannacht hebt gemaakt, maar dat zijn er toch meer dan de bochten die wij hier nemen. U zegt me dat het voor niveau A1 nu plots alleen maar om een mondelinge proef blijkt te gaan, alleen praten en niet schriftelijk. U vraagt me waar u dat vindt. Dat is al sinds jaar en dag de regel om het niveau A1 te halen. Ik heb dat niet uitgevonden en dat is niets nieuw. Dat is gewoon de bestaande reglementering uitvoeren. U noemt dat bochtenwerk, ik vind dat vreemd.
Dit gezegd zijnde, kom ik tot de derde van de vier maatregelen die ik wilde aanhalen, namelijk de verstrenging van de eigendomsvoorwaarde. Wie eigenaar is van een woning kan vandaag geen aanspraak maken op een sociale huurwoning. Alleen zijn er nogal wat achterpoortjes om die eigendomsvoorwaarde te omzeilen. Die achterpoortjes zullen we nu sluiten. Ook ‘gedeeltelijk volle eigenaars’ zullen in principe niet langer voldoen aan de eigendomsvoorwaarde, net zoals diegenen die een woning hebben ingebracht in een vennootschap waarvan ze zaakvoerder, bestuurder of aandeelhouder zijn.
De vierde maatregel is het versterkt inzetten op de strijd tegen domiciliefraude, wat een zeer belangrijke maatregel is om het beschikbare woonpatrimonium zo goed en efficiënt mogelijk in te zetten.
Daarbovenop blijven we natuurlijk ook sociale woningen bijbouwen. Het spreekt voor zich dat bijbouwen alleen niet alle sociale woonnoden zal lenigen. Net daarom is het een bijzonder goede zaak dat het groeipad voor de sociale verhuurkantoren volgend jaar wordt versterkt. Waar de groei de voorbije jaren 10 procent was, wordt dat volgend jaar 12 procent. De jaren erna zal die groei alleen maar toenemen.
We bouwen niet alleen nieuwe woningen bij, maar investeren ook fors in de renovatie van het bestaande sociale woonpatrimonium. Zo investeren we volgend jaar, net zoals dit jaar, 177 miljoen euro in de renovatie van sociale huurwoningen en zo ook in de woonkwaliteit en energiefactuur voor sociale huurders.
Ook de budgetten voor huurpremie en huursubsidie stijgen sterk. Het budget voor sociale leningen wordt volgend jaar opgetrokken met maar liefst 200 miljoen euro.
De Vlaamse Regering doet er binnen de huidige context alles aan opdat elke Vlaming een kwaliteitsvol dak boven haar of zijn hoofd kan hebben, en dat verdient alle lof. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Partyka heeft het woord.
Minister, collega’s, 2015 was een jaar met een recordaantal bouwvergunningen. Daarmee gelijke tred houdend, was er ook een sterke vooruitgang in het aantal hypothecaire kredieten. De investeringen in de sociale huurwoningen bereikten een recordhoogte.
Toch geven deze gegevens een beetje een vals beeld over de reële woonnood op de Vlaamse woonmarkt. Om een beetje een cynische uitdrukking te gebruiken: ‘Tout va très bien, madame la marquise.’ Het gaat immers niet zo goed op onze Vlaamse woonmarkt. Een derde van de Vlaamse woningen kampt met ernstige kwaliteitsproblemen. Samen met de recordinvesteringen in de sociale huisvesting, staan helaas ook de wachtlijsten op een recordhoogte. Op de huurmarkt hebben we dan ook een huizenhoog probleem. De private huurmarkt kampt met te weinig aanbod, te weinig kwaliteit en betaalbaarheidsproblemen, die zowel huurder als verhuurder in een wurggreep houden. Discriminatie is wijdverbreid, zoals u weet. De grootste targets zijn vrouwen die moeten rondkomen met een uitkering, en alleenstaande moeders. Daarnaast worden op dit eigenste ogenblik nog eens duizenden vluchtelingen toegewezen aan steden en gemeenten, die geen idee hebben hoe deze duizenden families later hun toevlucht gaan vinden op diezelfde huurmarkt, waar nu al geen plaats is. 22.000 erkende asielzoekers zullen de komende maanden een dak boven hun hoofd zoeken. Dan hebben we het nog niet over de minder fortuinlijke families die hier illegaal zullen verblijven en die een vogel voor de kat zijn voor misbruiken.
Onze woonmarkt is toch niets om zo vrolijk van te worden. Minister, ik wens u dan ook veel ambitie toe om daadwerkelijk een steen te verleggen in uw bevoegdheid Wonen, die voor de eerste keer een volledig homogene Vlaamse bevoegdheid is. Het is een unieke kans om daadwerkelijk verandering te genereren in sociale huisvesting. Het is daarnet gegaan over tijdelijke huurcontracten. Er zal meer nodig zijn. Er is nood aan een visie, er is nood aan performante lokale woonbedrijven die kansen en vrijheid krijgen om daadwerkelijk ambitieuzer te zijn en doelstellingen te bereiken. Op de private huurmarkt is er meer nodig dan symbolische maatregelen zoals het verhogen van de huurwaarborg. Er zijn daadwerkelijke hefbomen nodig om private investeringen te genereren. In de strijd tegen discriminatie is meer nodig dan vrijblijvende maatregelen. Er is nood aan bindende maatregelen die onaanvaardbare discriminatie de wereld uit helpen. Er is echt meer nodig dan maatregelen in de marge. Durf hervormen, minister. Durf het Vlaamse woonbeleid performant maken. Denk vernieuwend. Verlaat de platgetreden paden, ook in de sociale huisvesting. Werk met een open vizier aan een woonbeleid dat kwaliteitsvol wonen garandeert aan iedereen. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Hostekint heeft het woord.
Voorzitter, ministers, collega’s, anderhalf jaar zijn we in Vlaanderen intussen bevoegd voor de huurwetgeving. Om de continuïteit te garanderen, blijft de bestaande federale Huurwet voorlopig van toepassing. Intussen, minister, werkt u aan een evaluatie.
Maar, zo liet u in de commissie Wonen weten, het is goed om daar geen haast bij te maken. Minister, ik ben het wel vaker niet met u eens, maar als er nu echt één ding is waarmee ik het nu niet eens ben, is het wel dat we geen haast zouden moeten maken van een Vlaams kader voor de private huurmarkt. Jarenlang hebben we gepleit en geijverd om de huurwetgeving naar Vlaanderen te halen. Terecht, omdat we weten dat het de manier is om een coherent woonbeleid te voeren. We weten ook dat het verenigen van het volledige woonbeleid in één hand de enige manier is om echt doeltreffende maatregelen op de private huurmarkt te kunnen nemen. Meer dan de helft van de huurders spendeert meer dan 30 procent van zijn inkomen aan huur, een derde van de huurders houdt na betaling van zijn huur niet genoeg meer over om een menswaardig bestaan te leiden. 15.000 gezinnen in Vlaanderen worden met uithuiszetting bedreigd omdat ze betalingsproblemen hebben. Eén derde van de woningen heeft ernstige kwaliteitsproblemen en we weten dat er straks duizenden erkende vluchtelingen op de private huurmarkt komen, terwijl er vandaag al een ontzettende krapte is op die huurmarkt.
Minister, de situatie is dus niet van die aard dat we rustig een beetje de kat uit de boom kunnen kijken. Integendeel, we zijn allemaal voor een doordacht en bestudeerd beleid, maar de situatie is urgent. Mevrouw Partyka heeft ernaar verwezen en ik denk dat we het allemaal eens zijn: deze situatie is dringend. In het regeerakkoord geeft u aan dat u daar werk van wilt maken. U stelt een Vlaamse Huurcodex voorop met eigen accenten, en daarin zijn betaalbaarheid, woonzekerheid en bescherming van de woonkwaliteit prioriteiten. Meer visie mochten we tot nog toe niet vernemen. Als het over de private huurmarkt en een Vlaamse huurwetgeving gaat, blijft het vanuit de regering heel erg stil. Het enige dat we op dat vlak al hoorden, is dat u vindt dat de huurwaarborg moet worden opgetrokken van twee naar drie maanden, terwijl we weten dat 110.000 huurders vandaag al moeite hebben om hun huurwaarborg te betalen. En – zo mochten we vandaag ook vernemen – u bent geen voorstander van praktijktesten om discriminatie op de huurmarkt tegen te gaan, terwijl een op vijf verhuurders discrimineert op basis van etnische achtergrond, dat een op drie verhuurders geen huurder wil met een OCMW-uitkering. Uit het onderzoek van de Universiteit Gent weten we ondertussen dat gerichte praktijktesten wel degelijk een heel waardevol instrument zijn in de strijd tegen discriminatie.
Minister, collega's, inzake het woonbeleid heeft iedereen voortdurend de mond vol van het versterken van de private huurmarkt. Minister, ik vraag het u vriendelijk maar met aandrang, laat het niet bij woorden blijven maar maak werk, liever vandaag dan morgen, van krachtige en efficiënte maatregelen voor de private huurmarkt en laat – om mijn fractieleider te parafraseren – al dat communautaire bloed, zweet en tranen die zijn gevloeid zijn om die bijkomende bevoegdheden zoals de huurwetgeving naar Vlaanderen te halen, niet voor niets geweest zijn.
Ik heb daarstraks mevrouw Partyka horen zeggen: minister, ik wens u ambitie toe. Wel, minister, ik ook wens u ambitie toe en ik zou graag hebben dat we die ambitie heel snel kunnen zien op het vlak van de private huurmarkt. (Applaus bij sp.a)
De heer Engelbosch heeft het woord.
Collega Hostekint, als u vandaag minister was, zou u onmiddellijk aan de slag gegaan zijn. U vindt blijkbaar dat de studies die het Steunpunt Wonen gemaakt heeft, of die vandaag deels nog lopen, niet belangrijk zijn. Nochtans bevatten ze bundels van tweehonderd en driehonderd pagina’s waarin zeer belangrijke mogelijkheden worden opgesomd over de keuzes die we moeten maken. Volgens u moet het immers zeer snel gaan en had minister Homans van dag één al heel wat beslissingen moeten nemen om de huurmarkt te hervormen.
