Report meeting Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Report
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, maar vooral u, minister, op de ministerraad van 12 mei, dezelfde die daarnet werd aangehaald, werd de Vlaamse gezondheidsdoelstelling ‘De Vlaming leeft gezonder in 2025’ aangepast.
De doelstelling werd al in 2016 geformuleerd, collega’s, met als doel Vlamingen tegen 2025 gezonder te laten leven op het vlak van onder andere voeding, beweging, tabak, drugs en alcohol. Deze doelstelling wordt nu uitgebreid naar ‘Tegen 2025 leeft de Vlaming gezonder op het vlak van gezond eten, sedentair gedrag, lichaamsbeweging, tabak, alcohol, drugs, val- en fractuurpreventie bij ouderen, geestelijke gezondheidsbevordering en preventieve mondzorg.’ Tot zover de uitbreiding van die doelstellingen. De thema’s val- en fractuurpreventie bij ouderen, preventieve mondzorg en geestelijke gezondheidsbevordering worden toegevoegd.
Per thema worden enkele subdoelstellingen opgesteld. Zo heb je de subdoelstellingen ‘gezondheid in eigen handen’, ‘gezin bron van gezondheid’, ‘vrije tijd, gezonde tijd’, ‘gezondheid in onderwijs’, ‘werken, ook aan gezondheid’, ‘meer gezondheid in de zorg’ en ‘gezonde buurten’. U zult samen met mij opmerken dat het woord gezondheid heel vaak in de titel staat, en ook de nieuwe thema’s worden daarin ondergebracht.
Voorafgaand aan de wijziging van de gezondheidsdoelstelling is advies gevraagd aan de Vlaamse Raad voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (WVG). Zij stonden positief tegenover de opname van de drie nieuwe thema’s, maar zien ook nog andere mogelijkheden en aandachtspunten. Zo stelt de raad dat er in de toekomst meer gewerkt moet worden aan initiatieven ter integratie en afstemming van gezondheidsthema’s over verschillende levensdomeinen heen binnen het preventieve gezondheidsbeleid. Daarnaast stellen ze dat een structureel beleid onderbelicht blijft en roepen ze op om competenties die reeds aanwezig zijn bij initiatiefnemers en professionals in de zorg optimaal te benutten.
Ik moet eerlijk zeggen dat ik, als ik al die verschillende domeinen lees, soms ook denk dat dit allemaal is opgeknipt, maar het ene hangt ook samen met het andere. Als ik denk aan obesitas, en aan fracturen bij het vallen, dan hangt dat wel samen, of ongezond eten of zelfs magerzucht heeft dan ook weer gevolgen op andere domeinen. Je kunt die dus niet los zien van elkaar, en ik kan toch wel onderschrijven dat we toch wel moeten kijken naar grotere ‘chapeaus’, denk ik, waar we dan geïntegreerd aan werken.
De uitbreiding van de gezondheidsdoelstelling is goed aangezien mentaal welzijn op deze manier – door het op te nemen – ook hoger op de agenda staat, en ik denk ook dat die twee zaken met elkaar verbonden zijn: een gezonde geest in een gezond lichaam. Ze hebben impact op elkaar.
Tijdens de afgelopen jaren is het belang hiervan meermaals benadrukt en werd ook mentale gezondheid uit de taboesfeer gehaald. Het lijkt me ook goed dat gezond leven niet enkel te maken heeft met een gezond lichaam, met voeding, maar ook met je gezond te voelen, en daar ook aan te werken.
Waarom wordt de doelstelling ‘De Vlaming leeft gezonder in 2025’ nu aangepast? Want het is 2023, dat is nog twee jaar om die doelstelling te halen. Die is er al van 2016. In welke mate zal de aanpassing min of meer gehaald worden tegen 2025? Want je voegt er nu een aantal toe, en we hebben nog twee jaar. Hoe gaan we dat dan evalueren, en in welke mate worden die bijgevoegde doelstellingen nu reeds gehaald?
