Report meeting Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Report
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, onlangs nam u de beslissing om de omgevingsvergunning voor de verbrandingsoven van de Intercommunale voor Slib- en Vuilverwijdering van Antwerpse Gemeenten (ISVAG) in Wilrijk op proef voor twee jaar te verlengen. Het is nu de bedoeling om een intendant aan te stellen om met de verschillende stakeholders in dit dossier mogelijk tot een nieuwe overeenstemming te komen. Daarbij zou naast de bestaande locatie ook de keuze voor een andere locatie van een verwerkingsinstallatie bekeken worden, bijvoorbeeld in de Antwerpse haven, om te veel verkeersdruk op reeds overbelaste hoofdwegen te vermijden en om tot een optimale benutting te komen van de restwarmte die een dergelijke installatie meebrengt. Na de proefperiode van twee jaar zal allicht een nieuwe vraag voorliggen waarover u of uw opvolger zal moeten beslissen. In het Gentse heeft inmiddels ook de Intercommunale voor Afvalbeheer in Gent en Omstreken (IVAGO) een nieuwe vergunning aangevraagd.
In het Vlaams Energie- en Klimaatplan (VEKP) 2023-2030 lezen we: “In de periode 2030 tot 2033 komt 1.500.000 ton, of ongeveer 65 procent van de bestaande verbrandingscapaciteit, einde vergunning. Dit wil zeggen dat er op dat moment een uitspraak moet worden gedaan over de hervergunning van een heel aantal installaties. Uitgangspunt bij hervergunning op dat moment moet zijn dat enkel nog installaties worden toegelaten die noodzakelijk zijn voor de capaciteitsbehoefte en compatibel zijn met een CO2-neutrale samenleving in 2050. Hier dringt zich een goede set van criteria op om te beoordelen of een installatie al dan niet verder kan worden uitgebaat.” In het VEKP wordt “gerekend met 25 procent minder afval tegen 2030 omwille van afvalbeleidsmaatregelen. De verbrandingscapaciteit die we in tussentijd in stand houden, moet het hoogst mogelijke energetisch rendement en de laagst mogelijke uitstoot hebben.”
In het regeerakkoord 2019-2024 en de beleidsnota Omgeving wordt de wens naar voren geschoven om de eindverwerkingscapaciteit gefaseerd af te bouwen. Op 8 december 2020 keurde de Vlaamse Regering ook een langetermijnvisie op eindverwerking goed. De capaciteit voor afvalverbranding moet dalen in lijn met de reductie van het restafval.
Maar in het Lokaal Materialenplan 2023-2030 wordt tot 2030 gekozen voor de status quo. “De totale berg afval in Vlaanderen blijft tegen 2030 minstens stabiel op 2.376.000 ton huishoudelijk afval en 1.956.000 ton gelijkaardig bedrijfsafval.”
Afvalpreventie komt dan neer op het vermijden dat er meer afval komt. Dat is niet echt overtuigend voor een regering die in haar Visienota 2050 zegt te streven naar een volledig circulair Vlaanderen in 2050.
Uit alle beraadslagingen in deze commissie, bij de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) en conform alle plannen en beleidsverklaringen, zou u als bevoegd minister werk moeten maken, en dat zo snel mogelijk, van een kader dat de volgende zaken aangeeft: hoe u gefaseerd de capaciteit voor afvalverbranding wenst af te bouwen, hoe u tegelijk voldoende alternatieven voorziet op het vlak van preventie, hergebruik, recyclage van afvalstoffen, of beter gezegd materialen, hoe u zorgt voor een maximale energetische valorisatie van de installaties zo lang die nog nodig zijn, en hoe u zorgt voor een optimale spreiding van de installaties zo lang die nog nodig zijn.
Minister, dat kader is er nog steeds niet. De langetermijnvisie geeft opties aan, maar hakt geen knopen door. Het beleid dat nu gevoerd wordt is nog steeds op basis van particuliere vergunningsaanvragen van intercommunales of privébedrijven die één voor één afgewogen worden. De kans is dan ook groot dat er een overmaat aan capaciteit vergund zal blijven en dat de afvalstromen en de afvalverbranding niet verder verminderd zullen worden.
Daarom heb ik volgende vragen, minister.
