Report meeting Commissie voor Wonen, Armoedebeleid en Gelijke Kansen
Vraag om uitleg over de verplichte plaatsing van rookmelders
Report
De heer Engelbosch heeft het woord.
Voorzitter, uit een telling is gebleken dat in 2014 33 mensen in Vlaanderen het leven hebben gelaten in een woningbrand. Samen met Wallonië, doet Vlaanderen het een stuk slechter dan onze buurlanden. In vergelijking met Nederland telt Vlaanderen ruim dubbel zoveel slachtoffers per miljoen inwoners.
Een van de verklaringen voor dit significant slechter cijfer is mogelijk het feit dat onze woningen minder van rookmelders zijn voorzien. In Nederland beschikt 68 procent van de woningen over een rookmelder. In ons land is dat 43 procent. In het Verenigd Koninkrijk is 89 procent van de woningen met een rookmelder uitgerust en ligt het aantal doden beduidend lager. Ook blijkt twee derde van de dodelijke slachtoffers ’s nachts te vallen. Uit een rapport van de European Child Safety Alliance blijkt dat huizen met een rookmelder tot de helft minder kans lopen op een brand met dodelijke afloop.
Ten opzichte van onze buurlanden kunnen we dan ook nog een tandje bij steken met betrekking tot de controles in woningen waar rookmelders reeds verplicht zijn. Dit is het geval bij nieuwbouw en renovatie en in huurwoningen. Daarnaast moeten we ook nadenken over een manier om de eigenaars aan te sporen die momenteel niet onder die verplichting vallen. Veelal zijn het net die oude, niet-gerenoveerde woningen met slechte elektrische bedrading en een oude, slechte verwarming die het hoogste risico op brand lopen.
Minister, wat is volgens u de oorzaak van deze alarmerende cijfers? Hoe analyseert u dit verschil in vergelijking met de buurlanden? In welke mate deelt u mijn mening dat een rookmelder het aantal dodelijke slachtoffers zou kunnen terugdringen? Overweegt u misschien rookmelders verplicht te maken in alle woningen en niet enkel bij nieuwbouw en renovatie en in huurwoningen? Ziet u eventueel nog andere mogelijkheden om het aantal doden terug te dringen?
Mevrouw Partyka heeft het woord.
Voorzitter, de heer Engelbosch heeft de meeste gegevens reeds vermeld. In België vallen meer slachtoffers dan in onze buurlanden te betreuren. In de buurlanden zijn ook veel meer huizen met een rookmelder uitgerust. In Nederland gaat het om 68 procent en in het Verenigd Koninkrijk gaat het om 89 procent.
We hebben in Vlaanderen nochtans een decreet dat de verplichting inhoudt rookmelders te installeren. De uitvoering van dat decreet is gefaseerd verlopen. Binnen de sociale huurwoningen moeten alle huizen volgens een bepaald ritme binnen vier jaar na de inwerkingtreding van het decreet op 1 juni 2012 met een rookmelder worden uitgerust. Voor de woningen gebouwd vóór 1950 moest dat uiterlijk een jaar na de inwerkingtreding gebeuren. Voor de woningen gebouwd tussen 1950 en 1970, moest dat binnen een termijn van twee jaar na de inwerkingtreding. Voor de woningen gebouwd tussen 1970 en 1980, moet dat binnen een termijn van drie jaar. Voor de woningen gebouwd na 1980, is de termijn vier jaar. Wat de private huurwoningen betreft, stelt het decreet dat dit binnen een termijn van zes jaar na de inwerkingtreding van het decreet moet gebeuren.
Zoals de heer Engelbosch heeft geschetst, is dit een goedkope en efficiënte manier om veel levens te redden. De toepassing van de bepalingen in het decreet is dan ook essentieel.
