Report meeting Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Vraag om uitleg over het discrimineren van rolstoelgebruikers bij De Lijn
Vraag om uitleg over rolstoelgebruikers die De Lijn voor de rechter dagen
Vraag om uitleg over de toegankelijkheid van bussen en trams van De Lijn
Vraag om uitleg over de toegankelijkheid van de haltes en de bussen en trams van De Lijn
Vraag om uitleg over de toegankelijkheid van de haltes van De Lijn
Report
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Voorzitter, dit is een redelijk lange vraag, want ik had net een schriftelijke vraag ingediend toen ik in de kranten las dat vier rolstoelgebruikers naar de rechtbank stappen omdat ze het beu zijn dat ze slechte ervaringen hebben bij het nemen van bus en tram en dus De Lijn voor de rechter dagen, omdat ze zich gediscrimineerd voelen vanwege hun beperking. Zij zien een weerkerend patroon en een structureel probleem. Unia, het interfederale centrum voor gelijke kansen en bestrijding van discriminatie en racisme, heeft zich aangesloten bij de zaak.
In de dagvaarding worden er dertien incidenten beschreven die zich voordeden tussen maart 2019 en november 2022. Ze vragen dat, als De Lijn wordt veroordeeld, de maatschappij binnen de maand een commissie zou oprichten voor de behandeling van klachten waarbij mensen met een beperking betrokken zijn. Daarin moeten ook daadwerkelijk afgevaardigden van reizigers met een beperking zitten. Dat is hun vraag. Ze vragen ook dat elke rolstoelgebruiker per incident een morele schadevergoeding van 650 euro zou krijgen. En – niet onbelangrijk voor de praktijk van elke dag – iedere bus zou een stok voor de oprijplaat aan boord moeten hebben. Dat vragen ze.
U liet al weten dat uw kabinet de zaak heel goed zal opvolgen. We moeten natuurlijk de uitspraak afwachten – dat hebt u ook gezegd –, maar als het klopt dat mensen met een beperking worden genegeerd aan de halte, dan is dat onaanvaardbaar. Ik geloof dat u dat ook al verklaarde. Het gaat toch niet alleen om professionalisme, maar ook om menselijkheid. U zou tevens bekijken of u Unia en alle betrokkenen rond de tafel kunt krijgen om hun verhaal te doen.
Een beter toegankelijk openbaar vervoer is toch ook een speerpunt van u en van de Vlaamse Regering. Dat staat ook expliciet in het regeerakkoord. In 2020 lanceerde u een masterplan met als doel om tegen 2030 toch al de helft van alle bus- en tramhaltes toegankelijk te maken. Dat vinden we ook terug in het nieuwe openbaredienstencontract. Daarin is er een hele paragraaf rond toegankelijkheid en digitale inclusie. Ik zal dat niet allemaal voorlezen, want ik heb vooral veel vragen.
Minister, hebt u ondertussen al contact gehad met De Lijn? Wat waren de belangrijkste conclusies en aanbevelingen uit het gesprek?
Hebt u ook al contact gehad met Unia? Wat waren de conclusies en aanbevelingen die zij u gaven?
Welke maatregelen kunt u nemen zodat De Lijn de verbintenissen in het openbaredienstencontract wél zal kunnen nakomen? We hadden het net over de reizigerstevredenheid. Die werd opgenomen als indicator 17. Hoe staat u tegenover de mogelijkheid om integrale toegankelijkheid bij een volgende evaluatie op te nemen als indicator?
Op welke wijze wordt er in de opleiding of navorming van chauffeurs aandacht besteed aan de dienstverlening aan reizigers met een beperking? Blijkbaar hangt dat immers toch een beetje af van de chauffeur. Welke zijn de specifieke richtlijnen aan chauffeurs van De Lijn met betrekking tot de assistentie aan personen met een handicap? Op welke manier bewaakt De Lijn ook dat de chauffeur de nodige assistentie verleent?
Heel veel ritten worden ook gereden door de pachters. Welke afspraken zijn met hen gemaakt inzake de dienstverlening aan personen met een handicap, bijvoorbeeld rond toegankelijkheid van de bussen, dienstverlening door de chauffeurs aan reizigers met een beperking, de opleiding van hun chauffeurs? Hoe werkt dat precies?
De vier eisers vragen een aantal dingen als de Lijn zou worden veroordeeld. Ik ga die niet allemaal herhalen, maar hoe staat u tegenover de vragen die zij stellen, onder andere over de stok op de bus?
Dan had ik een heleboel vragen over de stand van zaken met betrekking tot het Masterplan Toegankelijkheid. Ik heb die gewoon gekopieerd uit de schriftelijke vraag die ik had ingediend. Het is nogal veel. Ik ga daar snel over, maar ik hoop dat u dat misschien toch wat hebt voorbereid en hier straks gewoon op een aantal zaken zult antwoorden. Hoeveel gemeenten hebben ondertussen het charter ondertekend? Op 20 juni 2022 waren dat er 43.
De bedoeling van het Masterplan Toegankelijkheid – dat wil ik toch nog even zeggen aan de collega’s – was dat 50 procent van de haltes toegankelijk zou zijn tegen 2030, ten minste van het kernnet en het aanvullend net. Welk percentage haltes is dat ondertussen? Als we naar 50 procent gaan, moeten we toch weten waar we nu ongeveer zitten.
Hoeveel gemeenten doen mee met het coachingtraject? U zou dat kunnen opsplitsen tussen 2022 en 2023. Hoeveel gemeenten hebben een subsidie aangevraagd voor het aanleggen van een toegankelijke halte? Hoeveel van die voorziene middelen werden ondertussen daadwerkelijk benut? In hoeveel middelen werd voorzien voor de subsidies voor het aanleggen van toegankelijke haltes voor dit jaar? U kunt zeggen dat ik dat in de begroting kan lezen, maar misschien hebt u toch het bedrag voor 2023 bij.
De Lijn geeft aan dat alle bussen van De Lijn die ze in eigen beheer heeft, eigenlijk al toegankelijk zijn. Ik neem aan dat dat voor de trams hetzelfde is, of niet? Welke criteria hanteert De Lijn dan om dat vast te stellen? Wordt daarbij een onderscheid gemaakt volgens verschillende vormen van beperking, zoals een motorische beperking, een beperking van het zicht enzovoort?
