Report meeting Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Report
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Minister, enkele weken geleden vernamen we dat staatssecretaris voor Asiel en Migratie de Moor een nieuwe Interministeriële Conferentie (IMC) Migratie en Integratie zou samenroepen. Deze IMC zou zich buigen over een betere bescherming van arbeidsmigranten. Aanleiding was natuurlijk het verhaal van Turkse visa die geblokkeerd zaten in het Turkse consulaat. Op de agenda had het federale niveau graag volgende punten gezet: arbeidsmigranten inburgeringsplichtig maken, de huisvesting voor arbeidsmigranten garanderen, de termijn om werk te vinden verdubbelen wanneer de tewerkstelling wordt stopgezet wegens een inbreuk, en, als laatste punt de retributie voor de aanvraag van een gecombineerde vergunning laten betalen door de werkgever.
Het federale asielbeleid heeft natuurlijk ook een impact op Vlaamse bevoegdheden, en dus ook op het inburgeringsbeleid. En het is zo dat wij vinden dat bepaalde zaken gewoon op het Vlaamse niveau beslist moeten worden, en dat heel wat federale bevoegdheden, zoals Migratie, beter richting het Vlaamse niveau zouden gaan. Tot nu toe is dat niet zo. We moeten het doen met het land waar we in leven.
Tijdens het debat in de plenaire vergadering gaf ik aan dat de Federale Regering haar problemen niet naar het Vlaams niveau mag doorschuiven. Ik pleitte er aansluitend voor om ons eigen verlanglijstje, ons eigen Vlaams eisenpakket naar voor te duwen, zoals kortere asielprocedures, inburgeren in het land van herkomst en de hervorming van de leeflonen aan Oekraïners. U gaf tijdens de plenaire vergadering zelf ook aan dat dat laatste punt, de kwestie van leeflonen aan Oekraïners, in de IMC behandeld zou moeten worden.
Ten slotte gaf u aan dat er in de week van 24 april een overleg zou gebeuren tussen het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB) en de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) over de operationalisering van het protocol voor de gegevensuitwisseling, aangezien dat gewoon tussen de twee administraties kan gebeuren, en eigenlijk beter niet plaatsvindt op de IMC.
Minister, wanneer is de IMC samengekomen? Welke punten werden finaal geagendeerd vanuit de Vlaamse Regering zelf? Welke afspraken werden rond zowel de eigen thema’s als de agendapunten van de Federale Regering gemaakt? Hoe is het overleg verlopen tussen het Agentschap Binnenlands Bestuur en de Dienst Vreemdelingenzaken omtrent het protocol over de gegevensuitwisseling? Wat waren de conclusies van het overleg en welke afspraken werden er gemaakt? Welke tijdslijn werd er afgesproken? Welke politieke stappen zult u zetten om deze gegevensuitwisseling zo snel mogelijk te verwezenlijken?
Minister Somers heeft het woord.
Dank u wel, mevrouw De Vreese, voor deze vragen. De werkgroep IMC Migratie en Integratie is samengekomen op vrijdag 21 april 2023. Dit was een allereerste samenkomst rond het thema ‘activering en arbeidsmigratie’. Het ging om een inleidende vergadering, waarbij het kabinet-de Moor zijn nota uitgebreid heeft toegelicht. Voor de Vlaamse Regering waren naast mijn kabinet ook de kabinetten van de minister-president en minister Crevits aanwezig.
Vlaanderen heeft daar volgende punten geagendeerd. Eén: de vraag om in de nota de discussie over asielzoekers en de arbeidsmigratie van elkaar te onderscheiden. Twee: de vraag om het debat over de activering van Oekraïense tijdelijke ontheemden op te nemen, in het bijzonder dan wat betreft het leefloonsysteem. Het kabinet-de Moor zal met alle verschillende opmerkingen vanuit de verschillende kabinetten aan de slag gaan en een nieuwe nota aanleveren waar verder op wordt gewerkt. Dat was de reactie van het kabinet op de vragen van de Vlaamse Regering.
U vroeg naar het overleg tussen ABB en de DVZ omtrent het protocol over de gegevensuitwisseling. Wij hebben binnen ons nieuwe Inburgeringsdecreet de rechtsgrond voor het uitwisselen van gegevens verankerd. Mijn administratie zat op 24 april samen met de Dienst Vreemdelingenzaken. De DVZ liet daar weten deze gegevensuitwisseling over het inburgeringstraject belangrijk te vinden.
Om deze uitwisseling nu mogelijk te maken moeten een aantal concrete stappen ondernomen worden. Eén: het opstellen van een protocol met afspraken over gegevensuitwisseling. Samen met de databeschermingsverantwoordelijken (DPO’s, Data Protection Officers) van beide instanties wordt dit protocol nu opgesteld. Twee: het mogelijk maken van de technische, systematische gegevensuitwisseling. Mijn administratie bekijkt samen met het Agentschap Integratie en Inburgering op welke manier de gegevens uitgewisseld kunnen worden met de DVZ. Timing: tegen het einde van het jaar zouden deze stappen gezet moeten zijn.