Ik zou van u dan ook eens heel graag horen wat uw recepten zijn. U zegt hier: minister, u moet een krachtig beleid voeren, u moet een efficiënt beleid voeren. Ik had graag uw toverrecepten gekend om morgen de private huurmarkt van dag één op dag twee te versterken. (Applaus bij de N-VA)
Mijnheer Engelbosch, die studies zijn uiteraard heel belangrijk. Het is echter niet zo dat we niet weten wat in die studies staat. In januari 2013 werd een eerste studie opgeleverd, een tweede dateert van januari 2014. Dit jaar is kort na de zomer nog een studie verschenen. Januari 2013 is bijna twee jaar geleden. De huidige regering is inmiddels anderhalf jaar bevoegd. Ik denk dat ze toch al een begin van een visie kon hebben ontwikkeld.
Als het niet in twee jaar lukt, dan hou ik mijn hart vast voor wat in de rest van de legislatuur staat te gebeuren op de private huurmarkt. U hebt het precies al opgegeven. U zegt dat het onmogelijk is om in twee jaar een visie te ontwikkelen. Welk beleid zal deze regering dan tegen het einde van legislatuur op tafel kunnen leggen?
We weten dat de situatie urgent is. Ik heb de cijfers gegeven. Minister, ik smeek u om een visie te ontwikkelen, al was het maar een begin van een visie. Na twee jaar moet er toch al wat op tafel kunnen liggen.
Collega Hostekint, u hebt me nog altijd niet geantwoord wat u zou doen.
Ik weet nu al wel wat u vooral niet wilt. U wilt geen indexering van de huurgelden. U wilt geen drie maanden waarborg. U wilt een centraal huurwaarborgfonds zodat de eigenaar absoluut niet kan weten of zijn huurder al dan niet solvabel is. U wilt verplichte renovaties. Ik heb u ooit horen spreken over maximumprijzen op de huurmarkt. Is dat de manier waarop u denkt de private huurmarkt te zullen versterken? Ik had graag van u geweten hoe u ervoor zou zorgen dat er in Vlaanderen een fatsoenlijk aanbod aan private huurwoningen komt.
Collega Engelbosch, u hebt al een deel van de recepten opgesomd. Het is jammer dat de voorstellen van mijn kant moeten komen. Als ik op de stoel van de minister had gezeten, wat ik maar al te graag zou doen, zou ik dat doen. Mevrouw Homans zit echter op die stoel. Ik had graag een visie van de minister van Wonen gehoord. U hebt mijn voorstellen opgesomd. De voorstellen van de meerderheid blijven jammer genoeg achterwege.
Collega Hostekint, ik ben vooral heel blij dat u niet op die stoel zit. Uw voorstellen zullen enkel tot gevolg hebben dat de verhuurders op de private huurmarkt gaan lopen en dat er geen aanbod aan huurwoningen meer zal zijn.
En dus bent u nu aan het zeggen waarom mijn voorstellen niet zouden werken. Wat zijn uw voorstellen? Wat zijn de voorstellen van de meerderheid? Uw partij levert de minister van Wonen. Waar blijven uw recepten voor de private huurmarkt? Ik heb ze nog niet gehoord.
Collega Hostekint, ik wil toch even de puntjes op de i zetten. U weet dat wij pas sinds 1 juli 2014 bevoegd zijn voor de private huurwetgeving. U hebt het over studies uit 2010 en 2012. Ik beweer niet dat die niet zijn gemaakt.
Het gaat om studies uit 2013 en 2014.
Dus nog altijd van vóór wij bevoegd waren. U weet ook dat de vorige meerderheid bij het Steunpunt Wonen een studie heeft besteld zodra de bevoegdheid naar ons was overgeheveld. Er was ook een timing en een streefdatum vooropgesteld. Ik vind het dan ook zeer vreemd dat uitgerekend u mij nu verwijt dat de studie nog niet is opgeleverd en dat we nog geen recepten hebben.
Natuurlijk hebben we recepten. We hebben daarover al zeer uitvoerig gedebatteerd in de commissie. We mogen voor de mensen die de betrokken onderzoeken en evaluaties doen toch het nodige respect opbrengen en even wachten voor we een volledig uitgerold plan voorleggen. Dat lijkt me wel het minste.
Ter verduidelijking, ik heb het over de studie die het Steunpunt Wonen in januari 2013 heeft opgeleverd. Die gaat juist over de regionalisering van de private huurmarkt. Ik heb het ook over de studie uit januari 2014 inzake de duur en opzegging, de huurwaarborg en de woningkwaliteit. Die studies hadden net tot doel een visie omtrent de regionalisering van de federale huurwetgeving te ontwikkelen. Ik heb inderdaad ook over de meer recente studie over de toegang tot en de discriminatie op de private huurmarkt. Die dateert van net na de zomer van dit jaar. Die studies zijn vandaag afgerond en ze gaan net over regionalisering van de huurwetgeving.
Minister, los daarvan had u al een visie kunnen hebben ontwikkeld. U zegt dat we daarover al uitvoerig hebben gedebatteerd. Wij hebben daarover al vaak gediscussieerd omdat de oppositie die punten op de agenda zet, en niet omdat de meerderheid met voorstellen is gekomen.
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Minister, de voorgaande sprekers hebben de algemene toestand op huurmarkt heel goed geschetst. Er wachten 80.000 mensen op een sociale woning. Die 80.000 mensen moeten zich dan tot de private huurmarkt richten. Dat heeft twee kwalijke gevolgen. Ten eerste bestaat er grote armoede onder de huurders: 34 procent kan de huur niet betalen of heeft problemen om dat te doen. Ten tweede worden verhuurders moedeloos omdat hun huur niet tijdig of correct wordt betaald. Ze stappen dan maar uit de verhuurmarkt.
Dat is een zeer penibele situatie, en ze dateert niet van vandaag of gisteren.
De voorbije maanden is er probleem bijgekomen dat de algemene problematiek nog penibeler heeft gemaakt. In mei 2015 is immers een nooit eerder geziene vluchtelingencrisis losgebarsten.
In september 2015 heeft de oppositie het Vlaams Parlement en ook u vervroegd uit vakantie teruggeroepen om te weten te komen of u de toestroom kunt opvangen, want eens erkend komen de erkende vluchtelingen op onze huurmarkt terecht. U zei toen dat u daarmee bezig was, en dat het in orde komt. De eerste stap om die Vlaamse machinerie klaar te stomen, is zorgen voor een dak boven hun hoofd. Daarzonder kunnen die mensen geen job zoeken of hun kinderen naar school sturen. Vandaag stellen we vast dat in de begroting niet in middelen is voorzien voor de huisvesting van erkende vluchtelingen. Nochtans is de situatie op de huurmarkt erg penibel. Op de begroting Wonen staat voor de huurmarkt 10 miljoen euro extra voor de SVK’s ingeschreven. Dat is goed, maar niet genoeg, want dat is goed voor ongeveer 2500 woningen. Er zijn ongeveer 3000 woningen in het sociale woningaanbod geschrapt. Het volstaat dus niet om de 22.000 vluchtelingen op te vangen die in 2016 op de huurmarkt zullen belanden.
Een deel van de begroting is opzijgezet voor de aanpak van het vluchtelingenprobleem, maar ook in dat luik is niet in 1 euro voorzien voor de huisvesting van erkende vluchtelingen. De afgelopen weken trok de ene na de andere organisatie, stad en gemeente aan de alarmbel. De vluchtelingen beginnen door te stromen naar de nu al penibele huurmarkt. Men weet niet wat aangevangen. Minister, hoe zult u ervoor zorgen dat in 2016 die 22.000 mensen worden opgevangen, en de situatie op de huurmarkt niet erger wordt dan die al is?
Mevrouw Moerenhout, u zegt dat er niet in middelen is voorzien voor de huisvesting van erkende vluchtelingen. Dat is straf. Men kan een apart potje voor die vluchtelingen opzijzetten, of dat niet doen. We kiezen er duidelijk voor om geen apart traject voor erkende vluchtelingen aan te bieden. Ze kunnen dus terecht op de private huurmarkt of de sociale huurmarkt, zoals elke andere woonbehoeftige. Ik wil u een overzicht geven van wat voor de sociale huurmarkt is opzijgezet en ook voor erkende vluchtelingen die mooi in de rij wachten in aanmerking komt. De SVK’s krijgen dit jaar 10 miljoen extra; de volgende jaren 20 miljoen extra en 40 miljoen extra. Het budget voor de huurpremie stijgt met 27 procent. Voor de huursubsidies wordt 22,9 miljoen euro uitgetrokken. De totale korting op de huurprijs van sociale woningen bedraagt meer dan 430 miljoen euro. Dit jaar zullen we 630 miljoen euro investeren in de bouw van nieuwe sociale woningen. En dan durft u zeggen dat deze Vlaamse overheid niet investeert in huisvesting voor erkende vluchtelingen. Tenzij u een aparte voorrangsregeling voor erkende vluchtelingen bedoelt, maar daar bedanken wij voor. Dat zou immers bijzonder onrechtvaardig zijn voor al die andere mensen die op een wachtlijst staan om een sociale woning te kunnen betrekken.
Mijnheer Anseeuw, ik krijg de indruk dat u betwist dat er een probleem is met de huurmarkt. U zegt dat elke woonbehoeftige op de private huurmarkt terechtkan. Sprekers van diverse partijen hebben hier al gewezen op de problemen op die private huurmarkt. En dan nemen we die 22.000 erkende vluchtelingen nog niet in ogenschouw.
Neen, mevrouw Moerenhout. Ik had het over de private huurmarkt én de sociale huurmarkt. U bent selectief in het herhalen van wat ik heb gezegd. Ik ontken niet dat er problemen en uitdagingen zijn. Maar u ontkent dat we ook maar 1 euro zouden investeren dat de woonbehoeftigen ten goede kan komen, en dat is toch een brug te ver.