Op welke manier is er rekening gehouden met het advies van de Vlaamse Raad voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin? Volgens de Raad is het belangrijk, dat zeggen zij althans, dat de nodige financiële middelen worden voorzien om de bijkomende doelstellingen te bereiken. Worden die geheralloceerd? Wordt er geschoven? Ik heb nog een laatste vraag. Welke inspanningen zullen er worden geleverd om die bijkomende doelstellingen tegen 2025 te halen? Dank u wel.
Minister Crevits heeft het woord.
Het preventief gezondheidsbeleid zet in op heel wat factoren die de gezondheid positief beïnvloeden. Dat is ook de achterliggende visie van onze doelstelling ‘De Vlaming leeft gezonder in 2025’. Een voorbeeld: voldoende bewegen en een gezonde mond hebben ook een effect op fysieke, mentale en sociale gezondheid. Voldoende beweging is ook belangrijk ter preventie van valincidenten. Het ene werkte dus in op het andere.
Bij het initiële strategisch plan was de mogelijkheid voorzien tot verbreding naar andere thema’s. Dat is logisch, want de samenleving is constant in beweging. Maatschappelijke tendensen zoals vergrijzing, lange wachtlijsten voor een tandartsbezoek of een hoge zorgnood voor psychologische hulpverlening zorgen ervoor dat er ook meer aandacht is voor preventie.
Daarom hebben we, zoals door u geformuleerd, de drie thema’s, namelijk preventieve mondgezondheid, geestelijke gezondheidsbevordering en val- en fractuurpreventie. Ik wil trouwens meegeven dat die geestelijke gezondheidsbevordering voor mij heel belangrijk is. Dat had er de eerste keer al in mogen staan. Maar het is tegelijk de eerste keer dat we die aandacht voor de geestelijke gezondheid expliciet opnemen in gezondheidsdoelstellingen, wat ik ontzettend belangrijk vind.
Het opnemen van de drie gezondheidsthema’s heeft geen invloed op de haalbaarheid van het oorspronkelijk strategisch plan. Dit plan werd tussentijds geëvalueerd in 2022 op basis van de beschikbare bronnen en data. De resultaten kunt u vinden op de website van Zorg en Gezondheid. Richting 2025 gaat de administratie samen met de betrokken organisaties, verder aan de slag met de bevindingen uit die evaluatie.
Ook voor de thema’s waarmee de gezondheidsdoelstelling nu wordt uitgebreid, zijn er concrete gezondheids- en procesindicatoren geëxpliciteerd. Ik verwijs onder andere naar de Preventiepeiling, een belangrijke bron om na te gaan in welke mate het beleid ingang vindt in een aantal settings. Die Preventiepeiling is uitgebreid met vragen over valpreventie en preventieve mondzorg.
De indicatoren worden ook opgevolgd via de jaarverslagen van de partnerorganisaties en organisaties met terreinwerking, en vormen de basis voor het opvolgen van de werking van de organisaties.
Het advies van de Vlaamse Raad WVG heb ik met bijzondere aandacht gelezen en vind ik heel waardevol. Ik heb de raad dan ook persoonlijk bedankt en hun antwoorden op hun vragen bezorgd. Aandachtspunten zoals het meten van impact, het voeren van een langetermijnbeleid, de geïntegreerde aanpak en het bereiken van kwetsbare doelgroepen zijn basisprincipes voor dat preventief gezondheidsbeleid.
De herziening van die doelstelling en het plan, werd budgetneutraal opgevat. De budgetten voor het uitvoeren van de bestaande en gevalideerde acties binnen de subdoelstellingen liggen vast in onder andere de beheersovereenkomsten met de verschillende partner- en terreinorganisaties en de Logo’s.