Minister, op welke wijze wordt gecontroleerd of de plaatsing van de rookmelders effectief gebeurt? Wat is de stand van zaken, in het bijzonder in de sociale huisvesting, die onder uw bevoegdheid valt? Lijkt het u aangewezen de verplichte plaatsing te versnellen om op die manier het aantal doden ten gevolge van woningbranden te verminderen?
Minister Homans heeft het woord.
Collega’s, de heer Engelbosch heeft een juiste omschrijving gegeven van de stand van zaken. Ik ga het dus niet herhalen. Mevrouw Partyka heeft daar ook naar verwezen. We weten allemaal waar en wanneer het verplicht is.
Aangezien de brandweer betrokken is bij de brandveiligheid, heb ik mijn licht opgestoken bij mijn federale collega van Binnenlandse Zaken. Hij heeft laten weten dat ze weinig concrete informatie kunnen vinden in de interventieverslagen over of er eventueel een minder grote impact zou zijn als er een rookmelder is. Daar kom ik straks wel op terug, want ik denk dat het goed is om daarop in te zetten.
Het aantal doden is de laatste jaren gedaald, maar elke dode blijft er natuurlijk een te veel. We moeten niet juichen omdat het cijfer een beetje afneemt.
U vraagt of ik de rookmelder een zinvol instrument vind. Ja, absoluut. Maar dan komen we natuurlijk bij de vraag die zowel door de heer Engelbosch als mevrouw Partyka wordt gesteld. We weten allemaal waar het verplicht is. Maar de bijkomende vraag of suggestie was om het eventueel uit te breiden naar privéwoonsten. Het grote probleem daar is de handhaving. Ik zie echt niet in hoe je dat eventueel zou kunnen handhaven.
We moeten daarover een federaal overleg organiseren. Eventueel kunnen we het verplicht opnemen in een brandpolis. Maar los van die modaliteit, zie ik niet in hoe wij als Vlaamse overheid kunnen handhaven dat er iemand in een privéwoning al dan niet een rookmelder heeft. Los van het feit dat we eventueel overleg opstarten in het kader van het afsluiten van nieuwe brandpolissen, hebben we een grote taak in het kader van sensibilisering, preventie. Dat gebeurt nu al, maar misschien nog niet voldoende. We moeten de mensen meer bewust maken van wat een rookdetector kan doen. Ik denk dat te weinig mensen dat beseffen.
Ik zal nu een voorbeeld geven. Vooraleer iedereen begint van “Zie je wel”: ik zal daar nadien iets aan toevoegen. Ik kan een heel goed voorbeeld aanhalen uit de provincie Antwerpen. Zij hebben een rookmobiel, waarmee ze alle gemeenten in de provincie zijn afgegaan. Via de lokale besturen hebben ze dan rookmelders verkocht. Eigenlijk was dat een zeer goed initiatief. Dus, mevrouw Partyka, in het licht van de hervorming van de provincies, lijkt mij dit een zeer goed initiatief dat kan worden overgenomen door een gemeentecluster of eventueel de Vlaamse overheid. Als er goede praktijkvoorbeelden zijn, ben ik niet te beroerd om dat toe te geven.
Er is een toename op de websteks van gemeenten of OCMW’s om mensen erop te wijzen dat het plaatsen van een rookmelder een goede zaak zou zijn. Dat zit in stijgende lijn. Dat vind ik ook zeer goed.
Mevrouw Partyka, u vroeg op welke manier er wordt gecontroleerd of de plaatsing van rookmelders zoals vastgelegd in het decreet van 2012 ook effectief gebeurt. Voor nieuwbouwwoningen en woningen waaraan vergunningsplichtige werken worden uitgevoerd, wordt dat gecontroleerd bij de vergunningsaanvraag. Sociale woningen worden door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW) gecontroleerd in het kader van plaatsbezoeken en vallen uiteraard ook onder de algemene controles van Wonen-Vlaanderen in het kader van woonkwaliteitsonderzoeken. Ten slotte controleren de gemeenten, Wonen-Vlaanderen en de Vlaamse Wooninspectie tijdens conformiteitsonderzoeken en dergelijke. Dat vind ik goed.
