Report meeting Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over het inzetten van kleuterleerkrachten in het lager onderwijs
Report
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Vorig jaar waren er 4283 kleuteronderwijzers aan het werk in een lagere school, zo blijkt uit cijfers die recent werden gepubliceerd. Dat is 7,8 procent van het totaal aantal leerkrachten in het lager onderwijs. Scholen en directies doen er alles aan om mensen voor de klas te krijgen. Steeds vaker blijken kleuteronderwijzers dus ingeschakeld te worden in het lager onderwijs. De cijfers zijn een zoveelste bewijs dat het lerarentekort nog toeneemt.
Kleuteronderwijzers zijn gekwalificeerde personeelsleden en hebben ook een pedagogisch diploma. Ze kunnen zich bovendien bijscholen. Anderzijds blijkt het in het licht van de PIRLS-resultaten (Progress in International Reading Literacy Study), waar we het in de plenaire vergadering van 17 mei nog over hadden, wel van groot belang te zijn dat leerkrachten didactisch heel goed onderlegd zijn. Een leerkracht die didactische vaardigheden heeft om zo efficiënt en effectief mogelijk les te geven, is van groot belang, vooral omdat in een lagere school kinderen basisvaardigheden leren zoals rekenen, schrijven en lezen, vaardigheden die van groot belang zijn voor hun verdere schoolse carrière.
Hoe kijkt u naar de evolutie van het stijgend aantal kleuteronderwijzers dat in het lager onderwijs aan het werk is?
Hoe zult u kleuteronderwijzers die zich willen bijscholen, beter ondersteunen en meer kansen tot bijscholen geven?
De heer Daniëls heeft het woord.
Mijn vraag om uitleg sluit daarbij aan.
Dat we een lerarentekort hebben, is algemeen geweten. Zo waren er dit jaar in april 2779 vacatures voor leerkrachten in het basis- en secundair onderwijs. Ook onder de leerkrachten die er zijn, worden creatieve oplossingen gezocht om tekorten op te vangen. Zo blijkt dat er vorig schooljaar 4283 leerkrachten met een diploma kleuteronderwijzer lesgaven in het lager onderwijs, weliswaar op een totaal van 54.942 leerkrachten, of 7,8 procent, zoals de collega daarnet ook aangaf. Het gaat dus om een klein percentage, maar het aantal is wel bijna vier keer zoveel als in het schooljaar 2012-2013. Toen ging het om 1151 leerkrachten met een diploma kleuteronderwijs op een totaal van 45.832 leerkrachten in het lager onderwijs.
Scholen en directies proberen te roeien met de riemen die ze hebben om gaten in te vullen en ervoor te zorgen dat leerlingen de nodige lessen krijgen. Toch is er een verschil tussen een lerarenopleiding voor het kleuter-, lager- en secundair onderwijs. Elke opleiding heeft nu eenmaal specifieke onderdelen gericht zowel op de leeftijdsgroepen waaraan men les moet geven als de leerstof die gegeven moet worden. Met een diploma van een specifieke lerarenopleiding kun je dus ook aan de slag in een niveau waarvoor je niet specifiek opgeleid bent. Daarvoor word je dan ‘voldoende bekwaam’ geacht. Het is de directie die beslist in welke mate leerkrachten worden aangeworven en/of welke specifieke bijscholingen al dan niet nodig zijn.
In welke mate kunnen leerkrachten met een diploma kleuteronderwijs het lerarentekort opvangen in het lager onderwijs? Is dat definitief of tijdelijk?
Lesgeven in het lager onderwijs vraagt een bepaalde aanpak die niet altijd overeenkomt met het kleuteronderwijs, al was het maar door het verschil tussen eindtermen en ontwikkelingsdoelen. Worden leerkrachten met een diploma kleuteronderwijs die overstappen naar het lager onderwijs, ondersteund tijdens deze verandering van onderwijsniveau?
In welke mate kunnen kleuterleerkrachten die lesgeven in het lager onderwijs, een meerwaarde zijn om leerlingen uit het eerste leerjaar te helpen bij de overstap vanuit het kleuteronderwijs? Zij kunnen namelijk heel goed de aansluiting maken van beginnen met lezen en rekenen, naar het ook effectief doen.
Minister Weyts heeft het woord.
We merken inderdaad een stijging van het aantal kleuteronderwijzers dat werkt als onderwijzer.
