Report meeting Commissie voor Wonen, Armoedebeleid en Gelijke Kansen
Report
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Voorzitter, minister, de aanleiding van deze vraag is een bericht op de voorpagina van De Morgen van 28 januari. Het ging over het toenemende aantal gevallen van agressie tegen moslims. Er stonden voorbeelden in van uzelf, voorzitter, uit uw dagelijkse leven.
Daaruit bleek dat in Vlaanderen net als in de rest van Europa sprake is van toenemend geweld tegen moslims. Dat neemt alleen maar toe sinds de terreuraanslagen in Parijs en de acties in Verviers. Er wordt een klimaat gecreëerd dat niet echt positief is voor moslims. Er gebeuren echt schokkende dingen. Zo zijn er mij de voorbije week drie dingen ter ore gekomen uit Vilvoorde. Meisjes wier hoofddoeken op straat worden afgerukt. Leerkrachten die op Facebook anti-islamitische uitspraken doen. Een voetbalkantine die eigenlijk voortkomt uit een moskee – een ontzettend positief initiatief voor integratie – en wordt beklad met racistische graffiti. Waarschijnlijk heeft ieder van ons dergelijke zaken gehoord. We zijn het er allemaal over eens dat dit een onaanvaardbare evolutie is. Wat we kunnen doen om dit een halt toe te roepen, moeten we doen.
Minister, beschikt u over informatiekanalen die de gevallen van agressie in kaart brengt? Zo niet, hebt u plannen om die in kaart te brengen gezien de recente gebeurtenissen? Denkt u aan sensibilisering over dit onderwerp? In Nederland bestaat er een speciaal meldpunt voor agressie wegens godsdienstfobie. Denkt u daar ook aan?
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik maak me net als veel collega’s zorgen over de toenemende kloof tussen mensen van verschillende overtuigingen. Wat de laatste weken is gebeurd, heeft daar geen goed aan gedaan. Ik vraag me af wat er nog kan worden gedaan. We moeten een brede denkoefening maken binnen het Vlaams Parlement en de Vlaamse Regering over wat kan worden gedaan om die kloof te dichten.
Op sociale media zie je behoorlijk wat agressieve boodschappen opduiken. Mensen hebben soms het gevoel dat er wel wordt geklaagd over haat tegenover moslims en niet in de omgekeerde richting. Er wordt bijvoorbeeld geklaagd dat in de media de problematiek van homoseksuelen die op straat worden uitgescholden door allochtone jongens, niet wordt aangekaart. Er ontstaat een zeer onaangename sfeer. Er is sfeerschepping aan de gang die niet correct is. De ene vermoedt van de andere dat die eerder wordt beschermd of dat er eerder wordt gepleit voor maatregelen voor de ene groep dan voor de andere. Dat helpt de zaak niet vooruit.
Mevrouw Moerenhout, we hebben meldpunten voor dat soort problemen. Er is het Interfederaal Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding (GGKR) dat zijn werk doet. Uit het rapport dat verschenen is op 3 oktober blijkt dat de meldpunten voldoende laagdrempelig zijn. De klachten komen binnen, en niet alleen over feiten die worden gepleegd tegen moslims maar ook over andere problemen. We hebben instrumenten en toch zitten we met het probleem. Ik heb ook getuigenissen gehoord uit mijn omgeving, van mijn buurvrouw en mijn babysit die op straat verbaal heel hard worden aangepakt. Die vrouwen zijn daar helemaal van ondersteboven. Dat is pijnlijk. Ze vragen zich af wat ze hebben misdaan. We hebben wel degelijk een probleem.
Minister, ziet u een mogelijkheid om dit probleem aan te pakken, niet alleen met de bestaande instrumenten maar eventueel met andere strategieën?
De vraag is zeker interessant, maar dit verhaal heeft verschillende kanten. Het gaat zeker niet alleen over agressie tegen een bepaalde bevolkingsgroep. We hebben allemaal het verhaal in de krant gelezen over wat in Anderlecht is gebeurd. Jongeren worden er geviseerd omdat ze ‘je suis Charlie’ scandeerden of toch achter die gedachte stonden. Ik pleit ervoor om evenwichtig om te gaan met alle kanten van dit verhaal zodat we tot een evenwichtige oplossing kunnen komen.