U hebt een award uitgereikt, de award voor ‘Meer Mobiele Gemeente/Stad’. Dat is tweejaarlijks. Zal die in 2024 opnieuw komen? Wanneer kunnen gemeenten hun kandidatuur indienen?
De gefaseerde uitrol van de basisbereikbaarheid is opgestart. Dat krijgt meer concreet vorm. Dan lijkt het toch belangrijk om ook de toegankelijkheid daarin mee te nemen, wat ook gebeurt, via de Hoppinpunten enzovoort, maar zijn er nog bijkomende initiatieven die u in dat verband eventueel zult nemen om de toegankelijkheid van het openbaar vervoer te verhogen? Welke invloed heeft de vertraging van de invoering van de basisbereikbaarheid – want er was natuurlijk wel een vertraging – op het realiseren van het Masterplan Toegankelijkheid, of hangt dat niet samen?
Voorzitter, dank u wel dat u mij de kans hebt gegeven om het grootste deel van die schriftelijke vraag ook even mondeling te stellen.
Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Ik denk niet dat het nodig is om alles te herhalen. Het feit dat alle collega’s vragen stellen over hetzelfde onderwerp toont aan dat iedereen vindt dat dit soort toestanden anno 2023 niet meer mogen. Het is jammer genoeg zo dat mensen met een beperking juist de meest kwetsbaren zijn en vaak het meest afhankelijk zijn van ons openbaar vervoer. We mogen ze absoluut niet uitsluiten. Dat is onaanvaardbaar. Het is ook wel een beetje pijnlijk dat die mensen naar de rechtbank moeten stappen om hun basisrecht, het recht op mobiliteit, af te dwingen. Ik stel mijn vragen heel kort, want ze zijn allemaal soortgelijk.
Het is een beetje voorbarig om te vragen of er al een uitspraak is, maar wanneer wordt de uitspraak verwacht?
Er is de vraag om een commissie op te richten voor de behandeling van klachten, waarbij mensen met een beperking betrokken worden. Hoe staat u daartegenover? Zult u aan De Lijn vragen dit voorstel uit te rollen?
We ondersteunen allemaal het Masterplan Toegankelijkheid, maar er is nog heel wat werk te doen. Bent u er nog altijd van overtuigd dat u de doelstellingen tegen 2030 gaat halen?
Het toegankelijk maken van de haltes is een verantwoordelijkheid zowel van Vlaanderen als van de steden en gemeenten. Kan er een versnelling gebeuren? Een bijkomende vraag die ook uit de federaties, onder andere van Dito, komt, is of mensen met een beperking daar op een of andere manier bij betrokken kunnen worden.
De heer Keulen heeft het woord.
Ik laat ook mijn inleiding voor een groot deel vallen. Collega Robeyns heeft het goed samengevat. Dit zijn dingen waarvan mensen overtuigd zijn dat ze anno 2023, in de 21ste eeuw, niet meer mogen gebeuren. Er spreekt onverschilligheid en zelfs klantonvriendelijkheid uit, het is een vorm van gebrek aan elementaire beleefdheid voor de medemens met een beperking. Dat is niet representatief voor De Lijn, want de meeste medewerkers van De Lijn hebben wél een hart voor hun reizigers, voor hun klanten, en zeker voor mensen met een beperking. Ze gaan daarin zelfs, bij manier van spreken, verder dan ze reglementair moeten doen om die mensen op een veilige manier op en van de bus of de tram te krijgen. Diegenen die dat niet doen, moeten daar streng op aangesproken worden.
Het is jammer dat dit nu voorvalt, minister, omdat u een van de eersten bent die, nadat er in het verleden heel veel over die problematiek werd gebabbeld, met een concreet plan is gekomen waarbij steden en gemeenten, die verantwoordelijk zijn voor de haltes op hun eigen wegennet, subsidies kunnen krijgen van het Departement Mobiliteit en Openbare Werken (MOW). De meeste haltes liggen langs gemeentelijke en stedelijke wegen. Met de subsidies kunnen ze aangepast worden uitgerust.
De eerste zitting voor de rechtbank van Mechelen had plaats op 20 februari 2023, wat betekent dat er al langer een dagvaarding was. Welke maatregelen heeft De Lijn sinds de dagvaarding reeds ondernomen?
In de media vernamen we dertien incidenten bij vier rolstoelgebruikers op 39 maanden tijd of één incident per gebruiker per jaar. Gaat het dan over dertien beschreven situaties die veelvuldig voorvallen of effectief dertien incidenten?
Heeft het aangekondigde gesprek reeds plaatsgevonden? Zo ja, wat werd er besproken en wat was het resultaat?
Hebt u op basis hiervan al opdrachten gegeven, specifiek met betrekking tot deze problematiek, aan De Lijn?
De heer Bex heeft het woord.
Het is heel duidelijk dat het feit dat rolstoelgebruikers onvoldoende toegang hebben tot ons openbaar vervoer, grote verontwaardiging oproept bij alle fracties hier in het parlement. Het verhaal van de jonge rolstoelgebruiker die zijn rit zorgvuldig gepland had, maar toch geweigerd werd, is al aangehaald. Ook de rechtszaak kwam al aan bod.
Ik wil specifiek, minister, wat dieper ingaan op de vraag rond de oprijplaten. In principe zijn alle bussen van De Lijn en de pachters verplicht uitgerust met minstens een manuele oprijplaat. Recentere voertuigen hebben een elektrisch bediende oprijplaat. Met uitzondering van de alleroudste modellen hebben ook de tramtoestellen een oprijplaat. De interne regels van De Lijn schrijven voor dat de bestuurders de oprijplaat op verzoek van de rolstoelgebruiker zelf uitklappen. De meerderheid van het personeel is van goede wil. Dat werd al gezegd. Desondanks worden nog steeds reizigers in een rolstoel in de steek gelaten.
In Wallonië is er een gelijkaardige rechtszaak geweest, een tiental jaar geleden. Toen heeft de Waalse openbaarvervoersmaatschappij TEC een grote voorsprong genomen. Alle bussen worden al jaren standaard met elektrisch uitschuifbare oprijplaten uitgerust. Zelfs de hogevloertrams in Charleroi worden nu met een elektrisch uitschuifbare oprijplaat uitgerust. Die trams zijn veertig jaar oud. In Den Haag, in Duitsland en in Oostenrijk zijn er zelfs kosteloze lessen van het openbaarvervoerbedrijf voor rolstoelgebruikers om te leren hoe ze veilig en vlot aan boord van tram en bus kunnen komen. Dat werd ooit ook opgelegd door de Vlaamse Regering aan De Lijn, maar dat is er nooit van gekomen. Het werd in de vorige beheersovereenkomst niet meer hernomen en het staat ook niet in het huidige openbaredienstencontract. Natuurlijk is ook goed onderhoud van die oprijplaten superbelangrijk.
