Report meeting Commissie voor Wonen, Armoedebeleid en Gelijke Kansen
Report
Mevrouw Partyka heeft het woord.
We weten allemaal wat er in het regeerakkoord staat: “Inzake de taalbereidheidsvoorwaarden evolueren we van een inspanningsverbintenis naar een geattesteerd of bewezen resultaat, met respect voor de rechtspraak en het recht op wonen.” Deze intentie heeft al vaak het voorwerp uitgemaakt van discussie, zowel in de commissie als in de plenaire vergadering. De inspanningsverbintenis staat in het decreet van 2006. De maatregel heeft toen heel wat stof doen opwaaien en is onder vuur komen te liggen, met procedures voor het Grondwettelijk Hof en belangenconflicten vanwege het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschap, maar de inspanningsverbintenis is overeind gebleven.
Er zijn recente ontwikkelingen. Collega Moerenhout heeft het er trouwens in het kader van Inburgering al over gehad, vorige week in de plenaire vergadering. Eind januari is er een uitspraak geweest van de advocaat-generaal van het Europees Hof van Justitie over de verplichting tot inburgering die in Nederland geldt voor mensen die afkomstig zijn uit niet-EU-landen en al de status van langdurig ingezetene hebben. De advocaat-generaal meent dat de invoering van een verplicht examen over de taal of de kennis van de samenleving de deelname aan de samenleving niet zal vergemakkelijken, maar dat dit zelfs ingaat tegen het wezen van de integratiemaatregelen.
Uiteraard heeft dit advies weliswaar betrekking op een zaak in Nederland maar, wat de verwijzing naar de invoering van een verplicht examen betreft, zijn er toch een aantal parallellen. Het maakt dat de uitwerking van een juridisch sluitende regelgeving een moeilijke oefening zal worden. We hebben het er al over gehad in het kader van de bespreking van de beleidsnota hoe de omzetting naar een resultaatsverbintenis op een juridisch sluitende manier zou kunnen gebeuren zonder te raken aan het woonrecht. Voor alle duidelijkheid: niemand twijfelt aan de noodzaak van voldoende kennis van het Nederlands, uiteraard ook niet aan de intentie van het regeerakkoord. Maar de vraag naar een juridisch sluitende regelgeving blijft toch wel belangrijk.
Minister, welke conclusies trekt u uit het advies van de advocaat-generaal van het Europees Hof? Ziet u daarin een mogelijke hindernis wat betreft de invoering van de resultaatsverbintenis in de sociale huursector in Vlaanderen? Binnen welke termijn zal deze resultaatsverbintenis worden toegepast? Hoe ziet u dit praktisch, vooral dan ten aanzien van een juridisch sluitende regelgeving? De Brusselse Regering heeft al op haar agenda staan om de zaak alvast op het Overlegcomité te brengen. We kunnen dus verwachten dat daar hevige tegenstand zal zijn en, in het geval dat er juridische twijfel is, kunnen we een spervuur aan juridische zaken verwachten.
Mevrouw Hostekint heeft het woord.
Ik wil me aansluiten bij de vraag, hoewel ik het gevoel heb dat dit ongeveer dezelfde vraag is als degene die vorige week is behandeld.
Mevrouw Hostekint, er is een fout gebeurd. We laten mevrouw Partyka deze vraag stellen in deze commissie omdat ze slachtoffer is geweest van een vergetelheid vorige week in de plenaire vergadering. Uw opmerking is terecht. De uitleg is bij dezen gegeven.
Ik denk dat we het er allemaal mee eens zijn dat de kennis van het Nederlands heel belangrijk is en een absolute voorwaarde om op een goede manier te kunnen functioneren in deze samenleving. Los van het feit dat men de uitspraak heeft gedaan dat het verplicht opleggen van een taalvoorwaarde de integratie niet zou bevorderen, stel ik me nog steeds de vraag in hoeverre u van oordeel bent dat het kan. We hebben het debat al eens gevoerd. U hebt destijds in de plenaire vergadering de opmerking van voormalig minister Keulen gehoord, die zelf aan den lijve heeft ondervonden dat een resultaatsverbintenis opleggen, juridisch zeer twijfelachtig is. Destijds heeft het Grondwettelijk Hof gezegd dat een inspanningsverbintenis wel kon, maar een resultaatsverbintenis niet. Ik weet dat u altijd het onderscheid maakt tussen daar het recht op wonen aan koppelen en een boete. In de uitspraak van het Grondwettelijk Hof staat dat een resultaatsverbintenis niet kan. Dat is ook de manier waarop voormalig minister Keulen dat heeft geïnterpreteerd en dat nog eens heeft herhaald in de plenaire vergadering van een aantal weken geleden. U schudt van neen, maar dat zijn toch de exacte woorden van de heer Keulen toen.
