Report meeting Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Report
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, collega’s, enkele maanden geleden nam de federale eerste minister deel aan de Top van de Francofonie, le Sommet de la Francophonie. Binnen de Organisation internationale de la Francophonie is behalve de Franse Gemeenschap immers ook België, als federale staat, nog steeds volwaardig lid. De Franse Gemeenschap investeert in dat lidmaatschap jaarlijks een kleine 4 miljoen euro. De federale staat betaalt niets – gelukkig maar, zou ik zeggen.
Merkwaardig is alleszins dat de Organisation internationale de la Francophonie op haar website en in haar communicatie België voorstelt als een land dat 8.243.900 Franstalige inwoners zou tellen. Dat is een heel concreet cijfer, waar toch wel wat vragen bij te stellen zijn. Waar de meer dan 6 miljoen Nederlandstaligen naartoe zijn in deze cijfers, is een zeer terechte vraag.
Bovendien kleurt men op de kaarten, die ook terug te vinden zijn op de communicatie en op de website, de hoofdstad volledig in als een Franstalige stad. Eigenlijk doet men het voorkomen alsof ons land een Franstalig land is met een minderheid aan Nederlandstaligen.
De Franse Gemeenschap, die zich in dit kader opnieuw de ongrondwettelijke benaming Fédération Wallonie-Bruxelles aanmeet – hierover hebben we al een uitvoerige discussie gevoerd – staat met 4.415.000 Franstaligen volgens de website ingeschreven als ‘Etat membre’. Dat is dezelfde categorisering als bijvoorbeeld België en andere natiestaten van deze Organisation internationale de la Francophonie. Nochtans bestaat ook de benaming ‘Gouvernement participant’, zoals de lidmaatschapsstatus van bijvoorbeeld Québec wordt genoemd. Men probeert in het buitenland België opnieuw voor te stellen als een uniek Franstalig land. Men legt weinig de nadruk op het feit dat wij een twee- of zelfs drietalig land zijn, een federaal land met een meerderheid aan Nederlandstalige inwoners, en dat op een internationaal forum.
Minister, wat is het standpunt van de Vlaamse Regering over het feit dat er op dat internationale forum wordt verkondigd dat er in België meer dan acht miljoen Franstaligen zouden zijn? Hebt u de intentie om de federale collega’s te contacteren over deze flagrant foutieve voorstelling van de feiten, over de cijfers en over het opnieuw onjuiste en zelfs onwettelijke gebruik van de benaming Fédération Wallonie-Bruxelles?
Mijn tweede vraag zal ik niet stellen omdat ik vernomen heb dat het lidmaatschap van België toen het nog een unitaire staat was, dateert van vóór de evolutie van ons land naar een federale staat. Ondertussen is ons land in die decennia geëvolueerd van een unitaire naar een federale staat, waar het zwaartepunt toch wel – als ik sommigen mag geloven – bij de deelstaten ligt.
Minister-president, plant u vanuit Vlaanderen om het Belgisch lidmaatschap te contesteren? Of gaat u de federale premier er ten minste op wijzen dat op het internationale forum een flagrant verkeerde voorstelling van de feiten gebeurt?
De heer Kennes heeft het woord.
Vaak ben ik het eens met de heer Vanlouwe, maar in dezen toch niet helemaal. Ik heb de website hier voor mij, en er is sprake van België als een land met drie officiële talen: Frans, Nederlands en Duits. Men spreekt ook van mensen die het Frans gebruiken. Dat is iets anders. Locuteurs de français is iets anders, en dan heeft men het over acht miljoen. Ik denk dat ik daarbij word gerekend. Als veeltalige heb ik daar geen probleem mee. Men redeneert waarschijnlijk: de heer Kennes is iemand die zich van het Frans bedient en daarin zijn mannetje of vrouwtje kan staan. (Gelach)
We zijn met velen in Vlaanderen die ook die taal gebruiken. Ik heb altijd begrepen dat de organisatie het heeft over de gebruikers van het Frans. Daar zitten landen bij die veel minder met de Franse cultuur te maken hebben dan Vlaanderen. Historisch hebben wij – zeker het graafschap Vlaanderen – een lange verbondenheid met Frankrijk. Of we dat nu willen of niet, het Frans maakt deel uit van onze geschiedenis. Ik begrijp de bekommernis, maar als ik de website zie, denk ik de feiten zijn de feiten.