Minister, er is een rechtszaak. We zouden kunnen wachten op de uitkomst van die rechtszaak om te zien wat die rechter ons oplegt, maar wij zijn van mening dat u al een aantal maatregelen kunt nemen zonder de uitspraak van de rechter af te wachten. Wilt u de uitvoering van het Masterplan Toegankelijkheid versnellen?
Welke initiatieven zult u nemen om alle tram- en busbestuurders hun opdracht ten aanzien van rolstoelgebruikers consequent te laten naleven?
Op welke termijn wilt u alle voertuigen van de vloot van de Lijn en haar pachters uitgerust hebben met elektrische oprijplaten?
Welke maatregelen nam en neemt of plant De Lijn om de manuele oprijplaten in al haar rolstoeltoegankelijke trams en in al haar bussen, ook van de exploitanten, dagelijks gebruiksklaar te houden, bijvoorbeeld door een dagelijkse controle voordat de voertuigen de stelplaats mogen verlaten?
Tot slot, een belangrijke vraag van de mensen die het proces hebben aangespannen, is dat er een geschillencommissie zou komen met ervaringsdeskundigen om klachten van rolstoelgebruikers te behandelen. Dat lijkt ons een vraag die zeer terecht is. Het is belangrijk om met de ervaring van die mensen aan de slag te gaan om de klachten goed te kunnen inschatten. Wij stellen voor dat u onmiddellijk het initiatief zou nemen om op die vraag in te gaan en niet de uitspraak van de rechter daaromtrent af te wachten. Hoe staat u daartegenover?
De heer Maertens heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister, er is al bijzonder veel gezegd, dus ik kan eigenlijk bijna meteen naar de vraagstelling zelf gaan, maar niet alvorens gezegd te hebben dat ik denk dat dit een fragment is. Een momentopname durf ik het niet te noemen. Het zal wellicht hier en daar wel eens voorkomen, wat er gebeurt met mensen in een rolstoel, mensen met een handicap, en de houding van de chauffeur die, al dan niet opgejaagd, niet de dienstverlening levert die hij zou moeten leveren. Maar het is zeker zo, zoals collega Keulen gesteld heeft, dat we absoluut ook moeten zeggen dat dit helemaal geen wijdverspreid fenomeen zal zijn. Daar ben ik absoluut van overtuigd. Het overgrote deel van de chauffeurs van trams en bussen van De Lijn schenkt wel degelijk voldoende aandacht aan mensen met een beperking, om die te helpen om het openbaar vervoer te nemen, omdat zij ook wel beseffen, als aanbieder van dat openbaar vervoer, dat dat openbaar vervoer specifiek voor die mensen net soms de enige mogelijkheid is om zich te verplaatsen van locatie A naar locatie B.
Ik ben er absoluut van overtuigd dat het hier niet om een brede problematiek gaat, maar natuurlijk is elk incident er een te veel. Dat moeten we ook durven te zeggen. Chauffeurs die niet willen of niet kunnen helpen, dat is toch wel een probleem dat moet worden aangepakt.
Er zijn een aantal vragen te stellen, minister.
Hoe kunnen we de medewerkers van De Lijn nog bijkomend sensibiliseren? Ik wil nogmaals benadrukken dat ik niet denk dat dit een breed probleem is, maar sensibilisering zou uiteraard wel goed kunnen zijn.
Wat opvallend was in die resem verhalen, was de oproep van de belangenvereniging om in plaats van volop in te zetten op toegankelijke haltes, liever in te zetten op toegankelijke voertuigen, voertuigen die volautomatisch toegankelijk zijn voor mensen met een handicap. Ik vond dat wel een opvallende stelling. Ik ben geen Madame Soleil, maar mochten we daar een kosten-batenanalyse van maken, zouden we misschien wel eens tot verrassende conclusies kunnen komen, namelijk dat het misschien interessanter is om de voertuigen aan te passen dan het openbaar domein en de haltes. Daar moeten we toch eens goed naar kijken. Hoe reageert u daarop, minister? Hoe kijkt u naar die oproep? Is daar al studiewerk rond gebeurd?
Collega Bex heeft de automatische oprijsystemen voor rolstoelen op bussen en trams al even aangehaald. Kunnen we zo’n automatisch systeem voor toegang van rolstoelgebruikers systematisch toepassen en implementeren bij de aankoop van nieuwe bussen?
De heer Verheyden heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister, ik ga proberen om mijn kortste vraag ooit te stellen. De situatie is geschetst: vier rolstoelgebruikers die De Lijn voor de rechter slepen omdat ze zich gediscrimineerd voelen omdat ze al jaren problemen hebben om op de tram of de bus te raken. Ze halen daarbij dertien incidenten aan.
Een opvallende vaststelling is dat chauffeurs niet verplicht zijn om rolstoelgebruikers te helpen. En het materiaal dat rolstoelgebruikers moet helpen om toegang te krijgen tot bussen en trams, ontbreekt ook wel eens in bepaalde gevallen.
De toestand wordt inderdaad erkend door verenigingen voor mensen met een handicap. Die zijn bovendien van mening dat het masterplan inzake toegankelijke haltes, dat werd uitgerold om de helft van de haltes tegen 2030 toegankelijk te maken, veel te traag vordert.
Minister, hoe reageert u op deze rechtszaak?
Hoe wilt u de toegankelijkheid verbeteren en binnen welke termijn?
Bent u van plan om initiatief te nemen ten aanzien van De Lijn om de chauffeurs ertoe te bewegen om de rolstoelgebruikers toch te helpen?
En welke initiatieven wilt u nemen om het masterplan inzake toegankelijke haltes sneller uit te rollen?
Minister Peeters heeft het woord.
Collega’s, dank u wel voor de vele vragen over dit toch wel belangrijk thema. We hebben het heel vaak over basisbereikbaarheid. Nu, basisbereikbaarheid moet betrekking hebben op iedereen, ook op mensen die minder goed te been zijn of mensen die minder goed zien. We zeggen het keer op keer opnieuw: niemand mag in vervoersarmoede terechtkomen. Daarom is de toegankelijkheid van enerzijds onze bussen en onze trams en anderzijds van alle haltes van groot belang. We moeten daar volop werk van maken.