Minister, ik vraag me af in hoeverre het inderdaad juridisch mogelijk is, los van het feit of het sop de kool wel waard is. Ik heb de cijfers gezien. Het gaat over een heel beperkt aantal boetes dat de afgelopen jaren is uitgeschreven. Van mij mag u doen wat u wilt, maar heel die juridische heisa nog eens doorlopen? Er is daarover destijds heel wat commotie geweest. Ik dacht dat er ongeveer vijftig boetes zijn uitgeschreven. Dat zijn cijfers van collega Hendrickx van een tijd geleden. Minister, ik stel me gewoon de vraag: hoe gaat u dat realiseren? Vanwaar deze grote noodzaak om dat te doen?
De heer Anseeuw heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, zoals mevrouw Partyka al heeft gezegd, hebben we al meermaals gediscussieerd over dit onderwerp. De laatste keer was naar aanleiding van de actuele vraag van mevrouw Moerenhout. De reden waarom ik hier tussenkom, is omdat ik elke gelegenheid te baat wil nemen om het belang van een op zijn minst elementaire kennis van de Nederlandse taal te onderstrepen, ook in de sociale huursector en, vanzelfsprekend, bij uitbreiding in de hele samenleving. Wanneer we elkaar nog maar een beetje begrijpen, kan ons dat helpen om op een fijne manier samen te leven, al was het maar dat de muur van onbegrip, die er nog al te vaak is, stukje bij beetje kan worden afgebroken.
Het belang van de elementaire kennis van het Nederlands gaat verder dan wat problemen vermijden in sociale woonwijken of waar dan ook. Het is in de eerste plaats een emancipatorisch verhaal. Door mensen samen te brengen, kun je ze ook sterker maken als onderdeel van die samenleving.
De vraag om uitleg van mevrouw Partyka verwondert me toch enigszins. In haar vraag lijkt een suggestie te zijn geslopen als zou de eerder vermelde uitspraak van het Europees Hof van Justitie iets te maken hebben met de resultaatsverbintenis waar we in de sociale huursector werk van willen maken. Dat is natuurlijk niet zo. Dat is vorige week nog maar bevestigd op de vraag van mevrouw Moerenhout. Het verwondert me dan ook dat die vraag vandaag opnieuw geagendeerd wordt. Voorzitter, u hebt toegelicht waarom dat zo is, maar waarom ze hier op dezelfde manier wordt gesteld, is toch vreemd.
De suggestie als zou het niet mogelijk zijn een resultaatsverbintenis af te dwingen zonder te raken aan het woonrecht, is in de vraag geslopen. De titel van de vraag om uitleg spreekt al boekdelen: “(…) de taaleis voor toegang tot sociale huisvesting”. Die suggestie lijkt me bijzonder kwalijk.
Ik wil twee dingen aanstippen. Een: bij die resultaatsverbintenis – het kennen van een mondje Nederlands – is het nooit, maar dan ook nooit de bedoeling te raken aan het recht op wonen. Dat is een grondrecht, en dat zal het blijven. Waarom die suggestie opnieuw in de vraag moet sluipen, is me een raadsel. Ik vind het kwalijk dat men daarover verwarring blijft zaaien.
Twee: degenen die er niet in slagen te voldoen aan die resultaatsverbintenis inzake taalkennis, waarvan de oorzaak buiten de wil ligt, bijvoorbeeld om medische redenen, zullen daar ook niet op worden aangesproken. De nieuwe taalvereiste, de resultaatsverbintenis, is eigenlijk een middel, niet zozeer om mensen te pesten, niet per se om boetes uit te delen, en vooral ook niet om mensen de toegang tot de woning te ontzeggen – dat gaan we nooit doen –, maar is wel om het samenleven in sociale woonbuurten en ook daarbuiten te verbeteren. De vraag is wie daartegen kan zijn.
