Report meeting Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Report
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Met de regelmaat van de klok bereiken ons berichten over stress op het werk, afwezigheidsdagen op het werk door stresssituaties, mensen die uitvallen met een burn-out enzovoort. In het verleden hebben we het al meermaals gehad over de manier waarop er ook op de werkvloer een goed welzijnsbeleid en een goed geestelijk gezondheidsbeleid kan worden gevoerd.
Minister, u hebt vorige legislatuur heel wat inspanningen geleverd in het kader van het project ‘preventiecoaches geestelijke gezondheid in secundaire scholen’. Zeer veel scholen hebben zich daarvoor ingeschreven. Op het terrein is er door inzet van de Logo’s (loco-regionaal gezondheidsoverleg en -organisatie) heel wat expertise opgedaan.
Ik heb hierover tijdens de vorige legislatuur al heel wat vragen gesteld.
In antwoord op een schriftelijke vraag die ik begin 2013 indiende, hebt u expliciet meegedeeld ook een meerwaarde te zien in het op termijn toepassen van dezelfde aanpak van geestelijke gezondheidscoaches op de werkvloer. In uw antwoord op mijn schriftelijke vraag van augustus 2013 schetste u hoe toen werd onderzocht of en hoe preventiecoaches kunnen worden ingezet in bedrijven.
Minister, u hebt mij toen ook geantwoord dat in 2014 hiervoor een concreet dossier zou worden voorbereid. Ik heb begin 2014 ook een nieuwe vraag ingediend. U hebt toen geantwoord dat het de bedoeling is om de methodiek van de preventiecoaches binnen een werksetting beschikbaar te stellen. Er zou worden gewerkt aan de afstemming en complementariteit met bestaande actoren en initiatieven. In de loop van dit jaar zou er ook speciaal voor werknemers een aangepast aanbod zijn van de ‘Fit in je Hoofd’-methodiek. In opdracht van Euregenas werd gewerkt aan een toolkit voor suïcidepreventie binnen bedrijven. Die zou tegen oktober van dit jaar gefinaliseerd zijn. Er werd ook gewerkt aan ethische richtlijnen voor suïcidepreventie via internet.
Minister, met betrekking tot preventiecoaches in de scholen speelden de Logo’s een heel belangrijke rol. Welke rol hebben de Logo’s inzake het welzijn op het werk en in bedrijven? Hoe wordt de knowhow die zij op het terrein van preventiecoaching hebben, ten dienste gesteld van de methodiek voor de werkvloer?
Kunt u een stand van zaken geven met betrekking tot de implementatie van preventiecoaches op de werkvloer? In hoeverre is het aanbod van Fit in je Hoofd speciaal aangepast voor werknemers?
Werd de toolkit waaraan gewerkt werd in opdracht van Euregenas, ondertussen gefinaliseerd? Op welke manier zal die toolkit worden geïmplementeerd?
Op welke manier zal de implementatie van de ethische richtlijnen voor suïcidepreventie via internet gebeuren?
De heer Anseeuw heeft het woord.
Minister, in het Vlaamse regeerakkoord staat het engagement ingeschreven om werk te maken van een facettenbeleid, in het bijzonder waar het over geestelijke gezondheidszorg gaat. Men expliciteert het belang van een gezondheidsbevorderende werkomgeving en de betrokkenheid van de lokale besturen.
Minister, hoe wilt u de lokale besturen betrekken bij dit verhaal?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega’s, het coachen van scholen naar het voeren van een geestelijk gezondheidsbeleid werd sinds 2009 uitgevoerd door een team van preventiecoaches. Zij hebben hierin inderdaad een waardevolle expertise opgebouwd. De preventiecoaches kregen een plaats binnen de Logo’s. De huidige preventiecoaches, 2,5 vte’s, zijn tewerkgesteld door Logo Leieland, de projecthouder voor het project ‘preventiecoaches geestelijk gezondheidsbeleid op school en werk’ voor de periode 2014-2015.