Minister Homans heeft het woord.
Voorzitter, ik wil me eerst aansluiten bij u. Ik wil ook duidelijk stellen dat ik alle vormen van geweld even verwerpelijk vind. Ik neem aan dat we het daarover eens zijn.
Het centrum van de heer De Witte en zijn meldpunten ontvangt meldingen van discriminatie, racisme en dergelijke meer. Indien er gevallen van agressie worden gemeld, benadrukt het centrum altijd het belang om aangifte bij de politiediensten te doen. Agressie is een strafrechtelijk feit en moet zo goed mogelijk en adequaat worden aangepakt en bestraft. Bij het opstellen van een proces-verbaal door de politie wordt agressie tegen het moslim-zijn onmiddellijk geregistreerd.
Federaal minister Jambon, bevoegd voor Binnenlandse Zaken, kan bij de politiediensten de cijfers over aangegeven agressie tegen moslims opvragen. Ik kan dat vanuit mijn bevoegdheid niet. Ik stel voor dat u een collega in de Kamer vraagt om die cijfers op te vragen.
Wat een belangrijke nuance is, is dat het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding heeft laten weten dat het aantal meldingen over discriminatie of haat tegen moslims in januari 2015 niet gestegen is ten opzichte van januari 2014. Wil ik hiermee gezegd hebben dat er misschien geen toename is? Neen, want het is natuurlijk op basis van de aangiftes. Het wil niet zeggen dat het geweld niet is toegenomen, maar men kan het niet meten of bewijzen op basis van de aangiftes die zijn ingediend. Mevrouw Moerenhout, daarom is het belangrijk om die cijfers bij minister Jambon op te vragen.
U hebt me gevraagd hoe ik het aantal gevallen van agressie tegen moslims in kaart wil brengen. Zoals mevrouw Brusseel ook al zei, is die bevoegdheid eigenlijk in alle vertrouwen doorgegeven aan het bevoegde centrum. Ik kan daar weinig tegen doen. Het centrum heeft gezegd dat het in de komende periode zal inzetten op een betere bekendheid van het centrum en zijn functie. Ik zal daar ook mijn steentje toe bijdragen.
Er is inderdaad nog een drempel om bepaalde gevallen van agressie – agressie tegenover moslims, tegenover homo’s, tegenover vrouwen – aan te geven. We moeten die drempel wegnemen en sensibiliserend optreden. Voor geweld tegen moslims wordt er concreet nagedacht over een soort van postercampagne in de nabijheid van moslims en in de moskeeën zelf. Als er een geval van agressie is, weten ze waar ze terechtkunnen: bij de meldpunten die een autonomie van het centrum zijn. De samenwerking met allerlei organisaties is natuurlijk ook zeer belangrijk, evenals de rol van het middenveld.
Het is aan het centrum om een strategie uit te werken om de drempel tot het melden van moslimhaat te verlagen. Ik heb u daarnet een aantal voorbeelden gegeven. Het Agentschap voor Binnenlands Bestuur, in samenwerking met het EVA Inburgering en Integratie, gaat na op welke manier een algemene sensibiliseringscampagne rond verdraagzaamheid in het algemeen en het bevorderen van sociale cohesie kan worden opgezet.
In Nederland is een speciaal meldpunt voor godsdienstfobie opgericht. U vroeg mijn mening. Ik heb al gezegd dat de meldpunten niet tot mijn bevoegdheid behoren maar dat ze zijn ‘uitbesteed’ sinds het voorjaar 2014. Het centrum heeft dan ook de complete en expliciete opdracht gekregen om vanuit zijn onafhankelijk mandaat aparte meldpunten te organiseren. Het centrum doet dat ook.
Ik heb aan het centrum gevraagd wat het denkt van speciale meldpunten voor agressie wegens godsdienstfobie, zoals in Nederland. Het centrum is daar geen voorstander van. In Vlaanderen worden godsdienst en origine nogal vaak door elkaar gebruikt. Het is niet omdat men van Turkse origine is, dat men per definitie ook moslim is. Dat is niet waar. Het zou niet zoveel meerwaarde hebben om een apart meldpunt op te richten. Ik heb me laten adviseren door deskundigen, het is dus geen verzinsel van mezelf.
