Report meeting Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking en Toerisme
Vraag om uitleg over de Interministeriële Conferentie Buitenlands Beleid van 7 maart 2023
Report
De heer Deckmyn heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, naar aanleiding van mijn vraag om uitleg op 28 februari omtrent het ontbreken van vertegenwoordiging van Vlaanderen op de Europese Raad werd er opnieuw gesproken over de achterhaalde samenwerkingsakkoorden van 1994. U stelde toen dat er op 7 maart een vergadering van de Interministeriële Conferentie voor Buitenlands Beleid (ICBB) stond gepland. Dat trok natuurlijk onmiddellijk mijn aandacht. De herziening van de samenwerkingsakkoorden buitenlands beleid werd er geagendeerd en ging bijgevolg aan bod komen. U stelde dat de Vlaamse Regering wil dat deze samenwerkingsakkoorden zo spoedig mogelijk in lijn worden gebracht met de institutionele realiteit van het land en de EU. Dat was niet de eerste keer dat u dit zei.
De akkoorden van 1994 zijn intussen bijna dertig jaar oud; in een normaal land zouden er allang nieuwe akkoorden zijn, maar België is geen normaal land. De modernisering van de samenwerkingsakkoorden is meer dan dringend noodzakelijk, toch blijven we hier op een muur lopen. Tegen alle logica in worden de rechten van Vlaanderen met de voeten getreden. Dat is pure waanzin. Dit land is op. Dit land werkt niet meer. De onmogelijkheid om in dit dossier tot een concrete oplossing te komen, is daar het zoveelste bewijs van, tenzij er plots een deus ex machina komt waarvan u mij nu op de hoogte gaat brengen.
In antwoord op mijn vraag van 28 februari was u ook stellig in uw intentie om deze legislatuur concrete stappen vooruit te zetten in deze materie. Ik heb het al gezegd, ik vrees dat het dossier muurvast zit.
Minister-president, kwam de herziening van de samenwerkingsakkoorden buitenlands beleid aan bod op de vergadering van de Interministeriële Conferentie voor Buitenlands Beleid? Zo ja, wat was het resultaat van de bespreking? Zo neen, waarom niet?
Op welke manier wilt u de volgende stappen zetten met betrekking tot deze materie?
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, we hebben hierover inderdaad al vele malen vragen gesteld en gedebatteerd. U liet recent weten dat dit op 7 maart behandeld zou worden op de ICBB. Intussen is het dossier genoegzaam bekend. Iedereen hier rond de tafel is ervan overtuigd dat er een herziening moet komen van de samenwerkingsakkoorden die dateren van 1994 en 1995.
De noodzaak van een modernisering van de samenwerkingsakkoorden is opgenomen in het Vlaams regeerakkoord. We hebben hier in deze en de vorige legislatuur een resolutie bijna unaniem goedgekeurd. Daarmee hebben we opgeroepen om die akkoorden te herzien en aan te passen aan de institutionele realiteit. We hebben er toen in de Werkgroep Institutionele Zaken van het Vlaams Parlement op gewezen dat die akkoorden achterhaald zijn en dat dit een probleem is voor ons eigen buitenlands beleid.
Ondanks die Vlaamse meerderheid, bijna eensgezindheid, voor een herziening is het tot nog toe wachten op een doorbraak. Dat is bijzonder spijtig, dat is daadwerkelijk laakbaar, omdat de huidige regeling niet alleen achterhaald is maar ook in strijd met de juridische werkelijkheid van dit land. Het is ‘in foro interno, in foro externo’ waardoor dit beginsel met de voeten is getreden. De akkoorden moeten niet alleen in overeenstemming worden gebracht met de federale Grondwet, maar door het Verdrag van Lissabon zijn er ook wijzigingen op het Europese en internationale vlak.
Mijn vragen sluiten aan bij die van collega Deckmyn. Wat is de stand van zaken na de ICBB van 7 maart?
Kunt u toelichten welke punten er verder op de agenda stonden? Welke beslissingen werden er over die agendapunten genomen? Zullen we hier nog vragen over moeten stellen of komt er eindelijk een doorbraak?