Mevrouw Hostekint, u zegt dat het aantal boetes die de voorbije jaren zijn uitgeschreven in het kader van de huidige taalvereiste, namelijk de inspanningsverbintenis, maar vijftig bedraagt. Als je daarnaast de resultaten ziet, de samenlevingsproblemen die er zijn, vooral in buurten waar mensen heel dicht op elkaar wonen, dan is dat het mooiste bewijs dat het beleid van de voorbije jaren niet heeft geleid tot de resultaten die we beogen. Dus moet je het geweer wel van schouder veranderen. Dan moet je meer ambitie aan de dag durven te leggen op het vlak van taalkennis en van resultaten. Dat spreekt voor zich. U hebt eigenlijk het bewijs geleverd dat we het geweer van schouder moeten veranderen.
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Mevrouw Partyka, bedankt om deze vraag om uitleg te stellen. Het is heel jammer dat u er in de plenaire vergadering van vorige week af bent gevallen. Ik heb toen gezegd dat de advocaat-generaal heeft gezegd dat die verplichte taaltest slecht is voor de integratie. Meer nog, als het slecht is voor de integratie, zegt Europa dat een gewestelijke overheid die ook niet mag invoeren.
Mevrouw Hostekint vroeg of het juridisch wel kan. Daarover is vorige week ook al veel gezegd. Minister, ik wil vragen of het menselijk en intellectueel wel kan. In het debat over wonen heb ik gezegd dat de resultaatsverbintenis in de eerste plaats problematisch is voor alfacursisten. Dat zijn mensen die moeilijk of niet kunnen schrijven, noch in de eigen taal, noch in het Nederlands. Bij het centrum voor basiseducatie (CBE), de scholen die NT2 geven aan laaggeschoolden, is een audit uitgevoerd. Daaruit blijkt dat 40 procent van de cursisten een tot anderhalf jaar les volgt. Als die resultaatsverbintenis wordt ingevoerd, zal dat vijf jaar worden.
Minister, in uw eigen beleidsnota staat dat er in één jaar 44.000 cursisten les volgen. Dat betekent dat dan 11.000 cursisten drie jaar langer les zullen moeten volgen. In artikel 81 van het advies van de advocaat-generaal staat dat er genoeg avondlessen moeten zijn. Ik heb het zelf niet over de avondlessen, maar over het aanbod. Als het aantal cursisten zodanig verhoogt, hoe zult u dan het aanbod plannen, en de resultaatsverbintenis, en het recht op wonen?
Mijnheer Anseeuw, het belang van het Nederlands wordt hier door niemand betwist. Dat is belangrijk voor alle hier aanwezige partijen. Het gaat ook niet over meer ambitie aan de dag leggen. Dat willen we allemaal. Het gaat wel over hoe. Het moet op de juiste manier gebeuren.
Minister Homans heeft het woord.
Net zoals ik vorige week al heb gezegd, worden hier twee zaken door elkaar gehaald. De conclusies van de advocaat-generaal van het Europees Hof van Justitie gingen over langdurig ingezetenen in Nederland en wat je hun als inburgeringsplicht kunt opleggen. Dat is het aspect van inburgering. Mevrouw, die redenering maakt u ook in uw vraag om uitleg. Het een heeft totaal niets te maken met de resultaatsverbintenis die we willen invoeren inzake sociaal wonen.
Mevrouw Moerenhout, ik hoop dat dit nu duidelijk is, maar als ik uw bijkomende vragen hoor, dan gaan die exclusief over inburgering. Dat is niet de bevoegdheid van deze commissie. Deze commissie is onder andere de commissie voor Wonen, maar niet voor Inburgering. U kunt die vragen misschien daar nog eens agenderen. Ik hoop dat u begrijpt dat die uitspraken die recentelijk in Nederland zijn gebeurd, over de inburgeringsplicht gaan, en niet over de resultaatsverbintenis die we gaan invoeren in het kader van de sociale huisvesting. Ik hoop dat het nu voor eens en voor altijd duidelijk is. Ik dacht dat het vorige week al duidelijk was, maar blijkbaar niet.
