Report meeting Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Vraag om uitleg over de gebrekkige interregionale arbeidsmobiliteit
Report
De heer Ongena heeft het woord.
Deze vraag om uitleg is naar aanleiding van een eerdere schriftelijke vraag.
We hebben het hier al heel vaak gehad over het belang van de interregionale mobiliteit: ervoor zorgen dat werkzoekenden uit Wallonië en Brussel beter hun weg vinden naar de vele openstaande vacatures in Vlaanderen. Er zijn samenwerkingsverbanden tussen de gewesten. VDAB stuurde vorig jaar bijvoorbeeld 117.164 openstaande vacatures door naar zijn Waalse tegenhanger Forem. Ik heb dan eens doorgevraagd naar wat dat concreet oplevert, maar uiteindelijk bleek dat diezelfde Forem amper 51 werkzoekenden een opdracht gaf om te solliciteren in Vlaanderen. Dat is zelfs nog geen druppel op een hete plaat, dat is microscopisch weinig. Er is wel goede wil, maar als het erop aankomt … ‘The proof of the pudding is in the eating’, maar blijkt dat er gewoon niet veel pudding is.
Ik heb hier dan ook wel wat bedenkingen rond. Het is echt wel belangrijk dat er meer en duidelijkere afspraken komen in de samenwerkingsakkoorden hieromtrent. Het blijft wrang te moeten vaststellen dat de krapte op onze arbeidsmarkt acuut blijft, maar dat het concentrisch model na het aanboren van onze eigen arbeidsreserve, niet optimaal draait in het tweede luik, het luik waarbij we kijken naar arbeidsreserves bij de buren, de interregionale mobiliteit. We slagen er niet voldoende in om mensen uit andere gewesten naar onze vacatures toe te leiden.
Dankzij het samenwerkingsovereenkomst tussen VDAB en Actiris zijn de cijfers voor Brussel beter dan die van het Waalse Gewest. Tegenover de 14.000 vacatures die VDAB doorstuurde, staan 251 sollicitatieopdrachten van Actiris. Dat is nog altijd weinig ten opzichte van dat getal van 14.000, maar in vergelijking met Wallonië is dat toch al een beter resultaat. Op tien jaar tijd werken er steeds meer Brusselaars in Vlaanderen, maar is het aantal Walen teruggevallen: in 2012 waren er bijna 51.000 Waalse werknemers bij ons aan de slag, eind 2022 waren het er nog 45.000. Je ziet dus dat er echt een probleem is. Waalse werkzoekenden vinden te weinig hun weg naar Vlaamse vacatures.
Wat is de actuele stand van zaken van het samenwerkingsakkoord tussen VDAB en Forem? Als we de Brusselse en Waalse cijfers vergelijken, dan zien we dat zo’n samenwerkingsakkoord toch wel zijn nut heeft.
Welke concrete doelstellingen inzake opleiding van Waalse werkzoekenden worden hierin voorzien?
Zal erop worden aangedrongen om niet alleen meer opleidingen te verzorgen maar – en dat is cruciaal – ook afspraken te maken over het aantal sollicitatieopdrachten die aan Waalse werkzoekenden worden gegeven om te komen solliciteren in Vlaanderen, en er dus voor te zorgen dat er ‘pudding’ is?
Zal er aan het samenwerkingsakkoord ook een handhavingsluik toegevoegd worden? Want dat is toch wel een pijnpunt. Ik weet dat het een bevoegdheid is van de gewesten zelf om uiteindelijk over sanctioneren te beslissen, maar vandaag de dag wordt niet eens opgevolgd of de werkzoekende wel is komen opdagen. Ik denk dat daarrond wel degelijk afspraken kunnen worden gemaakt, over hoe de sollicitatiefeedback, transmissies en sanctionering gebeuren. De beslissing blijft uiteindelijk bij Forem, Actiris of VDAB liggen, maar er moeten minstens afspraken rond zijn.
De heer Ronse heeft het woord.
Eerst en vooral had ik eigenlijk wel een beetje een dubbel gevoel toen collega Ongena uitpakte met die cijfers. Ik heb het gisteren tijdens de plenaire ook gezegd. Ik heb zelf al redelijk wat schriftelijke vragen daarover gesteld, en telkens krijg ik het antwoord dat VDAB geen enkele informatie heeft over wat er gebeurt met vacatures die doorgestuurd worden naar Forem of Actiris. Ik heb dat hier ook gevraagd. Voorzitter, u hebt een heel goede conceptnota gemaakt rond interregionale mobiliteit, en we hebben daar een boeiende hoorzitting over gehad.