Ik ben blij dat een aantal collega’s al onmiddellijk verwezen hebben naar het Masterplan Toegankelijkheid dat wij inderdaad in november 2020 gelanceerd hebben. In het verleden werd er ook vaak gepraat over hoe we onze haltes toegankelijker zouden maken, hoe we op dat vlak een plan van aanpak konden uitrollen. Wel, in november 2020 hebben we daar in samenspraak met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) en Inter effectief werk van gemaakt. We willen door enerzijds dat masterplan, dat charter en die call ervoor zorgen dat zoveel mogelijk haltes zo snel mogelijk toegankelijk gemaakt worden, zodat mensen met een mobiliteitsbeperking zich te allen tijde goed en vlot kunnen verplaatsen. Dat is heel essentieel.
Maar we kunnen niet ontkennen dat er nog werk aan de winkel is. Er is nu inderdaad die rechtszaak aangespannen door de mensen van Unia. Een aantal collega’s hebben het er al over gehad. U hebt het waarschijnlijk ook in de dagvaarding in de pers kunnen lezen: begin februari werd de vervoersmaatschappij De Lijn gedagvaard, waarbij in de dagvaarding sprake is van dertien individuele incidenten, terug te brengen tot vier reizigers die stellen dat ze op de een of andere manier problemen ondervonden bij het gebruik van het openbaar vervoer en bij De Lijn. Deze incidenten hebben plaatsgevonden verspreid in de tijd van begin 2019 tot november 2022. Dat lezen we in de dagvaarding.
De inleidingszitting heeft plaatsgehad op 20 februari 2023. Het is nu natuurlijk zaak aan de raadsleden, aan de advocaten om onderling stukken te wisselen en zich voor te bereiden op dat proces. Een uitspraak is er op dit ogenblik nog niet. Ik weet ook niet wanneer er een vonnis zal volgen, maar toekomstgericht zal daar sowieso nog het een en ander van gezegd worden. Alleszins is het heel belangrijk dat we de juiste casussen kennen en dat we dan zeker in de toekomst kunnen voorkomen dat dergelijke situaties nog gebeuren.
We hebben het daarstraks gehad over de tevredenheidscijfers bij De Lijn. We hebben daarstraks ook allemaal een pluim gegeven aan de ruim zesduizend chauffeurs bij De Lijn die zich dagdagelijks inzetten om mensen van punt A naar punt B te brengen en die dat op een heel goede en correcte manier doen. Vandaar dat onze chauffeurs het hoogste scoren bij de tevredenheidsenquête. Dat mag zeker ook gezegd worden. Nu, er kan altijd iets fout lopen. Dan moeten we grondig analyseren wat er fout gegaan is en hoe we er verder mee omgaan.
Naar aanleiding van de rechtszaak die Unia aangespannen heeft, heb ik contact opgenomen met De Lijn om de informatie te krijgen en om te kijken hoe De Lijn daar verder mee omgaat. Op het gerechtelijk aspect als dusdanig kunnen we vandaag moeilijk ingaan. Ik heb inderdaad al zelf in de media laten optekenen dat ik van plan ben om met Unia aan tafel te gaan. We hebben in het begin ons Masterplan Toegankelijkheid gemaakt in samenspraak met de VVSG en Inter. Ik wil zeker ook met alle andere partners gaan praten over wat er nog beter kan om schrijnende situaties van mensen die niet op een bus of een tram geraken te allen tijde te voorkomen.
Vele vragen gaan over wat De Lijn nu concreet doet en hoe we ervoor zorgen dat toch iedereen zich vlot en op een correcte wijze kan verplaatsen. Een vlot en toegankelijk openbaarvervoersnetwerk voor iedereen, ook voor mensen met een beperking, is sowieso het uitgangspunt. Men begrijpt dat de frustratie van reizigers met een mobiliteitsbeperking immens is wanneer zij onverwachts met een toegankelijkheidsprobleem geconfronteerd worden. Als je al een beperking hebt en als je dan nog eens keer op keer met de neus op de feiten gedrukt moet worden en daarmee geconfronteerd moet worden, dan leidt dat uiteraard tot heel veel frustraties. Daarom geeft De Lijn mee aan dat het effectief aantal mensen waarvan zij klachten krijgt voor haar altijd hoog op de agenda staat. Dan wordt onmiddellijk geschakeld en wordt het een en ander gedaan om te voorkomen dat mensen die frustraties moeten oplopen en/of niet goed geholpen worden.
Wat dat betreft geeft De Lijn aan dat zij sinds jaren enkel nog toegankelijke voertuigen aankoopt, dat zij ook bij de wegbeheerders blijft aandringen op het maken van toegankelijke haltes. Bij de wegbeheerders gaat het dan zowel over het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV) als onze lokale besturen. De app voor blinden en slechtzienden werd recent geoptimaliseerd. Het personeel van zowel De Lijn zelf, maar ook van de exploitanten in regie wordt continu gesensibiliseerd om aandacht te hebben voor mensen met een beperking. De policy bij de chauffeurs wordt daarop telkens verder uitgerold. De klachten die gaan over mensen met een beperking, krijgen altijd het label van zeer gevoelig, dus de boodschap dat daar heel snel gevolg aan gegeven moet worden.
Ik zei al dat De Lijn ongeveer zesduizend chauffeurs telt. Naar aanleiding van deze communicatie of dat verhaal wordt een rechtszaak aangespannen omdat De Lijn nalatig zou zijn inzake toegankelijkheid. De Lijn geeft mee dat dat er bij heel veel chauffeurs heel hard inhakte, omdat heel veel chauffeurs wel echt hun best doen. Ze stappen uit, ze helpen mensen. 99 procent van de chauffeurs doet zijn job met hart en ziel en doet al het mogelijke om toch iedereen te helpen om zich te kunnen verplaatsen. Er kan altijd iets misgaan en daar moeten we dan zeker alle aandacht voor hebben.