Wanneer zal een volgende ICBB samenkomen? Is dit opnieuw van de agenda gehaald? Is het – om het oneerbiedig te zeggen – in de koelkast gestoken of kunnen we eindelijk een stap voorwaarts zetten?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, ik krijg in deze commissie vragen over de meest uiteenlopende onderwerpen. Dat zijn vragen die allemaal interessant zijn, deze vraag ook, maar ik moet eerlijk zeggen dat het de vraag is waar ik het meeste tegen opzie om er een antwoord op te geven omdat wij hier allemaal dezelfde mening toegedaan zijn en ik in de confrontatie met het federale niveau helemaal alleen sta. Dit ondanks het feit dat het in het federale regeerakkoord staat.
Het is inderdaad vorige week op 7 maart aan bod geweest op de ICBB. Omdat er weer een patstelling was – wat men wil doen, is echt schamel – heb ik daar de stelling ontwikkeld dat men een politieke vertaling geeft aan die zaken terwijl het eigenlijk een puur technische zaak is, namelijk de aanpassing van samenwerkingsakkoorden aan de intussen gewijzigde Grondwet en bijzondere wet. Ik heb voorgesteld om die oefening eens te laten maken door technici en niet door politici. Daar is men mij gelukkig wel in gevolgd.
Er worden vier technici aangeduid, twee door de deelstaten en twee door het federale niveau. Die moeten tegen de vergadering van de ICBB van september een oefening neerleggen. Ik heb er ook op aangedrongen dat dat eventueel ook met minderheidsstandpunten erbij zou zijn.
Ik weet dat het in het geheel geen doorbraak is maar het is een technische benadering en geen politieke. Dat gebeurt op mijn vraag omdat men vastloopt en ik wil dat proberen te objectiveren. Die specialisten moeten ten laatste volgende week worden aangeduid. Dan kunnen zij aan het werk. Dat gaat over het samenwerkingsakkoord over de vertegenwoordiging in de Europese Raden.
Voor de twee andere samenwerkingsakkoorden zijn ook twee werkgroepen opgericht maar dat stelt minder problemen. Dat gaat over het statuut van de vertegenwoordigers van de gemeenschappen en de gewesten en over de vertegenwoordiging van België bij de internationale organisaties. Eigenlijk is daar al min of meer consensus over maar omdat die andere oefening toch moest gebeuren, zal dat parallel lopen.
De namen worden nu bepaald en eind maart zullen deze namen worden voorgelegd aan de ICBB voor akkoord. Dat zal een schriftelijke procedure zijn. Ten laatste in september zal er opnieuw een overleg op politiek niveau zijn op basis van de conclusies van die expertengroepen.
Tijdens de commissie voor Buitenlands Beleid heb ik gezegd dat ik concrete stappen vooruit wil zetten. Dit lijkt me een voorzichtige stap voorwaarts om het te objectiveren en depolitiseren.
Zoals ik reeds heb gezegd, is de herziening van de samenwerkingsakkoorden in de eerste plaats een kwestie van goed bestuur, maar met die bevinding sta ik helemaal alleen in die club. Ik hoop dat de bevindingen van die experten een nieuw element kunnen zijn om dit dossier eindelijk tot concrete stappen vooruit te brengen.
Daarmee heb ik geantwoord op de twee vragen van de heer Deckmyn en de eerste vraag van de heer Vanlouwe.
Mijnheer Vanlouwe, er stonden acht punten op de agenda van de ICBB. Naast de klassiekers, namelijk de goedkeuring van de agenda en de goedkeuring van het verslag, stonden zes andere onderwerpen geagendeerd, met name hoever we staan met de omzetting van de Europese richtlijnen in de verschillende deelgebieden en de ratificatie van gemengde verdragen. Met betrekking tot deze twee punten werd afgesproken om de informatiedoorstroming te verbeteren en werd het gemeenschappelijke engagement aangegaan om een versnelling door te voeren want daar is heel wat achterstand, ook in de ratificatie van verdragen. Het engagement is genomen om dat in te lopen.
Vervolgens kwam de reeds besproken herziening van de samenwerkingsakkoorden aan bod. Vanuit de Franse Gemeenschap werd een punt over internationale mobiliteitsprogramma’s geagendeerd, waarbij werd afgesproken om het overleg met de bevoegde federale diensten verder te zetten. Tot slot stonden ook het Kaderverdrag inzake de bescherming van nationale minderheden op de agenda, waar akte werd genomen van de discussies binnen de expertengroep en pistes voor verder onderzoek werden geïdentificeerd.