Ik heb hier ook die vraag gesteld: houden jullie bij of jullie mensen sanctioneren of wat jullie doen? Ik kreeg het antwoord dat men een holistische aanpak hanteert en dat men niets bijhoudt op dat vlak. Eigenlijk kwam het daarop neer. En dan pakt collega Ongena uit met een antwoord op een schriftelijke vraag, waaruit zou blijken dat 51 Walen een sollicitatieopdracht kregen. Een eerste vraag daarover is of dat klopt, die 51. En vanwaar komt dat cijfer? Hoe is men daartoe gekomen?
Ten tweede heeft onze fractiemedewerker Tijl opgezocht hoeveel Walen er in Vlaanderen aan de slag zijn. Dat zijn er 45.448. Vorig jaar waren het er 53.679. Het aantal vacatures bij ons, die we doorgestuurd hebben naar Wallonië, is gestegen met 9 procent. En er werken minder Walen. We sturen meer vacatures, er zijn veel Waalse werklozen, maar er zijn minder Walen die hier aan de slag gaan. Dus of de cijfers die collega Ongena heeft gekregen naar aanleiding van zijn schriftelijke vraag nu kloppen of niet, wat alleszins al klopt is dat er veel te weinig Walen de oversteek maken naar onze Vlaamse vacatures, en dat ze veel te lang blijven plakken in werkloosheids- en uitkeringsstelsels. Dat is absoluut niet goed, dat is fout.
Ik heb dus toch een aantal vragen. Die samenwerkingsakkoorden tussen VDAB, Actiris en Forem, excuseer, maar ik vind dat eigenlijk allemaal lachertjes. Dat is allemaal heel mooi op papier en heel goed geofficialiseerd, maar eigenlijk zijn dat telkens maten voor niets. Mijn vraag is wat u daarvan vindt, van die samenwerkingsovereenkomsten. Ik zou toch suggereren om uw ongezouten mening daarover te geven.
Wat toch ook belangrijk is, is de vraag hoe VDAB data verzamelt over sollicitaties van Walen en Brusselaars in Vlaanderen. Dan hebben we tenminste daar al zicht op. Volgens het samenwerkingsakkoord met Actiris moet er jaarlijks een arbeidsmarktanalyse gebeuren door studiediensten, raden van bestuur, en dit en dat, en moet men doelstellingen halen en meerjarige samenwerkingsovereenkomsten. Concreet is dat allemaal ambtenarentaal. In elk geval is mijn vraag wat aandachtspunten zijn die ook door u extra worden ingezet voor die samenwerkingsovereenkomsten?
Wat ik zou doen als minister, is naar Forem en Actiris gaan en zeggen dat het nu gedaan is. Ofwel doen we geen samenwerking meer en stopt het gewoon, schluss, we gaan ons niet meer vermoeien. Ofwel gaan we mekaar maandelijks informeren, en dus ook VDAB naar hen, voor alle duidelijkheid. We hebben zoveel vacatures gehad, en we hebben daar dit en dat mee gedaan. En als ze niet ingaan op een Vlaamse vacature die passend is, hebben we ze gesanctioneerd. Uiteraard hebben die allemaal hun autonomie, maar die informatie moet gedeeld worden. Anders kun je volgens mij niet samenwerken en is alles wat je doet puur voor de galerij. Minister, ik weet dat u geen man bent die dingen doet voor de galerij. U bent een man die op zoek is naar impact, en een man van daadkracht. Dus ik hoop echt dat u daar keihard op tafel zult slaan en zult zeggen dat het nu wel is geweest.
Minister Brouns heeft het woord.
Ik houd niet van papieren tijgers, zoveel is duidelijk. Dat is wel zo, maar we gaan daar zo dadelijk nog heel even dieper op ingaan, want ik heb daar inderdaad een aantal ervaringen rond gehad die niet hoopvol stemden.