De regelgeving bestaat trouwens al ruim dertig jaar en maakt mogelijk dat kleuteronderwijzers over een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs beschikken om als onderwijzer aangesteld te worden. Voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen duiden op personen die niet specifiek opgeleid zijn maar wel het ambt kunnen opnemen. Een kleuteronderwijzer kan dus, als de school en het personeelslid daarvoor kiezen – het is nog altijd de keuze van de directie –, ingeschakeld worden als onderwijzer. Net die lokale keuze, waarbij zowel het personeelslid als de directeur vertrouwen hebben in de kwaliteit van de kleuteronderwijzer om als onderwijzer aan de slag te gaan, sterkt mij in de overtuiging dat hier niet licht overgegaan wordt én de inzet van de kleuteronderwijzer een meerwaarde is. Ik zou daar niet meewarig of neerbuigend over doen. Wanneer de betrokkenen een job opnemen in het lager onderwijs, gebeurt dat op grond van een degelijke inschatting en is dat tenminste een mogelijkheid voor de directeur in kwestie om te zorgen voor iemand voor de klas met een gedegen opleiding en die geschikt is om kwaliteitsvol onderwijs te verschaffen. Ik word heel vaak geconfronteerd met vragen over het lerarentekort maar ook met heel veel vragen over maatregelen die we nemen in de strijd tegen het lerarentekort. Het is altijd wel te lang of te kort of ‘die maatregel niet’. Wel, dit is er zo een die al lang vóór mij genomen is en die berust op enig vertrouwen in de kennis en kunde van directeurs.
In de meeste gevallen is extra opleiding of professionalisering aangewezen, want kennis van effectieve didactiek in leren lezen, rekenen en de andere vakken van de lagere school is natuurlijk belangrijk om kwaliteitsvol onderwijs te bieden. Er zijn diverse manieren waarop leraren, en specifiek kleuteronderwijzers, zich kunnen professionaliseren. De lerarenopleidingen bieden verkorte opleidingstrajecten aan. Ook op dat vlak hebben we een hele evolutie doorgemaakt, waarbij we een aanpak en een traject op maat hebben om zich om te scholen. Daarvoor zijn er de verkorte opleidingstrajecten maar er zijn nu ook kortlopende modules die effectieve didactiek hoog in het vaandel dragen. Het gaat niet enkel om klassieke externe vormen zoals nascholingen, maar ook om informele vormen zoals ‘teamteaching’, klasobservaties met feedback, intervisies, lerende netwerken, literatuur doornemen en andere vormen van informeel leren. Zo worden de didactische aanpakken grondig besproken. Deze informele vormen moeten wel georganiseerd worden, en de schoolleiding speelt op dat vlak een belangrijke rol in het professionaliseringsbeleid van een school. Op dat vlak zijn de extra middelen voor de nascholing die we aanbieden zinvol. Die kunnen bijvoorbeeld ook daarvoor worden gebruikt. Een collectieve leercultuur waar ervaren leraren ook een rol spelen en verantwoordelijkheid opnemen in de versterking van kleuteronderwijzer, is daarbij essentieel. Het is een van de kerntaken van de pedagogische begeleidingsdiensten om scholen hierin te ondersteunen. Mogelijk kan via de aanvangsbegeleiding de nodige ondersteuning aan deze groep van leerkrachten geboden worden. Ook daar zien we de mogelijkheid dat een leraar-specialist ter zake ook een rol zou kunnen spelen. Ik denk dat we de bestaande regelgeving optimaal gebruiken en daar nog extra mogelijkheden aan toevoegen, maar het gaat altijd om tools die we aanbieden aan directies die daar mogelijk gebruik van kunnen maken naar eigen inzichten.
De leraren in het basisonderwijs met een diploma van kleuteronderwijzer kunnen uiteraard een beroep doen op de nascholingsmiddelen van de school, die, zoals gezegd, volgend schooljaar worden verdubbeld.
Daarnaast kunnen kleuteronderwijzers die een lerarenopleiding volgen voor het lager onderwijs, aanspraak maken op de lerarenbonus en zo een wekelijkse vermindering van hun opdracht krijgen, afhankelijk van het tewerkstellingspercentage.
