Report meeting Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Report
De heer Annouri heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, we weten al langer dat het aantal klachten over stress en burn-out op het werk een dramatische evolutie kent. Een nieuw onderzoek van dienstverleningsbedrijf Securex bevestigt dit nogmaals. Uit een ondervraging bij 2088 loontrekkenden en 595 directieleden blijkt dat maar liefst 2 op 3 Belgische werknemers op het werk overmatige stress ervaren. Volgens de geluksbarometer van de CM heeft 40 procent door zijn werk regelmatig last van psychische klachten zoals stress, angst, slapeloosheid, neerslachtigheid, concentratieproblemen, agressie en irritatie. Deze spanningsklachten veroorzaken volgens Securex ruim een derde van de afwezigheidsdagen door ziekte, en kosten de werkgever jaarlijks minstens 3750 euro per werknemer. Bovendien is er de jongste jaren een sterke toename van het aandeel langdurig zieke werknemers. Dit maakt de urgentie van deze problematiek eens te meer duidelijk.
Sinds 1 september vorig jaar veranderde er al heel wat. Burn-out staat nu in de wet. “Werkgevers zullen er actief over moeten waken dat hun werknemers niet ten prooi vallen aan professionele uitputting. Ze zullen risico-analyses moeten uitvoeren, hun personeel sensibiliseren en een meldingssysteem opzetten. Tot nu toe had een slachtoffer geen mogelijkheid om zijn werkgever om hulp te vragen, tenzij door het indienen van een gemotiveerde klacht over intimidatie. Voortaan zal hij een veel neutralere aanvraag tot interventie kunnen indienen.” Een goede zaak volgens mij.
Uit het onderzoek van Securex blijkt dat de helft van de grote bedrijven en een kwart van de kleinere vandaag al aan een beleid werkt om het probleem bespreekbaar te maken. Ze hebben er namelijk zelf bij te winnen. Ondertussen blijft de Vlaamse Regering achter. In de beleidsnota vinden we enkele korte passages over sport, zelfmoordpreventie, verlofstelsels en dienstencheques, maar nergens wordt aandacht besteed aan het ontwikkelen van een doeltreffend beleid tegen stress en burn-out op de werkvloer. Tijdens de bespreking van de beleidsnota heb ik u daar ook over ondervraagd. U zei toen dat het het belangrijkste was om de juiste mensen op de juiste plaats te krijgen. Toen bleef ik ook al op mijn honger zitten. Nergens wordt melding gemaakt van initiatieven die betrekking hebben op de organisatiestructuur of van aanpassingen aan de arbeidsorganisatie. Elk initiatief dat betrekking heeft op de structurele component van werkbaarheid, ontbreekt.
Nochtans is hét middel om mensen langer aan de slag te houden in werkbare jobs te vinden in de manier waarop werk georganiseerd wordt. Acties die betrekking hebben op wat naast het werk gebeurt, zijn uiteraard zinvol, maar ze moeten complementair zijn aan een beleid dat effectief inspeelt op hoe men op de werkvloer garandeert dat de kwaliteit van het werk verbetert.
Minister, erkent u de dramatische evolutie inzake stress en burn-out op de werkvloer en bent u het met me eens dat dit een reële bedreiging vormt voor onze Vlaamse arbeidsmarkt, zowel op menselijk vlak, als op vlak van welzijn, als in economisch opzicht? Erkent u de noodzaak van een doeltreffend stressbeleid op Vlaams niveau? Erkent u dat beleidsinitiatieven om effect te resulteren moeten inspelen op de organisatiestructuur en aanpassingen van de arbeidsorganisatie? Vindt u dat de initiatieven rond werkbaar werk zoals voorgesteld in uw beleidsnota voldoende zijn om de toenemende problemen rond stress en burn-out doeltreffend aan te pakken? Staan er bijkomende initiatieven in de steigers of beperkt u zich tot initiatieven rond sport, zelfmoordpreventie, verlofstelsels zoals voorgesteld in uw beleidsnota? Als er bijkomende initiatieven worden genomen, kunt u die al toelichten en welke timing kleeft u hierop?
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Minister, het lijkt alsof u zich aangesproken voelt, maar het gaat niet over persoonlijke stress.
Minister, ik heb een vraag. Er is de werkbaarheidsmonitor die een heel goed instrument is om een zicht op werkbaarheid te krijgen. Zouden we niet inzichten van de werkbaarheidsmonitor kunnen vertalen in engagementen en afspraken met sectoren in de sectorconvenanten? Kunnen we daar geen tandje bijsteken?
Mevrouw Remen heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, burn-out en depressie zijn de welvaartsziekten van deze eeuw.
