Report meeting Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Report
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Voorzitter, geachte leden, minister, vorig jaar in oktober vernamen we dat u jongeren met een foute werkattitude wilt laten sporten om hen klaar te maken voor de arbeidsmarkt. Daarover zouden toen ook al afspraken zijn gemaakt met de VDAB. Dat moest dan resulteren in een pilootproject in 2015, dat mogelijkerwijze ook een onderdeel wordt van de Werkinlevingstrajecten voor Jongeren (WIJ!) in centrumsteden. U verantwoordde uw initiatief door te stellen dat sporten winnen en verliezen is, samen eenzelfde doel najagen, op tijd zijn, scoren en anderen laten scoren, motiveren, kritiek geven, kritiek krijgen, doorzettingsvermogen, kameraadschap en verantwoordelijkheid nemen. Dat zijn allemaal competenties, zo stelde u, die ook op de werkvloer heel goed van pas komen.
Concreet zou het pilootproject enkel kunnen gebeuren met jongeren die sporten in gestructureerde sportclubs. De jonge werkzoekende krijgt dan een financieel rugzakje mee voor het inschrijvingsgeld en een verzekering.
We stelden hierover reeds een schriftelijke vraag, om meer zicht te krijgen op de concrete uitvoeringsmodaliteiten, maar in uw antwoord stelde u dat het project nog in een opstartfase zat en de komende maanden overleg en voorbereiding zou vragen met de sport- en werkgelegenheidspartners. Tevens wees u erop dat ter voorbereiding aan het Steunpunt Beleidsrelevant Onderzoek Sport een kortlopend onderzoek werd gevraagd met betrekking tot laaggeschoolden, werk en sport. De bedoeling is om bestaande initiatieven in Vlaanderen in kaart te brengen die op een of andere manier sport gebruiken met betrekking tot de tewerkstelling en de tewerkstellingskansen van jonge laaggeschoolden. Tevens wordt nagegaan wat de succesfactoren zijn om de verworven competenties maximaal te valideren, of welke samenwerkingsverbanden met andere sectoren of partners er nodig zijn om de slaagkansen van dergelijke initiatieven op lange termijn te bevorderen.
Dit rapport zou eind november 2014 worden opgeleverd. Minister, werd u in kennis gesteld van het onderzoek dat werd verricht door het Steunpunt Beleidsrelevant Onderzoek Sport? Zo ja, welke waren hiervan de belangrijkste conclusies met betrekking tot laaggeschoolden, sport en tewerkstelling? Welke voorbereidingen en overlegmomenten waren er de afgelopen maanden met het oog op de invoering van dit sportproefproject voor jonge werkzoekenden? Welke concrete afspraken werden er over dit pilootproject al gemaakt met de VDAB? Wanneer zal het proefproject van start gaan? In hoeveel WIJ!-trajecten zal worden voorzien, wie maakt deel uit van de doelgroep en aan welke concrete uitvoeringsmodaliteiten zal het proefproject beantwoorden?
Mevrouw Van Eetvelde heeft het woord.
Voorzitter, de studie is ondertussen gepubliceerd en voorgesteld, en we kennen de conclusies. Ik wil eigenlijk gewoon benadrukken dat we niet voorbarig mogen zijn. Er is immers tijd nodig om dat project te lanceren. Dat staat nog in de kinderschoenen. Ik wil ook nog eens benadrukken dat voor ons het behalen van een diploma nog altijd prioritair is, dat dit heel belangrijk is. Minister, ook in de beleidsnota Sport legt u heel veel nadruk op die samenwerking om laaggeschoolden op deze manier te activeren. Sport lijkt me een middel om tewerkstelling te realiseren of te garanderen, maar het is toch geen doel op zich. Ziet u ook een samenwerking met andere maatschappelijke actoren? Dan denk ik bijvoorbeeld aan de cultuur- of de jeugdsector, waar gelijkaardige projecten zouden kunnen lopen.
Voor het antwoord wil ik me laten verontschuldigen, want ik moet een vraag stellen in de commissie Cultuur.
Mevrouw Vermeulen heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, ik heb dat rapport ook met belangstelling gelezen. Het is ondertussen gepubliceerd. Vooral het onderdeel over de sociale economie bevatte iets wat het vermelden waard is. Ik citeer: “Enkele respondenten gaven aan dat een deel van de praktijken sowieso via de sociale economie zal moeten worden georganiseerd omdat dit nu eenmaal de beste garantie biedt op een langdurig en intensief traject waar een deel van de deelnemers juist nood aan hebben. De doelstelling van een traject kan doorstroming naar het normaal economisch circuit (...) zijn (als een volgende, logische ‘stap’) maar is voor een deel van de deelnemers niet haalbaar.”