Blijft het uw intentie om de hoeveelheid restafval stelselmatig te verminderen en dus ook de capaciteit die nodig is om dit afval te verbranden daar stelselmatig op aan te passen? Zult u daar ook een concrete timing en doelstellingen vooropstellen? Of laat u alles gewoon op zijn beloop?
Wanneer komt er een operationele beslissing rond de eindverwerking van huishoudelijk en daarmee gelijkgesteld bedrijfsafval in Vlaanderen? En wat leert de studie van de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) in opdracht van de OVAM daarover?
Is een richtinggevend kader ook niet nodig om tot een definitieve beslissing te komen rond de verbrandingsinstallaties van ISVAG en IVAGO, of gaat u blijven werken met tijdelijke vergunningen, waardoor de exploitanten in het ongewisse blijven over welke investeringen voor hen nog zinvol zijn en de verduurzaming door bijvoorbeeld voorsortering of warmtenetten economisch onhaalbaar zal zijn?
Kan de OVAM in die zin een actieve rol spelen in het nieuw overleg rond de toekomst van de ISVAG-installatie?
Minister Demir heeft het woord.
Ik wil een aantal zaken verduidelijken. Het ontwerp van het Lokaal Materialenplan vermeldt inderdaad de doelstelling om de totale afvalberg stabiel te houden.
Ten eerste is er een stijgende bevolking in Vlaanderen. Tenzij u voorstelt om de grenzen volledig dicht te doen, zie ik in de prognoses vandaag een grote bevolkingsgroei in Vlaanderen. En er is ook een economische groei. Daarom komt dat natuurlijk op een status quo neer. Die status quo betekent een relatieve daling per hoofd van de bevolking of per euro bruto binnenlands product (bbp), omdat de bevolking groeit. We willen de afvalberg dus stabiel houden, maar dat moet je in verhouding zetten met de bevolkingsgroei. Als u zegt dat u geen bevolkingsgroei wilt, als u zegt dat u geen economische groei wilt, dat beiden voor jullie niet hoeven, dan kan die afvalberg zelfs halveren. Maar bon, de prognoses zijn wat ze zijn, de realiteit is ook wat ze is. Gelet daarop, is er nog steeds een daling per hoofd als we de afvalberg stabiel willen houden.
Daarnaast heeft het ontwerpplan een aantal specifieke productcategorieën bepaald waar wel een absolute daling vooropgesteld wordt. Zo staat in het ontwerpplan de doelstelling om te komen tot een absolute daling van het aantal op de markt gebrachte eenmalige verpakkingen, en het textielafval bij huishoudens. Met het Lokaal Materialenplan wordt dus wel degelijk sterk op preventie van afvalstoffen ingezet.
De totale afvalberg stabiel houden staat ook helemaal niet haaks op de intentie om de verbrandingscapaciteit gefaseerd af te bouwen. In Vlaanderen gaat bijna 70 procent van het huishoudelijk afval en gelijkaardig bedrijfsafval naar recyclage. Het restafval gaat wel grotendeels naar verbranding, en het is dan ook dit aandeel dat naar beneden moet om de verbrandingscapaciteit op termijn af te bouwen. Dat kan deels door preventie van specifieke afvalstoffen die nu nog in het restafval komen, maar in het bijzonder ook door betere selectieve inzameling en de ontwikkeling van nieuwe recyclagemogelijkheden. Op dat vlak zijn de ambities in het Lokaal Materialenplan zeer duidelijk. Zowel voor het huishoudelijk restafval als voor het bedrijfsrestafval stelt het plan een daling voorop met ongeveer 30 procent tegen 2030.
Een daling van de hoeveelheid restafval en het afstemmen van de capaciteit op dit aanbod is nog steeds het uitgangspunt. Dit staat zo in de langetermijnvisie en geldt als basis voor de verdere uitvoering van het beleid van afvalverbranding.
Uitgaande van een scenario dat er capaciteit moet worden afgebouwd, werkt het VITO momenteel aan een dynamische energieatlas voor afvalverbranding. De energieatlas moet het beleid ondersteunen bij de keuze van de meest geschikte locaties voor verbrandingscapaciteit van restafval in Vlaanderen, rekening houdend met een aantal criteria en randvoorwaarden. Dit zal worden gefinaliseerd tegen de zomer van 2023, vandaag kan ik u dus nog geen definitief resultaat van deze studie meegeven.