Het cijfer van het totaal aantal leerkrachten met een bachelordiploma kleuteronderwijs in het lager onderwijs is geëvolueerd tot 4200, maar daarvan zijn er ook die ondertussen met succes de lerarenopleiding hebben gevolgd. Ik denk dat dat er ongeveer vijfhonderd zijn. Er blijft ook een stimulus. Er is ook een verschil tussen de bekwaamheidsbewijzen. Het grootste verschil is natuurlijk het bekwaamheidsbewijs ‘ander’. Daar is een groot loonverschil. Er is ook een verschil tussen een bekwaamheidsbewijs als het gaat over ‘voldoende’ of ‘vereist’. Ook daar gelden een paar voordelen die misschien niet van pecuniaire aard zijn, maar die als het gaat over affectaties en vaste benoeming wel een voordeel bieden voor degene die het vereiste bekwaamheidsbewijs heeft.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, ik ken een aantal mensen die in de situatie zitten en die het als een soort doorbreken van hun job of nieuwe uitdaging zagen om als kleuteronderwijzer in het lager onderwijs te gaan werken, maar ik denk dat we er toch op moeten blijven hameren dat die mensen zich professionaliseren en zich zeker op het vlak van lezen, schrijven en rekenen bijscholen. Dat is zeker een punt.
Ik heb nog een heel concrete vraag. Wat met kleuteronderwijzers die zwanger zijn? Heel vaak worden zij van de werkvloer verwijderd vanwege de mogelijke gevaren voor het ongeboren kind, en ik denk dat we dat moeten aanhouden. Het is echter wel een feit dat zij niet zomaar aangesteld kunnen worden in het ambt van onderwijzer, als extra ondersteuning in het basisonderwijs of zelfs als vervanging van een afwezige leerkracht. Ik denk, minister, dat daar een mogelijke winst zit, want als je aangesteld bent als onderwijzer, dan kun je ook tijdens je zwangerschap wel blijven werken, terwijl dat als kleuteronderwijzer niet kan. Op het terrein hoor ik toch wel de vraag of we daar niet aan kunnen sleutelen, weliswaar altijd met in het achterhoofd dat we er alles aan moeten doen om het ongeboren kind en de toekomstige moeder te blijven beschermen. We moeten zoeken naar manieren om daar flexibeler mee om te gaan. Zo kunnen we op het lokale terrein een aantal oplossingen bieden en kleuteronderwijzers tijdens hun zwangerschap misschien zelfs inzetten in de lagere school gekoppeld aan hun kleuterschool, in plaats van hen thuis te zetten.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, één, directies zien wat hun leerkrachten kunnen, want meestal is aan een lagere school ook een kleuterschool verbonden. Zij zien hun sterktes en weten dus of ze hen kunnen inschakelen in het lager onderwijs. Zoals ik in mijn vraag ook heb gezegd, ben ik de opleiding niet ongenegen, maar de ervaring in hr-beleid – dat is toch iets waar we met de N-VA-fractie al enige tijd voor pleiten, een hr-beleid in scholen –, en dus die lerarenbonus die we toekennen, is een goede zaak.
Twee, vanmorgen bleef het wat onderbelicht, maar we hebben er wel de aandacht op gevestigd: de verdubbeling van de nascholingsmiddelen. Ook daar kan op ingezet worden.
Ik wil ook nog een piste openen om met het hoger onderwijs op te nemen: een echt EVC-traject (eerder verworven competenties), een verkort traject voor kleuteronderwijzers met een aantal jaren op de teller die zich willen bijscholen tot leerkracht lager onderwijs. Ik vind het belangrijk om dat mogelijk te maken.
Wat verloning betreft, hebt u daarnet verwezen naar de verschillende bekwaamheidsbewijzen: vereiste, voldoende geachte en andere. De groep ‘andere’ is in het lager onderwijs niet zo heel groot. Iedereen met een ander bachelordiploma dan onderwijs valt daar eigenlijk onder. Misschien moeten we nagaan of we daar ‘voldoende geachte’ tussen kunnen schuiven voor mensen met een bachelor- of gelijkgesteld diploma die al heel wat jaren op de teller hebben, hetzij in het onderwijs hetzij in vervanging, want zo lopen er wel al een aantal rond, mensen die al tien jaar lesgeven tot ieders tevredenheid, maar op geen enkele manier een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs kunnen behalen louter en alleen door hun diploma. Collega’s, dat zijn mensen met een bewijs van pedagogische bekwaamheid, maar een ander basisdiploma. Is dat iets wat u nog kunt meenemen?