Het is evident dat ik ook verder kijk dan mijn eigen beleid. De samenwerking met andere beleidsdomeinen is de voorbije jaren versterkt voor veel thema’s in de gezondheidsdoelstelling, bijvoorbeeld gezonde voeding binnen Onderwijs, Leefmilieu en Landbouw. Daar zie je ook de effecten van. Dat is gebeurd via betrokkenheid in een aantal interfederale plannen en overlegfora. Daar stemmen we ook preventief af en we richten ons dan ook op ons plan.
Specifiek voor mentale gezondheid is het departement Zorg bezig aan een traject om de visie en beleidsprioriteiten op het vlak van geestelijke gezondheidsbevordering nog scherper te krijgen. Dat is geen luxe aangezien mentale gezondheid een complex gegeven is dat door veel factoren wordt beïnvloed. We willen die gezondheidsdoelstelling na 2025 gaan verfijnen en uitbreiden.
Er zijn veel uitdagingen en het is voor mij belangrijk dat we de juiste focus leggen. Om met ons preventief gezondheidsbeleid impact te hebben, moeten daar de gepaste middelen tegenover staan. Dit geldt bij uitstek voor actueel maatschappelijk relevante thema’s als preventie van obesitas, preventie van middelengebruik en seksuele en mentale gezondheid. Ik zal dit jaar op dat vlak nog enkele investeringen goed proberen uit te voeren.
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik kan er moeilijk iets op tegen hebben dat op al die domeinen wordt ingezet. De extra domeinen die dan toegevoegd worden, klinken logisch en nodig. Een bekommernis die ik wel heb, is dat, als je op heel veel doelen begint te werken, ze soms ondergesneeuwd geraken. Soms moet je wat kiezen en focussen om effectief doelen te bereiken. Dat is ook een vraag die ik voor u heb rond de evaluatie van voorgaande initiatieven, wat die nu werkelijk bereiken.
Ik zie veel organisaties met websites, folders, apps, affiches. Bij Kind en Gezin moeten ze soms prikborden bijkopen om alle affiches op te hangen van al die organisaties, maar de werkelijke impact van de zoveelste website, het zoveelste overleg van weet ik veel wat, is volgens mij helaas regelmatig klein. Daar zou ik eigenlijk dit aan willen koppelen, minister: langs de ene kant vroegdetectie en langs de andere kant echt gerichte maatregelen die mensen kunnen nemen.
Ten tweede: waar ik mij zorgen over maak, is dat extreem gezond ook ongezond kan zijn. Vandaag de dag zie ik op sommige vlakken wat betreft alle mogelijke diëten en gezondheidsadviezen van de ene goeroe na de andere, het ene al indrukwekkender en commerciëler klinken dan het andere: “alleen maar vlees eten”, “alleen maar dit eten”, “alleen maar dat eten”. Ik zie mensen daar extreem in gaan, maar soms ook met extreem negatieve gevolgen voor hun gezondheid en soms ook voor hun mentaal welzijn. Daar is het misschien ook goed, minister, om te screenen wat er overal verschijnt om daar ook wat tegendruk te kunnen geven van “doe dit niet”. Een dieet dat gemaakt is voor mensen met bepaalde gezondheidsklachten werkt bijvoorbeeld voor die mensen, maar is niet iets dat algemeen werkt.
Ik heb nog een laatste vraag over de doelen bereiken, waar u niet echt op hebt geantwoord. We zijn nu 2023. Er zijn een aantal doelen bij gekomen. In welke mate gaan we die daadwerkelijk tegen 2025 – dat is uiteraard het doel – bereiken?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega. Het is natuurlijk de focus juist leggen en dan kijken wat het effect is, dat is wel belangrijk, anders moet je er niet aan beginnen. Ik vind het van belang dat we die gezondheidsdoelstelling hebben. Wij volgen de evoluties ook op op basis van procesindicatoren. Dat is een vierjaarlijkse bevraging rond die indicatoren, en die heet de Preventiepeiling. Die loopt eigenlijk al sinds 2003 en gaat kijken hoe het nu eigenlijk gesteld is met onze gezondheidsdoelstellingen, wat er wel of wat er niet gebeurt. Die bevraging wordt uitgevoerd in de settings onderwijs, werk, lokale besturen en sinds 2019 ook binnen zorg en welzijn – er is dus een vierde setting aan toegevoegd –, en ook binnen de kinderopvang van baby’s en peuters en de buitenschoolse opvang.