De OVAM is aan het werk om te komen tot een duidelijke set van criteria als basis voor de evaluatie van afvalverbrandingsinstallaties in het licht van de klimaatdoelstellingen. Ik wil meegeven dat de afvalsector, samen met de gebouwsector, de enigen zijn die op koers zijn om hun klimaatdoelstelling te halen. De set van criteria wordt tegen midden volgend jaar uitgewerkt in overleg met alle stakeholders.
De OVAM staat altijd open voor overleg, ook rond verbrandingsinstallaties, en dat zal natuurlijk ook in de toekomst zo zijn.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, in het regeerakkoord stond dat er een visie komt op afvalverbranding, en dat er duidelijke criteria zullen worden vastgelegd. Die zijn natuurlijk essentieel om het vergunningenbeleid erop af te stemmen. We hebben die discussie al gehad bij het verlenen van de vergunning voor ISVAG. Toen ontbrak die visie ook.
Nu komt die discussie er eigenlijk opnieuw, want ook IVAGO heeft een vergunning nodig. Ook nu is de langetermijnvisie rond afvalverbranding er nog niet. Welke stappen zijn er op dit moment al gezet om tot die visie te komen? U spreekt nu van de zomer 2023. Twee jaar geleden was het 2020. Ik zou eigenlijk wel willen weten wat er tot nu toe op tafel ligt. Hoe kunt u mij garanderen dat u de zomer van 2023 haalt? Zal die visie dan ook gebruikt worden om de vergunningen en de verlengingen, die nog aangevraagd zullen worden, af te toetsen?
De heer Pieters heeft het woord.
Minister, u hebt de recyclage aangehaald. Mijn vraag gaat over de recyclage van producten hier in België. Een collega zei al dat grenzen voor afval afgesloten worden. Men kan niet zomaar afval over de grenzen brengen en dat is ook een goede zaak. Maar er zijn bepaalde producten die gerecycleerd kunnen worden, maar waarvan dat niet kan in België. Ik merk dat het bij grote bedrijven die zowel in Nederland, België als in Frankrijk vestigingen hebben wel kan dat ze met die producten van de ene vestiging naar de andere kunnen. Zij kunnen dan eventueel in een ander land recupereren of selectief verwerken.
Mijn vraag is in welke mate de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) er in de toekomst werk van kan maken om nog bijkomende producten te recycleren?
Minister Demir heeft het woord.
Ik ga kort zijn, voorzitter, want ik denk dat het belangrijk is dat we alle vragen kunnen behandelen, want de meeste parlementsleden hebben lang gewacht voor hun vraag.
De langetermijnvisie is er, mevrouw Schauvliege. De criteria worden uitgewerkt. We moeten niet vergeten dat we ook nog veel restafval exporteren. We zijn er hard mee bezig om dat een halt toe te roepen. Ik denk bijvoorbeeld aan de maatregel die ik nam in de heffingen, om de aftrekregeling te schrappen en zo de export te beperken. Het werd op den duur zelfs interessant om met afval de grens over te steken, en dat is natuurlijk niet de bedoeling.
Een afbouw van onze capaciteit is pas realistisch ten vroegste rond 2022. Op basis van de VITO-studie zal worden gewerkt aan de criteria die we moeten hebben voor de afbouw.
Collega Pieters, ik ben akkoord. We proberen de export van afval een halt toe te roepen en ervoor te zorgen dat het hier blijft en ook gerecycleerd wordt.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, op dit moment is er wel geen afwegingskader om vergunningen toe te kennen. De criteria moeten nog vastgelegd worden. Ik denk dat het zeer belangrijk is dat dit zo snel mogelijk gebeurt. U hebt het al meerdere keren beloofd. Het lijkt me geen goede zaak om zonder visie vergunningen toe te kennen of, zoals nu gebeurt, tijdelijke vergunningen af te leveren, of verlengingen toe te kennen waarvan de finale beslissing over de verkiezingen wordt getild. Dat maakt dat de afvalverbrandingssector niet goed weet waar hij aan toe is. Het lijkt mij heel belangrijk dat we duidelijk de criteria vastleggen, dat het kader duidelijk wordt, en dat we echt werken naar een verdere afbouw van de afvalverbranding, en naar een redelijke spreiding daarvan.
De vraag om uitleg is afgehandeld.