Mevrouw Moerenhout, u moet mij eens uitleggen hoe u het dan zou proberen op te lossen. U zegt dat er krapte is op de private huurmarkt en dat er wachtlijsten zijn voor een sociale woning. Als ze voldoen aan de voorwaarden, kunnen ze zich inschrijven, maar ze zullen inderdaad helemaal achteraan moeten aansluiten. Maar hoe zou u het dan doen? Wat suggereert u? Gaat u containers bouwen in havengebieden of zo? Is dat de oplossing van Groen? Ik wil het nu wel eens horen, want ik ben het verhaaltje een beetje beu aan het worden. U stelt mij persoonlijk verantwoordelijk voor de huisvesting van om en bij de 22.000 erkende vluchtelingen die zich binnen afzienbare tijd in Vlaanderen zullen vestigen. De mensen die het nu al jarenlang moeilijk hebben in onze samenleving, die hier misschien geboren en getogen zijn, die in armoede moeten leven, die worden door u aan hun lot overgelaten. Daar hebt u nog nooit zo’n vurig pleidooi voor gehouden. Ik wil het nu dus wel eens van u horen, mevrouw Moerenhout.
U zegt dat er geen huizen beschikbaar zijn op de private huurmarkt en dat er wachtlijsten zijn voor een sociale woning. Ik geef u gelijk wat dat tweede betreft. Maar er zijn wel nog huizen beschikbaar op de private huurmarkt. U hebt zelf al gerefereerd aan de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) – niet met naam, maar u ging in op hun communicatie van een week geleden. Die VVSG zegt dat in Vlaanderen 20.000 woningen leeg staan en dat de Vlaamse overheid die moet confisqueren en in beheer geven van een sociaal verhuurkantoor, om zo die vluchtelingen te kunnen helpen. Dat is niet mijn visie, voor alle duidelijkheid. Ik vind dat ook geen goed idee.
Maar wat wilt u nu dat we concreet doen? Gaat u mij suggereren om containers te bouwen? Of hebt u nog andere oplossingen?
Collega’s van de N-VA, ik ontken niet dat u investeert. Ik heb in de commissie zelf gezegd dat het prima is dat die 10 miljoen euro erbij komt, want alle kleine beetjes helpen. Wat ik, en velen met mij, zeg, is dat u niet genoeg investeert. U maakt geen plan van aanpak. Meer nog, u bespaart. U bespaart op de bouw van sociale woningen. U bespaart met 15 procent in deze legislatuur. Dat zijn harde feiten die u niet kunt ontkennen.
Ik sta niet alleen met die vraag. U hebt al verwezen naar de VVSG, maar er zijn ook de Vlaamse centrumsteden, de huurorganisaties en de armoedeorganisaties. En het is jammer dat dit hier niet geuit wordt, maar ook CD&V stelt zich vragen bij de oplossingen die aan dit probleem tegemoet gaan komen.
Mijnheer Anseeuw, u zegt dat zowel de vluchtelingen als de Vlamingen de keuze hebben tussen de private en de sociale huurmarkt. Neen, er is een wachtrij van jaren, dus er is geen keuze. Iedereen moet naar de private huurmarkt. En die private huurmarkt is vol.
Mijnheer Anseeuw, u maakt altijd het onderscheid tussen ‘de mensen van bij ons’, die in woonnood leven, en de vluchtelingen, waarover u altijd zegt dat er voor hen voorrang wordt gevraagd. Niemand zegt dat. Ik heb mevrouw Moerenhout daar ook niet naar horen vragen. Niemand vraagt daarnaar.
De waarheid is, minister, dat al die mensen in woonnood, of het nu erkende vluchtelingen zijn of mensen die hier al jarenlang op zoek zijn naar een betaalbare kwalitatieve woning, allemaal samen op die private huurmarkt zullen komen. En dan speelt het gewoon geen rol in welk hokje u ze wilt plaatsen. Het gaat om heel veel mensen die op zoek zijn naar een betaalbare, kwalitatieve woning. En u zult hun als minister van Wonen en als minister van Armoede geen woning kunnen garanderen. Of ze nu erkende vluchteling zijn of al jarenlang in Vlaanderen leven, u zult ze geen kwalitatieve betaalbare woning kunnen garanderen. Dat is het punt.
Mevrouw Van dermeersch heeft het woord. (Opmerkingen)
Er is over dat punt voldoende repliek gegeven. We kunnen erover bezig blijven. Er staan nog een hele hoop sprekers op de lijst, en ik wil graag op tijd thuis zijn.
Iedereen is het erover eens dat er veel uitdagingen zijn in het woonbeleid. Er zijn een heel aantal problemen. Er zijn lange wachtlijsten. Duizenden mensen staan op de wachtlijst voor een sociale woning. Gemiddeld moet men zelfs drie jaar wachten op zo’n wachtlijst vooraleer men in aanmerking komt voor een woning. De prijzen op de private huurmarkt zijn op bepaalde momenten nauwelijks betaalbaar voor mensen. En door het opengrenzenbeleid van de Federale Regering zijn er nog 22.000 vluchtelingen die zich in Vlaanderen zullen huisvesten. De lokale besturen hebben ondertussen al aan de alarmbel getrokken over de asielchaos op de woonmarkt.
Minister, ik vind dat u heel weinig concrete oplossingen biedt. U bent tevreden over een aantal dingen, bijvoorbeeld dat u investeert in de sociale verhuurkantoren. Mijn partij steunt dat. Maar daarmee gaat u het natuurlijk niet redden. Het is onvoldoende. Er wordt veel geïnvesteerd in sociale huur, er zijn meer middelen, maar dat is niet oneindig. Op de private huurmarkt blijft het steken bij een vraag aan het Steunpunt Wonen om te onderzoeken hoe het aanbod kan worden gestimuleerd. Mevrouw Hostekint had het er al over. Dat is helaas weinig concreet, en de problemen zijn prangend.
Wat de sociale huisvesting betreft, dat toch een deel van de woonmarkt is waar u het meest verregaand kunt ingrijpen, kan ik verschillende van uw voorstellen moeilijk onderschrijven. Het zijn schijnoplossingen, die soms zelfs onrechtvaardig zijn. Neem het voorstel om tijdelijke huurcontracten in te voeren. Enkel mensen die het echt nodig hebben, zouden dan een sociale woning kunnen huren. Wie te veel verdient, zou er dan uit vliegen. Dat klinkt allemaal heel stoer, maar dat is geen echte oplossing om de wachtlijsten weg te werken. Het gaat niet over een zo groot aantal mensen die in die situatie verkeren. Belangrijker nog, het zou zelfs negatieve effecten kunnen hebben. Ik denk dat u op die manier van sociale woonwijken sociale getto’s gaat maken, door mensen te sanctioneren die in een sociale woning wonen en die zich economisch verbeteren door hard te werken en door zich in te zetten in onze samenleving. Die mensen worden dan weggejaagd. Bovendien betaalt wie meer verdient, een hogere huurprijs. Zij financieren dus mee het systeem.
De oplossingen die worden aangeboden om de onderbezetting aan te pakken, zijn niet wat ze zouden moeten zijn. Die onderbezetting betreft dan het feit dat bejaarden in woningen wonen die voor hen te groot zijn nadat hun kinderen het huis hebben verlaten. Minister, ik hoop van harte dat u onze bejaarden niet gaat dwingen om hun appartementen te verlaten. Zij hebben daarin geïnvesteerd, behangen, geschilderd, enzovoort. Een oude boom mag men niet verplanten. Ik hoop dat de onderbezetting niet tot gevolg heeft dat oude bomen zouden worden verplant.
Ik ga geen oude bejaarden verplanten, mevrouw Van dermeersch. Laat mij gewoon even de essentie van het begrip ‘tijdelijke contracten’ toelichten.
Aan de lopende contracten verandert er niets. De tijdelijke contracten die men vanaf – zoals ik hoop – 1 mei 2016 afsluit voor een sociale woning, zullen gekoppeld zijn aan twee zaken.
Ten eerste is er een inkomensvoorwaarde. U weet, of u weet niet, dat het maximaal toelaatbare inkomen 35.000 euro per jaar bedraagt, aangevuld met 1950 euro per persoon ten laste. Wij willen absoluut niet bewerkstelligen dat we met die inkomensgrenzen voor de tijdelijke contracten voor een werkloosheidsval gaan zorgen. Daarom hebben we gezegd dat men iets meer mag verdienen. We hebben het nu vastgezet op 125 procent. Dat is goed. Als men na verloop van tijd een vierde meer verdient dan eigenlijk mag, is dat een reden waarom men een tijdelijk contract kan verliezen. U kunt het misschien gerechtvaardigd vinden om te spreken over sociale getto’s en dergelijke. Ik ga zelfs niet ontkennen dat er in bepaalde steden in bepaalde wijken een gettovorming is. Maar ik wil hier niet meegaan in het pleidooi om de sociale voorzieningen, waar wij met heel veel plezier heel veel geld in investeren, te houden bij mensen die perfect op de private huurmarkt terecht kunnen en daar bovendien ook zorgen voor een versterking van de private huurmarkt. Want ook de private huurmarkt heeft mensen nodige met zulke profielen.
Ook de onderbezetting is een van de redenen om met tijdelijke contracten te beginnen: contracten van eerst negen jaar, en dan wordt dat om de drie jaar herzien. Een bejaard koppel waarvan de kinderen het huis uit zijn en dat nu in een huis met vijf kamers woont, daarvan hebben wij altijd gezegd dat we die niet zomaar uit hun huis gaan zetten. Voor alle duidelijkheid: diegenen die er nu in wonen, mogen er blijven wonen. De maatregel gaat in vanaf de nieuwe contracten. We gaan hun niet zomaar vragen om te verhuizen. Wij zorgen eerst voor een passend aanbod in de buurt. Dat is een voorwaarde.
Dus, mevrouw Van dermeersch, heb ik zin om die mensen te verplanten? Neen. Heb ik zin om andere mensen te verplanten? Misschien wel, maar daarover doe ik beter geen uitspraken.
Minister, ik hoop dat u inderdaad rekening houdt met mijn opmerkingen. We zijn allebei afkomstig uit Antwerpen. We kennen sociale getto’s. Dat is niet wat wij willen creëren, u evenmin als ik. Met andere woorden, er moet zeker belang worden gehecht aan de negatieve effecten die er toch kunnen zijn van de maatregelen die u voorstelt. Ik hoop dat die er niet zullen zijn. Ik houd mijn hart ervoor vast.