Die preventiecoaches zijn gestart om de vertaalslag naar het werk te maken. Zij worden hierbij geadviseerd door het Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie (VLESP) en het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie (VIGeZ).
Voor het bevorderen van de geestelijke gezondheid op het werk werken we op dit moment aan twee pistes: een meer intensieve coaching van bedrijven door preventiecoaches en een methodiek die gericht is op de werknemer zelf, namelijk een toepassing van Fit in je Hoofd voor gebruik op de werkvloer.
Beide methodieken bevinden zich nog in de ontwikkelingsfase. We hebben immers partners nodig die dit binnen de bedrijven kunnen opnemen. Ik denk dan in eerste instantie aan de externe, maar ook interne diensten voor preventie en bescherming op het werk. De samenwerking met die diensten is opgestart, maar moet nog op kruissnelheid komen. De bedrijven werken nu nog vooral probleemgestuurd als het op geestelijke gezondheid aankomt. Wij willen hen sensibiliseren om ook meer proactief rond geestelijke gezondheidsbevordering en preventie van geestelijke gezondheidsproblemen te werken. Dat past in onze integrale visie op gezondheidsbevordering en ziektepreventie op de werkvloer.
Momenteel zitten we in een onderzoeksfase naar de verschillende mogelijkheden op het vlak van samenwerking met de verschillende stakeholders om een geïntegreerd bedrijfsmodel voor gezondheid en werk te ontwikkelen. Dat wordt besproken in de Vlaamse werkgroep bedrijfsgezondheidszorg waarin de sociale partners zijn vertegenwoordigd en die onder andere moet adviseren over de erkenning van afdelingen en departementen medisch toezicht.
We moeten ons goed realiseren dat de Federale Regering in de grootste mate bevoegd is voor werk en in die zin verantwoordelijk is voor het tegengaan van burn-out en andere gezondheidsproblemen. In het federaal regeerakkoord lees ik dat de regering een effectief preventie- en veiligheidsbeleid zal voeren dat het aantal arbeidsongevallen effectief reduceert, het ziekteverzuim vermindert en concrete oplossingen biedt voor burn-out.
Op dit moment loopt ook de federale campagne www.voeljegoedophetwerk.be, opgestart door minister De Coninck tijdens de voorbije legislatuur. Zowel de federale als de Vlaamse regelgeving biedt ruimte voor afstemming en synergie in het kader van de bescherming van werknemers tegen arbeidsrisico’s. Het beleidsmodel voor gezondheid en werk biedt een kader om de opportuniteiten te versterken die uit de omgevingsanalyse blijken.
Het beleidsmodel is gebaseerd op drie pijlers: bedrijven met een gezond beleid, een maatschappelijk draagvlak en een kwalitatief aanbod. Zodra er consensus groeit over de principes van dit beleidsmodel, zal moeten worden gezocht naar mogelijkheden om dit effectief te ondersteunen. Het is niet zo’n gemakkelijk proces omdat er verschillende diensten bij betrokken zijn en de federale overheid in zeker mate de bevoegdheid – terecht – opneemt. Er is nogal wat contact nodig geweest om op elkaar afgestemd te geraken.
Tot slot wil ik hier graag vermelden dat het Centrum ter Preventie van Zelfdoding (CPZ) en de Werkgroep Verder nu al vorming in suïcidepreventie en het omgaan met nabestaanden na zelfdoding op de werkvloer aanbieden. Op dit moment zijn zij in overleg met de suïcidepreventiewerkers van de centra voor geestelijke gezondheidszorg (cgg’s) om dit pakket verder te optimaliseren zodat bedrijven worden gesensibiliseerd en enkele handvatten krijgen aangereikt om te werken rond een suïcidepreventiebeleid op de werkvloer. De operationalisering hiervan is gepland voor 2015. Uiteraard staan deze organisaties met hun expertise en aanbod ter beschikking wanneer er zich suïcidaal gedrag op de werkvloer voordoet.