Naar aanleiding van dit feit heeft men nog meer gezegd dat men al die chauffeurs de voortgezette opleidingen geeft. 75 procent heeft dat al gedaan en men gaat er werk van maken dat ook de anderen dat snel kunnen doen. De basisopleiding ‘toegankelijkheid van de voertuigen’ moet straks door iedereen doorlopen zijn. Er wordt ook volop extra ingezet op de opleiding van bewust klantvriendelijk omgaan met mensen met een beperking. Kortom: van alle chauffeurs wordt verwacht – dat is duidelijk de boodschap die De Lijn gegeven heeft – dat zij bij aanvang van hun dienst, kort voor zij beginnen, de tijd nemen om hun bus te inspecteren om te kijken of alles ordentelijk werkt. Zoals hier ook al gezegd is: het ontbreken van zo’n stok kan een van de zaken zijn die op zo’n moment ontdekt kunnen worden en dat kan dan ook verholpen worden. Uiteraard zorgen ook de technische diensten voor de check-up, maar elke chauffeur wordt ook verwacht dat te doen.
Wat betreft de reizigers: De Lijn erkende sowieso de European Disability Card (EDC) als een middel waarmee reizigers aan de chauffeur of de controleur een signaal kunnen geven dat ze een beperking hebben. Dit kan handig zijn omdat niet bij iedereen de handicap onmiddellijk duidelijk zichtbaar is. Voor iemand die bijvoorbeeld slecht ziet of voor iemand die slecht te been is, maar bij wie er niets van te merken is als die stilstaat, kan de EDC een handige tool zijn. Aan de chauffeurs, De Lijncontroleurs en de medewerkers die in contact staan met de reizigers, geeft De Lijn de nodige informatie over de EDC. Er wordt bijkomend duiding gegeven over niet-zichtbare handicaps en er wordt gevraagd om bijzondere aandacht te schenken aan een klantvriendelijk onthaal als de reiziger met een EDC aangeeft dat hij een reiziger met een beperking is.
De Lijn maakt ook continu werk van een verbeterde toegankelijkheid van haar website en app volgens de Europese standaarden. De IT-medewerkers van De Lijn krijgen daaromtrent specifieke opleidingen. De ervaringsdeskundigheid van de gebruikers wordt continu ingezet om de digitale toegankelijkheid van de website en de app te screenen en desgevallend te optimaliseren. Verder wordt er ook samengewerkt met gebruikers om opportuniteiten voor nieuwe toepassingen te onderzoeken, zoals makkelijk detecteerbare QR-codes waarin bijkomende reisinformatie gekoppeld kan worden. Dergelijke onderzoeken worden samen met de andere operatoren van het openbaar vervoer opgezet.
Mijnheer Bex, dan kom ik aan de vraag naar de voertuigen. De eerste zestig voertuigen met elektrische oprijplaat worden dit jaar geleverd. Hierdoor hoeven chauffeurs de oprijplaat niet meer manueel uit te trekken. Het voorzien van een elektrisch bedienbare oprijplaat zal ook continu opgenomen worden in alle nieuwe typebestekken voor de exploitanten van De Lijn. Wat het onderhoud en de werking van de oprijplaat betreft, zal De Lijn nog extra maatregelen nemen om de controle te intensifiëren.
In 2022 werd er nog een gebruikersonderzoek opgezet met blinde en slechtziende reizigers. Aan de hand van een proefopstelling werden hun ervaringen met betrekking tot de drukknoppen op het voertuig geëvalueerd en men gaat daar verder mee aan de slag.
Rond het Masterplan Toegankelijkheid zijn er verschillende vragen van diverse collega’s. De doelstellingen van het Masterplan Toegankelijkheid zijn bekend. Het is alleszins onze ambitie – en we weten dat dat ambitieus is – om 50 procent van de haltes van het kernnet en het aanvullende net toegankelijk te maken tegen 2030, en dat 100 procent van de haltes die opgenomen zijn in de Hopinpunten, autonoom toegankelijk zijn voor personen met een motorische of visuele beperking. Bij de aanleg van nieuwe Hopinpunten wordt uiteraard onmiddellijk gefocust op die toegankelijkheid. De richtlijnen daaromtrent zijn helder gecommuniceerd en er is ook een specifieke website over de toegankelijke haltes. Er kan ook altijd advies gevraagd worden aan vzw Inter, waar we nauw mee samenwerken. De toegankelijkheid is sowieso een absolute voorwaarde voor het verkrijgen van subsidies bij het aanleggen van de nieuwe haltes en Hoppinpunten. Dat zal dan ook, samen met de andere initiatieven van het Masterplan, ertoe bijdragen dat de doelstellingen gehaald worden.
Het Masterplan Toegankelijkheid is een verhaal van samenwerking en gedeelde verantwoordelijkheid. U weet dat het merendeel van de haltes gelegen zijn bij de gemeentewegen, vandaar dat we ook volop de lokale besturen mee willen betrekken in dit verhaal, en hen tegelijkertijd ook willen subsidiëren om snel werk te maken van toegankelijke haltes. Voor de subsidie toegankelijke haltes is er op dit ogenblik ongeveer 2,1 miljoen euro ter beschikking gesteld, en daar werd in 2022 55.000 euro van gebruikt. Er is dus nog heel veel marge. Wat dat betreft doe ik opnieuw een oproep aan de lokale besturen om dat te doen. We begrijpen natuurlijk ook dat veel lokale besturen dat pas zullen doen op het moment dat ze wegenwerken en dergelijke inplannen. Dat is natuurlijk altijd een beetje een spijtige zaak.
Bij deze dan toch nog maar eens een warme oproep om het charter te ondertekenen. Ook daar zijn er vragen, en ik wil de lijst ter beschikking stellen. Ik heb de lijst gekregen en daarop staan 49 gemeentes die het charter hebben ondertekend, maar ik weet sowieso dat er één extra is, want mijn eigen gemeente heeft dit charter ondertekend en die staat niet op deze lijst. Misschien zijn er zo nog meerdere gemeenten. Ik ga de lijst niet helemaal aflopen, want dan ga ik misschien sommige lokale besturen met de vinger wijzen. Maar het zijn er alleszins al vijftig die het charter getekend hebben. Misschien zijn er wel meer.
We hebben ook de themadag 'Meer Mobiele Gemeente/Stad' gelanceerd, met een vakjury en een publieksprijs die daar werd uitgereikt. We hebben het coachingtraject, waar al heel wat lokale besturen aan meedoen, en het ontwerpadvies voor de heraanleg, waarbij de deskundige doorstroming van De Lijn nog advies geeft voor de haltes die heraangelegd worden. We willen sowieso een versnelling hoger schakelen, maar daarvoor lanceer ik nu die warme oproep naar alle lokale besturen om zeker met de uitrol van ons masterplan, dat plan van aanpak, aan de slag te gaan.
