Report meeting Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Report
De heer Poschet heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, holebiouderen groeiden vaak op in een tijd waarin seksualiteit in het algemeen en homoseksualiteit in het bijzonder nauwelijks bespreekbaar was. Veel van hun leeftijdsgenoten zijn onwetend, soms zijn ze intolerant.
De stap zetten naar een rusthuis duwt holebiouderen met de neus op een aantal belangrijke vragen. Zal ik aanvaard worden? Kan ik met mijn partner op één kamer verblijven? Durven vrienden nog langskomen? Soms wordt in de media de idee gelanceerd om ‘roze rusthuizen’ uit te bouwen, die specifiek op holebi’s gericht zijn. De overgrote meerderheid van holebiouderen wijzen dat idee echter categoriek af. Ze hebben heel hun leven in een gemengde omgeving doorgebracht, staan afkerig van hokjesdenken en willen zich niet in het vakje ‘holebi’ laten opsluiten. Roze rusthuizen lijken geen oplossing.
Het komt er dus op aan de holebiaanvaarding in de bestaande, reguliere rusthuizen te verbeteren. En hier knelt nog vaak het schoentje. Zo bleek uit een rondvraag die het Roze Huis van Antwerpen in 2008 aan rusthuizen voorlegde dat ze eigenlijk niet wisten of er holebi’s bij hen woonden. Dat kan een uiting zijn van een volledig respect voor de persoonlijke levenssfeer, maar het kan ook getuigen van heteronormativiteit. En laat nu net dat een van de hoofdbekommernissen van holebiouderen zijn. Net nu de Vlaamse Regering het heteronormatief denken wenst aan te pakken, zou het een verkeerd signaal zijn om rusthuizen te differentiëren op basis van seksuele geaardheid.
Uw voorganger, de heer Steven Vanackere, verklaarde in 2008, in antwoord op een vraag van onze commissievoorzitter, de heer Van Malderen, dat “het bewerkstelligen en bewaken van holebivriendelijkheid (…) vooral een integraal onderdeel van een kwaliteitsbeleid in een voorziening” is. Seksuele geaardheid mag geen basis zijn voor discriminerend gedrag van een voorziening. Ook in het Woonzorgdecreet wordt bijzondere aandacht voor diversiteit gevraagd. Onderzoek van çavaria uit 2011 toont evenwel aan dat holebiouderen met drie grote uitdagingen kampen: een verhoogde eenzaamheid, die in de hand wordt gewerkt omdat meestal kinderen en kleinkinderen ontbreken; een behoefte aan een specifieke ontmoetingsplaats voor holebisenioren; de grote angst voor heteronormatieve of holebionvriendelijke zorg.
In Nederland, bij onze goede buren, werkten verschillende organisaties het concept ‘De Roze Loper’ uit. Dat is een certificaat voor woonzorgcentra die hebben aangetoond holebivriendelijk te zijn. Er wordt hierbij vooral gekeken naar respect en openheid; het waarborgen van de privacy; aandacht voor en training in omgaan met seksuele diversiteit en de gelijke behandeling van partners. De overheid ondersteunt deze certificering. Het initiatief kent een groot succes, want ondertussen ontvingen al bijna honderd organisaties het certificaat van De Roze Loper.
Minister, kent u De Roze Loper? Is dat concept toepasbaar in Vlaanderen en Brussel? Wordt er een nieuwe sensibiliseringscampagne gepland rond holebiouderen en rusthuizen? Drie jaar geleden liep er een uitgebreide campagne in de mainstream en gespecialiseerde pers. Bestaan er specifieke richtlijnen voor rust- en verzorgingstehuizen rond seksuele diversiteit? Indien ja, wie zijn hierbij uw partners?
De heer Parys heeft het woord.
Bij de N-VA zijn we, net als de heer Poschet, de mening toegedaan dat een woonzorgcentrum absoluut open en toegankelijk moet zijn voor iedereen. Wij zijn dus niet voor segregatie, de gemakkelijkheidsoplossing om iedereen die hetzelfde is samen te laten hokken. Dat is het omgekeerde van integratie. Wij vinden dat iedereen, ongeacht zijn achtergrond, seksuele geaardheid of religie – er was ook heel wat te doen over moslimkamers in een rusthuis in Brussel – in elk rusthuis of woonzorgcentrum moet terechtkunnen en zich daar veilig en welkom voelen.