De toolkit voor bedrijven die binnen European Regions Enforcing Actions Against Suicide (Euregenas) werd ontwikkeld, wordt in definitieve versie voorgesteld op de eindconferentie van Euregenas op 25 november. Deze conferentie heeft tot doel de verdere implementatie van deze toolkit, maar ook van andere producten en resultaten te bespreken. De toolkit zelf zal op de conferentie en op de website van Euregenas ter beschikking worden gesteld. Het agentschap Zorg en Gezondheid zorgt bovendien voor een Nederlandse vertaling van de toolkits voor scholen én voor werk.
Om zorg te dragen voor een kwaliteitsvolle en ethisch verantwoord preventief aanbod en zorg in de vorm van TBSP-programma’s (technology based suicide prevention), werden richtlijnen, ‘ethical guidelines’, opgesteld. De ethische richtlijnen worden ook op de eindconferentie van Euregenas in de discussie over verdere implementatie meegenomen. Ondertussen werden deze richtlijnen al op de nodige congressen voorgesteld. Internationaal ziet men het belang in van algemene richtlijnen – niet alleen voor de suïcidepreventie – om veilig en correct met alle (mobiele) internettoepassingen om te gaan in de zorg voor mensen.
In Vlaanderen zijn de ethische richtlijnen voor onlinesuïcidepreventie besproken en bekendgemaakt binnen de Vlaamse werkgroep suïcidepreventie, en alle mensen die in Vlaanderen hebben meegewerkt aan Euregenas. Het spreekt voor zich dat de vormen van de TBSP die voortkomen uit ons eigen beleid, getoetst werden aan deze ethische richtlijnen. Dit geldt nu al voor het platform www.zelfmoord1813.be, en de app voor jonge pogers On Track Again, die ook te downloaden is via zelfmoord1813. Die zijn allemaal getoetst. Ook alle volgende onlinemodaliteiten zullen de ethische richtlijnen volgen.
Een verdere implementatie zou kunnen bestaan in het toekennen van een soort kwaliteitslabel voor toepassingen die voldoen aan de ethische richtlijnen. Ik verwacht hiervoor voorstellen uit de eindconferentie van Euregenas of adviezen van de Vlaamse werkgroep suïcidepreventie. De ethische richtlijnen voor de TBSP en algemene richtlijnen voor de preventie van zelfdoding zijn onder meer beschikbaar op de website van Euregenas: www.euregenas.eu.
In het regeerakkoord staat dat men de lokale besturen in het kader van de geestelijke gezondheidszorg, wou betrekken bij het facettenbeleid. Op welke manier gaat u dat doen?
Er bestaat het programma Gezonde Gemeente, dat ook door het VIGeZ en de Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen (VAD) is ontwikkeld. De gemeenten worden ertoe aangezet om aan dat programma deel te nemen. Dat is vrij succesvol, ongeveer tweehonderd gemeenten nemen het op. Dat programma, dat label, koppelt alle suggesties tot participatie van lokale overheden aan de realisatie van de Vlaamse gezondheidsdoelstellingen. Een daarvan heeft te maken met suïcidepreventie en sluit aan bij het geestelijke gezondheidsbeleid. De manier waarop de gemeenten daaraan kunnen meewerken, is in dat concept Gezonde Gemeente opgenomen.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Ik dank u voor uw antwoord, minister. Vlaanderen heeft met de preventiecoaches in de scholen heel wat expertise verworven. Gelukkig worden er nu stappen gezet om dat te implementeren naar de werkvloer. Ik begrijp wel dat het een heel andere, moeilijker setting is, omdat ze veel gedifferentieerder is dan het onderwijsveld. Ik noteer dat er in de voorbije periode werk is gemaakt van verdere stappen.
Zoals u zegt, is het voor het grootste deel federale materie. Maar ik ben heel tevreden dat Vlaanderen het voortouw neemt om meer proactief en preventief te werken rond een geestelijk gezondheidsbeleid op de werkvloer. Ik zal dat vanzelfsprekend blijven opvolgen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.