In de settings waar de bevraging het eerst is uitgevoerd, is het al mogelijk om evoluties te zien. Je zet iets in de kijker en je gaat via indicatoren kijken of het effect heeft. Ik geef u een drietal voorbeeldjes. Het aantal basisscholen dat in 2019 het kwaliteitscriterium haalde voor het voeren van een preventief gezondheidsbeleid, is ten opzichte van 2015 gestegen met 3 procent. Voor de secundaire scholen is daar weinig beweging te zien. Dat blijft stabiel, het gaat ook niet naar beneden.
In 2019 haalde 18 procent van de ondernemingen met minstens twintig werknemers de minimumnorm voor een preventief gezondheidsbeleid. Dat is een stijging van 5 procent in vergelijking met vier jaar eerder, met 2015. In 2020 heeft zelfs 52 procent van de lokale besturen ook het criterium behaald. We moeten dus blijven meten en kijken of onze acties effect hebben, of we daar een gestage vooruitgang zien. Zo zijn er ook aanbevelingen rond goed bestuur en hebben we ook een aantal projecten en een aantal aanpakken voor de komende jaren, wat we specifiek willen bereiken. Er is bijvoorbeeld ook een eetexpert die een specifiek beleid heeft rond de eetstoornissen, maar de evaluatie gebeurt het best pas na het aflopen van de gezondheidsdoelstelling. Dat zal dus na 2025 zijn.
De heer Daniëls heeft het woord.
Wat dat laatste over de eetexpert betreft: dat liep van 2019 tot 2023 en is nu verlengd tot 2025. Ik dacht dat daar wel een evaluatie aan verbonden was om te zeggen of we wel of niet verlengen. Maar ik hoor u nu zeggen, minister, dat we dat pas na 2025 kunnen doen. (Opmerkingen van minister Hilde Crevits)
Ja, maar ze liep af in 2023. De vraag is dan of je verlengt of dat je zegt dat je verwacht had meer doelstellingen te hebben met de betreffende vzw, dat had ook gekund.
Ik wil nogmaals de oproep vanuit onze fractie en van mezelf herhalen. Ten eerste denk ik dat we echt gericht moeten inzetten, mensen bereiken. Dat wil zeggen: mensen bereiken is niet alleen websites en affiches, dat werkt echt niet meer, maar wel gericht, doelgroepgericht en eenvoudig. Ten tweede is extreem gezond ook ongezond. Ik denk dat we op bepaalde momenten ook daarop moeten reageren om aan te geven dat wat gepropageerd wordt als zijnde een nieuwe methode die fantastisch goed werkt – recent een middel dat bij diabetes wordt gebruikt om te vermageren, dat is ook een injectie –, daar ook niet voor dient. Er zijn andere manieren waarop je daar moet werken, tenzij onder medische begeleiding, maar dat is dan helemaal iets anders dan dat mensen daar zelf mee aan de slag gaan en dat dat gepropageerd wordt als zijnde gezond.
Een tweede punt dat recent nog naar boven kwam, was dat alle light-dranken met aspartaam en andere suikervervangers volgens de Wereldgezondheidsorganisatie toch niet zo fantastisch waren, al was het maar in het kader van fenylketonurie langs de ene kant en anderzijds dat de drang naar suiker blijft bestaan, zelfs nog meer dan voorheen, waardoor dat nog andere effecten teweegbrengt. Daar denk ik ook, minister, dat we gericht moeten inzetten en communiceren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.