De krappe arbeidsmarkt verplicht ons inderdaad om sterk in te zetten op nieuwe en vernieuwde recepten om die vacatures allemaal in te vullen. Eerst en vooral, en het zal hier nog heel vaak herhaald worden, de niet-beroepsactieven in Vlaanderen zijn een heel belangrijke focus deze legislatuur en ook in de toekomst denk ik. Dat doen we volgens het principe van de concentrische cirkels. Dus eerst vissen we onze eigen vijvers leeg, maar dat zal dus ook niet volstaan, zoveel is duidelijk. Daarom moeten we dus over het muurtje durven kijken naar Brussel en Wallonië om die vacatures uit te wisselen.
Er is inderdaad het issue van de samenwerking met Actiris en Forem. Ik herinner mij die eerste vergaderingen daarrond, in een format met mijn zeer aangename collega Clarinval, waarbij je wel voelde dat hij op de Vlaamse lijn zit, maar wat beperkt zit in zijn meerderheid daar, en dat het inderdaad veel meer moet zijn dan het uitwisselen van vacatures.
Maar dat sanctioneren blijft een moeilijk punt. Want als je dat dan bespreekbaar maakt en het vergelijkt met hoe we in Vlaanderen werken ten opzichte van hen, dan blijft dat voor hen, ondanks dat de man een liberale kijk heeft op de wereld, collega’s, toch een heel moeilijk punt. Maar ik denk dat als we naar de inhoud van die samenwerkingsovereenkomsten kijken, dat er met een aantal suggesties en zaken die hier werden gezegd rond het uitwisselen – en om inderdaad meer te doen dan een zoveelste stuk dat in de lade belandt – wat meer kan worden gedaan om elkaar daar effectief rond uit te dagen.
Dus die gemeenschappelijke arbeidsmarktanalyse vanuit de ambitie om jaarlijks tweeduizend extra Walen en Brusselaars naar Vlaanderen te halen, daar zijn we op dit ogenblik inderdaad nog lichtjaren van verwijderd. Deze werd gefinaliseerd door de gezamenlijke zitting van de raden van bestuur op 9 november laatstleden.
Brussel kent een jonge bevolking met een hoog aantal werkzoekenden, die cijfers zijn bekend. Terwijl Vlaams-Brabant door de vergrijzing dus een hoge vervangingsgraad kent en een historisch lage werkzoekendengraad. Dat zou dus een match moeten kunnen zijn, maar daar is een hele reeks drempels. Dat herinner ik me ook nog bij het bezoek, er was een hele A4 met drempels: het studieniveau, talenkennis, vervoer, discriminatie, digitale vaardigheden, kinderopvang.
Dat is dus een hele reeks drempels die de tien, vijftien, twintig kilometer waar het vaak over gaat niet konden overbruggen. Dus het is belangrijk om daarop te werken. Dat is ook gebeurd, en we proberen dat ook heel intensief te doen, ook met werkgeversorganisaties die daar mee de schouders onder willen zetten.
Als we op die vaststellingen voortbouwen, zetten VDAB en Actiris vandaag verder in op het informeren en sensibiliseren van zoveel mogelijk Brusselse werkzoekenden. Dit wordt ook gedaan via die gezamenlijke informatiecampagnes richting werkzoekenden, ook nog dit jaar. Die zullen zich dus veel meer focussen op de bestaande reserve die er is op de arbeidsmarkt, op mensen die ingeschreven zijn bij Actiris. Ze zullen vooral ook de nadruk leggen op competentieontwikkeling. Taal is daar ook weer heel belangrijk.
Voor die samenwerking heb je de samenwerking met Actiris, maar ook voor de samenwerking met Forem en VDAB gaan we dus voor die soortgelijke aanpak. De respectievelijke raden volgen de uitvoering van de samenwerkingsakkoorden en de actieplannen bovendien op de voet op.
Op 30 maart hebben we het samenwerkingsakkoord ook al ruim besproken in deze commissie, collega Ongena. Afgelopen maandag is er ook nog contact geweest tussen het kabinet van minister Morreale en mijn eigen kabinet om de laatste bijsturingen aan de tekst voor te bereiden. Het is nog steeds onze ambitie om nog voor deze zomer die eerste versie naar de regering te brengen.
Net zoals in die overeenkomst met Brussel, zou ik de samenwerkingsovereenkomst met Wallonië, dus beide gewesten, beschrijven. Concrete doelstellingen zullen opgenomen worden in een meerjarenplan tussen de uitvoerende instellingen VDAB en Forem, en afgestemd worden op de evoluerende realiteit op de arbeidsmarkt.