Wat die onderbezetting betreft, heb ik een heel triest voorbeeld, mijn eigen oma. Zij woonde in een sociale woning op de Luchtbal in Antwerpen. Ze is uiteindelijk door renovatie moeten verhuizen toen ze 80 jaar was. Ze heeft een nieuwe woning gekregen in hetzelfde gebouw. Het appartement was op dezelfde manier ingedeeld, maar toch is dat haar fataal geworden. Oudere mensen kun je nu eenmaal niet verplaatsen. Ik hoop dat u daarmee rekening zult houden. De specifieke particuliere situaties zijn soms heel schrijnend wanneer men oudere mensen nog gaat verplaatsen. Minister, ik hoop van harte dat de onderbezetting die u wilt aanpakken, niet leidt tot situaties zoals die waarmee mijn familie is geconfronteerd naar aanleiding van een renovatie.
Andere collega’s vroegen wat de voorstellen zijn die onze fractie wil doen. Ik denk dat u hen duidelijk moet maken dat wij in Vlaanderen niet de hele wereld kunnen huisvesten. Dat is gewoon onmogelijk. 90 procent van de nieuwe sociale huurders in Antwerpen zijn van allochtone origine. (Opmerkingen van de voorzitter)
Maar ik doe positieve voorstellen, voorzitter. Stop die massa-immigratie en koppel de toegang tot de sociale huisvesting aan bepaalde voorwaarden, bijvoorbeeld dat men hier een aantal jaren moet hebben gewoond en gewerkt. Ik ben ook te vinden voor het opleggen van de voorwaarde waarover hier gesproken is, dat men namelijk een inspanning moet leveren om Nederlands te leren en daarin resultaten moet kunnen voorleggen. Als men geen Nederlands kan, kan men geen huishoudelijke regels naleven en kan men niet aan zijn buurvrouw of buurman vragen wanneer het vuilnis moet worden buitengezet. Wie geen Nederlands kan op dat allerlaagste niveau, hoort eigenlijk niet thuis in een sociale woning. Het is nodig om het machtig zijn van het Nederlands als voorwaarde te stellen voor het krijgen van een sociale woning. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Engelbosch heeft het woord.
Collega’s, ik ben verheugd vast te stellen dat het verwerven van een eigen woning en het renoveren ervan nog steeds een prioriteit blijft voor deze Vlaamse meerderheid. Een eigen woning is en blijft immers nog steeds het beste spreekwoordelijke appeltje voor de dorst. De hervorming van de woonbonus heeft geen invloed gehad op het aantal woningtransacties en de hervorming van de renovatiepremie zal ervoor zorgen dat er in de praktijk meer premies zullen worden uitgekeerd dan ooit tevoren.
Maar nog steeds is het niet gemakkelijk voor jonge koppels om vandaag een woning te verwerven. Wie geen eigen spaarpotje heeft, moet al op vader of moeder rekenen om het aandeel dat de banken van eigen inbreng vragen te kunnen financieren. Er zijn weliswaar verschillende ondersteuningsmogelijkheden voor leningen. Het is ook positief dat we daarop verder inzetten en dat er daarvoor extra budgetten worden vrijgemaakt.
Maar collega’s, ik denk dat we ook eens de woonfiscaliteit onder de loep moeten durven te nemen. Ik wil daar geen voorafnames op doen. Die puzzel moet in zijn geheel worden gelegd. Maar mijns inziens moeten er mogelijkheden zijn om het aandeel van de registratierechten in maandelijkse afbetalingen te doen, met een uitgestelde betaling of via andere constructies of oplossingen. Ik ben geen fiscalist en weet dus niet hoe het moet, maar alles moet gericht zijn op de betaalbaarheid. Die oefening van de woonfiscaliteit moeten we deze legislatuur echt durven te maken.
Minister Homans, ik zal mij er niet aan wagen, maar volgens uw collega-minister Weyts valt minister Turtelboom wel te verleiden. Ik wens u daarmee dus veel succes.
Mijnheer Engelbosch, u zegt dat we die woonfiscaliteit onder ogen moeten durven te zien. Ik heb heel veel mensen ervoor horen pleiten om de onrechtvaardigheden die er bestaan ten aanzien van de singles in onze samenleving, de alleenwoners, weg te werken, vooralsnog zonder concrete voorstellen. Bent u ook van plan, mijnheer Engelbosch, om in verband met de woonbonus de onrechtvaardigheid die er vandaag bestaat ten opzichte van alleenwoners die het al heel moeilijk hebben om een eigen woning te verwerven, weg te werken en ervoor te zorgen dat ook zij een grotere woonbonus krijgen dan vandaag het geval is?
Mevrouw Hostekint, ik heb net gezegd dat de puzzel van de woonfiscaliteit in zijn geheel moet worden gelegd en dat alle aspecten, alle problemen en alle knelpunten waar u terecht naar verwijst, moeten worden bekeken. Van daaruit moet er een totaaloplossing worden gezocht. Ik ben geen fiscalist en ik ga hier vandaag dan ook niet zeggen wat wel en wat niet kan.
Ik heb u nochtans net twee of drie concrete voorstellen horen doen. Het is een heel eenvoudige vraag, mijnheer Engelbosch, vindt u dat een terechte bezorgdheid?
Ik heb u net bevestigd dat dit inderdaad een terechte bezorgdheid is. Ik heb alleen suggesties gedaan. Ik heb er ook aan toegevoegd dat ik geen fiscalist ben. Het geheel moet worden bekeken, dat is wat ik gezegd heb.
Ook op de private huurmarkt wacht ons een grote uitdaging. Minister, ik kijk enorm uit naar uw aangekondigde conceptnota om de huurwetgeving te hervormen. De laatste studie is net opgeleverd en u kondigt nu al aan om in het voorjaar met een conceptnota naar het parlement te komen. Mevrouw Hostekint, ik vraag me af hoeveel sneller de minister nog had kunnen werken.
Het zal sowieso een moeilijke evenwichtsoefening zijn tussen enerzijds de bescherming van de huurders en anderzijds de rechten van de verhuurder. Ik kijk ernaar uit om dat debat in de commissie te voeren.
Een van de belangrijkste aandachtpunten is de soms te dunne lijn tussen selectie en discriminatie. Mevrouw Partyka zei daarnet al dat het heel vaak alleenstaande moeders zijn die worden gediscrimineerd, vaak om heel onterechte vooroordelen.
Ik denk aan de herwerking van het Huurgarantiefonds tot een werkbaar instrument. Als we er dan ook voor kunnen zorgen dat de huurwaarborg een indicatie blijft van de solvabiliteit van de huurder, dan zal die verhuurder in de toekomst misschien minder vasthouden aan zijn soms te strenge selectienormen.
Tot slot ben ik benieuwd hoever we zullen gaan in onze resolutie over samenhuizen. Er is net een studie opgeleverd, en ik hoop dat we ook daarover kunnen debatteren in de commissie. Want ondanks onze verschillende visies hebben we allemaal dezelfde bezorgdheid, namelijk een toegankelijke en betaalbare woningmarkt in Vlaanderen. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Christiaens heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, zowat iedereen die de eerste stappen zet op de woonmarkt, doet dat door op zoek te gaan naar een huurwoning. Voor steeds meer mensen is huren de enige mogelijkheid Daarom wil ik het namens mijn fractie hebben over de uitdagingen waar we voor staan op de private huurmarkt.
De private huurmarkt is vele jaren lang gekenmerkt geweest door een krimpend aanbod. Het aantal mensen dat zich geroepen voelde om nog te investeren in woningen om ze vervolgens als huurwoning aan te bieden, ging stelselmatig in dalende lijn.
Uit het recente Groot Woononderzoek blijkt dat er ten opzichte van 2005 een stijging was van 18,5 procent naar 20,4 procent. Het komt er nu op aan om volop gebruik te maken van de bevoegdheden die de zesde staatshervorming ons op dit vlak geeft en deze kentering een duurzaam karakter te geven.
Datzelfde Woononderzoek toonde immers aan dat in dezelfde periode ook de betaalbaarheidsproblemen op de private huurmarkt gevoelig toegenomen zijn. Meer dan de helft van de private huurders moet meer dan de helft van zijn beschikbaar inkomen aan huur besteden. Er is dus heel wat werk aan de winkel. Hoe kan de private huurmarkt versterkt worden en aantrekkelijker worden gemaakt? Hoe kunnen de belangen van huurder en verhuurder optimaal op elkaar worden afgestemd en in welke mate kan die betere afstemming tot een verhoogd aanbod van kwalitatieve woningen leiden? Deze vragen beantwoorden kan alleen met een omvattend pakket aan initiatieven en maatregelen, niet door ‘one shots’ maar door een duurzaam plan dat een evenwicht bewaart tussen de belangen van de verschillende partijen op de private huurmarkt. Het gaat dan over maatregelen die de betaalbaarheid garanderen voor de huurder, maatregelen die de huurinkomsten verzekeren voor de verhuurder, maatregelen die de kwaliteit van de te huur aangeboden woningen garanderen en maatregelen die toelaten om snel op te treden wanneer die woningen door de huurders niet in goede staat worden onderhouden.
U kondigde aan dat u in het voorjaar 2016 een conceptnota zult brengen over die verdere aanpak van de private huurmarkt. CD&V vindt dat u voor de juiste aanpak hebt gekozen. U hebt gewacht tot alle studies van het Steunpunt Wonen volledig waren afgerond. Die zijn eind oktober opgeleverd. Wij kijken met verwachting uit naar die nota
De verwachtingen zijn hoog. CD&V verwacht dat u de keuzes zult maken die de basis zullen leggen voor een sterke en transparante private huurmarkt die volop zijn rol kan spelen op de woonmarkt.
Ik wil het nog kort hebben over een belangrijk initiatief dat de laatste jaren genomen is in verband met de sociale verhuurkantoren. U zet daar verder op in. U hebt geijverd en goed onderhandeld voor 10 miljoen euro extra en daarna op recurrente basis. Die middelen zullen zeker nodig zijn.
We moeten ook nadenken over het bewandelen van andere wegen. We hebben daarom een voorstel voor u, minister. Waarom geven we de sociale verhuurkantoren niet meer ruimte om potentiële eigenaar-verhuurders te ondersteunen bij renovaties? Dat lijkt ons een uitstekende manier om woningen op een snelle en kwalitatieve manier geschikt te maken voor verdere verhuur. (Applaus bij CD&V)
De heer Hendrickx heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, zoals u weet, ben ik in het parlement al lang actief rond sociaal wonen. Samen met u heb ik jarenlang gehamerd op een krachtdadige aanpak van alle vormen van sociale fraude in deze sector. Het doet mij genoegen dat u, nu we niet meer naast elkaar maar tegenover elkaar zitten, ons gezamenlijke streven ook in concreet beleid weet om te zetten.