Sinds 1 september moeten de werkgevers maatregelen nemen om burn-out bij hun werknemers te voorkomen. Op 1 maart wordt dit geïmplementeerd. De verplichtingen zijn: risico-analyses maken, meldingssystemen opzetten, het personeel sensibiliseren, preventieve maatregelen nemen. Het zijn wettelijke verplichtingen waarbij de Sociale Inspectie wordt opgetrommeld, waarbij geldboetes aan de werkgever kunnen worden opgelegd en waarbij zelfs strafrechtelijke vervolgingen mogelijk zijn bij inbreuken. Persoonlijk vind ik dat de werkgever echt wordt gestigmatiseerd. De werkgever wordt er bijna van beschuldigd de werknemers ziek te maken, terwijl het met deze wet eigenlijk een win-winsituatie moet zijn.
SD Worx heeft berekend dat een zieke werknemer tot 1000 euro per dag kan kosten. Het gaat niet alleen om het brutoloon maar ook om de vervangingskosten, de logistieke kosten, de planning. Mij lijkt het dus beter om de werkgever positief te stimuleren en te zorgen voor een positief personeelsbeleid. Bij het maken van goede afspraken heeft iedereen baat. Ik benadruk dat deze aanpak werkt bij kmo’s waar werkgever en werknemer zeer kort bij elkaar staan en waar problemen dadelijk worden opgelost. Met zo’n strafrechtelijke wet kan men deze dynamiek kapotmaken.
Zoals mevrouw Kherbache zegt, zijn er ook objectieve metingen van de evolutie van de werkbaarheid. In die werkbaarheidsmonitor wordt duidelijk gesteld dat het werk niet de oorzaak is van het aantal depressies en burn-outs. Er zijn verschillende oorzaken die niet alleen in het werk te zoeken zijn, maar wel voornamelijk in de privésfeer en in de persoonlijkheidskenmerken van mensen. Ook in een OESO-rapport van vorig jaar wordt duidelijk gesteld dat er in België zeer weinig wordt gewerkt. Men werkt er gemiddeld 30 uur per week, 1570 uur per jaar. Dit komt vooral door het grote aanbod aan formules zoals loopbaanonderbreking en door de vele vakantie.
In de beleidsnota van de minister wordt wel aandacht geschonken aan werkbare jobs en aan een goede combinatie werk en gezin.
We moeten tegemoetkomen aan deze problematiek, maar we moeten ook elk onze eigen verantwoordelijkheid nemen. Een bekende vrouwelijke ondernemer heeft ooit gezegd: “Laat ons CEO zijn van ons eigen leven.” Ik vind dat daar heel veel waarheid in zit.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik wil me aansluiten bij mevrouw Remen. Mijn opmerking is ook dat het niet alleen een probleem van werkgevers is, maar ook van werknemers. De strijd aanbinden met burn-out is een gedeelde verantwoordelijkheid. De oorzaak van een te hoog stressniveau ligt niet alleen per definitie op het werk. Het is een combinatie van stressfactoren, werk en thuis. We moeten een goede combinatie vinden tussen arbeid en zorg.
Minister, mijn verzoek is om voldoende oog te hebben voor maatwerk waarin ook een aantal privéaspecten van de werknemer, die aanleiding kunnen geven tot stress, in aanmerking worden genomen.
Ik wil ook even terugkomen op het project 'Fit in je hoofd, goed in je vel'. Preventiecoaches ondersteunen bedrijven bij het opzetten van een geestelijk gezondheidsbeleid. Er zou een samenwerkingsovereenkomst worden afgesloten met de federale minister van Werk. Bent u betrokken bij deze samenwerkingsovereenkomst, ook met de minister van Welzijn? Hebt u een stand van zaken?
Minister, hebt u ook een zicht op het nieuwe beleidsmodel voor gezondheid en werk dat wordt uitgewerkt? Hebben de sociale partners via de Vlaamse werkgroep Bedrijfsgezondheidszorg al een advies uitgebracht?
Minister Muyters heeft het woord.
Mevrouw Talpe, het antwoord is twee keer neen. Ik ben niet betrokken bij het samenwerkingsakkoord met de minister van Welzijn. En ik ben niet op de hoogte gesteld van het advies.
Ik ga beginnen met te verwijzen naar het rapport en naar de werkbaarheidsmonitor. Het is een stevige monitor die al jaren op een heel brede basis onderzoek doet door de Stichting Innovatie & Arbeid van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV). Toen ik daar nog werkte, zijn we ermee begonnen op een moment dat het amper ter sprake kwam.