De concrete modaliteiten van het plan worden momenteel besproken tussen VDAB en Forem. Voor wat opleidingen van de Waalse werkzoekenden betreft, blijft dat uiteraard een bevoegdheid van Wallonië. Ze zullen wel projectmatige samenwerkingen opzetten om de Vlaamse knelpuntvacatures in te vullen. Hierbij behoort dus de mogelijkheid om beroepsopleidingen te voorzien voor de Waalse werkzoekenden om ook de nodige competenties te verwerven voor het invullen van de Vlaamse knelpuntvacatures. Die beroepsopleiding kan dan door Forem of door VDAB georganiseerd worden, of een samenwerking van beide organisaties zijn.
Het controleren en sanctioneren van de werkonwilligen blijft, zoals ik al herhaaldelijk gezegd heb, de bevoegdheid van elk gewest. Dat betekent dat VDAB geen sanctie kan opleggen aan de Waalse of de Brusselse werkzoekende.
Maar zoals ook al eerder gesteld en besproken is, informeert VDAB Actiris indien de Brusselse werkzoekende de afspraken en opdrachten niet nakomt. Dat hebben we wel verkregen. VDAB informeert Actiris in dit voorbeeld – we willen dat ook met Forem doen – wanneer de Brusselse werkzoekende afspraken en opdrachten in die context niet nakomt, zowel tijdens de bemiddelingsacties als tijdens de competentieversterking, dus tijdens het opleidingstraject.
We gaan in die samenwerking met Wallonië een gelijkaardige aanpak hanteren en afspreken. We hebben dus nog geen tegenindicaties ontvangen dat men zich daartegen zou kanten. We zetten daar wel stappen in de goede richting en ik ben het wel met u eens dat we dat misschien heel kort moeten gaan opvolgen om de aandacht daarop te blijven vestigen.
Die effectieve opvolging van die sollicitatieopdrachten in een ander gewest en die handhaving ervan maken deel uit van de bevoegdheid van die betrokken publieke tewerkstellingsdienst waar de sollicitatieopdracht gegeven is maar het is dan wel de bedoeling dat VDAB, Actiris en Forem gegevens zullen kunnen delen over acties binnen het traject naar werk. Dat is eigenlijk een antwoord op die suggestie, op die oproep van collega Ronse. Hiervoor moeten we wel de nodige toelatingen voor de uitwisseling van persoonsgegevens bekomen maar daar werken we op dit ogenblik aan. We zetten dus stappen in de goede richting omdat we inderdaad zien dat het absoluut noodzakelijk is.
De heer Ongena heeft het woord.
Er zijn een paar zaken. Oké, ik kijk uit naar de komst van de samenwerkingsovereenkomst met Forem maar ik vraag me toch echt wel af in welke mate de cijfers die nu toch zijn boven gekomen, invloed gaan hebben op de teksten die nu voorliggen. Ik hoop dat dat toch een invloed zal hebben.
U gaat me niet horen zeggen dat dit geen belangrijke samenwerkingsovereenkomsten zijn, waarbij men informatie en vacatures doorgeeft. Het is nodig dat men daar afspraken over maakt. Het lijkt me echt wel cruciaal dat men probeert ook heel duidelijk afspraken te maken over het aantal sollicitatieopdrachten dat men gaat geven, dat men daar doelstellingen over geeft, dat er meer gebeurt rond de opvolging. Zoals gezegd kunnen wij dat niet bepalen en we kunnen alleen maar hopen dat men in Wallonië ook eindelijk het licht eens begint te zien, en dat men daar ook eens begint te beseffen dat men iets meer mag verwachten van werkzoekenden. Dat kunnen we alleen maar hopen en misschien moeten we daar op andere manieren proberen de druk te verhogen. Maar Vlaanderen heeft daar niets aan te zeggen.