De agenda werd afgesloten met een punt over het Energiehandvestverdrag, geagendeerd door het Waalse Gewest. Zoals u weet, bestaat er geen intra-Belgische consensus over een terugtrekking uit het Energiehandvestverdrag. Er werd dan ook afgesproken om de discussies binnen de directie-generaal Europese Zaken en Coördinatie (DGE) verder te zetten in functie van de verdere ontwikkelingen op EU-niveau in dit dossier.
Een formele datum voor een volgende ICBB staat nog niet gepland, maar voor wat betreft de herziening van de samenwerkingsakkoorden is duidelijk afgesproken dat we ten laatste in september de discussie kunnen houden op basis van het expertenrapport.
Ik besef dat deze commissie andere dingen verhoopt en we werken daar ook aan maar alleen kan ik niets doen. Het is beuken, beuken, beuken tot we op een bepaald moment hopelijk een bres kunnen slaan want ik vind het even schandalig als jullie – we zitten op dezelfde golflengte – dat men geen rekening houdt met de consequenties van zijn eigen Grondwet en zijn eigen bijzondere wetten. Dat is voor mijn part onbegrijpelijk. We hebben ook juridisch laten nakijken of we dat bij een of ander hof aanhangig kunnen maken en dat lijkt niet zo te zijn. Dus, ja, we zitten daar in een moeilijk proces.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Minister-president, onbegrijpelijk is het wel. Dat dossier zit muurvast. We hebben hieromtrent al jaren aan een stuk ettelijke vragen gesteld en we geraken niet vooruit. Ik begrijp natuurlijk wel dat dat de vraag is waar u het meest tegen opkijkt omdat we ergens een fuik ingezwommen zijn en we geraken er gewoon niet meer uit. U stelt wel dat er hier in Vlaanderen quasi unanimiteit is om daar een antwoord op te geven, maar ik denk toch dat veel van de partijen die hier op Vlaams niveau aanwezig zijn ook aan de overkant aanwezig zijn en blijkbaar daar niet bewegen of zich toch laten afdreigen door bepaalde partijen aan de andere kant van de taalgrens. Ik blijf het heel onbegrijpelijk vinden.
Een zaak hebt u natuurlijk wel heel raak geschetst: men geeft op federaal vlak een politieke vertaling aan dit dossier. Wat zegt u dan? U gaat dat proberen te depolitiseren en uw technische mensen zullen tegen september een oefening maken. Ja, dat is dan toch de hele zaak begraven in een praatsessie, in een politieke werkgroep zoals we in het verleden al vaak gezien hebben. In het najaar en in het voorjaar van volgend jaar zitten we in een pre-electorale periode waar beslissingen nog moeilijker worden. Als het nu al een feit is dat men aan dat dossier een politieke vertaling geeft, dan zal het dan zeker zo zijn. Ik snap niet wat er nu nog technisch besproken moet worden om een politieke beslissing te maken. Er zullen uiteraard veel technische zaken besproken en aangekaart moeten worden, maar eigenlijk moet er nu eerst politiek beslist worden dat we er inderdaad werk van maken. Dat moet zich dan vertalen in de technische uitvoering van het dossier die we dan desnoods in september krijgen, maar dat is niet hetgeen u nu gezegd hebt. Nu hebt u gezegd dat u niet zult trancheren. Nee, we gaan het nu al begraven in een technisch onderonsje en de politieke beslissing moet in het najaar genomen worden.
