Report meeting Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Report
Mevrouw Soens heeft het woord.
Voorzitter, Vlaanderen stimuleert innovatie en technologisch onderzoek in ruime mate, onder meer met het Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie (IWT). Voor de steun aan onderzoek en ontwikkeling (O&O) van militaire aard is er een IWT-richtlijn. Volgens die richtlijn mag het IWT geen financiële steun verlenen aan O&O met een militaire affiniteit.
Deze richtlijn heeft al eerder stof tot discussie in het Vlaams Parlement opgeleverd. Dat was zeker het geval in de vroegere Subcommissie voor Wapenhandel. De richtlijn dateert uit 1994 en is in 1999 geherformuleerd. Nadien was er echter nog steeds onvoldoende duidelijkheid over de draagwijdte en over de interpretatie van de richtlijn.
Er bestaan nog steeds uiteenlopende interpretaties. Het is, bijvoorbeeld, onduidelijk in welke mate projecten met betrekking tot producten van tweeërlei gebruik kunnen worden gefinancierd. Een andere vraag is in hoeverre we ethische principes tegen economische belangen laten opwegen. Een al te strenge toepassing van de richtlijn legt een zware last op innovatieve projecten. Als we echter een beleid willen voeren dat conflicten niet wil laten escaleren, moeten we in dat beleid rekening houden met de bezorgdheden in verband met conflictpreventie. Een ander punt van kritiek is dat de IWT-richtlijn enkel geldt voor het IWT en niet voor de andere fondsen die onderzoek financieren. Hierdoor kan nog steeds geld worden besteed aan O&O met een militaire affiniteit.
Volgens het Vlaams regeerakkoord zal het IWT worden geïntegreerd in twee nieuwe organen, het Agentschap voor Ondernemen en Innovatie en een privaatrechtelijk extern verzelfstandigd agentschap (EVA) Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek.
Minister, blijft de IWT-richtlijn gelden voor de organen waarin het IWT zal worden geïntegreerd? Zo ja, overweegt de Vlaamse Regering de richtlijn te herformuleren en op die manier duidelijkheid over de materie te scheppen? Zal dit op basis van een evaluatie gebeuren? Kan de draagwijdte ook naar de andere financiële steunpunten voor innovatie worden uitgebreid?
De heer Gryffroy heeft het woord.
Voorzitter, de regelgeving in verband met het IWT is duidelijk. In 1994 is de richtlijn voor het eerst geformuleerd. Aangezien er problemen waren, is die richtlijn nadien geherformuleerd. De versie van 1999 is een verbetering van de versie van 1994.
Mevrouw Soens, u stelt nu voor terug te keren naar de versie van 1994. Volgens mij zou dat andere problemen teweegbrengen. Het is volgens mij duidelijk: als er een militaire finaliteit is, ondersteunt het IWT de projecten niet.
Minister, de vraag die we u kunnen stellen, is of u dat principe blijft handhaven. Wat zult u doen indien een project wordt ingediend waarbij wordt vermeld dat het product later eventueel in defensieprojecten zou kunnen worden ingeschakeld? Dat is de essentie van de vraag.
Al het overige is een discussie over een verstrenging of een versoepeling. We moeten de vraag duidelijk stellen. Blijven we bij de regelgeving uit 1999? Wat is de procedure voor producten die moeten worden ondersteund en waarbij er een mogelijke affiniteit met defensie is?
Minister Muyters heeft het woord.
Ik kan heel kort zijn: ik wil het gebruik, zoals het vandaag is, in de toekomst gewoon voortzetten. Het gebruik vandaag kan ik samenvatten in drie punten. Ten eerste is er geen steun aan bedrijven voor onderzoek en ontwikkeling die exclusief militair is. Ik denk dat dat duidelijk is. Ten tweede, wanneer bij een steunaanvraag naar onderzoek en ontwikkeling bij de mogelijke valorisatie die een bedrijf plant, er effectief militaire mogelijkheden worden vermeld, wordt het advies van de minister gevraagd. Ten derde heb ik er zo nog geen enkele gehad. Men zegt mij dat dat één keer per jaar gebeurt. Het laatste geval dat aan de minister is voorgelegd, ging over waterreservoirs die ook zouden kunnen worden gebruikt in militaire toepassingen. Dan gebeurt er een afweging en wordt er bijkomende informatie opgevraagd om in te schatten hoe zwaar de militaire aspecten doorwegen en of het niet eerder de niet-militaire zijn die doorwegen.
Dat is de praktijk zoals ze vandaag bestaat. ‘Structure follows strategy’. Dit is de strategie en de structuur zal daarop volgen. Los van het feit of de structuur wijzigt, zal dit de praktijk blijven.
Mevrouw Soens heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. U bent dus niet van plan om een eventuele evaluatie van de IWT-richtlijn uit te voeren. Nochtans zijn er toch wel wat problemen, zeker met betrekking tot de ‘dual use’. Het Vlaams Vredesinstituut is misschien wel de aangewezen partner om de evaluatie te doen. In 2008 heeft het instituut nog een nota gemaakt met een aantal discussiepunten en aanbevelingen. Misschien is het het moment om dit eens ter harte te nemen.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Mevrouw Soens, u verwijst naar een verslag van het Vlaams Vredesinstituut. Er is ook een gedachtewisseling geweest in 2009. Op basis van de studie en het verslag van het Vlaams Vredesinstituut, dat aan het woord is geweest, is er een heel duidelijke stellingname geweest, die momenteel nog eens door de minister wordt bevestigd. Er is toen een discussie geweest of de richtlijn van 1994 de goede was en of de richtlijn van 1999 een verbetering was. Dat was inderdaad een verbetering en dus had het geen zin om terug te keren naar 1994 omdat er dan weer andere problemen zouden zijn. In 2009 zag men ook geen opportuniteit om de richtlijn te verbeteren. Ik zou niet weten wat er in de laatste vijf jaar veranderd is. De situatie blijft dezelfde.
Ik vraag helemaal niet dat we terugkeren naar de richtlijn van 1994. Ik vraag alleen dat er een onafhankelijke evaluatie komt, eventueel door het Vlaams Vredesinstituut, dat toch de nodige expertise heeft. Het rapport dateert van 2008 en de gedachtewisseling van 2009. Intussen is het vijf jaar later.
Minister Muyters heeft het woord.
Ik zal heel eenvoudig antwoorden: vandaag doet er zich geen probleem voor. Een keer per jaar is er bij onderzoeks- en ontwikkelingssteun die bedrijven vragen aan de overheid een aspect van militaire toepassingen die bij valorisatie vermeld worden. Voor die ene keer per jaar wordt er een evaluatie gemaakt waar wordt afgewogen of het militaire of het maatschappelijke en economische aspect doorweegt. Ik heb u het laatste en enige voorbeeld van het afgelopen jaar van de waterreservoirs gegeven. Mijn voorganger heeft geoordeeld dat dit misschien een militaire toepassing had, maar dat het niet de basis was. Die manier van werken wil ik in de toekomst voortzetten. Ik ga geen evaluatie houden van iets wat blijkbaar in de praktijk goed werkt.
Mevrouw Soens heeft het woord.
Ik heb toch andere informatie. Ik zal het verder onderzoeken en als er problemen zijn, dan zal ik ze opnieuw naar de commissie brengen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.