We kunnen natuurlijk wel vragen dat als wij inspanningen doen, dat als onze VDAB inspanningen doet om vacatures door te geven aan Wallonië, aan de Waalse Forem of Actiris in Brussel, dat ze daar effectief ook iets mee doen en dat niet zo maar gebruiken of niet gebruiken. Als wij inspanningen doen om Waalse werkzoekenden hier op te leiden, om ze hier te begeleiden, en als dan blijkt dat ze niet voldoende inspanningen doen, en het eigenlijk maar laten voor wat het is, en als men aan Waalse kant weigert om daartegen op te treden, dan zijn wij inspanningen aan het doen, zijn wij geld aan het uitgeven, tijd en energie aan het steken in mensen waarvoor er geen opvolging komt aan Waalse kant, mocht dat nodig zijn. Dat is ook niet fair.
Het lijkt mij logisch dat er ook afspraken komen over die verdere opvolging. Ik hoop, en dat is mijn bijkomende vraag, dat die cijfers, die toch alles wat in een ander daglicht plaatsen, gebruikt worden om daarin striktere afspraken te maken rond die opvolging. Nogmaals, het is niet zo dat wij kunnen beslissen wie dat sanctioneert maar wij willen dat alle andere informatie goed wordt doorgegeven, en dat men dat duidelijk opvolgt. Misschien moet men dan ook eens kijken of de huidige samenwerkingsovereenkomst met Actiris niet ook moet worden aangescherpt.
De heer Ronse heeft het woord.
Eerst en vooral een vaststelling: Waalse politici zijn wel geïnteresseerd in ons Vlaamse centen maar totaal niet in onze Vlaamse vacatures, totaal niet. Ik vind dat schandalig en dat maakt mij zeer, zeer boos.
Minister, als u zegt dat VDAB effectief controleert of Brusselse werkzoekenden ingaan op Vlaamse vacatures en daar ook de feedback van doorgeeft aan Actiris, dan zou ik ook graag die feedback eens willen krijgen. Ik zou graag eens willen weten wat VDAB dan effectief aan Actiris doorgeeft en hoe het met de gretigheid zit van Brusselaars om effectief in te gaan op Vlaamse vacatures. Ten tweede hebt u gezegd dat zo’n samenwerking met Forem nog niet bestaat. Aan wat ligt dat? Ligt dat aan het feit dat wijzelf dat voorstel nog niet hebben gedaan aan Forem? Of ligt dat aan het feit dat Forem op ons voorstel daartoe niet wenst in te gaan of er geen antwoord op geeft? Dat is een volgende vraag. Ik kan daar echt niet bij.
Gisteren hadden wij, zoals ik verteld heb, de ondernemers uit West-Vlaanderen op bezoek in Brussel, met alle parlementsleden, over de partijgrenzen heen, met uitzondering van Groen en PVDA, die daar op dat moment absoluut niet in geïnteresseerd waren. Ik zag daar dat die werkgevers totaal in paniek zijn over vacatures die niet ingevuld kunnen raken en ons smeken om mensen van buiten de Europese Unie massaal te gaan aantrekken voor alle vacatures. Ik heb hun gezegd dat we dat toch niet kunnen doen met al die werkloze Walen wiens werkloosheidsuitkering wij aan het betalen zijn.
De ondernemers zeggen dat ze daar niet meer in geloven. Zover is het al gekomen. Men gelooft er gewoon niet meer in. Dus, minister, daar wil ik u toch ook de vraag stellen en ik zou daar toch graag een formeel antwoord op krijgen: Gaat u aan Forem en aan Actiris zeggen dat het gedaan is met de samenwerking als ze u geen informatie willen geven over het aantal Walen en Brusselaars dat ze sanctioneren als ze niet ingaan op onze Vlaamse vacatures? Ik begrijp uiteraard dat het onze bevoegdheid niet is om hen te sanctioneren, maar ik vind wel dat, als we met hen samenwerken, en zeker gelet op het feit dat wij hun werkloosheidsuitkering betalen, ze minstens informatie mogen geven over wat ze ermee doen. Anders is het een blinde samenwerking en daar zijn we geen voorstander van.
Ten slotte, wat ik ook nog niet heb gehoord en ook nog wilde weten, betreft de informatie die collega Ongena heeft gekregen over het feit dat er slechts 51 Walen sollicitatieopdrachten gekregen hebben. Klopt die informatie? Heeft collega Ongena de juiste informatie gekregen en vanwaar komt die informatie?