De taalvereiste is geen taaleis voor toegang tot een sociale woning, mevrouw Partyka. Dat is een heel belangrijke nuance en een goede opmerking van de heer Anseeuw. Ik heb al tot vervelens toe gezegd – het staat trouwens heel duidelijk in de beleidsnota – dat als we van een inspanningsverbintenis naar een resultaatsverbintenis gaan, het geenszins onze bedoeling is om dat te koppelen aan de toegang tot een sociale woning, of eventueel iemand uit zijn sociale woning te zetten. Mevrouw Partyka, u schudt van neen, maar het staat wel in uw vraag om uitleg. Ik heb dat al verschillende keren gezegd, ook in deze commissie en in de plenaire vergadering.
Voormalig minister Keulen heeft dat geprobeerd toen hij bevoegd was voor de huisvesting. Mevrouw Hostekint, dat is inderdaad teruggefloten door het Grondwettelijk Hof. Laten we nu even intellectueel eerlijk blijven in dit debat. Waarom heeft het Grondwettelijk Hof dat teruggefloten? Omdat net de koppeling werd gemaakt met de toegang tot of het behoud van een sociale woning. Dat is absoluut in tegenspraak met artikel 13 van de Grondwet, waarover ik al heel duidelijk ben geweest. Het niet slagen voor een test Nederlands zal nooit resulteren in het weigeren van de toegang tot of het kwijtspelen van een sociale woning.
Ik wil dat hier nog vijf keer herhalen, maar ik hoop dat het nu voor iedereen duidelijk is: neen, dat gaan we niet doen. Het zou absoluut onmenselijk zijn, trouwens ook onwettelijk en juridisch onmogelijk. Het is ook absoluut niet de bedoeling in de filosofie van deze maatregel. Wat is de filosofie van deze maatregel wel? We zien dat de inspanningsverbintenis redelijk vrijblijvend is, dat er weinig moeite wordt gedaan. Om onder andere de leefbaarheid in sociale wooncomplexen en sociale woningen een beetje te verhogen, vinden we dat we in ruil voor de sociale voorzieningen die we met veel solidariteit en met veel zin ter beschikking stellen, een kleine moeite terug mogen vragen. Dat is niet alleen een voordeel voor ons, maar absoluut ook voor de betrokkenen. Ik denk dat we het daarover eens zijn. Mevrouw Hostekint en mevrouw Moerenhout hebben ook gezegd dat ze beklemtonen hoe belangrijk het is om Nederlands te kunnen spreken.
Zonder een discussie te voeren over inburgering – dat moeten we maar in die commissie doen – heb ik altijd duidelijk gezegd dat het mij niet uitmaakt op welke manier de betrokkene Nederlands haalt. Het niveau van Nederlands dat aan de resultaatsverbintenis zal worden gekoppeld inzake sociale huisvesting, zal A1 zijn.
Dat ligt beduidend lager dan niveau A2 in inburgering. Ik zal ophouden over inburgering, want anders wordt het voor sommigen veel te ingewikkeld.
We vragen een heel laag niveau, meer bepaald een niveau waarop mensen in staat zijn om met elkaar te communiceren. Hoe men Nederlands leert, is voor mij niet zo belangrijk. Ik ga die mensen niet verplichten om een cursus te volgen. Men kan Nederlands leren door bijvoorbeeld vrijwilligerswerk te doen in de sportclub, op de werkvloer, door te praten met buren en vrienden die wel goed Nederlands kennen enzovoort.
Hoe zullen we controleren of er een bepaald resultaat is behaald? We hebben de Huizen van het Nederlands de attesteringsmogelijkheid gegeven. Zodra iemand binnen de sociale huisvesting denkt een bepaald niveau bereikt te hebben om een test af te leggen, dan kan die zich aanmelden bij het Huis van het Nederlands die de bevoegdheid heeft om te attesteren. Men moet daarvoor geen les hebben gevolgd bij het Huis van het Nederlands, voor alle duidelijkheid. Na die test zal dan al dan niet een attest worden afgeleverd.