Er is dus wel degelijk praktische voortgang, wat me positief stemt.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Ik denk dat het in de eerste plaats heel belangrijk is om die leefloonregeling te herzien. Minister, samen met minister Brouns hebt u ook gecommuniceerd rond het activeren van leefloners in het algemeen, en dan meer specifiek ook die Oekraïners. Maar het is natuurlijk belangrijk dat u de bron aanpakt. We zullen daar nu met Vlaanderen extra geld en middelen tegenover zetten, om de steden en gemeenten extra te motiveren. Hadden we het van in het begin anders aangepakt, dan hadden we daar die kosten kunnen besparen. Ik vind dat een zeer jammerlijke zaak. Aan de andere kant vind ik het goed dat we vanuit Vlaanderen maximaal de bevoegdheden gebruiken om daar stappen in vooruit te zetten.
Ten tweede, als het dan gaat over het protocol, vind ik dat het allemaal heel lang duurt. Het komt eind dit jaar. We zijn 2023. Ik heb daar al verschillende vragen over gesteld. We weten dat er een protocol moet komen via een vergadering tussen de Dienst Vreemdelingenzaken en uw administratie. Begin deze legislatuur wisten we natuurlijk ook dat er een protocol nodig was om aan die gegevensuitwisseling te doen. En we weten ook dat het opzetten van een protocol lang op zich kan laten wachten. Ik hoop dat men zich aan het woord houdt, en dat men hier ook vanuit de Dienst Vreemdelingenzaken en het federale niveau prioriteit aan besteedt. Ik weet uit ervaring dat dat niet op één dag opgesteld is, en dat alle neuzen in dezelfde richting moeten staan om hier prioritair aan verder te werken.
U zegt dat de timing voor eind dit jaar is. Is dat inclusief de technische uitwerking? Worden er dan wel degelijk gegevens uitgewisseld? Mocht dat niet zo zijn, dan denk ik dat we daar niet op moeten wachten, en dat we anders ook op een andere manier gegevens en informatie kunnen uitwisselen tussen twee overheidsadministraties.
De heer Van Rooy heeft het woord.
Dat het veel te lang duurt, is bijna een understatement te noemen. Een Vlaamse Regering die bij aanvang stoer op de borst klopt dat ze het allemaal zal verstrengen, en dat het verplicht en betalend zal worden, maar dan zolang wacht om uiteindelijk in overleg te gaan en te zorgen dat er een deftig sluitstuk aankomt, zodat wie niet slaagt, wie zijn best niet doet, toch het land kan worden uitgezet, dat is te gek voor woorden.
Dit gezegd zijnde, minister, heb ik twee bijkomende vragen. Ten eerste: hebt u van de DVZ het signaal gekregen over wat er precies zal gebeuren met de gegevens die hij zal ontvangen over het al dan niet slagen voor het inburgeringstraject? Wat heeft de DVZ daarover gezegd? Heeft de DVZ laten weten dat als hij over een inburgeraar te horen krijgt dat hij of zij niet geslaagd is, of dat het niet lukt, hij het proces in gang zal zetten om de verblijfsvergunning in te trekken en hem of haar het land uit te zetten? Dat is vraag één.
De tweede vraag is praktisch, over die gegevensuitwisseling. Wanneer zal die gebeuren in het traject? Een inburgeraar vangt aan met het traject, en doet bijvoorbeeld zijn best niet door niet op te dagen. Zal op dat moment al kort op de bal worden gespeeld door die gegevens al onmiddellijk aan de DVZ te bezorgen als hij of zij nauwelijks opdaagt, en jullie er geen goed oog op hebben? Of wordt er gewacht tot helemaal op het einde, wanneer hij of zij al dan niet geslaagd is? En bijkomend: als hij of zij niet is geslaagd, maar hij of zij onderneemt een nieuwe poging, wordt ook dat dan tot in detail gecommuniceerd aan de DVZ? Namelijk: dat de inburgeraar een tweede poging doet, maar dat men er bijvoorbeeld weinig hoop op heeft dat het deze keer wel zal lukken. De concrete vraag, minister: hoe gedetailleerd zullen de gegevens zijn die met de DVZ worden uitgewisseld?
Mevrouw Partyka heeft het woord.
We hebben het er in de plenaire vergadering al over gehad, naar aanleiding van een vraag van collega De Vreese. Ik deel haar vraag en ik vind het een goede strategie om vanuit Vlaanderen aan de slag te gaan met de DVZ. Dat staat op zich los van de interministeriële conferentie.