Ik volg u wel helemaal in het ongrondwettelijke gebruik van de benaming. Dat hebben we al vaker gezegd. De Fédération Wallonie-Bruxelles is absoluut geen grondwettelijke term. Dat klopt.
Mevrouw de Bethune heeft het woord.
Ik wil de heer Kennes danken voor zijn genderbewust taalgebruik.
Wat de grondwettelijkheid betreft, zitten we allemaal op dezelfde golflengte. Zo’n internationaal netwerk betekent een meerwaarde voor ons land en voor Vlaanderen. Het is geen exclusieve. We zijn een land met een zeer groot buitenland. We kunnen van die netwerken gebruikmaken omdat ze een meerwaarde vormen voor ons.
Het verslag zal natuurlijk vermelden dat de heer Kennes zijn vrouwtje staat in het Frans. (Gelach)
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Ik sluit me daarbij aan. De heer Kennes heeft niet alleen een gendervriendelijk taalgebruik. Hij gaat bovendien over tot acties die ons allemaal verbazen en verrassen: ‘mes félicitations’.
Mijnheer Vanlouwe, de vermelding van 8 miljoen Franstaligen in ons land op de website van de Organisation internationale de la Francophonie heeft inderdaad te maken met de Franse rekenkunde van de organisatie. Het is geen Hollandse rekenkunde. De methodologische toelichting op de website maakt inderdaad duidelijk dat het niet om Franstalige inwoners gaat met als moedertaal Frans. Het is een ruimere inschatting – ik denk dat het puur een inschatting is – van de mensen die het Frans gebruiken of machtig zijn, en dat heet dan ‘locuteurs de français’.
Ze werken met drie planeten: ‘la planète naître en français’, ‘la planète vivre en français’ en dan is er ‘en orbite: la planète choisir le français comme langue étrangère’. De planeten vallen onder de doelgroep van de OIF. De pagina’s van de OIF melden 4,65 miljoen Franstaligen voor de Fédération Wallonie-Bruxelles, 8.243.900 Franstaligen voor België in 2010, 10,52 miljoen Franstaligen voor het United Kingdom en 11,419 miljoen voor Duitsland. Die beide zijn weliswaar geen lid van de OIF.
Het zijn op het eerste zicht verrassende cijfers. We kunnen de juistheid ervan niet achterhalen. Ze worden verzameld door het Observatoire de la langue française van het OIF. Ik kan me echt niet uitspreken over de juistheid ervan of over de juistheid van de berekeningen. Het is niet aan de Vlaamse Regering om zich in dat debat te gooien.
Ik heb premier Michel, die de federale staat vorig jaar vertegenwoordigde op de top van de OIF, per brief ingelicht over de informatie op die website. Ik heb hem gevraagd om alert te zijn met betrekking tot de correcte verwijzing in alle overheidscommunicatie en informatieverstrekking over België en de deelstaten op de communicatiekanalen van internationale organisaties waarmee de federale overheid een partnerschap heeft. Ik heb hem tegelijkertijd naar aanleiding van uw vorige vraag om uitleg in diezelfde brief gevraagd om verwijzingen naar de ongrondwettelijke term ‘Fédération Wallonie-Bruxelles’ van de website van de federale overheid te verwijderen.