Wij verwachten het als een basisinstelling van alle woonzorgcentra die in Vlaanderen erkend zijn dat ze holebivriendelijk zijn en dat dat ook een criterium is voor de erkenning.
Minister, biedt het Woonzorgdecreet voldoende hefbomen om die holebivriendelijkheid van de Vlaamse woonzorgcentra inderdaad vandaag te garanderen? Hebt u weet van woonzorgcentra waar dit vandaag een probleem is? Hoe worden dergelijke problemen dan aangepakt? Zijn er andere groepen waarop u in uw diversiteitsbeleid in de woonzorgcentra specifiek focust?
Mevrouw Taelman heeft het woord.
Minister, het is inderdaad zo dat rusthuizen er te veel van uitgaan dat hun cliënteel louter bestaat uit heteroseksuelen, terwijl uit schattingen blijkt dat 3 à 8 procent van onze bevolking holebi is. Dat was vroeger natuurlijk niet anders, met dat verschil dat holebi’s toen nog veel kwetsbaarder en bijgevolg onzichtbaarder waren dan vandaag. Daarom is het inderdaad van belang dat directies in de ouderenzorg zich er goed van bewust zijn dat heteronormativiteit een probleem kan vormen voor andersgeaarde ouderen. Zij moeten dus heel goed weten waar ze terechtkunnen voor informatie en ondersteuning.
Minister, is er daarvan werk gemaakt? Hoe zit het met de voorlichting van de directies inzake holebiseksualiteit? Gebeurt dat? Zo ja, door wie? Worden çavaria of Sensoa daarbij betrokken?
Het gaat niet alleen over de directies. Werkelijk alle personeelsleden van de rusthuizen, inclusief het keuken- en het onderhoudspersoneel, moeten worden gesensibiliseerd bij de uitbouw van een holebivriendelijk beleid. Ook bij vrijwilligers zitten allicht heel wat mensen die niet of minder vertrouwd zijn met het gegeven. Minister, zult u bij uw inspanningen voor een holebivriendelijke omgeving in rusthuizen ook die factor mee in ogenschouw nemen en de inspanningen verder laten gaan dan louter directies en het medisch verzorgend personeel?
Minister, ik zal niet alle vragen van de vraagstellers herhalen. Het is goed dat dit punt nog eens werd geagendeerd, omdat de vorige keer ondertussen al een tijdje geleden is. Het zou goed zijn om de evolutie te kunnen inschatten.
We moeten de zaken geïntegreerd aanpakken en dus het best deel laten uitmaken van een kwaliteitsbeleid van een rusthuis. Mevrouw Taelman verwees daar ook al naar. Als je dit soort vragen aan directies stelt, krijg je al te vaak als antwoord: “We hebben er nog nooit een vraag over gehad, dus is het wel oké.” Ik verwijt niemand a priori slechte intenties, maar het zich niet bewust zijn van een wijziging in de populatie van verzorgingsinstellingen of ziekenhuizen, is een teken van een gebrek aan kwaliteit. Ik denk dat we het geïntegreerd, maar evengoed actief zullen moeten aanpakken om vragen zelf naar boven te spitten in plaats van er reactief tegenover te staan.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
De Roze Loper is een systeem van certificering inzake het holebi- en transgendervriendelijk zijn van de ouderenzorg van het Nederlandse kwaliteitszorgbedrijf Kiwa. De Roze Loper is een initiatief van het Consortium Roze 50+, een samenwerkingsverband van verschillende organisaties in Nederland. In Vlaanderen bestaat er geen gelijkaardig initiatief.
Het certificaat wordt toegekend als een voorziening voor ouderenzorg, na een toetsing aan de hand van een ‘Roze Loper’-tolerantiescan, positief wordt beoordeeld. Er wordt gekeken naar respect en openheid, waarborging van privacy, of er activiteiten zijn voor holebi’s en transgenders en of het personeel specifiek getraind is.