Mevrouw Partyka, u opperde of het niet aangewezen is om de verplichte plaatsing van rookmelders te versnellen. Ik weet niet of dat goed is, want dat betekent dan dat je opnieuw een decretaal initiatief moet nemen. Ik denk wel dat we nog meer moeten inzetten op sensibilisering en preventie en de mensen moeten bewustmaken van het nut van een rookmelder. We hebben recent, eind vorige legislatuur, zo’n wetgevend initiatief genomen. Ik denk dat, als we nu weer de spelregels wijzigen via een decreet of welk ander initiatief dan ook – maar ik zie geen andere mogelijkheid dan een decreet –, dat voor heel veel onduidelijkheid zou zorgen.
Ik ben het absoluut met u eens dat we ervoor moeten zorgen dat iedereen zijn plicht nakomt en dat we vooral moeten inzetten op preventie en sensibilisering. In ieder geval moeten we nauwe contacten blijven onderhouden met de federale overheid om na te gaan wat zij doen en dat maximaal afstemmen op datgene waarvoor wij bevoegd zijn.
De heer Engelbosch heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Een verplichting is inderdaad moeilijk te controleren. Maar ik heb vorige week, tijdens het debat over de rookmelders op studentenkoten, ook gezegd dat een verplichting automatisch een sensibiliserend effect heeft. Er zijn mensen die een rookmelder zullen plaatsen, ook al kunnen we dat niet controleren.
In Amerika heeft 95 procent van de woningen effectief een rookmelder. De 5 procent die er geen heeft, is verantwoordelijk voor bijna 40 procent van de doden. We zijn het er dus over eens dat het echt wel werkt. Dat hebt u zelf ook al aangehaald in uw antwoord.
In die zin lijkt het mij echt wel nuttig om blijvend in te zetten op die sensibilisering. Niet alleen in Antwerpen zijn er bepaalde dingen gedaan, ook in Limburg. In heel wat steden, zoals mijn eigen stad, Sint-Truiden, heeft de brandweer heel wat acties gedaan. Het kan dus ook een oproep zijn aan allen hier die lokaal actief zijn om in hun eigen stad of gemeente acties op poten te zetten. Bij ons krijgt elk gezin een geboortebox wanneer een kindje geboren wordt. Daarin zit een rookmelder. Nieuwe inwoners krijgen ook een rookmelder. In die zin kan er ook lokaal heel wat gebeuren. Blijven inzetten op de sensibilisering is daarbij heel belangrijk.
Ik heb me daar enigszins in verdiept: een van de oorzaken van branden blijkt heel vaak een brandende sigaret te zijn. Men zou dus eigenlijk ook moeten inzetten op sensibilisatie wat de oorzaken betreft, maar dat is dan natuurlijk uw federale collega.
Mevrouw Partyka heeft het woord.
Uiteraard ga ik ermee akkoord dat sensibilisatie en preventie heel goed zijn. Ik begrijp echter dat er geen echte initiatieven ter zake zijn, zowel van de federale als van de Vlaamse overheid. Ik moet er echter op wijzen dat het gaat over een decretale verplichting. Minister, u zegt dat die niet kan worden gehandhaafd, dat we daar eigenlijk geen zicht op hebben. Nu, dan is dat slechte wetgeving, eerlijk gezegd. Men moet wetgeving maken die men kan handhaven en afdwingen; anders is het bij manier van spreken geen goede wetgeving geweest. Het gaat toch over veel mensenlevens. Ik vind het toch wel belangrijk dat u daar werk van zou maken, zeker wat het eigen patrimonium van sociale huisvesting betreft.