Het boetesysteem dat al sinds 2006 is opgenomen in de Wooncode en sinds 2008 wordt toegepast, bestaat al. Als we een boete opleggen, gaat het niet zozeer over het resultaat van het behaalde niveau van het Nederlands maar wel over het feit dat we merken dat men geen inspanningen doet. De details moeten nog verder worden uitgewerkt. We moeten daar juridisch goed over nadenken. Een mogelijkheid is dat als men zich tweemaal aanmeldt bij het Huis van het Nederlands om zich te laten testen en niet slaagt, het misschien goed is om daar een soort verplichting aan te koppelen om lessen te volgen. Zo niet, zullen we nooit tot een resultaat komen. Dan pas kan er worden gesproken over boetes. Het is echt niet mijn bedoeling om mensen te beboeten op het niveau van het Nederlands, maar alleen als er duidelijk geen inspanningen worden geleverd. Dan kan het bestaande boetesysteem dat is ingeschreven in de Wooncode, worden toegepast.
We zijn met hetzelfde advocatenbureau dat destijds minister Keulen heeft bijgestaan om werk te maken van de inspanningsverbintenis, in bespreking om een en ander decretaal, juridisch sluitend te kunnen implementeren. De resultaatsverbintenis zal er ten vroegste in het voorjaar van 2016 zijn, gelet op het feit dat we nog wat werk hebben omdat de Wooncode en het Socialehuurbesluit moeten worden aangepast. Dat bureau heeft de rechtspraak daarover en de uitspraak van het Grondwettelijk Hof gevolgd. De koppeling aan het behoud van of de toegang tot een sociale woning, was het probleem.
Ik ben me ervan bewust dat er altijd een segment zal zijn van sociale huurders dat niet in staat is om zelfs het niveau A1 te halen. Daarvoor zal ik in alle menselijkheid een afwijkingsmogelijkheid opnemen. Bijvoorbeeld via een medisch attest zullen deze mensen van deze verplichting worden ontheven.
Voorzitter, ik ben blij dat de minister de nadruk legt op de inspanning en niet op het resultaat en dat er nog behoorlijk wat juridisch denkwerk nodig is. Ik ben gelukkig geen jurist. (Rumoer)
Mevrouw Partyka, ik neem daar persoonlijk aanstoot aan, maar gaat u rustig verder. Er zullen er zich hier wel meer aangesproken voelen. (Gelach)
Ik lees in de uitspraak van het Grondwettelijk Hof: “De verplichting om zijn bereidheid aan te tonen om Nederlands te leren, is niet onevenredig (…) omdat kosteloos taallessen aan de betrokken personen worden aangeboden, omdat de betrokkenen niettemin vrij zijn om op een andere manier hun bereidheid aan te tonen om Nederlands te leren en omdat hun geen enkele resultaatsverbintenis kan worden opgelegd, zodat noch de effectieve taalkennis, noch het gebruik van de taal, nadat lessen werden gevolgd of een andere leervorm werd gebruikt, door de verhuurder kunnen worden geëist of gecontroleerd.” De verdere juridische procedures zullen uitwijzen wat ervan komt.
Een resultaatsverbintenis kan sowieso op geen enkele manier worden opgelegd aan de Franstaligen in de faciliteitengemeenten. Ook daar is het arrest van het Grondwettelijk Hof duidelijk.
Voorzitter, ik ben gelukkig wel jurist, of jurist én gelukkig. (Gelach)
Minister, we verstaan iets anders onder ‘resultaatsverbintenis’. Als ik alle nuances hoor, dan benoemt u eigenlijk een ‘inspanningsverbintenis’. Wat u nu aankondigt als een grote wijziging, is eigenlijk hetzelfde als wat we vandaag kennen. Dit is mijn opmerking als simpele jurist.
Mevrouw Moerenhout, bent u juriste? U schudt van neen. Maar wel gelukkig, hoop ik. (Gelach)
Minister, met alle respect, maar u voert een schizofreen beleid. U koppelt heel bewust en expliciet integratiemaatregelen aan uw functie als minister van Wonen en aan het sociaal wonen. Ik vind het heel vreemd dat u ons kwalijk neemt dat we beide maatregelen koppelen als die ook in het beleid zijn gekoppeld. Ik zal enkel reageren op het aspect wonen en de vraag die ik daarnet heb gesteld terugkoppelen naar de commissie waar Inburgering aan bod komt.