Staat er binnen dit project ook samenwerking met partners uit de sociale economie op het programma voor de verdere uitvoering? Welke specifieke partners uit de sociale economie worden hiervoor aangesproken? Als ik er zelf even over nadenk, dan zou ik durven te stellen dat bijvoorbeeld Sociale Werkplaats De Sleutel met haar methodieken voor een activerende werkvloer daar een zeer geschikte partner voor zou zijn. Zij richten zich bijvoorbeeld op het ontwikkelen van dezelfde competenties die moeten worden ontwikkeld bij de kortgeschoolde sporters. Ik wil die tip zeker meegeven, want deze partner kan een zeer nuttige bijdrage leveren bij de verdere ontwikkeling van dit project.
Minister Muyters heeft het woord.
Het onderzoek werd verricht in de Vrije Universiteit Brussel (VUB), door professor Marc Theeboom en Zeno Nols, de oud-kapitein van mijn voetbalploeg. Ja, dat is echt een toeval. Dit werd eind november 2014 voorgesteld. Het is ook voorgesteld op een symposium op 16 december. Het rapport is volledig beschikbaar op de website van het steunpunt.
Voor ik overga tot de conclusies van de studie, wil ik nog even de doelstelling opnieuw naar voren brengen. Mevrouw Vermeulen, u had het over de sociale werkplaatsen. We wilden daadwerkelijk zien wat er al bestond qua bestaande initiatieven, dat in kaart brengen en zien wat er dan verder kan gebeuren. We wilden ook zeker bekijken welke taken en functies er dan werden opgenomen. Wat gebeurt er in de projecten die vandaag al bestaan? U had het over De Sleutel als mogelijke suggestie. In De Sleutel gebeurt dat wellicht vandaag al, zoals u zei. Het is niet zo dat dit morgen niet verder kan. De vraag hier was: kunnen we daar iets extra’s aan toevoegen, op een of andere manier? We bekeken dus welke taken en functies er werden opgenomen en welke competenties daarbij werden ontwikkeld.
Ook werd nagegaan wat de kritieke succesfactoren zijn als men de verworven competenties en dergelijke meer wil valoriseren. Tot slot was er de vraag welke samenwerkingsverbanden ter zake nodig zijn.
Ik kom tot de conclusies. De eerste conclusie verbaast me niet, maar het is altijd goed om dat te herhalen: dé kortgeschoolde bestaat niet. We spreken in deze commissie over maatwerk. We hebben het daar vanmorgen nog over gehad. We weten dat dé jongere, dé oudere, dé kortgeschoolde niet bestaan. De doelgroep is dus heel divers. Dat wil ook zeggen dat wat nodig is om competenties bij te werken, ook heel divers is.
Een volgende conclusie, die ik wel heel leuk vind, is dat sport daadwerkelijk een sterke aantrekkingskracht heeft op een heel aantal jongeren, ongeacht hun maatschappelijke achtergrond. In toenemende mate wordt sport in zowel binnen- als buitenland gebruikt binnen dergelijke interventieprogramma’s. Sport is in eerste instantie een aantrekkingspool om deelnemers te oriënteren en te begeleiden, maar meestal het best als er ook andere modules bij zijn. Sport zou dus het best een module zijn, naast andere modules. Dan denk ik aan oriëntatie, opleiding, stage, tewerkstelling, randactiviteiten en dergelijke meer. Het is dus niet alleen sport, maar sport naast andere dingen.
Nog een conclusie is dat er een veelheid is aan mogelijke interessante settings. Zo kunnen de stedelijke en gemeentelijke sportdiensten worden ingeschakeld. Er zijn de private sportsettings, zoals fitnessorganisaties en dergelijke meer. Maar net zo goed kunnen dat een heel aantal sportclubs zijn, of zelfs die instanties die dit organiseren, zoals Vlabus, Bloso en dergelijke meer. De settings moeten wel beantwoorden aan een aantal voorwaarden. Die worden in het rapport ook verder aangehaald.
Met betrekking tot de vraag welke competenties kunnen worden ontwikkeld, werd door de respondenten verwezen naar diverse competenties. Het gaat over zowel generieke als professionele competenties, als over een bepaalde kennis. Het is goed dat er vandaag veel aandacht gaat naar die competentieontwikkeling. U weet dat dit mijn stokpaardje is. Zo gaan we immers meer focussen op de bekwaamheid en de talenten van mensen, en krijgen we ook een perspectiefverschuiving naar talentdenken. Mevrouw Turan, u weet dat ik de afgelopen vijf jaar al heel sterk heb ingezet op dat wat meer aan talentdenken doen. Het is echter cruciaal dat er op een of andere manier ook wordt ingezet op het valoriseren van competenties. Dat blijkt ook uit de studie.