De versnelde en verstrengde aanpak van domiciliefraude komt nu echt op volle stoom. We komen hier van heel ver. Niet zo lang geleden werden de vaststellingen van onze Vlaamse inspecteurs voor het overgrote deel zonder meer geseponeerd door de parketten. Door de vernieuwde aanpak raakt de nodige informatie niet alleen veel sneller bij onze controleurs, maar is de pakkans nu eindelijk in balans met de effectieve vervolgingskans. Ik hoop dat dit een duidelijk signaal zal zijn.
Een ander probleem waar ik in het verleden al enkele keren op wees via parlementaire initiatieven, zijn de achterpoortjes in de toewijzingscriteria voor sociale woningen, zoals het fenomeen van de zogenaamde ‘verdeelde’ eigendomsrechten. Een van de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een sociale woning, is het niet hebben van een volle eigendom. Dat werd soms omzeild door slechts voor een deel eigenaar te zijn van een pand. Men kon dus perfect voor 95 procent een woning bezitten en huurinkomsten opstrijken en tegelijkertijd een sociale woning betrekken. Deze achterpoort wordt nu gesloten, terwijl er toch rekening wordt gehouden met situaties zoals een erfenis in onverdeeldheid.
Ik zal u de komende maanden blijven wijzen op een paar andere nagels waar ik al jaren op zit te kloppen. Ik hoop vooral dat u hier de komende jaren even mooie doorbraken weet te realiseren als bij de hierboven al aangehaalde thema’s. Het voornaamste probleem dat moet worden aangepakt betreft het bezit in het buitenland. Als een kandidaat-huurder in Vlaanderen geen woning mag bezitten, geldt dat net zo goed voor woningen in het buitenland. Toch blijkt uit studies dat een erg groot aantal Vlamingen van buitenlandse origine in hun thuisland een woning bezit. Vaak worden daar huurinkomsten uit gehaald, terwijl men hier geniet van een sociale woning.
Minister, ik concludeer dat ik momenteel erg blij mag zijn met de door u geboekte vooruitgang wat betreft fraudebestrijding, en ik kijk uit naar hoe u de andere problemen met dezelfde energie gaat aanpakken. (Applaus bij de N-VA)
Onroerend Erfgoed
Dames en heren, dan gaan we nu over naar het onderdeel Onroerend Erfgoed.
Mevrouw Van Werde heeft het woord.
Voorzitter, geachte leden van de regering, collega’s, de zorg voor onroerend erfgoed is een mooie, maar geen eenvoudige opdracht. We moeten ons erfgoed optimaal behouden en openstellen, maar tegelijk inspelen op de veranderende noden en verwachtingen van de maatschappij.
De betaalbaarheid van de erfgoedzorg is voor onze fractie het belangrijkste aspect en ook dat er nauw samengewerkt wordt met de lokale besturen. “Meer autonomie en verantwoordelijkheid voor de lokale besturen”, staat er in het regeerakkoord. In uw beleidsbrief, minister-president, geeft u aan dat uw administratie verder wil evolueren naar een klantvriendelijke en proactieve partner voor de lokale besturen en de eigenaars van erfgoed.
Volgens ons zijn daar drie elementen voor nodig. Ten eerste, vertrouwen in en ondersteuning van de lokale besturen. Ten tweede, de uitbouw van expertise bij die lokale besturen: initiatieven als onroerenderfgoedgemeentes en intergemeentelijke onroerenderfgoeddiensten zijn daarvoor waardevolle instrumenten. En ten derde een cultuuromslag bij de administratie Onroerend Erfgoed, zowel bij de adviesverlening als bij de eisen die gesteld worden in restauratiedossiers. Want hoe strenger de eisen, hoe groter de kosten.
Wat die betaalbaarheid betreft, het krediet voor onroerend erfgoed verhoogt, maar laten we eerlijk zijn, het bijkomend krediet van 10 miljoen euro zal de achterstand qua restauratiepremies niet wegwerken. Voor de volledige wachtlijst is er immers meer dan 350 miljoen euro nodig. Minister-president, we steunen dan ook uw initiatieven, zoals het onderzoek naar mogelijke fiscale stimulansen, het rollend fonds voor kortlopende erfgoedleningen en vooral het onderzoek naar het huidige premiestelsel.
In bepaalde categorieën zijn de bestaande premiepercentages vrij hoog, wat voor weinig responsabiliteit zorgt bij de eigenaar, bij de architect en ook bij de erfgoedconsulent. U hebt dan ook een onderzoek opgestart naar de prijzen voor restauratie en onderhoud, zoals u had aangekondigd in uw beleidsnota. U wilt weten wat de mogelijke oorzaken zijn van de toegenomen kosten. Is het monopolievorming? Zijn het anomalieën in de prijszetting op de restauratiemarkt? Zijn het specifieke kostendrijvers eigen aan bepaalde aspecten van restauratie? Misschien, zo vragen we ons als N-VA-fractie af, kunnen de premiepercentages worden aangepast naargelang de complexiteit of de aard van de restauratiewerken. Restauraties van pomphuizen, sluizen en wind- en watermolens, maar ook van bijvoorbeeld de technische installaties van schouwburgen en theaters zijn heel duur. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de trekkeninstallatie van de Bourlaschouwburg in Antwerpen. Misschien is voor dat soort restauraties een hogere premie te verantwoorden, veeleer dan voor restauraties die minder complex zijn en waarvan het eindresultaat bovendien een economische meerwaarde genereert.
Ik wil er tot slot op wijzen dat erfgoedzorg nog te vaak wordt beschouwd als alleen maar een kostenpost, terwijl investeringen in onroerend erfgoed naast een sociale, culturele en ruimtelijke ook een economische meerwaarde hebben. Investeren in erfgoed betekent ook investeren in de aantrekkingskracht van onze regio. Het kan het investerings- en vestigingsklimaat van Vlaanderen versterken. De Europese Commissie heeft onlangs, onder de auspiciën van Europa Nostra een onderzoeksrapport gepubliceerd met als titel ‘Cultural Heritage Counts for Europe’. Daar staan een paar frappante cijfers in. De erfgoedsector zou verantwoordelijk zijn voor 26 indirecte jobs per directe arbeidsplaats. Voor de automobielsector, bijvoorbeeld, is dat maar een factor 6. Het aantal jobs in de erfgoedzorg in Europa wordt geraamd op meer dan 300.000, en de indirecte tewerkstelling is om en bij de 8 miljoen euro. Dat zijn toch cijfers om eventjes bij stil te staan, en ons te realiseren dat verstandig investeren in onroerend erfgoed loont. Blijven inzetten op erfgoedzorg is dus inzetten op de toekomst, met respect voor het verleden. (Applaus bij de meerderheid)
Voorzitter, wat mevrouw Van Werde heeft gezegd, verheugt me. Als men te weinig middelen heeft, moet men proberen zijn verbeelding aan te spreken. Een deel van het onroerend erfgoed is privaatrechtelijk. Het is in handen van mensen die naast de staat, naast de lokale gemeenschappen ook dat erfgoed koesteren. Die mensen moeten bij schenkingen, bij erfenissen dus rechten betalen op dat onroerend erfgoed. Nu is er het idee dat die nalatenschapsrechten, die schenkingsrechten een soort krediet zouden vormen, dat men binnen een bepaalde periode, vijf jaar, tien jaar, onder controle moet verbruiken voor het behoud en het verbeteren van dat erfgoed. De erfenis, de schenking zou dus tegen 0 procent gebeuren. Wat zo wordt uitgespaard, zou een krediet vormen dat men moet opgebruiken om het erfgoed in stand te houden of te verbeteren. U hebt terecht gesteld dat daaraan werken zorgt voor een multiplicator qua tewerkstelling. Dat zou dus echt een bewijsbaar terugverdieneffect hebben. Mag ik uw mening daarover kennen?
Mijn mening lijkt me er natuurlijk niet zo veel toe te doen. De onderhandelingen en besprekingen over dat soort zaken worden natuurlijk gevoerd door de regering. Ik weet dat er mensen zijn die dat idee aanhangen. Ik heb al met mensen daarover gesproken. Als u het zo voorstelt, dan denk ik dat dat een zeer waardevol initiatief zou zijn.
Collega Van Werde heeft terecht enkele klemtonen gelegd, zoals meer autonomie voor de lokale besturen. Van de financiële instrumenten maken we werk, mijnheer De Croo. Dat heb ik gezegd in de commissie. We hebben nog zaken op stapel staan. Er is 10 miljoen euro meer voor de klassieke premies en een rollend fonds voor leningen naar analogie met de energielening. We verdubbelen het kapitaal van de Vlaamse Erfgoedkluis, die erin slaagt om onbruikbare of op de markt niet-bruikbare panden wel op de markt te brengen. De regering onderzoekt tevens welke fiscale stimuli we kunnen inzetten. Er zijn de klassieke stimuli via de personenbelasting, maar evenzeer de aankoop- en schenkingsrechten. Dat komt allemaal aan bod.
Ofwel beschermt u het onroerend erfgoed door het bijna onaantastbaar te maken en dan hebt u een gebrek aan middelen, dat is normaal. Ofwel overweegt u een soort klassering, plus waar een beperkte herbestemming mogelijk is zij het nu voor bescherming van het gebouw inzake energie, zij het voor een benutting van het gebouw. Als u die twee combineert met het krediet van de niet te betalen erfenisrechten, dan hebt u een nieuwe bron waar verbeeldingsrijk misschien ons patrimonium van kan genieten.
Dat is al jaren mijn beleid, mijnheer De Croo: werk maken van herbestemming. Met het nieuwe decreet hebben we een nieuw instrument. Op het moment dat de mensen een premie krijgen, moeten ze een beheersplan maken. U hebt gelijk dat we ervoor moeten zorgen dat het erfgoed geschikt is voor modern gebruik. Dat gaat soms heel ver. Dat heeft te maken met de energienormen die soms heel moeilijk toepasbaar zijn en waarvoor aanpassingen nodig zijn. Dat heeft te maken met toegankelijkheid. Panden toegankelijk maken is niet altijd evident; het heeft soms te maken met het uitbreiden of bijbouwen waarvan zeer mooie architecturale voorbeelden bestaan. Het agentschap werkt zeer oplossingsgericht mee aan het bewaren van de ziel van het monument. In dit geval is dat de essentie van de bescherming. We zijn dat pad al een tijd ingeslagen en we gaan daar zeker mee door.
