Report meeting Commissie voor Wonen, Armoedebeleid en Gelijke Kansen
Report
De heer Anseeuw heeft het woord.
Voorzitter, mijn vraag om uitleg heeft betrekking op het bindend sociaal objectief. We hebben vastgesteld dat de gemeenten het bindend sociaal objectief op verschillende tijdstippen zullen bereiken. Het eindpunt van het deelobjectief betreffende koop en kavels is eind 2020. Tegen eind 2025 moet het deelobjectief betreffende huur zijn gerealiseerd. Indien we rekening houden met het aantal verwezenlijkte en geplande sociale woningen, hebben een aantal gemeenten bepaalde deelobjectieven ondertussen echter al zeer sterk benaderd of misschien zelfs overschreden.
Volgens de nota van de Vlaamse Regering van 12 januari 2015, waarin het grond- en pandenbeleid wordt geëvalueerd, kan een gemeente na de verwezenlijking van het bindend sociaal objectief en zonder een woonbeleidsconvenant een sociale huurwoning uit de financiering halen die nodig is voor de verwezenlijking van sociale huurwoningen binnen het bindend sociaal objectief indien die gemeente een bijkomend sociaal woonaanbod zou bouwen. Ten aanzien van de deadline voor het deelobjectief betreffende de sociale huur betekent dit eigenlijk dat een gemeente die het bindend sociaal objectief heeft verwezenlijkt en geen woonbeleidsconvenant heeft afgesloten een sociale woning kan bouwen waarbij de financiering wordt weggenomen bij de gemeenten die, bijvoorbeeld in een latere financieringsronde, nog steeds een gedeelte van het deelobjectief betreffende de sociale huur moeten verwezenlijken.
Minister, aangezien de projecten een lange doorlooptijd van gemakkelijk vijf tot tien jaar kennen, lijkt het me opportuun nu al eens na te denken over de wijze waarop u hiermee wilt omgaan.
Hoe zult u de financiering van sociale huurwoningen binnen het bindend sociaal objectief en een woonbeleidsconvenant garanderen indien een gedeelte van de financiering in de loop van de voorgaande jaren reeds naar projecten buiten het bindend sociaal objectief of een woonbeleidsconvenant is afgeleid? Hoe zult u hiermee omgaan?
Is er volgens u nood aan bijkomende middelen om de sociale huurwoningen te financieren in gemeenten die na de verwezenlijking van hun bindend sociaal objectief nog sociale huurwoningen willen verwezenlijken, maar geen woonbeleidsconvenant kunnen afsluiten omdat ze nog niet over 9 procent sociaal woonaanbod beschikken?
Is het volgens u opportuun de gemeenten die het bindend sociaal objectief hebben verwezenlijkt bij het systeem van de woonbeleidsconvenanten te laten aansluiten, zodat ze op die manier een bijdrage tot het globaal bindend sociaal objectief leveren? Zoekt u in dit verband misschien nog andere denksporen?
Minister Homans heeft het woord.
Voorzitter, dit is een interessante, maar ook zeer ingewikkelde vraag. Ik zal trachten een duidelijk antwoord te geven.
In eerste instantie is het belangrijk te benadrukken dat de gemeenten die het bindend sociaal objectief nog niet hebben bereikt met betrekking tot de financiering per definitie voorrang krijgen. Dat is een goede zaak. Het procedurebesluit en dergelijke zijn in dit verband duidelijk.
Er zijn natuurlijk mogelijkheden, bijvoorbeeld voor gemeenten die het bindend sociaal objectief hebben bereikt en geen woonbeleidsconvenant hebben afgesloten, om een gedeelte van de financiering weg te nemen door middel van een Design & Build-structuur of een Constructieve Benadering Overheidsopdrachten (CBO). Op die manier kunnen de bijkomende sociale huurwoningen in gemeenten die het bindend sociaal objectief al hebben bereikt en die geen woonbeleidsconvenant hebben afgesloten een gedeelte van de financiering wegnemen van de gemeenten die het bindend sociaal objectief nog niet hebben bereikt.
Een eventuele vrijstelling van gemeenten met betrekking tot het bindend sociaal objectief zou natuurlijk een gunstige impact op de beschikbare middelen kunnen hebben. Ik herinner me dat deze commissie hierover niet zo lang geleden een discussie heeft gevoerd. Zoals ik toen heb aangekondigd, zijn de slechte leerlingen van de klas ondertussen op het matje geroepen. We hebben, voor alle duidelijkheid, nog geen enkele gemeente van het bindend sociaal objectief vrijgesteld. Dat lijkt me ook niet zo verstandig.
We hebben toen ook besproken welke sanctie we eventueel zouden kunnen nemen. Er is toen onder meer over een intrekking van de erkenning en dergelijke gesproken. We zijn er nog niet uit. Dit zou een positieve impact op de beschikbare middelen kunnen hebben, maar dat is nog niet gebeurd. Er is nog geen enkele vrijstelling verleend.
Met betrekking tot de 6000 woningen die voor het gewestelijk sociaal objectief meetellen en die met behulp van woonbeleidsconvenanten kunnen worden gerealiseerd, is het heel belangrijk dat we moeten blijven inzetten of zelfs nog meer moeten inzetten op de realisatie van woningen voor sociale verhuurkantoren (SVK’s). Het werken met SVK’s telt natuurlijk mee voor het bindend sociaal objectief.