Er is toch wel wat vooruitgang. Als ik 2004 vergelijk met 2013, dan is de werkbaarheidsgraad met 2,3 procent gestegen. Die verbetering vloeit vooral voort uit het gegeven dat meer werknemers een job hebben die voldoende leerkansen biedt en omdat de werk-privébalans voor meer werknemers in evenwicht is. Toch geeft de werkbaarheidsmonitor aan dat bijna 3 op 10 werknemers problemen ervaren met werkstress. Bijna 1 op 10 geeft daarbij aan acuut psychisch vermoeid te zijn. Dat is een groep die risico loopt op burn-out. Er is dus zeker een probleem. Dit probleem raakt zowel de individuele werknemer als de organisatie en de werkgever.
De punten die mevrouw Remen aanhaalt, zijn federale materie. Het is geen Vlaamse materie. Ik kan niet de organisatiestructuur en de arbeidsorganisatie aanpassen. Natuurlijk is dat belangrijk, maar het is nu eenmaal een federale bevoegdheid. Ik ben blij dat u ook nog eens ontdekt dat het beter zou zijn dat alles in één hand zou zitten, maar dat is niet het geval.
De federale Welzijnswet verplicht bedrijven om een beleid rond de preventie van werkstress en burn-out op te maken. Niettemin besteed ook ik in mijn beleid aandacht aan werkstress. We hebben heel wat initiatieven genomen. Ik vind dat u er kleinerend over spreekt. U hebt het over sport, maar wij hebben heel wat meer gedaan rond werkervaring en werkgoesting. Wij hebben gewerkt aan het sensibiliseren van werkgevers en arbeidsmarktintermediairen aan de hand van de brochure ‘Werken aan het huis van werkvermogen. De sleutel tot duurzame inzetbaarheid’. Ook de sectoren heb ik aangemoedigd een rol op te nemen. Met de sectorconvenants 2013-2014 hebben we werkbaarheid voor het eerst op de sectorale sociale agenda’s gebracht. Daarnaast zijn negentien sectoren via bijkomende ESF-projectmiddelen met werkbaarheid aan de slag gegaan. Deze projecten zijn verlengd en lopen nu nog door. Verder heb ik diverse ESF-oproepen Mensgericht Ondernemen gelanceerd. Binnen dit kader konden organisaties onder meer sleutelen aan hun arbeidsorganisatie. Ik ben niet bevoegd voor arbeidsmarktorganisatie, maar ik kan wel sensibiliseren. Binnen mijn bevoegdheden zet ik er dus volop op in, evenals op de rand van mijn bevoegdheden. De resultaten uit deze oproepen bevestigen dat hiermee stappen vooruit worden gezet op het vlak van werkbaarheid.
Bij de lancering van de eerste STV-bevraging was er een heel negatieve reactie van de werkgevers. Vandaag zijn de werkgevers graag bereid om mee te werken en oplossingen te zoeken. In 2013 hebben we heel wat vernieuwde loopbaan- en diversiteitsplannen gezien.
Het versterken van duurzame loopbanen blijft een speerpunt in mijn beleid. Ik ga daar in de toekomst nog sterker op inzetten, vanuit een geïntegreerde aanpak, in overleg met de sociale partners. Ook bij de nieuwe sectorconvenanten zullen we nagaan wat we kunnen doen. Een breed draagvlak scheppen, is fundamenteel.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik wil eerst en vooral duidelijk zijn: ik stigmatiseer zeker de werkgever niet. Ik leg gewoon een probleem op tafel, een groot maatschappelijk probleem, een ziekte van deze tijd.
Ik onderstreep ook dat het breder gaat dan alleen Werk, maar we zitten hier in de commissie Werk, en dus stel ik de vragen die daaraan gerelateerd zijn. Het is zeker een gedeelde verantwoordelijkheid, maar we moeten vooral bekijken wat we kunnen doen, ook vanuit de werkgever. Het is vanuit die optiek dat ik mijn vraag heb gesteld.
Het was zeker niet kleinerend bedoeld tegenover de andere initiatieven die u hebt genomen. Die zijn ook belangrijk. U en ik weten allebei hoe belangrijk sport en andere zaken zijn om daar een rol in te spelen. Ik wou vooral aangeven dat het niet zal volstaan om alleen daarop in te zetten.
U hebt gezegd wat u allemaal gedaan hebt en wat u niet kunt doen, vanwege het federale niveau. Er is de werkbaarheidsmonitor, maar in het verleden was er bijvoorbeeld ook de Work Ability Index. Daarmee kun je heel individueel naar werknemers gaan en kun je problemen en knelpunten in een vroeg stadium detecteren, en kun je er één op één mee aan de slag gaan. Dat is een heel interessant instrument, maar die lijn wordt niet doorgetrokken. Waarom is daarmee gestopt, in het hele plan tegen burn-out en stress?