Quod non, we weten nu al dat die beslissing niet genomen zal worden. Er gaat weer iets naar voren geschoven worden, iets waar we nu misschien niet aan denken of iets wat we altijd al gezien hebben. Het zit vast en ik zie het nu niet losrijden. Dat is eigenlijk gewoon een manoeuvre om de discussie weer uit te stellen. Ik vrees dat we in een neverending story zitten en op het vlak van de hervorming van de samenwerkingsakkoorden is het eigenlijk een situatie van wachten op Godot, een beslissing die nooit zal komen, zeker niet in deze legislatuur. Dat is een engagement dat u en deze regering genomen hebben. Ik stel vast dat u dit engagement alvast niet zult kunnen waarmaken.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
In tegenstelling tot collega Deckmyn ben ik toch voorzichtig positief. Ik stel vast dat er toch stappen – misschien kleine stappen – vooruit gezet worden, dat we naar een technisch advies zullen gaan, academici en experten zullen een advies geven dat mogelijk juridisch onderbouwd is, dan denk ik dat er toch wel stappen vooruit gezet zijn. We moeten elkaar hier niet overtuigen. Ik denk dat we hier allemaal op dezelfde lijn zitten, zowel deze legislatuur als vorige legislatuur. We hebben al meerdere signalen gegeven. Het komt er inderdaad op neer om onze collega’s in het gebouw aan de overkant te overtuigen van de absolute noodzaak van de herziening van die samenwerkingsakkoorden die in overeenstemming gebracht moeten worden met de Grondwet. Wij hebben meer bevoegdheden gekregen. Dat wil zeggen dat we aan de Europese tafel ook met onze eigen diplomaten aanwezig moeten zijn. Ik hoop en ga ervan uit dat die technici, die academici een juridisch onderbouwde argumentatie zullen leveren die dan wel een bijkomend argument is. Hier is er de politieke steun, dat weten we. Hier is een quasiconsensus. Laten we dat nu ook technisch, academisch, juridisch onderbouwen zodat we bij volgende onderhandelingen van de ICBB die stap kunnen zetten.
Ik hoor u trouwens ook zeggen dat de discussie vooral draait rond die eerste werkgroep, dus de samenwerking bij de diplomatieke zendingen en het statuut van de vertegenwoordigers. Er zijn uiteraard nog twee andere werkgroepen. Ik dacht dat u zei dat er daar wel degelijk vooruitgang was of dat het probleem minder moeilijk was. De enige vraag die ik u nog wil stellen, is de volgende. U zegt dat u alleen staat. Ik neem aan dat u bedoelt ten aanzien van de federale overheid. De collega’s van de andere deelstaten hebben er toch ook belang bij dat ook zij beter worden vertegenwoordigd. Ik neem dus aan dat ook zij het standpunt van in foro interno, in foro externo verdedigen. Vlaanderen vertoont altijd meer dynamiek op het vlak van buitenlands beleid. Ik hoop dat we ook de collega’s van de andere deelstaten kunnen overtuigen, ook in hun eigen belang, dat die stap moet worden gezet, om beter en meer vertegenwoordigd te zijn aan de Europese tafel.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Dit is een interessante vraag, uiteraard. Wij hebben die resolutie ook mee goedgekeurd, een tijd geleden ondertussen. In de vorige legislatuur was er ook al een. Het herzien van die samenwerkingsakkoorden wordt dus al heel lang gevraagd door het Vlaams Parlement. Die dateren immers van bijna dertig jaar geleden. Dit is hier ook al heel vaak aan bod gekomen naar aanleiding van de besprekingen die we hadden als er Europese toppen waren: mogen onze mensen, onze vertegenwoordigers daar al dan niet aanwezig zijn? Ik vind persoonlijk dat het goed is dat dat nu een agendapunt is geweest op de Interministeriële Conferentie voor Buitenlands Beleid. Dat er toch drie werkgroepen zijn opgestart, kun je positief en negatief bekijken. Ik hoor ook wel eens zeggen dat, als je in de politiek wilt dat iets er niet komt, je het in een werkgroep moet stoppen. Dat hoor je soms, dat is een boutade. Echter, liever werkgroepen dan helemaal niets. Ik vind het wel goed dat er nu ook experten op worden gezet, die hopelijk met een rapport komen waarmee we dan verder aan de slag kunnen.
Ik heb eigenlijk exact dezelfde bijkomende vraag als collega Vanlouwe. U zei dat u daar alleen staat, wat de indruk wekte dat uw collega’s van de andere deelstaten dit niet helemaal zouden hebben gesteund. Dat lijkt me nogal eigenaardig, want zij hebben hier toch ook belang bij. Leeft dat dan zo anders in de andere gewesten en gemeenschappen?
Collega Deckmyn, wij laten ons aan de overkant door niemand afdreigen. Dat is niet wat er gebeurt. Dat wordt hier zomaar gemakkelijk gezegd.
U moet op tafel slaan.