U zegt dat als een cursist niet slaagt op de test NT2, hij zijn sociale woning kan behouden. Het recht op wonen is gegarandeerd. (Opmerkingen van minister Liesbeth Homans en mevrouw Michèle Hostekint)
Volgens mevrouw Hostekint hebt u gezegd dat als de inspanning niet wordt geleverd...
U zegt dat als iemand niet slaagt op de taaltest, die een taalboete krijgt. Ik herhaal mijn argument van daarnet. In de audit staat dat hoe meer analfabeten er op de scholen zijn, hoe groter de capaciteitsproblemen. Daarnaast is het voor analfabeten heel moeilijk om niveau A1 te halen. Dat komt er de facto op neer dat ze een boete zullen moeten betalen. Als ze een boete moeten betalen, zullen ze minder geld hebben voor de huur. Zeker mensen in sociale woningen moeten elke cent omdraaien. Dat heeft wel degelijk grote gevolgen.
Uw argument is de leefbaarheid te verhogen. Dat houdt verband met integratiemaatregelen. Vandaag wordt geprobeerd om de leefbaarheid hoog te houden via de lessen maatschappelijke oriëntatie. Op het moment dat iemand in ons land komt, moet die verplicht die lessen volgen. Dat is in de moedertaal. Dat gaat heel concreet over wanneer het vuilnis moet worden buitengezet, over beleefdheidsvormen in Vlaanderen, enzovoort. Die lessen dienen om de leefbaarheid te verhogen. U gaat met uw ander petje van minister van Inburgering die lessen laten plaatsvinden in het Nederlands. Het zal dan ook veel moeilijker zijn voor die mensen om de lessen te begrijpen.
U zegt dat ze geen niveau A2 moeten halen maar wel A1. Voor mensen die niet kunnen lezen en schrijven in de taal van herkomst, is A1 al ontzettend moeilijk. Ik heb die lessen gegeven. Om die mensen één woord te laten schrijven, ben je een heel jaar bezig. Ze moeten voor u niet naar school gaan, maar kunnen vrijwilligerswerk doen. Dat is niet met de voeten in de realiteit staan. Dat is zot en heel moeilijk voor die mensen. Gelieve daar toch echt rekening mee te houden.
Mevrouw Moerenhout, we zijn het allemaal eens over het doel dat we willen bereiken. We willen een inclusieve maatschappij waarbij iedereen naar eigen vermogen inspanningen levert en resultaten boekt om actief deel uit te maken van de samenleving. Dat is wat we hier willen doen, we verschillen alleen vredevol van mening over de manier waarop.
Als de minister dan logisch concludeert dat het beleid van de vorige jaren niet de resultaten heeft opgeleverd die we beogen en waar we het allemaal over eens zijn, dan moeten we het geweer van schouder veranderen. U zegt dat u hetzelfde doel beoogt, maar het geweer niet van schouder wilt veranderen. Die redenering vertoont een gebrek aan logica. Als we morgen hetzelfde doen als vandaag, dan moeten we morgen geen andere resultaten verwachten dan die van vandaag. Ik snap die kronkel van u niet.
Het valt me ook op dat mevrouw Hostekint zich zorgen maakt over het feit dat u het geweer niet van schouder zult veranderen en dat wat u in de toekomst zult doen, min of meer hetzelfde zal zijn als wat u vandaag doet. Wat ik heb begrepen, minister, is dat u duidelijk maakt dat u niet vanaf het begin zult staan zwaaien met boetes maar dat mensen een aantal kansen zullen krijgen om resultaat te boeken. Ik vind dat een zeer goede zaak. U hebt een heel duidelijk doel voor ogen en u wilt resultaten boeken, maar tegelijk legt u de nodige menselijkheid aan de dag om mensen daartoe meer dan een kans te bieden. Ik kan dat alleen toejuichen. U wilt een bijzonder pragmatisch maar zeer doelgericht beleid voeren wat de samenlevingsproblemen betreft en het verbeteren van dat samenleven, ook in de sociale woonbuurten.