Uiteraard zal ik vanuit mijn bevoegdheid Gelijke Kansen een nauwe samenwerking met het centrum onderhouden en het centrum en de meldpunten opvolgen. De heer De Witte komt zeer binnenkort op bezoek om een aantal onderwerpen te bespreken. Deze vraag zou er een van kunnen zijn. Het eerste jaarlijkse bezoek van het centrum aan het Vlaams Parlement is gepland in juni 2015.
Wij hebben expliciet in het regeerakkoord maar ook in de beleidsnota ingeschreven dat we de parlementsleden een zeer grote autonomie en verantwoordelijkheid geven omdat de evaluatie van het centrum in uw handen komt te liggen. Het drukt absoluut het vertrouwen van de Vlaamse Regering uit in de parlementsleden en geeft u de kans om zeer veel onderwerpen die u na aan het hart liggen, in te brengen in de evaluatie.
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw heel duidelijk en, naar mijn aanvoelen, heel positief antwoord.
Ik ben het er volledig mee eens dat er evenwichtig met de problematiek moet worden omgegaan. Alle vormen van geweld zijn uiteraard even verwerpelijk.
Ik ben het er ook mee eens dat er aangifte moet worden gedaan op het moment dat er zich iets voordoet. U weet ook dat mensen het centrum en de meldpunten moeten kennen om aangifte te kunnen doen. Er is nog wel wat werk, want de naambekendheid is niet zo groot. Ik wil u aanmoedigen om te blijven investeren in de naambekendheid. Als het centrum op bezoek komt, kunt u zeggen dat u dat belangrijk vindt.
Ik ben heel blij om te horen dat er een postercampagne komt, zeker in samenwerking met de zelforganisaties die midden in de gemeenschappen staan. Ook de algemene sensibiliseringscampagne geeft mij goede hoop.
Ik wou ook nog even terugkomen op het interview dat u hebt gegeven in De Zondag. Er is al veel gezegd over wat u fout hebt gezegd, maar u hebt ook iets goed gezegd. U hebt gezegd dat de mensen naar het CGKR kunnen gaan, als er zich discriminatie voordoet. Als u dat zegt in een interview in De Zondag, komen opnieuw duizenden mensen in aanraking met die naam en die informatie. Heel goed gedaan en blijven doen in interviews, zou ik zeggen.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Minister, ik ben zeer tevreden met uw antwoord. Er is inderdaad nog nood aan verdere sensibilisering om te pleiten voor verdraagzaamheid in elke richting. Daarover ben ik het met u eens. Ik vond alleen dat er de laatste tijd een sfeerschepperij was die mij zorgen baarde, want het is effectief zo dat alle vormen van geweld aandacht moeten krijgen. Ik heb de indruk dat ze de juiste aandacht krijgen wanneer bepaalde groepen in de maatschappij geviseerd worden. Men moet niet gaan beweren dat de ene groep meer aandacht krijgt dan de andere. Dat lijkt mij niet correct.
Minister, ik ben blij dat u de Nederlandse piste niet overweegt want een centrum voor godsdienstfobie lijkt mij absoluut geen goed idee. Het zou kunnen leiden tot situaties waarin Charlie Hebdo, de Nederlandse versie dan wel, eigenlijk ook niet meer mag tekenen en schrijven wat het wil. Dat is absoluut niet wenselijk. Kijk naar de evolutie in bepaalde Europese lidstaten waar een vraag rijst naar wetgeving tegen blasfemie. Ik ben onthutst dat men dat in sommige Europese lidstaten strafbaar zou maken. U hebt het recht om zo blasfemisch te zijn als u wilt. Bepaalde zaken mogen dan wel niet volgens een bepaalde religie, maar ik stel voor dat de voorschriften van de islam of van de rooms-katholieke godsdienst gelden voor hun volgelingen en niet voor de mensheid in haar geheel. Ik denk dus dat die piste absoluut geen goed idee was, maar de minister volgt ze niet. Ik ben dus zeer blij.
Mijn oprechte dank voor de lovende woorden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.