Kanselarij en Bestuur
We bespreken het onderdeel Kanselarij en Bestuur.
De heer De Loor heeft het woord.
Collega’s, voorzitter, ministers, ik wil graag starten met een minuut stilte voor de steden en gemeenten die vandaag meer dan ooit te lijden hebben onder de maatregelen van deze regering. (Opmerkingen)
– Kurt De Loor neemt enkele ogenblikken stilte in acht. (Opmerkingen)
Collega’s, de VVSG waarschuwt voor de impact van de Vlaamse en federale ingrepen en eist een structureel overleg. Hiermee pakte de VVSG uit begin december. De reactie van de VVSG is niet meer dan logisch en kwam ook geen dag te laat. Minister, steden en gemeenten zouden bij u moeten kunnen aankloppen met hun vragen, bekommernissen en problemen. En wat doet u? U steekt uw kop in het zand en schuift de facturen vrolijk door naar de lokale besturen. Ik heb het onder andere over de compensatie voor materieel en outillage, die wordt afgeschaft. Dat gebeurt eenzijdig, zonder overleg. Het is een bittere pil om te slikken voor de lokale besturen.
In feite is het twee keer onrechtvaardig. Een, omdat het eenzijdig wordt opgelegd, want de gemeenten rekenden op die inkomsten en stelden zo hun meerjarenbegroting op. Twee, het is uitermate ongelijkmatig verdeeld onder de verschillende gemeenten. Dan spreek ik nog niet over de besparingen op de sectorale subsidies, over het feit dat ze niet worden geïndexeerd, en over de besparing op de gesubsidieerde contractuelen.
Die beslissingen van de Vlaamse en Federale Regering getuigen van weinig respect voor de lokale besturen. Er werd nochtans in het begin van deze legislatuur aan de lokale besturen gevraagd om in het kader van de beleids- en beheerscyclus (BBC) een rigide meerjarenbegroting op te stellen. Al die maatregelen hebben een rechtstreekse impact op de meerjarenbegroting. Hoe kan deze Vlaamse Regering dan verwachten dat steden en gemeenten een beleid voeren als het budgettaire stokken in de wielen blijft steken?
Dit Vlaams Parlement moet echt nog eens goed nadenken voor deze besparing wordt goedgekeurd. Uiteindelijk ligt de sleutel vanavond in onze handen. Samen met Jan Bertels en Joris Vandenbroucke heb ik een amendement ingediend om de schrapping van de compensatie van materieel en outillage teniet te doen.
Collega’s, niet alleen het graaien in de gemeentekassen is verwerpelijk, wat het des te pijnlijker maakt, is de manier waarop dat gebeurt. Ook het Belfortprincipe wordt met de voeten getreden.
Verhoudingen tussen overheidsniveaus moeten gebaseerd zijn op vertrouwen. Dat zegt Mark Suykens, directeur van de VVSG. Hij voegt eraan toe: “Zonder enig overleg eenzijdig een dergelijke grote onvoorspelbare budgettaire maatregel nemen, schendt ten gronde het vertrouwen.” Dat zijn woorden die kunnen tellen. De VVSG staat niet alleen met haar kritiek. Er zijn ook de 48 Vlaamse burgemeesters die samen een open brief schreven en aan de alarmbel trokken om de impact van de Vlaamse en federale maatregelen op de lokale begrotingen aan te kaarten. Ze vrezen de afbouw en de stopzetting van de dienstverlening, en de verhoging van de belastingen.
Minister, gisteren deed de heer Somers een appel op de creativiteit van deze Vlaamse Regering, voor de aanpak van het radicaliseringsprobleem en de specifieke situatie van Vilvoorde. Het klopt wat u zegt, mijnheer Somers. Een geloofwaardig stedenbeleid kan niet blind zijn voor de specifieke situatie van Vilvoorde. We kijken dan ook uit naar uw creativiteit. Bent u van plan om op de vraag van de heer Somers in te gaan? Sp.a steunt deze vraag volmondig. (Applaus bij sp.a)
Minister Homans heeft het woord.
In de commissie komt dit constant aan bod, en terecht. Het is natuurlijk nodig dat dit debat wordt gevoerd. Ik heb gisteren ook gevolgd wat hier is gezegd. De sp.a-fractie deed een beetje lacherig over die 3,5 procent groeivoet, die we toch blijven uitvoeren, ook al is die decretaal verankerd. Een decreet kan nog altijd worden gewijzigd, maar natuurlijk hebben we dat niet gedaan, want ik vind dit heel belangrijk. Per jaar komt er ongeveer 82 miljoen euro bij voor de lokale besturen.
Mijnheer De Loor, ik geef u gelijk als u zegt dat het niet gemakkelijk is voor lokale besturen om een meerjarenplanning op te stellen als er tijdens de rit bepaalde zaken veranderen. Dat heb ik in de commissie ook gezegd.
U haalt nu alleen de negatieve zaken aan. Er is zijn ook positieve meevallers voor de lokale besturen, zoals de indexsprong. De lokale besturen hebben jaarlijks ongeveer 5 miljard euro aan loonkosten. De indexsprong betekent een jaarlijkse meevaller van 100 miljoen euro. Daar wordt nooit iets over gezegd.
Ik heb het pleidooi met betrekking tot Vilvoorde verschillende keren gehoord, ook van de heer Bonte zelf. Ik heb die vraag ook gekregen. Het gaat niet zozeer over het erkennen van Vilvoorde als centrumstad, maar wel over het hebben van bijkomende financiële middelen. Vilvoorde is een heel specifiek geval. Het ligt nogal dicht bij Brussel, maar voert niet echt een aantal centrumfuncties uit. Ik zou het onverantwoord vinden om van Vilvoorde een centrumstad te maken. We hebben wel binnen de regering afgesproken om een debat te voeren over het structureel kunnen toekennen van meer middelen aan Vilvoorde, los van de titel van centrumstad. Zo kunnen ze de problematiek van radicalisering behoorlijk aanpakken. (Applaus bij de meerderheid)
Dat debat is gisteren uitgebreid gevoerd. Ik stel voor dat we dit niet opnieuw aanzwengelen. We moeten geen twee dagen hetzelfde debat voeren. Daar doe ik niet aan mee!
Voorzitter, er is een belangrijk nieuw feit, en dat is ook de inzet van een parlementair debat. Gisteren is deze problematiek aan bod gekomen en ik heb een voorstel geformuleerd. Ik kan me alleen maar enorm verheugen over de positieve reactie van de minister. De minister maakt hier een heel belangrijke opening namens de regering en zegt dat het structureel versterken van de financiële positie van Vilvoorde een bekommernis is die de regering ernstig zal onderzoeken.
Minister, na het debat van gisteren is het een zeer positief signaal dat u een stad die het moeilijk heeft, zult kunnen helpen. Ik wil u en de regering daar uitdrukkelijk voor bedanken. (Applaus bij de meerderheid)
Er wordt dikwijls geschermd met de groeivoet van 3,5 procent. Die groeivoet is een goede zaak, maar weet dat de lokale besturen daar rekening mee hebben gehouden. Die middelen zijn broodnodig. De lokale bestuurders hier aanwezig, zullen dat volmondig beamen.
Minister, er is de noodkreet van de 48 burgemeesters en van de VVSG, maar daarvoor blijft u Oost-Indisch doof. Als belangenbehartiger van de lokale besturen verwacht ik net het omgekeerde van wat u doet.
Mevrouw Pira heeft het woord.
Dames en heren, ik zal niet beginnen met een minuut stilte. Dat was een originele opener.
Ik heb in de commissie al gezegd dat het belangrijkste bestuur het lokale bestuur is. Dat heeft uiteraard te maken met een voorliefde die ik heb, maar vooral met het feit dat wereldwijd de macht aan het verschuiven is naar de lokale besturen, naar de steden, en soms heeft men het ook al over stadsregio’s. Het zijn die besturen die bijvoorbeeld de klimaatcrisis concreet aanpakken, waar dat lukt. Het zijn die besturen waarop men een beroep doet voor de asielcrisis. Denk maar aan de vraag van staatssecretaris Francken aan de OCMW’s. Het zijn burgemeesters die het debat over deradicalisering trekken. Op deze besturen, minister, bespaart men niet. Niet alleen omwille van de grote uitdagingen waarvoor ze staan, maar ook omdat ze al veel bespaard hebben of besparen.
Het beeld van het besparen dat gisteren werd opgehangen, wil ik nuanceren. Er wordt dikwijls verwezen naar de groeivoet van 3,5 procent, die dit jaar 85 miljoen betekent, terwijl het eigenlijk 82 miljoen euro is. Met die groeivoet kunnen we het doen, want dat komt er elk jaar bij. Dat staat dan tegenover de ‘slechts’ 30 miljoen euro die men de gemeenten afpakt in het kader van de lokale bedrijfsbelasting.