In verband met de algemene maatschappelijke aanvaarding en gelijkschakeling van holebi’s in Vlaanderen verwijs ik naar de resolutie van de heren Herman Schueremans, Jan Roegiers en Sven Gatz en de dames Hilde Crevits, Helga Stevens en Else De Wachter, in het Vlaams Parlement aangenomen op 26 april 2006. In die resolutie wordt onder andere een oproep geformuleerd om binnen een algemeen beleidskader in verband met holebi’s een gedifferentieerde aanpak uit te werken ten behoeve van bijzondere doelgroepen, zoals ouderen, personen met een handicap, allochtonen en gescheiden holebi’s met kinderen, onder meer door er bij rust- en verzorgingsinstellingen op aan te dringen een holebivriendelijk beleid te voeren en via een gerichte campagne zorgverleners bewust te maken van de groeiende groep oudere holebi’s.
In een antwoord op een parlementaire vraag van augustus 2006 aan de toenmalige minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Inge Vervotte wordt melding gemaakt van een onderzoek naar de holebivriendelijkheid in de zorgsector. In dat onderzoek werd hoofdzakelijk aandacht besteed aan de thuiszorg en de residentiële ouderenzorg. De focus werd op thuiszorg gelegd omdat thuiszorg vaak een eerste stap is in het procesverloop van volkomen onafhankelijkheid naar afhankelijkheid. Bovendien werd hierbij ook in de private sfeer getreden.
De focus op de residentiële ouderenzorg werd gelegd vanwege de demografische realiteit, waardoor meer holebiouderen in de residentiële ouderenvoorzieningen zullen verblijven. De sector werd betrokken bij dit onderzoek. Er waren gesprekken met koepelorganisaties en holebizorgverleners en -vragers. In aansluiting op dit onderzoek werd door het bureau Deloitte een sensibiliserend onderzoeksinstrument ontwikkeld, dat bestond uit twee luiken: een eerste was gericht op de directies van rust- en verzorgingstehuizen en van organisaties die instaan voor residentiële ouderenzorg, een tweede op het verzorgende personeel.
Het eerste focuste op de organisatiecultuur en toetste of de randvoorwaarden voor een holebivriendelijk zorgaanbod vervuld zijn op het niveau van organisatie en beleid, personeel en opleiding, intake en dienstverlening. Het tweede instrument had betrekking op ‘culturele competentie’ en focuste op kennis, vaardigheden en attitudes van zorgverstrekkers betreffende holebi’s.
In september 2011 liep in Vlaanderen de eerste editie van de Roze Belweek. De Belweek was een initiatief van de vorige Vlaamse Regering in het kader van het gelijkekansenbeleid. De uitwerking van de Belweek werd toevertrouwd aan çavaria, de koepelorganisatie die opkomt voor holebi’s en transgenders. Tijdens de belweek konden holebiouderen, en ook hun familie, vrienden en hulpverleners met al hun vragen, klachten en signalen terecht op het gratis nummer 0800-99 533. Ze konden ook mailen naar rozebelweek@holebifoon.be. Wie contact opnam met de Roze Belweek, kwam terecht bij speciaal daarvoor opgeleide vrijwilligers.
Met de Roze Belweek werden twee grote doelstellingen nagestreefd. Ten eerste was het de bedoeling om inzicht te krijgen in de doelgroep van holebiouderen en hun noden te registreren. Wie zijn ze en wat zijn hun noden, klachten, verzuchtingen? Wat zijn hun ervaringen op het gebied van vrije tijd, wonen, zorg, relaties? Hoe staat het met hun welbevinden en welke factoren spelen daar een rol in? De antwoorden op deze vragen zijn inspirerend voor het beleid.
Ten tweede was de Belweek ook een aanleiding om oudere holebi’s in de kijker te zetten. Met een voorafgaande sensibiliserende campagne werd aandacht gevraagd voor de specifieke positie en belevingswereld van holebiouderen. In het evaluatierapport van deze week lezen we dat er die week 62 bruikbare oproepen gekomen waren. De grote meerderheid van de bellers waren mannen. Eveneens in de meerderheid waren de bellers in de leeftijdscategorie 50 tot 60 jaar. Er waren weinig oproepen uit woongelegenheden voor ouderen, zoals rusthuizen.
Uit de registratie van de gesprekken trok men, in lijn met eerder buitenlands onderzoek, drie hoofdconclusies. Eenzaamheid is een groot probleem; er is behoefte aan specifieke ontmoetingsplaatsen voor holebiouderen; er heerst grote angst voor heteronormatieve of holebionvriendelijke zorg.