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
We zitten hier in de commissie voor Werk, maar ook voor Economie en Innovatie. Als ik het over de sectorconvenanten had, wou ik ook de brug maken naar de arbeidsorganisatie en organisatie tout court van de bedrijfsvoering, omdat je daar een enorme impact kunt hebben op het welbevinden van de werknemers. Ik vind dat we op dat vlak in Vlaanderen nog wat in de kinderschoenen staan.
Minister, u kent het voorbeeld van de speciale arbeidspost die BMW in München heeft voor de oudere werknemers. Dat heeft een ongelooflijk goede impact, zowel qua output als qua welbevinden van de oudere werknemers. Door de arbeidspost aan te passen, scoorden de oudere werknemers beter dan de jongere en voelden ze zich ook beter op de werkvloer. Het zou goed zijn dat we in Vlaanderen ook een aantal van die goede voorbeelden zouden hebben en dat we niet altijd moeten verwijzen naar BMW in München. We kunnen een beetje verwijzen naar Bombardier, maar op dat vlak hebben we toch geen echte speerpuntdossiers.
U hebt de bevoegdheden Economie, Innovatie en Werk nu in handen. Ik denk dat u veel meer kunt doen via het aanpassen van de bedrijfsvoering, om zodoende het welbevinden van de werknemers bevorderen.
Dat staat los van de discussie op federaal niveau over welzijn op het werk en de verplichtingen tussen werkgevers en werknemers. Daar kun je dingen mee doen, maar je kunt er zeker niet alles mee regelen. Ik denk dat je veel meer kunt regelen via de bedrijfsvoering. Mijn vraag is om op dat vlak wat ambitie te tonen. Het zou mooi zijn, mochten we daar ook wat voorlopersprojecten hebben.
Mevrouw Remen heeft het woord.
Ik wil nogmaals benadrukken dat Vlaanderen een kmo-land is. Laten we dan ook het voorbeeld van de kmo’s volgen, waar werkgevers en werknemers die problemen zij aan zij oplossen. We hebben daar geen strafrechtelijke regels voor nodig, zoals die federale wet. De minister kan daar niets aan doen, maar die wet is bij de werkgever, en zeker bij de kmo-werkgever, niet in goede aarde gevallen. Zij hebben er alle belang bij dat ze gemotiveerde werknemers en weinig ziekteverzuim hebben. Laten we daar extra aandacht aan geven.
Dat was ook helemaal mijn punt niet.
Neen, maar ik wou dit toch nog even meegeven.
Minister Muyters heeft het woord.
Mevrouw Kherbache, vraagt u nu dat ik ingrijp op de federale materie? Of vraagt u gewoon dat ik goede voorbeelden uitdraag? Dat lijkt mij nu echt iets voor in sectorconvenanten. Dat gebeurt ook al. Als het dat is wat u vraagt, heb ik er geen probleem mee.
Ik vraag zeker niet dat u ingrijpt op de federale materie, want je kunt van het arbeidsrecht zeker ook niet alle heil verwachten.
Als het gaat over het uitdragen van goede voorbeelden, hoort dat bij wat in de sectorconvenanten wordt opgenomen. Ik zal daar extra naar kijken bij de opmaak van de nieuwe.
Mijnheer Annouri, die Work Ability Index heeft alleen zin als dat gesteund wordt door werkgevers- en werknemersorganisaties. Als de organisaties en de bedrijven er niet achter staan, heeft het geen zin. Ik heb dat voorgelegd aan de sociale partners en er is absoluut geen consensus over. Er is bij een aantal zelfs geen wil om dat te gebruiken. Dan kun je daar dus geen verdere stap mee zetten. Daarom heb ik daar nu niet verder op ingezet. U kunt dat betreuren, maar ik ga zoiets niet opleggen.
Ik vind dat men goed bezig is. Als ik zie dat negentien sectoren ESF-middelen inschrijven, als ik zie dat de sectorconvenanten daar aandacht aan besteden, als ik zie wat wettelijk al wordt opgelegd vanuit het federale niveau, ga ik hier geen extra wettelijke verplichting opleggen.
De heer Annouri heeft het woord.
Ik vind zeker niet dat we dingen moeten forceren bij bepaalde mensen, maar als er een instrument is dat goede resultaten zou kunnen opleveren en nuttig kan zijn, moeten we dat eerst in kaart brengen en moeten we niet op voorhand zeggen dat daar weinig draagvlak voor is.
Dat is al gebeurd. Er is een studie gebeurd van wat in het buitenland gebeurt. Op basis daarvan heb ik advies gevraagd aan de sociale partners, en er was bij hen geen eensgezindheid en zeker geen wil om het te gebruiken. Het kan zijn dat sommige sociale partners er wel akkoord mee gingen, maar er was zeker geen algemeen draagvlak.
Goed, dan zeg ik over die Work Ability Index: to be continued.
De vraag om uitleg is afgehandeld.