Maar er is veel meer, collega’s, er is veel meer. Die groeivoet wordt systematisch uitgehold, er wordt systematisch aan geknabbeld. De collega heeft daarnet gezegd dat er wordt gesneden in de gesco’s en in de sectorale subsidiestromen. Maar er is nog meer. Die 35 miljoen euro van de lokale bedrijfsbelasting kan volgens de VVSG oplopen tot 200 miljoen euro. Dan hebben we het bijvoorbeeld nog niet gehad over de impact van de vennootschapsbelasting op de intercommunales, op de dividenden, de extra uitgaven die OCMW’s zullen moeten doen in het kader van de asielcrisis, de gevolgen voor OCMW’s van de energieheffing, de stijging voor het openbaar vervoer. Nog altijd hebben de OCMW’s te lijden onder de gevolgen van de inschakelingsuitkering enzovoort enzovoort. Het ergst van alles is, collega’s – dat zullen vele burgemeesters en schepenen die hier aanwezig zijn, bevestigen – dat stilletjesaan de gemeenten minder beginnen te investeren. In 2014 ging het al over 18 procent. Dat gaat oplopen. Dat zijn investeringen in wegen, in scholen en in stedenbouw. Minister, daarom zijn wij boos, zijn wij kwaad. En niet alleen wij, maar ook vele collega’s van de meerderheid, de VVSG en de burgemeesters. Minister, ik hoop dat we u na dit en ook het vorige pleidooi van gedachten kunnen doen veranderen. (Applaus bij sp.a en Groen)
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, wie uw beleidsbrief Integratie en Inburgering leest, zou niet concluderen dat Vlaanderen momenteel geconfronteerd wordt met de instroom van tienduizenden immigranten uit Syrië, Irak, Soedan, Afghanistan en andere, hoofdzakelijk islamitische landen. In uw beleidsbrief komt de asielcrisis immers nauwelijks aan bod. Nochtans zullen er volgens de officiële cijfers op korte termijn zo’n 22.500 asiel- en/of gelukzoekers in Vlaanderen opgevangen moeten worden. De instroom van asielzoekers in dit land droogt trouwens verre van op en binnenkort zal ook hun familie hier allicht voor de deur staan in het kader van de gezinshereniging. En dat terwijl het integratiebeleid al jarenlang mank loopt.
Minister, er is een orkaan op komst voor onze samenleving en u lijkt met uw inburgerings- en integratiebeleid een fris briesje te verwachten. Laat ons eerlijk zijn: uw beleidsbrief bevat weinig nieuws. De centraal gestelde problematiek in het document is de zogenaamde herkomstkloof, de slechte sociaal-economische positie van de immigranten, die, voorspelbaar, vooral de fout is van onze samenleving. Ik denk dat vooral een andere kloof gedicht moet worden, met name die tussen het huidige integratiebeleid enerzijds en wat de Vlamingen verwachten van een integratiebeleid anderzijds. De aanpassingen aan het inburgeringsbeleid zijn verder maar wat gemorrel in de marge. Uw zo gepropageerde resultaatsverbintenis in het inburgeringsbeleid die in 2016 in werking treedt, is in werkelijkheid een hoax. Ook vanaf 2016 zijn inburgeraars immers niet verplicht te slagen voor een inburgeringsexamen. Ze moeten gewoon, net als vroeger, voldoende aanwezig zijn op de les. Het enige dat ze missen als ze niet geslaagd zijn, is een zogenaamd inburgeringsattest. Wie niet slaagt voor een inburgeringsproef, wordt dus niet op een of andere manier beboet, laat staan dat hij geen verblijfsvergunning zou krijgen.
Minister, ook over de enorme rem die de islam is op de integratie van de allochtonen in ons land, spreekt u in uw beleidsbrief niet, laat staan dat u in oplossingen voorziet. We organiseren inburgeringscursussen voor enkele imams en we geven geld aan enkele tientallen moskeeën, en hop, plots zal de islam wel in overeenstemming zijn met onze waarden, lijkt u te denken. Maar zo werkt het uiteraard niet. De islam staat haaks op veel fundamenten van onze samenleving. De oplossing is geen ‘Vlaamse islam’, een fata morgana die vandaag niet en ook morgen niet zal bestaan, maar wel minder islam.
Dus, minister, wat die islam betreft, voer een subsidiestop voor moskeeën in en een verbod op buitenlandse financiering. En, last but not least, sla nu – zoals ik daarstraks ook al gevraagd heb – eens eindelijk met uw vuisten op tafel bij uw goede vriend en partijgenoot Theo Francken, zodat er een einde komt aan dit ondeugdelijke opengrenzenbeleid dat elk begin van een ernstig integratiebeleid onmogelijk maakt. Want, zoals we beiden weten, minister, is dweilen met de kraan open onmogelijk. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Hofkens heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, beste collega’s, onder het motto ‘een Vlaams gerecht smaakt altijd beter’, wil ik het hebben over de Vlaamse justitie. Vlaanderen beschikt sinds deze legislatuur over het zogenaamde positief injunctierecht. Dit betekent dat de minister van Justitie het recht heeft het openbaar ministerie de opdracht te geven bepaalde misdrijven te vervolgen en de prioriteiten in het vervolgingsbeleid mee te bepalen. Binnen de huidige Vlaamse Regering werd dit injunctierecht toegekend aan de minister-president, die daarmee de historische eer heeft de eerste Vlaamse minister van Justitie te zijn om zo aangesproken te mogen worden.
Welnu, Vlaams minister van Justitie, onze fractie is bijzonder verheugd in de beleidsbrief te lezen dat u deze taak ook ter harte neemt en dat u werk maakt van een Vlaams justitiebeleid. Enkele maanden geleden werd immers een projectleider aangesteld met als opdracht een inventarisatie te maken van strafbepalingen en andere sanctiebepalingen in diverse Vlaamse decreten en regelgeving, dit met de bedoeling die bepalingen en die sancties te stroomlijnen. Dit kan dan de basis vormen voor een prioriteitenlijst met het oog op een vervolgingsbeleid.
Welnu, Vlaams minister van Justitie, mag ik bij dezen dan even dromen en hopen dat wij op de wat langere termijn zouden kunnen komen tot een Vlaams strafwetboek? Een strafwetboek dat misschien geen wetboek genoemd moet worden, want wij maken decreten. (Opmerkingen van Bart Somers)
We kunnen het een codex of iets anders noemen, maar het zou dan de hoeksteen kunnen vormen van ons Vlaams justitieel beleid, dat vanaf deze legislatuur eindelijk vorm begint te krijgen. (Applaus bij de N-VA)
Het is mooi dat er na bijna twee dagen van intens debat nog politici zijn die dromen. Dat is heel mooi in deze vooravond.
Wat uw droom betreft, collega Hofkens, we zijn bezig met twee zaken. Eén, we werken aan een Codex Bestuursrecht, om alle bestuursrechtelijke bepalingen samen te brengen in één codex.
Twee, wat het strafprocesrecht betreft – om in uw terminologie te blijven – hebben we inderdaad een projectleider aangesteld die in eerste instantie de opdracht heeft al onze strafrechtelijke bepalingen en onze handhavingsbepalingen te inventariseren en te proberen synchroniseren, als ik het zo mag uitdrukken. Er is immers soms een verschil in regels, maar ook in aanpak wanneer het gaat over handhaving, bijvoorbeeld de manier waarop inspectiediensten omgaan met overtredingen.
Ik heb daar in de commissie toelichting bij gegeven. Er zijn diverse soorten overtredingen: er zijn echt malafide schendingen van het decreet, er zijn ook mensen die zich uit onwetendheid of te goeder trouw nog niet aan bepaalde regels hebben geconformeerd. Als dat niet van aard is dat het een onmiddellijk gevaar oplevert, denk ik dat een inspectiedienst zich in eerste instantie coulanter moet opstellen en oplossingsgericht mee kan nadenken. Dat zal een synchronisatieopdracht zijn, ook een manier van aanpakken waarin we veel meer zullen inzetten op bestuurlijke handhaving. Ik ben minister van Justitie, en neem deel aan de vergadering van het college van procureurs-generaal.
Ik denk niet dat dit een absolute topprioriteit van Justitie zal zijn om een aantal zaken die op onze Vlaamse decreetgeving betrekking hebben, als prioritair te beschouwen. We maken daarvan werk en we hebben ook een Vlaams netwerk opgericht. Ik denk dus in eerste instantie aan bestuurlijke handhaving. Die zal ook veel efficiënter zijn.
Dat brengt me bij uw droom. Ik denk niet onmiddellijk aan een Vlaams strafwetboek. De regering opteert ervoor om de handhavingsbepalingen, zowel met betrekking tot de bestuurlijke als tot de strafrechtelijke handhaving, in de specifieke regelgeving te behouden. Wel kan het een droom zijn om te komen tot een Codex Strafprocesrecht, met de proceduregels. Dat zou een heel mooie zaak zijn. Het is een van de opdrachten van de projectleider om dat te onderzoeken. Dat zal enige tijd vergen, want eerst moet alles worden geïnventariseerd. Wellicht kan uw droom vroeg of laat werkelijkheid worden.
Ik hoop het samen met u, Vlaams minister van Justitie. Ik zal dit verder opvolgen.
De heer Doomst heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik denk dat we in 2005 een aantal goede opties hebben genomen. Om het met een term uit de duivensport te zeggen: een aantal vluchten zitten in de goede richting. Ik denk dat vooral omdat we de lokale besturen als hoeksteen nemen van de manier waarop we het beleid benaderen. Lokale besturen zijn een beetje als de perfecte man: mocht hij niet bestaan, ze zouden hem moeten uitvinden.
Daarom heb ik een aantal vragen. Gisteren is in de plenaire vergadering nog aangegeven dat in de integratie tussen de OCMW’s en de gemeenten nog een heel wat winstkansen zitten. Het is een beetje zoals een duivenbericht, maar dan niet met de vlucht Quiévrain, maar de vlucht Borsus. Er staat zuidenwind en de begeleiders wachten. Mijn vraag was of er vóór Pasen nog een oplossing komt in het dossier van de verdere integratie van de OCMW’s en de aanpassing van de wetgeving.
Over bestuurskracht zijn we lang nog niet uitgepraat. U ziet dat vooral in de kracht van de groten. Wij zien meer in de sterkte van het bestaande, al geven wij toe dat ook de lokale vleugelsterkte wat kan worden verbeterd. De conceptnota ‘vrijwillige fusie’, met de bijhorende bonus, ligt op tafel. Ik verwacht niet dat daarvoor veel duiven zullen vallen. Wel probeer ik u ervan te overtuigen om dat wat u daarvoor opzijzet, in versterkte samenwerking te investeren. Ik denk dat dit op het terrein meer resultaat zou kunnen opleveren.
Ik geef toe dat uit de regioscreening is gebleken dat ook voor de samenwerking in de beperking zich de meester zal tonen. Het blijft ook zo dat dit onderzoek in de kast stof laten vergaren … Ik ben het ermee eens dat de gemeenten het moeten benutten. Het zou echter niet slecht zijn mocht u, na al het werk dat in de regioscreening is gestoken, dit dieetboek aanprijzen, zodat we het in de komende maanden op de juiste manier zouden gebruiken.