Ik heb nog een bijkomende vraag. Naast de activering van de Oekraïners, het scheiden van asiel- en arbeidsmigratie, waar ik helemaal achter sta, gaan de eerste twee punten op die conferentie ook over de verplichte inburgering voor arbeidsmigranten, en het vinden van geschikte huisvesting. Dat zijn natuurlijk twee thema’s die in Vlaanderen uitgevoerd moeten worden. De vraag is of daar ook al een zicht op is. Dat is in de praktijk een groot probleem. We zien daar heel veel overlast: bestuurlijke handhaving op overbewoning, misbruik, matrassenverhuur. In de praktijk zijn er heel veel problemen.
Ook die inburgering is een goede zaak. Maar daar is de vraag: wat met EU-burgers? Dat blijkt in de praktijk een probleem te zijn. Met onze Roemeense EU-burgers zien we heel veel misbruiken, en dat zijn EU-burgers. De vraag is: hoe zullen we daarmee omgaan, voor zowel de verplichte inburgering als het vinden van geschikte huisvesting? En hoe zullen we die geschikte huisvesting dan in Vlaanderen aanpakken?
Minister Somers heeft het woord.
Mevrouw Partyka, op basis van het EU-recht kunnen wij EU-burgers niet inburgeren. Het is het EU-recht dat ons daarin beperkt.
Ik doe dit niet graag, maar ik ga het toch één keer doen, als men tegen mij zegt dat het wat lang duurt en zo verder: wat wij op Inburgering aan het doen zijn, is wel revolutionair. U moet het eens nagaan. Wie was in de vorige bestuursperiode minister van Binnenlandse Zaken? Wie was staatssecretaris voor Asiel? Wie was minister van Inburgering? En wie was minister-president? Waren die van dezelfde partij, ja of neen? Hebben die zo'n protocol gemaakt? Zijn er toen afspraken gemaakt over uitwisseling? Ik zeg dat niet graag, maar ik stel het gewoon even vast.
Ik ben nu minister van Inburgering. Ik heb een volledig nieuw Inburgeringsdecreet gemaakt. Ik heb wachtlijsten weggewerkt. We hebben gedigitaliseerd. We spelen kort op de bal. We krijgen van de Federale Regering gedaan dat ze die uitwisseling volgens onze rechtsregels wil structureren. Collega de Moor zegt dat ze daaraan meedoet. Dat is geen partijgenoot van mij, in een anders samengestelde Federale Regering, met een misschien andere politieke oriëntatie. En zij zegt: “We werken daaraan mee, we gaan dat doen. We moeten dat uiteraard doen met de privacyregels voor ogen. We gaan tegen het einde van het jaar ook de technische uitwerkingen gedaan hebben. We gaan die informatie uitwisselen.”
De heer Van Rooy vraagt aan mij of ik ga wachten tot heel die cursus gedaan is. Neen, als die persoon duidelijk laat blijken dat hij daar niet aan wenst mee te werken, gaan we onmiddellijk die informatie uitwisselen. Ik kan niet in de plaats van de staatssecretaris en de Federale Regering beslissen wat dan het rechtsgevolg is, maar zij heeft de mogelijkheid om de verblijfsvergunning in te trekken indien men het inburgeringstraject niet op een ordentelijke manier volgt. Dat kan een argument zijn voor intrekking. En ik hoop ook dat dat op zo'n moment gebeurt. Want dat is wat we mogen verwachten van mensen die nieuw zijn in onze samenleving. Als wij dat aanbod doen om hen te ondersteunen en hun kansen te geven, hebben zij de verantwoordelijkheid en de plicht om dat aanbod te grijpen. Voor mij is dat een heel helder en duidelijk kader.
Wat betreft de aankondiging die gebeurd is door collega Brouns en mezelf, namens de Vlaamse Regering: wij stellen daar ook vast dat tot nu toe 22,5 procent van de mensen die van een leefloon leven ... Veertigduizend leefloners, dat is vaak ook een kwetsbaar publiek. We moeten niet denken dat we iedereen die een leefloon heeft, van vandaag op morgen gewoon kunnen laten functioneren op de arbeidsmarkt. Ik denk dat we dat allemaal wel beseffen. Maar dat cijfer moet omhoog. Daar moeten meer inspanningen voor gebeuren. We zeggen dat iedereen verplicht ingeschreven moet zijn bij VDAB. En dat is niet van vandaag, dat is al jaren zo. Als je een leefloon hebt, moet je beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt. Dan moet je bereid zijn te werken. Het OCMW heeft trouwens ook een verantwoordelijkheid om dat te ondersteunen en sluit daarvoor ook geïntegreerde projecten voor maatschappelijke integratie af.