In het Vlaamse Woonzorgdecreet staan uitdrukkelijk een aantal werkingsprincipes beschreven waarvan we vragen dat elke woonzorgvoorziening die in acht neemt. Drie ervan oriënteren zich uitdrukkelijk op de non-discriminatie en de aandacht voor de diversiteit. Ik som ze op: de toegankelijkheid van de woonzorg waarborgen zonder discriminatie op grond van ideologische, godsdienstige en filosofische overtuiging of lidmaatschap of enig ander criterium op grond waarvan kan worden gediscrimineerd; de persoonlijke levenssfeer van de gebruiker en zijn mantelzorgers eerbiedigen zonder discriminatie op grond van ideologische, godsdienstige en filosofische overtuiging of lidmaatschap of enig ander criterium op grond waarvan kan worden gediscrimineerd; bijzondere aandacht hebben voor diversiteit.
We mogen van de woonzorgcentra verwachten dat ze zich richten naar de volwaardige integratie en participatie van alle groepen in de samenleving in het zorg- en welzijnsaanbod. Een specifiek label met betrekking tot een bepaalde bevolkingsgroep is misschien niet echt verstandig en kan stigmatiserend werken. Een ‘good practice’ inzake integratie van bijzondere bevolkingsgroepen moet vooral blijken uit de praktijk.
In het kader van een positieve beeldvorming van woonzorgcentra is het erg belangrijk dat woonzorgcentra een spiegelbeeld zijn én blijven van de diversiteit binnen de samenleving. Er dient vooral vermeden te worden dat men aan de hand van specifieke kenmerken ouderen die wonen in een woonzorgcentrum ‘gelabeld’ worden en hierdoor het risico lopen geïsoleerd en vereenzaamd te geraken. Aandacht voor de holebithematiek in de woonzorgcentra kan pas echt ingang vinden indien het thema ook deel uitmaakt van een gericht beleid dat inzet op kennis, attitude en vaardigheden die alle essentieel zijn om holebivriendelijkheid te realiseren in de dagdagelijkse werking. Het management van een woonzorgcentrum kan hiervoor de nodige voorwaarden scheppen.
De sector van de woonzorgcentra neemt dat effectief ter harte. In het kwaliteitssysteem PREZO Woonzorg (prestaties in de zorg) dat ontwikkeld werd door de koepelorganisatie Zorgnet Vlaanderen, samen met de Nederlandse stichting Perspect – deze Nederlandse stichting levert kwaliteitskeurmerken af aan onder andere verpleeghuizen –, werden uitdrukkelijk de thema’s partnerrelaties, intimiteit en seksualiteit opgenomen. Dat wil zeggen dat zowel de zorgverleners als het management en het beleid van het woonzorgcentrum de nodige inspanningen dienen te leveren zodat de bewoner erkenning van en respect voor de eigen keuzes aangaande partnerrelatie, seksuele geaardheid en voorkeuren ervaart. Deze inspanningen worden geëvalueerd in het kader van een interne en externe evaluatie.
De bevolkingssamenstelling kenmerkt zich ook door een toenemende maatschappelijke diversiteit. Zowel in het regeerakkoord als in de beleidsnota Welzijn, Gezondheid en Gezin 2014-2019 krijgt de volwaardige participatie van alle groepen in de samenleving aan het zorg- en welzijnsaanbod de volledige aandacht, dat geldt ook voor holebi’s en transgenders. Personen met een beperking, ouderen, mensen in armoede, holebi’s, transgenders, personen met chronische gezondheidsproblemen, laaggeletterde mensen, mensen met wortels in migratie hebben gemeenschappelijk dat ze vaak moeilijkheden ondervinden bij het realiseren van gelijke kansen, rechten en volwaardige participatie. De evolutie naar ‘superdiversiteit’ vraagt van de hulp- en dienstverlening en van de gezondheidszorg een antwoord, zowel op personeelsvlak, met betrekking tot de methodische kaders (bijvoorbeeld cultuursensitieve zorg) die worden gehanteerd, als op het vlak van de toegankelijkheid van voorzieningen.