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Collega’s, minister, ligt het ziekteverzuim bij Forem ook zo hoog als bij VDAB? Hebt u daar weet van? Want de werkdruk ligt daar vermoedelijk toch niet zo hoog als bij VDAB, want het is Forem dat maar liefst drie keer minder sanctioneert dan VDAB. Het is hier al gezegd, maar ik vind het schrijnend dat er in West-Vlaanderen meer Fransen werken dan Walen. Dat heeft maar één oorzaak, en dat is het gevolg van het uiterst lakse activeringsbeleid van Wallonië, want het is de Waalse overheid die haar werklozen op geen enkele manier stimuleert om te gaan werken, noch om hun levenssituatie te verbeteren. Dat is een duidelijk voorbeeld van het Waalse hangmatsocialisme, zo zou ik het durven stellen.
Collega Ronse heeft er ook al naar verwezen, de oorzaak voor die cijfers moeten we niet ver zoeken, die ligt bij de politiek. Het is de PS die zijn kiespubliek niet tegen het hoofd wil stoten, en schrik heeft voor de communistische PTB. Dat is natuurlijk waarom ze weigeren om enig activeringsbeleid te voeren. Het grote verschil in werkzaamheidsgraad is natuurlijk een van de grootste oorzaken van de 12,9 miljard euro aan transfers die jaarlijks van Vlaanderen naar Wallonië gaan. Er is dus maar één oplossing, en die vergt vijf minuten politieke moed. Dat is een volledige splitsing van de sociale zekerheid en het arbeidsmarktbeleid. Het wordt tijd dat Wallonië de financiële gevolgen draagt van haar politieke keuzes. Het wordt dus hoog tijd voor Vlaamse onafhankelijkheid.
De heer Verbeurgt heeft het woord.
Er zijn twee zaken waar ik mij aan stoor. Ten eerste is dat de tonaliteit waarmee over mensen wordt gesproken. Ik stel mij ook soms vragen over het beleid aan de overkant van het land, maar wanneer hier mensen worden weggezet als luiaards, of als een overheidsdienst waar niet wordt gewerkt? Ik kan daar geen uitspraken over doen. Ik weet dat het politiek makkelijk is om te trappen op mensen die zich niet kunnen verdedigen, en zelfs niet onder onze bevoegdheid vallen. Ik zou daar dus toch enige terughoudendheid aan de dag leggen. Ik weet dat dat politiek makkelijk scoren is. Nogmaals: ik stel mij soms ook vragen over het beleid van de overkant, maar we zitten hier in het Vlaams Parlement.
Ten tweede, collega Malfroot, weet ik niet of u de meest recente activeringscijfers hebt gezien, er is nog werk aan de winkel, maar in de andere landsdelen – ik denk bijvoorbeeld aan Brussel – zit daar een steeds sterkere stijging in. Ik kan ze alleen maar aanraden om die stijging verder te zetten, en op die manier zo snel mogelijk de aansluiting te vinden bij de cijfers die wij in Vlaanderen halen. Dat daar extra inspanningen nodig zijn, is voor iedereen duidelijk, maar laat ons er toch vooral voor zorgen dat wij hier ons werk maximaal doen. Nogmaals zeg ik dat iedereen zich soms wel vragen stelt bij dat beleid, maar ik zou de tonaliteit waarmee wij over mensen spreken toch graag wat genuanceerder zien.
Ik zou graag aansluiten. Ik denk dat dit een belangrijk onderwerp is, en dat er belangrijke vragen worden gesteld. Het zal uiteraard alleen maar werken als we werken in Vlaanderen op een aantrekkelijke manier gaan voorstellen, en niet als een soort sanctioneringsmechanisme. Een menselijke aanpak is daarbij belangrijk. In het verleden heeft men succes geboekt met gemengde teams waarbij zowel mensen van Forem als VDAB samen instonden voor de bemiddeling van werkzoekenden vanuit Wallonië richting Vlaamse knelpuntvacatures. Die gemengde teams zijn tijdens de vorige legislatuur wat afgebouwd.
Minister, zijn die nu opnieuw voorzien in de samenwerkingsovereenkomst? Komen er op het terrein dus opnieuw gemengde teams van mensen van Forem en VDAB om op die manier, op een menselijke en heel zichtbare manier, die bemiddeling op te nemen?
Minister Brouns heeft het woord.