Slechts 56 procent van de mensen is tot nu toe aangemeld bij VDAB, maar VDAB is misschien ook niet altijd het enige instrument om die mensen te laten werken. Je hebt vaak veel meer nodig. Iedereen die lokaal verantwoordelijk is, weet dat het soms ook gaat over psychologische problemen, verslavingsproblematieken, kinderopvang, huisvesting en heel de santenboetiek daarrond. Een lokaal bestuur is vaak beter geplaatst om die mensen aan de slag te laten gaan. Wat we daar proberen te doen, is dus iets goeds, dat ook moet ingrijpen op de Oekraïners. Ook voor mensen die van Oekraïne komen en die een leefloon krijgen, is er eigenlijk altijd een verplichting tot bereidheid om te werken en om inspanningen te doen om te werken. Dat is daar onlosmakelijk mee verbonden.
We pakken dat met onze Vlaamse Regering goed vast. Er is inderdaad nog altijd veel werk. En dat is een voorgaand proces. Ik waardeer, mevrouw De Vreese, dat u daar ook heel geëngageerd en voluntaristisch in bent. Ik ervaar uw tussenkomsten altijd als positieve aanmoedigingen. Maar af en toe moet ik ook eens terugblikken naar het verleden en kijken vanwaar we komen. Dat is belangrijk. Vandaag is de canon goedgekeurd. Dat is kijken vanwaar we komen, waar we zijn en waar we naartoe gaan. En dus kijk ik en zeg ik dat we onderweg zijn. We zijn ‘on the road’. En dat doen we samen. Het is fantastisch dat we dat samen kunnen doen, maar we doen dat wel met mij als minister van Inburgering.
Ik vind ook dat alles sneller zou moeten verlopen. Waarom zijn we niet vroeger aan dat protocol begonnen? U weet natuurlijk ook dat zo’n Federale Regering – u hebt daar ook heel veel ervaring mee – zegt dat we eerst eens ons decreet moeten maken. Waarschijnlijk is dat bij hen ook een proces van instappen in die logica. Maar dat ze nu in die logica gestapt zijn en aan dat protocol aan het werken zijn, en dat ook willen uitvoeren, vind ik wel heel belangrijk.
We gaan op het einde van het jaar zien hoever we geraken, maar als we op het einde van het jaar die techniciteit in orde hebben en die gegevensuitwisseling kunnen doen ... Ik vraag aan mijn agentschappen om dat ook op een ernstige manier te doen. Ik ben daarin niet flowerpower. Ik ben iemand die daar heel duidelijk voor lijnen kiest. Ik wil ook heel duidelijke signalen dat men dat hier ernstig moet doen. We gaan dan kijken hoever we staan met de Federale Regering. En dan hoop ik inderdaad dat de Federale Regering de instrumenten die ze heeft, ook even consequent toepast als wij.
We zijn daarin dus bondgenoten, mevrouw De Vreese. We zijn bondgenoten, die ook af en toe eens onder elkaar moeten durven te zeggen dat we de voorbije jaren echt een verschil aan het maken zijn. Ik zeg niet een verschil tegenover wie, maar gewoon: een verschil, punt.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Minister, het is ook heel duidelijk hoe het voor u mogelijk is om dat verschil te maken. We komen vanuit een landschap waarbij je allemaal verschillende organisaties had, die geïntegreerd zijn tot één Agentschap Integratie en Inburgering, met een cultuur die daar moest worden gevormd. Ik heb het er nog over gehad met de directie daar, bij de voorstelling van de digitalisering van het traject maatschappelijke oriëntatie. Ik denk dat u ook moet zien wat u nu kunt verwezenlijken dankzij het vorige beleid dat gevoerd is en dankzij de onderhandelingen die in 2019 gebeurd zijn over het regeerakkoord, waar wij als N-VA heel hard onze stempel gedrukt hebben op dit soort zaken. Ik ben dus heel tevreden. U bent inderdaad onze en mijn bondgenoot in het uitvoeren van dat beleid.
U zei daarnet dat u het liever wat sneller hebt. Wel, hier word ik onrustig van. Ik vraag al twee jaar om hier verdere uitvoering aan te geven. Kijk misschien naar creatieve manieren om dat proces inderdaad nog te gaan versnellen. Het staat nu in het regeerakkoord. U hebt in ons zeker een bondgenoot, maar op federaal niveau voeren wij nu helaas niet meer mee het beleid. Misschien kunnen we volgende keer wel richting een coalitie op federaal niveau gaan. Dat zou mij ook ten zeerste verheugen.
Als het gaat over migratie en inburgering en Binnenlandse Zaken, denk ik dat we in de vorige legislatuur heel wat werk verzet hebben. We hadden toen een enorme asielcrisis. We hebben iedereen een dak boven het hoofd gegeven. Later werd er gesproken over chaos, maar wat ik nu op federaal niveau zie, minister, dat is pas chaos. Daarvoor zou ik beschaamd zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.