Verder loopt er op dit ogenblik ook nog een bevraging bij de lokale besturen door het Departement MOW met de vraag hoe zij nog meer en nog sneller de haltes langs de gemeentewegen kunnen gaan aanpakken.
Ten slotte zijn we in 2022 ook gestart met een meer intensief overleg met de gebruikersorganisatie Dito en de Katholieke Vereniging voor Gehandicapten (KVG), we willen dus daar ook nog meer horen wat de noden en de bekommernissen zijn van deze organisaties van mensen met een beperking. Alleszins is het het opzet om periodiek met deze verenigingen samen te zitten om te kijken hoe we een versnelling hoger kunnen schakelen.
De heer Maertens heeft, denk ik, nog gevraagd hoe we prioritair inzetten om werk te maken van de toegankelijke haltes en toegankelijke voertuigen, of wat de hoogste prioriteit heeft. Eigenlijk ligt de prioriteit bij beiden. We willen de tramtoestellen en de bussen maximaal toegankelijk krijgen voor rolstoelgebruikers, maar uiteraard moet ook het op- en afstappen, moeten de haltes toegankelijk zijn. Het is hier een en-enverhaal, een en-enaanpak. Vandaar dat we in het kader van ons masterplan ook op beide focussen en zodoende die verbintenissen ook mee opnemen.
Voilà, dat is een hele waslijst aan vragen. Datgene wat cijfermateriaal is, geef ik vandaag nog sowieso mee. Zeker die lijsten, maar ik hoop dat die niet achterhaald zijn, want zoals ik al zei, is er sowieso al één gemeente extra, maar misschien zijn dat er meerdere. We gaan ze ter beschikking stellen, en als de lokale besturen zien dat ze er niet bij staan, dan horen we het zeker nog wel.
Alvast bedankt, minister, om die lijsten over te maken aan de commissie.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Bedankt voor het uitgebreide antwoord op al onze uitgebreide vragen ook.
Het gaat inderdaad over zesduizend chauffeurs, hebt u gezegd. Dertien incidenten, je moet ook alles wat in perspectief zien. Ik lees in de krantenartikels dat die chauffeurs gewoon doorreden of zeggen dat het niet tot hun job behoort of dat soort zaken, en dan is dat heel erg, maar misschien hebben de chauffeurs die de rolstoelgebruikers aan de halte lieten staan, ondertussen ook al wel sancties gehad, maar goed, die informatie hebt u nu niet. De rechtszaak is ook bezig, dus misschien moeten we dat ook allemaal een beetje afwachten.
In elk geval, ik vind het ook wel een wake-upcall. Het feit dat die mensen die stap zetten, dat Unia er zich ook achter zet, is toch ook niet niks. Ik denk dat we de zaken in perspectief moeten zien. Het is goed dat die opleidingen er zijn en dat 75 procent die al gevolgd heeft, dus de volgende zullen snel volgen. Maar dat geldt dan toch ook voor de pachters van De Lijn? U knikt ja. Oké, dat was eigenlijk mijn vraag die ik nog had.
Voor de rest is ook wat u op het einde gezegd hebt heel belangrijk: er wordt nog met Dito en KVG en zo verder samengezeten. Eigenlijk is dat het belangrijkste, dat er op bijna dagelijkse of regelmatige basis wordt samengezeten met de koepelorganisatie of de organisaties die opkomen voor mensen met een beperking. Zij weten het best waar er dikwijls nog wat scheelt. Zij kunnen er mee voor zorgen dat er dan ook snel wordt ingegrepen, dat het niet zo ver moet komen dat men tot rechtszaken komt. Eigenlijk is dat op zich toch wel heel erg. Maar goed, iedereen zit hier op dezelfde lijn, ik denk dat we er allemaal samen achter staan.
En de gemeentes blijven nog een beetje achter. Als ik het goed begrijp, zijn er al vijftig van de driehonderd, maar daar is toch ook nog wat inhaalwerk nodig. De subsidies die u eigenlijk ruim ter beschikking wilt stellen, worden toch nog onvoldoende opgenomen. Binnen onze eigen regio kunnen we onze lokale besturen zeker nog aansporen om hieraan mee te doen.
Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Ik wil de minister bedanken voor het uitgebreide antwoord. Het is positief dat u hebt gezegd dat er binnen De Lijn bijzondere aandacht is als er klachten komen van mensen met een beperking, dat ze daar toch extra gevoelig voor zijn.
Ook wat u op het laatst gezegd hebt, dat er ondertussen op een intensieve manier een overleg gestart is met de gebruikersorganisaties, ik denk dat dat ook alleen maar de ervaring en de toegankelijkheid ten goede kan komen voor mensen met een beperking. Uiteraard gaat het zowel over de bussen als over de haltes.
Ik wil ook nog onderstrepen wat de andere collega’s al gezegd hebben. Ik ben er ook van overtuigd dat het merendeel van de chauffeurs wel degelijk die job absoluut met hart en ziel doet en die mensen zeker altijd zal helpen.
Tot slot nog één vraag, maar het kan zijn dat u geantwoord hebt en dat ik het uit het oog verloren ben. De geschillencommissie, ik weet niet of u daarop geantwoord hebt? Staat u daar achter of niet, om die op te starten? Dat wilde ik nog even benadrukken.
De heer Keulen heeft het woord.
Minister, u hebt indertijd met de problematiek van het buitengewoon leerlingenvervoer bewezen dat u een hart hebt voor mensen met een beperking. Opnieuw, lokale besturen die subsidies kunnen krijgen om haltes toegankelijk te maken, is ook ‘put your money where you’re mouth is’, ook uw geloof in de praktijk belijden.
Ik denk ook, collega’s, het kan niet genoeg benadrukt worden: inclusie begint, of staat of valt, met ergens raken, met je kunnen verplaatsen. Dat is eigenlijk een van de absolute basisvoorwaarden als je praat over een inclusief beleid. De Lijn is dienstverlener, minister. Dat is haar kernopdracht. Dus klachten moet je altijd ernstig nemen. Zelfs eentje is te veel, ook al is dat in de marge, want ik ben zeker dat – zeker gezien de grote groep van chauffeurs, zesduizend – het hier over een kleine minderheid gaat. We moeten altijd de verhoudingen goed onder het daglicht brengen, om ook diegenen die al lang mee zijn in het verhaal en tot en met klantvriendelijk zijn in de dienstverlening, niet te ontgoochelen of ontmoedigen.