Het klopt dat zowel de Franse Gemeenschap als de federale staat lid is van de OIF. Die organisatie heeft veel leden. Frans hoeft zelfs niet de voertaal te zijn in het land. Van de tachtig effectieve en waarnemende leden is er een groot aantal niet-Franstalige landen. Vlaanderen verdedigt de positie dat de federale staat in principe geen lid kan zijn van internationale organisaties waarvan de bestaansreden of het mandaat betrekking heeft op exclusieve bevoegdheden.
We hebben al gesproken over het Cultureel Verdrag Vlaanderen-Nederland. ‘De bescherming en de luister van de taal’, zoals dat heet in de bijzondere wet van 1980, is bij uitstek een bevoegdheid van de gemeenschappen. Naar mijn oordeel is de OIF een zaak van de Franse Gemeenschap, zoals de Nederlandse Taalunie een aangelegenheid is van de Vlaamse Gemeenschap. De Nederlandse Taalunie is oorspronkelijk wel opgericht door een verdrag België-Nederland, maar op dit moment speelt de federale staat daar geen enkele rol meer in. Dat zal ongetwijfeld ook aan bod komen bij de bespreking over de samenwerkingsakkoorden. Wij zijn lid van een aantal organisaties waar de Franse Gemeenschap geen lid van is en vice versa. Ik heb er geen probleem mee dat de Franse Gemeenschap ergens in participeert als het gaat om de bescherming en de luister van de taal en dat ze dat exclusief doet.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Minister-president, ik dank u voor uw antwoord. Het gaat over de voorstelling in een internationale organisatie. Het kan inderdaad interessant zijn om lid te zijn, contacten te leggen, een netwerk uit te bouwen. Men wil dit federale land anders voorstellen dan het is in de realiteit. Men gebruikt daarvoor de term ‘Franskundig’ of ‘interlocuteur’. Men gaat er dan wel een heel exact cijfer op plakken. U stelt terecht dat er geen Hollandse maar Franse rekenkunde wordt gebruikt, om het aantal ‘Franskundigen’ weer te geven. Ik denk zelfs dat, als men het heeft over ‘Franskundigen’, het aantal nog hoger zou kunnen zijn. Waarschijnlijk zal dat aantal ‘Franskundigen’ in verschillende landen hoger zijn, net zoals het aantal ‘Nederlandskundigen’.
De bedoeling is natuurlijk om dit federale land op het internationale forum voor te stellen als een overwegend Franstalig land. Het is een verkeerde voorstelling. We moeten daartegen protesteren. Het is dan ook positief dat u al een brief hebt gestuurd naar de federale premier, om te wijzen op deze foutieve informatie. Als ik het goed heb, is de minister van Buitenlandse Zaken daarop in het verleden ook al gewezen. Dat gebeurde naar aanleiding van de top in 2013, die plaatsvond in de Congolese hoofdstad Kinshasa. Het is nu anderhalf jaar later, en nog steeds is die verkeerde voorstelling van de feiten niet aangepast. Ik hoop dat de premier nu de nodige druk kan uitoefenen om dit land voor te stellen zoals het in werkelijkheid is.
Ik ben ook zeer tevreden, minister-president, dat u de Federale Regering hebt gewezen op het foutieve gebruik van de term ‘Wallonie-Bruxelles’. Er bestaat in dit land geen ‘Fédération Wallonie-Bruxelles’. Dat bestaat misschien in de hoofden van sommige mensen, net zoals er misschien in de hoofden van sommige mensen een confederaal land bestaat. Toch blijft men moedwillig die terminologie gebruiken.
Ik vind het verder positief dat de Vlaamse Regering het principe blijft hanteren dat de federale staat geen lid kan zijn van internationale organisaties waarvan de bestaansreden of het mandaat betrekking hebben op exclusieve deelstaatbevoegdheden. U hebt gewezen op de bijzondere wet van 1980, waardoor de bescherming en de luister van de taal een exclusieve bevoegdheid zijn geworden van de gemeenschappen.