Mijnheer Vandenbroucke, ik wil nog een ander voordeel aanhalen. Misschien kan ik u nog overtuigen van een positieve impact van de integratie van de OCMW’s in de gemeenten. De OCMW’s bezitten nu vaak sociale woningen, die soms binnen en soms buiten de stelsels worden verhuurd. Als een OCMW ten gevolge van onze integratieoefening in een gemeentelijke structuur opgaat, tellen de sociale woningen die, voor alle duidelijkheid, binnen een stelsel worden verhuurd natuurlijk mee voor het bindend sociaal objectief. Dat is een goede zaak.
In Antwerpen, bijvoorbeeld, heeft het OCMW 600 sociale woningen, waarvan 300 woningen binnen en 300 woningen buiten het stelsel. Dat is redelijk veel. De 300 woningen binnen het stelsel zullen voor het bindend sociaal objectief worden meegeteld. In Antwerpen is dat niet echt nodig. We hebben de norm van 9 procent al ruimschoots gehaald. Voor veel andere gemeenten lijkt dit me echter een belangrijk denkspoor. Hier zijn veel lokale mandatarissen aanwezig. De integratieoefening zal sowieso plaatsvinden. Ze kunnen dit positief effect op het bindend sociaal objectief in het achterhoofd houden.
Vooralsnog is er volgens mij geen nood aan bijkomende middelen. Het is nog te vroeg om hier een antwoord op te kunnen geven. Dit impliceert immers dat we ervan moeten uitgaan dat elke gemeente het bindend sociaal objectief heeft gehaald en dat het volledig contingent van de woonbeleidsconvenanten is opgenomen. Dat is vooralsnog niet het geval. Ik zie daar momenteel nog niet echt de noodzaak.
U vraagt of het een denkspoor kan zijn dat gemeenten die hun bindend sociaal objectief hebben bereikt, aansluiten bij het systeem van de woonbeleidsconvenanten. Ja, ik denk dat dat goed is. Dat kan een oplossing zijn. Ik zou elke gemeente die het kan en die al volgens de regels in orde is, aanraden om een woonbeleidsconvenant af te sluiten.
Hiermee heb ik geantwoord op de interessante doch moeilijke vragen van de heer Anseeuw.
Ik zal dat maar aannemen als een compliment.
Het is belangrijk om hier op tijd over na te denken. U ziet nog verschillende mogelijkheden om het mogelijke probleem van het bindend sociaal objectief en de financiering ervan, het hoofd te bieden. We moeten goed opvolgen wat er in de toekomst gebeurt. U spreekt over een mogelijke gunstige impact van een eventuele vrijstelling. In Vlaams-Brabant is er nog een inhaaloperatie nodig in vergelijking met Oost- en West-Vlaanderen. Zijn er al aanvragen voor een vrijstelling door de slechte leerlingen van de klas? U knikt van neen. Het is belangrijk om dit op te volgen en te blijven zoeken naar oplossingen in zoverre de noodzaak zich opdringt.
Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Minister, u hebt die besturen al gesommeerd om uitleg te komen geven waarom ze er voor de tweede keer op rij niet in slagen om een inspanning te leveren inzake het optrekken van het aantal sociale huurwoningen op hun grondgebied. Kunt u een kort verslag geven van hoe het gesprek is verlopen? Ziet u enige bereidheid bij de besturen die hier twee weken geleden aan bod zijn gekomen tijdens de bespreking van de voortgangstoets?
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Minister, ik sluit me aan bij de vraag van mevrouw Taeldeman. Het benieuwt me ook zeer wat u hebt afgesproken met de onwillige gemeenten.
U hebt het gehad over de integratie van het OCMW in de gemeente en de voordelen die dat met zich meebrengt. Een aantal woningen van het OCMW worden daardoor officieel sociale woning, waardoor het bindend sociaal objectief meer wordt bereikt. Dat is heel fijn voor de gemeenten, maar de mensen op een wachtlijst hebben daar niet veel aan. De bedoeling van het decreet is vooral dat er een aangroei komt van woningen en niet dat door een handigheidje woningen die al bezet zijn plots sociale woningen worden. Daarmee zijn die mensen niet vooruitgeholpen. U hebt me helaas niet overtuigd met dat argument om de integratie van het OCMW in de gemeente als een zeer goede zaak te beschouwen.
Mijnheer Anseeuw, met het woord ‘moeilijk’ bedoelde ik eigenlijk een intelligente vraag – als dat kan worden opgevat als een compliment.
Voor een vrijstelling voor de slechte leerlingen van de klas heb ik nog geen aanvraag gekregen. Als ik een vrijstelling zou willen geven, wil dat zeggen dat er een bijkomend besluit van de Vlaamse Regering moet komen om dat mogelijk te maken.
Een verslag geven van de slechte leerlingen in de klas als je nog een herkansing in tweede zit hebt gegeven, lijkt me niet zo verstandig. Ze weten nu goed waaraan en waaraf. Ze beseffen wat ze moeten doen om een goed rapport te kunnen halen. Ik zeg hier nog niets over, want dat zou niet echt bemoedigend zijn voor de gemeenten in kwestie om er nog iets aan te doen.
Het klopt dat het overhevelen van OCMW-woningen naar een gemeente of stad er niet voor zorgt dat er meer sociale woningen zijn. Ze tellen wel mee voor het bindend sociaal objectief. Dat was mijn punt. Ik wil erop wijzen dat dit in Antwerpen is gebeurd, maar bijvoorbeeld ook in Gent. Ook daar hebben ze de stijging van 9 procent ruim gehaald. Het is geen wonderoplossing, maar het is wel een voordeel voor gemeenten die echt in moeilijkheden zitten om het bindend sociaal objectief te bereiken. Daarnaast zullen we blijven bijbouwen, weliswaar aan een verlaagd ritme omdat het groeipad vertraagt tot 2025.
De vraag om uitleg is afgehandeld.