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Laat mij misschien beginnen met een aantal vragen. Geloven wij in het belang van sterke lerarenopleidingen? Geloven wij in het belang van didactiek, van het metier van kennis overdragen? Geloven wij dat elke leeftijd ook zijn specifieke expertise vraagt? Kleuters een aantal vaardigheden bijbrengen op basis van ontwikkelingsdoelen, is iets anders dan kinderen leren lezen, schrijven, maar ook breuken en maaltafels aanleren. Als het antwoord drie keer ‘ja’ is – en dat hoop ik echt – dan kunnen jullie toch niet anders dan mijn zorg delen? Het is toch niet echt een ideaal scenario dat er mensen zonder de juiste opleiding voor een klas staan. Ik vind het wat flauw dat dat neerbuigend zou zijn naar kleuteronderwijzers, want dat was ook de reactie toen ik daar mijn communicatie over gedaan heb. Weet dat dat absoluut niet het geval is. Ik heb een ongelooflijk respect voor het feit dat die mensen zich elke dag smijten om de gaten te vullen. Ik ben ook heel blij dat ze dat doen. Maar zeggen dat het helemaal geen issue is dat er mensen met een bachelor kleuteronderwijs in het lager staan, is evengoed zeggen dat een diploma eigenlijk niet belangrijk is. De waarheid is dat we dan bovendien ook nog eens geconfronteerd worden met een doorschuifeffect. We zien dat er kleuterleiders in het lager staan, we zien dat er kindbegeleiders voor de kleuterklassen beginnen te staan en intussen wordt het personeelstekort in onze crèches er alleen maar groter op.
Het echte probleem komt steeds terug, en dat is natuurlijk het lerarentekort tout court, op alle niveaus. Het neemt steeds grotere proporties aan. Natuurlijk heeft elke directeur liever iemand voor de klas dan niemand, maar ik denk toch dat we ernaar moeten streven om mensen met het juiste diploma voor de klas te hebben. Dat komt de kwaliteit van ons onderwijs alleen maar ten goede.
En ik heb goed geluisterd naar uw antwoord: het is goed dat er extra middelen zijn voor nascholing, bijscholen, dat er trajecten zijn voor kleuterbegeleiders. Maar de waarheid is natuurlijk dat we meer leerkrachten nodig hebben op alle niveaus om die vicieuze cirkel te doorbreken, want anders blijft het probleem gewoon doorschuiven. Er zijn zeker maatregelen genomen die goed zijn, zoals de lerarenbonus, maar ik blijf herhalen dat ik dat heel erg ‘plic-ploc’ vind en dat het niet volstaat om de job echt aantrekkelijker te maken.
Mijnheer Daniëls, ik ben het met u eens. Waar we echt nood aan hebben, is een plan dat een modern personeelsbeleid mogelijk maakt en dat het statuut ook eens tegen het licht durft te houden. Zolang dat niet gebeurt, gaat u – vrees ik, minister – gewoon kamers in ons onderwijshuis blijven herbehangen, terwijl we eindelijk eens iemand nodig hebben die naar de fundamenten van ons onderwijs durft te kijken. Dat is in deze legislatuur helaas niet gebeurd.
Minister Weyts heeft het woord.
Evident kiezen directeurs altijd voor diegene die het meest geschikte diploma heeft, dat is nogal wiedes. Maar we leven niet in de ideale wereld, dus doe er dan iets aan en als je er iets aan doet, dan is het … (Minister Ben Weyts imiteert een fijn klagerig stemmetje. Opmerkingen van Hannelore Goeman)
Zelfs als je vandaag alle werkzoekenden met een pedagogisch bekwaamheidsbewijs die geregistreerd staan bij VDAB – allemaal – in ons onderwijs zou droppen, dan nog heb je een lerarentekort, ja? Dus, doe er iets aan! En dan moet je creatief zijn en de mogelijkheden gebruiken die er bestaan en die al dertig jaar bestaan, blijkbaar zonder probleem. Daar hebben mijn voorgangers als onderwijsminister toch ook nooit een probleem van gemaakt, want ze hebben het altijd behouden.
Kan men nog extra creatief zijn met mogelijkheden, zoals met gastleerkrachten en met dienstverleningscontracten gewoon aan de slag gaan? Want de zijinstromers hebben we ook nodig, en u mag dat ‘ambetant’ vinden en niet ideaal, maar ik wil mensen voor de klas. Via die creativiteit slagen we er trouwens in om meer mensen voor de klas te krijgen, want er zijn nog nooit zoveel leerkrachten geweest als vandaag, nog nooit.