Er is ook nood aan een systematisch, objectief monitoren en evalueren van geselecteerde initiatieven, om na te kunnen gaan wat het resultaat is van de doelstellingen.
Nog een conclusie was dat een beleid dat wil inzetten op het gebruik van sport met betrekking tot tewerkstelling, het best samen met andere beleidsdomeinen wordt uitgebouwd, dus niet alleen Sport, maar ook Werk, Onderwijs, Welzijn of Jeugd. Dat wil ik zeker mee in overweging nemen. Mevrouw Van Eetvelde, u vroeg of we dat ook bij cultuur of dergelijke meer zullen doen. Ik stel voor dat we beginnen met sport, dat we dit proefproject doen. Als dat succesvol is, waarom zouden jongeren die in andere dingen geïnteresseerd zijn, dan ook niet zo’n traject kunnen vormen? Laten we echter die proef doen in het kader van sport.
Mevrouw Talpe, in de loop van 2014 hebben we al verscheidene overlegmomenten gehad met de diverse actoren. We hebben de ruimere sportsector geconsulteerd, om na te gaan of die interesse en ook draagkracht ziet om ter zake iets te doen. Uiteraard was er ook overleg met de VDAB, om te zien of we dat kunnen integreren. Ik heb geen zin om weer een instrument te creëren. We zeggen altijd allemaal dat er al genoeg is. Kunnen we dat integreren in een bestaand traject voor jongeren? Er was overleg met het Europees Sociaal Fonds (ESF) met betrekking tot de opmaak van een oproep in het kader van het nieuwe operationeel programma, maar ook met de sportclubs, over de vraag of ze gericht willen werken met laaggeschoolden. Tijdens die overlegmomenten is er ook nagegaan welke werkingsmogelijkheden passen binnen het kader van het VDAB-activeringstraject.
Wat wil ik nu concreet eerst doen? Ik blijf het zeggen: als er elders al iets bestaat, dan moet men daarmee voortdoen. Daarbovenop zou ik als nieuwigheid binnen de WIJ!-trajecten echter in de mogelijkheid willen voorzien om sport een plaats te geven als een van de trajecten.
De WIJ-trajecten bieden ongekwalificeerde jongeren die op de arbeidsmarkt komen de kans om in verschillende kortdurende trajecten te stappen. De vraag is dan ook waarom sport niet een van die trajecten zou kunnen zijn. Op die manier komen we tegemoet aan de conclusies van de studie. Volgens de studie zou dit, naast de andere trajecten, moeten gebeuren.
Daarnaast wil ik dit, samen met de VDAB, integreren. Dat is de weg die ik wil bewandelen. Dit is bedoeld voor wie het wenst. Ik zal iemand die er absoluut geen zin in heeft, nooit zeggen dat hij aan sport moet doen. We moeten de bestaande aantrekkingskracht op jongeren echter gebruiken.
Daarnaast heeft het Europees Sociaal Fonds (ESF) op 19 december 2014 het nieuw operationeel programma goedgekeurd. Bij de oproep zullen we plaats maken om van sport, in het verlengde van de WIJ-trajecten, een onderdeel te maken. Om die reden is het wel eens een goede zaak dat een commissie vragen om uitleg overdraagt. De nieuwe oproepen zullen de komende weken en maanden worden gelanceerd. Volgens mij zetten we hiermee de aangekondigde stap.
We moeten hiermee starten. Indien dit succesvol is, moeten we het evalueren. Het zou dan ook kunnen worden gebruikt in andere sectoren, bijvoorbeeld in de beleidsdomeinen Werk en Sociale Economie. We moeten het nu doen. We beschikken niet over een nieuw instrument. Dit is een bestaand instrument. Samen met de andere trajecten die daarnaast bestaan, vormt dit de goede weg.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, het is een positief project, dat volgens ons veel potentieel heeft en een succes kan worden. Het zal uiteraard afhankelijk zijn van de ingesteldheid en de achtergrond van het individu. Er moet een afgestemde mix zijn van sport en andere modules die meer specifiek op de werkattitudes zijn gericht. Het is positief dat u dit liever in een bestaand project integreert dan opnieuw iets nieuws te creëren. We staan open voor de opneming in de werkinlevingstrajecten.
Ik noteer dat de goede wil aanwezig is. Hopelijk kunnen we heel snel van start gaan. Het is een goede zaak de samenleving positieve signalen te geven en empowerment-initiatieven aan te kondigen. We moeten ze dan wel ook zo snel mogelijk realiseren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.