De Taalunie is destijds opgericht door België. Maar intussen geeft de Vlaamse Gemeenschap daaraan ten volle invulling. Ik stel vast bij de Francophonie dat men zich toch op een andere manier op het internationale forum gaat voorstellen. Dat is niet echt correct. Het is ook niet in overeenstemming met afspraken die grondwettelijk zijn gemaakt of in bijzondere wetten.
Minister-president, ik hoop dat er hierover kan worden gediscussieerd bij het samenwerkingsakkoord. We kijken er alleszins naar uit. Het is absoluut noodzakelijk dat er een grondige herziening komt van dat samenwerkingsakkoord Buitenlands Beleid.
De heer Kennes heeft het woord.
Ik volg de zaak ook vanuit de Nederlandse Taalunie. Zelf zeg ik ook altijd, als ik daarover mag spreken, dat de Taalunie ruimer is dan Vlaanderen, Nederland en Suriname, en dat die ook gericht is op alle mensen in de wereld die het Nederlands via onderwijs, werk, journalistiek of zo gebruiken of ermee in contact komen. We moeten er vooral het verbindende zien. Ik vind het belangrijk dat we taal soms los kunnen zien van de staten waarin die worden gesproken. Het is ook iets dat de staten overstijgt. Taal kan mensen van verschillende gemeenschappen verbinden.
Ik ben heel blij dat niet enkel het Engels mensen verbindt, maar dat ook andere talen in de wereld hun rol kunnen spelen. Misschien bezondig ik mij soms ook aan een wat te positieve voorstelling van het gebruik van het Nederlands in de wereld, maar voor mij is dat niet enkel iets van Vlaanderen, Nederland en Suriname, maar gaat dat ruimer, voor alle gebruikers.
Ik heb ook gezien dat die instelling, Organisation internationale de la Francophonie, een ietwat ruimere doelstelling heeft dan de Nederlandse Taalunie, die heel erg op cultuur, taal en onderwijs is gericht. Ze houdt zich ook bezig met ontwikkelingssamenwerking, duurzame ontwikkeling, mensenrechten enzovoort. Het is een organisatie waar het Frans een kapstok is, maar met een ruimere doelstelling, wat mogelijk ook een en ander verklaart.
Mevrouw de Bethune heeft het woord.
Mijn collega heeft al bijna alles gezegd wat ik wou zeggen. Het is een interessante discussie, maar laat ons er op de juiste plaats verder op ingaan. Ik dacht dat de Organisation internationale de la Francophonie niet alleen gericht was op taal, jeugd, cultuur, maar ook op democratie, oorlog en vrede, duurzame ontwikkeling. Het is van belang die feitelijke bevoegdheden na te trekken alvorens een standpunt in te nemen.
Ik vond de vraag interessant omdat ik uit de praktijk weet dat er heel veel Vlamingen in Wallonië rondlopen. Je zou ervan versteld zijn hoe vaak je in Wallonië in het Nederlands wordt aangesproken, los van het feit dat een aantal exponenten van de Waalse politiek – Reynders, Onkelinx – Vlaamse roots hebben. Pour la petite histoire: ik ken de papa van mevrouw Onkelinx nogal goed. Hij spreekt u aan in het plat Truiens. Wijlen mijn grootmoeder was ook van Sint-Truiden, vandaar dat ik hem versta als hij Nederlands spreekt.
Ik begrijp absoluut de gevoeligheid van de heer Vanlouwe, en ik denk dat hij op een aantal zaken een punt heeft, maar misschien moeten we vanuit Vlaanderen ook eens ruimer durven te denken. Voor mij is Vlaanderen-Brussel evengoed een ‘uniteit’, net als de Fédération Wallonie-Bruxelles. Ook ik ben iemand die nog altijd vindt dat Brussel van oorsprong een Vlaamse stad is.
De heer Vanlouwe heeft op een aantal zaken wel een punt, maar de slinger mag niet overslaan naar de andere kant. Het is een heel persoonlijke mening, die verder geen enkele draagwijdte hoeft te hebben.
De vraag om uitleg is afgehandeld.