In dezen ook is dat een mogelijkheid die we bieden aan de directeurs, om een kwaliteitsvol personeelsbeleid te voeren. Dat is gewoon een extra tool, een extra instrument dat wij hun bieden. De retorische vragen die u stelt, ik denk dat de antwoorden daarop zijn zoals het gaat met een retorische vraag: het antwoord zit vervat in de vraagstelling zelf.
De piste rond de zwangerschap zou vanzelfsprekend gelden op vrijwilligheid. Wij zijn in Vlaanderen wat dat betreft strikt in de leer. Ik wil nu geen medische analyse maken, maar ik heb aan een select gezelschap van gynaecologen gevraagd om zich ter zake uit te spreken over de vraag of een versoepeling van die regelgeving niet mogelijk zou kunnen zijn. Daar heb ik het antwoord op gekregen dat zij niet konden borgen dat er zou mogen worden versoepeld. (Opmerkingen van Hannelore Goeman)
Als je lesgeeft in het lager als kleuterleerkracht?
Nee, dat niet, het gaat over de regelgeving. Vandaag is het zo dat veel scholen bij wijze van automatisme een zwangere kleuterleerkracht naar huis sturen. Het is zo dat er ook al in de regelgeving zit dat er altijd moet worden gekeken naar een lokale oplossing. Maar ik moet vaststellen dat dat in de praktijk niet altijd gebeurt, stel ik eufemistisch. Daarbij maakt men dikwijls de gemakkelijkste keuze, soms zelfs tegen de wens in van de betrokken leerkracht. Het is dan een mogelijkheid om die tewerk te stellen in het lager onderwijs, als er een vacature is. Dat gebeurt ook wel, maar het gebeurt te weinig. Natuurlijk is er dan het idee dat je enkel winst boekt wanneer er een vacature is in het lager onderwijs die niet ingevuld raakt. Men heeft gewoon iemand in overtal, men heeft niet echt iets opgelost, en dan is er nog de discussie over de dubbele verloning.
Tijdens mijn ronde van Vlaanderen moest ik soms vaststellen dat men wel waardering wil geven, maar sommige problemen niet kan oplossen. Ik zeg dan dat je het eigenlijk wel kunt oplossen. Men wil bijvoorbeeld een extra verloning geven. Vandaag beschikt men daar al over de nodige instrumenten. Men kan gebruikmaken van de omzetting van uren in punten, men kan mensen in 140 procent zetten naast de plage-uren. Er zijn wel wat creatieve mogelijkheden. Door de creatie van extra mogelijkheden snap ik ook wel dat het complexer wordt. Vandaar dat ik probeer om een soort Q&A tot stand te brengen. Wat kan er in het geval van zo’n wens? Hoe zou je dat kunnen oplossen? Het gaat niet over het omzeilen van onze regelgeving, maar over de manier waarop je er met enige creativiteit gebruik van maakt.
Ik had aan een expertenpanel van medici gevraagd om te bekijken in welke mate we er, in de huidige stand van de medische wetenschap, nog absoluut aan moeten vasthouden dat zwangere vrouwen in de kleuterschool onmiddellijk naar huis worden gestuurd. Zijn er geen andere veiligheidsmaatregelen die kunnen worden genomen? Maar er was niet de allergrootste wetenschappelijke appetijt om daar een verantwoordelijkheid voor te nemen en die beslissing te borgen. Ik wilde die beslissing wel nemen, maar dat moet gebeuren op grond van wetenschappelijk advies, anders kan ik dat natuurlijk niet doen. Men deinsde daar toch voor terug.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoord, minister. We moeten er alles aan doen om die professionalisering verder mogelijk te maken, en om werk te maken van een flexibel hr-beleid. Maar – dat wil ik onderstrepen – als ik hier de vraag stel om kleuteronderwijzers de mogelijkheid te geven om zich in het lager onderwijs tewerk te stellen, dan ga ik mij echt wel houden aan de criteria in de medische wereld. Daar zal ik mij niet over uitspreken. Toen ik zelf zwanger was, mocht ik geen stage meer doen in een kinderdagverblijf, en toen had ik wel de mogelijkheid om te verschuiven naar een andere opdracht.