Minister Homans heeft het woord.
Voor sommige mensen is het nog altijd niet duidelijk, maar ik heb intussen voldoende pogingen gedaan, vorige week en vandaag opnieuw, om het uit te leggen.
De resultaatsverbintenis staat heel expliciet in mijn beleidsnota en in het regeerakkoord. Het gaat dus niet over de inspanning maar wel degelijk over het resultaat, mevrouw Partyka.
Waarom hebben we deze maatregel genomen? Volgens de huidige regelgeving is taalbereidheid aantonen veel te vrijblijvend. Bepaalde SHM’s in grootsteden konden dat ook niet altijd controleren, en het zijn net die grootsteden die met de meeste anderstaligen worden geconfronteerd. Om de taalbereidheid aan te tonen, volstond het om een inschrijvingsbewijs voor te leggen voor een cursus in een of ander Huis van het Nederlands. Wij willen wel degelijk naar een resultaatsverbintenis. We gaan van een bereidheid of inspanningsverbintenis naar een resultaatsverbintenis. Het verleden heeft bewezen dat het aantonen van die taalbereidheid en nobele poging was om iets te doen aan de leefbaarheidsproblemen. Dat was ook het motto van toenmalig minister Keulen om dit in te voeren.
Ik ga mijn antwoord van daarnet niet herhalen. Wat toen juridisch fout is gelopen, is wel degelijk de koppeling aan de sociale woning die wij niet doen. Wij zullen resultaat eisen van iedereen die in een sociale woning woont of toegang wil krijgen tot een sociale woning. Wij zullen dat resultaat echter nooit gebruiken om iemand de toegang tot een sociale woning te ontzeggen om of iemand uit een sociale woning te zetten.
Mevrouw Moerenhout, u begint dan opnieuw over het feit dat er onvoldoende capaciteit is en dat er onvoldoende aanbod is in NT2. Dat zijn vragen over inburgering, ik stel voor dat u die stelt in de betrokken commissie. Ik heb daarnet heel duidelijk gezegd dat het niet mijn bedoeling is om mensen verplicht een cursus te laten volgen, gelet op het niveau dat die mensen moeten halen. U vindt het dan blijkbaar niet zo goed dat dit via vrijwilligerswerk of op andere manieren kan gebeuren. Zo kunnen er ook taallessen op de werkvloer worden gevolgd. Gewoon praten met mensen uit de omgeving kan ook helpen. Maar dat heeft niets te maken met capaciteit, want men moet niet verplicht een cursus volgen.
Ik heb verwezen naar het Huis van het Nederlands. Als men geen les moet volgen, dan moet er toch een instantie zijn die het niveau kan attesteren van wie zich aanbiedt om een test te ondergaan. Ik heb ervoor gezorgd dat het Huis van het Nederlands dat kan doen. Dat kon tot op vandaag niet.
U hebt ook allerlei uitspraken gedaan over maatschappelijke oriëntatie die nu in het Nederlands zal worden gegeven. Ik nodig u met veel plezier uit in de commissie Inburgering om dit daar te bespreken. U slaat immers behoorlijk wat zaken door elkaar. Bovendien klopt de helft van wat u zegt totaal niet. Ik heb al driemaal geprobeerd om u dat wijs te maken, maar als u na het krokusreces naar de commissie Inburgering komt, lukt het misschien wel. Vijfde keer, goede keer, wie weet.
U hebt wel een concrete bezorgdheid die ik deel. U hebt het voorbeeld van analfabeten gegeven. Ik dacht dat ik ook op dat punt heel duidelijk ben gewest. Ik ben me ervan bewust dat bepaalde mensen dat A1-niveau, hoe laag het ook is, niet zullen halen en dat wij daar moeten voorzien in een uitzondering op de verplichting om dat resultaat te behalen. Dat kan bijvoorbeeld op basis van een eenvoudige medische attestering. Als een analfabeet naar de dokter gaat, kan die dokter echt wel attesteren dat die persoon analfabeet is en dus niet in staat om het resultaat dat wij vragen te behalen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.