Ten slotte, collega Stijn Bex is – eerlijk is eerlijk – de eerste die de opmerking heeft gemaakt van die geschillencommissie. Ik zou dat doen, minister. Inhoudelijk geeft dat toegevoegde waarde, want zo’n overleg, daar worden mensen nooit dommer van, maar het is ook symbolisch een belangrijke geste. U toont zich bereid om structureel in overleg te gaan. En dan hoeft u dat ook niet altijd zelf te doen; mensen begrijpen dat daar ook een adviseur of een medewerker kan zitten. Het geeft aan dat er een soort permanentie is, een soort permanent contact om over die problematieken van gedachten te wisselen, bijvoorbeeld een keer per kwartaal. Dat kan zelfs digitaal gebeuren. Tegenwoordig is dat mogelijk; we hebben het er bij het begin van de commissie ook over gehad, voorzitter. Dus ik zou dat vooral doen. Met het oog op het gerechtelijk geding dat loopt, is dat ook een belangrijk teken van goodwill dat De Lijn en het beleid zich openstellen voor zo’n geschillencommissie.
De heer Bex heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw uitgebreide antwoord.
Ik ga niet op elk detail ingaan. De collega’s die graag vanavond nog een decreet willen goedkeuren, zullen mij dat niet kwalijk nemen.
Maar ik wil naar de kern van de zaak gaan: een aantal gebruikers van het openbaar vervoer spannen een rechtszaak aan tegen De Lijn. En wat u hier vandaag eigenlijk terecht gedaan hebt, is een hele oplijsting geven van wat De Lijn allemaal doet om de toegankelijkheid te verbeteren. Het is duidelijk dat er hard aan gewerkt wordt, dat er belangstelling voor is. Dat is eigenlijk het eerste deel van de conclusies van de advocaten van De Lijn in die rechtszaak.
En dan hebben die advocaten twee mogelijkheden, denk ik. Ofwel zeggen zij: “Dus, mijnheer de rechter, vragen wij u om die klacht te klasseren want we doen al genoeg.” Of ze zeggen: “Veroordeel ons maar tot het instellen van die klachtencommissie.” Dat is toch wat ik uit de pers begrepen heb. Ik zou het dus veel sterker vinden – en ik roep u daartoe op, net als de collega en ik hoop ook andere collega's – dat De Lijn proactief is. Ik hoop dat zij tegen die klagers zegt: “Kijk, wij hebben uw klachten gelezen. Ondanks het feit dat wij vinden dat onze advocaten hier zo’n boek met maatregelen zouden kunnen geven, die aangeven dat wij ons best doen, gaan wij die extra stap die jullie van ons vragen ook zetten.” (Opmerkingen van Marino Keulen)
Ik hoop dat De Lijn zegt: “Wij gaan aansturen op een minnelijke schikking, in plaats van een uitspraak van de rechter, waarin wij met jullie afspreken hoe we te werk zullen gaan.” Dat lijkt mij eigenlijk de teneur van wat het parlement hier aan opmerkingen maakt. En dat zou denk ik een heel sterke geste zijn aan die mensen.
Want u hebt terecht gezegd dat heel veel chauffeurs zich heel slecht voelen bij wat er nu gezegd wordt. En dat klopt. Maar die mensen lezen een artikel in de krant en voelen zich daar slecht bij. Maar beeld u eens in dat je, in een rolstoel of slecht te been, aan een halte staat en die bus rijdt je voorbij terwijl je een afspraak hebt. Hoe gekwetst moet zo’n mens zich voelen?! En het feit dat je op dat moment terecht zou kunnen bij een geschillencommissie, waar ook mensen aanwezig zijn die weten hoe het is om je zo gekwetst te voelen, is eigenlijk het minimum wat we kunnen doen.
De heer Maertens heeft het woord.
Dank u, minister. Bedankt ook voor de antwoorden.
Nogmaals, het is een bevestiging van wat we al dachten: ik merk dat er echt wel wordt op ingezet op de vorming, de sensibilisering van de chauffeurs, de mensen die er dagelijks mee bezig zijn. Voor de investeringspolitiek van de haltes kennen we het debat, we hebben het hier al een paar keer gehad over de verantwoordelijkheid van de lokale besturen, maar ook over de budgettaire beperkingen enzovoort. Maar het lijkt me uiteraard normaal en zeer goed te zijn dat er in de investeringspolitiek inzake voertuigen standaard ook aandacht wordt gegeven aan de toegankelijkheid van de voertuigen zelf.
Ik ben ervan overtuigd dat de inspanningen lonen. Ik ben ervan overtuigd dat die voor heel wat mensen met een beperking zorgen voor goede oplossingen om hun vervoer te kunnen aanbieden, en dat we daar zeker op de goede weg zijn. Dat er incidenten zijn mogen we nog altijd betreuren, maar mag zeker geen smet werpen op de inspanningen die De Lijn en alle medewerkers leveren, wat toegankelijkheid voor mensen met een handicap betreft.
Dank u wel dus. Ik heb geen bijkomende vragen meer. Ik denk ook dat dat collega Bex en een aantal andere collega’s zal plezieren.
De heer Verheyden heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw ruime antwoord.
Ik wil toch een kleine bedenking maken. Ik kreeg een opmerking van een trambestuurder. Het blijkt dat men ook van De Lijn instructies heeft gekregen dat men niet bij alle rolstoeltypes mag assisteren. Bijvoorbeeld bij zware rolstoelen met een motor, zou men niet mogen assisteren om die mensen in een tram of bus te krijgen. Bovendien kreeg ik van diezelfde trambestuurder de opmerking dat die loopbruggen niet altijd voldoende stevig zijn om die zwaardere rolstoeltypes te dragen. Het is misschien interessant om eens te polsen of dat inderdaad klopt. Want het kan misschien een reden zijn waarom er af en toe niet geholpen wordt.
Ten slotte wil ik me vooral toespitsen op het masterplan zelf. Voor de haltes langs de gewestwegen was er initieel een bedrag voorzien van 3,8 miljoen euro. Voor de gemeentewegen gaat dat om 1,8 miljoen euro, specifiek dan voor de aanpassing van de bestaande haltes. Hoewel ik denk dat iedereen het erover eens is dat die 3,8 miljoen euro misschien toch wel te weinig is om dat probleem van haltes langs gewestwegen versneld uit te rollen, denk ik toch wel dat het schoentje vooral knelt langs de gemeentewegen. Want meer dan 60 procent van de haltes van De Lijn ligt langs die gemeentewegen. En er zijn dus inderdaad initiatieven om die lokale besturen te coachen. En toen we het in december ook over deze problematiek hadden – en dat waren uw woorden – hebt u gezegd dat men nog niet heel veel had bijgebeend. U vond toen ook dat er dringend moest worden samengezeten met die gemeenten om een versnelling hoger te schakelen, en meer lokale besturen te mobiliseren om aandacht te geven aan die mensen met een beperking.