Ik merk dat er bij scholen een vraag is om daar flexibeler mee om te kunnen gaan. Je zou kunnen zeggen dat er een soort extra winst zou kunnen zijn bij scholen waar er veel zwangere kleuteronderwijzers zijn. Maar mijn vraag is toch om die mensen te blijven inzetten, en niet thuis te laten zitten. Het is een soort verspilling van expertise en vrouwkracht die er is. Want scholen hebben wel altijd iets waar ze die leerkrachten in kunnen tewerkstellen. Ze kunnen bijvoorbeeld ondersteuning bieden aan kinderen die moeilijker kunnen lezen, of kinderen die eens apart genomen moeten worden. Daar moet eens goed over nagedacht worden.
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik wil nog even ingaan op zwangere leerkrachten, maar ik moet het eens beter nakijken, want als het contractuele leerkrachten zijn, denk ik dat het federale Fonds voor Beroepsziekten daarvoor betaalt als zij thuis moeten blijven.
Collega’s, als iemand nog een argument nodig heeft waarom we dit land moeten hervormen, dan is er hier een. Mocht dat in één hand zitten, dan zou dat ervoor kunnen zorgen dat we wel in overtal gaan. Dan zit dat budget ook in Vlaanderen en dan kan de Vlaamse overheid zeggen dat die kleuterleerkracht op school blijft, dat ze materiaal maakt en niet in aanraking komt met kinderen. We betalen die, en dat geld komt uit dat Fonds voor Beroepsziekten, maar dat komt dan uit een Vlaamse pot. Daarnaast kunnen we gewoon de vervangingskredieten voorzien, en dan is het in orde. Nu is dat in dit land niet het geval. Dat zit op een ander niveau. Bij dezen, voor degenen die een lijstje aan het maken zijn, is dat een extra argument.
In de zaal hoor ik geen tegenstand tegen wat ik nu zeg. Er is zelfs grote overeenstemming. (Opmerkingen van Loes Vandromme en Hannelore Goeman)
Dat is fantastisch van de aanwezige Vivaldisten, maar ik vermoed dat niemand dit belangrijk genoeg vond om er een vraag over in te dienen. Laat het ons bij de vraag houden.
Minister, uiteraard moeten mensen die het diploma hebben gehaald, maximaal op dat niveau tewerkgesteld worden. Dat spreekt voor zich. In het kader van het berekenen van de vlakke loopbaan, stel ik vast dat er zelfs minder leerkrachten in het kleuteronderwijs zijn die zonder job komen te zitten omdat er uren wegvallen. Ik heb dan liever dat we die kunnen aantrekken en houden in het lager onderwijs, en ze eventueel kunnen bijscholen dan dat we ze kwijt zijn. Dat is ook een kwestie van leerkrachten houden. Als we hun zeggen dat er in de kleuterschool geen plaats meer is omdat ze iemand in de lagere school zoeken, maar daar vinden ze niemand, dan solliciteren ze elders en zijn ze weg. Dat betreft namelijk meestal jonge, contractuele leerkrachten. Dat is voor mij iets waar aan gewerkt kan worden.
Daarom lanceer ik een oproep in het kader van de elders verworven competenties, en ook een oproep aan de lerarenopleidingen, dat als iemand met al enkele jaren ervaring in het kleuteronderwijs zich aandient, men niet moet denken dat die dezelfde verloning moet krijgen als een 18-jarige, want dan stomp je die mensen af in de lerarenopleiding. Men kijkt beter wat er nodig is. Dat is een vraag om mee te nemen bij volgende overlegrondes met al uw vrienden uit het onderwijs.
Ik zie mensen die met een ander bekwaamheidsbewijs in het lager onderwijs aan het werk zijn, maar wel een pedagogische bekwaamheid hebben, dat al jaren doen, en zich al jaren inzetten om dat lerarentekort in te dijken, maar toch in loonschaal 300 worden betaald. Op andere plaatsen in onze salarisschalen zie je dat je met tien of twaalf jaar nuttige ervaring toch kunt overgaan naar een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs. Dat wil ik toch laten bekijken, om ook die mensen aan boord te houden. Dat gaat dan niet over zijinstroom of nuttige ervaring, maat het gaat erover dat die mensen een vorm van zekerheid krijgen om naar een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs te gaan. Als ze het al een tiental jaar doen, zal het tot ieders tevredenheid zijn, want ik stel vast dat ouders in de lagere school heel kritisch zijn ten opzichte van leerkrachten die lesgeven. Ze zouden dan ook wel aangegeven hebben dat dit geen goed idee is.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.