Los van een aantal inhoudelijke punten rond het voorkomen van papieren tijgers, waar we zo dadelijk op ingaan, en waarbij ik heel wat van de opmerkingen ook volg, denk ik ook dat dat wel hout snijdt. Ik denk dat wij een Vlaams volk zijn dat ‘hospitality’ hoog in het vaandel draagt. En de manier waarop je over mensen praat is wel belangrijk. Ik denk dat we dat niet mogen onderschatten. Dus ik ben toch ook wel van mening dat het belangrijk is dat, als we de mensen hier willen verleiden naar de vele mooie Vlaamse vacatures, we dat op een heel positieve manier moeten doen. Dat is iets wat niet onderschat mag worden.
Er zit natuurlijk ook een zekere wederkerigheid in de teksten die we opmaken, dat spreekt voor zich. Want die krapte is in Wallonië even groot als hier, al hebben zij misschien in de vijver van de werklozen nog meer vissen dan wij. Hier ligt de focus vooral in de uitdaging om de niet-beroepsactieven te kunnen activeren. Het is ook logisch dat zij daar in eerste instantie dus hun focus op zetten, maar die werkzaamheidsgraad ligt daar inderdaad nog eens een pak lager dan hier, dat is ook een realiteit.
En ook daar geldt dat, als we in de diepte willen gaan naar het opmaken van die overeenkomst, we alles moeten kunnen delen. Vandaag is dat ook zo; vandaag kunnen we al info krijgen over hoeveel mensen er in Brussel en Wallonië gesanctioneerd worden. Dat is informatie die gedeeld kan worden met VDAB vanuit Actiris en Forem. Dus ik denk dat we dat ook mogen vragen, omdat wij dat belangrijk vinden. Maar de essentie, en het allerbelangrijkste, is dat we mensen naar hier kunnen halen, en dat we werken op alle drempels die door henzelf worden aangegeven. Dat is dan echt heel resultaatsgericht: hoeveel Waalse en Brusselse werklozen kunnen we effectief toeleiden? En we moeten samenwerken aan alles wat daarvoor in de weg staat. Zo eenvoudig is het. Al klinkt het eenvoudiger dan het is, zo bewijzen de cijfers helaas. Dat is de realiteit.
Dan waren er een aantal bijkomende vragen. Ik ben uiteraard niet op de hoogte van het ziekteverzuim bij Forem, collega. Maar ik denk dat het belangrijk is om te benadrukken dat het twee verschillende organisaties zijn, twee verschillende culturen. Daar moet ik jullie hier niet van overtuigen. Maar het is wel belangrijk dat we investeren in die gemengde teams, om elkaar beter te leren kennen, en om beter te leren waarderen waarom wij bepaalde procedures belangrijk vinden, als sluitstuk van de sanctionering. Die gemengde teams zijn vandaag actief, dat gebeurt in Brussel. En ik denk dat dat zeker ook in de grensregio’s heel veel heil kan brengen.
Wat is de slotsom, collega’s? Voor mij geen papieren tijgers. We doen er alles aan om zo resultaatgericht mogelijk te werken, om zoveel mogelijk Brusselse en Waalse mensen met of op basis van die samenwerkingsovereenkomst naar Vlaanderen te verleiden.
De heer Ongena heeft het woord.
Minister, los van alle manieren die men hier geeft, denk ik dat we nog altijd goed moeten opletten dat we mensen inderdaad niet zomaar gaan wegzetten als luierikken. Maar het is een kwestie van simpel boerenverstand. Vlaanderen heeft ongelooflijke kraptes in alle sectoren, met ongelooflijk veel vacatures die openstaan. En over de taalgrenzen heen, in Brussel en Wallonië, heb je veel meer werkzoekenden dan in Vlaanderen, en dan is het gewoon logisch dat we er alles aan moeten doen om die mensen ook naar ons te krijgen.
Die taalgrens mag geen werkgrens zijn. Het is dus goed dat er samenwerkingsovereenkomsten zijn en dat er allerhande initiatieven genomen worden. Die zijn nodig. Ook in de conceptnota van de collega’s van cd&v staan er allerlei goede voorstellen. Maar op het einde van de rit moeten we natuurlijk vandaag vaststellen dat er onvoldoende resultaat is, los van de cijfers. 51 is natuurlijk heel weinig, en ook het aantal Walen die werken in Vlaanderen, daalt. Dus de resultaten zijn er niet. En dan lijkt het mij logisch dat we de samenwerkingsovereenkomsten echt eens goed tegen het licht houden – die van Brussel, en zeker die van Wallonië, want die ligt nog in de broedkast. Ik denk dat we daar echt moeten bekijken of we die niet moeten aanscherpen. Ik zou dat echt wel vragen, gelet op deze cijfers.