Ik weet niet of u ondertussen al met die gemeenten hebt samengezeten, of van plan bent om dat op korte termijn te doen. Mijn vraag is dan ook hoe u die gemeenten bij het overleg zult betrekken om in dat masterplan te stappen. Zullen daar ook centen tegenover staan? Want ik denk niet dat u met die 1,8 miljoen euro heel veel kunt doen om, indien er zich inderdaad significant meer gemeenten engageren, hen dan ook financieel voldoende te ondersteunen. Ik dacht dat het om ongeveer 5000 euro per halte ging. Laat ons eerlijk zijn: heel veel gemeentes hebben heel wat meer haltes die langs hun gemeentewegen liggen. Vandaar mijn vraag.
Minister Peeters heeft het woord.
Dank u wel collega’s voor uw bijkomende vragen.
Misschien zeg ik nog heel even iets over die geschillencommissie. Dus zoals ik daarstraks al zei zitten de mensen van De Lijn, maar ook het Departement MOW en het Agentschap Wegen en Verkeer op periodieke momenten samen met de mensen van Dito en KVG, om te kijken hoe ze dat eigenlijk nog kunnen optimaliseren en die toegankelijkheid voor mensen met een beperking nog kunnen verbeteren. Ze zitten regelmatig samen.
Ik wil daar zeker ook wel voorleggen om werk te maken van een geschillencommissie voor elke klacht die ze nu binnenkrijgen en die als gevoelig wordt geoormerkt, zodat je daar eigenlijk ook onmiddellijk mee aan de slag gaat en daarmee tot een oplossing kunt komen. En dat vind ik wel iets anders dan wat de heer Bex daarstraks zei: “Kijk, u had eigenlijk nu al proactief geen besluit te wisselen, geen conclusies laten uitwisselen door advocaten. U had al proactief kunnen zeggen aan Unia dat jullie betalen en aan tafel gaan zitten.” Dat geldt ook voor Unia. In een proces ben je altijd met twee partijen. En hier is het gewoon zo dat De Lijn op een gegeven moment een dagvaarding heeft gekregen waarbij vier mensen met een beperking zeggen dat ze in de periode van 2019 tot 2022 dertien incidenten kunnen aantonen. Ze zullen het ook wel aantonen en bewijzen, ik trek dat niet in twijfel, maar waarom is Unia ook niet onmiddellijk gaan zeggen tegen De Lijn of ze niet samen konden zitten om tot een oplossing te komen?
Ik heb ook al klachten gekregen. Het was denk ik van een jongen ergens die klaagde dat de bus regelmatig gewoon doorreed wanneer hij daar stond. Dat is dan een heel pijnlijke situatie en daar is De Lijn met een tegemoetkoming over de brug gekomen.
Daarom zeg ik: dat geldt aan twee kanten. Wij zouden nu perfect kunnen zeggen: “Unia, kom we gaan aan tafel zitten, we gaan iets regelen.” Maar dat had Unia ook kunnen doen. Ik wil hier geen stenen werpen. Er is nu eenmaal een procedure aanhangig gemaakt voor de rechtbank. Oké, dat proces zal zijn verloop kennen, maar dat neemt niet weg dat er sowieso wordt samengezeten met Dito, met KGV. Daarvoor zaten we ook al samen met Inter en met de VVSG om te kijken hoe we die toegankelijkheid nog kunnen verbeteren en verhogen. En als dat overleg geformaliseerd moet worden in een geschillencommissie, dan heb ik daar absoluut geen problemen mee. Integendeel, ik denk dat dat zelfs een goede zaak is, en dan samen met AWV en departement MOW er ook bij.
Wat betreft het uitrollen van de haltes: het kan altijd sneller, maar zoals ik daarstraks al zei, gaan mensen vaak de wegen niet opbreken om alleen de halte aan te leggen. Maar ik doe opnieuw de oproep naar iedereen die ook actief is in de lokale besturen, dat we zo snel mogelijk zo veel mogelijk haltes toegankelijk krijgen. We hebben daar subsidies voor voorhanden. In die zin kan het alleen maar beter worden voor alle mensen die helaas een beperking hebben. Dank u.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Collega’s, ik ga het niet te lang trekken. Binnenkort op 14 maart komt de Vlaamse Ombudsdienst met zijn jaarverslag en ik ben eigenlijk heel benieuwd of De Lijn al dan niet meer of minder klachten zal hebben. Misschien kan die geschillencommissie ertoe bijdragen dat het aantal klachten die jaarlijks in dat verslag staan over De Lijn op dat vlak – voor mensen met een beperking –, toch al kan verminderen. Het was maar een bedenking die ik maakte en ik neem aan dat we dat jaarverslag ook hier zullen behandelen, dan kunnen we het daar ook verder over hebben.
De heer Bex heeft het woord.
Minister, zeer positief dat u ook positief kijkt naar die vraag rond een geschillencommissie. Ik denk dat dat echt een goede zaak is.
Ik wil wel aanstippen: er is een fundamenteel verschil tussen een gebruiker die zich aan de hand van een concreet feit richt tot De Lijn en daarvoor een vergoeding krijgt, en gebruikers die zeggen: “Kijk, we gaan het hier niet alleen voor ons doen, maar we gaan ook onze verantwoordelijkheid opnemen voor al die anderen die misschien niet even mondig zijn als wij, die misschien niet de middelen hebben om een juridische procedure aan te spannen. Wij gaan vragen dat er een structureel systeem komt waarbij de klachten serieus genomen worden en een correcte opvolging krijgen.”
Maar het is zeer goed dat u werk wilt maken van die geschillencommissie. Ik zal dat zeker ook in verdere vragen verder opvolgen om te zien hoe het daarmee staat en ik denk wel dat dat misschien een onderdeel kan zijn van een oplossing van dat proces. Dat is altijd interessanter om een overeenkomst uit te maken dan lang te procederen, heb ik altijd geleerd.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.