Dat doen we ook. (Opmerkingen)
Hierover stond trouwens ook iets in het federale regeerakkoord, waardoor men toch al deze stappen zet. Ik geef echter toe dat ik dat ook liever voor de zomer dan in september had gezien, want in een pre-electorale periode wordt het wel moeilijk om dat dan nog om te zetten in concrete daden. Zo realistisch ben ik ook wel, maar ik vind het wel goed dat er stappen zijn gezet, dat daar verslagen van zullen worden gemaakt, dat er op zijn minst iets is om op terug te vallen. Hopelijk kan het nog in deze legislatuur allemaal worden geregeld, maar ik deel een beetje het sentiment van de collega’s dat dat misschien wel moeilijk wordt. Ik ben echter niet zo negatief, en ik begrijp echt niet dat de andere deelstaten ons niet voluit steunen.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Wat de vertegenwoordiging in de Europese raden betreft, voor alle duidelijkheid, dat is niet in een werkgroep gezet. Er is een onderzoeksopdracht voor een panel van specialisten. Dat is een groot verschil. Die moeten een rapport opleveren. Als men iets dat men niet aangenaam vindt, in een werkgroep stopt, is het niet moeilijk om daar nooit meer iets uit te laten komen. Dat deel ik. Hier is dat niet zo. Het is een onderzoeksopdracht, met een timing, gegeven aan een panel van specialisten. Toch een klein verschil.
Wat de andere deelstaten betreft, ‘they couldn’t care less’. Dat mag voor hen. Ik zeg de zaken zoals ze zijn: ik kreeg geen steun van hen. Ik heb van hen ook geen tegenwerking gekregen, voor alle duidelijkheid. Het is niet zo dat het Waalse Gewest zei dat niet te willen, maar dat is het minste van hun prioriteiten, het minste van hun zorgen.
Dan, mijnheer Deckmyn, ik engageer mij om dat gedaan te krijgen maar ik kan dat niet alleen. Als u mij kunt zeggen wat ik nog niet geprobeerd heb … ik denk dat wij tot hier toe alles wat redelijkerwijze aan de dag kan worden gelegd, geprobeerd hebben. We hebben ons laten adviseren om te kijken of we naar rechtbanken konden stappen, op het vlak van de Grondwet. Dat zijn allemaal wegen die niet mogelijk zijn. U kunt zeggen dat u kunt wachten op Godot. Die luxe heb ik niet. Ik beuk bij elke gelegenheid die er is, ik probeer telkens het ding in gang te krijgen want, voor alle duidelijkheid, ik vind het ook ongelofelijk dat dat niet geregeld geraakt. Alleen zit ik nu eenmaal niet in de luxepositie om achterover te leunen en zoals u te zeggen dat ik het alweer niet in orde gekregen heb. Ik moet handelen en ik handel ook. Als u suggesties ter zake hebt, sta ik er voor open om deze zaak opgelost te krijgen.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Ik wil de collega’s confronteren met de vraag wat er technisch nog moet worden geargumenteerd omtrent deze akkoorden. Wat moet er in hemelsnaam nog worden geargumenteerd? Iedereen is ervan overtuigd dat het moet worden hervormd. De technische uitvoering zien we dan wel. Op deze manier gaan we het paard achter de kar spannen. We zijn er met zijn allen van overtuigd maar blijkbaar is dat niet het geval op federaal vlak. Volgens mij zijn dat toch geen dommeriken. Zij begrijpen dat ook maar blijkbaar is er een manifeste onwil om hier verdere stappen te zetten. Daarom blijf ik erbij dat dit een begrafenis eersteklas met betrekking tot de herziening van de samenwerkingsakkoorden van 1994 is.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Minister-president, dit is uiteraard geen begrafenis eersteklas, we gaan er verder druk op zetten. Minister-president, u zei dat u effectief ook alle juridische stappen onderzocht. De enige bedenking die ik mij daarbij maak is dat er natuurlijk op zo’n Europese Raad Belgische standpunten ingenomen worden waarbij ik me afvraag of er geen beroep of nietigverklaring mogelijk is van een standpunt dat is ingenomen door een diplomaat op zo’n Europese Raad dat niet gedekt is of dat eigenlijk niet gedragen is door de Vlaamse Regering. Misschien is dat geen oplossing, maar nog wel een bedenking.
Ten slotte, collega Brouwers, we werken inderdaad goed samen, maar laat u zeker ook federaal niet tegen de muur kwakken.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.