De heer Ronse heeft het woord.
Minister, ik begrijp de opmerkingen over de toon niet echt want we hebben ons eigenlijk nog ontzettend beleefd uitgedrukt, als er in Vlaanderen zoveel vacatures zijn en gezien het gemeengoed van het aantal transfers vanuit Vlaanderen. Mensen betalen als ze werken dus een stuk van hun loon aan de federale kas om ervoor te zorgen dat mensen die, vanwege ik weet niet welke begrijpelijke omstandigheden geen werk vinden of ziek worden, geholpen worden. Die middelen zijn zeer broos. Dat is een broos draagvlak.
We zien dat de politiek, de politieke elite in Wallonië en Brussel, zich totaal, maar dan ook totaal niets aantrekt van het feit dat mensen die geen werk hebben, naar Vlaamse vacatures zouden kunnen worden toegeleid. ‘On s’en fou’, ze zijn er totaal niet mee bezig. Ze liggen er niet van wakker. Integendeel, ze lachen u, ze lachen mij, ze lachen ons uit. Een keer een mooi fotomoment ‘avec un grand accord de coopérance et les equipes mixtes’, wat gezever en geblaas. Sorry collega’s, dat ben ik beu. Ik ben dat moe.
Wij krijgen dat niet meer uitgelegd, en heel dat gepamper over drempels om bij ons te komen werken ben ik beu. Als ik zie hoe weinig drempels Noord-Fransen ondervinden om bij ons te komen werken, hoe weinig drempels mensen van buiten Europa, van binnen Europa, van Oost-Europa, ondervinden om naar onze vacatures te komen, in toffe bedrijven, bedrijven die aandacht hebben voor welzijn op het werk, bedrijven die mensen doen groeien, dan snap ik eerlijk gezegd niet waar die luiheid, die laksheid, die schandalige houding van Waalse en Brusselse politici vandaan komt om verdorie niet te zeggen aan Forem en Actiris om alles op alles te zetten zodat die mensen richting Vlaamse vacatures durven gaan. Ze doen het niet, ze doen het niet, en ze zouden het moeten doen.
Minister, ik roep u nogmaals op om elke samenwerkingsovereenkomst die wij met hen hebben, te verscheuren, te versnipperen en pas een nieuwe samenwerkingsovereenkomst aan te gaan op het moment dat ze ons garanderen dat ze gebruikmaken van elke vacature die wij doorsturen en als iemand daar niet op ingaat, dat ze minstens laten weten wat er als gevolg werd gegeven aan iemand die niet op een passende vacature ingaat. Want tegenover een werkloosheidsuitkering die ook door ons, door veel hardwerkende Vlamingen, betaald wordt, staat minstens toch het engagement om in te gaan op een mooie job, op een job waarin je kunt groeien en bloeien.
Sorry, minister, ik ben daar boos over. Ik heb trouwens ook geen antwoord gekregen op de vraag of de cijfers die collega Ongena heeft gekregen, over die 51 sollicitatieopdrachten, kloppen. (Opmerkingen van minister Brouns)
Die kloppen. Het is effectief zo dat Forem slechts 117.000 vacatures heeft ontvangen van VDAB, en op die basis hebben ze slechts aan 51, aan 51 Waalse werkzoekenden sollicitatieopdrachten gegeven. Sorry, maar het is toch beschamend dat dat klopt. Dat is toch om van omver te vallen. Moeten we op onze woorden letten in de beoordeling van zoiets, collega Verbeurgt, moeten we ons daar beleefd over uitdrukken? Dat de publieke dienst van een regio waar zoveel mensen werkloos zijn, voltijds werkloos zijn, slechts aan 51 mensen een sollicitatieopdracht geeft, terwijl wij 117.000 vacatures doorsturen? Moeten we ons daar nog fatsoenlijk over uitdrukken? Neen. Ik vind dat een pure, dikke, vette schande. Ik vind dat eigenlijk zelfs crapuleus, collega’s, en ik zal daarover blijven spreken in de meest zware en veroordelende termen die er zijn.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.