Wat betreft de ouderenzorg, zullen we initiatieven nemen om de nodige sensitiviteit te ontwikkelen voor de behoeften van onder meer ouderen, holebi’s en transgenders. Hoe we dit concreet verder zullen uitwerken, ligt nog niet vast. Maar in de beleidsnota kunt u lezen dat we daar extra werk van gaan maken.
Er bestaan wel degelijk richtlijnen. In de bijlage bij het ministerieel besluit van 10 december 2001 inzake kwaliteitszorg in de rusthuizen, centra voor dagverzorging, centra voor kortverblijf en serviceflats worden de sectorspecifieke minimale kwaliteitseisen voor alle ouderenvoorzieningen vastgelegd. Daarmee bedoelt men de indicatoren die aangeven in welke mate de organisatie, de gebouwen, de materialen, de hulpverleners, de procedures en de werkvoorschriften afgestemd zijn op de specifieke behoeften van de gebruikers van een welzijnsvoorziening, met het oog op hun welbevinden.
Vanaf 1 augustus 2014 meten we de kwaliteit van leven in woonzorgcentra. Het onderzoeksbureau Dimarso gaat momenteel via een enquête na wat de bewoners zelf vinden over de zorg- en dienstverlening in de erkende Vlaamse woonzorgcentra. Hierbij wordt rekening gehouden met de privacy, de waardigheid en de autonomie van de gebruikers. Zo moet elke voorziening de schikkingen treffen voor de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer in de omgang met de gebruiker en moet de individuele levensstijl van de gebruiker zo veel mogelijk gerespecteerd worden. Dit impliceert respect voor seksuele diversiteit. Informatie over deze bevraging kunt u vinden op de website van het agentschap Zorg en Gezondheid.
Op dit ogenblik bestaan er geen specifieke richtlijnen of aandachtspunten met betrekking tot de omgang met holebiouderen in woonzorgcentra. Dit kan uiteraard het onderwerp zijn van een overleg dat wij kunnen organiseren tussen de vertegenwoordigers en de organisaties van de holebi- en transgendergemeenschap en de koepels van de ouderenvoorzieningen in Vlaanderen.
Holebiouderen die wonen in woonzorgcentra en zich onheus bejegend of gediscrimineerd voelen vanwege hun geaardheid, kunnen, wanneer ze geen oplossing vinden door middel van een persoonlijk gesprek met de betrokken zorg- of dienstverlener, steeds een beroep doen op de klachtenprocedure van het woonzorgcentrum. Het beschikken over die klachtenprocedure en de aanwijzing van een contactpersoon bij wie men terecht kan met klachten is een verplichte kwaliteitsnorm in de woonzorgcentra. Wanneer men na het doorlopen van deze procedure ontevreden is met de klachtenbehandeling, kan men steeds terecht bij de Woonzorglijn. De Woonzorglijn bevestigt dat er tot op heden noch informatievragen noch klachten werden geregistreerd met betrekking tot holibiouderen in onze woonzorgcentra.
De heer Poschet heeft het woord.
Minister, dank u voor uw zeer uitgebreide antwoord. Als u labeling als een gevaar voor stigmatisering beschouwt of als een mogelijkheid tot stigmatisering, dan hoop ik dat u inderdaad nadenkt over het voeren van een nieuwe sectorbrede sensibiliseringscampagne want het zou mij zeer vreemd lijken indien er in alle rust- en verzorgingstehuizen van heel Vlaanderen geen enkele klacht zou zijn. Misschien moet er dus een campagne worden gevoerd, gericht op de rusthuizen maar ook op de senioren, zodat zij weten dat er een plaats is waar zij terechtkunnen met die vragen en klachten.
U verwees al naar de vergrijzing van een groot deel van de bevolking, maar er is ook een vergrijzing van die nieuwe generatie die uit de kast is gekomen en die er absoluut niet meer terug in wil. Deze maatschappelijke uitdaging zal alleen maar groter worden.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, ik onthoud vooral dat u overleg met de sector hebt voorgesteld. Wij kunnen ons daar absoluut in terugvinden. Wij hopen dat wij daartoe de nodige aanzetten zullen terugvinden in de beleidsnota, waarop wij dan hier zullen kunnen voortwerken. Dank u wel voor uw antwoord.
De vraag om uitleg is afgehandeld.