Ten slotte moeten u, minister, en wij, parlementsleden, de behoeders blijven van de financiële situatie van de gemeenten. Ik blijf erbij dat de recurrente 3,5 procent van het Gemeentefonds sterk blijft. Met schuld en bezuiniging is het natuurlijk altijd zoals met water: ze zoeken altijd het laagste punt. We moeten ons ervan bewust blijven dat we dit echt goed in het oog zullen moeten houden. Minister, u zult hiervan de intendant moeten blijven om de zaken goed in het oog te houden en ervoor te zorgen dat we de limieten niet overschrijden. Kunt u mij, in navolging van mijn actuele vraag van enkele weken geleden, meer duidelijkheid geven over de verdeling van de beloofde 20 miljoen voor de opvang van de vluchtelingen?
Hopelijk zal dat in functie zijn van de noden van de opvang, en niet in functie van de schaalgrootte. Zo niet krijgen we opnieuw dat gemeentelijke mattheuseffect. U weet dat hij een tollenaar was. Het is voor de lokale besturen erg belangrijk dat daarover duidelijkheid wordt gecreëerd.
Mijnheer Doomst, wat de integratie van het OCMW in de gemeente of de stad betreft, heeft minister Borsus mij beloofd dat er wellicht een cadeautje onder de kerstboom zal liggen. Ik heb dus hoop. Wat die 21 miljoen euro betreft, wil ik nogmaals wijzen op het verschil tussen asielzoekers en vluchtelingen. De lokale besturen hebben bij monde van de VVSG een noodkreet geuit. Het betreft het spreidingsplan van staatssecretaris Francken, en dat slaat op de asielzoekers. U weet dat een lokaal bestuur voor elke asielzoeker die wordt opgenomen in een Lokaal Opvanginitiatief voor asielzoekers (LOI) 320 euro per week krijgen, of 1300 euro per maand. Voor een gezin van twee volwassenen met een kindje gaat het over meer dan 3000 euro. Ik denk dus dat in het kader van het spreidingsplan voor asielzoekers, wat een federale bevoegdheid is, de lokale besturen meer dan goed worden ondersteund.
Het zou onverstandig zijn om de provisie van 20 miljoen euro in de Vlaamse begroting nu al onder de lokale besturen te verdelen, want we weten nog niet concreet waar die vluchtelingen zich precies zullen gaan vestigen. Ik wil dat geld geven aan de lokale besturen die de grootste instroom van erkende vluchtelingen te verwerken krijgen. Dat is fair. We hebben een projectoproep uitgewerkt en die zal naar de steden en gemeenten worden verzonden. Maar die 20 miljoen euro moet gaan naar de lokale besturen die de grootste instroom van erkende vluchtelingen te verwerken krijgen. Dat staat los van het spreidingsplan voor asielzoekers, waarvoor lokale besturen meer dan voldoende worden ondersteund.
De heer Demeulemeester heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, vertrouwen is een van de drie kernwoorden van deze regering. Vertrouwen geven: aan mensen, aan bedrijven, maar ook aan de lokale besturen. Vlaanderen wil minder keizer-koster zijn. Het regeerakkoord bevat daarom belangrijke hervormingen in het domein Binnenlands Bestuur, teneinde steden en gemeenten meer autonomie, meer vrijheid te geven. Open Vld juicht dat toe. In uw beleidsbrief krijgen deze aangekondigde hervormingen verder vorm.
Ik wil vandaag even stilstaan bij enkele ervan, in de eerste plaats bij de integratie van het OCMW. In januari keurde de Vlaamse Regering een belangrijke conceptnota goed waarin wordt gekozen voor een volledige integratie. Het is een juiste keuze. De integratie zal veel voordelen hebben. Sociaal beleid zal een volwaardige bevoegdheid worden van de gemeenteraad. Dat kan alleen maar leiden tot een sterker lokaal sociaal beleid. Daarnaast zijn er ook heel wat efficiëntiewinsten. De integratie zal leiden tot heel wat minder kosten voor onze lokale besturen. U bracht zo-even positief nieuws, met de mededeling dat er misschien een kerstcadeau klaarligt. Minister Borsus zou beloofd hebben tegen eind 2015 uitsluitsel te geven over de integratie van de OCMW’s in de gemeenten en steden.
2016 wordt een cruciaal jaar voor deze hervorming. Onze fractie hoopt dat er snel duidelijkheid komt. Dat we voorbij het ‘point of no return’ gaan. Zolang er twijfel blijft bestaan, leeft bij sommigen de hoop dat deze cruciale hervorming er uiteindelijk niet komt en een stille dood zal sterven. Dat mag niet gebeuren. Hetzelfde vragen we voor de tweede belangrijke hervorming in het regeerakkoord: de afslanking van de provincies. Tegen 1 januari 2017 moeten de provincies hun persoonsgebonden bevoegdheden overhevelen naar ofwel de steden en gemeenten, ofwel Vlaanderen. Ook hun financiering wordt aangepast. De afslanking van de provincies is een logische stap. We kiezen volop voor de versterking van de steden en gemeenten en moedigen hen aan om maximaal samen te werken. In die context is de ruimte voor een intermediair niveau zoals de provincies beperkt.
Het voorontwerp van decreet is intussen door de regering goedgekeurd. De voorbereidingen op het terrein zijn volop aan de gang. Er worden inventarissen opgemaakt en bevoegdheden afgelijnd. Ook hier dringen we aan op snel meer duidelijkheid, zowel voor de steden en gemeenten, die taken zullen moeten overnemen, als voor de betrokken personeelsleden. Positief is alvast dat er heel duidelijk is afgesproken dat het aantal provincieraadsleden gehalveerd dient te worden. Daarmee bespaart de politiek ook bij zichzelf en geeft ze het juiste voorbeeld.
Ten slotte kijkt onze fractie uit naar het decreet dat steden en gemeenten meer mogelijkheden zal geven voor het voeren van een dynamisch personeelsbeleid. Dat is een rechtstreeks gevolg van de commissie Decentralisatie, die een eerste rapport heeft afgeleverd. Het is een mooi voorbeeld van hoe deze meerderheid het strakke keurslijf rond de gemeenten wil versoepelen. Naast de al gerealiseerde planlastverminderingen, de vereenvoudiging van de sectorale subsidies en het afbouwen van het goedkeuringstoezicht, is het een maatregel die onze steden en gemeenten meer vrijheid geeft.
Collega’s, het is in het begrotingsdebat al vaak gezegd: Vlaanderen is eindelijk volwassen geworden. Sinds de zesde staatshervorming beschikken we niet alleen over een groter budget, we hebben ook heel wat nieuwe bevoegdheden. Het is goed dat het volwassen Vlaanderen ook op een volwassen manier omgaat met de lokale besturen: niet betuttelen en overcontroleren, geen verstikkende planlasten die alleen maar zorgen voor de jobs van de mensen die ze moeten opstellen en opvolgen. (Applaus bij Open Vld)
Ik wil nog een toevoeging doen aan het betoog van collega De Meulemeester. Ik stel vast dat de plaat over vertrouwen nog altijd constant gedraaid wordt. We hebben dat al vastgesteld in het regeerakkoord, maar ook in de beleidsnota en de beleidsbrief van de minister. Wat deze Vlaamse Regering doet, staat evenwel haaks op wat in het regeerakkoord en in de beleidsnota en -brief staat. Ik heb daarnet al verwezen naar het editoriaal in het vorige nummer van Lokaal, van de algemeen directeur van de VVSG. Hij zegt daarin dat verhoudingen van overheidsniveaus gebaseerd moeten zijn op vertrouwen, maar dat wat deze Vlaamse Regering doet, het vertrouwen ten gronde schendt.
Minister, als uw beleid als minister van Binnenlands Bestuur ooit naar een strip van Suske en Wiske moet worden vertaald, zal hij ongetwijfeld ‘Het bouwvallige belfort’ heten. (Applaus bij sp.a en Groen)
Ik wil afrondend zeggen dat er nog veel werk op de plank ligt, maar dat de regering alvast de juiste richting kiest. En daarom zal ze onze steun krijgen vanuit de Open Vld-fractie. (Applaus bij de meerderheid)
De heer De Bruyn heeft het woord.
Voorzitter, ministers, collega’s, decretale en wettelijke verankering van gelijke kansen is uiteraard essentieel. Het weerspiegelt het belang dat een maatschappij aan dat punt hecht en het biedt een referentiekader voor afwegingen met betrekking tot het te voeren beleid. Maar een sterk en coherent geheel aan decreten en wetten garandeert op geen enkele wijze dat die gelijke kansen ook in werkelijkheid gerealiseerd worden. Daarvoor zijn volgehouden waakzaamheid en aandacht nodig. En precies die ambitie vinden wij mooi verwoord in de beleidsbrief van de minister. Die zal dan ook de leidraad zijn voor het komende parlementaire jaar.
Ik maak van de rest van mijn spreektijd gebruik om drie accenten aan te duiden die daarin voor ons belangrijk zijn. Een paar maanden geleden stelde ik de minister een aantal vragen over de evolutie van onze Vlaamse overheid naar een meer genderneutrale overheid. En, collega’s, de reacties van een aantal onder jullie bewezen meteen hoe sterk de reflex is om een dergelijke vraag te beantwoorden met even flauwe als voorspelbare grappen. Ik kan alleen maar hopen dat die collega’s, op het ogenblik dat zij er in hun lokale verantwoordelijkheid mee geconfronteerd worden, met meer empathie en kennis van zaken reageren. Ik wens de minister alvast veel succes met haar acties op het terrein, gericht tegen stereotiepe beeldvorming en stereotiep denken.
Een tweede accent betreft het uitbreiden van de groep van personen aan wie aandacht wordt besteed binnen het gelijkekansenbeleid met de personen met een interseksconditie. Dat is een complex en ingewikkeld thema, waarvoor wij met recht en reden de nodige aandacht vragen.
Een derde accent betreft de volwaardige participatie door een zo groot mogelijke toegankelijkheid, zowel fysiek als wat betreft de beschikbaarheid van diensten. Ook daar denk ik dat met de oprichting van het agentschap Toegankelijk Vlaanderen een mooie stap is gezet. Wij kijken uit naar de verdere realisaties, ook op dit terrein. (Applaus)