U zegt dat daar wel occasioneel wordt gecontroleerd, in het kader van inspecties. Ik begrijp dat ook, en ik begrijp ook dat dit een bijkomende belasting van de administratie is. Ik meen echter toch dat het mogelijk moet zijn om te bekijken of de Vlaamse overheid haar eigen regels respecteert, en die zijn heel duidelijk: alles van het oude patrimonium moet ondertussen uitgerust zijn met een rookmelder. Ik vind dat daar meer aandacht naar zou moeten gaan, zeker wat sociale huisvesting betreft. Voor de privéwoningen moeten we inderdaad eens bekijken op welke manier dat beter kan worden gehandhaafd, maar qua sociale huisvesting vind ik toch dat er een grote verantwoordelijkheid is voor ons en voor u om er duidelijkheid over te scheppen of men de eigen regelgeving respecteert, zeker aangezien het gaat over een goedkope maatregel, die mensenlevens kan redden.
Minister Homans heeft het woord.
Ik ben het absoluut eens met de twee sprekers. Mevrouw Partyka, u zegt dat het een decretale verplichting is. Bedoelt u dan het ook een decretale verplichting zou zijn dat dit moet worden toegepast in elke privéwoning? Dat was me niet echt duidelijk. Dat is me enigszins ontgaan. Of bedoelt u dat, als we daar een decretale verplichting van zouden maken, we dat ook moeten kunnen handhaven?
Het gaat dan vooral over de sociale huurwoningen. Alle sociale huurwoningen moeten volgens de afgesproken timing binnen vier jaar na de inwerkingtreding van het decreet uitgerust zijn met een rookmelder. Het is blijkbaar niet geweten of dat het geval is of niet, of daar effectief werk van is gemaakt of niet.
Dat lijkt me nu net een sector die een voorbeeld is voor alle andere. Die heeft namelijk een voorsprong. Die staat absoluut voor op datgene waartoe hij decretaal verplicht is. Dat zit dus goed, maar dat lijkt me ook goed, want daar zitten ook de meest zwakke mensen, die niet altijd op de hoogte zijn van preventie- en sensibilisatiecampagnes en dergelijke meer.
Mijnheer Engelbosch, we gaan ook meer evolueren naar nieuwbouw, maar tegelijk uiteraard ook naar renovatie, gelet op de schaarse ruimte in Vlaanderen, en daardoor zullen na verloop van tijd ook steeds meer woningen uitgerust zijn met een rookmelder. Dat vind ik dus ook wel een goede evolutie. Nogmaals, ik ben absoluut bereid om mee na te denken, in het kader van de brandpolis en dergelijke meer, over hoe we nog meer kunnen verplichten om dat ook te doen bij privéwoningen die niet worden verhuurd en bewoond door de eigenaars. Ik blijf er wel bij dat, als we bepaalde regels uitvaardigen, we er natuurlijk ook voor moeten zorgen dat we die kunnen handhaven, want anders heeft het eigenlijk weinig zin. Ik ben echter absoluut bereid om uw waardevolle suggesties mee in overweging te nemen. Ik denk dat we daar dan nog wel eens op zullen terugkomen in de loop van deze legislatuur.
Ik wil nog even heel kort terugkomen op die renovatie en nieuwbouw. Vandaag is het zo dat dit in de praktijk zeer zelden, of toch niet altijd wordt opgenomen in de bouwvergunning. Er is lokaal nog geen reflex om te bekijken of dit vermeld staat in heel het dossier van een bouwaanvraag. Ik zal dus ook aan minister Schauvliege de vraag stellen of daar een aantal mogelijkheden zijn.
Mevrouw Partyka, met betrekking tot de handhaving denk ik dat de minister een goede suggestie heeft gedaan om eens te bekijken wat er mogelijk is met de verzekeringssector. Dan leggen we de verantwoordelijkheid daar. We spreken ook altijd over de eigenaars of de Vlaamse overheid, maar dit lijkt me toch ook een beetje de verantwoordelijkheid van de effectieve bewoner. Die moet zijn eigen verantwoordelijkheid nemen voor zijn eigen gezin, en daar speelt dat sensibiliserende effect natuurlijk weer.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.